11.07.2015 Views

Tien jaar sociale stadsontwikkeling

Tien jaar sociale stadsontwikkeling

Tien jaar sociale stadsontwikkeling

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong><strong>stadsontwikkeling</strong>Stadscontracten - Huisvestingscontracten


Verantwoordelijke uitgever : Julien Van Geertsom, POD Maatschappelijke Integratie, Koning Albert II-laan 30, B-1000 Brussel.Redactionele coördinatie : Saâd Kettani, Rik Vanmolkot.Foto’s : Snap Shot ; p. 47 Echevinat du Logement de la Ville de Liège ; p.56 architectuurbureau Greisch ; p. 58-59 Eriges ; p. 83 architectuurbureau NERO Gent.Concept, realisatie en productie : www.4sales.be - December 2009.


VoorwoordHet federaal Grootstedenbeleid :al tien kaarsen op de taart !Het federaal Grootstedenbeleid werd opgericht in 1999. Met dit programma willen we oplossingen aanreiken voor specifieke problemen waar degrote steden mee te kampen hebben, alsook bijdragen tot het verbeteren van de <strong>sociale</strong> samenhang in de steden. Om in dit opzet te slagen, heeftde federale overheid de nodige budgetten ter beschikking gesteld van een aantal zorgvuldig geselecteerde steden en gemeenten, verspreid overVlaanderen, Wallonië en Brussel. Vandaag viert het federaal Grootstedenbeleid al zijn tiende ver<strong>jaar</strong>dag.De kennis van zaken van de federale dienst Grootstedenbeleid staat na tien <strong>jaar</strong> buiten kijf. Let wel, het is een enorme opdracht en we hebben nogeen heleboel werk voor de boeg maar het bewijs is geleverd : een doordachte samenwerking tussen de steden en de federale overheid leidt tottastbare resultaten.Maar deze tiende ver<strong>jaar</strong>dag is tevens het geschikte moment voor nieuwe voorstellen en richtingen. De economische crisis laat zich gelden waardoorde steden voor enorme uitdagingen komen te staan. Ze moeten tegelijk de economische situatie het hoofd bieden, <strong>sociale</strong> kwesties aanpakkenen actief inspanningen doen ten voordele van het milieu. De vraag welke richting <strong>stadsontwikkeling</strong> vandaag uit moet, is prangender dan ooit.


Het federaal Grootstedenbeleid geeft graag blijk van een vastberaden aanpak. Het wil een bron zijn van alternatieve voorstellen, in staat om partnerschappenop maat af te sluiten met de steden en gemeenten. Aan de hand van de talrijke ontwikkelings- en herstelprojecten die het tot op hedenheeft helpen realiseren, wil het Grootstedenbeleid goede werkmethodes delen, kwalitatief hoogstaande projecten in de kijker plaatsen en partijenop het terrein aanmoedigen om hun aanpak te systematiseren. Uit ervaring weten we dat wijken en steden in grote moeilijkheden vaak de bron zijnvan de meest waardevolle verwezenlijkingen.Deze uitgave naar aanleiding van de tiende ver<strong>jaar</strong>dag van het federaal Grootstedenbeleid is veel meer dan louter een opsomming van initiatievenuit tien <strong>jaar</strong> stedenbeleid. Het is een concreet getuigenis van de ingesteldheid, de creativiteit en het dynamisme van onze partners, plaatselijkeactoren en iedereen die mee bouwt aan de steden van morgen.Dat enthousiasme willen we niet alleen behouden, we willen het nog versterken en delen.Veel leesplezier !Michel DaerdenMinister van Pensioenen en Grote Steden<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 5


InhoudstafelVoorwoord : Het federaal Grootstedenbeleid : al tien kaarsen op de taart !. bladzijde 4 - 5Introductie : <strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> bouwen aan <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong>............................... bladzijde 8 - 1021 voorbeeldprojecten …AnderlechtInfo-gezondheidsbus - Een ‘participatiebus’ voor de wijken............................................................................................ bladzijde 12 - 15AntwerpenPark Spoor Noord - Een nieuwe groene long voor Antwerpen......................................................................................... bladzijde 16 - 19CharleroiEspace Citoyen (Burgerhuis) - Convivialiteit te midden van de wijken van Charleroi.................................................... bladzijde 20 - 23Sint-Joost-Ten-NodeDe Mommenateliers - Een kunstenaarswijk te midden de stad....................................................................................... bladzijde 24 - 27MechelenTransitwoningen - Noodopvangwoningen........................................................................................................................... bladzijde 28 - 31BergenSociale Economie - Een broedplaats voor <strong>sociale</strong> economiebedrijven............................................................................ bladzijde 32 - 35BrusselProject X - Gedaan met de stadskankers !.......................................................................................................................... bladzijde 36 - 39GentJopro - Uitgebalanceerde begeleiding van jongerenprostitutie........................................................................................ bladzijde 40 - 43LuikRehabilitatie van de huizenblokken Saint-Séverin - Firquet - Doorgedreven renovatie op maat van het huizenblok..... bladzijde 44 - 47Sint-Jans-MolenbeekFinstraat - Vernieuwend koopwoningproject...................................................................................................................... bladzijde 48 - 51


OostendeDe Kotmadam - Begeleid zelfstandig wonen voor licht mentaal gehandicapten............................................................ bladzijde 52 - 55SeraingStedenbouwkundige studies - Een masterplan voor de opwaardering van de vallei.................................................... bladzijde 56 - 59Sint-GillisWijkantenne - Een ‘luisterboetiek’ voor de wijk................................................................................................................. bladzijde 60 - 63AntwerpenSamen op straat - Antwerpen-Noord in actie..................................................................................................................... bladzijde 64 - 67LuikWijkprojecten - Participatie rijmt op actie.......................................................................................................................... bladzijde 68 - 71VorstAnti-graffitibrigade - Strijden tegen Tags.......................................................................................................................... bladzijde 72 - 75La LouvièreMagasins citoyens - Een commerciële galerij voor alle inwoners !................................................................................. bladzijde 76 - 79Sint-NiklaasSociaal wonen op de Sint-Rochussite - Inclusief en intergenerationeel huisvestingsproject in de binnenstad ....... bladzijde 80 - 83SchaarbeekOnthaal van nieuwkomers - Voorrang voor eerstelijnszorg............................................................................................. bladzijde 84 - 87GentBouwblokrenovatie - Experimenteel renovatieproject in de Dampoortwijk.................................................................... bladzijde 88 - 91CharleroiBase de Loisirs – Sport en cultuur ten dienste van een nieuwe <strong>sociale</strong> dynamiek.......................................................... bladzijde 92 - 95<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 7


Introductie<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> bouwen aan <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong>Door de eeuwen heen fascineren steden, maar wekken ook weerzin op.In de jaren tachtig en negentig bepaalden stadsvlucht en rellen in deprobleembuurten het discours. Stilaan groeide daarbij de overtuigingdat de oorzaken niet geïsoleerd kunnen aangepakt worden. Een globale,geïntegreerde aanpak bleek noodzakelijk.In die context lanceerde de federale overheid in 1999 een impulsprogrammavoor de grote steden, het Grootstedenbeleid. Met als centraledoelstelling: het bevorderen van een <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> metrespect voor de bewoners en de leefomgeving.Aan de basis van het federaal Grootstedenbeleid ligt een merkwaardigeparadox : terwijl de Belgische steden een steeds groter deel vande rijkdom van het land produceren, nemen de <strong>sociale</strong> tegenstellingener alsmaar toe. Een dualisering tussen rijke en arme stadsdelen kenmerktonze steden.De atlas van de kansarme buurten, die op initiatief van het federaalGrootstedenbeleid werd opgesteld, toont de cumulatie en concentratievan factoren van achterstelling die in sommige steden meer dan de helftvan de bevolking treft. Geconfronteerd met deze uitdagingen, is een versterktenationale solidariteit ten gunste van de steden noodzakelijk.Steden als beleidsdomeinGeconfronteerd met een exponentiële groei van de steden in de jaren zeventigen tachtig, voelden de meeste Europese landen de noodzaak aan om deverschillende dimensies van het stedelijk leven beter te begrijpen. Talrijkesociaal–geografische studies die de <strong>stadsontwikkeling</strong> in kaart brachtenlegden de vinger op een wijdverspreide duale ontwikkeling van de steden.Deze vaststelling vormde in verscheidene landen en regio’s de basis voorhet opzetten van doelgerichte programma’s van stads- en wijkontwikkeling.Toen deze kloof tussen rijke en arme stadsdelen, begin jaren negentig, aanleidinggaf tot ongeregeldheden in tal van probleemwijken, werd de noodzaakvan een specifiek stedenbeleid nog sterker aangevoeld. In Frankrijkwerd in 1990 voor het eerst een Minister voor Stedenbeleid aangesteld. Opkorte tijd volgden vele Europese landen het Franse voorbeeld. In die periodelanceerde ook de Europese Unie een aantal stedelijke pilootprojecten.In ons land gingen in 1994 de Brusselse wijkcontracten van start en een<strong>jaar</strong> later stemde het Vlaams Parlement het decreet op het Sociaal Impulsfonds.Terzelfder tijd ontwikkelde het Waalse Gewest diverse initiatievenvan stadsvernieuwing. In 1999 werd in de federale regering een regeringscommissarisvoor het Grootstedenbeleid opgenomen. Een <strong>jaar</strong> later resulteerdedit in een eerste reeks ‘stadscontracten’, in hoofdzaak gericht op hetverbeteren van het leef- en woonklimaat in de wijken in moeilijkheden.


De stads- en huisvestingscontractenEerst 11, een <strong>jaar</strong> later 15 steden en gemeenten, sloten <strong>jaar</strong>lijks eencontract af met de federale staat voor het realiseren van een programmavan <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong>. Naast het bevorderen van de <strong>sociale</strong> cohesie,ging in de beginjaren ook ruime aandacht naar het preventiebeleid.De veiligheid als voorwaarde voor <strong>sociale</strong> cohesie werd sterk benadrukt.Deze preventieprojecten waren in hoofdzaak gericht op het vanstraat houden van jongeren en het voorkomen van jeugdcriminaliteit.Gaandeweg werd dit soort projecten doorgeschoven naar de PreventieenVeiligheidscontracten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.In 2005 kregen de contracten een meer<strong>jaar</strong>lijks karakter. Hierdoor kregeninvesteringen in infrastructuur en projecten van wijkontwikkelingmeer mogelijkheden. Ook projecten gericht op milieu en gezondheidvonden hun ingang in het programma Grootstedenbeleid.In hetzelfde <strong>jaar</strong> 2005 gaf het federaal Grootstedenbeleid de aanzetvan een apart huisvestingsprogramma in 17 steden en gemeenten. Ditprogramma had als doel het verbeteren van de stedelijke leefomgevingvan de lagere inkomensgroepen via het verhogen van een kwalitatief enbetaalbaar huuraanbod en het vergemakkelijken van de eigendomsverwerving.Ruim duizendvijfhonderd nieuwe woningen werden gebouwdof gerenoveerd.1 + 1 = 3De voorbije jaren groeide overal in Europa de overtuiging dat het oplossenvan de stedelijke problemen meer vergt dat het nastreven van specifiekedoelen. Steden hebben te maken met een breed gamma van beleidsdomeinendie onderling sterk verbonden zijn: ruimtelijke ordening, huisvesting,tewerkstelling, cultuur, welzijn, mobiliteit, leefmilieu enz. Stadsontwikkelingmoet met al deze aspecten rekening houden via een globale,geïntegreerde aanpak. Stedenbeleid kan dan ook niet tot één overheidbeperkt blijven. Ieder beleidsniveau, van het lokale tot het Europese, ismee verantwoordelijk voor de toekomst van onze steden. Stedenbeleid isgeen homogene bevoegdheid. Alles heeft met alles te maken. En daaromis samenwerking tussen de verschillende overheden een voorwaarde voorgeïntegreerde <strong>stadsontwikkeling</strong>. Omdat één plus één meer is dan twee.Ook op wijk- en buurtniveau biedt de geïntegreerde aanpak een aanzienlijkemeerwaarde. In de loop der jaren hebben steeds meer stedenen gemeenten die bij het federaal Grootstedenbeleid betrokken<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 9


21 voorbeeldprojecten<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 11


AnderlechtInfo-gezondheidsbusEen ‘participatiebus’voor de wijkenOorspronkelijk was de Info-gezondheidsbus gedacht als een mobiel loket voor gezondheidsinformatie. Ondertussen is ze eenvan de meest zichtbare instrumenten geworden van de transversale en participatieve strategie van de gemeente Anderlecht.“Kom binnen, mevrouw, alstublieft…”. Vriendelijk en professioneel, zo begroetCarine Staelens, de operationele verantwoordelijke, haar eerste bezoekers.De Info-gezondheidsbus maakt al een tijdje deel uit van het decor op hetDapperheidsplein, het kloppend hart van de gemeente. Al meer dan vijf<strong>jaar</strong> biedt de bus steun en een onthaal op maat aan al wie gezondheidsinformatiezoekt.Carine Staelens : “De permanentie is slechts het zichtbare gedeelte van onzewerking. We bieden deze gezondheidsinformatiedienst twee maal per maandaan. De bus biedt plaats aan 6 tot 7 personen en heeft achteraan ook eenruimte die wat meer privacy biedt voor de bezoekers. Maar we doen dus welheel wat meer dan dit.”De wens van de gemeenteEen bus met een luisterend oor voor de wijken.Het was de wil van de politieke overheden na de gemeenteraadsverkiezingenvan oktober 2000 om het project van de Info-gezondheidsbus op tezetten, en dat in het kader van de oprichting van het schepenambt voorOpenbare Gezondheid in Anderlecht. Toen besliste de toenmalige schepenvoor Sociale Actie en Openbare Gezondheid, om van gezondheid eenbeleidsprioriteit te maken tijdens haar legislatuur. Ze stelde een mobieleeenheid voor om tot bij de burgers te geraken. Dankzij het stadscontractkon dat waargemaakt worden. De aankoop van de bus werd ermee gefi-


Een bus voor sensibilisatie en preventieDankzij de participatieve strategie kunnen gezamenlijke sessies met hetlokale Centrum voor Gezondheidspromotie en de vereniging van huisartsenhet project verder scherp stellen. Zo wordt er besloten om hetidee van een permanente dokter voor kleine ingrepen niet te weerhouden,want zo zou de bus ‘gemedicaliseerd’ worden. “Door er over na tedenken, kwamen we tot de conclusie dat we geen rondreizend hospitaalwilden dat in de plaats van de gekende medische instanties zou treden”,licht Carine Stalens toe.nancierd alsook de aanwerving in 2002 van een verpleegster, gespecialiseerdin openbare gezondheidszorg. Zij zorgt voor de coördinatie.TweetrapsaanpakNog voor de bus geconcipieerd werd riep de coördinatrice Carine Staelensde hulp in van het lokale Brusselse Centrum ter promotie van deGezondheid, om de methodologie van het project mee op punt te stellen.Ze werkte gedurende verschillende maanden aan een uitgebreideenquête bij de medisch-<strong>sociale</strong> sector en het verenigingsleven, om zoeen ‘gezondheidskaart’ van de gemeente op te stellen. Drie prioritaireinterventiezones werden weerhouden: de probleemwijken Kuregem,Het Rad en Peterbos.Geregelde permanentiesIn 2003 doet de bus dan eindelijk haar intrede in de wijken, op vastgelegdedata en uren. Het werd al vlug duidelijk dat, terwijl de twee verpleegstersvan het team zich verwacht hadden aan het behandelen van lichamelijkegezondheidsproblemen, de inwoners ook hun onbehagen kwamen ventilerenen een luisterend oor zochten voor hun buurtproblemen, partnergeweld,het onveiligheidsgevoel, eenzaamheid…De gezondheidswerkers in het veldeigenen zich het project toeTijdens de voorbereidingsfase stelt Carine Staelens drie reflectiegroepensamen van professionals uit verschillende sectoren: gemeentediensten,straathoekwerkers, schoolgezondheidsdiensten, verenigingen, mentalegezondheidsdiensten, schooldirecties… De inwoners worden uitgenodigdom informatievergaderingen mee te maken, en nieuwe synergieën zienhet licht tussen actoren die vroeger naast elkaar werkten. Beide sectorenvoelen zich gedragen door deze participatieve beweging en besluiten alvlug om zich het concept eigen te maken en te integreren in hun sensibilisatiestrategievoor kwetsbare doelgroepen. De inwoners van hun kantbegroeten deze concrete interventie van de gemeente heel positief.Partnerschappen en nabijheidsdienstenIn de wijk Het Rad werd een welzijnscommissie opgericht op initiatiefvan de Info-gezondheidsbus. Die commissie maakte zich zorgen overhet gebrek aan opvolging voor kleine kinderen en ging daarom overtot een babyconsultatie in partnerschap met Kind en Gezin. Binnenkortopent een ‘medisch huis’.2003 was het Europees <strong>jaar</strong> van de Gehandicapten. In dat <strong>jaar</strong> voerdede Info-gezondheidsbus sensibilisatieacties over de gehandicaptenproblematiekbij de kinderen van de basisscholen. Er werd eencharter ondertekend met het ASPH (De socialistische vereniging vangehandicapten). Die voorziet in verschillende animaties door gehandicaptevrijwilligers.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 13


<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 15


“Stad en NMBS kwamen in 2001 tot een overeenkomst. Een deel van 6 ha - de‘Kop’ – wordt o.a. door de NMBS geëxploiteerd, daar komt ook een campusvan de Artesis Hogeschool, misschien een ziekenhuis, maar ook heel watkantoren en appartementen in torens met zicht op het park en het Eilandje”zegt Hardwin De Wever, directeur bij AG Stadsplanning Antwerpen. “Hetgrootste deel (18 hectaren) is een open, hedendaags stedelijk park in eigendomen beheer van de stad. In de rand ervan komt later ook een vernieuwdzwembad in het oude badhuis, en een kindercampus met crèche, kleuter- enlager onderwijs, en een 1e graad middelbare school.”Al sinds 2001 worden er laagdrempelige buurtsportactiviteiten georganiseerdin een tijdelijke sporthal. In 2002 werd een wedstrijd uitgeschreven,gewonnen door de groep rond de Italiaanse toparchitecten Bernardo Secchien Paola Vigano, later omgedoopt tot Studio Spoor Noord. In augustus2005 werd gestart met de sanering van het terrein, in september werdhet gerenoveerde Damstation op het nabijgelegen Damplein ingerichttot centraal informatiepunt en kantoren van het projectteam. April 2006bracht de eerste spadesteek.De spectaculaire BMX- en skatebowl:een hit, ook op het internet900 m² beslaat die bowl en hij heeft de eerste ‘fullpipe’ in de Benelux.Er kunnen zowel geoefende BMX-ers als beginnende fietsers,skaters en rolschaatsers terecht. Nu al de meest gerenommeerdeEuropese piste, door Amerikanen geconcipieerd. Jongeren van overal- ook vanuit het buitenland - hebben ze al ontdekt. Een druk besprokenen gebruikte bowl waarover veel afspraken gemaakt worden, metde jeugddienst, maar ook b.v. met Brusselse skateverenigingen enmet sportwinkels.Duurzaam conceptHet westelijk deel is natuurlijk, wild en intiem. Het oostelijk is meer een ‘sportcluster’,opener en stedelijker, actiever en dynamischer. Het geheel oogt alseen groen tapijt van heuvels en boomgroepen met 1 001 bomen van de bomenbankvan de Stad: Noorse esdoorn, zomer- en moeraseik, zilverlinde en es…Betonnen paden slingeren er doorheen. Fietsers gebruiken het park nual als doorsteek. Voor de wandelaars is er een kasseiboulevard van gerecupereerdmateriaal.Regenwater wordt opgevangen in wadi’s – lager gelegen plekken in het parkwaarin het regenwater wordt opgevangen, onderdeel van de ecologische afvoervan regenwater -, hout met eco-label, LED-verlichting… niets werd overhet hoofd gezien, de geest van duurzame ontwikkeling is alomtegenwoordig.Vooral recreatieve infrastructuurIn het westelijk gedeelte bevindt zich een kleine open loods (een van deoudste spoorweggebouwen van ons land) die gebruikt wordt voor allerhandekleinschalige evenementen en activiteiten zoals kleine theatervoorstellingen,muziekoptredens, dansinitiaties, tentoonstellingen,overdekte ‘streetskate’ evenementen. Alle soorten activiteiten kunnen ergeorganiseerd worden, zolang ze voor eenieder toegankelijk zijn. Er is ookeen waterpartij en doorloopfontein, waar je een zeer divers publiek rondziet verzamelen. En zeker ook: de speeltuin en de skate- en BMX-piste.Aan de andere zijde valt de grote loods op (10.000 m²). “Dat wordt een lichtbakenin de omgeving, waarin een evenementenhal komt voor kleinschalige manifestatieszoals bv. modeshows, muziek en theaterevenementjes, alternatieve boekenbeurzenof activiteiten van de Zomer van Antwerpen”, zegt Koen Derkinderen,zakelijk leider Spoor Noord, “maar ook een buurtsporthal, kantoren voor de parkbeheerdersen voor de uitleendienst van Buurtsport.” Er komt ook een nieuwbouwsporthalvoor de hogeschoolstudenten, met daarnaast nog vele sport- enspeelvelden. Twee watertorens worden gerestaureerd en zijn beschermd alscultureel erfgoed. Zij voorzagen vroeger de stoomloco’s van water.Een wervend programma: Betrokkenheid,participatie & communicatie gaanhand in handEr werd niet over één nacht ijs gegaan. Laag en hoog werd en wordt eruitvoerig bij betrokken. Van in het begin werd rekening gehouden metde wensen en verzuchtingen van de bewoners. De toenmalige EersteMinister kwam rondwandelen, een Trek-je-plan-dag (200 bewoners, alin sept 2002) leverde een rapport op voor de stad met aanbevelingen.Buurtverenigingen startten een website op, er werd een werkgroep‘spoorwegemplacement’ opgericht.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 17


Hoe maak je zo’n groot project zichtbaar zolang er niets te zien is? Driemedewerkers werden aangeworven. Een golfwedstrijd, maquettes vanhet park in een loods, zelfs een mini BMX-ramp binnen, honderden gidsbeurtenbevorderden de <strong>sociale</strong> cohesie en speelden een grote rol inde imagovorming.de buurt bij het park nu het open is. “Er is een groot gevoel van prioriteitten aanzien van het project Park Spoor Noord en een groot draagvlak bij verschillendestadsdiensten. Dat is zeker ook een factor in het succes en heeftertoe bijgedragen dat vanaf dag één de nodige diensten klaar stonden”, zegtparkcoördinator Sofie Schoeters.Het projectteam communiceert via eigen kanalen, nieuwsbrieven, publicatiesen tentoonstellingen, maar ook de communicatiedienst van de Staddraagt veel bij tot de bekendheid van en betrokkenheid bij het project.Het succes laat zich afleiden uit de vele bezoekers, ook professionelen uitbinnen- en buitenland die willen weten hoe de participatie verloopt, deplanning, de samenwerking met groendiensten, etc.Het project heeft zelfs een ‘sorteerstraat’ voor huisvuil. Buurtbewoners gebruikeneen kaart om hun vuilnis te deponeren, zodat die niet onnodig langthuis moet staan. Zeer welkom voor buurtbewoners zonder buitenruimte.Tot nog toe werden er geen partnerschappen aangegaan met privé-actoren,misschien gebeurt dat wel voor de exploitatie van de evenementenhal.Open !Het eerste openingsweekend eind mei 2008 was een schot in deroos: 10.000 bezoekers bezochten het westelijk deel. Groenpartijen,openluchtbar, wadi’s, fonteinen en waterpartijen, BMX-parcours,het werd allemaal goedgekeurd en -bevonden, in een aangenamesfeer, mét volksfuif.Mensen en middelenHet valt op dat er veel aandacht gaat naar een permanente beheersequipeter plekke, van in het begin. Ze telde 3 mensen, nu nog twee. Zo blijf jepermanent aanspreekbaar en betrokken. Sinds de opening in 2008 werder af en toe wat pestgedrag vastgesteld, maar daar wordt met de betrokkenenover gepraat. De gezellige drukte aan de zomerbar werkt trouwens<strong>sociale</strong> controle in de hand.Er wordt veel pro-actief gewerkt en streng toegezien op onderhoudsmaatregelenvoor het groen, afvalbeheer, de paden, het verwijderen vangraffiti. Dat draagt bij tot een goed imago en leefbaar park.Je kan niet naast het federaal Grootstedenbeleid kijken in dit project: zowat25 van de 38 miljoen euro komt uit dit fonds. Zij waren de eersten omte beslissen om mee in het project te stappen, waardoor het de nodigelevenskansen kreeg. Doorslaggevend was de oprichting van een soepelwerkend Autonoom Gemeentelijk Bedrijf en van een projectteam voor decoördinatie. Er werd ingezet op een globaal beheer van het park met eencoördinator die de nodige diensten mobiliseert voor het algemene onderhoud,toezicht en de aansluiting bij de programmering in het park.Coördinator en programmator staan samen in voor de betrokkenheid vanTijdens de zomer van 2009 werd ook het oostelijk deel opengesteld.Een feestelijk weekend op 13/14 juni was het startschot van een zomerlang activiteiten in het park. Iedereen uit de buurt en daarbuiten werduitgenodigd om mee te programmeren en activiteiten te organiseren.Een absoluut succes.succesfactoren en aanbevelingenVoor elk wat wils !Creëer een aparte beheersstructuur die het hele vernieuwingsprocesbegeleidt en voorzie genoeg personeel. Creëer een hecht teamdat goed op elkaar inspeelt, steeds ter plaatse is en constant debuurt betrekt bij alle aspecten.Investeer in parkbeheer, niet alleen in onderhoudsplanning, maarook in de coördinatie/samenwerking tussen onderhoud, toezicht enprogrammering van activiteiten: voorzie vooral een link tussen diedrie, een betrokkenheid van de vele verschillende diensten die eentaak uitoefenen in het park.Speel kort op de bal: schakel de coördinatie in bij problemen, zodatonmiddellijk de bevoegde diensten en instellingen kunnen ingezetworden, b.v. bij probleemgedrag van jongeren of sluikstort. Bundelde signalen, hou overzicht.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 19


