11.07.2015 Views

BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN - Vlaams Parlement

BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN - Vlaams Parlement

BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN - Vlaams Parlement

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Nr. 1VLAAMS PARLEM<strong>EN</strong>TZitting 1997-19982 oktober 1997<strong>BULLETIN</strong> <strong>VAN</strong> <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> <strong>EN</strong> ANTWOORD<strong>EN</strong>INHOUDSOPGAVEI. <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> <strong>VAN</strong> DE VLAAMSE VOLKSVERTEG<strong>EN</strong>WOORDIGERS <strong>EN</strong> ANTWOORD<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> DEMINISTERS (Reglement artikel 77, 1, 2, 3, 5 en 7)A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn Blz.Luc Van den Brande, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Buitenlands Beleid,Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1Luc Van den Bossche, minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijsen Ambtenarenzaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9Theo Kelchtermans, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Tewerkstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20Wivina Demeester-De Meyer, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid . . . . . . . . . 41Eddy Baldewijns, <strong>Vlaams</strong> minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening . . . . . . . . . . . 48Eric Van Rompuy, <strong>Vlaams</strong> minister van Economie, KMO, Landbouw en Media . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96Leo Peeters, <strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting 107Luc Martens, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Gezin en Welzijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115Anne Van Asbroeck, <strong>Vlaams</strong> minister van Brusselse Aangelegenheden en Gelijke-Kansenbeleid . . . . . . . . . . 136B. Vragen waarop werd geantwoord na het verstrijken van de reglementaire termijnLuc Van den Brande, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Buitenlands Beleid,Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138Theo Kelchtermans, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Tewerkstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142Wivina Demeester-De Meyer, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid . . . . . . . . . 154Leo Peeters, <strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting . . . . . . 155


-1- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997I. <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> <strong>VAN</strong> DE VLAAMSEVOLKSVERTEG<strong>EN</strong>WOORDIGERS <strong>EN</strong>ANTWOORD<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> DE MINISTERS(Reglement artikel 77, 1, 2, 3, 5 en 7)A. Vragen waarop werd geantwoord binnen dereglementaire termijnLUC <strong>VAN</strong> D<strong>EN</strong> BRANDEMINISTER-PRESID<strong>EN</strong>T<strong>VAN</strong> DE VLAAMSE REGERING,VLAAMS MINISTER <strong>VAN</strong> BUIT<strong>EN</strong>LANDSBELEID, EUROPESE AANGELEG<strong>EN</strong>HED<strong>EN</strong>,WET<strong>EN</strong>SCHAP <strong>EN</strong> TECHNOLOGIEVraag nr. 162van 9 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Overheidshulp per telefoon – GehoorgestoordenZie :<strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Gezin en WelzijnVraag nr. 211van 9 juni 1997van mevrouw Riet Van CleuvenbergenBlz. 116AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Luc Martens, <strong>Vlaams</strong> minister vanCultuur, Gezin en Welzijn.Vraag nr. 163van 9 juni 1997van de heer FRANCIS VERMER<strong>EN</strong>Technopolis – Stand van zakenHet reeds in april 1996 naar aanleiding van detechnologiebeurs FTI Technoland geopperde voorstelom op een centrale plaats in Vlaanderen eenpermanente tentoonstelling in te richten, waar eengeïnteresseerd publiek zou kunnen kennismakenmet nieuwe technologische producten ontworpendoor <strong>Vlaams</strong>e bedrijven, lijkt dicht bij de concretisering.Als vestigingsplaats werd gekozen voor Mechelen,terwijl de realisatie wordt toevertrouwd aan deStichting Flanders Technology International.1. Werden andere vestigingsplaatsen voor dezepermanente technologische tentoonstelling inoverweging genomen ? Wat waren de alternatievenvoor Mechelen ? Welke argumentengaven daarbij de doorslag ? Werd de mogelijkheidoverwogen om deze tentoonstelling bijvoorbeeldte installeren in een regio waar detechnologische inbreng in de industrie van onsland zeer belangrijk is, zoals Zaventem, waarook de nabijheid van de internationale luchthavenzeker niet onbelangrijk is ?2. In welke mate neemt de <strong>Vlaams</strong>e regering dewerkingskosten van de Stichting Flanders TechnologyInternational voor haar rekening ? Zaldeze inbreng als gevolg van de opening vanTechnopolis nog worden opgetrokken en inwelke mate ?3. Hoever staat het op het vlak van personeel ?Zijn er al beslissingen over de wijze van aanwerven,over het aantal, over het statuut, overde financiële basis waarop die aanwervingenzullen gebeuren ?4. Gaat men ervan uit dat de toegang kosteloos is,of zal er toegangsgeld worden gevraagd ?AntwoordTechnopolis is de naam voor een permanent<strong>Vlaams</strong> doe-centrum voor wetenschap en technologiedat in april 1999 zijn deuren opent en waarmensen van 4 tot 94 jaar op een interactievemanier kunnen kennismaken met de principes entoepassingen van wetenschap en technologie.Technopolis wordt ondergebracht in de voormaligepostzegeldrukkerij "Het Zegel", gelegen tussen deLeopoldstraat en de Vaart in Mechelen. Bij dekeuze van een locatie voor Technopolis hebbenvolgende criteria een doorslaggevende rol gespeeld :– een strategische en dus centrale ligging inVlaanderen ;– zeer vlot bereikbaar, zowel met de wagen alsmet het openbaar vervoer ;– een bestaande infrastructuur die na het uitvoerenvan aanpassingswerken geschikt is voor hetonderbrengen van de functies van Technopolis ;– integratie van het doe-centrum in een bestaandstedelijk weefsel en dus stadskernversterkend.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -2-"Het Zegel" beantwoordt aan de gestelde criteria :– centraal gelegen en dus vanuit gans Vlaanderenvlot bereikbaar ;– op de as Brussel-Antwerpen, gelegen vlakbij deafrit van de snelweg E19 (afrit Mechelen-Zuid)en op wandelafstand van het bus- en spoorwegstationvan Mechelen ;– een bestaand gebouw met historische waarde,opgericht in 1836-1837, waardoor de schaarseopen ruimte in Vlaanderen niet wordt bezwaardmet een nieuw op te trekken gebouw en meteenook het <strong>Vlaams</strong> industrieel erfgoed en een<strong>Vlaams</strong> monument wordt gerevaloriseerd ;– een leegstaand gebouw krijgt een nieuwebestemming ten dienste van de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschap. Ook de onmiddellijke omgevingwordt bij het project betrokken en vernieuwd.Uiteraard werden een aantal mogelijke locaties inaanmerking genomen. Zo heb ik bijvoorbeeld persoonlijkin een zeer vroeg stadium contacten gehadmet verantwoordelijken van BATC (Belgian AirportTerminal Company) over het gebruik van deoude luchthaventerminal in Zaventem als locatievoor Technopolis. Inzake ligging en vlotte bereikbaarheidvoldeed deze terminal uiteraard aan degestelde voorwaarden. Doch opdoemende problemenmet betrekking tot de veiligheid en de onzekerheidvan de beschikbaarheid van deze locatieop middellange en lange termijn, hebben ons verplichtuit te kijken naar alternatieven.Het Technopolis-project, dat een permanente enzichtbare verwezenlijking is van de inspanningendie op het vlak van wetenschapscommunicatieworden geleverd, werd op 24 juli jongstleden goedgekeurddoor de <strong>Vlaams</strong>e regering.Als initiator van het project zal de <strong>Vlaams</strong>e regeringinstaan voor het scheppen van het kader waarinde verschillende opstellingen van Technopolismoeten kunnen worden gepresenteerd en zij zaldus op een belangrijke wijze bijdragen tot de financieringvan de infrastructuur.De <strong>Vlaams</strong>e regering heeft dan ook beslist om eennieuwe naamloze vennootschap – Technopolis NV– op te richten als 100 % dochter van het <strong>Vlaams</strong>Gewest. De <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap zal in dezenaamloze vennootschap in verschillende fasen intotaal een kapitaal van 300 miljoen inbrengen. DeStichting Flanders Technology International (FTI)zal via een uitbatingsovereenkomst instaan voor deexploitatie van Technopolis. Hiertoe zal zij jaarlijkseen door de bevoegde minister goed te keuren uitbatingsplanvoorleggen, op basis waarvan er voorTechnopolis een uitbatingstoelage zal wordenbepaald.Zoals vastgelegd bij haar oprichting in 1988 doetde Stichting FTI voor een deel van haar werkingskosteneen beroep op de <strong>Vlaams</strong>e overheid. Voorde realisatie van haar diverse activiteiten doet zijechter in grotere mate een beroep op de medewerking,financiering en sponsoring vanuit de privésector.Zonder deze privé-middelen zouden velevan de door de <strong>Vlaams</strong>e regering noodzakelijkgeachte projecten trouwens niet gerealiseerd kunnenworden.Aangezien de uitbating van Technopolis wordtgecoördineerd door de Stichting FTI, zullen in dekomende weken inderdaad een aantal nieuwemedewerkers in het team van de Stichting FTIworden opgenomen, dit met het oog op de voorbereidingvan de opstart en de uitwerking van deinhoud van Technopolis. Tussen nu en medio 1999zal het team verder worden uitgebreid, naargelangde behoeften, in het vooruitzicht van de openingvan Technopolis. Bij de opening van Technopoliswordt in een twintigtal voltijdse equivalenten voorzien.De nieuwe werknemers zullen het statuut vanbediende of arbeider hebben, afhankelijk van hunfunctie. Voor het opvangen en gidsen van groepenwordt een beroep gedaan op tijdelijke medewerkers,wat gezien het seizoensgebonden karaktervan Technopolis de beste oplossing is om mensenzo flexibel mogelijk in te zetten. Zoals steeds werktde Stichting FTI voor de selectie van nieuwe medewerkerssamen met een gespecialiseerd recruterings-en selectiebureau.Technopolis zal 360 dagen per jaar open zijn en detoegangsprijzen worden zeer laag gehouden omzoveel mogelijk mensen de kans te geven Technopoliste ontdekken en te beleven (en eventueelopnieuw te beleven). Inzake bezoekers onderscheidenwe drie belangrijke categorieën : volwassenen ;kinderen, studenten, senioren en gehandicapten ;groepen leerlingen en jongeren.Uiteraard wordt afhankelijk van de doelgroep eenandere prijs gehanteerd. We gaan er echter wel vanuit dat de toegangsprijs de gemiddelde prijs vaneen bioscoopticket niet overschrijdt.


-3- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Vraag nr. 164van 11 juni 1997van de heer PIETER HUYBRECHTSTechnopolis – Stand van zakenOp 21 april 1996 verklaarde de minister-presidentop de technologiebeurs Flanders Technology International(FTI) Technoland in Gent voorstander tezijn van de oprichting van een "Technopolis", waaronder andere nieuwe technologische productenkunnen worden gedemonstreerd.Hoeveel bedraagt de financiële steun van de<strong>Vlaams</strong>e regering voor dit project ?Welk publiek beoogt men aan te trekken ?Welke openingsdatum van "Technopolis" wordtvooropgezet ?AntwoordOnze maatschappij is doordrongen van wetenschapen technologie. Bovendien is een groot deel vanonze huidige welvaart terug te brengen tot wetenschappelijkeen technologische verwezenlijkingenvan de voorbije decennia. Toch stellen we al tevaak een onverschillige of zelfs negatieve houdingvast ten overstaan van wetenschap en technologie.Dit kan op termijn een belemmering vormen voorhet wetenschappelijk onderzoek, waardoor degroei van de welvaart en het welzijn van onzemaatschappij dreigt te worden ondermijnd.De <strong>Vlaams</strong>e regering heeft dit probleem onderkenden besloten tot acties die wetenschappen enwetenschappelijk onderzoek dichter bij de <strong>Vlaams</strong>ebevolking brengen. Met dit doel werden door deStichting FTI reeds tal van activiteiten georganiseerd,bijvoorbeeld FTI Technoland, de <strong>Vlaams</strong>eWetenschapsweek, de wetenschappelijke doe-pakketten,de tentoonstelling "Van Mercator tot Frimout",de Wetenschapstruck, enzovoort. Al dezeactiviteiten zijn echter beperkt in tijd of hebbeneen evenement-karakter, terwijl er in Vlaanderennood is aan een permanente infrastructuur op hetvlak van wetenschapscommunicatie waar de bevolkingte allen tijde terechtkan. Een permanentevorm van wetenschapscommunicatie kan immersde onverschillige of zelfs negatieve houding tegenovertechnologie in positieve zin ombuigen, deinteresse ervoor opnieuw aanwakkeren en jongerenstimuleren om te kiezen voor wetenschappelijkeen/of technische richtingen.Met haar nieuwe initiatief, Technopolis, komt de<strong>Vlaams</strong>e regering tegemoet aan de groeiendebehoefte aan achtergrondinformatie en duidingm.b.t. wetenschap en technologie die in onze snelevoluerende kennismaatschappij bestaat.Technopolis is de naam voor een permanent<strong>Vlaams</strong> doe-centrum voor wetenschap en technologiedat in het voorjaar van 1999 zijn deurenopent en waar mensen van 4 tot 94 jaar op eeninteractieve manier kunnen kennismaken met deprincipes en toepassingen van wetenschap en technologie.Het publiek van Technopolis kan in drie grotegroepen worden onderverdeeld :1. het ruime publiek, met de nadruk op gezinnenin alle mogelijke samenstellingsvormen (familieledenmet verschillende leeftijden, vorming,interesses, ...). Ook verenigingen van volwassenenop daguitstap (bv. vormingsgroepen, senioren,...) ;2. de jongeren en de onderwijssector : leerkrachtenmet hun leerlingen, studenten van verschillendeleeftijden en vanuit verschillende studierichtingenen jongerenverenigingen ;3. bedrijven en instellingen die van Technopolisgebruik willen maken voor de organisatie vaneen evenement voor eigen personeel, zakenrelatiesen/of pers.Bij het uitwerken van het aanbod van Technopoliswordt uiteraard ingespeeld op de verwachtingenvan de verschillende doelgroepen. Zo worden ervoor scholen speciale programma's uitgewerktwaarbij rekening wordt gehouden met de wensenvan de leerkracht en de eindtermen, en zullen volwassenenin Technopolis terechtkunnen om wetenschappelijkebasisprincipes op een interactievemanier uit te proberen en voeling te houden metde laatste technologische ontwikkelingen.Het Technopolis-project, dat een permanente enzichtbare verwezenlijking is van de inspanningendie op het vlak van wetenschapscommunicatieworden geleverd, werd op 24 juli jongstleden goedgekeurddoor de <strong>Vlaams</strong>e regering. Als initiatorvan het project zal de <strong>Vlaams</strong>e regering instaanvoor het scheppen van het kader waarin de verschillendeopstellingen van Technopolis moetenkunnen worden gepresenteerd en zal zij dus op eenbelangrijke wijze bijdragen tot de financiering vande infrastructuur.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -4-De <strong>Vlaams</strong>e regering heeft dan ook beslist om eennieuwe naamloze vennootschap – Technopolis NV– op te richten als 100 % dochter van het <strong>Vlaams</strong>Gewest. De <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap zal in dezenaamloze vennootschap in verschillende fasen intotaal een kapitaal van 300 miljoen inbrengen. DeStichting Flanders Technology International zal viaeen uitbatingsovereenkomst instaan voor deexploitatie van Technopolis. Hiertoe zal zij jaarlijkseen door de bevoegde minister goed te keuren uitbatingsplanvoorleggen, op basis waarvan er voorTechnopolis een uitbatingstoelage zal wordenbepaald.Vraag nr. 166van 11 juni 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong><strong>Vlaams</strong>e vertegenwoordiging in Litouwen – Standvan zakenBij de ondertekening van het samenwerkingsverdragmet Litouwen vorig jaar deelde de ministerpresidentmee dat de <strong>Vlaams</strong>e regering een <strong>Vlaams</strong>evertegenwoordiging in dat land overwoog.Graag vernam ik of er in dat verband iets werdverwezenlijkt.Is er hierbij sprake van enige vorm van samenwerkingmet Nederland ?AntwoordTijdens de vergadering van de <strong>Vlaams</strong>e regeringvan 24 juli 1997 keurde de <strong>Vlaams</strong>e regering denieuwe configuratie van standplaatsen voor de<strong>Vlaams</strong>e economische vertegenwoordigers in hetbuitenland goed.Hierbij werd zoals inderdaad aangekondigd, voorzienin een standplaats voor een <strong>Vlaams</strong>e economischevertegenwoordiger in Vilnius, Litouwen.Daarbij werd onmiddellijk beslist tot een oproeponder de laureaten van het wervingsexamen voor<strong>Vlaams</strong>e economische vertegenwoordigers, voor deconcrete invulling van deze functie in Vilnius.Wat de samenwerking met Nederland betreft, moeterop worden gewezen dat hieromtrent nog geenconcrete vraag van de bevoegde Nederlandse overheidwerd ontvangen. Daarbij moet eveneens wordenonderstreept dat de toekomstige <strong>Vlaams</strong>e economischevertegenwoordiger een diplomatiek statuutzal bezitten.Het lijkt mij anderzijds zeker nuttig dat de toekomstige<strong>Vlaams</strong>e economische vertegenwoordigerin Vilnius goede contacten legt met een eventueleNederlandse collega.Vraag nr. 168van 12 juni 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Voorlichting internationale pers – Stand van zakenHet is erg stil geworden rond het in eerste instantiemislukte initiatief om de vertegenwoordigers vande internationale pers in dit land geregeld een<strong>Vlaams</strong>e persspiegel te bezorgen.Intussen kent het bescheiden initiatief van de<strong>Vlaams</strong>e Volksbeweging ("Flemish Press Review")blijkbaar een zeker succes. Dit overzicht wordt invier talen verspreid en, aan de reacties te meten,ook gelezen. Af en toe kan men zelfs al enig resultaatervaren bij lectuur van de internationale pers.Door de beperktheid aan materiële middelen blijftdit initiatief van de VVB evenwel beperkt in regelmaaten volume.Kan de minister-president mij meedelen wat destand van zaken is met betrekking tot het initiatiefvan de <strong>Vlaams</strong>e regering ?AntwoordTot in het late voorjaar van 1996 waren er onderhandelingenaan de gang met de VZW Persspiegelover de uitgave van een wekelijkse knipselkrantmet vertalingen van voor een buitenlands publiekrelevante artikelen uit de <strong>Vlaams</strong>e dag- en weekbladpers.De knipselkrant zou verschijnen in hetEngels en het Frans en via de fax worden verspreidbij onder meer alle buitenlandse correspondentenin Brussel. Uiteindelijk werd besloten niet in tegaan op de definitieve voorstellen van de VZWPersspiegel en de gesprekken te staken, omdat aande kant van de <strong>Vlaams</strong>e overheid de overtuigingwas gegroeid dat het project van de VZW Persspiegelonvoldoende inhoudelijke en organisatorischegaranties bood.Niettemin bleef de <strong>Vlaams</strong>e overheid achter hetidee van een vertaalde knipselkrant voor buitenlandsejournalisten staan en werd de informatieambtenaarverzocht de nodige prospectie in dierichting te doen. De knipselkrant zou niet wordenuitgegeven door de <strong>Vlaams</strong>e overheid, maar deze


-5- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997laatste zou een eventueel privé-initiatief wel financieelkunnen helpen realiseren.Ondertussen werden heel wat gesprekken gevoerden voorstellen bestudeerd waaruit de haalbaarheidvan het initiatief (en het enthousiasme over hetconcept) "knipselkrant" vrij overtuigend is gebleken.De realisatie van een concreet initiatief isevenwel aanzienlijk vertraagd door de problematiekvan het auteursrecht van de journalisten wierartikelen zullen worden overgenomen. Het miskennenvan die rechten heeft in een ietwat gelijkaardigdossier, namelijk dat van het project CentralStation, op 16 oktober 1996 geleid tot een door deBrusselse rechtbank uitgesproken verbod voordeze door de Belgische uitgevers opgezette digitaleknipselkrant om zonder expliciete toestemmingvan de journalisten-auteurs artikelen uit de Belgischepers elektronisch te verspreiden. Dit vonnisbevestigt ondubbelzinnig dat de artikelen die zullenworden opgenomen in de geplande knipselkrant,onderworpen zijn aan de nieuwe wetbetreffende het auteursrecht en de naburige rechtenvan 30 juni 1994, en dat dus de toestemmingvan de auteur of zijn rechthebbende nodig is voorde vertaling en reproductie van de artikelen. Ditsluit niet uit dat binnen de personderneming schriftelijkeovereenkomsten kunnen zijn gesloten waarbijde journalisten expliciet gedeeltelijk afstanddoen van bepaalde auteursrechten of ze aan de uitgeverin licentie geven. Bij sommige uitgeverijen isof wordt dit inderdaad het geval, en daar dient detoestemming te worden verkregen van de personderneming.Het is dus van het grootste belang datde organisatie of het bedrijf dat de knipselkrantrealiseert, rekening houdt met het auteursrechtgegevenen sluitende afspraken in dit verband methetzij de journalisten, hetzij de persondernemingenkan voorleggen.Ik reken erop voor de realisatie van een knipselkrantvoor buitenlandse journalisten op korte termijneen samenwerkingsinitiatief te kunnen aankondigendat de nodige medewerking van zoweluitgevers als journalisten geniet en sluitende garantiesmet betrekking tot het auteursrechtgegevenkan voorleggen.Vraag nr. 172van 25 juni 1997van de heer CARL DECALUWECentra voor collectief onderzoek – SubsidiëringDe <strong>Vlaams</strong>e regering besliste op 21 mei 1997 om86,5 miljoen uit te trekken voor de financiering vande technologische adviseerdiensten van de collectievecentra.1. Welke collectieve centra komen in aanmerkingvoor deze extra steun ? Welke waren de verdelingscriteria?2. Welke bedragen gaan naar de respectievelijkecentra ?3. Wat is de aard van de ondersteuning (personeel,infrastructuur, ...) ?Antwoord1. Alle collectieve en gelijkgestelde centra komenin aanmerking voor deze steun. Er dient te wordenopgemerkt dat het geen extra steun betreft,maar steun waarin voorzien is binnen het 4Csamenwerkingsakkoordbetreffende de financieringvan de collectieve onderzoekscentra.Als bijlage vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerhet document "Beoordelingskader –evaluatiecriteria", waarin de voorwaarden zijnopgesomd waaraan de collectieve centra moetenvoldoen voor het verkrijgen van ondersteuningvoor hun acties technologische dienstverlening.2. Hierna vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigereen tabel waarin de <strong>Vlaams</strong>e financieringvoor de ondersteuning van de technologischeadviseerdiensten binnen de collectieve onderzoekscentrazijn opgenomen (bedrag x 1.000frank).


