10.07.2015 Views

PBL_2014_Kiezen én delen_1358

PBL_2014_Kiezen én delen_1358

PBL_2014_Kiezen én delen_1358

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

TWEEbeschikt ongeveer 30 procent van de bevolking over toegang tot railvervoer, al danniet in combinatie met snelwegtoegang. Het zijn vooral de mensen in (hoog)stedelijkewoonmilieus die over multimodale ontsluiting beschikken (40-50 procent). In de(hoog)stedelijke centrummilieus is het aandeel wat lager, wat verklaarbaar is omdatcentrummilieus gemiddeld eenvoudigweg wat verder van de snelweg liggen.Tussen 2000 en 2010 vond de grootste inwonersgroei plaats op plekken in een landelijkmilieu met een ontsluiting via overig rail of snelweg (figuur 2.5 onder). Ook plekkenzonder bijzondere ontsluitingskwaliteit groeiden fors in inwoneraantal, maar deze zijndan ook zeer ruim beschikbaar. Relatief gezien was de groei daar dus maar beperkt. Inhet laagstedelijk woonmilieu kwamen de meeste nieuwe inwoners terecht op plekkenzonder bijzondere ontsluitingskwaliteit, gevolg door snelweglocaties en multimodaalontsloten plekken met overig rail. In het stedelijk woonmilieu was juist een relatief forsegroei zichtbaar op plekken die binnen bereik van een intercitystation zijn gelegen.Conclusie: de cijfers weerspiegelen het Vinex-beleidMeer dan de helft van de Nederlanders woont binnen bereik van hov per rail enongeveer de helft daarvan heeft ook een snelwegop/afrit binnen handbereik. Slechts10 procent van de mensen woont op een typische snelweglocatie. Landelijke milieusherbergen zo’n 40 procent van de bevolking en van de stedelijke woonmilieus is hetlaagstedelijke milieu de woonplek voor de meeste mensen. In de afgelopen tien jaar zijner kleine verschuivingen opgetreden in de verdeling van mensen naar typen locaties.Snelweglocaties en locaties met overig railaanbod (al dan niet in combinatie metsnelwegtoegang) groeiden het hardst en plekken met intercityontsluiting groeiden juistminder snel. In absolute zin zijn er veel mensen bijgekomen die niet over hov beschikkenin hun woonomgeving. Het aandeel mensen dat goed ontsloten is per ov nam dus ookniet noemenswaardig toe. Groei vond vooral plaats in landelijke milieus en onder destedelijke milieus vooral in de laagstedelijke en stedelijke woonmilieus. Ondanks flinkeabsolute aantallen extra inwoners daalde echter het aandeel van deze milieus in deverdeling van de bevolking. In hoogstedelijke woonmilieus daalde het aantal inwonerszelfs heel licht. Aan de andere kant kwamen er juist relatief veel mensen bij in (hoog)stedelijke centrummilieus. Multimodale ontsluiting wordt vooral geboden aan inwonersvan (hoog)stedelijke woonmilieus. In het stedelijk woonmilieu bleken vooral de locatiesnabij intercitystations relatief aantrekkelijk, terwijl in laagstedelijke woonmilieus deaantrekkingskracht van snelweglocaties juist groter was.Al met al bevestigen de cijfers vooralsnog niet echt het beeld dat heerst van een sterketrek naar de (hoog)stedelijke gebieden. Op de schaal van Nederland gezien trekkenmensen wel naar de meer stedelijke regio’s, maar daarbinnen toch vooral naar delandelijke/dorpse locaties of laagstedelijke woonmilieus. In feite weerspiegelen decijfers het Vinex-beleid van de afgelopen periode: ontwikkelingen op snelweglocatiesen plekken met hov, veelal aan de rand van de stad in laagstedelijke milieus. Deel van deverklaring hiervoor ligt waarschijnlijk in de vraag naar ruime, groene woonmilieus enook het gemak van het ontwikkelen van ‘lege’ plekken in vergelijking met meercomplexe ontwikkelopgaven in bestaand stedelijk gebied. De dynamiek die de2 Ontwikkelingen aan de kant van herkomst | 49

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!