CharleroiEspace Citoyen (Burgerhuis)Convivialiteit te midden van dewijken van CharleroiHet OCMW van Charleroi heeft het Burgerhuis opgezetom de kwetsbare wijken aan de Westelijke poortvan de stad een zuurstofkuur te geven.De Bergenseweg. Wie goed kijkt, ontwaart tussen een rij afgetakelde gebouweneen mooie oude burgerwoning waar het Burgerhuis gevestigd is.Het is een eilandje van convivialiteit in een wijk die getekend is door eenindustrieel verleden. Iedereen is er welkom : de wijkbewoners vinden ervrienden en goede raad, werken er hun huiswerk af, leren er stikken ofdrinken er gewoon wat.We schrijven 2000. Toen beslisten de overheid en het OCMW van Charleroide uitdaging aan te gaan om die erg slabakkende wijken op te krikken.Dankzij de steun van het Grootstedenbeleid krijgt een ambitieus ‘burgerhuis-project’stilaan vorm. Marie-Line Poucet, projectleider bij het OCMWvan Charleroi : “We wilden toen de <strong>sociale</strong> contacten terug aanzwengelen indie sombere stedelijke context zonder ontmoetingsruimte. We waren overtuigdvan de slaagkansen van het project, want hadden al ervaring met gelijkaardigeconcepten in twee andere kwetsbare wijken van de stad…”De Westelijke kant van de stad stelde hen wel voor een bijzondere uitdaging.De bevolking is er erg heterogeen en stapelt handicaps op : hoge


werkloosheidsgraad, broze levensomstandigheden van de gezinnen, vereenzaming…Bovendien wordt de buurt doormidden gehakt door de littekensvan autowegen, met moeite vind je er nog wat stedelijkheid. Maar watdan nog ? Voor de ploeg die het project op de sporen zette en houdt is diemoeilijkheid geen reden om er minder gepassioneerd tegenaan te gaan.“We hadden ons ook tevreden hebben kunnen stellen door nabijheidsdienstenaan te bieden aan de kwetsbare bewoners”, gaat Marie-Line Poucetverder. “Door de plek ‘een Burgerhuis of Huis voor de Burger’ te noemenwilden we ons concept meer in de richting van burgerparticipatie sturen.En zo ons als ankerpunt positioneren en projecten opzetten die konden uitwaaierenin de wijken.”Indrukwekkend dienstenpaletEen gezellig toevluchtsoord in het hart van de wijk.Er werd niet over één nacht ijs gegaan alvorens de ruimte te openen.Een lange voorbereiding ging er aan vooraf met de bevolking, met alsdoel hen te bevragen. Het project werd deur aan deur voorgesteld, de verwachtingenwerden genoteerd en de middelen in stelling gebracht, nauwaansluitend bij de dagelijkse realiteit . Marie-Line Poucet : “Om alle wijkente bestrijken en zo veel mogelijk mensen naar ons Huis te krijgen, hebbenwe er ook op aangedrongen dat er wijkcomités zouden opgericht worden inde meest afgelegen en weggestoken delen. Stilaan lieten de bewoners zichoverhalen. Nu zijn er steeds meer die zich het Huis toeëigenen.”Om aan die veelheid van verwachtingen te beantwoorden zet het Burgerhuiseen indrukwekkend aantal diensten in : een takenschool, een huisvestings-of werkgelegenheidspermanentie, een internetplek… allemaalbemand door professioneel personeel uit de sector.ale vermenging te krijgen binnen het Huis. We doen inspanningen om eeninterne dynamiek te creëren die bewoners er toe aanzet elkaar te ontmoeten.Maar zonder te forceren. Die verschillende publieken kunnen ieder deruimte gebruiken, al naargelang wat ze willen doen. En als de mogelijkheidzich voordoet, dan zorgen wij voor verbindingen tussen hen...”In die geest werken de animatoren vooral culturele projecten uit (zie kader)en werken ze aan toeleiding, zodat de kwetsbare bevolking aan zeertoegankelijke prijzen van het culturele aanbod van de stad kan genieten(tentoonstellingen, theatervoorstellingen… ). “We willen de mensen ertoeaanzetten zich buiten de muren van het Huis te begeven, het karkan van hunwijk en de grenzen van de stad te doorbreken,” voegt Marie-Line Poucet toe.Ruimte voor ontmoeting en convivialiteitAls plek voor convivialiteit en integratie stelt het Huis de wijkbewonersook ruimten ter beschikking voor feesten of evenementen, waarondereen kleine comfortabele cafetaria die voor iedereen toegankelijk is.Er is ook een ontspanningsruimte die baadt in het licht en waar gelezenen gespeeld kan worden. Er worden creatieve ateliers georganiseerd,sommige door de bewoners zelf gegeven. “We willen het grootst mogelijkaantal mensen uit de doelgroep bereiken, om intergenerationele en soci-In het teken van de metaalindustrieIn 2008 lag het Burgerhuis aan de basis van een veelvormig cultureelproject dat ‘Mai’tallurgie’ gedoopt werd. Uitgangspunt was eenreflectie over het locale patrimonium, waarbij een veelheid aan actorenbetrokken werd rond een thematiek die verankerd was in hetgezamenlijke geheugen van de wijken : families, groepen die betrokkenzijn bij <strong>sociale</strong> inschakeling, handelaars, industriëlen, scholen…Het waren de verantwoordelijken van het Burgerhuis die het grootsopgezet project orchestreerden en zo de wijk gedurende meer daneen maand lieten golven op het ritme van culturele manifestaties,theatervoorstellingen, tentoonstellingen.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 21


Synergieën met het verenigingslevenHet Burgerhuis wil niet alleen met de buurtbewoners overleggen, hetwerkt ook aan vele synergieën met lokale partners door hen te betrekkenbij thematische overleggroepen : opvoeding, werk, cultuur, gezondheid…Elk van die groepen wordt door een lid van het Huis aangestuurd en heefteen voorzitter uit het partnernetwerk. Die laatste wordt om zijn/haar expertisegekozen en omwille van zijn/haar kunde in verband met de specifiekedomeinen zoals gezondheid, werk of opvoeding. Zeer efficiënt !NabijheidseconomieAl van bij het begin werkt het Burgerhuis aan een luik‘sociaal-economische herschikking’ door middel van eencentrum voor nabijheidsdiensten van het type <strong>sociale</strong>economie. Projecten zagen het licht zoals Proxi-Services(bij particulieren karweitjes opknappen, tuinwerk, …) enPorte Ouest Services + (onderhoudswerken), dat laatstemeer voor KMO’s. Ze hebben hun diensten bewezen enbeide projecten opereren nu autonoom.succesfactoren en aanbevelingenHet integreren van ervaring uit vroegere projecten zorgt voor eenoptimale aan- en opzet voor het Huis.Masterplan voor een plek in noodAan de Westpoort van Charleroi kampen de gemeente Marchienneau-Ponten de Bergenseweg met een erg negatief imago: verloederdegebouwen, braakliggende terreinen en industriële kankersalom langs deze belangrijke invalsweg. Al die infrastructuur kwamer dankzij de voorspoed van de toenmalige industriële dynamiek. Nuechter vertoont ze geen samenhang meer. Sinds 2000 wil de StadCharleroi wat doen aan dat imago en de neergang rond de Westpoorteen halt toeroepen en omkeren. Alle betrokken actoren namen er aandeel met als resultaat dat er een masterplan uitgewerkt wordt, dattwee vragen wil beantwoorden :n Hoe verzoen je die industriële neergang met een stedelijk centrum datbestaat uit dynamische en levendige wijken waar het goed leven is ?n Hoe verbind je de Westpoort met de rest van de Stad Charleroi ?Het Huis ontwikkelde deur-aan-deur sensibilisatiecampagnes enbevragings- en vergaderingcampagnes om het publiek nauwer bijhet project te betrekken. Er werd een mond-tot-mondcampagne opgezetom de bevolking te sensibiliseren.Het project stuurde er op aan om wijkcomités op te richten en gedecentraliseerdestructuren, parallel aan de diensten die het Huiszelf aanbiedt.De participatie van kwetsbare bewoners aan de uitwerking van hetproject draagt bij tot de <strong>sociale</strong> samenhang in de wijken.Als open huis biedt het Huis activiteiten aan die zowel tot <strong>sociale</strong> alsintergenerationele mix aanzetten. Het ‘Métallurgieproject’, dat rondhet collectieve geheugen werkt, haalt daar zijn voordeel uit. De takenschoolen ook sommige creatieve ateliers worden door de oudstengerund. Ook dat zijn voorbeelden van intergenerationele mix.Er loopt een uitgebreide diagnose, gebaseerd op een gekruiste aanpakwaaronder ontmoetingen met sleutelactoren, een veldanalysevan de site en een analyse van de bestaande documenten en gegevens.Dat zal uiteindelijk leiden tot het opstellen van 3 scenario’s diedeels ontwikkeld zullen worden. Zo zal er een keuze voorliggen voorhet meest pertinente ontwikkelingsplan, bestaande uit operationele,coherente en structurele actievoorstellen. Uiteindelijk doel : hefbomeninstalleren die zullen toelaten om de Westpoort op een uitgebalanceerdewijze te herontwikkelen.


<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 23


Sint-Joost-ten-NodeDe MommenateliersEen kunstenaarswijk temidden de stadDe Mommenateliers vormen al meer dan honderd <strong>jaar</strong> eenplek voor kunstenaars. Nu zijn ze gered uit de klauwen vanontwikkelaars…Op minder dan een boogscheut van de kleine ring, tussen het Madoupleinen de Wetstraat en aan de rand van het zenuwcentrum vanEuropa : daar ligt een plekje dat bijna uit de tijd is. Een onopvallendgebouw. Je moet een zware koetspoort door en dan een paadje volgendat uitgeeft op een binnenkoertje vol wilde kruiden. De overdaad aansteen, glas en ijzer liegt er niet om : dit is een plek uit de roemrijkebegindagen van de industrie.Een haven voor kunstenaarsEen van de laatste artiestencentra van Brussel.Félix Mommen was een inlijster. Zijn huis werd in schuifjes gebouwdtussen 1874 en 1910. Hij maakte verf en verkocht allerhande materiaalvoor schilders. Mommen was ook een mecenas. Hij opende een galerieom jonge artiesten te steunen die niet aan hun trekken komen. Vanhet een kwam het ander. Mommen zorgde voor een veilige haven voorkunstenaars om te kunnen werken ver weg van de dagelijkse drukte.Zoals dat ook al in Parijs gebeurde, liet hij in het verlengde van zijnverffabriekje binnen het huizenblok een gebouw neerzetten met 30 ateliers.Het was toen de mode om grote schilderijen te maken. De atelierswaren dan ook heel ruim en ideaal op het Noorden georiënteerd. Hetvele glas creëerde de ideale lichtcondities. De plek werd al vlug bekend.Het was er modern en er heerste een perfect evenwicht tussen creativiteiten bescheiden huurprijzen. De Mommenateliers werden dan ook


Werk- en reflectiegroepenPraktisch komt het project neer op de aankoop en de aanpassing van ongeveerdertig ateliers-woningen, met daarnaast enkele werkplaatsen engemeenschappelijke productie- en culturele distributieplekken zoals eenrestaurant, een theaterzaal, een tentoonstellingsruimte...Drie werkgroepen gaan aan de slag om het project te sturen, samen metde kunstenaars die er wonen : de ene houdt zich bezig met het artistiekeaspect van de plek, een andere met al wat de huurovereenkomsten betreften een derde met de renovatie.aan heel wat specifieke eisen. De minutieuze renovatie begon eind 2008 enzal heel veel aandacht vergen. Geleidelijk aan zullen we overgaan tot interneverhuizingen. Bewoners zullen om beurt een onderkomen vinden in enkeleonbewoonde panden op die plek. Naar alle waarschijnlijkheid zullen de werkenin 2011 beëindigd worden.”* Stedenbouwkundige lasten worden aan vastgoedontwikkelaars opgelegd bij de aflevering van destedenbouwkundige of verkavelingsvergunning en kunnen ondermeer bestaan uit een som gelddie bestemd is om programma’s voor openbare nutsvoorzieningen of huisvesting te financieren.De eerste groep werkt aan het afstemmen van de doelstellingen van debewoners die met de kunstenaars willen samenwerken en de wensen vande gemeente die er een cultuurpool van wil maken die op de buitenwereldgericht is. Iedereen schuift ideeën naar voor, zoals bijvoorbeeld kunstenaarsresidenties.Zo worden twee of drie atelierwoningen ter beschikkinggesteld van buitenlandse kunstenaars met een beurs, wat de internationaleuitstraling van de plek bevordert. Het publiek kan kennis maken metde plek en deelnemen aan het leven ter plekke, maar het blijft altijd omeen leef- en creatieplek gaan.Toch vooral een <strong>sociale</strong> roepingsuccesfactoren en aanbevelingenWat betreft de huurovereenkomsten is de gemeente duidelijk: ze wil vooraleen sociaal én artistiek project ontwikkelen. Een eerste selectie van dekandidaturen van kunstenaars - op basis van criteria die ook gelden bij deSociale Huisvestingsmaatschappijen - wordt voorgelegd aan een cultureelraadgevend comité van het AGB dat bestaat uit kunstenaars die er alwonen en andere artistieke en culturele personen die door de gemeenteworden voorgesteld.Tijdelijke en transitwoningenEr moet een compromis gevonden worden qua renovatiearchitectuur tussende wensen van de bewoners – die zo weinig mogelijk aan hun woningwillen veranderen - en de normen van de Huisvestingscode en het lastenboekvan de Koninklijke Commissie van Monumenten en Landschappen.De burgemeester : “Een beschermd monument moet beantwoordenDe samenhang van dit project wordt versterkt door participatieve enoverlegmechanismen tussen het autonoom gemeentelijk bedrijf ende kunstenaarsverenigingen. Opbouwende dialoog en respect voorieders verzuchtingen leidden tot een project van gezond verstand enliet toe blokkeringen te vermijden…De gemeentelijke overheid is zich bewust geworden dat het reddenvan een beschermd gebouw ook bijdraagt tot het behoud van het belangrijkartistieke patrimonium van Brussel en het behoud van eensociaal huisvestingsproject voor kunstenaars.De betrokkenheid van het verenigingsleven van Sint-Joost draagt bijtot de duurzaamheid van het project en de integratie ervan in hetsociaal-culturele leven van de gemeente.Een beschermd gebouw renoveren heeft zo zijn beperkingen en eigenlogica. Daardoor konden spanningen ontstaan tussen enerzijdsde wens om een duurzaam project uit te bouwen en anderzijds deeisen van de administratie wat betreft erfgoedbehoud.Om zo’n participatief model met weinig mankracht en soms tegenstrijdigelogica’s waar te maken moet er een beroep gedaan wordenop professionals.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 27


MechelenTransitwoningenNoodopvangwoningenRenovatie van nieuw aangekochte huizen helpt grootste nood lenigen.Mechelen gaat voor een stevige aanpak van het grote tekort aan tijdelijkehuisvestingsopvangmogelijkheden voor mensen in nood. Die staanop straat omwille van uitdrijving, brand of huisjesmelkerij. Het zijn vooralgrote gezinnen in kwetsbare en/of crisissituaties die moeten geholpenworden door deze tijdelijk terbeschikkingstelling van transit- of doorstroomwoningen.Dit project van 7 duurzame en aangepaste woningenlenigt een deel van die nood, zodat er sneller op die noodsituaties kan ingespeeldworden. Deze permanente en aangepaste noodopvangwoningenschelen een slok op de borrel.Veel nood, te weinig aanbodHet Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen rekende voor dat in het stedelijkgebied Mechelen liefst 5.643 woningen bij moesten komen in de periodetussen 1991 en 2007. Het woonbeleid van de stad zette al sinds 1975 vooralin op stadsvernieuwing. Leegstand aanpakken en het verval in de binnenstaden in de woonwijken (‘aandachtswijken’) terugdringen, dat wasdoel en boodschap.Eenvoudig en smaakvol.Bovendien werkt Mechelen actief aan de verbetering van de woonkwaliteit.De stad stelt hiervoor een substantiële premie ter beschikking vaneigenaars om hun woning te renoveren. Daarnaast voert ze een actief beleid,gericht op de aanpak van woningen van slechte kwaliteit.


woningen gebruikt worden voor noodopvang omdat de renovatiewerkenpas dan van start gingen.Natuurlijk biedt het hele proces slechts een tijdelijke oplossing. Naar definitieveoplossingen wordt gezocht in overleg tussen verschillende dienstenen instanties: het Sociaal Verhuurkantoor, verschillende <strong>sociale</strong> huisvestingsmaatschappijen,Woonwijzer (juridische problematiek), OCMW enz.Beproefd renovatieprocesVoor het onbewoonbaar verklaren van woningen werkt de Stad samen metde Vlaamse Gemeenschap. Jaarlijks worden er in Mechelen een tachtigtalwoningen ongeschikt- en/of onbewoonbaar verklaard. Op 31 december2008 stond de teller van die woningen op 201. Onrustwekkend is ookdat momenteel 50 van die onbewoonbaar verklaarde woningen bewoondzijn. Dat bevestigt de hoge nood aan noodwoningen. Omdat de doelgroepzeer divers is, moet een voldoende flexibel aanbod gecreëerd worden omop die diverse noden in te spelen.Door meer transitwoningen ter beschikking te stellen, kunnen gezinnendie dreigen op straat te worden gezet of die in een zeer slechte omstandighedenwonen tijdelijk een nieuw onderkomen vinden. Ondertussen kunnenze hun zoektocht naar een geschikte woning aanvatten of voortzetten.Opvangproces: dynamiek behoudenVroeger werden noodwoningen verhuurd. Maar dat bracht al vlug met zichmee dat de bewoners er veel langer (konden en wilden) blijven. Ze werdenm.a.w. niet gestimuleerd om een oplossing te zoeken.“Belangrijk om weten is dat de transitwoningen nu niet meer verhuurd worden.Ze worden voor 6 maanden ter beschikking gesteld. Er wordt streng optoegezien. Zoniet gaat de dynamiek verloren en slibben de woningen dicht.Uitzonderlijk kan dat met nog eens zes maanden verlengd worden. Heel uitzonderlijk”,stelt Jos Joostens van het OCMW. Mechelen beschikte al overeen 10-tal van zulke woningen.Onlangs werd gebruikt gemaakt van een renovatieproject van woningenvan de Mechelse Goedkope Woning. Gedurende anderhalf <strong>jaar</strong> konden vijfMechelen heeft al meermaals het systeem toegepast waarbij de Regievoor stadsvernieuwing een woning verwerft en renoveert, en ze daarnaverhuurt maar dikwijls ook verkoopt. Het OCMW neemt die panden in huuren verhuurt ze verder of stelt ze ter beschikking van een kansarm gezin.Niks nieuws eigenlijk. Tegelijk staat het OCMW ook in voor de begeleidingvan de bewoners. Zo gaat dat ook in zijn werk voor de noodopvang.De oorspronkelijke bedoeling was om 9 woningen aan te kopen. In de projectperiodekenden we echter een stijging van de vastgoedprijzen. Ook de renovatiekostenvolgden die trend. Omwille van tijdsdruk en ook omdat een aankoopvan een woning niet doorging, omdat de overheid besliste dat die openbaarverkocht moest worden, werden er uiteindelijk 7 woningen aangekocht.Die zijn nu bijna gerenoveerd. Het gaat om woningen met 4 tot 6 slaapkamers,omdat het meestal grote gezinnen zijn die in nood verkeren.Oorspronkelijk was in de overeenkomst met het Grootstedenbeleid zowat100.000 euro per woning voorzien voor aankoop, honoraria architectenen renovatie. De uiteindelijke kost bedroeg 170.000 per woning. In eenbijkomende overeenkomst werd extra subsidie verdeeld over de vele projectenin Mechelen, ook voor dit project. De Stad betaalt een deel van derenovatiewerken zelf.Het project werd bekendgemaakt bij architecten uit het Mechelse. Driebureaus reageerden. Twee daarvan namen 3 woningen voor hun rekening,een derde de zevende.Voor<strong>jaar</strong> 2008 werd gestart met de renovatie. De aannemers zijn aannemerswaar de stad al ervaring mee had en die de duurzaamheidscriteriadie opgelegd werden goed kenden: hout met FSC-label, ramen met superisolerendebeglazing, regenwaterrecuperatie. Een van de aannemers<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 29


nam 6 woningen voor zijn rekening, waardoor de bouwheer wel erg afhankelijkwerd van hem.De woningen werden opgeleverd in 2009. Nu wordt er samen gezetenmet het OCMW over de wijze van verhuur.Aanvaard in de wijkenDe wijkkranten zorgden voor bekendheid van het initiatief. Aan de huizenzelf werd door middel van werfborden aangekondigd dat die woning metmiddelen van het Grootstedenbeleid gerenoveerd wordt voor noodopvang.Met een telefoonnummer voor eventuele bijkomende uitleg.Inzetten op <strong>sociale</strong> economie“In Mechelen hebben we nogal wat ervaring met <strong>sociale</strong> tewerkstellingbij het OCMW, De Sleutel ( centrum voor alcohol- en drugverslaving), hetAtelier (<strong>sociale</strong> tewerkstelling) en het Steunpunt Tewerkstelling”, verteltCindy Wynants, projectcoördinator bij de Dienst Stadsvernieuwing enWonen. “Er wordt ook met mensen van vreemde herkomst gewerkt, dieingeschakeld werden bij ontmanteling enerzijds, schilderwerken anderzijds.”De initiatieven die zich met <strong>sociale</strong> tewerkstelling bezig houdenzijn dikwijls erg kleinschalig waardoor het contact meestal goed verloopt.…”Maar er liep wel eens wat mis qua afspraken tussen de aannemersen de tewerkstellingsinitiatieven”. Het was soms niet zo makkelijkom het werk van die laatste te plannen en te coördineren met dat van deaannemers. Dat bracht mee dat de aannemer soms toch de opdrachtenvan de <strong>sociale</strong> tewerkstellingsagentschap moest overnemen.Belangrijk om te onthouden is de cruciale rol van de begeleidersvan de tewerkstellingsinitiatieven, want daar staat of valt een goedeplanning en een goede afspraak mee.De reacties op het initiatief zijn over het algemeen positief. Cindy krijgtwel eens een telefoontje van buren uit de omgeving van de huizen die inorde gebracht worden. Wanneer de beller te horen krijgt dat het om eeninitiatief van de stad gaat en dat het OCMW voor de begeleiding zal zorgenis dat meestal wel een soort zekerheid. De weinige twijfels komen vooralvan oudere mensen uit de buurt, die zich zorgen maken over wie er zalkomen wonen en of dat geen overlast zal meebrengen.Een goede basis lijkt gelegd. Even afwachten nog wat betreft het resultaatin de praktijk, vermits de woningen nog niet bewoond zijn. Wordt ongetwijfeldvervolgd…succesfactoren en aanbevelingenSpreiding, Geen stigmatiseringWat vooral opvalt in de huisvestingsovereenkomst van de stad Mechelen ishet groot aantal projecten verspreid over de ganse stad. Sommige daarvanmoeten - met een soms bescheiden bijdrage van het Grootstedenbeleid- vooral een impulsfunctie vervullen en worden daarom via partnerschappenuitgevoerd.Betrek systematisch tewerkstellingsinitiatieven, maar maak duidelijkeafspraken tussen hen en de aannemers.Spreid noodopvangwoningen over het grondgebied.Communiceer in alle openheid over het project met de buurt.Voorzie in een speciale begeleiding om voor tijdelijk gehuisveste mensenduurzame huisvesting te vinden, die beantwoordt aan hun noden,om zo ook het ‘transit’-karakter van deze woningen te vrijwaren.Zoals ook de huisvestingsprojecten van de stad over het hele grondgebiedgespreid worden, werd ook de aankoop van transitwoningen bewust gespreidover verschillende delen van de stad en deelgemeenten: WillemGeetsstraat, Ravenbergstraat, Leuvensesteenweg (2 woningen), Donkerlei,Caputsteenstraat, Generaal De Ceuninckstraat.Er werden geen woningen gekocht en gerenoveerd in wijken met een hoog aantal<strong>sociale</strong> huurwoningen, om verdere mogelijke stigmatisering tegen te gaan.