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -6-Centrum 1992 1993 1994 1995 1996 1997BIL 9.677 0 10.065 0 9.664 0Centexbel 18.495 8.991 22.086 9.636 20.944 12.128CoRI 0 6.353 0 5.163 0 5.014WCOBKN 5.724 0 5.077 0 4.370 0OCW 6.480 0 5.214 0 4.893 876TCHN 5.338 0 9.980 0 7.354 0WTCB 15.884 10.884 19.942 10.947 22.351 11.093WTCM 9.342 57.935 23.049 57.803 32.085 57.297WTOCB 0 0 0 0 3.250 0Totaal 70.940 84.163 95.413 83.549 104.911 86.4083. De steun betreft voornamelijk personeelskosten(82 % van het totaal). Per voltijds equivalentadviseur wordt eveneens in een bedrag van800.000 frank/jaar aan werkingskosten voorzien.Voor de biënnale 1997-1998 is de aanvaardbarebegroting berekend op een affectatie van intotaal 22,5 voltijds equivalenten adviseur.(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het secretariaatvan het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst SchriftelijkeVragen – red.)1. Houdt de <strong>Vlaams</strong>e regering wel voldoenderekening met een zekere spreiding van de vestigingsplaatsenvoor openbare diensten en instellingen?2. Heeft men een idee hoeveel nieuwe gebouwener voor de <strong>Vlaams</strong>e openbare diensten en instellingenin gebruik werden genomen sedert destaatshervorming van 1980 ? Waar zijn ze gelegen? Hoeveel bedraagt de investering daarvoortot op heden ?3. Werd er reeds beslist tot welke financiële instellingOVAM zich zal richten om het kantoorgebouwin Mechelen via leasing te laten oprichten ?Vraag nr. 173van 26 juni 1997van de heer FRANCIS VERMEIR<strong>EN</strong>Openbare diensten – Vestigingsplaats – Investeringin gebouwenN.B. :Deze vraag werd eveneens gesteld aan deheer Theo Kelchtermans, <strong>Vlaams</strong> ministervan Leefmilieu en Tewerkstelling, en aanmevrouw Wivina Demeester-De Meyer,<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begrotingen Gezondheidsbeleid.In de toelichting bij de aanpassing van de middelen-en de algemene uitgavenbegroting van de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het begrotingsjaar1997 wordt met betrekking tot de Openbare Afvalstoffenmaatschappijvoor het <strong>Vlaams</strong> Gewest(OVAM) vermeld (art. 3.19) dat de OVAM debedoeling heeft een kantoorgebouw op te richtenin Mechelen. Aan dit gebouw is een prijskaartjeverbonden van 400 miljoen en de financieringervan zal gebeuren via leasing.Ook heeft de minister-president zopas nog meegedeelddat op zijn initiatief de Stichting FlandersTechnology International de permanente tentoonstelling"Technopolis" eveneens in Mechelen zalvestigen.AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor mevrouw Wivina Demeester-De Meyer,<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting enGezondheidsbeleid.Vraag nr. 189van 7 juli 1997van de heer GEORGES CARDO<strong>EN</strong>Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen – PublicatiepeilHet eerste nummer van Openbaar Kunstbezit inVlaanderen in 1997 is gewijd aan "Surrealisme inBelgische collecties". Opzet van de publicatie is


-7- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997"een aantal aandachtspunten binnen het surrealismeals beweging en als levenshouding kritisch tebenaderen aan de hand van kunstwerken uit Belgischemusea".Als modelkunstwerk wordt hiervoor "Le bordelimaginaire" genomen van Marcel Mariën. Bijtwintig meesterwerken uit de schilderkunst heeftMariën vulgaire, shockerende en godslasterlijketeksten aangebracht. Het werk wordt tweemaal inkleur afgedrukt : eenmaal op bladzijde 10 en eenmaal,speciaal aandacht vragend, op de achterkaft.Ik stel mij grote vragen bij de waarden die OpenbaarKunstbezit in Vlaanderen op deze maniermeent te moeten uitdragen.1. Ontvangt Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen<strong>Vlaams</strong>e overheidssteun ? Hoeveel ?2. Hoort volgens de minister-president dergelijkwerk thuis in een kwaliteitspublicatie als OpenbaarKunstbezit in Vlaanderen ? Er zijn voldoendesurrealistische kunstwerken in Belgischecollecties te vinden die niet pornografischof godslasterlijk van aard zijn.3. Heeft de minster-president maatregelen genomenom herhaling van dergelijke publicaties tevoorkomen ?N.B. :AntwoordDeze vraag werd eveneens gesteld aan deheer Luc Martens, <strong>Vlaams</strong> minister vanCultuur, Gezin en Welzijn.Het antwoord zal worden verstrekt door de heerLuc Martens, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Gezinen Welzijn.Vraag nr. 190van 7 juli 1997van de heer MARC OLIVIERCode van goed nabuurschap – Regio Nord-Pas-de-CalaisOp 24 juni 1997 heeft de <strong>Vlaams</strong>e regering eencode van goed nabuurschap tussen Vlaanderen ende Zuid-Nederlandse provincies (Limburg, Noord-Brabant en Zeeland) goedgekeurd. Ook de gouverneursvan de <strong>Vlaams</strong>e provincies zullen dezecode mee ondertekenen.De code heeft tot doel te vermijden dat ondernemingende betrokken overheden tegen elkaar uitspelen.Bedrijven geven als reden van hun verplaatsingimmers vaak investeringsstimuli van deonderscheiden overheden op. De subregio's nemenmet elkaar contact op indien zij geconfronteerdworden met investeringsdossiers van bedrijven diebetrekking hebben op de verplaatsing van investeringenover de landgrens en er een vermoedenbestaat dat er wordt gepoogd de betrokken overhedentegen elkaar te laten opbieden. Indien ditinderdaad het geval blijkt, kennen de overheden desteun niet toe.De minister-president wil deze code als voorbeeldstellen voor gelijkaardige codes met andere buurregio's.1. Wordt er ook aan een dergelijke code gewerktvoor de grensregio Nord-Pas-de-Calais en deprovincie Henegouwen, aangezien de geschetsteproblematiek zich in de betrekkingen met dezeregio's op minstens even duidelijke wijze voordoetals in de relatie met de Zuid-Nederlandseprovincies ?2. Heeft de minister-president terzake reeds concretestappen ondernomen en zo ja, naar welkeinstanties toe ? Wat is het voorlopige resultaatvan de geleverde inspanningen ?AntwoordDe code van goed nabuurschap die werd uitgewerkttussen Vlaanderen en de Zuid-Nederlandseprovincies heeft tot doel de verplaatsing vanbedrijven tegen te gaan door gebruik te maken vaneen informatie-uitwisselingsprocedure tussen debetrokken gebieden. De code heeft geen juridischeafdwingbaarheid.Binnen het kader van de Euroregio-werkzaamhedendie de regio's Kent, Nord-Pas-de-Calais, hetBrussels Hoofdstedelijk Gewest, het Waals Gewesten het <strong>Vlaams</strong> Gewest rond de tafel brengen, werdende besprekingen op gang gebracht voor de uitwerkingvan een gelijkaardige code.De eerste teksten liggen ter tafel voor besprekingbinnen de ambtelijke werkgroep EconomischeOntwikkeling.Onder mijn voorzitterschap van de Euroregio in1997 doe ik het nodige om de besprekingen die toteen code van goed nabuurschap moeten leiden met


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -8-de vermelde regio's tot een goed einde te brengen.Ik stel vast dat de betrokken regio's hiertoe eengrote bereidheid tonen.Vraag nr. 197van 14 juli 1997van de heer ETI<strong>EN</strong>NE <strong>VAN</strong> VAER<strong>EN</strong>BERGHAmbtsgebied fiscale diensten – TaalgebiedenVia de media verneem ik dat de mogelijkheidbestaat dat de <strong>Vlaams</strong>e randgemeenten, wat deorganisatie van de belastingdiensten betreft, wordengeannexeerd bij Brussel.De <strong>Vlaams</strong>e randgemeenten horen zonder meerthuis in een <strong>Vlaams</strong>e directie.De aanhechting van Bever bij Brussel is onaanvaardbaar.Bever ligt dertig kilometer van Brusselverwijderd. Het is een gemeente op de grens van<strong>Vlaams</strong>-Brabant en Oost-Vlaanderen.Hoe heeft de <strong>Vlaams</strong>e regering hierop gereageerd ?AntwoordDe uitbreiding van de territoriale bevoegdheid vande Brusselse BTW-controledienst naar de zevengemeenten met taalfaciliteiten is uiteraard politiekniet neutraal, en raakt het evenwicht tussen degemeenschappen, gebaseerd op de indeling in taalgebieden.Deze beslissing heeft ook een weerslag op de regelinginzake het taalgebruik in bestuurszaken, en devereisten inzake taalkennis waaraan het betrokkenpersoneel moet voldoen. Ze kan ook – onrechtstreeks– een weerslag hebben op de taalkadersbinnen het ministerie van Financiën en het werkvolume.Bijkomend element zijn de problemen die de fiscalediensten gevestigd in het administratief arrondissementBrussel-Hoofdstad kennen om te voldoenaan de vereisten van de wetgeving op het taalgebruikin bestuurszaken. De Vaste Commissie voorTaaltoezicht heeft nog recentelijk vastgesteld datpersoneel van de gewestelijke fiscale diensten inBrussel dat omgang heeft met het publiek, somsNederlandsonkundig is (advies 27. 154/II/PN van15 februari 1996).De wijziging van zetel en ambtsgebied van de fiscalediensten dreigt bijgevolg een negatieve weerslagte hebben op de dienstverlening.Vandaar dat ik hierover de federale regering hebaangeschreven, waarbij erop werd aangedrongendat bij de lokalisatie en de vaststelling van deambtsgebieden van de fiscale controlediensten,voluit rekening zou worden gehouden met de indelingin taalgebieden.Tevens heb ik voorgesteld om over de herstructureringvan het ministerie van Financiën, en metname over de weerslag ervan op het taalgebruik,het advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezichtin te winnen.Vraag nr. 201van 17 juli 1997van de heer HERMAN SUYKERBUYKVerdrag van Amsterdam – Bevoegdheden gemeenschappenen gewesten1. Is de minister-president ervan op de hoogte datde federale regering een verklaring bij het Verdragvan Amsterdam wil voegen om debevoegdheden van gemeenschappen en gewestenop Europees niveau te "betonneren" (ditwoord komt uit een krantenartikel) ?Kent de minister-president de strekking of deinhoud van deze verklaring ?2. Is het mogelijk dat een dergelijk initiatief doorde federale regering wordt genomen, zonder dathet Interministerieel Comité voor het BuitenlandsBeleid daarover bij consensus beslist ?Indien dat zou gebeurd zijn, kan de juiste betekenisvan de verklaring dan worden aangegeven ?Indien niet, is de federale regering dan niet zondermeer aan de bevoegdheden van de gewestengemeenschapsregeringen voorbijgegaan ?3. Heeft de minister-president reeds gereageerdbij de federale regering ? Welk standpunt heefthij ingenomen ? Wat was de reactie van de federaleregering ?AntwoordTijdens de Top van Amsterdam werd op 18 juni1997 een akkoord bereikt tussen de regeringslei-


-9- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997ders van de 15 EU-lidstaten over een nieuw ontwerpverdragvoor de EU. In deze nieuwe ontwerpverdragstekstwordt een protocol opgenomen oversubsidiariteit.In dit protocol worden bepalingen opgenomenover de relaties tussen de EU en de lidstaten. Omdit protocol op een correcte manier te interpreterenvoor de federale lidstaten hebben België, Oostenrijken Duitsland gezamenlijk een verklaringopgesteld die aan het protocol wordt toegevoegd.De verklaring luidt als volgt :"De Duitse, de Oostenrijkse en de Belgische regeringgaan er als vanzelfsprekend van uit dat hetoptreden van de Europese Gemeenschap overeenkomstighet subsidiariteitsbeginsel niet enkel delidstaten, maar eveneens hun deelgebieden betreft,voor zover deze over eigen wetgevende bevoegdhedenbeschikken die hun krachtens hun nationalegrondwettelijke recht zijn toegekend."De toevoeging van deze verklaring heeft tot doelduidelijk te maken dat de federale staatsstructuurin België (en in de twee andere vernoemde lidstaten)tot gevolg heeft dat het optreden van de EUrechtstreeks op de gewest- en gemeenschapsbevoegdhedenbetrekking kan hebben. De op basisvan de Grondwet toebedeelde bevoegdheden aande gemeenschappen en gewesten maken hen toteen evenwaardige partner als de lidstaat Belgiëvoor een reeks van domeinen waarin de EU kanoptreden.Binnen de Interministeriële Conferenties voor hetBuitenlands Beleid die de Top van Amsterdamvoorbereidden (28 mei en 13 juni 1997), heb iksamen met de andere gemeenschappen en gewestenvoor de toevoeging van deze verklaring gepleit.Ik heb de minister van Buitenlandse Zakengevraagd overleg te plegen met de federale lidstatenOostenrijk en Duitsland om tot een gezamenlijkeverklaring te komen.LUC <strong>VAN</strong> D<strong>EN</strong> BOSSCHEMINISTER VICE-PRESID<strong>EN</strong>T<strong>VAN</strong> DE VLAAMSE REGERING,VLAAMS MINISTER <strong>VAN</strong> ONDERWIJS <strong>EN</strong>AMBT<strong>EN</strong>AR<strong>EN</strong>ZAK<strong>EN</strong>Vraag nr. 211van 9 juni 1997van de heer PIETER HUYBRECHTSSchooldagen tussen 1-8 mei – DoktersattestenTussen donderdag 1 mei en donderdag 8 mei werdendit jaar aanzienlijk meer doktersbriefjes binnengebrachtdan normaal. Meer dan waarschijnlijkhebben ouders een doktersbriefje aangevraagd omzo de verplichte schooldagen tussen de feestdagen1 en 8 mei te kunnen overbruggen.1. Hoeveel doktersbriefjes werden er meer dannormaal tijdens deze periode binnengebracht ?2. Doet deze tendens zich in alle netten voor ?AntwoordIk vestig er de aandacht van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigersop dat de registratie van al danniet gewettigde afwezigheden van leerlingen opschool gebeurt in daartoe aangelegde "aanwezigheidsregisters".Voor de opmaak en vervollediging van deze registersdienen de scholen zich te baseren op de onderrichtingenopgenomen in de omzendbrief BaO 13BA/LC/JC/EVD van 28 januari 1997 wat de basisscholenbetreft, en op de ministeriële onderrichtingenopgenomen in de omzendbrief ref. SO 43 van22 maart 1996 wat de secundaire scholen betreft.Het onderwijsdepartement beschikt niet systematischover tendensen die zich op het vlak van het


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -10-schoolverlet manifesteren, aangezien desbetreffenderegisters en de bewijzen tot staving van de afwezighedenvan de individuele leerlingen enkel in descholen worden bewaard.Wél moet deze informatie ter beschikking staanvan de leden van het verificatiekorps, meerbepaald voor de plaatselijke controle en telling vande regelmatige schoolbevolking op de referentiedatum,dit is de eerste lesdag van de maand februari.Vraag nr. 212van 9 juni 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Gemeenschapsschool Duffel – Dossier grondverkoopBlijkbaar zou de minister in de loop van de vorigejaren herhaaldelijk zijn gecontacteerd in verbandmet de overdracht aan de gemeente Duffel vanbraakliggende gronden achter de schoolgebouwenvan de gemeenschapsschool aan de Rooienberg inDuffel.Deze terreinen grenzen aan het sportcentrum enzouden in gebruik kunnen worden genomen dooreen voetbalclub en/of andere sportverenigingen.Kan de minister mij meedelen wat de stand vanzaken is in dit dossier ?AntwoordTijdens de zitting van 5 februari 1997 betuigde deCentrale Raad zijn akkoord met de verkoop vande bedoelde percelen.Op 28 februari 1997 werd de lastgeving tot verkoopovergemaakt aan het AankoopcomitéMechelen.In een schrijven van 9 april 1997 vroeg het Aankoopcomitébijkomende inlichtingen en diende eenmetingsplan te worden opgemaakt. Aan de heer J.Van Gastel van het studiebureau voor Landmeetkundewerd daartoe onmiddellijk opdracht gegeven.Op 7 juli jongstleden liet de heer Van Gastel deARGO (Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs)weten dat het metingsplan klaar is.Zodra dit plan in het bezit is van de ARGO-administratiezal het worden overgezonden aan hetAankoopcomité Mechelen, dat zich met de verdereafhandeling van de verkoop zal bezighouden.Vraag nr. 214van 9 juni 1997van de heer GILBERT <strong>VAN</strong>LE<strong>EN</strong>HOVEStichting <strong>Vlaams</strong>e Schoolsport – WerkingHet besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 20 juli1994 gaf uitvoering aan het decreet van 1 december1993 houdende de erkenning en de subsidiëringvan de Stichting voor de <strong>Vlaams</strong>e Schoolsport(SVS).1. Waaruit bestond tot op heden de werking vandeze stichting in het basis- en secundair onderwijs?2. Hoe kan deze werking worden geëvalueerd ?3. Wat is de kostprijs van deze stichting voor hetdepartement Onderwijs ?4. Hoe is de huidige personeelsbezetting van dezestichting ?5. Hoe worden de personeelsleden uit het onderwijsbezoldigd die naar de stichting werdengedetacheerd ? Worden ze rechtstreeks door destichting betaald of door het departementOnderwijs ?6. Werkt de stichting enkel met scholen of ookmet sportorganisaties ?AntwoordVolgens het decreet van 1 december 1993 houdendede erkenning en de subsidiëring van de Stichtingvoor de <strong>Vlaams</strong>e Schoolsport, artikel 4, heeftde stichting volgende doelstellingen en opdrachten :– initiatieven ter bevordering van de schoolsportstimuleren, ontwikkelen en nemen ;– sportieve activiteiten aanbieden ;– de samenwerking bevorderen met alle organisatiesdie de bovenvermelde doelstellingen oplokaal, provinciaal, gewestelijk, nationaal ofinternationaal vlak nastreven.1. De werking van de Stichting <strong>Vlaams</strong>e Schoolsportbestaat uit volgende onderdelen.


-11- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Activiteitenaanbod :– naschoolse ontmoetingen voor het basis-, hetsecundair en het buitengewoon onderwijs ;– projecten tijdens de lesuren voor het basis-,het secundair en het buitengewoon onderwijs.Brevettenaanbod :voor het basis-, het secundair en het buitengewoononderwijs.Promotionele activiteiten :de Stichting <strong>Vlaams</strong>e Schoolsport biedt jaarlijksverschillende activiteiten aan die zowel de "buitenschoolse"als de "binnenschoolse" schoolsportactiviteitenondersteunen. Deze acties zijngericht op het basis-, het secundair en het buitengewoononderwijs.Intra-murosactiviteiten :de Stichting <strong>Vlaams</strong>e Schoolsport stimuleerteveneens de sportactiviteiten binnen de individueleschool.Het zwaartepunt van de werking van de Stichting<strong>Vlaams</strong>e Schoolsport ligt op het activiteitenaanboddat op competitieve leest isgeschoeid.2. De werking van de Stichting <strong>Vlaams</strong>e Schoolsportkan worden geëvalueerd aan de hand vanhet jaarverslag dat volgens artikel 5, § 1, 5° vanhet besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 20 juli1994 tot uitvoering van het decreet van 1december 1993 elk jaar voor 15 oktober dient teworden voorgelegd aan de <strong>Vlaams</strong>e ministervan Onderwijs.3. Het departement Onderwijs verleent aan deStichting <strong>Vlaams</strong>e Schoolsport een jaarlijksetoelage van 19.300.000 frank en een toelage van4.900.000 frank voor de bezoldiging van de driecontractuele personeelsleden, volgens artikel 4,§ 4 van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van20 juli 1994.4. De huidige personeelsbezettingen in FT's :13 gedetacheerden (volgens het decreet)3 contractuelen (volgens het decreet)55 gesubsidieerde contractuelen (GECO's)(conventie 8.415)3 contractuelen (SVS)1 contractueel (SVS/Bloso)5. De gedetacheerden uit het onderwijs wordenrechtstreeks bezoldigd door het departementOnderwijs.6. De Stichting <strong>Vlaams</strong>e Schoolsport richt zich uitsluitendtot scholen. Wel wordt er samengewerktmet Bloso (Commissariaat-Generaalvoor de Bevordering van de LichamelijkeOpvoeding, de Sport en de Openluchtrecreatie),ISB (Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid),BVLO (Bond voor LichamelijkeOpvoeding), BOIC (Belgisch Olympisch enInterfederaal Comité) en verschillende sportfederaties.Vraag nr. 216van 9 juni 1997van de heer JOS DE MEYERDeeltijds kunstonderwijs – BekwaamheidsbewijzenIn het deeltijds kunstonderwijs wordt, zoals in sommigeandere onderwijssectoren, voor sommige vakkenals bekwaamheidsbewijs een aantal jaren nuttigeervaring vereist. Zo wordt bijvoorbeeld in demiddelbare graad voor het vak Artistieke Trainingals bekwaamheidsbewijs onder andere vereist : 6jaar nuttige ervaring plus een bewijs van pedagogischebekwaamheid. Dienaangaande zou ik van deminister graag een antwoord krijgen op de volgendevragen, die alleen betrekking hebben op de specifiekesituatie van het deeltijds kunstonderwijs.1. Dient deze nuttige ervaring door het departementOnderwijs te worden erkend ? Zo ja,welke procedure wordt hiervoor gevolgd ?2. Is er voor deze erkenningsprocedure een wettelijkegrondslag ? Zo ja, waar is die terug te vinden? Zo neen, op welke grondslagen is dezeprocedure dan gebaseerd ? Bestaan hieromtrentrichtlijnen naar de scholen toe ? Heeft de ministerinitiatieven genomen om deze problematiekte regelen ?3. Verschilt deze procedure met die welke voor deandere onderwijssectoren wordt gevolgd ? Zoja, wat zijn de redenen die een verschillendebenaderingswijze verantwoorden ?AntwoordIn het deeltijds kunstonderwijs is nuttige ervaringslechts als onderdeel van een voldoende geacht