<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 31


BergenSociale EconomieEen broedplaats voor <strong>sociale</strong>economiebedrijvenDe Stad Bergen wil de sector van de <strong>sociale</strong> economie nieuw leven inblazen. Ze aarzeldeniet om hiervoor een “incubator” (moederhuis) voor startende bedrijven op terichten in het hartje van een kwetsbare wijk. Het OCMW staat aan het roer en trektresoluut de kaart van de <strong>sociale</strong> integratie.Op een paar boogscheuten van de Stad Bergen, in het midden van deBorinage, wordt er gefocust op het district Jemappes-Flénu. In dezeaandachtszone heeft de stad Bergen besloten haar stadscontract uit tebouwen. Drie doelstellingen : geïntegreerde wijkontwikkeling, economieen <strong>sociale</strong> cohesie.Binnen die stadsdynamiek heeft het OCMW ervoor geopteerd om een ambitieuzestrategie van <strong>sociale</strong> economie op te zetten. Meest zichtbaar ishet “bedrijvenmoederhuis” dat te midden de Cité du Coq het licht zag.Moderne, dynamische structuurEen modern gebouw en veelbelovende projecten : succes verzekerd !Het bedrijvenmoederhuis is gevestigd in een modern gebouw en heeftzichzelf een hele uitdaging meegegeven : een economische dynamiek creërenin een wijk die vroeger synoniem was met <strong>sociale</strong> onrust. Die uitdagingleidde tot een basisgegeven : de sector van de <strong>sociale</strong> economie kanzich niet ontwikkelen zonder moderne en efficiënte structuur, afgestemdop de verwachtingen van de markt. ”In Bergen is de <strong>sociale</strong> economie een


De enige activiteit die we hebben moeten uitbesteden zijn de schoonmaakstersdie vooral voor de stad en het OCMW werken. Enkelen van hen werken ook bijDienstenchequebedrijven.”Welkom, kandidaat ondernemers !meervoudig project geworden dat vele onderling van elkaar afhankelijke spelersaanspreekt”, legt Marc Barvais, de voorzitter van het OCMW uit. “Viaons Bedrijvenmoederhuis spreken we twee verschillende publieken aan : deinitiatiefnemers van <strong>sociale</strong> economieprojecten en al wie socio-professioneelingeschakeld wordt.” De toon is gezet !De andere activiteit van het Bedrijvenmoederhuis heeft te maken met alde potentiële projectauteurs in de <strong>sociale</strong> economie : werklozen, studentenen werkende mensen die op zoek zijn naar een nieuwe richting. Ze zijnallemaal welkom om hun ideeën te komen toelichten. Eve Delvinquière,Coördinatrice van het project en Kabinetschef van het OCMW van Bergen :“We hebben een strategie ontwikkeld die verschillende actieniveaus inhoudt.Zo vuren we de sector van de <strong>sociale</strong> economie aan. We moedigen het oprichtenvan bedrijven of eenmanszaken aan door middel van een gespecialiseerdevzw. En we verzekeren die nieuwe projecten van een plek in onsbedrijvenmoederhuis.”Socio-professionele inschakelingop het terreinVia het ‘Opleiding door Werk-bedrijf’ (Entreprise de Formation par le Travail- EFT), zoekt het moederhuis mensen die moeite hebben om zich inte schakelen in het traditioneel economisch bestel. Marc Bavais : “Om hunvaardigheden wat betreft leren en werken te evalueren stelt het OCMW ‘’vooropleidingen’voor aan langdurige werklozen en mensen die van een integratieinkomengenieten. Op basis van die ‘socialiseringsopstap’ kunnen bepaaldemensen opleidingen volgen of een arbeidscontract bij stad of OCMW krijgen inhet kader van artikel 60 §7.”‘Ecomons’ is een raadgevend agentschap en incubator voor de <strong>sociale</strong>economie. Zij begeleiden de projectauteurs op de verschillende etappesbij het opzetten van hun bedrijvigheid : haalbaarheidsstudie, marktstudie,business plan... “Wanneer het concept levensvatbaar geacht wordt, kunnende projectauteurs rekenen op verschillende diensten : huisvesting in kantorenmet lage huurprijs, boekhoudkundige en commerciële begeleiding… Inhet merendeel van de gevallen is het dat kleine zetje dat de ondernemers zaltoelaten op kruissnelheid te geraken en zo autonoom te worden.”Elk <strong>jaar</strong> nemen een zestigtal stagiairs deel aan een van de vijf voorgesteldeopleidingen : magazijnier-besteller met specialisatie hout, installateurherstellervan huishoudtoestellen, schoonmakers, biogroententeler ofarbeider voor transport-behandeling-distributie. “Dat EFT is heel nauwverbonden met al wat leeft in de wijk”, gaat hij verder. “We beschikken overtwee serres en ook over een terrein waar we groenten telen op basis van o(n)verdachte landbouw. We verkopen wat we telen op die plek zelf en het zijnvooral de inwoners van de Cité du Coq die er hun voordeel mee doen. De tweedehandshuishoudapparatenen -huisraad verkopen we in een winkel in de staden ook onze dienst handeling en transport biedt zijn diensten aan in de stad.Het OCMW trektIn het begin van de jaren 2000 grijpt de Stad Bergen de gelegenheidaan die geboden wordt door het Europese URBAN II programma omhet Bedrijvenmoederhuis op te richten, een mooi en groot gebouwaan de rand van de cité du Coq in Jemappes. Tegelijkertijd dient destad een aantal projecten in bij het Grootstedenbeleid, neemt hetOCMW het beheer over van het gebouw en brengt er zijn opleidingdoor-werkbedrijf (EFT) in onder. Het complex bestaat uit drie industriëlehalls met mooie kantoorruimtes erboven. Verschillende structurendie binnen de <strong>sociale</strong> economie actief zijn vestigen zich hier.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 33


Zachte start met AvomarcSynergieën met het verenigingslevenHet Moederhuis draait ook rond ‘Avomarc’, een activiteitencoöperatiedie een ander type van begeleiding aanbiedt, voor wie eraan twijfeltom zich als zelfstandige te vestigen. “De kandidaten hebben dan geeninschrijving in het handelsregister nodig om hun activiteit uit te oefenenvermits ze beroep doen op die coöperatie die zonder kost gevestigd is binnende <strong>sociale</strong> economiepool… Het zijn in tegendeel de inkomsten die uitde activiteiten van Avomarc gehaald worden - na aftrek van de participatiekostenen andere kosten eigen aan die activiteiten - die de organisatietoelaat ze door te storten.”De verenigingsdynamiek in Jemappes wordt vooral gecoördineerd en aangestuurddoor het ‘Maison de la Vie associative et des Loisirs’ (Verenigingsenvrijetijdshuis), ook een project dat door het Grootstedenbeleid gesubsidieerdwordt. “We willen heel graag samenwerken met die organisatie, metname wanneer we een vereniging ontmoeten die zich wil omvormen tot sociaalbedrijf”, legt Eve Delvinquière uit. “In dat geval kunnen die mensen beroepdoen op onze structuur. Om feesten en wijkanimaties te organiseren werkenwe veeleer samen met de preventiedienst.”Dat bracht heel wat bedrijven aan die binnen het Moederhuis actief zijn,waaronder bij voorbeeld ‘Droits et Devoirs’ (Rechten en Plichten) gespecialiseerdin het ontmantelen van oude pc’s, ‘Home Drivers’ dat een wagenmet-chauffeurdienstaanbiedt om thuis te geraken, een groentebedrijf eneen bedrijf voor groenonderhoud.BurgerparticipatieEr wordt veel aandacht besteed aan bewonersparticipatie. Dat soort vanaan de omgeving aangepaste infrastructuur en diensten is dan ook eenrechtstreeks gevolg van de wil van een gemeenschap. Bergen heeft ervaringmet participatie. Dank zij het stadscontract kunnen burgers breedaangesproken worden van bij het begin van de projecten. Zo kunnen gezamenlijkedoelstellingen gerealiseerd worden. Als instrument voor lokaleontwikkeling wil Magasins Citoyens aan de concrete verwachtingen vanhet publiek beantwoorden. Dat versterkt de kwaliteit van de aangebodendiensten. Alles wat er opgezet wordt en plaatsvindt, wordt via verschillendekanalen aan de bevolking gemeld.succesfactoren en aanbevelingen“Ter sensibilisatie en om de activiteiten van het Moederhuis bij een grootpubliek bekend te maken organiseren we opendeurdagen en feestelijkemomenten”, onderstreept Marc Barvais. “Onlangs nog schaften weons een chalet aan om de groenten te verkopen van onze biogroententeelt.En in een moeite door werken we ook mee aan het opzettenvan kookcursussen om de bewoners gezonde voedingsgewoonten bij tebrengen. Met de steun van de wijkantenne die hier vlakbij gevestigd is,bieden we binnenkort aan de buurtbewoners 27 kleine perceeltjes voorgroentetuintjes aan.”De sector van de <strong>sociale</strong> economie heeft in Bergen een positief enenergiek imago. Dat dankt de sector aan de keuze van de stad voor eenmodern en functioneel gebouw te midden van een ‘gevoelige’ wijk.In de <strong>sociale</strong> economie hangt succes vooral af van het profiel vande projectauteur. Een goed idee hebben is niet genoeg. Je moet ookondernemersbloed hebben en je sector goed uitkiezen en omlijnen.Dat is de opdracht van Ecomons : die verschillende parameters inbeeld brengen.Het Bedrijvenmoederhuis is gevestigd in een wijk die eerder geïsoleerden moeilijk ligt. Het huis smeet zijn deuren open voor de burenen wil vooral samenwerken met het verenigingsleven.


<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 35


BrusselProject XGedaan met de stadskankers !Project X ! Op zijn minst een enigmatische projecttitel…waarachter een van de meest origineleinstrumenten voor stadsrenovatie schuilt van deStad Brussel.De privé-huurmarkt die niet aan de normen van de huisvestingscodebeantwoordt terug gezond maken, en daarbij volop inzetten op socioprofessioneleinschakeling: dat is in een notendop het uitgangspunt vanProject X. Het zag het licht in het begin van de jaren 2000 als initiatiefvan het OCMW van de Stad Brussel. Het concept : privé-huurwoningenterug gezond maken door een beroep te doen op teams van arbeidersvia beroepsinschakeling... terwijl de huurders in hun woningen kunnenblijven. Van een uitdaging gesproken !Renoveren voor de meest kwetsbare bevolking.In 2004 werd het als pilootproject ingeschreven in het <strong>sociale</strong> luik vande Wijkcontracten en kreeg het een eerste financiële ondersteuningvan het Wijkcontract Van Artevelde Notre-Dame au Rouge. Het eerste<strong>jaar</strong> werd van start gegaan met het oplijsten van potentieel renoveerbarewoningen, het leggen van contacten met de verenigingen en hetsensibiliseren van kwetsbare bevolkingsgroepen. In 2005 luidden deeerste onderhandelingen met de eigenaars het begin in van de praktischefase. Het Grootstedenbeleid ziet het project wel zitten en besluithet van in het begin te ondersteunen. De middelen die vrijkomen brengenhet project in een stroomversnelling en dragen bij tot de geloofwaardigheidervan.


Subtiel uitgedachtHuurdersbegeleidingDe originaliteit ligt in het subtiele opzet om in één beweging premies enfiscale voordelen samen te brengen en renovatiewerken uit te voeren tenvoordele van eigenaars die op hun beurt de huisvesting van hun huurdersaan een <strong>sociale</strong> prijs garanderen. Thierry Timmermans : “Project X brengtin één formule alle voordelen samen waarop eigenaars beroep kunnen doen.En wij voeren hun renovatiewerken uit zonder dat het hen een cent kost.”Praktisch gesproken komt het hierop neer: een eigenaar heeft recht op subsidies(maximaal 65 % onder de vorm van premies en fiscale voordelen) enbovendien neemt de vereniging Project X de realisatie van alle renovatiewerkenop zich. Als tegenprestatie tekent hij/zij een renovatiecontract eneen verhuurcontract met het OCMW van minstens 9 <strong>jaar</strong>. De terugbetalingvan de voor zijn rekening gemaakte renovatiekosten (minimum 35 %) wordtafgehouden van de huurprijs (verminderd met de aangegane kosten) die hetOCMW de eigenaars gedurende de duur van de huurovereenkomst betaalt.Win-win operatieVoordelen van deze formule : de eigenaar moet niets voorschieten, kanrekenen op een maandhuurprijs en dat elke maand gedurende minimum9 <strong>jaar</strong>. Als de huurovereenkomst wordt stopgezet kan hij terug over zijngoed beschikken en het zelf beheren. De huurder van zijn kant blijft voorzijn gerenoveerd pand de huurprijs van vóór de renovatie betalen aan hetOCMW of aan het Sociaal Verhuurkantoor van de Stad Brussel. Gedurendede hele looptijd van de huurovereenkomst stelt Project X in overleg methet sociaal verhuurkantoor huurders voor op basis van een rooster metspecifieke voorrangsregels.Renovatie van leegstaande pandenVan bij het begin van het project heeft het Grootstedenbeleid een aantalaanpassingen geëist die ondertussen gemeengoed zijn geworden.Het project voorzag oorspronkelijk alleen tussen te komen voor huurwoningen.De overeenkomst tussen het Grootstedenbeleid en ProjectX liet toe om ook leegstaande panden aan te pakken. Dat is ondertussenals norm aanvaard bij alle wijkcontracten en heeft een dubbelvoordeel : het aantal transitwoonplekken wordt verhoogd en vele legehuisvestingsplekken boven winkelpanden worden zo gerehabiliteerd.De teams van Project X van hun kant overtuigen de families van devoordelen van het project. Thierry Timmermans : ”In het begin dachtenwe dat we als redders zouden onthaald worden. We waren vlug ontnuchterdtoen bleek dat de huurders niet zo gebrand waren om hunwoning tijdelijk te verlaten, zelfs indien ze gerenoveerd zou worden.Ze konden zich elders wonen moeilijk voorstellen. De reden was meestaldat ze schrik hadden hun <strong>sociale</strong> contacten te verliezen : vrienden, deschool van de kinderen, de winkels in de buurt...” Om de families te overtuigendoet Project X beroep op de vzw Convivence om sensibilisatiecampagnesop te zetten. “We zijn op zoek gegaan naar de woordvoerders enopiniemakers uit de wijken om onze actie bekend te maken. En we hebbenons ook ingespannen om de minst destabiliserende oplossingen te vindenvoor de families wat betreft tijdelijke woonst.”Nog een onvoorzien obstakel (en wat voor een...) : in sommige gevallenwerd maar weinig zorg gedragen voor de gerenoveerde woningen. “Toenwe merkten in welke mate onlangs gerenoveerde woningen al verloederden,beseften we dat huisvestingseducatie geen overbodige luxe is, en datwe begeleidingsplannen moesten opzetten om de huurders aan te sporenzorg te dragen voor hun woning.” Waarvan akte !Professionele inschakelingThierry Timmermans: “Het andere luik van Project X is dat van de professioneleinschakeling. Alle werkzaamheden worden in de mate vanhet mogelijke uitgevoerd door ongeschoolde arbeiders die we aannemenonder artikel 60 § 7”. Ze worden aangespoord om een beroepsopleidingte volgen op de werkvloer en volgen de ‘beroepsinschakeling’ vanProject X. Deze wordt nog versterkt dank zij een bijkomende financieringvanwege de administratie Werkgelegenheid van het Brussels HoofdstedelijkGewest.“De werken die onze arbeiders niet aankunnen worden uitgevoerd door geschooldearbeiders en geregistreerde bedrijven. Op onze werven werkenvandaag 35 mensen via beroepsinschakeling en ze worden ook opgeleid opde werf. Ze werken onder negen teamchefs (die ook uit de inschakelingsmodulevan Project X komen) en van twee ploegbazen. Ontwikkeling enadministratie worden beheerd door een tiental medewerkers.”<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 37


Partnerschappen waar je niet buiten kanDoor in het kader van de Wijkcontracten te werken, kon Project X heelwat synergieën aangaan met het verenigingsleven. Zo wordt er nauwsamengewerkt met Convivence, een vereniging die opkomt voor deindividuele en collectieve rechten van huurders. Convivence is op allefronten aanwezig en tracht eigenaars te overtuigen om hun ongezondewoningen te renoveren. Indien nodig zal Convivence ook de klachten opstellenzodat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een onbewoonbaarverklaringkan opmaken. Daarnaast werken ze ook aan sensibilisatie en‘opvoeding’ van de huurders.Project X doet beroep op het Sociaal Verhuurkantoor van Brussel wanneerde renoveerde panden aan hun huisvestingscriteria beantwoorden(25% van de panden van Project X is hieraan toevertrouwd). Dat agentschapneemt dan het huurbeheer en het onderhoud voor zijn rekening.Inschakeling op de lange termijnVoor de verantwoordelijken van het inschakelingsproject komt het er nuop aan de arbeiders van Project X zover te brengen dat ze zich inschrijvenin een inschakelingsperspectief op de lange termijn, met ‘variabelegeometrie’: inschakeling door werk, door scholing, door het valideren vancompetenties... Er wordt aan een opvolgingsstructuur gewerkt die nauwaanleunt bij de werknemers. “Dat is voor ons een relatief nieuwe aanpak”,legt Thierry Timmermans uit. “We willen meer rekening houden met de realiteitvan de socio-professionele inschakeling van ons doelpubliek : welketoekomstmogelijkheden, welke aanvaardbare ambities kunnen we samenmet hen koesteren ?… Maar zeggen dat iemand die door Project X opgeleidis alle vaardigheden bezit om onmiddellijk werk te vinden, dat is waarschijnlijkwat hoog gemikt. Wel willen we eraan werken om door de praktijk oponze werven de werknemer goesting te doen krijgen om een weg af te leggenna het Project X-traject. Er moeten overeenkomsten afgesloten worden metverschillende institutionele actoren om de overgang te kunnen maken vaninschakeling naar kwalificatie. En : we willen ook de post-Project X ervaringkunnen evalueren. “In die zin zal Project X meer aandacht besteden aan deaspiraties van de werknemers zelf, zodat ze werkplekken toebedeeld krijgendie overeenstemmen met het parcours dat ze zelf voor ogen hebben. ThierryTimmermans besluit : “Als een van onze werknemers bijvoorbeeld een kleinrestaurant wil openen, zullen we hem betrekken bij stockbeheer, bestellingenen leveringen. Zo zal hij of zij op de werkvloer zich de vaardigheden kunneneigen maken die hem/haar later van pas zullen komen.”succesfactoren en aanbevelingenDe originaliteit van het project ligt in het nastreven van verschillendeobjectieven tegelijkertijd: stadsvernieuwing, socio-professionele inschakelingen het sensibiliseren in verband met de woningkwaliteit.De wijkbewoners plukken de veelvuldige vruchten van die verschillendedimensies doordat er met partners gewerkt wordt.Het project mikt zowel op het aanpassen aan de gezondheidsnormenvan privé-huurpanden als op het behouden van de huurders, en dataan dezelfde financiële voorwaarden. In’t kort : het komt er dus opaan ‘de wijk te renoveren, zonder de bewoners te vervangen’.Het succes ligt bij het betrekken van zowel eigenaars als huurdersbij het opzetten van de renovaties : financiële en contractuele implicatievan de eigenaars, begeleiding van de huurders zowel wat betrefthun tijdelijk verblijf tijdens de werken als daarna... Aankoop eninrichting van een gebouw dat dient als transitplek – exclusief voorProject X-huurders – heeft de renovatie van panden van families dieop de wachtlijst voor een transitwoning stonden in een stroomversnellinggebracht.Het originele concept werd aangepast en er werd gemikt op meerambitieuze renovaties. Zo konden er echt ingrijpende tussenkomstengerealiseerd worden.Nog ambitieuzere tussenkomstenTijdens de voorbereidingsfase wou Project X heel kleineinterventies doen om ongezonde woningen aan te pakken- eerder herstellingen dan renovaties - zonder daarbijde huurders te laten verhuizen. Maar in de praktijkbleek dat onhaalbaar. Oorspronkelijk werd er gerekendop tussenkomsten van enkele duizenden euro, maar degemiddelde renovatiekost ligt nu in de buurt van 25 000euro (materiaal en onderaanneming).Bovendien plant Project X binnenkort de panden te renoverenvolgens duurzame ontwikkelingsnormen en wil hetde lokale vestiging worden van het Fonds ter Reductievan de Globale Energiekost (FRGE).<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 39


GentJoproUitgebalanceerde begeleidingvan jongerenprostitutieVan een sigaretje en een babbel naar een heuse informatieve website voor en door jongens die zich prostitueren in en omhet Gentse Citadelpark.“Hoe gaat ’t vandaag?” : een vraag die een oudere buurtbewoonster onlangsstelde aan een van de jongeren die zich prostitueren in het Gentse Citadelpark.Dat was enkele jaren geleden ongehoord. De jongeren werdenmet alle zonden van Israël beladen en gemeden. De jongerenprostitutie isin enkele jaren significant gedaald op die plek door stilaan en zorgvuldigopgebouwde communicatie en informatie met de doelgroep en de buurt.Dat kon dank zij investeringen in en een doorgedreven aanpak van hetstraathoekwerk. Er werd veel ingezet op gezondheidspreventie en solidariteittussen de ‘gasten’. Wel heeft het fenomeen zich ondertussen verlegd,onder andere naar het internet. Daar wordt nu verder op ingezet.Een gezonde stad in een gezonde omgevingToeristen en cultuurfanaten kennen het Citadelpark van Gent omdat daar debekende musea gevestigd zijn. De Gentenaars kennen het park ook omwille vanzijn speelplein, kiosk, het Kuipke, het dierenasiel... Je kan er wandelen, sporten,de krant lezen, een babbeltje slaan met voorbijgangers… Maar in en rondhet park bestaat ook het fenomeen jongerenprostitutie : een gedeelte van hetpark wordt vooral gebruikt door prostituees van allerlei aard en hun klanten,onder andere aan ‘den berg’ en aan de kant van de Koning Leopold-II laan.Een probleem uit de verdokenheid gehaald.Gent zet in op betere gezondheid en leefmilieu in de probleemwijken. Dat gebeurto.a. door gezondheidsbevordering van een aantal specifieke doelgroepen,zoals in dit geval jongensprostituees (vandaar de projectnaam JOPRO),waarvoor begeleidings- en/of verzorgingsdiensten uitgebouwd worden.


Straathoekwerk : informatie, communicatieHet straathoekwerk werd opgericht in 1992 na de eerste zwarte zondag bijde parlementsverkiezingen van november 1991. In 1996 begon het zich ookmet problematisch druggebruik bezig te houden. Daarna richtte het zichnaar andere restgroepen die vanuit hun situatie aandacht verdienen, zoalsjongerenprostitutie in en om het Citadelpark.Die jongeren kenden elkaar niet, werkten alleen, waren slecht of niet geïnformeerden liepen daardoor veiligheids- en gezondheidsrisico’s. Om eenzicht te krijgen op de situatie in Gent, op de doelgroep, de aard en de omvangvan de problematiek, werd het JOPRO-project in 2000 opgestart. HansBodyn van het straathoekwerk in Gent licht toe: “Straathoekwerkers wistenuiteraard dat in het Citadelpark in Gent homofielen elkaar opzoeken in de schemerzonevan het stadspark. Dat is ook zo in andere steden. Dat heet ‘cruising’.”Maar er was meer aan de hand. Ook de prostitutie- en schijnhuwelijkencelvan de politie zag dat. “Jongeren en jonge mannen, tussen de 17 en de 35 <strong>jaar</strong>oud liepen er rond, op zoek naar klanten die ze meenamen naar hotelletjesaan het station of elders, maar ook in de buurt. Soms werden er wel 15 tegelijkgesignaleerd in het park.” Al vlug werd het fenomeen negatief gepercipieerddoor de buurt. “Bewoners van appartementen uit de buurt merkten b.v.dat tapijten uit hun inkomhal verdwenen…Het duurde niet lang alvorens dat envele andere problemen in de buurt aan die jongeren verweten werden”, legtHans uit. Er moest dus gewerkt aan de veiligheid en de leefbaarheid in debuurt, zoveel was duidelijk. En dat via de leefwereld van de doelgroep zelf,met respect voor de waarden en normen die gelden binnen die leefwereld.Niemand dwingen. En zeker geen repressie. Hans: “Maar hoe begin je daaraan? Die ‘gasten’ stonden daar helemaal niet op ons te wachten…”Zeer geleidelijke aanpakHet duurde dan ook zowat een <strong>jaar</strong> voor er goed contact was met hetmerendeel onder hen. Bij occasioneel contact vroegen ze om sigaretten.Die kregen ze, maar in het pakje zat naast enkele sigaretten ook preventie-en ander materiaal. In het begin werd dat weggegooid. Maar ze bleven‘sigaretten’ vragen. Het ijs brak stilaan, er werd over van alles gesproken,maar niet over het onderwerp zelf. Na een tijdje zaten de sigaretten in eenrugzakje, samen met een <strong>sociale</strong> kaart, informatie, glijmiddel, condoomsetc. De gasten vroegen er steeds meer om, soms zogezegd ‘voor eenvriend’. Het werd stilaan duidelijk dat ze dat werk om verschillende redenendeden: op zoek naar de eigen seksualiteit, nood aan een inkomen,soms zelfs alleen om wat zakgeld om naar de film te gaan. Ze hebben eenzeer laag zelfbeeld, maar ook een grote weerbaarheid. De doelstellingenwerden stilaan aangepast: vanaf 2005 werd steeds meer ingezet op gezondheidspreventieen solidariteit onder de doelgroep. Daarvoor werdenfederale middelen ingezet.Gezondheidspreventie : belangrijke zorgIn samenwerking met Pasop, een vereniging die zich om raamprostitutiebekommert, werd het gros van de in totaal bijna honderd gasten gevaccineerdtegen hepatitis A en B. Dat was slechts mogelijk omdat de straathoekwerkerser eindelijk in geslaagd waren om met hen over het onderwerpte communiceren. Er werd een SOA-onderzoek gehouden en meervoorlichting gegeven. Ook hier geleidelijkheid: het gebeurde eerst op straatzelf, dan in een lokaal van de straathoekwerker en uiteindelijk bij Pasop.Middelen Grootstedenbeleid : decisief“Ook voor dit project waren de middelen van het federaal Grootstedenbeleiddecisief (het ging om 2 voltijdse straathoekwerkers + werkingsmiddelen)”,zegt Joris Demoor, coördinator van o.a. de middelen vanhet Grootstedenbeleid in Gent. “Anders had het project in een afgezwakteversie moeten plaatsvinden, met relatief weinig kans op succes,want het is zeer arbeidsintensief gebleken, vooral ook in de zoekfase.”Solidariteit: daar staat of valt hetproject meeDe groep van de gasten verandert voortdurend. Sommigen verdwijnen,anderen stappen eruit. Ze hebben geen sociaal netwerk en vallen daar-<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 41


door dikwijls teveel ten prooi aan de klant. Soms komt er gratuit geweldaan te pas. Om aan bonding te doen werd er ‘activiteitsgericht’ gewerkt:bowlen en voetballen met de gasten, een trip naar de Ardennen…. Stilaanbegon de groep aan elkaar te hangen. En vooral: ze besloten zelf om aaneen website te werken.Die website stond zeker niet in de doelstellingen van het project. 10 à15 gasten werken zelf aan het geven van ‘tips and tricks’ i.v.m. jongerenprostitutie.Straathoekwerk en Pasop kijken toe op de accuraatheidvan de inhoud. Er wordt juridische informatie verstrekt (wat is seksuelemeerderjarigheid, wat is aanranding van de eerbaarheid…), uitgelegd watprostitutie eigenlijk is, wat zijn de do’s en don’ts, welke zijn de risico’svan het ‘vak’… Werken aan weerbaarheid : www.jongenskwartier.be, eenwebsite van en door de gasten.Belangrijk: telkens wordt er bij vermeld dat het niet de bedoeling is van dewebsite om het fenomeen te bestendigen, laat staan te bevorderen.De site wordt regelmatig bijgewerkt en is een belangrijk middel voorzelfredzaamheid en emancipatie. Sommigen zijn de prostitutie ontgroeidmaar blijven betrokken bij het updaten en uitbouwen van de website.De prostitutie in het park is gedaald, maar dat ligt ook aan verhoogdepolitieaanwezigheid, aan meer beloop in en rond het park door de activiteitenvan de culturele en sportinfrastructuren in de buurt.Niet alleen in Gent, ook elders, en steedsmeer virtueelOndertussen is het wel een thema geworden voor álle straathoekwerkersin Gent (22 in totaal). Het overgrote deel daarvan is permanent op straat.Ze kennen de problematiek, spelen in op buurtevoluties, en zijn erpermanent alert voor.In Gent zelf is het probleem dus minder zichtbaar geworden. Mission accomplished,denk je dan. Maar het heeft zich verplaatst naar andere vindplaatsenen -momenten. Ook de doelgroep is nu anders samengesteld.Door de migratiebewegingen zijn er nu meer jongeren uit het voormaligeOostblok…. Het is dus telkens deels opnieuw beginnen.Er is ook contact en ervaringsuitwisseling met gelijkaardige werkingenin andere grote steden, maar de context is telkens anders.Bovendien verschuift het fenomeen van plek: het wordt steeds virtueler,speelt zich af op het internet. Dat geldt ook voor meisjes- envrouwenprostitutie trouwens. Samen met de initiatieven uit de anderesteden is besloten dat het belangrijk is steeds meer aanwezigte zijn op het internet.Een genuanceerdere blik uit de buurtHier geen ‘pannenkoekennamiddagaanpak’. Er werd met de omwonendendie het park gebruiken gesproken, er zijn contacten aan de portalenvan de appartementsgebouwen. De <strong>sociale</strong> cohesie is gegroeid doorcorrecte info over de doelgroep. Hans Bodyn: “Vooruitgang zit ‘m dikwijlsin kleine dingen. Zoals die buurtbewoonster die haar hondje uitlaat en aande gasten vraagt hoe het vandaag gaat…”. Het subjectief onveiligheidsgevoelis grotendeels verdwenen, vooral bij het seniorenpubliek uit deomliggende appartementen.succesfactoren en aanbevelingenNeem de tijd: contact krijgen en het vertrouwen winnen van jongerenin de prostitutie vergt een weloverwogen aanpak die ruim zijn tijd nodigheeft, waardoor men een goed zicht verwerft op de problematiek.Ook via het internet: de begeleiding moet niet enkel vindplaatsgerichtzijn, maar moet ook betrekking hebben op de virtuele aspecten.


<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 43


LuikRehabilitatie van de huizenblokken Saint-Séverin - FirquetDoorgedreven renovatie op maatvan het huizenblokGroot nieuws uit Luik : het pilootproject voor de rehabilitatie vande twee huizenblokken Firquet en Saint-Séverin in de wijk Sainte-Margueritestaat model voor de lokale stadsvernieuwing.Op een boogscheut van de Place Saint-Lambert, in het hartje van de VurigeStede, schurkt de wijk Sainte-Marguerite aan tegen de flanken van eenheuvel die vroeger de kern van de middeleeuwse stad uitmaakte. Maarde charme van die eeuwenoude straatjes en woningen steekt scherp aftegen de stadskankers die er de laatste decennia welig tieren. Een kwetsbaresituatie die de bewoners zich dagelijks moeten laten welgevallen…Jean-Baptiste Jehin, verantwoordelijke van de Luikse huisvestingsdienst :“De laatste decennia stellen we een voortdurend proces vast van versnipperingen onwettelijke onderverdeling van eengezinswoningen in dit volkse deelvan het centrum. Er werd gemikt op optimale huurinkomsten. Dat bracht eenongeoorloofde opdeling van de panden mee.”Die zorgwekkende situatie herhaalt zich over het hele territorium van destad : het aandeel van woningen van minder dan 35 m 2 bedroeg 9% in2001, en nu al 15% ! Tot op vandaag werden meer dan 8 500 woningen vanminder dan 28 m 2 (koten) opgelijst. Hoewel bedoeld voor studenten, wordenze dikwijls bewoond door mensen in kwetsbare situaties, die dikwijlsgeïsoleerd leven. Maar er wonen ook gezinnen die geen degelijke woningaan betaalbare prijs vinden.


Redenen genoeg dus voor de gemeentelijke overheid om actieprogramma’ste lanceren om de woning- en levenskwaliteit in het algemeen teverbeteren. Nu zijn er serieuze projecten mogelijk dank zij het groeperenvan verschillende financieringsbronnen in het ‘Huisvestingsplan’.Aangename woon- en leefomgevingDoordat er in de loop der jaren altijd maar bijgebouwd werd, kenden dewoonblokken een verdichting, een opeenstapeling ook, zonder groen.“Tuinen werden opgeofferd. Woningen kregen geen zon meer, hadden geenaangenaam uitzicht. De bewoners verbleven in kleine kamers zonder frisselucht.”, zucht Jean-Baptiste Jehin. “Dat tekort aan aantrekkingskrachtkomt bovenop al die andere oorzaken die bijgedragen hebben tot de trageverloedering van deze oude wijk.”Half-openbare open ruimtenEen ambitieus renovatieproject als stadsmodel.Twee ‘symbolische’ huizenblokkenNaast privé-tuinen voorziet het project ook half-openbare open ruimtenbinnen het woonblok. Jean-Baptiste Jehin : “De bewoners vinden hier watze normaal in de buitenwijken opzoeken : een conviviale sfeer tussen de bewoners.We hopen dat die meerwaarde de andere eigenaars van het huizenbloker zal toe aanzetten ook hun pand te vernieuwen. We hopen sterk op zulksneeuwbaleffect. Dat zal geleidelijk aan het imago van de wijk veranderen.”“Enkele jaren geleden gaf de Stad Luik opdracht voor een haalbaarheidsstudieom de twee huizenblokken Saint-Séverin en Firquet terug gezond te maken”, legtSylviane Kech uit. Zij is hoofd van het Stadvernieuwingsproject Sainte-Marguerite.“Dat was toch wel een grote stap, niet alleen omwille van de omvang vanhet project, maar ook omwille van de doelstellingen ervan en de locatie zelf.”De gemeenteraad keurde het project voor de huizenblokken Firquet/Saint-Séverin goed in 2003, binnen het kader van het stadsvernieuwingsprojectvan de wijk Sainte-Marguerite. De aankoop van de eerste gebouwenin 2005 zette het programma in werking. Financiering kwam van defederale, regionale en gemeentelijke overheden.Werken aan de <strong>sociale</strong> mixHet huisvestingsplan wil een grotere <strong>sociale</strong> mix in het centrum van destad. Daarom worden er zowel <strong>sociale</strong> huurders als huurders met eenmiddelgroot inkomen gezocht voor na de verbouwingen. Sylviane Kech :“Het project omvat de verbouwing van een dertigtal woningen en bevindt zichnog in het stadium van de stedenbouwkundige vergunning. In de loop van2009 begint de afbraak en de verbouwing van de eerste woningen. In eersteSylviane Kech : “Het programma van het Grootstedenbeleid liet toe om gebouwenaan te kopen, om ze dan te vernieuwen of af te breken om toegangswegente maken en groen te voorzien in het centrum van de huizenblokken.In eerste instantie kochten we krochten aan die zouden afgebroken worden ofdie onmogelijk door de privé-eigenaars zouden gerenoveerd konden worden.De soepelheid van het federale programma was van uitzonderlijk belang voorons, want over het algemeen laten de andere stadsvernieuwingsprojectenmoeilijk toe gebouwen aan te kopen en af te breken. In dit geval wilden we deplekken onbebouwd houden.”De ‘Frusques’ zetten zich inDe Luikse dienst voor hulp aan jongeren ligt in het hartje van hethuizenblok Saint-Séverin. Gedurende jaren hebben ze belangrijk terreinwerkverricht voor de families uit de wijk (animatie, preventie,schooltaakhulp…). Het gebouw waar hun boetiek voor tweedehandskledingwas gevestigd is zeer oud. De gemeente kocht het aan en zalhet laten afbreken. De vereniging is nu elders in de wijk gehuisvest.Ze blijft actief in de wijk om haar werk van <strong>sociale</strong> samenhang metde projectverantwoordelijken en de bewoners te verzekeren.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 45


instantie worden de woningen voor de helft voorbehouden voor de <strong>sociale</strong>huurmarkt en voor het andere deel voor huurders met middeninkomens.Wanneer de wijk een groter aantal middenklasse-woningen zou hebben, danwillen we er toch naar streven om een gelijk aantal woningen voor <strong>sociale</strong>huurders voor te behouden. Dit om een zekere mix te behouden.”Een onteigeningsplan heeft de speculatie in de kiem gesmoord.Er werd een oplossing voor herlokalisering voor de bewoners gevondendoor middel van een gerenoveerd gebouw.Er werd met een minimum aan projectauteurs gewerkt. Dat heeftgeleid tot een grotere stedenbouwkundige coherentie en een vlotverloop van het project.Er werd voor de vroegere huurders gezorgd. “Van in het begin hebben weeen gebouw aangekocht in het huizenblok om te renoveren als transitwoningvoor de bewoners. Op dit ogenblik hebben alle vroegere huurders een anderewoning gevonden, hier of elders.”Communicatie met de bewonersNaast al wat te maken heeft met techniek en stedenbouw heeft de Stadook ingezet op communicatie over de doelstellingen van het project. Destadsvernieuwingscommissie (CRU ), die bestaat uit vertegenwoordigersvan de wijkbewoners, wordt regelmatig op de hoogte gebracht van devorderingen van het project. “Van in het begin zijn de bewoners ‘mee’, vermitsdeze vernieuwing eigenlijk het resultaat is van hun vraag. Toen we destedenbouwkundige vergunningen aanbrachten werden de bewoners die datwensten door de Wijkregie ontvangen en kregen ze er verdere uitleg. Er isvandaag nog niets te zien, maar wanneer de werken zullen aanvangen zullenwe regelmatig infosessies organiseren voor alle bewoners.”succesfactoren en aanbevelingenHet belang van het project ligt in het feit dat verschillende financieringsbronnengecoördineerd werden. Alleen zo kon zo’n belangwekkendproject in de steigers gezet worden.Het soepele programma van het Grootstedenbeleid liet vlugge actiestoe, aangepast aan de kwetsbare omgeving.De grootte van de gerehabiliteerde stadsperimeter (huizenblok) bereikteen kritieke massa die toelaat om een goede zichtbaarheid tecreëren en navolging in de wijk te bevorderen.Dankzij een voorafgaande studie die de acties identificeerde en derichting ervoor aangaf, kon de Stad met grote precisie de pandenaanduiden die bij voorkeur moesten verkregen worden.Meer gebouwen in eigendomvan de Stad LuikIn Luik is het leeuwendeel van het woonpark eigendomvan privé-eigenaars. De publieke sector heeft slechts eenaandeel van 8,5%. Dat maakt het voor de Stad niet gemakkelijkom een pro-actief huisvestingsbeleid te voeren.Via het programma Grootstedenbeleid heeft de Stad dekeuze gemaakt om haar eigendommen uit te breiden enzo een dynamiek van woonparkvernieuwing in zijn geheelte ondersteunen.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 47


Sint-Jans-MolenbeekFinstraatVernieuwendkoopwoningprojectParticipatief proces en breed samenwerkingsverband maken school.Mustapha Mechbal, toekomstig eigenaar: “Een goede huisvesting isfundamenteel voor een goede gezondheid en een goede opvoeding voorde kinderen. Ik huurde echter een ongezond huis.” Op zoek naar een beterewoonst kwam hij terecht bij buurthuis Bonnevie, een buurthuis metwoonwinkelwerking.Zij opperden om misschien een huis te kopen, samen met andere gezinnenin dezelfde situatie. Mustapha: “We zijn nu een zestal <strong>jaar</strong> later. Het zieter goed uit. Gisteren werd de eerste steen gelegd ! We zijn nog niet thuis, hetblijft spannend, maar we hebben een hele lange en boeiende weg afgelegd !“Ook de andere kandidaat-kopers hebben nog niets van hun enthousiasmeverloren. Het zegt veel over de aanpak en het proces van dit meer danenkel sociaal huisvestingsproject.Na een lange periode van verwaarlozing wordt er sinds 1995 opnieuwgeïnvesteerd in leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen in hethistorische centrum van Molenbeek.Toekomstige eigenaars/bewoners : enthousiast !Niettemin wordt het voor een kwetsbaar publiek steeds moeilijker om eendegelijke betaalbare woning te vinden. Vastgoedspeculatie en huisjesmel-


tie te blijven bestaan als eigenaarsvereniging eenmaal de woningen aangekocht. Zonderdit project zouden we zelfs niet gespaard hebben voor een voorschot. We hebbennu al meer dan 26.000 euro op een gezamenlijke spaarrekening en houden dat goedvol, naar rato van 50 euro per maand per familie.”kerij zijn er de oorzaak van. Er zijn ook weinig bouwgronden beschikbaar,en steeds meer mensen krijgen geen toegang tot leningen.De gemeente vond het ook opportuun om een project te ondersteunendat grote gezinnen met een laag en middelgroot inkomen de mogelijkheidbiedt een eigendom te verwerven, op maat van hun behoeftenen mogelijkheden.Spil en initiator : Bonnevie, buurthuismet woonwinkelwerkingBonnevie stelde voor om een spaargroep te maken en uit te kijken naarmogelijkheden om met andere gezinnen samen te bouwen. Op eigenkracht een gebouw aankopen en renoveren bleek geen optie: je lanceertgeen gezinnen zonder enige financiële reserve in zo’n avontuur.De idee haalde Bonnevie bij de vereniging CIRE. Die begeleidde al een ‘solidairespaargroep’ van 20 families. In feite gaat het om een spaarpot waaruitde leden kunnen lenen om een voorschot op te bouwen voor de leningen aankoop van een eigen huis. Er werd met een dertigtal families gepraat:zijn jullie bereid je te engageren, een hechte groep te vormen, na te denkenover het soort woning dat jullie wensen en vijf <strong>jaar</strong> te wachten?Bezieler : l’EspoirVeertien families verenigden zich in de feitelijke vereniging L’Espoir, in totaal 65toekomstige bewoners. De voorzitter Mustapha Mechbal: “L’Espoir heeft de inten-De vereniging blaast eens per maand of twee verzamelen, en dat al sindsseptember 2005. Telkens wordt de stand van zaken besproken en een ofander aspect uitgediept. Er worden ook uitstappen gemaakt naar andereprojecten. Prioriteiten werden vastgelegd: hoe ‘samen wonen’, welk typewoning, licht, private binnenruimte, welke kostprijs, welk imago. L’Espoirbesloot in te zetten op een passiefhuis - extreem energiezuinig en tochcomfortabel bouwen.Meerdere partners, één filosofieBonnevie vroeg aan de gemeente om in het kader van het wijkcontracteen terrein aan te kopen. Sara Tant, huisvestingscoördinator van de dienstgesubsidieerde projecten van de gemeente: “De gemeente Molenbeek deeddat met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en verkocht zo eenterrein voor een vierde van de aankoopprijs aan het Woningfonds, met als opdrachtde realisatie van een sociaal woningbouwproject. Het Woningfonds hadondertussen al met de 14 families rond de tafel gezeten, steeds onder begeleidingvan Bonnevie/CIRE. Het Woningfonds regelt ook de leningen en steldezelfs voor om ook bouwheer te zijn. Het hield daarbij rekening met de wensenvan de spaargroep en zal de woningen ook aan die groep verkopen.”In 2007 lanceerde het fonds een oproep voor een totaalproject ‘van concepttot realisatie’, d.w.z. architect en aannemer dienen samen een voorstelin. Drie werden geselecteerd. De prijs is van primordiaal belang: perbruto bewoonbare m² maximaal 1 200 euro. Bonnevie, CIRE en L’Espoirgaven samen met het Woningfonds de quoteringen, een intense periodevan overleg tussen de partners. Het was de eerste keer dat het Woningfondszo’n montage opzette, eind 2007.“Het is buurthuis Bonnevie dat bij de gemeente aangedrongen heeft om voordit project middelen van Grootstedenbeleid in te zetten”, weet Sara. Daarzonderwas het project onhaalbaar. Ze dienden voor (studie)kosten vanarchitecten en ingenieurs. Wat ook helpt om het financiële plaatje rondte krijgen is een premie van het Gewest voor het bouwen van een passiefhuis (100 euro/m²), en daar bovenop een premie omdat het project erkendwerd als ecologisch voorbeeldproject (netto 90 euro/m²).<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 49


Doorgedreven participatieGeert van Bonnevie: “L’Espoir is van bij het begin en in alle stadia van de onderhandelingenop de hoogte en betrokken geweest. Ze konden met de indienersvan de projecten spreken en bepaalden mee de uiteindelijke keuze van de architecten de aannemer. Mustapha: “We hebben veel geleerd, van de architectenvooral, veel mensen leren kennen, ook jonge studenten van de Brusselsearchitectuurschool La Cambre die enkele voorstellen uitwerkten…We hebbenaanmoediging gekregen van de burgemeester en van de medewerkers van dedienst Grootstedenbeleid, zagen de directeur van het Woningfonds, van hoog totlaag kortom. We voelen ons gedragen door de hele gemeenschap.”Enkele opvallende bouwaspectenEr zullen 14 compacte woningen gebouwd worden, in 2 lagen en met deondertussen gekende en aanvaarde aandacht voor duurzaamheid: groenedaken, zonnepanelen, opvang regenwater... De woningen onderaan hebbeneen tuintje. Spijts de hogere investeringskost hebben de bewonersingezien dat duurzaam bouwen op lange termijn rendeert voor henzelf envoor de maatschappij.Er werd geopteerd voor het voorstel met houtskeletbouw, waarschijnlijk zeeruitzonderlijk in België voor zo’n groot gebouw, vooral in een stedelijke context.Zo’n bouwproces verloopt vlugger, niet meer dan een <strong>jaar</strong>. “Een beetjezoals een IKEA-pakket,” lacht Mustapha.Tam tam : goed imagoHet project heeft een zekere bekendheid opgebouwd, nog voor de eerstesteen gelegd werd. Het werd zelfs voorgesteld en toegelicht op de bouwbeursBatibouw door de bevoegde staatssecretaris van het Gewest. Daar werd ookde verzustering beklonken met het zuidpoolstation Prinses Elisabeth. Hetproject is ook gekend in de buurt. Mustapha zit bv. in de schoolraad, hij kentiedereen en vertelt honderduit over het project.in het hele proces: het zijn zij die de doorslag gaven om met die architect tewerken, voor de houtskeletbouw en de passieve energie, op een moment datin het hele Brusselse Gewest zelfs nog geen passiefhuis gebouwd was.”Door die uitgebreide participatie heeft de voorbereidingsfase waarschijnlijkwel langer geduurd, maar, stelt Geert: “Ze heeft waarschijnlijk ook geleidtot betere kwaliteit.”CodaZulke projecten kunnen niet zonder subsidie. Structurele maatregelenzouden er ook voor zorgen dat de woningen een sociaal en tegelijk ookecologisch doel zullen blijven hebben, en b.v. niet na 20 <strong>jaar</strong> kunnen doorverkochtworden. Bonnevie vindt dat er zou kunnen op zoek gegaan wordennaar nieuwe formules die de voordelen van eigendomsverwerving en<strong>sociale</strong> huurwoningen combineren.succesfactoren en aanbevelingenPartnerschappen op alle niveaus (federaal, gewest en gemeente)en de vele <strong>sociale</strong>, economische, ecologische en institutionele hefbomenbewijzen dat geïntegreerde wijkontwikkeling zonder <strong>sociale</strong>verdringing mogelijk is.Door de radicale keuze voor passieve energiebouw en houtskeletbouwvan dit pilootproject heeft de Molenbeekse administratie ookhogere eisen gesteld aan haar andere projecten inzake energiebeheeren duurzame ontwikkeling.Participatie en de voortrekkersrol van het verenigingsleven wordtdoor alle partners erkend en brengt emancipatie van de doelgroepmee.Zowel Geert van Bonnevie als Mustapha vinden dat het een lang en vermoeiendparticipatief proces was. Maar: ze zouden er opnieuw aan beginnen!Geert: “Ik denk wel dat we ‘chance’ gehad hebben door een architectte kiezen die zeer betrokken is. L’Espoir was toch een determinerende factor<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 51