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -12-bekwaamheidsbewijs opgenomen, en dit enkelvoor een klein aantal vakken (kunstambachten,materialenkennis, kantwerk, dans en het experiment"literaire creatie"). De erkende nuttige ervaringwordt in het deeltijds kunstonderwijs nooitopgenomen in de geldelijke anciënniteit.1. Voor de erkenning van de nuttige ervaring moetenvolgende stappen worden genomen.De betrokkene dient de nuttige ervaring, opgedaanin het onderwijs of buiten het onderwijs(als werknemer of als zelfstandige), te stavendoor getuigschriften of verklaringen van dienstverstrekkingopgemaakt volgens vastgelegdemodellen.Na een advies van de afdeling Deeltijds Kunstonderwijs(DKO) en van de inspectie beslist hetafdelingshoofd van de afdeling DKO, namensde minister, of de in de getuigschriften of verklaringenvermelde diensten kunnen wordenerkend als nuttige ervaring als onderdeel voorde bekwaamheidsbewijzen van bovengenoemdevakken.Bij ongunstig advies heeft de betrokkene 10dagen tijd om beroep in te stellen tegen debeoordeling uitgebracht door de inspectie.2. De erkenningsprocedure wordt geregeld in debesluiten van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 31 juli1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzenvoor Muziek, Woord en Dans en BeeldendeKunst. Artikel 5 van deze besluiten zegt datinzake nuttige ervaring de vroegere regelingbehouden blijft.De vormvereisten voor de erkenning van nuttigeervaring, zoals hierboven beschreven, zijnvastgelegd in het ministerieel besluit (MB) van12 april 1969 houdende de regelen tot stavingvan de nuttige ervaring bedoeld in artikel 3 vanhet koninklijk besluit (KB) van 22 maart 1969.Welke diensten er kunnen worden ingebrachtals nuttige ervaring, staat voor Beeldende Kunstomschreven in de ministeriële omzendbriefKO/BK/86-3 van 9 juli 1986, zoals opgenomenin artikel 192 van Onderwijsdecreet VII van 5september 1996. Hierin wordt bepaald dat denuttige ervaring moet verworven zijn in de specialiteitvan het te onderwijzen vak of het uit teoefenen ambt, met uitsluiting van het onderwijs.Voor Muziek, Woord en Dans was er vóór hetbesluit van 31 juli 1990 geen nuttige ervaringopgenomen in de bekwaamheidsbewijzen. Opbasis van het voormelde KB van 22 maart 1969en het MB van 12 maart 1969 kan de nuttigeervaring bestaan uit de tijd doorgebracht in eenopenbare dienst, in een openbare of particuliereinstelling, in het onderwijs, of in een ambacht ofberoep. Vermelde ministeriële omzendbriefwerd naar de scholen gestuurd.3. Voor het secundair onderwijs en het onderwijsvoor sociale promotie is er vanaf september1997 een nieuwe regeling van kracht, die hetstelsel van nuttige ervaring als onderdeel vaneen bekwaamheidsbewijs harmoniseert met hetstelsel van nuttige ervaring die in de geldelijkeanciënniteit wordt opgenomen.In het DKO bestaat de nuttige ervaring die inde geldelijke anciënniteit wordt opgenomenniet en het ligt ook niet in de bedoeling die in tevoeren.Het DKO werd dan ook niet in de nieuwe regelingopgenomen ; dit zou zeer onnodige verstrengingmeebrengen van de administratievevoorwaarden die aan de voorgelegde dienstenworden gesteld. Voor de nuttige ervaring in hetDKO ligt de nadruk op de inhoud van de voorgelegdediensten ; de erkenning heeft ook enkelgevolgen inzake bekwaamheidsbewijzen.Voor het deeltijds kunstonderwijs brengen deleraars nuttige ervaring in, opgedaan in hunartistieke carrière. Deze artistieke activiteitenontwikkelen zich niet altijd in de vorm van eengeregeld beroep – hetzij als werknemer, hetzijals zelfstandige of familiebedrijf. In concretobetekent dit dat niet enkel beroepservaring inaanmerking kan worden genomen, maar ookartistieke bedrijvigheid (aan te tonen door bv.tentoonstellingen, voorstellingen, publicaties ofkunstwerken).In 1996 werd één dossier nuttige ervaringbehandeld op de afdeling Deeltijds Kunstonderwijs,tegenover 426 dossiers op de afdeling Volwassenenonderwijs.Vraag nr. 218van 11 juni 1997van de heer FRANCIS VERMEIR<strong>EN</strong>Kinesitherapie-opleiding – SERV-adviesIn een advies met betrekking tot het voorontwerpvan decreet betreffende de hervorming van deopleiding Kinesitherapie in de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap,acht de Sociaal-Economische Raad vanVlaanderen (SERV) het aangewezen, onder meer


-13- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997met het oog op de besteding van overheidsmiddelenbinnen het hoger onderwijs die hiervan hetgevolg is, om zo spoedig mogelijk de onduidelijkheidinzake de onderscheiden missies van de hogescholenen universiteiten weg te nemen.De SERV onderstreept verder dat de studierichtingendie in het voorontwerp van decreet aan bodmoeten komen, ook op basis van een duidelijkomschreven missie moeten worden toegewezenaan de geëigende onderwijsvorm.1. In welke mate wordt er rekening gehouden metdit advies van de SERV ?2. Wordt er ook bij de toewijzing van de missies inovergangsmaatregelen voorzien ?AntwoordIngevolge het advies van de Raad van State zijn deverdere stappen van de procedure in verband methet tot stand komen van het decreet betreffende dehervorming van sommige paramedische opleidingenin de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap opgeschort. Hetontwerp van decreet wordt vandaag verder onderzocht.Het is niet mogelijk om de hervorming van dekinesitherapie-opleiding te realiseren tegen hetbegin van het academiejaar 1997-1998. In zijnadvies vraagt de SERV om zo spoedig mogelijk deonduidelijkheid inzake de onderscheiden missiesvan de hogescholen en de universiteiten weg tenemen en onderstreept de SERV dat de studierichtingendie in het voorontwerp van decreet aan bodmoeten komen ook op basis van een duidelijkomschreven missie moeten worden toegewezenaan de geëigende onderwijsvorm. Door de inwerkingstredingsdatumvan de wet-Diegenant beschiktede <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap over een zeer beperktetermijn om de hervorming van de kinesitherapie-opleidingte realiseren. In de mate van hetmogelijke werd met de betrokken gesprekspartnerseen dialoog gevoerd. De tijd ontbrak evenwelom een grondig debat over de onderscheiden missiesvan hogescholen en universiteiten te voeren.Indien het federale parlement beslist om de inwerkingtredingvan de wet-Diegenant met één jaar uitte stellen, biedt dit aan de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapmeer ruimte om de hervorming van de kinesitherapie-opleidingvoor te bereiden.Vraag nr. 220van 19 juni 1997van de heer CHRIS <strong>VAN</strong>D<strong>EN</strong>BROEKEEuropese Scholen – Betrokkenheid – WerkingOmtrent de werking van Europese Scholen heerstnogal wat onduidelijkheid. In die zin willen wegraag om enkele verduidelijkingen verzoeken, ookal is het zo dat het tot op zekere hoogte om eenfederale materie gaat die onder de bevoegdheidressorteert van de federale minister van Ambtenarenzaken.Dit is inzonderheid het geval wat degebouwen en het onderhoud van de drie EuropeseScholen in het Brusselse betreft.1. Hebben de <strong>Vlaams</strong>e minister van Onderwijs ende Franse gemeenschapsminister bevoegd voorOnderwijs inzage in het functioneren en hetbeheer van deze instellingen ?2. Wie is belast met de opleiding en de betalingvan de leerkrachten ?3. Hoe verloopt de inspectie en de begeleiding vandeze instellingen ?4. Welke criteria hanteert men bij het aanwijzenvan leerkrachten in deze instellingen ?5. Gegeven eenzelfde anciënniteit ten opzichtevan leerkrachten in het <strong>Vlaams</strong> of Franstaligonderwijs, hoe verhoudt zich dan de verloning ?6. Om hoeveel leerkrachten gaat het in totaal voorde drie Europese Scholen ? Is het mogelijk vooreen uitsplitsing per niveau (kleuter-, lager ensecundair onderwijs) te zorgen ?7. Komt in de Europese Scholen zowel gewoon alsbuitengewoon onderwijs voor ?8. Hoeveel leerlingen zijn in de drie Europeseinstellingen ingeschreven ?9. Gaat het hierbij enkel om kinderen van Europeseambtenaren of kunnen "alle kinderen" erles volgen ? In voorkomend geval, is het mogelijkaan te geven hoeveel <strong>Vlaams</strong>e en Franstaligekinderen les volgen in de drie Europeseinstellingen ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -14-AntwoordIn de Europese Unie functioneren negen EuropeseScholen, waarvan twee in Brussel, één in Mol (B),Bergen (NL), Culham (GB), Karlsruhe (D),Luxemburg, München (D) en Varèse (I).De bouwwerken voor een derde Europese schoolin Brussel zijn bezig (vermoedelijke start van deschool : 1 september 1999).Ik beantwoord de vragen van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerdan ook voor de twee (en nietdrie) Brusselse scholen.1. Ik heb inderdaad inzage in het functioneren enhet beheer van de Europese scholen.Het algemeen beheer ervan werd geregeld dooreen intergouvernementeel verdrag dat door deRaad van Ministers van Onderwijs werd goedgekeurden door de parlementen (federale en<strong>Vlaams</strong>e) werd geratificeerd.Ik ben van rechtswege lid van de Raad van deMinisters van Onderwijs.Dit verdrag en de controle van de uitvoeringervan wordt voorbereid en gecontroleerd doorhet Onderwijscomité van de Europese Unie,waarin een afgevaardigde van het departementOnderwijs zitting heeft.Het geheel van de Europese Scholen heeft een"Hoge Raad", die als raad van bestuur optreedt.Daarin zetelt een vertegenwoordiger van deministers van Onderwijs van de lidstaten. Belgiëis vertegenwoordigd door een <strong>Vlaams</strong>e en eenFranstalige ambtenaar (beiden lid van de departementenvan Onderwijs), die bij toerbeurtwoordvoerder zijn voor de Belgische delegatie.Ieder land heeft ook twee inspecteurs (één voorbasisonderwijs en één voor secundair onderwijs)voor het geheel der Europese scholen. DeBelgische inspecteur van het basisonderwijs iseen lid van de <strong>Vlaams</strong>e onderwijsinspectie, dievoor algemene zaken overlegt met en informatieverkrijgt van haar Franstalige collega voorhet secundair onderwijs. Die inspectie brengtverslag uit bij de respectievelijke overheden.2. De leerkrachten in de Europese Scholen zijn inprincipe gedetacheerde leerkrachten uit de verschillendelidstaten.Zij zijn dus in hun lidstaat opgeleid, hebben eral een tijd les gegeven, worden begeleid doorbovenvermelde inspectie en functioneren binneneen nascholingscircuit dat hun vanuit deinternationale, maar ook het nationale veld,hulp biedt bij aanpassingen en vernieuwingen.Naast de gedetacheerde leerkrachten werven descholen ook tijdelijke leerkrachten aan omzieke leerkrachten te vervangen, deeltijdse lesopdrachtente vervullen en godsdienst enzedenleer te geven.3. Zoals vermeld heeft iedere lidstaat van de EUtwee inspecteurs. Deze inspecteurs – diemeestal ook behoren tot het inspectiekorps vande lidstaten en deeltijds hun functie in de Europesescholen uitoefenen – inspecteren hetfunctioneren van de leerkrachten van hun landen van het geheel van de sectie van een schooldie onderwijs verstrekt in de taal van het landdat de inspecteur vertegenwoordigt. Voor desectie-inspectie overlegt de <strong>Vlaams</strong>e inspecteurmet de Nederlandse collega's.De inspectie en/of directie van de scholen meldenhet disfunctioneren van leerkrachten of sectiesaan mezelf of aan mijn vertegenwoordigerin de Hoge Raad, met als gevolg dat maatregelenkunnen worden getroffen.4. Telkens een vacature ontstaat in één van deEuropese Scholen, wordt dit per circulairebekend gemaakt in alle <strong>Vlaams</strong>e scholen vanhet niveau waarvoor de vacature geldt. Vastbenoemdeleerkrachten kunnen hun kandidatuurindienen. Ik kies op grond van vergelijking vande CV's de kandidaat die aan het profiel van devacature voldoet.5. De verloning van de gedetacheerde leerkrachtengebeurt op dubbele basis : de wedde die zijin hun lidstaat genieten en een supplement vande Europese Scholen. Dit supplement (differentiëletoelage) wordt nu zo berekend dat de leerkrachtenvan de verschillende lidstaten in principeeenzelfde netto-weddebetaling ontvangen.Ik mag dus aannemen dat <strong>Vlaams</strong>e en Franstalige(Waalse) gedetacheerde leerkrachten meteenzelfde anciënniteit ook hetzelfde loon ontvangen.De tijdelijke leerkrachten worden per lesuurgesalarieerd, volgens een schaal die met deanciënniteit rekening houdt. Deze schaal is vooral deze leerkrachten in alle scholen dezelfde.6. In de Brusselse Europese Scholen gaat het omvolgende aantallen leerkrachten :


-15- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Gedetacheerde leerkrachtenBrussel I(Ukkel)Brussel II(Woluwe)kleuterschool 7 8lagere school 56 51secundaire school 152 106directie + opvoeders 17 14Tijdelijke leerkrachten 131 987. De Europese Scholen hebben geen aparte groeperingsvormen,klassen of secties voor buitengewoononderwijs. Er zijn wel individuele voorzieningenvoor jongeren met matige leerstoornissenof lichte fysieke handicaps. Er wordt nunog gewerkt aan een betere integratie van dergelijkeleerlingen. Het is echter duidelijk datkinderen die echt op buitengewoon onderwijszijn aangewezen niet in de Europese Scholenterechtkunnen.8. In de twee Brusselse Europese Scholen warenin 1996-1997 volgende aantallen leerlingen ingeschreven:Brussel I(Ukkel)Brussel II(Woluwe)Kleuterschool 243 111Lagere school 1.234 1.056Secundaire school 1.990 1.507Totaal 3.467 2.6749. Het gaat in die scholen niet alleen om kinderenvan Europese ambtenaren in de brede zin vanhet woord. In de Brusselse scholen vormen zijechter wel veruit het grootste gedeelte van deleerlingen. Zij hebben ook bij inschrijving voorrang.Kunnen ook in de Europese Scholen de lessenvolgen : leerlingen van ouders die in andereinternationale instellingen of in multinationaleondernemingen werken en zelfs – als er nogruimte is voor hen – gewoon Belgische leerlingenal dan niet uit de omgeving. Voor deze categorieënleerlingen (zg. niet-rechthebbenden)moet een vrij hoog schoolgeld worden betaald.In beide Brusselse scholen bestaat een Nederlandstaligesectie met <strong>Vlaams</strong>e én Nederlandseleerlingen en een Franstalige sectie met Waalse,Franse en Luxemburgse leerlingen.De aantallen leerlingen in deze secties zijn(schooljaar 95-96) :Brussel I(Ukkel)Brussel II(Woluwe)NL F NL FKleuterschool 13 58 3 23Lagere school 43 334 97 267Secundaire school 157 479 164 494Precieze cijfers over het aandeel van <strong>Vlaams</strong>een Waalse kinderen in deze secties zijn nietvoorhanden.Vraag nr. 223van 23 juni 1997van de heer FRANK CREYELMANOpenbaarheid van bestuur – Registratie van deverzoekschriftenIn het jaarverslag van de ombudsdienst van de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap wordt gesteld dat er ernstigetwijfels bestaan over de betrouwbaarheid van decijfers die de administraties verstrekken over deopenbaarheidsverzoeken.Het jaarverslag stelt dat sommige administraties deopenbaarheidsverzoeken totaal niet of slecht georganiseerdregistreren. Het decreet van 23 oktober1991 betreffende de openbaarheid van bestuursdocumentenin de diensten en instellingen van de<strong>Vlaams</strong>e Executieve bepaalt nochtans in artikel 10,paragraaf 1, dat de diensten van het ministerie eenregister van verzoekschriften moeten bijhouden.Heel wat administraties zouden ook onvoldoenderekening houden met de buitenafdelingen, institutenof onderzoekscentra die onder hun bevoegdheidvallen.Wat heeft de minister reeds ondernomen om deslechte registratie van openbaarheidsverzoekendoor de administraties te verbeteren ?Werden er door de minister in dit verband reedsnieuwe richtlijnen naar de administraties gestuurd ?AntwoordOp pagina 24 in het jaarverslag 1996 van deombudsman van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap wor-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -16-den een aantal vaststellingen en knelpunten geformuleerdin verband met de toepassing van hetopenbaarheidsdecreet van 23 oktober 1991.De voornaamste vaststelling is dat de administratiesvrij behoorlijk informatie verschaffen op vraagvan burgers. Deze informatie wordt meestal zonderveel plichtplegingen verstrekt. Een evolutie die toete juichen is.Volgens de ombudsdienst worden de vormvereisten(aangetekend tegen ontvangstbewijs) pasgevraagd wanneer een verzoeker uitdrukkelijk deinzage van een dossier en/of het verkrijgen vankopies op het oog heeft.En hier is het decreet van 23 oktober 1991 erg duidelijkin artikel 10, paragraaf 1 : "De diensten vanhet ministerie moeten een register van de verzoekschriftenbijhouden".Het was inderdaad zo dat nog niet alle afdelingenvan het ministerie een dergelijk register hebbenaangelegd. De afdelingshoofden, zeker zij die groteafdelingen leiden met gedecentraliseerde diensten,zien echter meer en meer de noodzaak in van eennauwgezet bijgehouden register.Bij een eventuele beroepsprocedure bij deombudsman in verband met weigering tot inzagevan dossiers door de administratie, is dit registerabsoluut nodig om de decretaal vastgestelde termijnente evalueren.Ik heb daarom het initiatief van de ombudsmanondersteund om zijn jaarverslag toe te sturen aanalle afdelingshoofden.In dat verslag kunnen zij van pagina 21 tot 30 deevoluties lezen in verband met de toepassing vande openbaarheidsregeling in het ministerie van de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.Op pagina 24 staat : "Wij (de ombudsdienst) roepende diverse administraties en afdelingen op omwerk te maken van een register, voorzover dit nogniet gebeurd is."Ik sta volledig achter die aanbeveling. De directeur-generaalvan de administratie Kanselarij enVoorlichting heeft de secretarissen-generaal en dedirecteurs-generaal recentelijk nog herinnerd aanbovengenoemde decretale verplichting en hungevraagd elk voor zich na te gaan of ze in elkeafdeling strikt wordt toegepast.Vraag nr. 226van 25 juni 1997van de heer MICHEL DOOMSTVervoerskosten onderwijspersoneel – B-tourrailkaartIn het onderwijs bestaat er sedert enkele jaren eenregeling die inhoudt dat de inrichtende machtenmoeten bijdragen in de verplaatsingskosten vanpersoneelsleden die met het openbaar vervoernaar school komen.Tal van personeelsleden zijn echter tewerkgesteldin verschillende scholen, zodat het aanschaffen vaneen treinkaart niet steeds de goedkoopste maniervan reizen is. Er zijn personeelsleden die, om op degoedkoopste manier te reizen, gebruik maken vaneen B-tourrailkaart.Is een inrichtende macht verplicht om bij te dragenin de kosten van deze kaart, indien ze enkel wordtgebruikt voor woon-werkverkeer ?Zo ja, voor welk bedrag ?Zo neen, heeft de inrichtende macht dan toch demogelijkheid om in deze kosten tegemoet tekomen en kan ze die, op net dezelfde manier als dekosten van de treinkaart, recupereren van hetdepartement Onderwijs ?AntwoordDe B-tourrailkaart is geen vervoersbewijs zoalsbedoeld in het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van22 juli 1993 betreffende de tegemoetkoming van dewerkgevers in de onderwijssector in de vervoerskostenvan hun personeelsleden.Derhalve gelden voor dit specifieke vervoersbewijsook niet de bepalingen van voormeld besluit inzaketegemoetkoming door de werkgever van deonderwijssector in de prijs ervan, en evenmin kan


-17- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997de werkgever zijn eventuele bijdragen recupererenbij het departement Onderwijs.Vraag nr. 227van 25 juli 1997van de heer MICHEL DOOMSTExamens SO – InzagerechtHet besluit van 13 maart 1991 betreffende de organisatievan het voltijds secundair onderwijs steltdat het toekomt aan de delibererende klassenraadte beslissen of een leerling al dan niet geslaagd is.Deze beslissing wordt in vele gevallen mede genomenop basis van de resultaten van examens. Vooralin het laatste jaar van het secundair onderwijs,worden zowel mondelinge als schriftelijke examensgeorganiseerd.Een directeur van een secundaire school deelt nuaan zijn leraars mee dat de ouders kunnen eisendat zijzelf of anderen, al dan niet vreemd aan deschool, deze examens kunnen opvragen.Bestaat er hieromtrent enige regelgeving ?Hebben de ouders het recht dit "toezicht" te eisen ?Is er hieromtrent een onderscheid tussen degemeenschapsscholen, de scholen van het gesubsidieerdvrij onderwijs en die van het gesubsidieerdofficieel onderwijs ?Antwoord1. In de wetgeving en reglementering betreffendede organisatie van het voltijds secundair onderwijszijn geen bepalingen opgenomen inzake hetinzagerecht in examenvragen en -antwoorden.2. Elk individu dat een belang inroept, beschikt inde school over voormeld inzagerecht.Concreet impliceert dit dat de ouders van eenleerling inzage en toelichting moeten kunnenkrijgen met betrekking tot de documenten dieten grond liggen aan de evaluatie van deze leerlingdoor de klassenraad.Daarenboven dient, eventueel tegen vergoeding,de school op vraag een afschrift of uittrekselte overhandigen van de beschikbare stukken.Het inzagerecht is echter begrensd, want hetmag niet leiden tot het creëren van een basisvoor vergelijking met de beoordeling van andereklasgenoten.3. Bovenstaande principes liggen vervat in hetdecreet van 23 oktober 1991 op de openbaarheidvan bestuursdocumenten, slaande op de<strong>Vlaams</strong>e overheid en de eronder ressorterendeinstellingen (zoals de gemeenschapsscholen).De toepassing van deze principes wordt doorgetrokkennaar de gesubsidieerde officiële en vrijescholen, vermits ook zij op dit vlak als openbaredienstverleners worden beschouwd.Onderwijsverstrekking, die daarenboven doorde overheid wordt gefinancierd of betoelaagd,behelst immers de uitoefening van een maatschappelijkefunctie.Vraag nr. 230van 26 juni 1997van de heer MARC OLIVIERLeegstaande schoolgebouwen – West-VlaanderenIn sommige West-<strong>Vlaams</strong>e gemeenten wordenschoolgebouwen klaarblijkelijk niet meer gebruiktvoor onderwijsdoeleinden.1. Kan de minister mij een overzicht bezorgen vandeze schoolgebouwen voor de provincie West-Vlaanderen ?2. Welke gebouwen kregen ondertussen een anderebestemming (met vermelding van nieuwebestemming) en welke gebouwen worden nietmeer gebruikt ?AntwoordWat het niet meer door het gemeenschapsonderwijsgebruikte onroerend goed betreft, eigendomvan de ARGO (Autonome Raad voor hetGemeenschapsonderwijs), kan volgend overzichtvan bestemmingen worden verstrekt.Overzicht van de schoolgebouwen die niet meervoor onderwijsdoeleinden worden gebruikt :