OostendeDe KotmadamBegeleid zelfstandig wonen voorlicht mentaal gehandicaptenLicht mentaal gehandicapten die maximaal en kwaliteitsvolzelfstandig leven in een gebouw op maat, inhet centrum van Oostende. Het kán. En het werkt.Eind 2008. Paniek bij de ’gasten’, de 6 licht mentaal gehandicapten diesinds juni in de zes flatjes (waarvan twee duplexen) wonen, in een nieuwgebouw in de Christinastraat. Hartje stad. Ze wonen er samen met hun‘kotmadam’, Marie-Rose Vantomme, die haar intrek nam in het dakappartement.“Ik ga binnenkort verhuizen”, had ze onlangs en langs haarneus weg gezegd. “Nee toch, Marie-Rose, we wonen hier zo graag bij u.We hebben het zo goed.”Het bleek een grapje, een test ook, die duidelijk maakte dat het opzet vanhet hele project geslaagd is. Toen de gemoederen wat bedaard waren,heeft ze hen uitgenodigd voor een etentje bij haar…Stad en stadshuisvesting in verandering“We voelen ons hier thuis !”Oostende telt zowat 70.000 inwoners. Tijdens het toeristische seizoen verblijvener uiteraard heel wat meer. De Oostendse binnenstad - en zeker destationsbuurt - kreunt onder vastgoeddruk van projectontwikkelaars die bijvoorkeur appartementen voor tweeverdieners of gepensioneerde inwijke-


de <strong>sociale</strong> huisvestingsmaatschappij: “Ik wist van de nood aan aangepastewoningen voor gehandicapten. Maar mijn maatschappij had helemaal geenervaring met bouwen voor die doelgroep”. Pat sprak af met Jan Haud’huyzevan Inclusie Vlaanderen, een vereniging die zich bekommert om goedebegeleiding en levensomstandigheden voor licht mentaal gehandicapten.Jan: “Inclusie Vlaanderen - en gelijkaardige verenigingen - worden geconfronteerdmet een probleem wanneer de ouders wegvallen of niet meer instaat zijn om voor hun gehandicapte kinderen te zorgen. Dan is de begeleidingvia het Vlaams Fonds voor gehandicapten niet meer toereikend. We moetendaarop voorbereid zijn, alternatieven zoeken voor onze ‘gasten’.”lingen aanbieden. De huisvesting wordt steeds moeilijker voor een steedsgroter wordende groep mensen. Ook de toeristische aantrekkingskrachtvan Oostende is uiteraard een motor voor permanente prijsstijgingen.De stad opteerde om de middelen van het Grootstedenbeleid in strategischesites te investeren. Prioriteit dus voor kansarme wijken waar relatiefmeer leegstand en minder woningen met minimaal comfort worden gesignaleerd.Tegelijk liggen de uitgekozen sites op loopafstand van handels-,<strong>sociale</strong>, culturele en openbaar vervoersvoorzieningen.Nieuwbouw, met focus op aangepast, toegankelijk en levenslang wonen,zo kan je de prioriteiten samenvatten in het huisvestingscontract met hetGrootstedenbeleid. De stad wil vooral ook jonge en kleine gezinnen (seniorenof eenoudergezinnen) in het stadscentrum houden, liefst via eigendomsverwervingvan een gepaste woning. Daarbij wordt vooral gedacht aanwie onder - of zelfs net boven - de inkomensgrens van de <strong>sociale</strong> koopwoningenligt. Er is nood aan een gevarieerd en aangepast woningenaanbod,onder meer voor personen met een handicap of mobiliteitsproblemen.Nieuwe kleine doelgroepKwaliteitsvolle invulbouw met hedendaagse architectuur, opwaarderingvan de buurt en bevordering van de <strong>sociale</strong> mix door betere integratieen begeleiding van personen met een licht mentale handicap. Die aandachtspuntengaan hand in hand bij dit project.Het stadsbestuur meldde aan de <strong>sociale</strong> huisvestingsmaatschappij OnzeLandelijke Woning (nu: Eigen Haard is Goud Waard) dat ze percelen in hetcentrum van de stad ter beschikking had. Pat Vansevenant, directeur vanLijkt eenvoudig, toch geniaalZo werd aan het stadsbestuur voorgesteld om op een van de percelen, inde Christinastraat, een nieuw gebouw neer te zetten voor de doelgroep:in een centrumwijk, met alle voorzieningen in wandelnabijheid. En bovendienop korte afstand van Visserskaai, zee en strand. Er werd geopteerdvoor zes appartementjes (5 tot 7 bleek financieel haalbaar), met een dakappartementin duplex voor een ‘conciërge’ bovenop. Maar dan wel een‘speciale’ conciërge: een kotmadam. Even simpel als geniaal lijkt het wel:een conciërge die bereikbaar is wanneer de huisgenoten aanwezig zijn.Overdag zijn ze op de plek waar ze tewerkgesteld zijn of in een dagverblijf.De kotmadam : stille spil van het project“Toch goed dat die gasten hier kunnen wonen, hé madame!”. Dat krijgtMarie-Rose op straat te horen van voorbijgangers. Bij de zoektochtnaar een geschikte kotmadam werd uitgekeken naar een moederfiguurmet een gouden hart, niet naar een ‘professional’, want daar wordt dedoelgroep overdag al genoeg mee geconfronteerd. De witte raaf diendezich vanzelf aan. Er werden duidelijke afspraken gemaakt over haar opdracht,in een heus officieel protocol vastgelegd. Ze was bovendien vroegerécht een studentenkotmadam, is van opleiding podologe, werkte ookin een apotheek en is nog monitrice geweest bij de mutualiteiten…. enhad altijd wel zoiets in gedachten.“Het samenleven verloopt vlot,” vindt ze. “Ik zie er op toe dat ze de deurniet platlopen bij elkaar, ook dat ze niet om de haverklap bij mij staan.Ze weten dat ik er ben als het nodig is. Ik stimuleer zoveel mogelijkhun zelfstandigheid. Ik maak ook heel duidelijke afspraken met hen, enzie er op toe. Sommigen hebben de neiging om erg luid te spreken opstraat, b.v. En, heel belangrijk: ik krijg veel warmte terug.”<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 53


Op zoek naar extra middelen : moeilijkVlotte samenwerkingHet werd al vlug duidelijk dat voor deze doelgroep op die plek appartementjes/studio’skopen niet haalbaar zou zijn, om verschillende redenen.De oorspronkelijke idee om de kost van het bijkomende conciërgeappartementte verhalen op de andere eigenaars bleek een factor die de prijsde hoogte in joeg. Bovendien is de kavel gelegen in een gebied waar deprijzen stijgen. Voor een doelgroep die bestaat uit mensen met een vervangingsinkomenis dat onhaalbaar, zoveel was duidelijk. Er werd dan ookresoluut geopteerd voor huurwoningen.Subsidies vinden om het project financieel haalbaar te maken kwam neerop het zoeken naar bijna een vierde van de totale bouwkost. Een zoektochtvia de geijkte kanalen op Vlaams niveau leverde niets op. Het leek erop dathet mooie idee zou verzanden.Tot Yves Verhoest van de huisvestingsdienst van de stad de idee opperdeom het project deel te laten uitmaken van het huisvestingscontractmet het Grootstedenbeleid. Schepen van Wonen Nancy Bourgoignieging er onmiddellijk op in en legde het project ter goedkeuring vooraan het College.Onze Landelijke Woning was de bouwheer, die via een beheersovereenkomstmet de stad de conciërgewoning aan de stad verkoopt. Die verwerftze op haar beurt met de federale middelen. De samenwerking met dearchitect, met wie Onze Landelijke Woning regelmatig werkt, liep vlot.De eerste versie van het plan was meteen ook zo ongeveer de laatste.Dat was vooral te danken aan een aantal goed voorbereide overlegmomentenmet inbreng van de inhoudelijke partner Inclusie Vlaanderen.Zij waren coördinator en adviseur tussen de gezinnen van de gasten, debegeleidingsdiensten en Onze Landelijke Woning. Al bij al is er sinds hetaanbod van het perceel een kleine vijf <strong>jaar</strong> overgegaan om het project toteen goed einde te brengen.Mensen en middelenHet is duidelijk dat voor dit soort project niet alleen relatief meer fondsen,maar ook meer inspanningen moeten geleverd worden en meer tijdbesteed dan aan andere, meer klassieke huisvestingsprojecten. De middelenvan het Grootstedenbeleid waren absoluut noodzakelijk, zoveel iszeker: daarzonder zou het project afgevoerd zijn.Aangepast bouwen, op maatEr werd gelet op een grote mate van zelfstandigheid. Zo is er bewustgeopteerd om geen gemeenschappelijke ruimten te voorzien. “De flatjeszijn helemaal niet groot (45-50 m²), makkelijk te onderhouden. Daarvoormoest zelfs een uitzondering bedongen op de normen van de <strong>sociale</strong>huisvesting”, zegt Pat Van Sevenant. “Belangrijk is ook het alarmsysteem:zowel bedienbaar vanuit de living als vanuit de slaapkamer, en verbondenmet het appartement van de kotmadam. Het heeft al zijn dienstenbewezen sinds juni 2007, vooral toen een van de bewoners acuut moestgehospitaliseerd worden.”Kotmadam Marie-Rose: “Er werd op gelet om geen scherpe hoeken te hebben.Aparte verwarmingssystemen per flat zijn er niet, dat zou gevaarlijkkunnen zijn. Eén enkel klein euvel misschien: sommige kastjes in de keukenzijn niet goed bereikbaar, je hebt een opstapje nodig, of moet je bukken enin bochten wringen. Maar voor het overige zijn het prachtig afgewerkte appartementjesgeworden.”succesfactoren en aanbevelingenOpenheid en alertheid van de diverse betrokkenen. Openheid van de<strong>sociale</strong> huisvestingsmaatschappij om veel voorbereidings- en inlevingstijdte spenderen aan een - voor hen al bij al - klein project.Alertheid van de stadsdiensten om adequate financiële oplossingente zoeken. Goede samenwerking tussen die openbare diensten stondgarant voor het succes van dit project.Advies van een gespecialiseerde instelling die de doelgroep goed kent.De weliswaar geringe maar belangrijke inbreng van het Grootstedenbeleidkomt tegemoet aan een leemte in de bestaande regelgeving,procedures en praktijken. Het zou beter zijn indien voor ditsoort doelgroepgerichte projecten structurele middelen zoudenvoorzien worden. Er is onmiskenbaar nood aan.Een betrokken ‘kotmadam’!


<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 55


SeraingStedenbouwkundige studiesEen masterplan voor deopwaardering van de valleiDe industriële vallei van Seraing is in volle ontwikkeling,zowel economisch als landschappelijk.Er wordt ingezet op haar herontwikkeling, sinds2001 met de steun van het programma van hetGrootstedenbeleid.Moet het nog gezegd : in Seraing worden de wijken van de Val de Meuse inéén adem genoemd met hun industrieel verleden. Zo erg zelfs dat je bij elkestraathoek je afvraagt of je nog in de stad bent of op een site van de staalindustrie.In het gewriemel tussen de kleine arbeidershuisjes en de imposantefabrieken lijkt de bevolking nog te hopen op een mogelijke nieuwetoekomst voor de staalfabrieken…maar zonder er echt in te geloven.En toch ! In 2000 besluit de Stad Seraing de koe bij de horens te vattenen kiest resoluut om een volledige socio-economische diagnose te latenuitvoeren op haar grondgebied. Doel is te weten ‘wat er is’ om zo beter detoekomst te kunnen voorbereiden. De opdracht wordt toevertrouwd aanAREBS (Association pour le Redéploiement Economique du Bassin Sérésien).Hun opdracht wordt met veel interesse gevolgd door al wie de regioin zijn hart draagt.Een gebied van 800 ha in het teken van hernieuwing.Valérie Depaye, directeur van de autonome gemeentelijke regie die hetproject beheert : “De stad had het nodig om op haar effen te komen en debladzijde van de staalindustrie om te draaien. Om de opdracht op de juiste


manier aan te vatten heeft AREBS beroep gedaan op de kunde van een geograafdie gespecialiseerd is in zulke opdrachten. Hij leverde een zeer volledigestudie af waaraan tussen 2001 en 2003 gewerkt werd. Zijn conclusieslieten ons niet koud.”De cijfers spreken voor zich : 40% van de economische activiteiten hebbente maken met de staalindustrie ; de stad heeft een verouderd patrimonium; het lager gelegen stadsdeel - waar de staalindustrie van de Maasontstond - telt een werkloosheidspercentage van maar liefst 41 % en erwoont meer dan 45 % van de leefloontrekkers in de gemeente.Sleutels voor succesDie strenge diagnose en het bericht als zou er weer een sluiting in destaalindustrie op komst zijn, leidden tot een heuse mobilisatie. De stadbracht beleidsverantwoordelijken, industriëlen, wetenschappers, bedrijfsleiders, enz. bij elkaar rond thema’s als ruimtelijke ordening, onderzoek& ontwikkeling, cultuur, <strong>sociale</strong> economie, opleiding en onderwijs. Deploeg die het project beheert slaagt erin de bevolking bij het masterplan tebetrekken en bezoekt ook grote industriële reconversiesites in Frankrijk,Engeland en Duitsland om goede voorbeelden te bekijken. Valérie Depaye :“Zo konden we een aantal succesfactoren filteren voor dit type reconversie :een strategische visie, de aanwezigheid van een industrieel potentieel op desite, een goed gestructureerd leadership, financiering voor infrastructuur, eensterke coördinatie… Maar ook : een goede betrokkenheid van de bevolking, vanhet verenigingsleven en de bedrijven.”Actieve betrokkenheid van de bewonersVanaf het prille begin zoekt het projectteam de bewoners en de industriëlenop. Ze winden er geen doekjes om en houden een realistisch vertoogover de toekomst van de vallei. Het plaatje is niet erg flatterend, maar devoorstellen openen toch een piste voor de toekomst.Eind 2003 kondigt Arcelor de onherroepelijke sluiting van zijn staalfabriekenaan. Dat zet een en ander in beweging. AREBS herbekijkt de prioriteitenen bakent een prioritaire en zeer kwetsbare zone (PRIO) af binnende 3.600 hectaren van Seraing. Het gaat om 800 hectaren aan de oeversvan de Maas, waarvan 130 hectaren toekomstige industriële kankerplekken,uitgeleefde woningen en verloederende wijken, met verouderdmobiliteitsnetwerk. De overheid bepaalt een aantal concrete te bereikendoelstellingen : de socio-economische toestand van de bevolking verbeteren,de economische activiteit aanzwengelen en diversifiëren, het imagoen de levenskwaliteit van de gemeente verbeteren, het aantal inwonersop 60.000 houden…‘Tupperware’ informatiesessiesDe bewoners lopen warm voor het project en geraken geïntrigeerd in hetparticipatief karakter ervan, gemobiliseerd als ze zijn door de aankondigingvan de sluitingen. Valérie Depaye : “Toen Arcelor de sluiting van dehoogovens aankondigde sloeg de paniek toe, met de gekende geruchtenstroomals gevolg : Seraing zou een klein Chicago worden.” Het team ontwikkeltcommunicatiemiddelen (website, brochures…) en ontmoet debewoners op alle terreinen : jeugdhuizen, sportclubs, wijkcomités, bedrijvencomités…“We hebben zelfs informatiesessies ‘genre Tupperware’ georganiseerdbij de bewoners. Het was de bedoeling om te tonen wat we dedenen tegelijkertijd de bedenkingen van de bewoners te verzamelen.”Al die verschillende stadia leidden tot een zeer brede stedenbouwkundigestudie die in 2004 aanvangt met de aankondiging van een Europese aanbesteding.“We voelden ons sterk genoeg om een lastenboek op te stellenvoor een offerteaanvraag die zeker en vast de participatie van de bevolkingen de informatie voor de burgers vanaf het begin moest aanpakken.” Er werdeen tijdelijke vereniging aangeduid die bestond uit o.a. het Parijse architectenbureauReichen & Robert & Associés, het Luikse bureau Pluris,de nv Lambda Plan… . “Dat Europese consortium had het voordeel een volledigeequipe op het project te kunnen zetten : een stedenbouwkundige, eenmilieudeskundige, een economist, een financieel analist en iemand die departicipatieve dynamiek kon beheren.”Een studie in twee tijdenDe groots opgezette stedenbouwkundige studie zal in twee tijden resultatenafwerpen. Van oktober 2004 tot mei 2005 wordt aan het masterplanvoor de vallei gewerkt. Dat laat toe om het geheel van de vallei op delange termijn te hertekenen. Het stelt daarbij een aantal stedelijke intentiescentraal. Het tweede luik – van december 2005 tot juni 2006 – con-<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 57


centreert zich op de zones die prioritair moeten aangepakt worden : deas rue Cockerill / rue du Charbonnage, de centrale werkplaatsen en hetTrasensterpark, de stadsboulevard…Die doorwrochte stedenbouwkundige studies hebben tot een ruime vernieuwingsoperatiegeleid, die in goede baan gehouden wordt door hetnieuwe autonoom stedelijk bedrijf Eriges, opgericht op 1 januari 2007.Eriges zet de opdracht van AREBS voort. Als AGB heeft het als opdrachtprivé-publieke partnerschappen na te streven om binnen de zone zowelhuisvesting als economische activiteiten op te zetten. De hele operatiewordt ondersteund door een stevig communicatieplan voor al die partners,maar ook voor de bevolking uit de zone. Dit wordt vandaag geconcretiseerddoor de aankoop en renovatie van woningen aan de Cockerillstraat.Dank zij die nieuwe fase krijgt de stad een greep op het grondbeleid, wateen bepalend element is voor het slagen van het project.“Ook voor deze nieuwe fase zoeken we de wijken op om met de bewoners tespreken over de concrete plannen.” Eenmaal er gebouwd wordt kan eennieuwsoortige bevolkingsparticipatie het licht zien die op de driehoek bewoners-verenigingen-Stadsteunt. De aanpak ervan wordt goed onthaaldin de wijken, te meer omdat de openbare aanbestedingen <strong>sociale</strong> clausulesbevatten die aan bedrijven uit de <strong>sociale</strong> economie toelaten om mee tewerken aan de afbraak- en renovatiewerken.succesfactoren en aanbevelingenBevolkingsparticipatie liet toe het project in het hart van de wijken teverankeren. De vele uitwisselingen tussen de bewoners, de verenigingenen het projectteam hebben hun vruchten afgeworpen.Kwaliteitsvolle en sterke communicatiemiddelen zijn een pluspunt omzowel bewoners als industriëlen bij het project te betrekken.Het opzetten van stadsateliers met de bewoners creëerde een participatievedynamiek. Meer dan 3 000 contacten tot op heden ! De stedenbouwkundigenhaalden inspiratie bij de bewoners om hun plannente verbeteren.Werkbezoeken aan andere Europese regio’s lieten toe om een helereeks goede voorbeelden op te lijsten. De contacten met de operationeelverantwoordelijken van die projecten leverden uiteindelijk hetmeeste resultaat op.Een Europese aanbestedingsprocedure leverde een team op datbeschikt over alle nodige kennis en ervaring. De internationale bekendheidvan het Parijse bureau Reichen gaf het project meteen geloofwaardigheid.Openbare aanbestedingen bevatten clausules die bedrijven uit de <strong>sociale</strong>economie toelaten om deel te nemen aan de afbraak- en verbouwingswerken.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 59


Sint-GillisWijkantenneEen ‘luisterboetiek’voor de wijkSinds 2001 beschikt de gemeente Sint-Gillis overeen netwerk van vier wijkantennes om de bewonerste helpen en te informeren.Het lijken wel betaalbare en gezellige boetieks, die vier wijkantennes vande gemeente Sint-Gillis. Ze kwamen er om aan de roep naar nabijheidsdienstente beantwoorden. Geen strenge loketten, maar open kantorenwaar de bewoners even kunnen verblijven en allerhande info krijgen overwat met de wijk of de gemeente te maken heeft.In tegenstelling tot andere steden en gemeenten die ook gedecentraliseerdediensten hebben, is het doel van de wijkantennes hier algemeneinformatie te verstrekken. Zo kunnen de bewoners georiënteerd wordennaar de instanties die hen kunnen helpen : gemeentelijke en paragemeentelijkediensten, gewestelijke diensten, verenigingen, handelszaken,de politie…Vier antennes voor een buurtdienst.Alain Hennes, coördinator van het Stadscontract en het Wijkantenneproject: “Onze basisidee was om de bewoners een plek te geven die heel nabij,gezellig en toegankelijk is. We bieden hen wel de mogelijkheid aan documentente bestellen of het internet te gebruiken, maar onze specificiteitis vooral hen te informeren en te helpen bij hun administratieve vragen enze naar de competente diensten toe te leiden.”


Altijd al willen doenHet project ziet het licht in 2000 met de oprichting van een eerste antenneaan het Bethlehemplein - een van de kwetsbare wijken van degemeente - dank zij de financiële steun van het Grootstedenbeleid.“Toen greep de gemeente die kans op federale middelen met beide handenaan om een project te realiseren dat haar nauw aan het hart lag”,legt Alain Hennes verder uit. “Het project kon uitgebreid worden over hethele grondgebied van de gemeente dank zij het feit dat de federale overheidborg stond voor de lonen, de investeringen en werkingskosten”.In 2001 wordt de cirkel gesloten met de oprichting van drie andere wijkantennesaan het Sint-Gillis Voorplein (centrum), de Fontainasstraat (laagSint-Gillis) en de Overwinningsstraat (hoog Sint-Gillis).Op vier strategische plekkenHet zijn vooral de kwetsbare leden van de bevolking die een enorme noodhebben aan administratieve hulp. Daaraan voldoen is een van de eerstedoelstellingen. Daarom ook schoten de eerste twee antennes in actie inlaag Sint-Gillis.De antenne aan het Sint-Gillis Voorplein is ook open op zondag, de dagvan de markt wanneer er zeer veel volk is. Die antenne is het uithangbordvan het project. Ze is dan ook gevestigd op een van de meest dynamischeplekken van de gemeente en zo wordt er gewezen op het bestaanvan de antennes.De antenne aan de Overwinningsstraat ligt in hoog Sint-Gillis. Ze beslaateen veel groter territorium van de gemeente en houdt zich vooral bezigmet zeer specifieke vragen van de heterogene bevolking die er woont.logica in contact komen, hebben de antennes ook als opdracht om hen tehelpen de administratieve documenten te ontcijferen vooraleer ze zich bijde juiste bevoegde diensten aanmelden... “Als je het zo bekijkt, vervullenwe eigenlijk een rol als ‘openbare schrijver”, stelt Alain Hennes vast.De antennes leggen zich niet echt toe op het oplossen van problemen.“We vertrekken van het principe dat elke bewoner het recht heeft geholpenen gehoord te worden, welk ook zijn of haar probleem: documenten invullen,administratieve acties ondernemen, burenruzies, problemen van openbarenetheid of onveiligheid, de zoektocht naar werk, info over huisvesting of hetzoeken naar een sportclub … ““Een van de moeilijkheden van onze opdracht is juist om ons niet bezig tehouden met wat buiten onze opdracht valt. Met de jarenlange ervaring is hetwel eens moeilijk om te weerstaan aan de verleiding om effectief met de problematiekenvan elkeen bezig te zijn. En toch moeten we erover waken geenantwoorden te willen bieden aan ingewikkelde dossiers en onze rol te blijvenspelen als tussenschakel naar meer gespecialiseerde organen.”Op de juiste maat bezigOm de klanten zo efficiënt mogelijk naar de juiste diensten te oriënteren,beschikt het personeel van elke antenne over pedagogische kwaliteitenmaar ook over een goede kennis van de verschillende domeinen. In demeeste gevallen moeten ze een antwoord bieden aan vragen over bevolking,werkgelegenheid, gezondheid, huisvesting. En om te vermijden datde klanten zich toch verloren voelen wanneer ze met de administratieveMeer dan twintig bezoekers. Elke dag.Sinds hun oprichting blijft het cliënteel van de antennes stijgen. Statistiekenwijzen op een twintigtal interventies per dag per antenne.Sommige duren slechts enkele minuten, andere meer dan een uur.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 61


Een ‘nabijheidslogica’succesfactoren en aanbevelingenDe notie ‘nabijheid’ ligt de gemeente nauw aan het hart. Al enkele jarenlegt Sint-Gillis zich er op toe om haar terreinwerkers binnen een ‘nabijheidslogica’te laten werken. De wijkantenne is dan ook de plek bij uitstekwaar iedereen langs komt en informatie uitwisselt : stadswachten,preventie- en veiligheidswerkers, de bewakers van de publieke plekken,straathoekwerkers en animatoren, straatvegers, lokale politie…Elke drie maanden vindt er in elke antenne een vergadering ‘lokale veiligheidsdiagnose’plaats met de verantwoordelijken van de verschillendeteams. “We wisselen niet alleen informatie uit over de wijk”, preciseertAlain Hennes, “door die vergaderingen leren we mekaar beter kennen enieders opdracht beter inschatten”.Dat ‘pluridisciplinaire wijkbeheer’ zorgt er voor dat de terreinwerkersregelmatig bij hun antenne bijeenkomen om zich van de situatiein de straten te vergewissen. Alain Hennes: “Het is een goedgeoliedemachine die ons een helder beeld van de wijk oplevert. Wanneer eenterreinwerker ons een gat in de weg signaleert, dan brengen wij onmiddellijkde gemeentelijke diensten op de hoogte. Als de herstelling nietbinnen de afgesproken termijn plaatsvindt, dan dringen wij aan tot weresultaat hebben.”Het succes van de wijkantennes en het feit dat ze steeds drukkerbezocht worden is te danken aan het feit dat de noden van de bevolkingsporen met het aanbod van echte nabijheidsdiensten doorde antennes.De centrale administratie kan veel efficiënter reageren dankzij desynergie tussen de verschillende teams op het terrein die op maatvan de wijk werken, en dankzij de informatie die ze opsnorren.Diensten zoals het dagelijks opsporen van huisvestingsaankondigingenbeantwoorden aan de pragmatische verwachtingen vande bewoners.De teams van de wijkantennes zijn zich bewust van de limieten vanhun tussenkomsten: ze waken erover zich niet te verliezen in de inhoudvan de dossiers om zo hun opdracht als algemene dienst niet inhet gedrang te brengen.Wijkantennes kunnen de gemeentelijke diensten aanspreken omgemeenschapsvoorzieningen te verbeteren (speelpleinen, banken,vuilnisbakken, picknicktafels…).Op het snijpunt tussen bewoners,verenigingen en gemeentelijke dienstenDe wijkantennes houden nauwlettend statistieken bij en die tonen eensteeds stijgend aantal bezoekers. Dat is heus niet alleen het resultaatvan de informatiecampagnes van de verantwoordelijken. Ook ‘mond totmond reclame’ schijnt goed te werken bij de meest kwetsbare bevolking.Doordat ze meewerken aan de coördinatie van de <strong>sociale</strong> actie van hetOCMW, hebben de wijkantennes ook een duidelijk beeld van het netwerkvan <strong>sociale</strong> verenigingen.De antenne zet bovendien erg in op contacten met het verenigingsleven.Niet zelden ontstaan er samenwerkingen ter gelegenheid vanbepaalde evenementen. Veelvuldige contacten met de centrale administratieleiden tot constructieve synergieën tussen alle gemeentelijkediensten.Een mini vastgoedagentschapOm zo efficiënt mogelijk te kunnen inspelen op vragenom huisvesting, stelt elke antenne een lijst van individueleaankondigingen op per wijk. De straathoekwerkersdie elke dag de straten afschuimen gaan op zoek naar deaankondigingen, noteren ze en spelen ze door aan de antenne.Wanneer iemand een woonst zoekt wordt hij of zijdoorverwezen naar de Foyer van Sint-Gillis, de Grondregie,het <strong>sociale</strong> huisvestingskantoor… maar hij of zij kanevengoed de lokale steekkaarten raadplegen.