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -18-Ligging Aard BestemmingBrugge gebouw verkoopprocedure ingezet bij het Aankoop-Losschaertstraatcomité BruggeKnokke-Heist KTA + MS domein + gebouwen pas leegstaand – in onderzoek naarHeistlaanmogelijke bestemmingKortrijk voormalig BS-domein verkoopprocedure ingezet bij het Aankoop-Pottelberg + paviljoenen comité KortrijkTielt 2 woningen + verkoopprocedure ingezet bij het Aankoop-Kasteelstraat bijhorende grond comité KortrijkWaregem BS domein + gebouw verkoopprocedure ingezet bij het Aankoop-Kerkhofstraat van de voormalige comitéwijkschoolBrugge St.-Andries voormalig MPI-domein verhuurd aan de VZW Klimop voor de huis-Leopold III-laan + paviljoen vesting van de FrenetschoolKnokke-Heist complex van de Zee- verhuurd aan het provinciebestuur West-Kursaalstraat visserijschool Vlaanderen voor de huisvesting van het ProvinciaalMaritiem InstituutKortrijk BS voormalig domein verhuurd aan de VZW Regenboog als dag-Proosdijstraat van de WS Overleie centrum voor volwassenen mentaal gehandi-+ paviljoenen captenOostkamp voormalig BS-complex verhuurd aan de VDABFonteinstraatTorhout BS voormalig domein verhuurd aan de Stichting <strong>Vlaams</strong>e School-IJzerdijk van de WS Oost sportHet onroerend goed dat voorheen door gesubsidieerdeinrichtende machten voor onderwijsdoeleindenwerd aangewend en dat per definitie niettot het patrimonium van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapbehoort, wordt niet door mijn diensten geïnventariseerd,vermits de eigenaar uiteraard volstrektvrij is in de bestemming van dit goed.Slechts bij aanvraag voor subsidiëring van nieuwbouwof uitbreiding van gebouwen stelt de DIGO(Dienst voor Infrastructuurwerken van het GesubsidieerdOnderwijs), als daartoe bevoegde dienst,een onderzoek in naar beschikbaarheid van passendegebouwen binnen de toepasselijke geografischezone. De geografische omschrijving die in achtwordt genomen is :1. de ruimte begrensd door een afstand van 1 kmvoor het basisonderwijs en 2 km voor het secundaironderwijs ;2. de ruimte begrensd door een afstand van 10 kmvoor het hoger onderwijs en de internaten envan 20 km voor de psycho-medisch-sociale centra.Vraag nr. 238van 8 juli 1997van mevrouw RlET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Beroepsonderwijs – PoetshulpIn Zoersel kregen onlangs veertien vrouwen eenbrevet van poetshulp na een cursus te hebbengevolgd in een samenwerkingsverband tussenKVLV (Katholieke Vereniging van LandelijkeVrouwen) en VDAB (<strong>Vlaams</strong>e Dienst voorArbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding). Aaneen goede poetshulp worden heel wat eisen gesteld :ze moeten flexibel zijn, inzicht hebben in wat deze


-19- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997hulp voor elke klant kan betekenen, respectvolomgaan met andere levenswijzen, ... Ze moet technischinzicht hebben in materialen en onderhoudsproducten,kennis hebben van gevaarlijke producten,op een verantwoorde wijze met afval kunnenomgaan, aan veiligheidspreventie doen, ... Bovendienmoet ze over heel wat organisatorisch talentbeschikken.Er zijn voor dit beroep zeker werkkansen. Toch isdit de eerste maal dat hiervoor een specifiekeopleiding wordt gegeven.Heeft de minister reeds initiatieven genomen omeen dergelijke beroepsgerichte opleiding via hetreguliere onderwijs aan te bieden, vermits het gaatom een behoefte op de arbeidsmarkt waarvoorgeen specifieke opleiding bestaat ?N.B.AntwoordEen vraag over de VDAB-opleiding werdgesteld aan de heer Theo Kelchtermans,<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Tewerkstelling.1. De opleiding in poetshulp is inderdaad een zinvolleopleiding die aan laaggeschoolden eenreële kans op werk biedt.Het betreft hier echter voornamelijk eenberoepsopleiding in de strikte zin, namelijk eenbeperkt aantal uren en een beperkt beroep opde algemene vorming. Dergelijke opleiding kanderhalve duidelijk binnen de opdracht van deVDAB worden gesitueerd. De VDAB kan dezeopleiding eventueel in samenwerking met derdenrealiseren.2. Deze specifieke opleiding is evenwel niet verenigbaarmet de doelstellingen en het conceptvan het voltijds beroepssecundair onderwijs. Ditonderwijs, dat op weekbasis ten minste 28 (en inde praktijk veelal 36) wekelijkse lestijdenomvat, strekt ertoe leerlingen niet alleen voor tebereiden op de arbeidsmarkt, maar ook eenalgemene sociale en persoonlijkheidsvormingbij te brengen.De decreetgever heeft daarom een verplichtebasisvorming opgelegd, bestaande uit een reeksgraadgebonden algemene vakken, terwijl inelke studierichting aandacht gaat naar polyvalentieen flexibiliteit (bredere inzetbaarheid).Dit betekent niet dat poetsen als leerstofonderdeelin de leerprogramma's van het voltijdssecundair onderwijs volledig is geschrapt. Alseen element geïntegreerd in het technisch,respectievelijk praktisch vak huishoudkunde,komt poetsen aan bod in studierichtingen zoalsgezins- en nijverheidstechnieken (tweedegraad) en organisatiehulp (derde graad).3. In tegenstelling tot de voltijdse onderwijsvariantis het deeltijds beroepssecundair onderwijs, datslechts 15 wekelijkse lestijden behelst, georiënteerdnaar deelfuncties en niches in de onderscheidenberoepssectoren.Derhalve houdt de reglementering in dat hetdeeltijds onderwijs binnen het ruimere domeinvan de personenzorg kwalificatiegetuigschriftenkan afleveren in onder meer de opleidingenschoonmaker en familiale helper.4. In het kader van de terecht gewenste coördinatietussen VDAB en OSP (onderwijs voor socialepromotie) en van de taakafbakening tussenbeide opleidingsstelsels, is het zeker niet wenselijkbinnen het volwassenenonderwijs een doublurein te richten. Indien een keuze moet wordengemaakt tussen één van beide opleidingsstelselslijkt, gelet op het gestelde in punt 1, deVDAB de meest aangewezen instantie.Bovendien geldt voor het OSP momenteel eendecretaal bepaalde programmatiestop, waardoorhet onmogelijk is binnen het OSP nieuweopleidingen te organiseren.Vraag nr. 245van 14 juli 1997van de heer JOS GEYSELSDepartement – AdvocatenOmtrent de raadpleging van advocaten door de<strong>Vlaams</strong>e regering wil ik graag per minister en perdepartement een reeks vragen stellen.1. Hoeveel rechtsgedingen zijn hangende voor hetdepartement van de minister ?2. Hoeveel bedraagt het gemiddelde ereloon perrechtsgeding voor het departement ?3. Wordt er in het departement van de ministergewerkt met individuele aanstellingen perrechtsgeding, of zijn er vaste afspraken metbepaalde advocaten of advocatenbureaus ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -20-4. Zijn er bij de advocaten die optreden voor hetdepartement van de minister ook <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordigers, leden van de Kamervan Volksvertegenwoordigers, senatoren, ledenvan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad ?N.B. :AntwoordDeze vraag werd gesteld aan alle ministers.Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Luc Van den Brande, minister-presidentvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister vanBuitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden,Wetenschap en Technologie.THEO KELCHTERMANSVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> LEEFMILIEU <strong>EN</strong> TEWERKSTELLINGVraag nr. 295van 9 juni 1997van mevrouw SONJA BECQTerritoriaal werkgelegenheidspact – ProefprojectenDe betwiste sluiting van Renault Vilvoorde is eenzware opdoffer voor de regio Halle-Vilvoorde. Hetis dan ook verheugend te vernemen dat de <strong>Vlaams</strong>eregering op 29 april jl. besloot in het raam vanhet territoriale werkgelegenheidspact twee proefprojectente starten. Eén in de regio Halle-Vilvoordeen één in de regio Limburg, die recentelijk werdgeconfronteerd met de sluiting van Nova. Bedoelingis tegen het einde van de zomer een actieprogrammaklaar te hebben dat werkgelegenheidschept.1. Op grond van welke criteria zal een coördinatorworden aangewezen ? Wat is zijn/haar opdracht ?Hoeveel middelen zijn hiervoor beschikbaar,enerzijds in de regio Halle-Vilvoorde, anderzijdsin de regio Limburg ?2. Werden terzake doelstellingen met betrekkingtot de creatie van werkgelegenheid en opleidingvooropgesteld ? Zo ja, welke ?3. Zijn er bepaalde criteria waaraan het actieplanmoet voldoen (bv. streefcijfers met betrekkingtot tewerkstelling in diverse sectoren, tewerkstellingvan arbeiders, bedienden, laaggeschoolden,...) ? Zo ja, welke criteria ? Op welke wijzezal gebruik worden gemaakt van de kennis ende knowhow omtrent de werkloosheid en dewerkgelegenheidsproblematiek in de streek ?4. Houdt de beslissing ook in dat er een specifiekeeigen bijdrage (logistiek en/of financieel) is vande <strong>Vlaams</strong>e regering in de ontwikkeling van ditactieprogramma en in de realisatie ervan ?Antwoord1. Aangezien het gaat om een territoriaal werkgelegenheidspacten de inbreng vanuit de regiohier van het grootste belang is, zijn hiervoornoch vanuit de Europese Commissie, noch vanuitde <strong>Vlaams</strong>e regering criteria vooropgesteld.De opdracht van een coördinator is te omschrijvenals de dagelijkse verantwoordelijke voorhet ontwerpen, de operationalisering en deopvolging van het pact.De middelen beschikbaar voor de gehele ondersteuningvan het proces (ontwikkeling tot enmet realisatie – juni 1997-december 1999)bedragen maximaal 200.000 ecu per regio. Hetis de Europese Commissie die hierover, op basisvan de aanvraag van elke regio afzonderlijk, zalbeslissen.2. De doelstelling van een territoriaal pact is metalle betrokken actoren, dus zowel de nationale,regionale als lokale overheid, de sociale partnersen de niet-gouvernementale organisatiesuit de betrokken regio, een gezamenlijk pactvoor de werkgelegenheid te ontwikkelen en teimplementeren. Dit pact moet geënt zijn op deregionale mogelijkheden, en daarom ook heeftde Europese Commissie geen becijferde doelstellingenvooropgesteld.3. De Europese Commissie heeft geen becijferbarecriteria voor het actieplan vooropgesteld. Zijverwacht een samenhangend actieplan waarinde hele regio zich terugvindt en waarachter alleactoren zich scharen.Het is dan ook evident dat er wordt uitgegaanvan het feit dat het regionale partnerschapzodanig is dat de aanwezige kennis en knowhowinzake werkloosheid, werkgelegenheid en regionaleontwikkeling hierin wordt opgenomen.4. De beslissing over het eigenlijke pact kan pasworden genomen nadat het zal zijn opgesteld en


-21- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997voorgelegd. In principe zijn er voor de uitvoeringvan een territoriaal werkgelegenheidspactgeen extra middelen uitgetrokken. Wel is het zodat de middelen die vanuit de Europese Commissieter beschikking worden gesteld in hetkader van de inflatietoeslag bij de operationeleprogramma's voor de doelstellingen 3 (doelgroepenbeleid)en 4 (aanpassing werknemersaan veranderende productieomgeving) voorVlaanderen, in principe door de bevoegdeComités van Toezicht kunnen worden toegekendaan projecten uit de betrokken regio's diepassen in een goedgekeurd pact.N.B. :AntwoordDeze vraag werd eveneens gesteld aanmevrouw Wivina Demeester-De Meyer,<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begrotingen Gezondheidsbeleid.Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor mevrouw Wivina Demeester-De Meyer,<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting enGezondheidsbeleid (Bulletin van Vragen en Antwoordennr. 19 van 10 juli 1997, blz. 1771 – red.).Vraag nr. 296van 9 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Zwemvijvers – GezondheidsinspectieVolgens een telling in 1996 zouden er in Vlaanderenminstens 90 zwem- en recreatievijvers zijn. Indeze bekende recreatievijvers is er controlemogelijkheidbetreffende de waterkwaliteit en de veiligheidsmaatregelendoor de Gezondheidsinspectie.Toch doen zich elke zomer weer problemen voor :gemeentebesturen registreren niet alle aanwezigezwem- en recreatievijvers en een groot aantal vande geregistreerde vijvers zou niet over de verplichte<strong>Vlaams</strong>e milieuvergunning beschikken.Het gevolg is dat zwemmers en recreanten elk jaarblootstaan aan gezondheidsrisico's door bevuildwater en gebrek aan veiligheidsmaatregelen.1. Hoeveel zwem- en recreatievijvers werden doorde Gezondheidsinspectie in de zomer van 1996gecontroleerd op waterkwaliteit en op de aanwezigebeveiligingsmaatregelen ?2. Wat waren de resultaten van dit onderzoek ?Werden er reeds maatregelen genomen in 1996 ?Werden er maatregelen verplicht gesteld tegen1997 ?3. Kan de Gezondheidsinspectie op eigen houtjein niet-officieel aangegeven zwem- en recreatievijverscontrole uitvoeren ? Zo ja, gebeurde ditin 1996 ? Op welke locatie ? Met welk resultaat ?4. Hoe weet de recreant of hij al dan niet in "veilige"omstandigheden zijn vrije tijd doorbrengt ?Wordt hier in een sensibiliseringsactie voorzien ?Vraag nr. 298van 9 juni 1997van de heer STEVE STEVAERTVoeren – WaterzuiveringsinfrastructuurIn zijn antwoord op de schriftelijke parlementairevraag nr. 2 van 23 september 1996 van de heer Lukvan Nieuwenhuysen inzake de waterzuiveringsstructuurin Voeren (Bulletin van Vragen en Antwoordennr. 2 van 18 oktober 1996, blz. 97 – red.)stelt de minister onder andere dat de gemeentelijkeoverheid tot op heden nog niet veel initiatievenheeft genomen om het gemeentelijk rioleringsnetuit te bouwen.Zelfs indien de gemeente haar verantwoordelijkheidneemt, zal er een vrij lage collectering zijn alsgevolg van de sterk verspreide bebouwing. In hetinvesteringsprogramma 1998-2002 van Aquafinwerden enkel voor de zone Moelingen werkenopgenomen in het kader van de waterzuivering(met name de zuiveringsinstallatie en de verbindingsrioleringMoelingen). Voor de zones Voerenen Teuven worden geen investeringen geplandvoor 2002. Daarenboven blijken de overheidsinitiatievensterk afhankelijk te zijn gesteld van de initiatievendie de gemeente onderneemt om het rioleringsnetverder uit te bouwen.Aangezien de waterlopen in Voeren ecologisch,toeristisch en landschappelijk zeer belangrijk zijn,is het ontoelaatbaar dat ze binnen afzienbare tijdzwaar zouden worden verontreinigd door vooralhuishoudelijk afvalwater. Bovendien kunnen inVoeren, gelet op het heuvelachtige landschap en devaak verspreide bebouwing, niet al de woningenworden aangesloten op een grootschalige collectievewaterzuivering. Anderzijds leent het gebied zichuitstekend voor alternatieve waterzuiveringsinstallaties,mede gelet op de beperkte bebouwing.Alternatieve waterzuiveringsinstallaties kunnen


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -22-daarenboven beter worden ingepast in het landschap.1. Pleegt de bevoegde overheid momenteel overlegmet het plaatselijk gemeentebestuur om tekomen tot een versnelde uitbouw van hetgemeentelijk rioleringsnet ?2. Wordt door de bevoegde overheid of doorAquafin overwogen om in dit gebied meeralternatieve zuiveringsinstallaties te bouwen ?Antwoord1. Om de uitbouw van de gemeentelijke rioleringbeter af te stemmen op de bovengemeentelijkeprojecten werd in 1996 het Rio-project opgestart.Met een investeringsvolume van 6 miljardfrank/jaar beoogt dit Rio-project een versneldeen logische uitbouw van het rioleringsstelseldoor middel van het verlenen van subsidies.Op geregelde tijdstippen werd de gemeenteVoeren door de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappijschriftelijk gecontacteerd voor het indienen vanprojectvoorstellen voor het Rio-project. Sporadischis er ook telefonisch contact genomen methet gemeentebestuur. Noch voor het programma1996, noch voor de programma's 1997 en1998-2002 werd door de gemeente Voeren gereageerdop deze oproep.Om de gemeente Voeren nog meer mogelijkhedente bieden om projecten voor te stellen voorhet subsidiëringsprogramma 1999-2003 werddoor de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij voorgesteldom de RWZI Teuven (rioolwaterzuiveringsinstallatie)op te nemen in het investeringsprogramma1999-2003. Dit programma werd op25 juli 1997 goedgekeurd door de <strong>Vlaams</strong>e regering.De gemeente Voeren zal op de hoogteworden gesteld van deze goedkeuring en van debijkomende mogelijkheden tot het indienen vanprojectvoorstellen voor subsidie.2. Aangezien in de Voerstreek zowel bovengemeentelijkeals gemeentelijke zuiveringsinfrastructuurnog praktisch onbestaande is, zal voordit gebied door Aquafin een integrale waterzuiveringsstudieworden uitgevoerd. Op basis vande inventarisatie van de bestaande toestandworden hierbij verscheidene mogelijke oplossingsscenario'snaast elkaar geplaatst. Dezeworden vervolgens op technische, economische,ecologische en maatschappelijke gronden tegenelkaar afgewogen. In dit kader zal de optie vankleinschalige waterzuivering voor de Voerstreekworden geëvalueerd.Naast de mogelijkheid van alternatieve waterzuiveringuit te voeren door de NV Aquafin,heeft ook het gemeentebestuur de bevoegdheidom alternatieve zuivering (tot en met een capaciteitvan 500 inwonerequivalenten) uit te voeren.Om dergelijke initiatieven te stimuleren, hechttede <strong>Vlaams</strong>e regering op 15 juli 1997 haargoedkeuring aan een ontwerp van besluit dat desubsidiëring regelt van de bouw van gemeentelijkekleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties.Vraag nr. 299van 9 juni 1997van de heer STEVE STEVAERTWaterbeheersingswerken – LimburgDe laatste maanden is een aantal plannen ontwikkeldom op bepaalde beken in de provincie Limburgwerken uit te voeren om de piekdebieten bijhevige neerslag op te houden of tijdelijk te stockeren.Opvallend is echter dat men wel spreekt van bergingsbekkensen wachtbekkens (onder andereVoer in Voeren, Cicindria in Sint-Truiden, Herk inWellen, Hezerwater in Riemst, Kleine Beek inOpglabbeek, ...), maar dat er nergens sprake is vanhet beperken van het probleem zelf, met name desnelle afstroming van regenwater van verhardeoppervlakten en van landbouwgronden (meestalakkers op hellingen).De huidige werkwijze is daardoor een achter defeiten aanhollen. Indien de oorzaken zelf niet wordenaangepakt, zullen we voortdurend wordengeconfronteerd met wateroverlast en slibafzetting.1. Worden door de minister initiatieven genomenom de eigenlijke oorzaken van de overstromingenaan te pakken ?2. Worden de andere initiatiefnemers (provincialeoverheid, afdeling Water, gemeenten, Aquafin)aangespoord om de eigenlijke oorzaken aan tepakken ?


-23- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19973. Wordt er geld ter beschikking gesteld om deeigenlijke oorzaken aan te pakken ?Antwoord1. De volgende concrete initiatieven kunnen wordenvermeld :a) de omzendbrief van 17 juli 1996 met betrekkingtot de vaststelling van de code vangoede praktijk voor de aanleg van openbareriolen en individuele voorbehandelingsinstallaties,toe te passen voor gemeentelijkerioolstelsels, met richtlijnen voor de bufferingvan hemelwater, de aanleg van bergingen de reductie van overstortdebieten vanwegerioolstelsels ;b) het MINA-plan 1997-2001, vastgesteld doorde <strong>Vlaams</strong>e regering op 8 juli 1997, waarinonder andere de volgende acties zijn opgenomendie het herstellen van het evenwichtin de afvoer van oppervlaktewater beogen :– actie 62 : opmaken waterhuishoudingsplannenper stroombekken, waarin desysteembenadering automatisch zal leidentot een meer brongerichte aanpak,met eveneens aandacht voor de sedimentenslibproblematiek ;– actie 63 : rationeel watergebruik, met promotievoor het capteren en herbruikenvan regenwater ;– actie 66 : ontwikkelen en verbeteren vanbeleidsinstrumenten voor het bodemgebruik,waaronder inventarisatie van kwel-,infiltratie- en overstromingsgebieden ;– actie 67 : uitwerken van een geïntegreerdevergunningsprocedure voor waterwinning,kunstmatige infiltratie, watercaptatieen lozing, onder meer om te komen totmeer gebruik van regenwater en hetbeperken van overmatige lozingsdebieten ;– actie 72 : stimuleren van infiltratie enlokale berging en afremmen van dewaterafvoer ;– actie 74 : verder ontwikkelen en toepassenvan technieken voor natuurtechnischemilieubouw bij inrichting en beheervan waterlopen, waaronder het inschakelenvan natuurlijke overstromingsgebieden;– actie 76 : vergroten van de kennis van dehydrologische systemen en afleiden vangeschikte beleidsindicatoren, waaronderonderzoek naar waterbalansen en sedimentbalansenen het aanleggen vanwaterreserves ;– actie 124 : het opstellen van een code vangoede landbouwpraktijk, met onder meerrichtlijnen voor het verminderen van erosievan landbouwgronden (is in voorbereiding);– acties 129, 130 en 131 inzake geïntegreerdgebiedsgericht waterbeleid door deoprichting van het <strong>Vlaams</strong>e IntegraalWateroverlegcomité, met het verder operationaliserenvan overlegstructuren op<strong>Vlaams</strong> en op bekkenniveau op het vlakvan van integraal waterbeheer, waaronderde uitbouw van de reeds operationelebekkencomités ;– acties 136, 164 en 165 : uitbouwen van hetgeïntegreerd gebiedsgericht milieubeleiden het stimuleren van lokaal milieubeleiden van milieubeleidsplanning op hetniveau van provincies en gemeenten,onder meer via het bestaande interprovinciaaloverleg (IPO).2. Bij de opmaak van de technische plannen vande investeringsprojecten wordt door de NVAquafin overleg gepleegd met de betrokkengemeentebesturen om maximaal alle verhardeoppervlakte, grachten, waterlopen, ... af te koppelenvan de openbare riolering. Voor de uitvoeringvan deze werken kan de gemeente eensubsidie aanvragen.Op de toepassing van de code van goede praktijkwordt toegezien door de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij(VMM) en de administratieMilieu, Natuur-, Land- en Waterbeheer (Aminal),voordat de technische plannen ter goedkeuringaan mij worden voorgelegd.In het kader van de subsidie van gemeentelijkerioleringen worden door de ambtelijke commissie,bestaande uit een afgevaardigde van de<strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij, Aminal, Aquafinen de technische dienst van de vijf provinciebesturen,alle projecten getoetst aan de code vangoede praktijk. Alleen de projecten die voldoen


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -24-aan de code van goede praktijk door waarmogelijk een geheel of gedeeltelijk gescheidenrioleringsstelsel te voorzien, worden gesubsidieerd.3. Naast het investeringsvolume voor de uitvoeringvan het investeringsprogramma voor debovengemeentelijke infrastructuur, werd voorhet Rio-project (riolering) in 1996 1 miljardfrank subsidie ter beschikking gesteld. Voor1997 werd dit bedrag opgetrokken tot 1,5 miljardfrank.De uitwerking van het MINA-plan 2 gebeurt in1997 door verschuiving binnen de toegewezenkredieten. Het milieujaarprogramma 1998 werdingediend bij de begroting 1998.Vraag nr. 303van 11 juni 1997van de heer LEO CANNAERTSRio-projecten – Erelonen AquafinBij het opstellen van Rio- en Rio-Plusprojectenbiedt Aquafin aan de gemeentebesturen haar dienstenaan als studie- en ontwerpbureau in de ontwerpfase1 (voorontwerp) en de ontwerpfase 2(definitief ontwerp).Het betreft diensten inzake kwaliteitscontrole,toetsing aan de code van goede praktijk, vergaderingenvan technisch en stuurcomité en administratieveen technische opvolging van het project.Hiervoor rekent Aquafin aan de gemeentebestureneen prestatievergoeding aan (bv. 300.000 frank opeen werk van 20 miljoen).1. Behoren deze prestaties niet begrepen te zijn inde diensten die men normaal van Aquafin magverwachten, kunnen hierbij met andere woordenextra erelonen worden gevraagd ?2. Doet Aquafin met deze taken niet aan rechtstreekseconcurrentie tegenover privé-studiebureaus,met een tarifering die geafficheerd wordtals 20 % van de "KVIV-tarieven" (Koninklijke<strong>Vlaams</strong>e Ingenieursvereniging) ?Antwoord1. De opdracht van de NV Aquafin in het kadervan het Rio-programma is duidelijk omschrevenin het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 30maart 1996 houdende vaststelling van de voorwaardenonder dewelke, alsook van de verhoudingin dewelke het <strong>Vlaams</strong> Gewest bijdraagt inde kosten verbonden aan de aanleg en de verbeteringdoor de gemeenten van openbare riolen,andere dan prioritaire rioleringen, evenalshoudende vaststelling van nadere regels metbetrekking tot de procedure tot vaststelling vansubsidiëringsprogramma's. Zij behelst :– het technisch nazicht van het voorontwerpdossierdat ten minste omvat :een toetsing van het voorontwerpdossier aande code voor goede praktijk voor de aanlegvan openbare riolen, alsook aan de afstemmingvan het rioleringsproject op de openbarezuiveringsinfrastructuur ;het formuleren op basis van deze toetsingvan eventuele opmerkingen en/of suggesties,vooral in het licht van de opmaak van hetontwerp ;– het uitbrengen van advies over het ontwerpdossierbij de provinciegouverneur ;– het uitbrengen van advies over de goede uitvoeringvan de werken bij de provinciegouverneur.De door de NV Aquafin aan de gemeentenaangeboden prestaties in het kader van hetRio-Plusprogramma bestaan uit het overnemenvan de rol van bouwheer van degemeenten.2. Er wordt door de NV Aquafin geen concurrentieaangegaan met privé-studiebureaus, omdatnoch de ontwerpactiviteiten, noch de aanstellingvan de ontwerper, zoals ook beschreven in de"KVIV-barema's – I. Infrastructuur", door deNV Aquafin worden overgenomen in het kadervan het Rio-Plusprogramma.Vraag nr. 306van 11 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Composteringssubsidies – EvaluatieDe <strong>Vlaams</strong>e overheid steunt gemeenten in het voerenvan een goed milieubeleid.De Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het<strong>Vlaams</strong> Gewest (OVAM) subsidieert containerpar-


-25- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997ken, GFT- en groencomposterings- en sorteerinstallaties(GFT : groente-, fruit- en tuinafval).Daarenboven kunnen gemeenten subsidies krijgenin het kader van de gemeentelijke milieuconvenants.Nog tot eind 1998 wil de <strong>Vlaams</strong>e regeringtot 40 % bijdragen in het aankopen van compostvaten,GFT-containers, duoboxen, ... om het thuiscomposterente bevorderen.1. Zijn er gemeenten die op geen van deze aanbiedingeningaan ? Welke ?2. Zijn er gemeenten die op alle subsidievormeneen beroep doen ? Welke ?3. Welke gemeenten deden sinds het aantredenvan deze regeling een beroep op een subsidievoor recipiënten voor thuiscompostering ?4. Hebben gemeenten die een beroep doen op eenvan deze subsidies ook een informatieplichtnaar de gebruiker ? Hoe wordt dit gecontroleerd?5. Zijn de bedragen opgenomen in de begroting1996-1997 voldoende gebleken ?Antwoord1, 2 en 3. Zie de bijgevoegde tabel. De subsidieaanvragenvoor deze investeringskredieten gebeurdenbij voorkeur gegroepeerd via de intercommunalesvoor afvalverwerking zodat significantedossiers kunnen ingediend worden gelet opde vrij omslachtige subsidiëringsprocedure.4. De gemeenten die een beroep doen op dezesubsidies, hebben een informatieplicht naar deeindgebruiker toe op grond van artikel 6 van debasisovereenkomst uit het milieuconvenant. Opveertien gemeenten na ondertekenden alle<strong>Vlaams</strong>e gemeenten het milieuconvenant datafliep einde 1996.De onderhandelingen voor de periode 1997-1999 zijn nog niet afgesloten.De controle op de naleving van deze informatieplichtgeschiedt door de administratie Milieu-,Natuur-, Land- en Waterbeheer (Aminal) vanhet departement Leefmilieu en Infrastructuurvan het ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.5. De <strong>Vlaams</strong>e regering maakte voor de projecteninzake selectieve inzameling zoals beschreven inde bijgevoegde tabel in totaal 894 miljoen frankinvesteringskredieten vrij sedert 1994. Op 1 juli1997 restte nog 198 miljoen frank van voormeldbedrag. Gegeven de historiek en de planningvan dit dossier, volstaat dit bedrag voor de verdereuitvoering van het project tot 1998.Aanvragers van subsidies voor selectieve inzamelsystemenAanvrager * Compostvaten GFT-containers Droge fractie ZwerfvuilAntwerpenxBoomxBreexDDS x x xHaaltertxHavilandxIbogem x x xIDM x xIgean x x x xIgemoxIHKxIL x xILVA x xIMOGxIncovo x xIntercompost x x x


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -26-Aanvrager * Compostvaten GFT-containers Droge fractie ZwerfvuilIOK x xIvago x xIVBOxIVLAxIVMxIVMOxIVOOxIVROxIVVOxIVVVA x xKapellenxLommelLummenMiWaxNinovexRM x xSt.-Lievens-HoutemxxxOpmerking : geen enkele gemeente of intercommunale vraagt subsidies aan voor duobakken.N.v.d.r. :DDSIbogemIDMHavilandIgeanIgemoIHKIlILVAIMOGIncovoIOKIvagoIVBOIVLAIVMIVMOIVOOIVROIVVOIVVVAMiWaRMIntercommunale Vereniging voor de Ruimtelijke Ordening en de Sociaal-Economische Ontwikkeling van het ArrondissementDendermonde "Dender, Durme en Schelde"Intercommunale voor Huisvuilverwijdering voor Burcht en Omliggende GemeentenIntercommunale voor Huisvuilverwerking "Durme-Moervaart"Intercommunale Maatschappij voor de Ruimtelijke Ordening en de Economisch-Sociale Expansie van het ArrondissementHalle-VilvoordeIntercommunale Grondbeleid en Expansie AntwerpenIntercommunale voor Ontwikkeling van het Gewest Mechelen en OmgevingIntercommunale voor Huisvuilverwijdering Kanton KontichInterleuvenIntercommunale Vereniging "Land Van Aalst"Intercommunale Maatschappij voor Openbare Gezondheid in het Gewest KortrijkIntercommunale Vereniging voor Verwijdering van Afvalstoffen voor Vilvoorde en OmliggendeIntercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de KempenIntercommunale Vereniging voor Afvalbeheer in Gent en OmstrekenIntercommunale voor Vuilverwijdering en -verwerking in Brugge en OmmelandIntercommunale Vereniging voor Verwijdering van Huishoudelijke Afvalstoffen <strong>Vlaams</strong>e ArdennenIntercommunale Vereniging voor Huisvuilverwerking MeetjeslandIntercommunale Vereniging voor Vuilverwijdering en -verwerking voor Menen en OmmelandIntercommunale Vereniging voor Vuilverwijdering en -verwerking voor Oostende en OmmelandIntercommunale Vereniging voor Vuilverwijdering en -verwerking voor Roeselare en OmmelandIntercommunale voor Vuilverwijdering en -verwerking voor de sector Veurne en OmmelandIntercommunale voor Verwijdering en Verwerking van Vaste AfvalstoffenIntercommunale Vereniging voor Huisvuilverwerking Midden-WaaslandRegionale Milieuzorg


-27- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Vraag nr. 309van 12 juni 1997van de heer PIETER HUYBRECHTSDijlestorten Leuven – Ambtshalve verwijderingIn Leuven zullen de "Dijlestorten" ambtshalveworden verwijderd. Het gaat hier over ongeveer170.000 ton afvalstoffen die werden achtergelatendoor de NV Industries Chimiques de Wilsene. Desamenstelling varieert van industrieel afval tot vervuildebodem en slib, voornamelijk verontreinigdmet zware metalen. De kostprijs voor deze verwijderingbedraagt 622,2 miljoen frank.Wanneer worden de verwijderingswerken aangevat?Hoelang zullen deze werken duren ?Wie zal uiteindelijk deze ambtshalve verwijderingbetalen ?Antwoord1. De uitvoering van de eerste fase van de ambtshalveverwijdering van de Dijlestorten, metname de verwijdering van de afvalstoffen langsde Aarschotsesteenweg en de Dijle zelf, isgepland voor het vierde kwartaal van 1997. Detweede fase, namelijk de verwijdering van deafvalstoffen langs de Dijledreef, is gepland voorde tweede helft van 1998.2. De duur van de werken werd in het bijzonderbestek geraamd op 225 werkdagen voor de eerstefase van de verwijdering en op 150 werkdagenvoor de tweede fase.3. De ambtshalve verwijdering van de afvalstoffenzal in eerste instantie worden gefinancierd doorhet <strong>Vlaams</strong> Gewest. De kosten zullen via juridischeweg worden teruggevorderd van de overtreder.Vraag nr. 311van 19 juni 1997van de heer FILIP DEWINTERBestemmingswijziging "smeerpijp" – Stand vanzakenIn l 967 gaf de toenmalige minister van OpenbareWerken Jos De Saeger (CVP) het startsein voor debouw van de afvalcollector en van 106 kilometerlange buizen tussen Genk en Antwerpen voor deverzameling van afvalwater. Deze "smeerpijp"diende het industrieel afvalwater van de Limburgsefabrieken naar de Schelde te transporteren. Kortnadat de bouw was afgerond, werd al gauw duidelijkdat deze onderneming een groot fiasco zouworden : de buizen vertoonden mankementen, debetonnen constructie lekte, het waterzuiveringsstationbij het Antwerpse Schijnpoort was niet berekendop industrieel afvalwater (louter voor huishoudelijkafvalwater), de fabrieken hebben zichonder druk van de strenge milieureglementengewend tot andere oplossingen voor hun afvalwater,... de smeerpijp heeft nooit gefunctioneerd.Op 27 september 1996 ondertekende de ministermet diverse drinkwatermaatschappijen eenakkoord om door de smeerpijp drinkwater te latenstromen. De renovatiekosten (inclusief de aansluitingsleidingen)voor deze operatie werdengeraamd op 4,5 miljoen frank per kilometer enkwamen voor rekening van de maatschappijen. Alstegenprestatie voor deze kosten konden zij gratisgebruikmaken van de leidingen. Wel moesten zij"enkele tegenprestaties" leveren ten behoeve vande <strong>Vlaams</strong>e milieuadministratie.1. In hoeverre werd het bovenvermelde akkoordreeds uitgevoerd ? Is de smeerpijp reeds vollediggerenoveerd ?2. Gebeurt er een controle op die renovatie doorde <strong>Vlaams</strong>e overheid ? Is de smeerpijp reeds ingebruik (eventueel gedeeltelijk) om drinkwaterte transporteren ?3. Moeten de drinkwatermaatschappijen de"waterpijp" op eigen kosten onderhouden ?4. Wanneer loopt het akkoord af ?5. Wat moet worden verstaan onder "enkeletegenprestaties" ten behoeve van de <strong>Vlaams</strong>emilieuadministratie ?Antwoord1. Het akkoord is in volle uitvoering.De fasering der werken en de verwachtingenzijn momenteel als volgt :AWW (Antwerpse Waterwerken) : één leidingtussen Grobbendonk en Antwerpen werd reedsin de vorige jaren gerenoveerd en in gebruikgenomen ; 15,6 km van de tweede pijp met een


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -28-lengte van 24 km is recentelijk gereinigd ; 4 kmleiding daarvan is op 30 april 1997 eveneens inbedrijf genomen ; de oude elektrische installatieswerden overal verwijderd en de nieuwe zijnin uitvoering.Pidpa (Provinciale Intercommunale Drinkwatermaatschappijvan de Provincie Antwerpen)programma 1997 : aanpassen van het pompgebouwin Herentals ; aanleg van de verbindingsleidingtussen het pompstation Olmen en decollector in Kwaadmechelen ; renovatie van decollector en aanleg van de verbindingen aan deweg Herentals-Olen en aan de Liersesteenweg ;programma 1998 : renovatie van de collectorGeel-Stelen-Herentals en Herentals-Grobbendonk;VMW (<strong>Vlaams</strong>e Maatschappij voor Watervoorziening): eind 1997 wordt 32 km leiding ingebruik genomen, namelijk de fase 1 : Genk-Diepenbeek, de fase 2 : Diepenbeek-Kuringenen de fase 3 : Kuringen-Stokrooie ;IWM (Intercommunale Watervoorzieningsmaatschappij): 2 km werd zopas in gebruikgenomen vanaf de kanaalkom in Hasselt tot debrug van Kuringen.2. a) In het akkoord met de drinkwatermaatschappijenis in permanent overleg over controlesop de renovatie voorzien.b) De collector is reeds gedeeltelijk in gebruikvoor drinkwatertransport (zie stand vanzaken onder 1).3. De collectorinstallaties dienen volledig door dedrinkwatermaatschappijen als een goede huisvaderop eigen kosten te worden onderhoudenconform het wederzijds akkoord dat hiertoewerd afgesloten.4. Het akkoord loopt over een periode van 30 jaaren wordt, behoudens opzegging door een van departijen, telkens met perioden van 30 jaar verlengd.5. De gebouwen in Herentals en Kwaadmechelenblijven in gebruik door de milieuadministratie.Zij worden daartoe door de drinkwatermaatschappijenop hun kosten aangepast. De vierstalen druktorens langs de collector zijn vanweinig nut en vergen veel onderhoud ; de drinkwatermaatschappijennemen het beheer hiervanover van de milieuadministratie.Ten behoeve van de milieuadministratie wordtverder door en op kosten van de drinkwatermaatschappijeneen meetstation uitgerust ophet Albertkanaal en wordt een proefstation ophet kanaal Kortrijk-Bossuyt ter beschikkinggesteld. Tevens wordt voorzien in twee peilputtenmet bijhorende metingen in de watervoerendelaag van het Krijt.Vraag nr. 313van 19 juni 1997van mevrouw CECILE VERWIMP-SILLISLichtvervuiling – Lighting BalloonLichthinder is een belangrijk milieuprobleem inVlaanderen. Het eind vorig jaar aan de ministeroverhandigde "Milieu- en Natuurrapport Vlaanderen1996" heeft er zelfs een apart hoofdstuk aangewijd. Overmatig en overbodig licht zorgt ervoordat de sterrenhemel moeilijk of zelfs niet meerwaarneembaar is. Bovendien is deze lichthinderoorzaak van een aanzienlijke energieverspilling.Het probleem werd reeds langer onderkend, wantin Vlarem II werden in hoofdstuk 4.6 vier artikelenopgenomen om de lichthinder vanuit ingedeeldeinrichtingen te beperken. Ook niet-ingedeeldeinrichtingen kregen vier gelijkluidende artikelen inhoofdstuk 6.3. Die stellen dat de nodige maatregelenmoeten worden genomen om lichthinder tevoorkomen en dat het gebruik en de intensiteit inopen lucht beperkt moet blijven tot behoefteninzake uitbating en veiligheid. Verder mag klemtoonverlichtinguitsluitend gericht zijn op deinrichting of onderdelen ervan. Ten slotte maglichtreclame de normale intensiteit van de openbareverlichting niet overtreffen.Op vrijdag 23 mei jl. organiseerde de firma Henrotte& Cie in het Melipark in Adinkerke-De Panneeen demonstratie van haar nieuwe "lighting balloon".Deze met helium gevulde ballon heeft volgensde aankondiging "een onvergelijkbare verlichtingskracht.Hij verspreidt op 360° rondom eenhoog rendement daglicht. Hij verlicht van l.000 m 2tot 12.000 m 2 " (dat is 1,2 ha). Hij is, nog steeds volgensde aankondiging, "ideaal voor binnen- en buitengebruik,voor feesten, huwelijken, voorstellingen,... voor evenementen, voor verlichting voorveiligheid en bouwterreinen, als origineel reclamemediumen voor vele andere gebruiksmogelijkheden".Het is mijns inziens evident dat dergelijkeballon in strijd is met de vier artikelen van zowelhoofdstuk 4.6 als 6.3.