Veldteams (stewards) die klaarstaan voor de bewoners.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 63


AntwerpenSamen op StraatAntwerpen-Noordin actieNieuwsoortig buurtvaderproject wordt motorvoor geïntegreerde wijkwerking.De mosterd werd gehaald bij een Marokkaans buurtvaderproject inAmsterdam. Maar heel anders ingevuld. Buurtvaders zoeken contactmet jongeren om overlastproblemen te voorkomen en eventueel op telossen. Dat is het uitgangspunt. Ondertussen is die vrijwilligerswerkingverankerd in de buurt via een stevig activiteitenaanbod. Het initiatief beperktzich al lang niet meer tot de Marokkaanse gemeenschap. Velepartnerorganisaties werken ondertussen mee, zowel op wijk- als opstadsniveau. Er is serieus gewerkt aan de wederzijdse beeldvorming.Kleuren en leeftijden vinden elkaar.Antwerpen wil de leefbaarheid in een aantal zogenaamde ‘hotspotbuurten’verbeteren, met aandacht voor specifieke doelgroepen. Ouderenbegrijpen het typische ‘rondhanggedrag’ van de jeugd niet en willen alvlug repressief optreden, zoals dat in Nederland gebeurde. Maar daarmeeis de oorzaak niet weggenomen. De betrokkenheid van jongeren bijoverlast, de kleine criminaliteit en het lawaaimaken zijn vaak te wijtenaan een achterliggende problematiek: weinig zinvolle vrijetijdsbesteding,problemen op school, gebrek aan voorzieningen en activiteiten,gebrek aan toekomstperspectief.


Zelfde bedoeling, andere aanpakEr wordt van uitgegaan dat jongeren die voor problemen zorgen zelf eensterk ontwikkeld buurtgevoel hebben. Samen op Straat wil in Antwerpen-Noord opnieuw betrokkenheid laten groeien in en met de buurt. Ervoorzorgen dat iedereen zich er verantwoordelijk voor voelt, en het buurtgevoelvan de jongeren daarbij op een positieve wijze kanaliseren.Naast informele <strong>sociale</strong> controle en conflictbemiddeling wordt vooralook gezocht naar langetermijnoplossingen en aan positieve begeleiding(‘emancipatie’) gewerkt. Zo wordt er preventief opgetreden tegen het onveiligheidsgevoelen tegelijkertijd worden de perspectiefloosheid en deidentiteitsproblemen (het ‘er niet bij horen’) van de doelgroep aangepakt.Het project loopt in 4 wijken, waaronder Antwerpen-Noord. Het is ingebedin het lokale buurt- en opbouwnetwerk. Samenlevingsopbouw stuurt aan.De ‘wandelingen’ herbekekenBij de doorstart van het project, in 2005 en met de steun van het Grootstedenbeleid,werd een belangrijke beslissing genomen: de buurtwandelingendoor de vaders werden herbekeken. Ze waren goedbedoeld,dat zeker, maar hadden een repressief imago. Er werd van gezegd datze ‘samenwerken met de politie’, ‘verklikkers zijn’.slaapplaatsen overnachten. Dat herstelt contact. Een relatief dure aangelegenheid,maar: met resultaat. Zo begonnen de vaders zelf sportzalenaf te huren voor de jongeren. Ze werden hun grootste pleitbezorgersop straat en elders, in plaats van met het vingertje te zwaaien.“Werken met de jongerengroepen is erg belangrijk, maar het jeugdwerk inAntwerpen heeft zo zijn beperkingen” weet projectcoördinator M’hamedEl Ouali. “Het werken met de risicogroepen is er niet meer bij. Daaromvangen wij ze op. Maar we doen meer dan dat. Enkele jongeren uit de groepvolgden een opleiding tot jeugdmonitor en zijn nu speelpleinmonitor voor destad. Ze zijn zelf voorbeeld geworden en ambassadeurs van het project.”Grote broer UMASUMAS staat voor de vzw Unie Multiculturele Antwerpse Samenleving.Maar het is ook Berbers voor ‘grote broer’.De vadergroep werd uitgebreid met deze jongvolwassenengroep,veelal afgestudeerden uit Marokko die via gezinshereniging hieraanbelandden. Ze hebben ervaring en inzicht, werkten ginds in verenigingen.Ze geven vorming aan vaders en jongeren over de actualiteit,organiseren een muzikaal festival, werken aan de dialoog tussenautochtoon en allochtoon in de buurt, organiseren een Berbersnieuw<strong>jaar</strong> voor de buurt…Begin 2006 werd een draaiboek ontwikkeld, dat intussen ook in de praktijkwordt toegepast. Bonding en bridging was de boodschap: werkenmet doelgroep, partners en buurt. Binding binnen de eigen groep dus,om bruggen te slaan naar anderen.Sinds oktober 2005 is er een nieuwe ontmoetingsruimte voor vaders enjongeren aan het Willy Vandersteenplein. Begin 2007 werd daar een kelderin gebruik genomen met internet pc’s, gezelschapsspellen, een pooltafel.Er wordt vergaderd, gefeest, er worden lezingen georganiseerd.Werken met en binnen de doelgroep.Vaders worden pleitbezorgers voorde jongerenEr wordt gewerkt aan de solidariteit binnen de groep vaders apart ende groep jongeren apart. Zo gingen de vaders samen langlaufen. Zespreken er nog van! Daarna wordt vertrouwen opgebouwd tussen beidegroepen, maar ook tussen de jongeren en jongeren uit andere wijken.Dat bevordert de solidariteit. De vaders- en jongerengroepen makensamen uitstappen, b.v. naar de Ardennen, waar ze ook in gezamenlijkeWerken met partners…Er zijn contacten met het hele gamma aan diensten en organisaties diein het wijkgebeuren actief zijn: OCMW, politie, buurttoezicht, plaatselijkejeugdwerking, wijkwerking, integratiewerkingen, lokale zelforganisaties,buurtgroepen, straathoekwerkers, opbouwwerkers, pleinontwikkeling,jeugdwelzijn,...Abdelilah Elyoussfi van Samen Op Straat in Borgerhout: “Het eerste wat wegedaan hebben trouwens, is een berbertent gaan kopen. … Voor onze eerste<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 65


activiteit hebben we die bovengehaald en het hele Sint-Jansplein omgetoverdtot een oriëntaals festijn. Er kon thee gedronken worden, er werd gebabbeld.Het was een groot succes en op die drie dagen zijn er meer dan 5 000 mensengepasseerd. Toen zijn we dus echt gestart.”Maar het gaat niet alleen over mannen. SOS werkt ook intensief samenmet de Islamitische vrouwengroep Al Minara. Zij worden betrokken doordiscussieavonden, feesten en uitstappen. Er werd ook een felgesmaaktefamilieuitstap naar de dierentuin georganiseerd : 412 moeders en kinderenop 1 dag, ook van buiten de wijk, en met de steun van ‘Vakantieparticipatie’,waardoor de kost tot 2 euro per persoon kon beperkt worden.Ook met De Lijn wordt samengewerkt, met de bedoeling de jongerenen de chauffeurs dichter bij elkaar te brengen. Ze gaan samen bowlen,spelen een rollenspel om elkaar beter te begrijpen. Al die activiteitenwerden gebundeld in het project “De Lijn is van iedereen”.… met en in de buurtEen goede sfeer in de buurt kan latente spanningen wegwerken en eenleefbare buurt bevorderen.Op zoek naar gemeenschappelijkheid :wat bindt ons ?Samen op Straat organiseerde ook een uitstap met buurtbewonersnaar Gembloux. Daar werd in 2005 de herdenking gevierd van de strijdvan de Marokkaanse tirailleurs in WOII aan de zijde van de geallieerden.Ook het toneelstuk van de KVS daarover werd bezocht.Bij een uitstap naar Bokrijk bleek dat de leemwoningen van toen heelwat gelijkenis vertonen met die in Marokko…“Samen op Straat staat sterk genoeg om deel te nemen aan buurtfeesten meteen standje en de dialoog aan te gaan”, weet M’hamed. “We organiseren gemengdefietstochten: man vrouw, auto- en allochtoon, arbeider en licentiaat, gepensioneerden jong door elkaar. Op het Stuyvenbergplein toonden we ons samenmet de drie moslimgemeenschappen (Marokkaanse, Turkse en Pakistaanse).We worden gevraagd om buurtfeesten en evenementen mee te organiseren.”Op kruissnelheid, maar opgepast !Samen op Straat is goed bekend bij de stadsdiensten en er wordt regelmatigop hen beroep gedaan. “Het is al lang geen ‘overlastproject’ meer,bijna een kleine beweging met zovele groepen en partners” vindt M’hamed.“Je merkt resultaat in het samenleven. Tijdens het eerste feest op het Coxpleinbijvoorbeeld waren er nog relletjes. Dat is nu verleden tijd, ook dankzij Samen Op Straat dat zijn rol als buffer speelt.”Maar succes heeft ook zijn keerzijde. De (te?) vele initiatieven maken dathet wel heel erg hard werken is voor medewerkers en vrijwilligers, niettegenstaandehet aanstekelijke enthousiasme. Zoals het nu loopt kan erook niet meer op interessante nieuwe voorstellen of projecten ingegaanworden. Het project zit aan of zelfs over zijn limiet.Mensen en middelenAlles staat of valt met de vele vrijwilligers, waarvan er een aantal al langerbij het project betrokken zijn dan de medewerkers. Ze nemen ook taken opin de administratie. Dat moet wel omdat er eigenlijk te weinig personeel is.Coördinator M’hamed verdeelt zijn tijd over 4 wijken. Minstens 1 voltijds medewerkerper wijk zou een minimum zijn. Ook een degelijke laagdrempeligeontmoetingsruimte per wijk zou moeten kunnen.succesfactoren en aanbevelingenNetwerking tussen organisaties.Een goeddraaiende, open en laagdrempelige plek, ook ’s avondsopen: geen luxe.Investeer in genoeg middelen en mensen voor zo’n zeer arbeidsintensievebegeleiding.Neem niet te veel hooi op je vork. Wees selectief in het aannemenvan voorstellen en het opstarten van eigen initiatieven.


<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 67


LuikWijkprojectenParticipatierijmt op actieSinds 2002 steken de ‘wijkproject-teams’ hun energiein acht aandachtswijken in Luik.Gerichte acties in het hart van de wijken !Al van aan het eind van de jaren 90 zet de Vurige Stede aardig wat middelenin om haar Stadsproject 2003-2010 uit te werken. Dat is een socioeconomischmasterplan gebaseerd op een dubbele diagnose : een globalestadsanalyse en een specifieke analyse op maat van de wijken. Ook hierdus een participatieve logica : iedereen die er mee wil aan werken wordtgepolst om zo samen de prioritaire acties te bepalen.Wat betreft de wijken krijgt die participatieve logica wel een heel bijzonderedimensie. De stad Luik besliste om 70% van de federale middelenvan Grootstedenbeleid te gebruiken voor <strong>sociale</strong> samenhang en geïntegreerdewijkontwikkeling. Vanaf 2003 begonnen verscheidene teamsdie dynamiek te introduceren in acht aandachtswijken : Saint-Léonard(Noord), Sainte-Marguerite, Outremeuse-Amercoeur, Burenville-Glain,Droixhe-Bressoux, het Hypercentre (Centrum), Sainte-Walburge en Angleur/Kinkempois/Vennes.Betrokken bewoners“We werken volgens een strikt scenario: wijkprojecten worden voorgestelddoor de bewoners en door al wie er aan wil meewerken ; daarna keurt de


lokale overheid ze goed”, legt Latifa Es Safi uit, de algemene coördinatorvan het stadscontract in Luik. “De teams die de ‘wijkprojecten’ inde praktijk moeten brengen concentreren zich op twee prioritaire luiken :enerzijds de inrichting van de openbare ruimte, met speciale aandachtvoor groene ruimte, speelruimte, openbare verlichting, wegenissen… enanderzijds animatie en evenementen om zo <strong>sociale</strong> samenhang en burgerparticipatiete bevorderen.”Het team wendt nieuwe manieren van participatieve democratie aan omal de betrokkenen te informeren, te raadplegen, te betrekken en te mobiliseren.“We zijn er sterk van overtuigd dat het betrekken en de participatievan de bewoners tijdens het hele proces de beste garantie is op succes op delange termijn”, voegt ze nog toe.Een ‘diagnoseteam’ per wijkParticipatieve alchemie nastreven is geen lachertje. De teams baseerdenzich op een manier van werken die haar nut al bewezen heeft en dieinspiratie haalde uit de Franse Datar-methode (het vroegere Délégationà l’Aménagement du Territoire et à l’Action Régionale - vandaag DIACT :Délégation Interministérielle à l’Aménagement et à la Compétitivité desTerritoires). Latifa Es Safi : “Dankzij het stadscontract konden we in elke wijkeen diagnoseteam aan het werk zetten. Op het terrein bestaat de kern van zo’nteam uit een coördinator, een jeugdanimator, een socio-sportieve en intercultureleanimator en iemand die gespecialiseerd is in het intergenerationele aspect.Bovendien kunnen we ook terugvallen op iemand van de netheidsdienst,van de speelpleinwerking, van openbare werken, een gebouweninspecteuren een schoolbemiddelaar…” Wat ze allemaal moeten doen ? De bevolkingaanzetten om deel te nemen aan het creatieve proces, projecten uitkiezenen ze mee op poten zetten.ze over naar de bevoegde diensten. Kwestie van de daad bij het woord tevoegen lieten ze er geen gras over groeien en volgden alles rigoureus opom zichtbare resultaten op het terrein te bereiken. Want daarin ligt uiteindelijkhet succes van de aanpak.“De eerste contacten met de andere diensten van de stad waren nogal epischvan aard”, geeft Latifa glimlachend toe. “We confronteerden door de wol geverfdeambtenaren met jonge sociaal-culturele werkers vol enthousiasme.”Maar met wat goede wil en overlegvergaderingen begon de mayonaisetoch te pakken. De eerste zichtbare resultaten in het straatbeeld gavenlegitimiteit aan de teams : de straatverlichting en de wegen werden hersteld,een speelplein werd gerenoveerd…, even zovele tastbare tekenen vaneen aanzet tot wijkvernieuwing. “Ik denk dat die strategie erg goed gewerktheeft. Het was dan ook de burgemeester zelf die er zijn gewicht achter zette”,besluit Latifa Es Safi.Luisteren naar de wijkenNadat de eerste waslijst van klachten achter de rug was, begonnen deteams aan een enquête bij de wijkcomités en de verenigingen. Doel : henstimuleren en helpen om hun eigen projecten waar te maken. “We hebbeneen handboek opgesteld om de verenigingen te bevragen en zo tot desterktes en zwaktes van elke wijk te komen”, legt Latifa Es Safi verder uit.“Daarna hebben we de adviezen afgewogen aan de hand van de mate vanintegratie van die vereniging in de wijk. Een kinderopvangtehuis zal voor onseen meer pertinente kijk op de wijk hebben dan een vereniging van oud-strijders.En dan bieden we aan die verenigingen of wijkcomités de mogelijkheidom projecten voor te stellen die hen de middelen geven om concreet aan deslag te gaan, mits ze goedgekeurd worden natuurlijk.”VuurproefLatifa Es Safi : “Toen ze zich in de wijken gingen vestigen, werden onze teamsbedolven onder de aanvragen van de verenigingen en wijkcomités : waslijstenvan verzuchtingen waar nooit op ingegaan was. Niets ontbrak op die lijsten :te weinig ruimten voor de jeugd, manke verlichting, problemen met het wegennetwerk,de veiligheid of de openbare netheid...” De boodschap van dieeerste contacten was niet mis te verstaan. Onmiddellijk brachten de teamsEen olifant in/uit de wijkHet team van de wijk Hypercentre werkt onverdroten aan een welheel ambitieus cultureel project rond het thema van de olifant. Datmetershoge dier wordt het centrum van het evenement en wordt opeen kar het stadscentrum rondgevoerd. In het zog van het beest zagenheel wat interculturele acties het licht, voorstellingen en straatanimaties…uitgedacht en uitgevoerd door tientallen verenigingen.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 69


Zo’n ‘consultatief proces’ vergt natuurlijk verschillende maanden werk,vanaf de uitwerking met de betrokken bewoners tot de goedkeuring doorhet schepencollege. Om beroep te kunnen doen op de fondsen van hetstadscontract moeten de projecten aan duidelijke criteria voldoen enmoet de coördinator projectfiches invullen met doelstellingen, uiteindelijkresultaat, middelen, partners, budgetten, wat het project aan de wijkkan toevoegen enz… De projecten die een begeleidingscomité selecteerdeworden dan aan het college voorgelegd, die ze goed- of afkeurt. “Daarnaleggen we ze voor aan de verenigingen en bewoners, wijk per wijk”, voegt zetoe. De teamcoördinatoren leggen dan de ‘ins en outs’ van het project uiten ook de timing. Elk <strong>jaar</strong> worden er zowat 60 projecten op het getouwgezet in de acht wijken.Latifa Es Safi gaat in op een van de – volgens haar - mooiste resultaten :een ontmoetingsplek in het hart van de ‘moeilijke wijk’ Burenville-Glain.“In die wijk met haar vele <strong>sociale</strong> woningen en weinig gemeenschapsvoorzieningenstelden we vast dat de jonge delinquenten steeds jonger werden.We wilden zo duurzaam mogelijk werken en hebben heel nauw samengewerktmet de verenigingen die op het terrein aanwezig zijn om een fantastischintergenerationeel speelplein te maken : met schommels voor de jongsten,banken voor de mama’s, voet- en basketbalterreinen voor de jongeren,petanquebanen voor de al wat ouderen. Er is zelfs een minivoetbalterreinaangelegd voor kinderen vanaf 2 <strong>jaar</strong> !”De jongeren hebben een belangrijke rol gespeeld bij het uitbouwen vandat plein. Ze waren dan ook van bij het begin bij het opzet ervan betrokkenen ook via de sportieve animatie op woensdagnamiddagen. Ze hebbenzich de plek geleidelijk toegeëigend en er is quasi geen sprake meer vanvandalisme. “Doordat we zoveel op het terrein waren, hebben we gemerktdat er blijvende problemen zijn, zoals de weigering van jongens en meisjesom samen te werken”, verduidelijkt Latifa nog. ”Daarom hebben we sportprojectenopgezet. Geleidelijk aan hebben de meisjes en jongens toenaderinggezocht en zijn ze elkaar beginnen appreciëren. Een heel langzaam procesdat maanden, soms jaren duurt…“ Echt een voorbeeld !succesfactoren en aanbevelingenDe ‘nabijheidslogica’ die de wijkprojecten nastreven laat toe om actiesin het hart van de wijken te verankeren. Om aan de verwachtingenvan de bewoners te kunnen beantwoorden heeft de Stad al eenaantal ‘wijkgemeentehuizen’ geïnstalleerd, om zo er op te wijzen datde overheid haar diensten terug dicht bij de mensen wil.De hele actie ‘Wijkprojecten’ ademt transversaliteit tussen de verschillendestadsdiensten, en wordt uitgebreid gesteund door de burgemeesteren zijn team.Doordat de verschillende diensten samenwerken kunnen de verschillendeacties op elkaar afgestemd worden en blijven.En nu aan de jongeren !De projecten worden zo vlug als mogelijk in de praktijk gebracht, omzo het publiek er te blijven bij betrekken. En als de procedures dantoch meer tijd in beslag nemen, dan worden de bewoners regelmatigop de hoogte gehouden van de vooruitgang ervan.


<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 71


Vorstanti-graffiti brigadeStrijdentegen TagsKlein en efficiënt project ter verfraaiing van deomgeving helpt laagopgeleide jongeren aan werk.Al lang kwamen er regelmatig klachten toe bij de gemeente Vorst over storendegraffiti – tekens en tekeningen die met verfspuitbussen worden aangebracht- zowel op openbare gebouwen als privé-woningen. Enkele jarengeleden begon het de spuigaten uit te lopen. Vooral aan de Van Volxemlaan,de spoorweg en de autostrade kon je er niet meer naast kijken. AndereBrusselse gemeenten hadden al anti-graffiti acties opgezet. Daar haaldeVorst een deel van de mosterd. Je merkt nu duidelijk het verschil op straatdoor de ongeveer 4 500 gratis interventies op die 4 <strong>jaar</strong>. Maar er werd ook envooral op sociaal-professionele inschakeling ingezet.De gemeente Vorst wil de <strong>sociale</strong> uitsluiting en de verslapping van het maatschappelijkebindweefsel tegengaan. De meest kwetsbare groepen nauwerbetrekken bij de <strong>sociale</strong>, culturele en sportieve activiteiten in de wijken.Daarbij bevordert ze een gezonde leefomgeving, o.m. via bewustmakingsactiesbij de bevolking met betrekking tot gezondheids- en milieuproblemen.Centraal in die acties staat, naast de straatvegers, de anti-graffiti brigade.Openbare gebouwen worden behandeld (ont’tagt’), met bijzondere aandachtvoor scholen maar ook andere gemeentelijke gebouwen, voor de elektriciteitscabinesen telefoniekasten, de klinieken, de spoorwegbruggen.De meeste aanvragen komen evenwel van bewoners en handelaars.Nieuw en toch niet nieuwEr werd contact opgenomen met enkele andere Brusselse gemeentenom uit hun ervaringen te leren, te kijken hoe die het aanpakken, met


welke materialen en procedures. De anti-graffiti ploeg werd in samenwerkingmet de Dienst Werken van de gemeente opgestart. Tewerkstellenvan laagopgeleide jongeren via een opleiding en met een gemeentelijkcontract, dat was de bedoeling. Heel belangrijk: ze kunnen rekenen op20 <strong>jaar</strong> ervaring van iemand uit de sector (Jacques Lommaert) en krijgendaarnaast ook opleidingen door de productleveranciers.Het project werd kenbaar gemaakt door middel van aankondigingen inpostbussen, veel mondelinge reclame, aankondiging op de internetsiteen ook op de elektronische afficheringsborden van de gemeente. Zonietgeraakt de informatie niet bij de bewoners, weten eigenaars niet dat diedienst bestaat.Praktisch, technisch en juridisch :niet zo eenvoudigopen deur voor de taggers. Dan is er immers niet veel <strong>sociale</strong> controle in deschoolomgeving”Zowat overal vind je graffiti, niet alleen op gebouwen, maar ook op wagens,panelen, trams, trottoirs, banken, zelfs op het kerkhof moest ergewerkt worden. Recent verplaatst het fenomeen zich naar rolluiken,soms wordt er gewoon verf op de openbare weg gegooid… Elke ondergronden elk gebruikt materiaal is anders. Samen met de begeleiderwerden de technische aspecten uitgebreid overlopen en ook het materiaaldat aangekocht moest worden. Er werd opleiding gegeven in verbandmet verven, façadebehandeling, herstellen… Er wordt gewerkt mettwee basistechnieken: door zandstralen of met heet water onder druk.Daarna mag ook niet zomaar eender welke decapant gebruikt worden opeender welke ondergrond… het vergt allemaal nogal wat studiewerk. Zowas het werk aan de spoorwegbrug een geval apart want de spoorwegengebruiken eigen en speciale verven. Er wordt ook veel aandacht besteedaan de veiligheid en mogelijke schade aan de omgeving, b.v. aan nabijgeparkeerde voertuigen.Er wordt per week gepland, het team staat steeds in contact met de teamleadervoor advies en troubleshooting. De bewoners/eigenaars wordenop voorhand gewaarschuwd wanneer de werken plaatsvinden, zodat deteamlader ook weet of het team kwam opdagen.“Je moet ook weten wanneer waar werken,” zegt Hassan Gâa, de programmacoördinatordie al zes <strong>jaar</strong> bij de gemeente werkt. “Aan de scholen werkenwe op het eind van de vakantie, niet bij het begin ervan, want dat is eenDe graffiti bevinden zich in vele gevallen eigenlijk op de grens tussen hetopenbare en het privé-domein, op het juridische randje tussen de twee.Vandaar ook dat er op zeker gespeeld wordt en elke interventie een heuseovereenkomst krijgt, ondertekend door de aanvrager, de gemeentesecretarisen de schepen, die tot in de details bepaalt wie welke verantwoordelijkheidheeft.Doordat de brigade tot eind 2008 administratief ondergebracht was in eenaparte vzw ‘Forest en Action’, kon er vlug ingespeeld worden op de noden,b.v. het plaatsen van dringende bestellingen.Kat en muisspelletjeDe taggers kennen de brigade! “We proberen ze te vlug af te zijn, wekomen dikwijls op dezelfde plaatsen, grijpen onmiddellijk in, dat wektfrustratie bij die gasten”, vertelt Jacques Lommaert, de begeleider.“Het is wel eens gebeurd dat een van de taggers op heterdaad betraptwerd. Als straf moest hij de hele oppervlakte van een brede muur herschilderen.Maar even wat onoplettendheid en die gast was verdwenenmet onze verf en ander materiaal….”“Jazeker, ze kennen ons, ze weten van waaruit we opereren. Op eenmorgen vonden we zelfs een kleine minuscule tag aan onze bel…”,lacht Hassan.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 73


Hoe gaat dat in zijn werk ?Goede inbeddingDe anti-graffiti brigade bestaat uit 4 personen: 2 gemeentewerkers entwee personen die gerecruteerd worden met een contract van maximaaltwee <strong>jaar</strong>. Dat laatste verloopt via het systeem van professionele doorstroming(Plaatselijke Opdracht voor Tewerkstelling en Opleiding). Datdoorstromingsprogramma voor moeilijke doelgroepen biedt hen de mogelijkheideen beroep aan te leren. De jongeren die aangeworven werden,kwamen uit Vorst. Ze kenden de wijken, dat helpt. Een van hen was diabeticusen kreeg dank zij dit project een kans om in het arbeidscircuit testappen. Intussen zijn er een 10-tal jongeren tewerkgesteld geweest diestuk voor stuk elders werk vonden. De voortgang van het project wordt omde 6 maanden samen met de Plaatselijke Opdracht geëvalueerd.Dit kleine project profiteerde niet alleen van zijn inbedding in de gemeentelijkediensten, maar ook van zijn uitvalsbasis ‘het Forum’, een dynamisch huismet vele diensten: een vrouwenwerking, een dienst <strong>sociale</strong> cohesie, de stekvan de straathoekwerkers, van de verantwoordelijken van de wijkcomités, eenjuridische dienst… Het is ook in het Forum dat de eigenaars komen om deovereenkomst te tekenen. De tewerkgestelde jongeren vinden zo ook vluggerde weg naar andere diensten indien nodig en dat creëert voor hen ook eenbredere <strong>sociale</strong> context. Een van de werknemers stuurde zo zijn kind mee opkamp met de straathoekwerkers. Samen met die straathoekwerkers werd hetimposante werk van de anti-graffiti brigade getoond in een school, op zaterdag.Er kwam veel volk naar kijken, de kinderen zetten grote ogen op.Even afwachten wat de toekomst brengtDe brigade werkt goed. De objectieven werden bereikt. De burgers krijgeneen goede en snelle service die bovendien gratis is. Er heerst een goedesfeer in het team. De gemeente is fraaier geworden.Het intergenerationeel aspectHassan Gâa : “Echt, voor mij is de figuur van Jacques in de hele constructiezeer bepalend. Dat intergenerationeel aspect is belangrijk.De jongeren krijgen respect voor de sérieux en de stielkennis van Jacques.Ze zien in dat zonder stielkennis ze verloren zijn op de markt.Hij leert hen ook hoe het er aan toe gaat in een bedrijf, dat je je afsprakenmoet nakomen, etc.““Grootvadertje Jacques kan zich dank zij deze job nu een exclusieve <strong>jaar</strong>lijksevakantie permitteren in de zon …”, grapt Hassan verder. JacquesLommaert : “Ja, de zon van Vilvoorde city zeker ! Die deeltijdse job namijn pensionering levert me een riant extra inkomen op ! Iedereen is hierjaloers.” Zo gaat het er aan toe tussen coördinator en consultant inde Merodestraat in Vorst… Ze beleven blijkbaar plezier aan hun samenwerking.Beiden hebben nog contact met sommige ‘gasten’ die nu elders werken.Onlangs nog, toen een van hen raad kwam vragen over zijn problemenmet het internet. Een Turkse jongen weende toen zijn twee<strong>jaar</strong> voorbij was. “Ze zijn dankbaar dat ze door het project wat orde inhun leven hebben kunnen scheppen, en dat is toch heel wat”, vindenbeide begeleiders.Voor 2009 voorzag het Grootstedenbeleid in ondersteuning van 2 salarissen.De anti-graffiti brigade is nu geïntegreerd in de gemeentelijke technischediensten. Dat brengt wel een andere werksfeer mee, minder souplesseals deel van een groter geheel. Hopelijk wordt een en ander niet alte administratief, waardoor niet meer vlug op nieuwe situaties kan ingespeeldworden (b.v. het bestelprocedures voor speciale verven). Er moetnog wat gewerkt worden aan de integratie van die sociaalgericht projectin een nieuwe technische omgeving. Jacques blijft er bij betrokken.succesfactoren en aanbevelingenWerk met een ervaren en sociaal ingestelde technische begeleider,een ‘vertrouwenspersoon’.Bed zo’n technisch project in een ruime <strong>sociale</strong> context in.Ken de wijken en de straten, wees permanent ‘op straat’.