-29- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19971. Kan de minister bevestigen dat het gebruik vandit type "lighting balloon" niet toegestaan isvolgens de artikelen 4.6.0.l tot 4.6.0.4 van VlaremII voor ingedeelde inrichtingen en volgensde artikelen 6.3.0.1 tot 6.3.0.4 van Vlarem IIvoor de niet-ingedeelde inrichtingen ?2. Indien het gebruik niet is toegestaan, is er doorhet gemeentebestuur of door de Milieu-inspectieopgetreden tegen de aangekondigde demonstratievan de firma Henrotte & Cie ? Op welkemanier gebeurde dit, en heeft de Milieu-inspectiezich burgerlijke partij gesteld ?3. Kan de verkoop van dergelijke toestellen, dieniet mogen worden gebruikt, worden verboden ?Zo neen, kan dan aan de verkoper wordenopgelegd in de publiciteit voor zijn product meldingte maken van het feit dat het product nietmag worden gebruikt ?4. Heeft de minister de lokale besturen ingelichtover het feit dat het gebruik van dergelijke ballonnenkrachtens Vlarem II verboden is ?Antwoord1. De artikels van hoofdstukken 4.6 en 6.3 van hetVlarem, titel II bepalen dat verlichting dermategeconcipieerd moet zijn dat de niet-functionelelichtoverdracht naar de omgeving maximaalmoet worden beperkt.Voorzover het om niet-functionele lichtoverdrachtgaat die niet beperkt blijft tot de noodwendighedeninzake uitbating en veiligheid, ofvoorzover het om lichtreclame gaat die de normaleintensiteit van de openbare verlichtingovertreft, is het gebruik van de "lighting balloon"niet toegelaten.2. Zoals blijkt uit punt 1, is het gebruik van dergelijkeballonnen niet a priori in strijd met de Vlarem-bepalingen.De afdeling Milieu-inspectievan Aminal (administratie Milieu-, Natuur-,Land- en Waterbeheer) was niet op de hoogtevan de demonstratie en heeft hieromtrent geenklachten ontvangen.3. Dergelijke verbodsbepalingen kunnen niet wordenopgelegd krachtens de geldende milieureglementering.4. De afdeling Milieu-inspectie heeft geen contactgenomen met lokale besturen omtrent de toelaatbaarheidvan het gebruik van deze ballonnen.Wel heb ik met mijn omzendbrieven van 30maart 1996 en 28 maart 1997 bij de gemeentenaangedrongen op de naleving van de bepalingenaangaande lichthinder in Vlarem, titel II.Vraag nr. 314van 19 juni 1997van de heer JOHAN MALCORPSInrichtingen voor verwerking van afvalstoffen –AfstandsregelsIn artikel 5.2.1.4 van Vlarem IIbis worden algemenebepalingen opgenomen betreffende de afstandvan inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffenten opzichte van woonwijken, recreatiegebieden,groengebieden en dergelijke. Dit artikel isveel minder gedetailleerd dan de vroegere bepalingeninzake afstandsregels in de eerste versie vanVlarem II, met name hoofdstuk V, artikel 102.Inzonderheid werd de bepaling dat een afstand vanminimum 200 meter moet worden gerespecteerdtussen stortplaatsen en woon(uitbreidings)gebieden,recreatiegebieden, parkgebieden en beschermdenatuurgebieden, niet gehandhaafd.Deze bepaling was bijvoorbeeld van groot belangvoor de omwonenden van de stortplaats van Lendelede,die zich al geruime tijd teweerstellen tegende diverse uitbreidingen van de stortactiviteitenvan de firma NV Stevan. In het kader van een procedurevoor de Raad van State werden de bewonersgedeeltelijk bijgetreden in een arrest (nr.46.628 van 24/3/1994 in de zaak A.55.091/VII-12.332, p. 11), waarin duidelijk wordt gesteld dat deNV Stevan voor de bestaande stortactiviteiten, inhet kader van art. 151 en art. 814, § 1 van het toenmaligeVlarem II, verplicht was om vanaf 1 januari1997 de afstandsregels in acht te nemen voor diegedeelten van de stortplaats die binnen een afstandvan 200 meter van het woongebied gelegen zijn.Met het nieuwe Vlarem IIbis lijkt elke rechtsbeschermingvoor deze mensen onderuit te zijngehaald.1. Was het de bedoeling om inderdaad blijvend afte zien van dit soort afstandregels ?2. Heeft de minister reeds nadere toelichting verstrektrond de vaag geformuleerde afstandsbepalingenin Vlarem IIbis ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -30-AntwoordHet weglaten in de reglementering van een minimaleafstand tussen stortplaatsen voor afvalstoffenen bepaalde hindergevoelige gebieden, heeft zekerniet tot gevolg dat er geen afdoende ruimtelijkescheiding tussen enerzijds de exploitatieplaats enanderzijds de hindergevoelige objecten of specifiekebestemmingsgebieden zoals aangegeven in titelII van het Vlarem zou moeten worden gehanteerd,mede ter voorkoming en beperking van de hindertot een aanvaardbaar niveau.Waar die keuze van de noodzakelijke ruimtelijkescheiding voortaan niet meer als een gebondenbevoegdheid te beschouwen is, zullen de adviserendediensten en beslissingsbevoegde overheden opgrond van hun ruime appreciatiebevoegdhedenmet onder meer de meer algemene bepalingen vanartikel 5.2.1.4. van titel II van het Vlarem als wettelijkkader, telkenmale de vereiste ruimtelijke scheidingmoeten beoordelen.Aangezien de toepassing van de nieuwe reglementairebepalingen inzake toelaatbaarheid van stortplaatsenvoor afvalstoffen conform het algemeenbeoordelingsprincipe is dat aan de basis van demilieuvergunningenreglementering bij het verlenenen weigeren van milieuvergunningen ligt, werdaan de beslissingsbevoegde overheden en adviserendediensten hierover geen nadere toelichtinggegeven.Rekening houdende met de rechtsnorm die eenomzendbrief of richtlijn terzake kan betekenen,zou het risico op machtsoverschrijding bij eenexpliciete opgave van een formeel toe te passenafstandwaarde als nadere objectieve toelichting ophet nieuwe artikel 5.2.1.4. van titel II van het Vlaremtrouwens bijzonder groot zijn.Vraag nr. 317van 24 juni 1997van de heer JACKY MAESBlankaartbekken (IJzervallei) – WaterpeilbeheersingDoor haar waterrijkdom is een valleigebied als deIJzervallei ecologisch erg belangrijk en uiterstwaardevol. De waterrijkdom van de vallei is vangrote betekenis voor het voorkomen van watervogelsen de IJzervallei werd dan ook aangeduid alsEG-vogelrichtlijngebied.Eind jaren '80 werd een compromis bereikt voorhet waterpeil in het Blankaartbekken, namelijk eenzomerpeil van minimum 2,60 m en een winterpeilvan minimum 2,70 m. Door allerlei getouwtrek enhet niet naleven van deze afspraken nam de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap op 1 mei 1993 de bevoegdheidinzake de waterpeiling van het Blankaartbekkenin eigen handen. De afgesproken peilen zoudenworden gerespecteerd en na de baggering vande Blankaartvijver zou de waterpeilregelingopnieuw worden bekeken. Ondertussen is dezebaggering voltooid en zijn er ook nieuwe pompengeplaatst in het pompstation op de Stenensluisvaart,waardoor dit opnieuw optimaal kan functioneren.Nu de baggerwerken achter de rug zijn, hadik van de minister graag vernomen wat zijn beleidis met betrekking tot de waterpeilbeheersing in hetBlankaartbekken.1. Zijn er na de baggerwerken reeds stappenondernomen om te komen tot een integraalwaterpeilbeheer/beleid in het Blankaartbekkenen zo ja, welke ?2. Wie zal in de toekomst het waterpeil (pompstationop de Stenensluisvaart) beheren ?3. Op welke manier worden de afspraken vastgelegd?4. Op welke termijn wordt er een duurzame oplossingvoor dit peilbeheer uitgewerkt ?Antwoord1. Op de vergadering van 26 juni 1997 van dewerkgroep Waterkwantiteit van het IJzerbekkencomitéwerd een werkgroep ad hoc opgerichtvoor het waterbeheer in het Blankaartbekken.Deze werkgroep zal van start gaan na dezomervakantie 1997.2. Het beheer van het pompstation gebeurt nurechtstreeks door de afdeling Water van deadministratie Milieu, Natuur-, Land- en Waterbeheer(Aminal), die trouwens bevoegd is voorhet beheer van de waterlopen van eerste categorie.Ik wil niet vooruitlopen op de besluiten envoorstellen die de werkgroep ad hoc mij zalvoorleggen. Wanneer echter zou blijken datgeen consensus mogelijk is tussen de verschillendebelangengroepen, dan lijkt mij een onafhankelijkbeheer door de administratie volgensmijn richtlijnen onafwendbaar.


-31- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19973. De werkgroep ad hoc heeft als taak te peilennaar de gemotiveerde verwachtingen van debetrokken partijen, naar de mogelijkheden omdeze verwachtingen te realiseren en naar eventueleimplicaties van de gekozen scenario's vanpeilbeheer. Ik ga er vooralsnog van uit dat dewerkgroep tot consensus zal komen, die ik opmijn beurt zal bekrachtigen.4. Ik wens ook hier niet vooruit te lopen op dewerking van de werkgroep ad hoc. Gezien degevoeligheden is voldoende overleg en rijpingvereist. Mijn administratie zal mij melden wanneeruit de gesprekken blijkt dat een consensusuitgesloten is.Vraag nr. 318van 24 juni 1997van de heer JACKY MAESHet Westbroek (Lo-Reninge, Vleteren) – SluizenBegin dit jaar zijn er in "Het Westbroek" (Lo-Reninge, Vleteren) door het polderbestuur Zuid-IJzerpolder een tiental sluizen met terugslagkleppengebouwd op de afvoerkanalen die rechtstreeksin de IJzer afwateren. Deze terugslagkleppen moetenverhinderen dat water van de IJzer bij eenhoge waterstand in een deel van de Broekenstroomt. De overstromingen van de IJzer zijn vangroot belang voor het behoud van de ecologischewaarden van dit gebied en aldus is elke ingreep diede overstroming wil beperken een risico voor eenverdere degradatie.Dergelijke ingreep is zeker niet in overeenstemmingmet de wettelijke bescherming van de IJzerbroekenals Ramsar- en EG-vogelrichtlijngebied.Zo zou de Zuid-IJzerpolder niet over de nodigevergunningen beschikken voor het aanbrengen vandergelijke kunstwerken. Reeds in 1992 werd deZuid-IJzerpolder voor een gelijkaardige ingreepterechtgewezen en moesten de geplaatste terugslagkleppenworden verwijderd, wat echter nooitgebeurde.1. Is de minister op de hoogte van deze illegalewerken in een EG-vogelrichtlijn- en Ramsargebied?2. Wat is de reactie van de minister ?3. Welke stappen heeft de minister ondernomenom de situatie te herstellen ?Antwoord1. Aangezien de Zuid-IJzerpolder voor de bouwvan terugslagkleppen geen bouwvergunningheeft aangevraagd en verkregen, is er geen vrijstellingvan de vergunningsplicht voor de wijzigingvan vegetatie, zoals vermeld in artikel 3 § 2,7° van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van16 juli 1996 tot instelling van een vergunningplichtvoor de wijziging van vegetatie en vanlijn- en puntvormige elementen. Aangezien deZuid-IJzerpolder ook geen dergelijke vergunningheeft aangevraagd en verkregen, heeft deafdeling Natuur van Aminal (administratieMilieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer) proces-verbaalopgemaakt voor het overtreden vanhet vegetatiebesluit ; deze zaak is dus aanhangigbij het parket van Ieper.De afdeling Natuur van Aminal heeft de afdelingRuimtelijke Ordening en Huisvesting,Monumentenzorg in Brugge in kennis gesteldvan de feiten, met het oog op het opleggen vanherstelmaatregelen in het kader van de wetgevingbetreffende de ruimtelijke ordening.2. De reacties van mijn diensten zijn vermeld inpunt 1 ; ik treed deze reacties bij. Bovendienheeft de afdeling Natuur deze feiten in de werkgroepenWaterkwaliteit en Ecologie van hetIJzerbekkencomité ter sprake gebracht, waardeze feiten werden afgekeurd.3. De Zuid-IJzerpolder heeft verklaard de constructieste willen wegnemen in het najaar envoor een eventuele herplaatsing de vereiste vergunningente willen aanvragen, waarbij eenmilieueffectrapport zal moeten worden opgesteld.Voor het overige wacht ik het gevolg afdat zal worden gegeven aan het proces-verbaalwaarvan sprake in punt 1.Vraag nr. 320van 25 juni 1997van mevrouw GERDA RASKINVDAB – Niet-ingevulde vacaturesWat waren de belangrijkste vacatures die in deonderscheiden regio's in Vlaanderen in de tweedehelft van 1996 en in de eerste helft van 1997 (laatstbekende cijfers) niet konden worden ingevuld viade VDAB ?


-33- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997het Vlarem. Volgens de indelingslijst van de hinderlijkeinrichtingen, rubriek 9.6.a is in eenwoonzone pas een milieuvergunning vereistvoor het houden van meer dan 10 schapen.Indien een vergunning vereist is, moet ze wordenafgeleverd door het college van burgemeesteren schepenen.3 en 5. Aangezien het houden van minder dan 10schapen niet als hinderlijke inrichting is ingedeeld,is de hinder veroorzaakt door deze dierenook niet gereglementeerd door titel II vanhet Vlarem. In dit geval gelden de regels inzakenormale burenhinder. Wat de vergunningplichtigeinrichtingen betreft, gelden de algemene ende sectorale milieuvoorwaarden, respectievelijkonder deel 4 en onder deel 5 van hoofdstuk 5.9van titel II van het Vlarem.4. Er bestaat geen specifieke wetgeving over demestopvang van vrij loslopende dieren. Demestproblematiek is wel geregeld door hetmestdecreet.Vraag nr. 325van 26 juni 1997van de heer JOS GEYSELSVDAB-computers – Aankoop- en onderhoudscontractenSinds enkele jaren heeft de <strong>Vlaams</strong>e Dienst voorArbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)een contract met een privé-firma voor de aankoopvan computers en een contract met een anderefirma voor het onderhoud.Wat is de omvang van deze diverse contracten ?Welke kosten zijn eraan verbonden ? Welke aanbestedingsprocedurewerd er gevolgd ?AntwoordDe VDAB heeft contracten voor enerzijds "productietewerkstelling en administratieve steunfuncties"en anderzijds "ondersteuning opleidingen/didactische taken".A. Productie tewerkstelling en administratievesteundienstGevolgde procedureDoor middel van interviews en groepsgesprekkenwerd in 1991 de informatie ingezameld omde knelpunten en doelstellingen op informaticavlakte formuleren. Deze activiteiten werdenuitgevoerd door de externe bedrijfsconsultantJames Martin Associates. De bevindingen vandeze expert leidden in de loop van 1992 tot hetopstellen van een Strategisch Informatieplan(SIP). Hierin werd het rationaliserings- en strategischbeleidsplan van het management voorinformatica vastgelegd.In dit plan werden de 4 architecturen van deinformatica bepaald :– de informatie-architectuur,– de informatiesysteemarchitectuur,– de organisatie-architectuur,– de technische architectuur.Na grondige analyse werd dit plan goedgekeurd.Een eerste deelgebied werd al in het lopendejaar uitgevoerd : het eigen personeelsbeheer.Dit behelst zowel het loon- en weddegedeelte,als de HRM-facetten (human resourcesmanagement).Verder werd, conform de aanbevelingen van hetSIP, begonnen aan de opbouw van een eigenspecialisatiekader, zodat de VDAB de nodigetechnologische kennis in eigen beheer heeft. Dedoelstelling hiervan is het tactische en strategischeinformatiemanagement in eigen beheer tehouden en de operationele exploitatie insamenwerking met derden te realiseren.Het door het beheerscomité goedgekeurdeStrategisch Informatieplan werd in een lastenboekgegoten, teneinde een partner te selecterendie samen met de VDAB de doelstellingenvan dit SIP kan realiseren in een periode vanvijf jaar.Hiervoor werden onafhankelijke systeemintegratorenaangeschreven. Alle opties voor detoekomst werden opengelaten. Het lastenboekwerd opgesteld in een filosofie van co-sourcing.Co-sourcing is een contract op lange termijn(meestal vijf jaar) waarbij de partner-leveranciervoor die tijd bij de klant komt inwonen. Hetcontractbedrag en de globale doelstellingenstaan vast. Alle andere beslissingen wordensamen en onderweg genomen, met het oog opde einddoelstellingen. Dit houdt in dat deVDAB te allen tijde medezeggenschap in hetproject behoudt met betrekking tot het selecterenvan de informaticaproducten. Zo kan er ookoptimaal worden ingespeeld op de technologischeevolutie in de loop van het contract.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -34-Op basis van de ontvangen inschrijvingen is eenovereenkomst met EDS (Electronic Data Systeem)afgesloten, die ingaat per 1 januari 1994.Het Rekenhof maakt omtrent deze toewijzingenkel een opmerking over het bedrag van deborgtocht (brief 5/9/1995).De door EDS aangeboden prijs ligt tot 30 %per jaar lager dan de volgende aanbieder. DeDienst heeft niettemin de garanties, zoals trouwensin de offerteaanvraag beschreven, dat bijgunning de beschreven resultaatsverbintenis zalworden gehonoreerd.De vroegere informaticaverwerking van VDAB,zoals uitbesteed aan het COI, bedroeg op jaarbasis(ref. 1992) voor :SimonaBoekhoudingT-Interim270 miljoen15 miljoen50 miljoen335 miljoenDe kosten die voortvloeien uit dit nieuwe contractmet EDS bedragen ongeveer 320miljoen/jaar, wat betekent dat het globale informaticabudgetvan VDAB niet werd verzwaardondanks het feit dat een volledige en grondigevernieuwing van zowel hardware, toepassingenals IT-diensten dienden gerealiseerd te worden.Op 16 augustus 1995 schakelde de VDAB overvan het gecentraliseerde Simona-computersysteemnaar een gedecentraliseerde cliënt-servercomputerarchitectuur.Concrete invulling door de firma EDSVoor de uitvoering van de informatisering vande "productie tewerkstelling en administratievesteundienst" deed de VDAB dus een beroep opde firma EDS. In het kader van de overeenkomstverzorgt deze firma :– de levering van de nodige infrastructuurwaaronder pc's,– de ontwikkeling van de vereiste toepassingen,– het onderhoud van de infrastructuur,– het onderhoud van de toepassingen,– het operationeel beheer.Deze vijf opdrachten vormen een logisch geheel.Van de aanbieders werd dus, bovenoptechnische beschrijvingen en voorstellen, eenprijs gevraagd.Concreet zijn in het kader van de eigen administratieveverwerkingen door EDS 1.000 pc'saangekocht en bracht de VDAB zelf 750 reedsaanwezige pc's in. De hieraan verbonden kostenzijn niet apart te bepalen, omdat dit slechts eenonderdeel is van de toegewezen opdracht.Voor het onderhoud van deze toestellen slootEDS een onderaannemingsovereenkomst af(wat in het lastenboek voorzien was) met defirma Econocom. De hieraan verbonden kostenzijn ook niet apart te bepalen, aangezien ditonderhoud een onderdeel is van de toegewezenopdracht.B Didactische takenVoor het ondersteunen van de didactischeopdrachten in de Beroepsopleiding heeftVDAB de laatste 6 jaar ongeveer 1.400 pc'sgekocht voor een totaalbedrag van ongeveer105 miljoen frank. Voor de aankoop van dezetoestellen werden diverse Europese aanbestedingsaanvragenuitgeschreven. De opdracht ismomenteel toegewezen aan de firma Compaq.Het omniumonderhoud van deze toestellengebeurt door de firma Econocom, als uitbreidingaan het onderhoud van de toestellen dieworden gebruikt voor de eigen administratievetaken. De hieraan verbonden kosten bedragenjaarlijks ongeveer 9 miljoen frank.C. Het rapport (februari 1997) omtrent de externeaudit van de VDAB door Coopers en Lybrantvermeldt volgende synthese en aanbeveling.Globaal gesteld staat het informaticabeheergoed op de rails.De volgende informaticamanagementfunctieszouden verder kunnen worden uitgebouwd :– service/helpdesk,– coördinatoren,– gegevensbeheerder (Data Administrator).Het geplande budget is correct. Eenzelfde budgetmoet ook de volgende jaren worden aangehouden.De kwaliteit van de budgetbesteding moet wordenbewaakt, onder meer door :– het voorzien in periodieke herzieningsoefeningen,– het vastleggen van service lever agreements.


-35- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Vraag nr. 326van 26 juni 1997van de heer JOS GEYSELSVDAB-communicatiestrategie – WerkwijzeSinds kort beschikt de <strong>Vlaams</strong>e Dienst voorArbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)in het kader van haar communicatiestrategie overeen nieuw logo.1. Werd er een privé-firma ingeschakeld die deontwikkeling van deze communicatie voor haarrekening neemt ? Zo ja, welke firma ?2. Wanneer werd het contract met deze firmaafgesloten, wat is de omvang ervan en welkeaanbestedingsprocedure werd er gevolgd ?3. Beschikt de VDAB zelf over een promotie- ofcommunicatiedienst ? Wat is zijn rol hierin ?AntwoordDe arbeidsmarkt evolueert snel. De VDAB pasteen strategie van permanente marktoriëntatie toeen maakt gebruik van de meest eigentijdse instrumentenen voorzieningen.De aanwezigheid en het succes van de VDAB incommerciële marktsegmenten zoals uitzendarbeid,opleiding, outplacement en selectie, bewijzen datde dienst in staat is om marktconform, concurrentieelen self-supporting op te treden. Hiermeebeantwoordt de dienst aan de aanbeveling van hetInternationaal Arbeidsbureau om een gemengdmodel van arbeidsbemiddeling te ontwikkelenwaar ruimte is voor zowel concurrentie als samenwerkingtussen openbare en particuliere organisaties(RICCA, raport VI, Conférence Internationaledu Travail, 81 session, 1994, Genève, ISBN 92-2-208954-5).Bovendien is door het beëindigen van het verdragnr. 96 van het Internationaal Arbeidsbureau eeneinde gesteld aan het wettelijk monopolie van deVDAB in de arbeidsbemiddeling. Een decreet van19 april 1995 tot regeling van de arbeidsbemiddelingtegen betaling in het <strong>Vlaams</strong> Gewest legt demodaliteiten vast. Het is derhalve nogal logischdat, in een concurrentiële marktsituatie, een professionelemarketing -en communicatiestrategieeen kritische succesfactor wordt voor de VDAB.In de vergadering van 4 september 1995 keurde hetbeheerscomité de structurele uitbouw en de globaledoelstellingen op het vlak van marketing encommunicatie goed. Een interne werkgroep heeftvervolgens een geïntegreerd marketing- en communicatieplanuitgewerkt. Dit gedetailleerd planmet communicatiedoelstellingen per doelgroep,kritische succesfactoren en acties werd in de vergaderingvan 2 oktober 1996 goedgekeurd. Bijzondereaandacht ging hierbij naar het corporate imagobij de doelgroepen : werkgevers, werkzoekenden,sectoren en het eigen personeel. Voor de uitvoeringvan dit plan werd een offerte uitgeschreven, conformde wet op de overheidsbestedingen.De algemene offerte voor "een globale samenwerkingsovereenkomstvoor communicatie en marketing,met als doel eenvormigheid te creëren in decommunicatie van de VDAB, over de verschillendediensten heen" (exclusief T-Interim) werd op 27september 1996 voor publicatie verzonden naar :– "Het supplement bij het publicatieblad van deEuropese gemeenschappen",– "Het bulletin der aanbestedingen".Het dossier voor deelname aan de algemene offertewerd toegezonden aan 17 bedrijven, waarvan eruiteindelijk 6 overeenkomstig de voorwaarden vande offerte hun dossier indienden. De beoordelingvond plaats op 27 november 1996 door een werkgroepsamengesteld uit medewerkers van de CentraleDienst en regionale verantwoordelijken. Debeoordeling gebeurde volgens de criteria zoals inde offerte bepaald. Deze criteria, in dalende volgordevan belangrijkheid, zijn :– de inhoudelijke kwaliteit van de antwoorden opde gestelde vragen,– de kwaliteit van de uitgewerkte adviezen envoorstellen in de vragenlijst,– de volledigheid van de aangeboden diensten,– de verhouding prijs/kwaliteit van de aangebodendiensten.Het reclameadviesbureau NV Slangen & Partnersuit Hasselt haalde de beste beoordeling. Het contractloopt over een periode van drie jaar, tegeneen maandelijkse forfaitaire vergoeding van235.000 frank.Het marketing- en communicatiebudget van deVDAB bedraagt 50 miljoen frank (exclusief T-Interim).Ter vergelijking : het totale VDAB-budget(exclusief de tewerkstellingsprogramma's)bedraagt 7,2 miljard frank.De VDAB heeft een eigen marketing- en communicatiedienst,die de doelstellingen en de concreteacties vastlegt in samenspraak met de verschillende


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -36-operationele diensten en conform de beleidsvisie.Deze dienst zorgt ook voor de coördinatie met hetbureau Slangen & Partners.Vraag nr. 327van 27 juni 1997van de heer JOHNNY GOOSGrensoverschrijdende waterlopen – VervuilingGeregeld wordt er vastgesteld dat de rivieren dieook op het grondgebied van onze buurlanden stromen,worden vervuild door bedrijven uit deze landendie ongecontroleerd lozen. Dit geldt met namevoor de Leie die de grens vormt met Frankrijk.Welke initiatieven werden er reeds genomen omdergelijke vervuiling van onze waterlopen te voorkomen?AntwoordEen belangrijk kader om in overleg te treden metFrankrijk over de grensoverschrijdende verontreinigingin het bekken van de Schelde is het verdragtussen het <strong>Vlaams</strong> Gewest, het Brussels HoofdstedelijkGewest, het Waals Gewest, de Franse Republieken het Koninkrijk der Nederlanden inzake debescherming van de Schelde. Dit verdrag werd op27 maart 1997 goedgekeurd door het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>.Hiertoe werd als overlegforum de InternationaleCommissie voor de Bescherming van deSchelde opgericht, met onder meer als taken :– het inventariseren en het identificeren van derelevante stoffen en verontreinigingsbronnen ;– het maken van een vergelijking tussen de emissie-inventarisen de waterkwaliteit ;– het inventariseren van de maatregelen en programma'stegen verontreiniging en het formulerenvan voorstellen voor de streefdoelen en deactieprogramma's.Naast dit structureel kader wordt momenteel overspecifieke knelpunten projectmatig samengewerktmet Frankrijk, voornamelijk in het kader van Interreg.Enkele initiatieven ter verbetering van de waterkwaliteitdie in dit kader werden genomen zijn :– opmaak van een geïntegreerd saneringsplanvoor het Spierekanaal ;– zuivering van het Spierekanaal. Dit projectheeft ertoe geleid dat de wolwasserijen, die verantwoordelijkzijn voor de helft van de biologischevuilvracht die werd geloosd in het Spierekanaal,gesaneerd werden ;– experiment met betrekking tot de berging vangiftig slib van de Marque ;– bouw van RWZI Watou (rioolwaterzuiveringsinstallatie)en aansluiting van het Franse Houtkercqueter sanering van de Heidebeek. Overhet Franse gedeelte van dit tweelingproject,namelijk de RWZI Steenvoorde, wordt momenteeleen studie uitgevoerd ;– aansluiting van een aantal woningen (totaal ca.50 inwoners) op Belgisch grondgebied op delagunes van Oost-Cappel ; aanleg van rietveld inBeveren-IJzer en lagunes in Oost-Cappel.Vraag nr. 334van 2 juli 1997van mevrouw GERDA RASKINWegwerpluiers – PreventieVoor gezinnen met kleine peuters maakt de hoeveelheidwegwerpluiers een belangrijk deel uit vanhet niet-recycleerbare afval. Een project om, insamenwerking tussen een wegwerpluierfabrikanten de composteringsinstallatie van Grimbergen,wegwerpluiers met het composteerbare afval teverwerken, werd stopgezet omdat de plastic delenniet konden worden afgezonderd.Intussen moedigen een aantal personen en ookafdelingen van de Bond van Grote en Jonge Gezinnenhet gebruik van herbruikbare katoenen luiersaan. Het gaat hier evenwel niet om een systematischeaanpak in het <strong>Vlaams</strong> Gewest. Ook blijkenheel wat moeders niet op de hoogte te zijn van hetgebruik van katoenen luiers.1. Worden er sensibiliseringscampagnes gevoerdvia kraamklinieken en artsen om het gebruikvan katoenen luiers aan te moedigen ?2. Zijn er initiatieven om de onthaalmoeders encrèches over het gebruik ervan voor te lichtenen, middels een gestructureerde aanpak, hetgebruik van katoenen luiers te promoten ?


-37- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997AntwoordHet Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen1997-2001 dat door de <strong>Vlaams</strong>e regering op 1 juli1997 werd goedgekeurd, bevat acties in verbandmet de preventie van wegwerpluiers, onder meermet het oog op het gebruik van totaal composteerbareluiers (materiaalkeuze) of van bijvoorbeeldkatoenen luiers.Het is aan de producenten om initiatieven voor depreventie van wegwerpluiers uit te werken. In verbandmet deze initiatieven is er een overleg met deproducenten van wegwerpluiers gepland.Vraag nr. 339van 8 juli 1997van mevrouw GERDA RASKINArbeidsmarktbehoeften – InformaticiBlijkens informatie van een aantal bedrijvenbestaat er op dit ogenblik een grote behoefte aaninformatici. Ongetwijfeld is er een groot aantalwerklozen op graduaats- of universitair niveau datde intrinsieke vaardigheden bezit om, mits de nodigebijscholing, aan deze vraag te voldoen.Voor een aantal bedrijfsbehoeften levert de VDABmomenteel inspanningen om op deze vraag in tespelen, maar ze volstaan geenszins.Bijkomend element is dat, door gebrek aan gekwalificeerdeinformatici, bedrijven bepaalde vernieuwingenniet of met vertraging kunnen doorvoeren,met de nodige concurrentiële en economischegevolgen.1. Bestaan er bepaalde instrumenten die het de<strong>Vlaams</strong>e overheid mogelijk maken in dergelijkespecifieke situaties tijdig de nodige beslissingente nemen op het vlak van onderwijs en bijscholingen zo ja, welke ?Kan de minister aangeven wat daarvan de resultatenwaren ?2. Op welke wijze komt de overheid tegemoet aanhet probleem dat op dit ogenblik rijst, in casuwat de vorming betreft van geschoolde informaticivia de VDAB of avond- en weekendonderwijs?AntwoordOp basis van vacatureanalyses door de arbeidsbemiddeling,waaruit bleek dat informatici schaarswerden en dit beroep als knelpuntberoep diendete worden gedefinieerd, werd bij de besluitvorminginzake de planning van de VDAB-beroepsopleidingvoor 1997 bijzondere aandacht besteed aandeze evolutie op de arbeidsmarkt.Om aan dit kwantitatief en kwalitatief tekort aanarbeidskrachten tegemoet te komen, heeft hetVDAB-beheerscomité in de zitting van 20 december1996 een aantal maatregelen goedgekeurd,onder meer inzake bijkomende financiële middelen(10 miljoen).In verband met het kwalitatief aspect werd eenexpertteam opgericht, bestaande uit externe eninterne specialisten, teneinde de opleidingsprogramma'saan te passen aan de gewijzigde functieprofielen.De beslissing van het beheerscomité en de adviezenvan het expertteam hebben geleid tot volgendemaatregelen :1. naar de werkzoekenden toe– het aantal opleidingen tot informaticus datmet eigen personeel wordt georganiseerd,werd verdubbeld ;– het opleidingsprogramma en de daarbijhorende cursussen werden op basis van deadviezen van het expertteam aangepast ofopgesteld, het personeel werd opgeleid ;– het aantal samenwerkingsverbanden metcomputerconstructeurs en softwarehuizenwerd gevoelig opgedreven en neemt nogsteeds uitbreiding ;– voor "informaticus op grote systemen" werdde mogelijkheid van een indivuduele opleidingin een technische school (IBT)gecreëerd ;– in het licht van de problematiek rond hetjaar "2000" worden zowel met eigen personeelals met medewerkende partners specifiekemodules georganiseerd ;2. naar de werknemers toe– hoofdzakelijk in het licht van de programmatieaanpassingenmet het oog op 2000 wordtde korte, modulaire zaterdagopleiding Cobolopnieuw op 5 plaatsen geprogrammeerd inhet najaar.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -38-Vraag nr. 342van 8 juli 1997van de heer DIDIER RAMOUDTVDAB Werkinformatiesysteem – WerkgelegenheidseffectNavraag bij de <strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddeling(VDAB) omtrent de resultaten van hetraadplegen van het Werkinformatiesysteem (WIS)naar effectieve tewerkstelling toe, leverde als antwoordop dat de VDAB hierop geen zicht heeft.De VDAB stelt dat hij daaromtrent niet over gegevensbeschikt, ook niet wat zijn eigen terminalsbetreft.1. Is het correct dat de VDAB niet over gegevensbeschikt omtrent het effect van het WIS optewerkstelling ?Wat is de reden hiervan ?2. Heeft de minister reeds maatregelen genomenom dergelijke gegevens door de VDAB te latenverzamelen, zodat een evaluatie van het effectvan het WIS op effectieve tewerkstelling mogelijkwordt ?Zo neen, waarom niet ?Zo ja, welke maatregelen ?AntwoordHet is niet correct te stellen dat de VDAB overgeen gegevens beschikt omtrent het effect van WISop de tewerkstelling.De rechtstreekse impact van WIS op de tewerkstellingkan worden gemeten via parameters die maandelijksbeschikbaar zijn binnen de VDAB :– het aantal WIS-terminals en het aantal aanbiedersvan WIS ;– het totale aantal gebruikers van WIS, zowelingeschreven als niet-ingeschreven werkzoekenden;– het aantal raadplegingen van vacatures via deWIS-terminal ;– het totale aantal vacatures ontvangen door deVDAB ;– de vervullingsgraad van de ontvangen vacatures;– tabel herkomst sollicitatie bij vervulling van devacature :vervulling vacature via WIS zonder tussenkomstVDAB,vervulling vacature via WIS na verwijzing doorde VDAB.In Vlaanderen staan 385 terminals opgesteld inVDAB-locaties en bij partners (gemeenten, bibliotheken,culturele centra en andere publiektoegankelijkeplaatsen bij diverse partners).De VDAB heeft ook samenwerkingsverbandenafgesloten voor de verspreiding van WIS via andereprivate en publieke netwerken.Het totaalaantal WIS-gebruikers bedroeg in 19961.958.263, waarvan 1.642.419 specifiek voor devacatureraadpleging. Zij waren goed voor43.628.641 vacatureconsultaties. Hierin zijn 135.114Internetsessies inbegrepen, die goed waren voor1.047.321 vacatureconsultaties. Ongeveer 15 % vande WIS-gebruikers is niet ingeschreven bij deVDAB.De VDAB ontving in 1996 110.448 vacatures,100.676 vacatures werden afgehandeld. Voor 74 %van de gesignaleerde vacatures werd een geschiktekandidaat gevonden door bemiddeling via deVDAB. De impact van WIS op deze cijfers kanworden afgelezen uit onderstaande tabel die geactualiseerdis tot juni 1997. Deze tabel wordt verkregenvia een permanente bevraging door de VDABconsulentenbij de kennisgeving van vervulling vande vacature. Daar de werkgevers niet altijd bereidzijn om hun medewerking te verlenen aan dezeenquête, zijn de aangehaalde cijfers steeds eenonderschatting ten opzichte van de reële resultaten.– Sollicitatie zonder tussenkomst consulent = dewerkzoekende neemt een outprint van WISvacatureen contacteert rechtstreeks de werkgever.– Sollicitatie na verwijzing consulent VDAB = dewerkzoekende neemt een outprint van de WISvacatureen contacteert eerst de VDAB omredenen zoals :het is een gesloten vacature waarbij de naam enhet adres van het bedrijf niet zijn vermeld ;de werkzoekende wenst meer achtergrondinformatieomtrent het bedrijf.


-39- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Invloed van WIS op het vervullen van vacatures door VDAB (alle circuits)Vacatures vervuld via WISMaand Totaalaantal Sollicitatie Sollicitatie Totaal Vervuld via WIS/vacatures zonder tussen- na verwijzing via WIS totaal vervuldvervuld door komst consulent door consulent VDABVDAB VDAB VDABjanuari 1996 5.489 1.683 767 2.450 44,6 %februari 1996 5.424 1.258 856 2.114 39,0 %maart 1996 6.863 2.197 1.016 3.213 46,8 %april 1996 6.821 2.002 1.099 3.101 45,5 %mei 1996 6.116 1.866 883 2.749 44,9 %juni 1996 7.696 2.774 1.004 3.778 49,1 %juli 1996 7.152 2.733 730 3.463 48,4 %augustus 1996 6.760 2.338 645 2.983 44,1 %september 1996 9.578 2.649 1.262 3.911 40,8 %oktober 1996 8.705 2.705 1.396 4.101 47,1 %november 1996 6.832 1.880 1.057 2.937 43,0 %december 1996 5.405 1.758 926 2.684 49,7 %januari 1997 6.526 2.035 1.087 3.122 47,8 %februari 1997 6.915 2.325 1.081 3.406 49,3 %maart 1997 7.879 2.430 1.404 3.834 48,7 %april 1997 8.264 2.846 1.295 4.141 50,1 %mei 1997 6.768 2.423 982 3.405 50,3 %juni 1997 8.790 3.439 1.199 4.638 52,8 %Voor het jaar 1996 werden 82.841 vacatures vervulddoor de VDAB, waarvan 37.184 door WIS(44,8 %) ; voor 1997 (tot en met juni 1997) werden45.142 vacatures vervuld door de VDAB, waarvan22.546 door WIS (49,9 %). Meer en meer vacaturesworden door het laagdrempelig en interactief WISsysteemen door een versterkt actief sollicitatiegedragvan de werkzoekenden "automatisch" vervuld.Hierdoor kunnen de VDAB-consulenten eenmeer intensieve begeleiding opzetten voor moeilijkerinvulbare vacatures en voor werkzoekendenuit de risicogroepen. Uit een recente studie van hetHIVA (Hoger Instituut voor de Arbeid) en uit dewerkzoekendenenquête van de VDAB blijkt trouwensde complementariteit van het WIS-systeemmet de activiteiten van de VDAB-consulent : WISwordt vooral geraadpleegd door jongeren, hooggeschooldenen bedienden, terwijl het persoonlijkcontact met de consulent veeleer wordt gebruiktdoor ouderen, laaggeschoolden en arbeiders.Het nettovervullingseffect van WIS kan niet wordenonderscheiden van de evolutie van de economischeconjunctuur, maar uit bovenstaande cijfersblijkt de groeiende impact van WIS op het totaalgebeurenvan de tewerkstelling. Sinds begin 1996 ishet totaalaantal vacatures dat wordt verspreid viaWIS sterk toegenomen, in die mate dat het de conjunctuurstijgingsterk overstijgt (een stijging van17 % in 1996 ; het aantal vervulde werkaanbiedingenkende nog een hoger stijgingspercentage,namelijk 24 %). Het toegenomen marktbereik enmarktaandeel geeft aan dat er een toenemend vertrouwenvan de werkgevers is in de dienstverleningvan de VDAB. Dit heeft ongetwijfeld ook temaken met de inspanningen die de VDAB heeftgeleverd om een maximale openheid van dearbeidsmarkt na te streven en samenwerkingsverbandenaan te gaan met partners zoals interimkantorenen wervings- en selectiebureaus.Via WIS bereikt VDAB jaarlijks een grotere groepwerkzoekenden (ook de niet-ingeschrevenen),zoals kan worden afgeleid uit de stijgendegebruikscijfers (een stijging van 30 % voor 1996ten opzichte van 1995).


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -40-Uit bovenstaande cijfergegevens en tabel blijkt datde VDAB wel degelijk over voldoende gegevensbeschikt om het positief effect van WIS op detewerkstelling te kunnen inschatten : dit positiefeffect is meetbaar aan het gestegen aantal door deVDAB behandelde vacatures, actiever sollicitatiegedragvan de werkzoekenden en de hoge tevredenheidsgraadbij zowel werkgevers als werkzoekenden.Het is vermeldenswaard dat Vlaanderen zich in ditopzicht binnen Europa positief heeft onderscheidenin het recente rapport van een OESO-doorlichting(Organisatie voor Economische Samenwerkingen Ontwikkeling) over het werkgelegenheidsbeleiden openbare arbeidsbemiddeling,waarin herhaaldelijk wordt gewezen op de VDABinnovatiesinzake open-end-systemen en de positieveeffecten hiervan.Vraag nr. 355van 14 juli 1997van de heer JOS GEYSELSDepartement – AdvocatenOmtrent de raadpleging van advocaten door de<strong>Vlaams</strong>e regering wil ik graag per minister en perdepartement een reeks vragen stellen.1. Hoeveel rechtsgedingen zijn hangende voor hetdepartement van de minister ?2. Hoeveel bedraagt het gemiddelde ereloon perrechtsgeding voor het departement ?3. Wordt er in het departement van de ministergewerkt met individuele aanstellingen perrechtsgeding, of zijn er vaste afspraken metbepaalde advocaten of advocatenbureaus ?4. Zijn er bij de advocaten die optreden voor hetdepartement van de minister ook <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordigers, leden van de Kamervan Volksvertegenwoordigers, senatoren, ledenvan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad ?N.B. :AntwoordDeze vraag werd gesteld aan alle ministers.Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Luc Van den Brande, minister-presidentvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister vanBuitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden,Wetenschap en Technologie.Vraag nr. 360van 14 juli 1997van de heer FELIX STRACKX<strong>Vlaams</strong>e Maatschappij voor Watervoorziening –Benoeming bestuurderOnlangs werd door de <strong>Vlaams</strong>e regering in opvolgingvan de heer Paul Devlies, de heer Carl Devliesaangesteld als bestuurder van de <strong>Vlaams</strong>e Maatschappijvoor watervoorziening (VMW).1. Wordt bij de <strong>Vlaams</strong>e Maatschappij voor Watervoorzieninghet systeem van erfopvolginggehanteerd ?2. Zo niet, werden de vacatures voor dergelijkefuncties aan het publiek bekendgemaakt ? Viawelke kanalen ?3. Hoeveel kandidaten waren er voor deze functie ?4. Op basis van welke objectieve criteria wordteen bestuurder uitverkoren ?5. Wat is de bezoldiging van een bestuurder vande <strong>Vlaams</strong>e Maatschappij voor Watervoorziening?Antwoord1. Artikel 13 van het decreet van 28 juni 1983 houdendeoprichting van de <strong>Vlaams</strong>e Maatschappijvoor Watervoorziening bepaalt dat de voorzitteren de helft van de leden van de raad vanbestuur worden benoemd door de <strong>Vlaams</strong>eregering, terwijl de andere helft van de ledenwordt benoemd door de algemene vergaderingvan de aandeelhouders, met uitsluiting van het<strong>Vlaams</strong> Gewest.De heer Carl Devlies werd benoemd totbestuurder bij beslissing van de <strong>Vlaams</strong>e regeringvan 10 juni 1997, met toepassing van deartikelen 12 en 13 van de statuten van de<strong>Vlaams</strong>e Maatschappij voor Watervoorziening.Deze artikelen luiden als volgt :"Artikel 12§ 1. De Maatschappij wordt bestuurd door eenraad van bestuur bestaande uit elf leden,onder wie de voorzitter.


-41- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997De voorzitter en vijf leden worden benoemdvoor de <strong>Vlaams</strong>e Executieve.De vijf overige leden worden op voordrachtvan de regionale comités benoemd door dealgemene vergadering van vennoten, metuitsluiting van het <strong>Vlaams</strong>e Gewest.Van die leden moet ten minste :– één lid op voordracht van het regionalecomité van West-Vlaanderen ;– één lid op voordracht van het regionalecomité van Oost-Vlaanderen ;– één lid op voordracht van het regionalecomité van <strong>Vlaams</strong>-Brabant ;– één lid op voordracht van het regionalecomité van Limburg aangesteld worden.Voor het vijfde lid bepaalt de raad vanbestuur, rekening houdend met een geografischespreiding van de bestuurders, welkregionaal comité de voordracht kan doen.Deze voordracht is evenwel niet vereistvoor de benoeming van de bestuurdersdoor de buitengewone algemene vergadering,bedoeld in artikel 49.§ 2. Het lidmaatschap van de Kamer van Volksvertegenwoordigers,de Senaat of de<strong>Vlaams</strong>e Raad kan niet verenigd wordenmet een opdracht als voorzitter of bestuurderbij de Maatschappij.Artikel 13§ 1. De voorzitter wordt benoemd voor vijf jaar.Zijn opdracht kan tweemaal hernieuwdworden.§ 2. De eerste keer tijdens de tweede gewonealgemene vergadering, en nadien om hetjaar, verklaren een bestuurder benoemddoor de <strong>Vlaams</strong>e Executieve, en een bestuurderbenoemd door de algemene vergadering,hun opdracht vacant. De volgordevan aftreden van alle leden van de raad vanbestuur, wordt tijdens de eerste gewonealgemene vergadering bij loting bepaald.Vervolgens worden de bestuurders voor vijfjaar benoemd. De opdracht van de bestuurderskan tweemaal hernieuwd worden.§ 3. Wanneer een opdracht van bestuurder diedoor de <strong>Vlaams</strong>e Executieve aangesteldwordt, voor het verstrijken van de normaletermijn vrijkomt, moet binnen twee maanddoor de <strong>Vlaams</strong>e Executieve een vervangeraangesteld worden. Wanneer een opdrachtvan bestuurder die door de algemene vergaderingaangesteld wordt, voor het verstrijkenvan de normale termijn vrijkomt,wordt tijdens de eerstvolgende algemenevergadering een vervanger aangesteld. Denieuw benoemde bestuurder is aangesteldvoor de mandaatsperiode van de bestuurderdie hij vervangt."2 en 3. De vacatures voor functies van bestuurderbij de <strong>Vlaams</strong>e Maatschappij voor Watervoorzieningworden niet aan het publiek bekendgemaakt.Voorde bedoelde opvolging werd slechtsde kandidatuur van de heer Carl Devlies ontvangen.4. Enkel de criteria vermeld in de VMW-statutenzijn van toepassing.5. Een bestuurder bij de <strong>Vlaams</strong>e Maatschappijvoor Watervoorziening ontvangt het presentiegeldvastgesteld door de <strong>Vlaams</strong>e regering bijbesluiten van 27 januari 1988 en 13 juli 1988. Ditpresentiegeld wordt tweejaarlijks geïndexeerden bedraagt momenteel 2.390 frank per zitting.WIVINA DEMEESTER-DE MEYERVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> FINANCI<strong>EN</strong>, BEGROTING <strong>EN</strong>GEZONDHEIDSBELEIDVraag nr. 99van 12 juni 1997van de heer CHRISTIAN <strong>VAN</strong> EYK<strong>EN</strong>Diensten voor gemeenten met speciale taalregeling– OrganisatieDe gewone wet tot hervorming van de instellingenvan 9 augustus 1980 bepaalt in haar artikel 38 datop de gecentraliseerde en gedecentraliseerde dienstenvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, van de Fransegemeenschapsexecutieve en van de Waalse gewestexecutievewaarvan de werkkring uitsluitendgemeenten met een speciale taalregeling uit eenzelfdetaalgebied omvat, de taalregeling van toepassingis die door de gecoördineerde wetten ophet gebruik van de talen in bestuurszaken is opgelegdaan de plaatselijke diensten van die gemeenten.Krachtens artikel 39 zijn dezelfde diensten waarvande werkkring zowel gemeenten zonder specia-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -42-le taalregeling als gemeenten met een speciale taalregelinguit eenzelfde taalgebied omvat, onderworpenaan een gelijkaardig regime zoals bedoeld inartikel 38.Kan de minister mij, voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest ende <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap en in het bijzonder voorde departementen die onder haar bevoegdheid vallen(ten minste voor de administratie Gezondheidszorg,voor het <strong>Vlaams</strong> Infrastructuurfondsvoor Persoonsgebonden Aangelegenheden, ...) enwaartoe een Franstalige uit een faciliteitengemeentezich eventueel zou kunnen richten, volgendeinlichtingen verstrekken ?1. Hoeveel ambtenaren en in welke graad, bestuurper bestuur en dienst per dienst, zijn voor deFranstaligen in gemeenten met een speciaaltaalregime belast met :– het onthaal in het Frans,– de behandeling van hun dossier in het Frans ?2. Welke procedure wordt gevolgd en welk typetaalexamen moeten de ambtenaren afleggen omhun beheersing van de Franse taal te bewijzen ?3. Kan de minister mij bovendien verzekeren datzij erop toeziet dat de wettelijke bepalingen correctworden toegepast ?N.B. :AntwoordEen gelijkaardige vraag werd gesteld aande heer Luc Van den Brande, minister-presidentvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong>minister van Buitenlands Beleid, EuropeseAangelegenheden, Wetenschap en Technologie; aan de heer Theo Kelchtermans,<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Tewerkstelling; aan de heer Eddy Baldewijns,<strong>Vlaams</strong> minister van Openbare Werken,Vervoer en Ruimtelijke Ordening ; aan deheer Eric Van Rompuy, <strong>Vlaams</strong> ministervan Economie, KMO, Landbouw en Media ;aan de heer Leo Peeters, <strong>Vlaams</strong> ministervan Binnenlandse Aangelegenheden, StedelijkBeleid en Huisvesting en aan de heerLuc Martens, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur,Gezin en Welzijn.Gelet op de bevoegdheidsverdeling in de schootvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, nodig ik de <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordiger uit zijn vraag te stellenaan de <strong>Vlaams</strong>e minister bevoegd voor Ambtenarenzaken.Vraag nr. 100van 19 juni 1997van de heer BART <strong>VAN</strong>D<strong>EN</strong>DRIESSCHEAanvullende erkenningsnormen ziekenhuizen –Onderlinge afstandHet koninklijk besluit (KB) van 30 januari 1989houdende vaststelling van aanvullende erkenningsnormenvan ziekenhuizen bevat geen bepalingen inverband met de wijze van berekening van deafstand tussen twee ziekenhuizen.In de praktijk ontstaan onduidelijke situaties.1. Welke meettechniek wordt toegepast om deafstand tussen twee ziekenhuizen te bepalen ?2. Wordt bij de bepaling van ziekenhuisingang totziekenhuisingang rekening gehouden met deafstand langs de openbare weg met inachtnemingvan de geldende verkeersregels ?Zo ja, hoe ?3. Dient als bewijs steeds een deurwaardersexplootte worden ingediend ?AntwoordIn het KB van 30 januari 1989 houdende vaststellingvan de aanvullende erkenningsnormen vanziekenhuizen staat geen precisering hoe de afstandtussen twee ziekenhuizen moet worden berekend.Het behoort tot de bevoegdheid van de gemeenschappenom dit te interpreteren.De meettechniek die vandaag wordt gebruikt is dievan het "Boek der wettelijke afstanden".Dit criterium geniet nog steeds de voorkeur omverschillende redenen.Vooreerst werd dit ook in het verleden gebruikt enwerd het aangenomen door de Beroepscommissie,ingesteld bij artikel 76 van de wet op de ziekenhuizen,als verantwoord en algemeen gebruikt en aanvaard.Het biedt eveneens de meeste rechtszekerheid. Decijfers liggen vast door de tijd heen en kunnen nietworden gemanipuleerd of betwist.Anderzijds kan wel worden gesteld dat niet deafstand op zich, maar wel de reistijden en de