Team work(s) ! Het lijkt wel eenvoudig, maar...<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 75


La LouvièreMagasins CitoyensEen commerciële galerij vooralle inwoners !Sinds hun opening in 2006 staan de “Magasins citoyens” van La Louvière model in Wallonië. Ze zijn er vooralle inwoners van La Louvière en dragen de <strong>sociale</strong> mix hoog in het vaandel. Bovendien bieden ze als heuslaboratorium kans aan stagiairs om socio-professioneel ingeschakeld te worden.Langsheen een van de drukste handelsassen van de stad, midden in de‘cité des Loups’ laat een kleine elegante handelsgalerij een nieuwe windwaaien tussen de merkwinkels en restaurants. De bewonerswinkels werdenopgezet door het OCMW en binnen enkele jaren groeiden ze uit totmodel op vlak van <strong>sociale</strong> mix en socio-professionele inschakeling.Winkels voor werkelijk iedereen !Er is in de verste verte geen vergelijking mogelijk tussen enerzijds devele plekken waar je brocante en tweedehandsspullen kan kopen en dezecommerciële galerij die als een van de modernste en aangenaamste vande stad kan beschouwd worden. Vroeger was er een verfwinkel gevestigd,nu is het een aaneenschakeling van commerciële modules afgewisseldmet patio’s. Langsheen deze moderne en in het licht badende doorsteekkunnen de klanten hun gading vinden in een veelheid aan boetieks : ‘Vesti-bulle’,een tweedehands kleding-, speelgoed- en kinderspullenzaak ;‘Zen Latitude’, een kap- en verzorgingssalon ; de ‘Lavoir/ séchoir’en ‘l’Artdu meuble’ waar je goedkoop meubels kan aanschaffen. Voorts ook hetrestaurant ‘Au Pré Vert’ met zijn familiale keuken en het Infopunt van deOCMW-diensten.


kel met tweedehandskleding aan de rand van de stad”, gaat Karine Baillyverder, “kwestie van het samengaan van verschillende publieken te testen.Die poging bleek heel positief en toen hebben we dat op grote schaal toegepastin de Hamoirstraat, hartje centrum. In 2002 heeft het OCMW met desteun van het Grootstedenbeleid dit oude verfmagazijn aangekocht om hetvolledig te vernieuwen.”Een plek voor iedereenStrategische stedelijke ontwikkelingJacques Gobert, burgemeester van La Louvière, was nog voorzitter vanhet OCMW toen hij met het idee van de ‘Magasins Citoyens’ op de proppenkwam. Dat concept was onderdeel van een stedelijke ontwikkelingsstrategie.“Met ons stadscontract wilden we wijken renoveren maar tegelijkertijdhet <strong>sociale</strong> leven ondersteunen dat er zich afspeelt”, legt hij uit. “Zo koppeldenwe stadsinrichting aan <strong>sociale</strong> samenhang tussen stad en wijken. Debewonerswinkel is onderdeel van die dynamiek.”Om die <strong>sociale</strong> mix te bereiken staan de bewonerswinkels sinds 2006open voor alle inwoners van La Louvière. Jacques Gobert : “We wilden ereen heel conviviale plek van maken, maar tegelijkertijd niet in de valstrik vanhet miserabilisme verstrengeld raken. Omwille van de focus op het zelfbeeld,zoals hierboven aangehaald, vonden we dat de mensen die het meest kwetsbaarzijn recht hadden op een aangename, sobere en elegante omgeving.”Om niet te discrimineren ten opzichte van andere uitbaters worden de prijzenin de boetieks vastgelegd in functie van de prijzen in de andere winkels.Wel is er voorzien in speciale toegangscondities en tarieven voor de klantenvan het OCMW via een ‘voordeelkaart’.Concreet wil het project aan twee stedelijke prioriteiten beantwoorden :de renovatie van gebouwen - die in het stadscentrum ten goede komt aande kwetsbare bevolking en een stadskanker bant - en het opzetten vanopleidingsplekken voor stagiairs die zich ingeschreven hebben in een circuitvan socio-professionele inschakeling.Zelfbeeld en <strong>sociale</strong> mix“Er is een relatief goed evenwicht tussen de ‘algemene’ klanten en die vanhet OCMW”, vindt Karine Bailly. “Met uitzondering van het restaurant waarvooral bewoners en handelaars uit de wijk komen, hebben de andere winkelseen gemengd publiek (gemiddeld 65% OCMW-klanten). We zien wel datde kwetsbare bevolking het restaurant mijdt omdat de ‘voordeelkaart’ erniet geldt. In hun leefwereld blijft een restaurant een ontoegankelijke plek.Maar toch merken we ook daar stilaan verandering…”Werken aan het zelfbeeld. Dat was van bij het prille begin de rode draad.Karine Bailly, de coördinatrice van de bewonerswinkels : “Alle <strong>sociale</strong> terreinwerkerszijn het er over eens. Het heeft gewoonweg geen zin om aan <strong>sociale</strong>en professionele inschakeling te werken zonder ook te werken aan hetzelfbeeld van deze kwetsbare burgers.” Het is dan ook niet toevallig dat deMagasins Citoyens kleding, haartooi, esthetische verzorging, wassalon engezonde voeding aanbieden…Een andere hefboom van het project is de nadruk op de <strong>sociale</strong> mix,steeds binnen de logica van de inschakeling. “Eerst openden we een win-Een win-win partnerschapDe vzw ‘Lire et Ecrire’ stelde voor om de voorstellingsbrochure vande Magasins Citoyens aan te passen en toegankelijker te maken vooreen publiek dat het moeilijk heeft met lezen en schrijven. Dat gebeurdein het kader van hun alfabetiseringscursussen. Tegelijkertijdorganiseerde de vzw ook projectbezoeken voor al wie hun opleidingenvolgt. In restaurant ‘Au Pré Vert’ richtten zij ook een tentoonstellingin om hun vzw en activiteiten bekend, waaronder de resultatenvan de expressieworkshops.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 77


Socio-professionele inschakelingDe tweede belangrijke as in het project is deze van de socio-professioneleinschakeling van de OCMW-cliënten. De bewonerswinkels zijn eenplek waar men vooral komt zoeken naar opleiding om zo (terug) aanwerk te geraken : verkopers, kappers, schoonheidsspecialistes, restaurateurs,meubelmakers, schoonmakers… kunnen allemaal hun kennisen ervaring in de praktijk omzetten. “Wat we vooral willen is de stagiairseen concrete mogelijkheid bieden om hun werk te herwaarderen door ineen echte professionele omgeving te werken”, legt Karine Bailly verderuit. “Zo leren ze omgaan met klanten, zich ten dienste van die klanten stellen,omgaan met crisissen… en natuurlijk worden ze daarbij gecoacht doorprofessionele begeleiders.”Sterke partnerschappenHet ‘Relais Social Urbain’ trad al vlug toe tot het project door voor testellen mee te werken aan het ontwikkelen van diensten. Toen de ruimteopende hebben de leden van hun begeleidingcomité mee alles op de voetgevolgd : vertegenwoordigers van openbare en privé-diensten zoals hospitalen,crèches, preventie- en veiligheidsdiensten, Sociaal verhuurkantoor.Niet alleen het OCMW, maar al die organisaties bieden hun klantende voordeelkaart aan. Het OCMW betrekt ook andere organisaties om ereen levend(ig)e plek in het centrum van te maken (zie kader).Huisvesting als prioriteitBoven de Magasins Citoyens werden drie <strong>sociale</strong> ‘inschakelingswoonplekken’ingericht. Die hebben hun eigen ingang aan de straatkant enhangen niet af van het commerciële project. Toch zijn ze onderdeel van dealgemene dynamiek van het project.succesfactoren en aanbevelingenDoor het project in te planten in een eenvoudige en elegante omgevingwas het makkelijker om een <strong>sociale</strong> mix te bereiken en stadsbewonersaan te trekken. Dat gaf aan de cliënten van het OCMW ookeen beter zelfbeeld mee.Het project kreeg geloofwaardigheid door van de bewonerswinkelsook een werkterrein te maken voor socio-professionele inschakeling.De confrontatie met ‘echte’ klanten is een pluspunt geblekenvoor die opleiding.Eerst werd er met een pilootproject gestart – een tweedehandskledingswinkel.Dat leverde het bewijs dat het een groter project mogelijkwas. Die preliminaire fase liet ook toe om een aantal aanpassingendoor te voeren.Het project werd in ideale condities voorbereid en opgestart doorde samenwerking met de handelaars, met name bij de didactischevoorstellingen tijdens het project.“Als we spreken over een inschakelings- en integratiebeleid, dan gaat hetbij ons om een pluridisciplinaire aanpak, waarvan de socio-professioneleinschakeling slechts een facet is”, legt Jacques Gobert uit. “Ervaring heeftons geleerd dat huisvesting dikwijls het basisprobleem is voor kwetsbaremensen en dat die huisvesting onderdeel moet zijn van een overall strategie.Kwaliteitsvolle <strong>sociale</strong> huisvesting terug in het stadscentrum brengenis een sterk signaal.”


<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 79


Sint-NiklaasSociaal wonen op de Sint-RochussiteInclusief en intergenerationeelhuisvestingsproject inde binnenstadSamen bouwen aan een duurzame wijk rond eenbinnenplein op de voormalige site van de school vanSint-Rochus.‘Er wordt al een tijdje regelmatig gebeld door potentiële huurders/kopers’,vertelt directeur Bart Casier van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverbandvan het Land van Waas (ICW), die het project realiseert en vana tot z mee opvolgt. De koop- en huurcriteria worden pas binnenkortvastgelegd.Alles is aanwezig voor een veilig, rustig en goedgelegen samenlevingsproject:be<strong>jaar</strong>denwoningen, woningen voor mensen met beperkte mobiliteiten voor jonge gezinnen, koopwoningen zowel als huurwoningen. Dat allesrond een binnenplein en met uitgebreide aandacht voor duurzaamheidsaspecten.Een nieuwe projectcultuur doet zijn intrede in Sint-Niklaas.Voor herhaling vatbaar.Bouwstenen tegen verloedering.De Sint-Niklase binnenstad bestaat deels uit een verouderd en onaangepastpatrimonium. Hoogtijd dus voor een impulsbeleid, zeker qua huisvesting,vond de Stad. Bovendien zijn vele binnenterreinen onder- of nietbenut, zo wijzen studies uit. Vooral de stadskern en de stationsbuurt staanonder druk van projectontwikkelaars. Die bieden bij voorkeur appartementenvoor tweeverdieners aan. Daardoor wordt de betaalbaarheid vande huisvesting voor een steeds groter wordende groep bedreigd.


De Stad wil de bewoners meer betrekken bij het leven in de buurten vanhet stadscentrum. Eigendomsverwerving is daar een middel toe. Een sitetemidden van die twee polen leek de oplossing voor die doelgroep.Uitgekiende plekHet voormalige schoolgebouw wordt gerenoveerd tot 10 koopflats: elkeklas wordt een flat met klein privé- terras en op het gelijkvloers groenvoorzieningaan de voorkant, voor de privacy. Doelgroep: alleenstaandenof kleine gezinnen. Tenslotte zijn er nog 8 koopwoningen met tuintje, voorgezinnen met een laag of middelgroot inkomen, waarvan er één volledigrolstoeltoegankelijk is.De buurt waar de Sint-Rochussite zich bevindt is traditioneel een arbeidersbuurt.Sint-Niklaas was vroeger een belangrijke textielstad. Veel textielatelierswachten er op hernieuwd gebruik. De wijk is eerder kansarm.Er wordt relatief meer leegstand gesignaleerd en er zijn minder woningenmet minimaal comfort dan elders. Sommige van de omliggende stratenkenden een verval, maar recent vestigen er zich nieuwe en vooral ookjonge bewoners, zowel auto- als allochtoon. Panden worden opgeknapt.De site is goedgelegen: op voetafstand van nogal wat buurtwinkels, vaneen huis met <strong>sociale</strong> voorzieningen, van een sportvereniging en van openbarevervoersmogelijkhedenMet eigen middelen van de stad wordt een merkwaardig gebouwtje(de directeurswoning) omgebouwd tot kinderkribbe. Er is ook een Noord-Zuid doorgang gecreëerd. De Oost-West verbinding via een aantal binnenpleintjesin de buurt kon niet gerealiseerd worden. Door tijdig in deprojectcyclus daar aandacht aan te besteden, is de mogelijkheid welopengelaten om dit in de toekomst/later nog te realiseren.De site stond al een drietal <strong>jaar</strong> te verloederen. Tot 2003 was er nog eenschool gevestigd, maar doordat het leerlingenaantal verminderde, verkastedie. Ook het klooster werd niet meer bewoond. De beslissing om de sitevan zowat een halve hectare aan te kopen en te renoveren via het Huisvestingscontractvan de federale overheid liet niet lang op zich wachten. In juni2005 was dat beklonken. Die aankoop was dan ook een unieke kans om hetbinnenblok te herschikken en de uitbreiding van een bestaand ingenieursbureaumogelijk te maken, en zo economische activiteit te behouden.Samen wonen rond een klein binnenplein,inclusief en intergenerationeelHet toekomstig kleinschalig wooneiland oogt rustig in deze fase van afwerkingvan de ruwbouw. Het bestaat uit drie delen, gelegen rond eengroen pleintje, met aan de vierde zijde de oude directeurswoning die eennieuwe functie krijgt.Twaalf volledig rolstoeltoegankelijke huurflats voor weinig koopkrachtige be<strong>jaar</strong>denvan 55-60 m 2 (met ruime lift) op de plek waar een kloostergebouw stonddat niet voor renovatie in aanmerking kwam. Daarbij wordt vooral gelet op verbeterdetechnische en elektronische voorzieningen die de veiligheid waarborgenen het comfort vergroten. Ze zullen door het OCMW verhuurd worden.Renovatie gecombineerd methedendaagse architectuur en,vooral, duurzaam bouwenNaast de <strong>sociale</strong> mix, het levenslang wonen en de toegankelijkheid voormensen met fysieke handicap of beperkte mobiliteit, kreeg ook duurzaambouwen bijzondere aandacht, o.m. door gebruik van vegetatiedaken (‘groenedaken’), doorgedreven isolatie, gescheiden waterinzameling, laag energieverbruik(niet passief). De oude bomen van de voormalige speelplaatswerden behouden en beschermd tijdens de bouwfase, zodat er onmiddellijkin een groene omgeving kan gewoond worden.De subsidies van het Grootstedenbeleid worden hoofdzakelijk aangewendvoor de verwerving, de studiekosten, de afbraak-, renovatie- en/of vernieuwbouwwerkenmet inbegrip van de onbebouwde delen (tuinen).<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 81


Goed gecommuniceerd in de buurtEr is geen georganiseerde buurtwerking in de omgeving. Op 30 mei 2006,toen de planningsfase zowat afgerond werd, werd een eerste buurtvergaderinggehouden waarop zo’n 70-80 geïnteresseerden afkwamen. Datverliep via gebuste informatie. Er werd ook een persnota opgesteld. Daarnavolgden nog nieuwsbrieven die de buurt op de hoogte hielden van devorderingen van de werken. Er kwamen quasi geen opmerkingen, zodathet plan als dusdanig ook in uitvoering werd gebracht. De buurt was blijdat er wat gebeurde met de site.In februari 2008 werd de eerste steen gelegd in aanwezigheid van de burgemeester,de bevoegde federale minister, de partners en de buurtbewoners.En een sterke, ervaren partnerDe stad heeft de ontwikkeling van de site gedelegeerd aan een ervaren ensterke partner. Dit soort huisvestingsproject was wel nieuw voor het ICW.Ze werken met een klein administratief projectteam van 4-5 mensen datzich over een twintigtal huisvestingsprojecten buigt, naast de aanleg vanbedrijventerreinen en eigen gebouwen.Eind 2009 wordt de site opgeleverd. De toekomstige bewoners zullen depanden begin 2010 kunnen betrekken.succesfactoren en aanbevelingenDe recordsnelheid waarmee het project uit de steigers komt: dankzijeen soepele en regelmatige samenwerking tussen de federale enlokale instanties, goede afspraken tussen de verschillende partnersen een ernstige opvolging en verantwoordingscultuur binnen de projectstuurgroep.De combinatie van vele dimensies: gemengd woonproject met buurtondersteunendefuncties, inclusief, kindvriendelijk en multigenerationeel;een onderbenut binnengebied herleeft dankzij een kwaliteitsvolreconversieproject.Voorbeeld van ‘goede praktijk’ in een periode waar het klimaat hoogop de politieke agenda staat.Een stedelijk bestuur dat middels creativiteit en inventiviteit boeiendeinitiatieven neemt, en al lang niet meer een stempelend administratiefcontrole-apparaat is.Het ICW coördineerde in samenspraak met de betrokken stedelijke diensten,de lokale bevolking en het architectenbureau.Op wieltjes, voor herhaling vatbaarMet dit project nam de stad voor de eerste keer deel aan het programmavan het Grootstedenbeleid. En met succes.Bovendien is het duidelijk niet alleen een impulsproject voor de buurt maarook voor de Stad in zijn geheel. Uit de verkoop van de woningen kan een rollendfonds ontstaan dat de Stad de mogelijkheid biedt om in de toekomst autonoomandere stedelijke huisvestingsprojecten op te starten. Er wordt nu al gedachtaan een andere, grotere site die vrijkomt. Bedoeling is om daar hetzelfde conceptop toe te passen, afhankelijk van de resultaten van een haalbaarheidsstudieof een masterplan van de site. Dan neemt men zich voor zeker ook demogelijkheid te bekijken om nog een stap verder te zetten in energiebesparingen echte lage energiewoningen of passieve woningen te realiseren.<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 83


SchaarbeekOnthaal van nieuwkomersVoorrang voor eerstelijnszorgBreedgedacht bemiddelingsproject helpt nieuwkomershun weg vinden in Schaarbeek. Over twee sporenen drie assen.Economische integratie van nieuwkomers mag dan wel het eerste enonmiddellijke doel zijn van het onthaal van nieuwkomers (werk, werk,werk…), de kennis van de taal en van de organisatie van de gemeenschapwaarin ze terechtkomen is op lange termijn evenzeer essentieel.In Schaarbeek vindt die dienstverlening steeds meer zijn plaats in het gemeentelijkbeleid, als complement van het beleid omtrent <strong>sociale</strong> cohesie.Dat verloopt langs twee sporen, onthaal en doorverwijzing enerzijds,opleiding anderzijds : taal-, alfabetiserings- en burgerschapscursussen.Resultaten blijven niet uit.Zoals nogal wat gemeenten die in de buurt van grote stations en centragelegen zijn, is ook Schaarbeek – een van de meest bevolkte gemeentenvan het Brussels Gewest - een belangrijke onthaalgemeente voor nieuwkomers,zo’n zesduizend per <strong>jaar</strong>. Onnodig te vermelden dat dit een uitdagingis voor de <strong>sociale</strong> cohesie in de gemeente.Het ontbreekt niet aan bemiddelingsinitiatieven.Schaarbeek zet al sinds enkele jaren onpartijdige, neutrale en aan vertrouwelijkheidgebonden bemiddelaars in om de integratie van ingeschrevennieuwkomers te bevorderen. Er werden ook op kleine schaal cursussenFrans en alfabetisering ingericht. “Die inspanningen kregen een zuurstofinjectiedankzij de middelen van het Grootstedenbeleid. Die gebruiken we voorsalarissen en werkingsmiddelen, vooral voor communicatie”, zegt ElisabethParisis, die de bemiddelingsprojecten van de gemeente coördineert. Bin-


nen de bemiddelingsdienst van de gemeente is er één persoon die zichuitsluitend met de nieuwkomers bezighoudt.Geen gesloten deuren meer : probleemoplossendwerken – wegwijs makenVele nieuwkomers zitten met fundamentele vragen. Ze kunnen zich dikwijlsook niet goed uitdrukken. Dan helpt een brochure niet! Dan is eronmiddellijk contact nodig, een soort Eerste-Hulp-bij-Vragendienst, diehen vertrouwen moet geven en steeds aanspreekbaar is.In het gemeentehuis wordt er ‘direct onthaal’ voorzien door 2 personen diesteeds in de inkomhal aanwezig zijn, alle mogelijke diensten goed kennenen de nieuwkomers onmiddellijk bij de bemiddelingsdienst brengen.In 2008 werden er 92 dossiers geopend, voor mensen uit 23 verschillendelanden. Evenveel mannen als vrouwen ongeveer. Mannen zijn eerder opzoek naar een job, vrouwen veeleer naar informatie over <strong>sociale</strong> diensten.Buiten het gemeenthuis wordt er gewerkt met affiches, flyers en banners,in wijkhuizen en op andere publieke plekken om de dienst bekend te maken.De bemiddeling verloopt langs drie assen : individueel, collectief en viaeen observatorium.Individuele bemiddelingTijdens vier halve dagen (en daarbuiten op afspraak) zijn bemiddelaars aanwezigin het Huis der Bemiddelingen van Schaarbeek. Ze beantwoorden vragen over alleaspecten van en informatie over het leven in België : gezondheid, arbeid en tewerkstelling,opleidingen, gelijkschakeling van diploma’s, cultuur en vrije tijd. Zewijzen ook specifiek op de mogelijkheid om een taal- of alfabetiseringscursus tevolgen (zie verder). Zo worden de nieuwkomers toegeleid tot de juiste structuren :de juridische en <strong>sociale</strong> dienst, de <strong>sociale</strong> bemiddelaar, de ‘Mission Locale’ voorwie werk zoekt…., etc. Ook in buurthuis Dailly is er een wekelijkse permanentie.“Het is wel niet de bedoeling om de klanten bij het handje te nemen en meeop stap te gaan. Wel wordt hen de weg getoond en duidelijk gemaakt datze steeds terechtkunnen bij de dienst, ook voor vertaalproblemen. Zo wordtzelfredzaamheid gestimuleerd,” preciseert Elisabeth Parisis.Er komen mensen van alle slag langs, ook mensen die bij Europeseinstellingen werken.Burgerschapscursussen : inzetten opkennis van de maatschappijTelkens voor een 30-tal nieuwkomers. Nogal arbeidsintensief, zeker quavoorbereiding. Het gaat over de werking van de arbeidsbemiddelingsdiensten,gezondheidszorg en mutualiteit, werkvergunning, diplomagelijkschakeling,regularisatie, kinderopvang... Tolken worden ingeschakeld,b.v. voor de getuigenissen van vroegere nieuwkomers die de taal nietmachtig zijn.Die werking wordt uitgebreid met externe partnerschappen, die een globaalpakket voor mensen aanbieden voor nieuwkomers, terwijl de dienstnieuwkomers van de gemeente meer specifiek en vraaggericht werkt.Twee keer per <strong>jaar</strong> wordt er een grote groep rondgeleid in het stadhuis.Dat gebeurt samen met het onthaalpersoneel. Dat werkt drempelverlagend,zowel voor de nieuwkomers als de ambtenaren.Een observatoriumDit nieuwe instrument werkt beleidsondersteunend. Er wordt bijgehoudenhoeveel mensen geholpen worden, en welke vragen ze<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 85


hebben vooral. Zo kan de flux van de nieuwkomers in kaart gebrachtworden, wordt Schaarbeek a.h.w. permanent gescand. En zo is het beleidbeter geïnformeerd.Focus op opleiding : inzetten op taalkennisDe opleidingen worden verzorgd door de vzw ‘Harmonisation SocialeSchaerbeekoise’.De lokale taal spreken en lezen is niet alleen nodig om wegwijs te gerakenin onze maatschappij, het is gewoon allernoodzakelijkst om te overleven,zowel sociaal als praktisch. Daardoor kunnen ouders ook beter deschoolperikelen van hun kinderen begrijpen, al was het maar dat. “Onsinitiatief kan op permanent advies rekenen van een ervaren inhoudelijke partner,de vzw Lire et Ecrire, die de lesgevers traint en coacht”, vertelt SergePahlawan, die de opleidingen Frans coördineert.De twee vorige schooljaren werden vooral Frans en alfabetiseringscursussengegeven, op zes plekken in de gemeente, vroeger slechts op éénplek. In september 2008 kwamen daar ook de burgerschapscursussenbij (384 inschrijvingen in enkele maanden). Deze cursussen kennen eengroot succes bij vrouwen (twee derden van al wie minstens 30 % van decursussen gevolgd heeft zijn vrouwen). De kost is uiterst beperkt : 5 europer <strong>jaar</strong>. Voor Nederlands wordt dan doorverwezen naar partner BON(Brussels Onthaal Nieuwkomers).Elisabeth Parisis : “Nieuwkomer is een moeilijk begrip om te communiceren.Het kan b.v. ook gaan om een weduwe die de taal niet geleerd heeft,hier al 20 <strong>jaar</strong> woont en na het overlijden van haar man ‘verloren’ is. Ook diedoelgroep moeten we meer bereiken.”Er is een intensieve pilootklas met uitsluitend nieuwkomers die dubbel zo langles krijgen als de andere klassen op hoger niveau (12 uur per week). De driealfabetiseringscursussen telden 42 inschrijvingen. Die cursisten zijn veelal afkomstiguit Franssprekend Afrika, beheersen de taal alleen mondeling.Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen mensen met of zonder papieren.Geregeld verliezen dagklassen cursisten, maar dat is een goedteken : het is vooral omdat ze werk vonden. Sommigen vinden het moeilijkte combineren met familiaal leven, of beslisten een meer doorgedrevencursus elders te volgen.Het blijft niet bij louter opleidingen. Er wordt ook een einde<strong>jaar</strong>sfeest opgezet,kampen van 2-3 dagen met moeders die hun kinderen en somszelfs man meebrengen, er wordt een stedenbezoek geregeld, met Lire etEcrire wordt er (voor 1 euro!) naar de film gegaan…“Er heerst een goede sfeer. Ik voel me soms eerder animator dan lesgever”,zegt Serge, “druktemakers worden door de groep zelf op hunplaats gezet, het zijn volwassen mensen die hun verantwoordelijkheidnemen.” Toch wat aarzeling bij het enthousiasme van Serge : “We hebbenslechts fondsen om zo door te gaan tot eind 2009. Nogal wat cursistenpanikeren nu al…”Blijvend werk aan de winkelHoewel Schaarbeek vijf keer meer - zeer gemotiveerde! - cursisten telt inde taal- en alfabetiseringscursussen dan vóór de federale impuls, kan ertoch nog meer ingezet worden op de individuele en collectieve dienstverlening.De nood blijft immers hoog.Cursussen Frans en alfabetiseringsuccesfactoren en aanbevelingenFrans als vreemde taal wordt gegeven in 12 klassen voor wie kan schrijvenen ons alfabet kent. 286 mensen schreven zich in, waaronder veelBulgaren, Marokkanen, Turken, en ook steeds meer mensen uit Oost-Europa. Uit die laatste landen zijn dat vooral professionals. “Een vandie cursisten heeft dankzij de taalopleiding zijn diploma verpleegkundegehaald”, weet Serge.Communiceer in de beginfase meer in de contacttaal van denieuwkomers Blijf investeren in opleiding van onthaalmedewerkers.Organiseer de bemiddelingsdiensten voor nieuwkomers opverschillende plekken en uren aangepast aan het doelpubliek.Breng alle diensten voor nieuwkomers onder één koepel enstroomlijn samenwerking met andere gemeentelijke diensten.Bouw aan lange termijnplanning en financiering.


<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 87


GentBouwblokrenovatieExperimenteel renovatieprojectin de DampoortwijkStad en opbouwwerk regisseren experimenteel renovatieprojectvan verouderde particuliere woningen in de 19 de eeuwsegordel van Gent.In de verouderde Dampoortwijk werd aan geïntegreerde buurtontwikkelinggedaan, onder meer door bouwblokrenovatie. Het ging zowel om grondige,middelgrote als kleine renovaties. Samen met de wijkbewoners en eigenaarswerd er gewerkt aan de veiligheid en gezondheid van 83 woningen, aan zuinigenergiegebruik en duurzaam bouwen. De wijk oogt ook mooier en aangenamernu. Kankerplekken verdwenen, het buurtgevoel groeide. De 19 de eeuwse gordelvan Gent beslaat slechts 4% van het grondgebied, maar er woont wel 25% vande bevolking. Relatief grote groepen van bestaansonzekeren, armen en werklozenwaaronder veel laaggeschoolden, migranten en vrouwen. En dat dikwijls inslecht tot zeer slecht onderhouden en zelfs vervallen arbeiderswoningen.Met een experiment onder de vorm van bouwblokrenovatie werd getrachtom de vicieuze cirkel van ‘lage lonen, lage woonkwaliteit’ te doorbreken.Door dit te koppelen aan uitgekiende stadsvernieuwingsprojecten, kunnende leefbaarheid en woonkwaliteit van deze verouderde probleemwijken‘verduurzaamd’ worden zonder <strong>sociale</strong> verdringing.Huis-aan-huisnazicht in de DampoortwijkAangenaam wonen : voor iedereen mogelijk.Het projectgebied in de Dampoortwijk beslaat 218 woningen, waarvan eenderde bewoners van vreemde herkomst. 164 daarvan verleenden toelatingen kregen een gedetailleerde staat van hun huis. Voor de helft bewonerseigenaarsen voor de andere helft huurders. Ruim 40 percent was ofwelnoodkoper ofwel kwetsbare huurder.


Begeleidingsproces promootmentaliteitswijzigingDit is een pro-actief project. De stad stapt zelf naar de eigenaars, reiktinformatie, advies en begeleiding aan en wacht niet af. Er werd tijd genomenvoor twijfelaars: tweeënhalf <strong>jaar</strong> inschrijvingsperiode.Bijna twee derde van de woningen werd ongeschikt bevonden volgens decriteria van de Vlaamse Wooncode. Daarenboven was de energieprestatieover het algemeen zwak en het binnenklimaat ongezond, zelfs onveilig ofgevaarlijk. Structuur, inrichting en afwerking waren vaak sterk verouderd.Woonspecialist: spil van het projectEen woonspecialist, in casu Kristof Gielen, maakt deel uit van dedienst Wonen van de stad. Hij is zowel projectcoördinator als bruggenbouwer,technisch zeer onderlegd en tegelijkertijd sociaal ingesteld.Hij was meer dan een regisseur, ging tot actie over en gaf allemogelijk advies en begeleiding, kende elk dossier en elke bewoner,en volgde die ook op. Hij spendeerde meer dan de helft van zijn tijdter plaatse gedurende de drie <strong>jaar</strong>. De woonspecialist richtte zichvooral tot de eigenaars, het Duurzaam Huis (zie verder) waakte overkwetsbare huurders en noodkopers.Duurzaam Huis ter plekke – vector voorparticipatieHet Duurzaam Huis is een project van de partners in het opbouwwerk(Samenlevingsopbouw Gent en Intercultureel Netwerk Gent) en was ankerplaatsvoor de bouwblokrenovatie. Het project werd via nieuwsbrieven,folders, een infoavond, een tentoonstelling en een opendeurdag kenbaargemaakt. Een heuse ‘bouwblokrenovatiebeurs’ maakte de bewoners vertrouwdmet de verschillende vormen van ondersteuning, en moedigdehen aan om een renovatiecontract aan te gaan. Jaarlijks organiseerde hetDuurzaam Huis een buurtfeest. Daarnaast waren er tal van uitstappen enontmoetingsmomenten zoals een wekelijks ontbijt, een maandelijkse Turksevrouwengroep, een afvalverzamelplaats.Uiteindelijk werd voor 53 woningen een renovatiecontract aangegaan tussen eigenaaren stad, naast 23 spontane renovaties op basis van het woningnazichten 11 opgelegde. Het renovatiecontract voorzag administratieve en technischorganisatorischebegeleiding. Zowat alles werd met de eigenaar geregeld.Het project kwam vooral tegemoet aan de vele drempels die de eigenaarshebben : hoe zoeken naar premies en toelagen, hoe technische problemenoplossen, hoe een betrouwbare aannemer vinden, etc.Kristof: “Er waren ook enkele architecten bij betrokken. Te allen tijde waakten weover voldoende kwaliteit en duurzaamheid in de renovaties. In de toekomst zoudaartoe de partnerwerking met architecten en andere professionals verder uitgewerktmoeten worden.” Het was de bedoeling om niet-duurzame bricolage en/ofzwartwerk te voorkomen. Het project probeerde eigenaars met plannen in dierichting te overtuigen om met geregistreerde aannemers te werken. Een mentaliteitswijzigingdie zeer moeilijk te realiseren is. Bepaalde werken kunnen doordoe-het-zelvers gedaan worden. Dat werd ondersteund met technisch advies.Wanneer de renovatie erg ingrijpend verliep, werden de bewoners tijdelijken kosteloos ondergebracht in een transitwoning, waarvan één aangekochtmet middelen van het Grootstedenbeleid.Financiële, technische, <strong>sociale</strong> enesthetische winstAan eigenaars met een renovatiecontract werd een toelage van 50 percentuitgekeerd op het verschil tussen de factuurprijs en het bedrag vanpremies die via het reguliere stelsel konden verkregen worden. Die toelagewas afkomstig van het Grootstedenbeleid, en werd geplafonneerd tot12.500 euro. De federale fondsen werden ook gebruikt voor erelonen vanarchitecten tot een maximale bijkomende tussenkomst van € 3.500.Gespreid over 83 woningen, bedroeg de projectinvestering in personeel enbetoelaging gemiddeld 7.650 euro per woning. Van dit bedrag ging gemiddeld<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 89


4.000 euro rechtstreeks naar de eigenaar onder de vorm van de projecttoelage.De gemiddelde investering in renovatie bedroeg 23.500 euro per woning.Er werden vier <strong>sociale</strong> economiebedrijven met bouwactiviteiten ingeschakeldvoor afbraak, verwarming, pleister- en schrijnwerk, en algemeen aannemingswerk.Waar mogelijk werden werken gebundeld. Een langdurigewerkloze uit de buurt is bovendien via het project aangenomen in een vande <strong>sociale</strong> werkplaatsen. Uiteraard is er vooral binnenin de huizen gewerkt.Maar nogal wat panden werden ook aan de buitenkant opgefrist. De buurtoogt mooier en aangenamer nu.succesfactoren en aanbevelingenMaak goede afspraken en werk in team met geïntegreerde wijkwerkingof buurthuis en <strong>sociale</strong> tewerkstellingsinitiatieven. Deurengaan makkelijker open, en dat levert ook tijdwinst op.Zoek een technisch onderlegde en goed geïnformeerde, maar zekerook sociaal geëngageerde projectcoördinator.Voorkom <strong>sociale</strong> verdringing door het proces in al zijn aspecten insamenwerking met de juiste partners te beheersen.Denk niet te vlug dat een woningpatrimonium versleten is en datkaalslag de enige oplossing is. Recyclage van je patrimonium draagtook bij tot duurzame ontwikkeling.Bouwblokrenovatie gaat globaalDit project is uitvoerig geanalyseerd, waardoor alle aspecten makkelijkkunnen overlopen worden voor het geval de methodiek elders zou wordentoegepast. Dat staat nu al deels te gebeuren. In Ledeberg, een ander deel inde 19 de eeuwse gordel rond Gent, waar het projectgebied acht maal zo grootis, en dat de belangrijkste instrumenten overneemt. “De middelen komengrotendeels van de stad deze keer, en vooral voor wie en waar het echt nodig is.Het voorziene project kadert in de stadsvernieuwing ‘Ledeberg Leeft’, en wordtal geruime tijd voorbereid. Er is een woonwinkel ter plaatse. Dankzij het Dampoortprojectkunnen we een hogere start nemen”, licht de schepen nog toe.Ook in Kortrijk weten ze de goede aanpak van de bouwblokrenovatie tevereenzelvigen met de dynamiek van een partnerwerking tussen stad,<strong>stadsontwikkeling</strong>sbedrijf, OCMW, SVK, <strong>sociale</strong> werkplaats, hogeschool enarchitecten. De Dampoortversie werkte er inspirerend voor de bouwblokrenovatiein de omgeving van de Veemarkt.In de context van het ‘Convenant van Burgemeesters’, een initiatief vande Europese Commissie rond netwerking en informatie-uitwisseling inhet kader van energie-efficiëntie in steden, schuift de burgemeester vanGent dit soort renovatieprojecten naar voren als voorbeeld van duurzaamen sociaal woonbeleid.van testcase tot voorbeeldproject“Gent heeft nood aan 6.000 bijkomende <strong>sociale</strong> woningen. Eigenlijk iser een tekort aan woningen in alle categorieën, ook voor studenten. Dieverhogen bovendien de druk op de huurmarkt voor de minder begoeden.Tegelijk zitten we met een verouderd residentieel patrimonium,” zegtschepen Karin Temmerman. “Op dat laatste speelt de bouwblokrenovatievoortreffelijk in. Bij de opmaak van dit project werd er wel eensgedacht: een project waar we de vele kleine privé-eigenaars moetenovertuigen, zal dat wel van de grond komen?”Natuurlijk speelt de markt en blijven er fenomenen van verdringing.Maar toch slaagde het project erin die te minimaliseren en om dehuurprijs voor de huurwoningen met een renovatiecontract minstens9 <strong>jaar</strong> dezelfde te houden. In zes gevallen daalde de huurprijs zelfsmet 20 percent. Ook de inkrimpende huurmarkt werd bestreden doorvroegere leegstaande panden om te toveren tot huurwoningen.“Als stad merk je dat als je druk zet op de huurmarkt, huizen verkochtworden en prijzen stijgen. We zouden eigenlijk richthuurprijzen moetenkunnen vastleggen. In dit project werd daarmee geëxperimenteerd.”“Tot slot legt ook dit project de nood bloot aan structurele voorfinanciering,maar gezien de kleinschaligheid waren er daarvoor weinig opties.Ondertussen zien we wel enkele initiatieven ontstaan zoals het Fondster Reductie van de Globale Energiekost (FRGE).”<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 91


CharleroiBase de LoisirsSport en cultuur ten dienste vaneen nieuwe <strong>sociale</strong> dynamiekDe vrijetijdszone aan de Westkant van Charleroi werd geopend in 2006. Meteen de start van nieuwleven in de zeven wijken van dit kwetsbare stadsdeel.Bij het binnenkomen van Charleroi snijdt de Bergenseweg dwars door dewijken van Marchienne-au-Pont. Hier lijkt de tijd stil te staan. Vermoeidegebouwen, winkels van alle slag en fabrieken uit vervlogen tijden… ze gevenje gemengde gevoelens, de indruk ook van een door sociaal braaklandverbasterde dynamiek.De Stad Charleroi is zich daar terdege bewust van. Ze gebruikt de fondsenvan het programma Grootstedenbeleid om alle middelen en energie teconcentreren op deze zone. Binnen een tijdspanne van enkele jaren zagental van projecten het licht die terug leven brachten in de zone en burgerparticipatieen <strong>sociale</strong> samenhang bevorderen (zie ook het artikel over deEspace Citoyen, p. 22-25). Eén van de meest sprekende voorbeelden is de“Base de Loisirs” (Vrijetijdszone).Een symbolisch projectSport en cultuur voor een betere burgerdeelname.“De vrijetijdszone en het Verenigingshuis zijn erg nauw verbonden”, legt CarolineDavini uit. Caroline is directrice van dat ‘Verenigingshuis’. “Wij beherende hele infrastructuur die uit een plek voor stadscultuur en een sporthalbestaat. We verhuisden in 2003 naar de Bergenseweg nr 80. Toen al was menbezig met de bouw ervan aan de achterzijde van dit gebouw. Bij de openingwerden wij belast met de uitbating ervan.“


FUNOC (die een opleidingsaanbod voor volwassen bieden) verleid om ook aanhun stagiairs een geheel aan ‘feel good-’diensten aan te bieden”. Andere verenigingengrijpen de kans om psychomotorische activiteiten voor kleinekinderen aan te bieden of sportinitiatie in het kader van persoonlijkheidsontwikkeling.De cultuurtempel bedient ook verenigingen op hun wenkendie op zoek zijn naar een plek voor hun voorstellingen, tentoonstellingenen vergaderingen. De muziekregie werd al vlug ‘the place to be’ voor deCarolingse muziekscène.Naast een enorme sporthal (voor basket, zaalvoetbal, judo…) en een zaalmet 400 zitplaatsen voor voorstellingen, tentoonstellingen, conferentiesen opleidingen, is er ook een cafetaria, loges, kantoren en een opnamestudio.De Vrijetijdszone is vandaag een van de meest symbolische sociaal-cultureleen sportplekken aan deze zijde van de stad.Gratis toegangDe infrastructuur is vooral bedoeld voor het publiek van het verenigingslevenen van de stadsdiensten. Al vlug vond veel volk de weg er naartoe endat bleef zo. Caroline Davini : “Om van al de installaties gebruik te kunnenmaken, moeten de verenigingen simpelweg lid worden van het Verenigingshuisen ons charter ondertekenen.” Al naargelang er plaats is kunnen deverenigingen en de stadsdiensten gebruik maken van de zalen, er tentoonstellingenorganiseren of kantoren gebruiken. “De jongeren uit de wijkkunnen de sporthal gebruiken via de straathoekwerkers die de voetbal- enbasketbalsessies organiseren en ook een oogje in het zeil houden.”Verandering van aanpakAl heel vlug werd het echter ook duidelijk dat de zaak anders zou moetenbeheerd worden. Gratis werken brengt ook mee dat de gebruikers minder verantwoordelijkheidtonen en dat de infrastructuur zwaar afziet. Caroline Davini: “Zowel voor de stadscultuurzaal als voor de omnisportzaal hebben we hetgeweer van schouder moeten veranderen.” Nieuwe regels werden ingevoerd :een uurtarief in plaats van gratis, en een systeem met borg. Om er voor tezorgen dat het materiaal niet gestolen of beschadigd wordt, wordt het beheervan de site nu professioneler aangepakt door een informaticasysteem en daarbovenopnog een rigoureus systeem dat de staat van de plek opvolgt. Nu wordende verenigingen vooral ‘gebonden’ via <strong>jaar</strong>lijkse overeenkomsten en eenvoorkeurstarief van 5 € per uur. “Niettegenstaande die drastische veranderingenhebben we onze goede relaties met de verenigingen en de opvoeders kunnen behouden.De Vrijetijdszone heeft steeds meer succes en we denken er aan enkeleveranderingen aan te brengen om het concept nog te verbeteren.”Caroline Davini : “We volgen een bepaalde filosofie in ons Huis: we willengratis en toegankelijk werken voor zo veel mogelijk mensen, om zo ook vooralaan de meest kwetsbare bevolking sportinitiatie te kunnen aanbieden. Daaromook hebben we in het begin de sportclubs en de verenigingen die op zoekwaren naar zalen links laten liggen. Want we wilden herhaling voorkomen :initiatie is vooral bedoeld om zin te krijgen in sportbeoefening en om dan lidte worden van een sportclub.”De formule sloeg al vlug aan en veel van de verenigingen die aangeslotenzijn bij het Verenigingshuis bieden nu die mogelijkheid aan binnenhun diensten. “Het initiatieconcept in de sporthal heeft organisaties als deZuurstof voor vzw’sOm beter te kunnen beantwoorden aan de steeds groeiende vraagnaar een beter administratief en boekhoudkundig beheer van devzw’s wordt gedacht aan het opzetten van een ‘couveuse voor vzw’s’.Caroline Davini : “Na acht <strong>jaar</strong> moeten we vaststellen dat de verenigingenniet altijd mee zijn op vlak van wetgeving en goed beheer. Excellenteprojecten kunnen niet ontluiken omwille van te weinig administratievevaardigheid. Waar we nu onze diensten aanbieden aan de verenigingendie er om vragen, zouden we onze dienstenaanbod willen uitbreiden meteen coachings- en opleidingsdienst, om zo het beheer van de verenigingente versterken.”<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 93


succesfactoren en aanbevelingenKwaliteitsvolle culturele en sportinfrastructuur ter beschikkingstellen van een zo groot mogelijk publiek, liet vele verenigingen toeom hun dienstenaanbod uit te breiden.Via de straathoekwerkers beschikken de jongeren uit de wijk overeen voorkeursregeling voor het gebruik van de infrastructuur.De bevolking werd gesensibiliseerd via een dicht verenigingsnetwerken efficiënte communicatiemidden, wat heel veel gebruikersop de been bracht.Het organiseren van culturele evenementen zorgde ervoor dat er synergieënontstonden tussen verschillende verenigingen.Een doordacht intern informaticabeheerssysteem laat het team datverantwoordelijk is voor de infrastructuur toe om de procedures teverbeteren.De energiekosten konden voor een deel gedrukt worden door desporthal ook ter beschikking te stellen van de sportclubs uit de regio.Efficiënter gebruik!VerenigingshuisHet “Maison des Associations” (Verenigingshuis) werd in 2000 door deStad Charleroi opgericht. Het is een vaardigheids- en ondersteuningscentrumvoor de verenigingen van de Westelijke zone (en de rest) van destad, en dat zowel op sociaal, cultureel als sportvlak.Het Huis helpt de verenigingen uit de nood wat betreft sociaal-juridischeproblemen, boekhoudkunde en informatica, maar begeleidt ze ookpedagogisch, op vlak van communicatie, het ter beschikking stellen vanzalen en audiomateriaal…Vaardigheden delen, dat is de kern van de dynamiek die er heerst. HetVerenigingshuis werkt mee aan een netwerking van de 1 300 verenigingenuit Charleroi die erbij zijn aangesloten, met de bedoeling de strijdtegen uitsluiting optimaal te kunnen voeren. Thematische ontmoetingenopzetten die synergieën opleveren en zo partnerschappen tussen verenigingenmogelijk maken en meebrengen : zo werkt het Huis. Er wordenook vele inspanningen geleverd om het verenigingsleven bekend temaken door conferenties, tentoonstellingen… Bijzondere aandacht gaatnaar nieuwe informatie- en communicatietechnologieën: het creërenvan websites, on line toegang tot het repertorium van de verenigingen,de verdeling van een wekelijkse elektronische nieuwsbrief, het opzettenvan een radio of tv web…<strong>Tien</strong> <strong>jaar</strong> <strong>sociale</strong> <strong>stadsontwikkeling</strong> I pagina 95


Het programma “Grootstedenbeleid”, dat werd gelanceerd in 1999,probeert een antwoord te vinden op de specifieke problemen waarmeesteden geconfronteerd worden. Om dat te realiseren, stelt de Federaleregering elk <strong>jaar</strong> de nodige fondsen ter beschikking van de betrokkensteden en gemeenten in Vlaanderen, Wallonië en Brussel.Aan de hand van 21 voor zich sprekende projecten, illustreert dit werk opeen fraaie manier dat een intelligente samenwerking tussen stedenen de federale overheid tot tastbare resultaten kan leiden. De gids is veelmeer dan een bundeling van initiatieven rond tien <strong>jaar</strong> stadsbeleid engetuigt van de mentaliteit, de creativiteit en de dynamiek van de partners,de plaatselijke verantwoordelijken, grondleggers van de stad van morgen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!