-43- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997geografische bereikbaarheid van voorzieningenbelangrijk zijn.De wegeninfrastructuur, de verkeersregels en deverkeerscongestie zijn hiervoor in belangrijke matebepalend, maar zij zijn moeilijk eenduidig en vaststaandte determineren en zijn onderhevig aan wijzigingen,zodat deze basis geen of alleszins minderrechtszekerheid biedt.Vraag nr. 103van 24 juni 1997van de heer JAN CAUBERGSSt.-Franciscusziekenhuis Heusden-Zolder – MortuariumbeheerHet Sint-Franciscusziekenhuis in Heusden-Zolderbesteedt de uitbating van het mortuarium uit aanderden. Zelfs als de overledene niet eens in hetmortuarium is geweest, wordt 3.000 frank kostenaangerekend. De uitbater van het mortuarium inhet ziekenhuis zou de kosten enkel kwijtscheldenals hij zelf de begrafenis mag doen.Er zijn mensen die weigeren te betalen omdat zeniet begrijpen waarom een onbekende onderneminghen kosten aanrekent. Het ziekenhuis int derhalvezelf het bedrag voor elke overledene, zonderde familie te contacteren, en stort het bedrag dooraan de privé-uitbater (Het Belang van Limburg, 10juni 1997).1. Is het gebruikelijk en toegestaan dat ziekenhuizenhun mortuarium uitbesteden aan derden ?2. Kan het betrokken ziekenhuis mortuariumkostenaanrekenen als de overledene niet eens vanhet mortuarium gebruik heeft gemaakt ?3. Als een ziekenhuis zijn mortuarium uitbesteedt,mag het dan namens de privé-uitbater zondermeer kosten vorderen om deze vervolgens aande uitbater door te storten ?4. Worden op deze manier mensen op eenonrechtmatige wijze verplicht om voor eenbepaalde begrafenisondernemer te kiezen ?5. Is deze gang van zaken acceptabel ?Antwoord1. Het is niet gebruikelijk dat de uitbating van eenmortuarium aan derden (in dit geval begrafenisondernemers)wordt uitbesteed, maar het wordttoegestaan.2. De kosten voor het mortuarium zijn begrepenin deel B1 van de ligdagprijs.De eerste 24 uur na het overlijden dient depatiënt in het ziekenhuis te blijven, zodat deambtenaar van burgerlijke stand zich van hetoverlijden kan komen vergewissen. Voor de eerstenazorg kunnen geen extra kosten wordenaangerekend, aangezien dit in de verpleegdagprijsreeds verrekend is, met uitzondering vande kosten van lijkzakken.De daaropvolgende dag dient de overledene teworden verplaatst naar een mortuarium. Defamilie kan hiervoor een begrafenisondernemernaar keuze inschakelen, die dan de verdere zorgvoor de overledene op zich neemt, zorgt voormogelijkheid tot begroeting van het lijk, voorbereidingvan de begrafenisceremonie enopvang van familie. Het mortuarium kan onderdeelvan het ziekenhuis zijn, maar de instellingkan ook een overeenkomst afsluiten met eenextern mortuarium.Voor het verblijf in het mortuarium vanaf dedag na het overlijden kunnen wel extra kostenworden aangerekend. Hiermee wordt meestaleen vast bedrag per dag bedoeld.3. Als een ziekenhuis zijn mortuarium aan eenprivé-uitbater uitbesteedt, kan het ziekenhuiskosten voor het mortuarium vorderen, met uitzonderingvan de eerste dag, en doorstorten aande uitbater.4. De betrokken instelling legt bij overlijden vaneen patiënt aan de familie een informatief documentter ondertekening voor. Hierop staat eenvoorstel tot keuze van een bepaalde begrafenisondernemer.Als de familieleden dit documentniet ondertekenen, kunnen zij een begrafenisondernemernaar keuze vragen.Op dergelijke ogenblikken zijn de familieledenniet in staat om hierover op een kritischemanier na te denken, gezien de emotionelegeladenheid van een overlijden.Veel hangt ook af van de manier van informerenen de tijd die hiervoor wordt uitgetrokken.De instelling is naar aanleiding van de geuiteklachten van plan volgend voorjaar een soort"offerte" uit te schrijven voor alle betrokkenondernemers van de regio. Op dit ogenblik is


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -44-het volgens de directie al mogelijk dat anderebegrafenisondernemers gebruikmaken van hetmortuarium van het ziekenhuis.5. De vrije keuze van de burger moet steeds wordengewaarborgd. Dit geldt ook voor de keuzevan begrafenisondernemer voor een overledenfamilielid.Vraag nr. 109van 3 juli 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Regeringsbesluit ziekenhuiserkenning – "Geneesheer”Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 18 februari1997 tot vaststelling van de procedure voor deerkenning en de sluiting van ziekenhuizen, ziekenhuisdiensten,onderdelen van ziekenhuizen ensamenwerkingsvormen (Belgisch Staatsblad 17 mei1997, blz. 12.369) vermeldt in artikel 3, § 2, 3° de"lijst van de geneesheren".1. Waarom werd hier niet de gangbare titel "arts"gebruikt, die daarenboven meer "gelijke kansen"inhoudt ?2. Wordt het gebruik van seksegebonden benamingenin de regelgeving van de <strong>Vlaams</strong>e overheidsystematisch bewaakt ? Wie is hiervoorverantwoordelijk ?Antwoord1. In het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 18februari 1997 tot vaststelling van de procedurevoor de erkenning en de sluiting van ziekenhuizen,ziekenhuisdiensten, onderdelen van ziekenhuizenen samenwerkingsvormen wordt in artikel3, § 2, 3° inderdaad gesproken over de "lijstvan geneesheren".Het gebruik van de term "geneesheer" in hetbesluit is wellicht – onbewust – geïnspireerdvanuit het bestaande jargon in de ziekenhuiswerelden, bijgevolg, in de ziekenhuiswetgeving.Zo bijvoorbeeld is de benaming "hoofdgeneesheer"sterk ingeburgerd, terwijl men anderzijdsover "huisarts" spreekt. De in het besluit gehanteerdeterminologie sluit met andere woordenaan bij een bestaande taalcultuur en beoogtgeenszins een bepaalde seksegebonden benamingte promoten.Ik deel evenwel ten volle de bekommernis vande <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger voor hetgebruik van een terminologie die meer oogheeft voor de gelijkheid tussen mannen en vrouwen.Ik ben dan ook geneigd te denken dat hetargument van het "aansluiten bij de bestaandetaalcultuur" niet afdoende is. Het is overigenszeer de vraag in welke mate de bestaande taalcultuurnog aansluit bij de realiteit van de huidigemedische praktijk. Het kan niet worden ontkenddat het artsenkorps in toenemende matevervrouwelijkt. Cijfers bewijzen dit. Volgens demeest recente gegevens bestaat bijna 24 % vanhet artsenkorps (huisartsen en specialisten) uitvrouwen. In 1990 was dit nog maar 17 %. Dezetendens tot feminisering zal zich de komendejaren overigens nog sterker doorzetten, vermitshet aantal vrouwelijke studenten geneeskundehoger ligt dan het aantal mannelijke. De slaagcijfersvan de eerste toelatingsproef voor studentengeneeskunde die in juli 1997 werd georganiseerd,kunnen we in dit verband zeker nietonvermeld laten. Van de 680 geslaagden zijn er264 jongens (39 %) en 416 meisjes (61 %). Alleswijst er dus op dat de term "geneesheer" inderdaadbinnen afzienbare tijd een hopeloos achterhaaldanachronisme zal worden.In het licht van deze bevindingen is het zeker teverdedigen om ons – ook in de wetgeving –een meer pro-actieve taalcultuur eigen temaken. Het systematisch gebruik van hetgeslachtsneutrale woord "arts" in plaats van"geneesheer" lijkt me daartoe een eerstebelangrijke stap.Ik meld de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerdat ik – in de lijn van deze redenering – ookhet idee niet ongenegen ben om in de toekomstde term "geneesvrouw" ingang te laten vinden.En waarom niet "vroedman" ..., al maakt demanifeste ondervertegenwoordiging van demannen in dit mooie beroep deze optie vooralsnogte weinig "evidence based".2. Binnen het ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapwaken zowel de dienst Gelijke Kansen inVlaanderen als de emancipatieambtenaar overgelijke kansen voor mannen en vrouwen. Overeenkomstigeen advies van de NederlandseTaalunie en het actieplan van de InterdepartementaleCommissie Gelijke Kansen, bewaaktde cel Taaladvies van het departement Coördinatiebij taal- en legistiek advies het genderperspectiefin teksten. Uiteraard zijn ook dezediensten nooit te oud om (bij) te leren.


-45- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Vraag nr. 110van 8 juli 1997van mevrouw YOLANDE AVONTROODTHepatitis B-preventie – Rol van de huisartsenUit het protocolakkoord van mei 1996 tussen defederale regering en de gemeenschappen over depreventieve vaccinatie tegen hepatitis B (BelgischStaatsblad van 22 april 1997) blijkt dat er geen rolis weggelegd voor de huisartsen. Enkel hetMedisch Schooltoezicht en Kind en Gezin krijgeneen rol toebedeeld.In antwoord op een mondelinge vraag in de CommissieWelzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag26 juni 1996, stelde de minister echter dat dehuisartsen met betrekking tot de vaccinatie tegenhepatitis B hun preventieve rol (naast het MedischSchooltoezicht en Kind en Gezin) kunnen blijvenvervullen. Bovendien zullen "de artsen van degezondheidsinspectie bepalen welke de risicogroepenzijn waarvoor de huisartsen gratis vaccins terbeschikking zullen krijgen." (Handelingen nr. 1 van23 september 1996, blz. 21 – red.).1. Heeft de minister maatregelen genomen omeen nieuw protocolakkoord af te sluiten waarinwordt vermeld dat de huisarts de vaccins gratiskan verkrijgen via de provinciale gezondheidsinspectievan de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap ?2. Werden de risicogroepen – waarvoor de artsengratis vaccins ter beschikking krijgen – reedsbepaald door de artsen van de gezondheidsinspectie?AntwoordHet standpunt van de <strong>Vlaams</strong> volksvertegenwoordiger,met name dat er in het protocolakkoordbetreffende de preventie tegen hepatitis B geen rolis weggelegd voor de huisarts, kan ik niet volgen.De twee belangrijkste elementen van het protocolakkoordzijn :– dat de campagne zich tot twee leeftijdsgroepenricht : de zuigelingen en de adolescenten ;– dat de federale overheid de kosten voor de aanschafvan het vaccin op zich neemt, terwijl deverdeling gebeurt onder de verantwoordelijkheidvan de gemeenschappen, dit door debemiddeling van Kind en Gezin en van hetMedisch Schooltoezicht (MST).De mogelijkheid van verdeling via de gezondheidsinspectienaar de huisartsen toe is reeds lang eenverworven toezegging van federaal minister MagdaDe Galan. De huisarts is hierbij dus geenszins uitgesloten.Voorwaarde is evenwel dat wij, als verantwoordelijkevoor de verdeling van het vaccin, overeen sluitend systeem beschikken, zodat het vaccindat de federale overheid aankoopt wel degelijk enuitsluitend voor die leeftijdsgroepen wordtgebruikt. Mijn administratie werkt thans aan eensysteem dat misbruiken op dit vlak moet kunnenvoorkomen.Met betrekking tot de risicogroepen waarvoor degezondheidsinspecteur het vaccin gratis terbeschikking kan stellen van de arts, past de tussenkomstin de toepassing van het decreet van 5 april1995 op de profylaxe van de besmettelijke ziekten.Voor hepatitis B bestaat er volgens dit decreet eenaangifteplicht. Het is de taak van de gezondheidsinspecteurom bij een dergelijke aangifte in samenspraakmet de behandelend arts de gepaste strategiete voeren om het besmettingsgevaar rond dienieuwe besmetting in te dijken. In die context kande gezondheidsinspecteur een beperkt aantaldosissen entstof ter beschikking stellen van de arts.Het gaat dus veeleer om risicosituaties dan om risicogroepen.Op de vraag van de <strong>Vlaams</strong> volksvertegenwoordigerof ik reeds een initiatief heb genomen om eennieuw protocol af te sluiten, kan ik ontkennendantwoorden. En ik zou willen waarschuwen vooreen gevaar dat thans de goede werking van onzeinstellingen bedreigt : "protocolitis". Hiertegenbestaat geen vaccin.Vraag nr. 111van 8 juli 1997van mevrouw YOLANDE AVONTROODTHepatitis C-preventie – BeleidVia de pers werden alarmerende berichten dewereld ingestuurd inzake het aantal Belgen dat zoubesmet zijn door hepatitis C.Daar het risico op de ontwikkeling van een chronischeinfectie vaak asymptomatisch zeer groot is, iseen tijdige screening voor risicogroepen aangewezen.Hepatitis C kan leiden tot levercirrose en de ontwikkelingvan een hepato-cellulair carcinoom.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -46-1. Heeft de minister reeds initiatieven genomenom screeningsprogramma's te ondersteunenen/of te financieren teneinde de registratie vanhepatitis C te realiseren ?2. Heeft de minister nog andere maatregelengenomen om een gecoördineerd hepatitis C-beleid te voeren ? Zo ja, welke ?AntwoordDe aandacht die de media aan hepatitis C-endemiehechten is zeker verantwoord, maar hoeft daaromniet alarmerend te zijn. Laat ik eerst een aantalgegevens op een rij zetten.De ontdekking van het hepatitis C-virus (HCV) isvrij nieuw. Na de ontdekking van het Australiaantigeen in 1967, dat tot de ontdekking van hepatitisB leidde, stelde men al gauw vast dat er nogandere virale hepatitiden moesten zijn, de "non A-non B-hepatitis". Maar het was slechts in 1989 dateen HCV-besmetting kon worden opgespoord. Ditbetekent dat men vóór die datum de kiemdragersvan HCV tussen de bloeddonoren niet kon opsporen.De prevalentie van hepatitis C bij onze bevolkingis zeker niet verontrustend. Exacte cijfers hebbenwij niet, maar op basis van de prevalentiestudie vanvirale hepatitis die op aanvraag van de <strong>Vlaams</strong>eoverheid in 1993-1994 in Vlaanderen werd uitgevoerd,kan deze op 0,87 % worden geraamd. Welvermoedt men dat 70 % der geïnfecteerdenbesmettelijk blijven.Ter vergelijking : volgens de bovenvermelde prevalentiestudiezijn de cijfers voor hepatitis B : 7,4 %voor de ooit besmette personen en 0,7 % voor dekiemdragers.Deze prevalentie is, zoals voor hepatitis B, veelhoger bij de injecterende druggebruikers. Internationaalwordt zij op 70 tot 90 % geschat. Deze risicopopulatieis dus niet alleen maatschappelijk eenprobleemgroep.Niet onbelangrijk daarbij is dat, volgens een analysedoor het Wetenschappelijk Instituut voor VolksgezondheidLouis Pasteur op basis van de informatievan de Huisartsenpeilpraktijken, het aantalnieuwe infecties tussen de periode '83-'84 (op basisvan latere analyses van bewaarde stalen) en '92-'93veeleer lijkt af te nemen.Hepatitis C is een ernstige ziekte. De kans op chronischleverlijden wordt op 30 tot 60 % geschat ende kans op levercirrose op 5 tot 20 %. Dit is dusduidelijk meer dan bij hepatitis B. En, zoals de<strong>Vlaams</strong> volksvertegenwoordiger terecht stelt, ookhier bestaat de kans op primair levercarcinoom.Anderzijds is de besmettelijkheid veel lager. Dekans op seksuele transmissie is zeer laag en die vanmoeder op kind bij de geboorte praktisch nihil.Wat de vraag betreft of ik initiatieven heb genomenom een screeningsprogramma te steunen, antwoordik negatief. De reden is dat hepatitis C nietvoldoet aan een aantal belangrijke voorwaardendie moeten vervuld zijn om een veralgemeendeopsporing bij de bevolking te mogen uitvoeren.Vooreerst kan zo'n veralgemeende screening vandaagslechts door een individuele bloedafname endit is noch uit ethisch, noch uit economisch standpuntverantwoord. En een tweede voorwaarde isdat wij over een adequate behandeling zoudenmoeten beschikken om de aldus opgespoordebesmette personen te genezen, en ook die ontbreekt.Aangezien de besmettingsroute voor hepatitis Chaast uitsluitend parenteraal is, moet een preventiebeleidzich op volgende punten toespitsen :1. screening van alle bloed-, plasma- en orgaandonoren.Dat gebeurt nu systematisch ;2. binnen de geneeskundepraktijk het bannen vannaalden die herhaaldelijk kunnen wordengebruikt. Ook hier is nu het uitsluitend gebruikvan disposible materiaal de regel ;3. ten slotte blijft er de moeilijk te benaderengroep van de druggebruikers, waarbij het doorgevenvan frequent besmette naalden vaak degewoonte is.Sedert 1992 worden jaarlijks projecten gesubsidieerdwaarbij, in samenwerking met de Verenigingvoor Alkohol- en andere Drugsproblemen(VAD), initiatieven worden ontwikkeld diegedragsverandering bij deze druggebruikersbeogen, met als doel het infectiegevaar bij dezepraktijken te verminderen.Vraag nr. 113van 9 juli 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>


-47- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Centra voor geestelijke gezondheidszorg – KindermishandelingNaar aanleiding van de begrotingswijzigingen 1997worden er extra middelen uitgetrokken voor decentra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG) inhet kader van het actieplan kindermishandeling/slachtofferhulp.Belangrijk is dat de CGG's afspraken zullen moetenmaken, én onderling in de regio waar ze actiefzijn, én met andere betrokken diensten.1. In welke provincies bestaat er een provinciaaloverleg tussen de CGG's ?2. Hoeveel personeelsleden van de CGG's (in voltijdsequivalenten) staan specifiek in voor hulpverleningaan kinderen in elk bestuurlijk arrondissement?3. Worden er andere regio-omschrijvingen dan debestuurlijke arrondissementen gehanteerd bijde planning ?Antwoord1. Binnen de provinciale overlegplatforms geestelijkegezondheidszorg is er in elke provincie eensectoraal overleg van de centra voor geestelijkegezondheidszorg.2. In de tabel die als bijlage is toegevoegd, wordtper bestuurlijk arrondissement en per functiehet aantal voltijds equivalenten weergegevendat specifiek instaat voor hulpverlening aan kinderenen jeugdigen. In de kolom "Andere"staan de aanvullende functies zoals logopedieen psychologisch assistent. De cijfers zijn gebaseerdop een rondvraag die in juni 1997 bij decentra werd gehouden.3. Tot op heden werd voor het hanteren van deprogrammatienorm van 1 centrum per 50.000inwoners steeds het bestuurlijk arrondissementgehanteerd.In de omzendbrief in uitvoering van het"<strong>Vlaams</strong> actieplan kindermishandeling en kinderrechten"wordt voor de oprichting van netwerkenook het bestuurlijk arrondissementvooropgesteld. Er kunnen eventueel ookvarianten daarop door de sector worden voorgesteldindien die een bepaalde sociologischerealiteit beter aflijnen. Of dit het geval zal zijn,zal pas blijken op het ogenblik dat alle beleidsplannenzijn ingediend (eind september).Psychiater Psychiater Psycho- Maatschap- AndereZelfstandig Loon loog pelijk ass.Prov. AntwerpenArr. Antwerpen 0,21 4,36 12,36 8,25 5,62Arr. Mechelen 0,42 0,53 3,67 1,58 1,00Arr. Turnhout 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00Totaal 0,63 4,89 16,03 9,83 6,62Prov. BrabantArr. Halle-Vilvoorde 0,00 1,31 2,47 2,35 3,42Arr. Leuven 0,00 1,52 2,50 3,00 5,02Totaal 0,00 2,83 4,97 5,35 8,44Prov. LimburgArr. Hasselt 0,00 0,82 3,61 3,00 3,01Arr. Maaseik 0,00 0,58 2,66 3,50 0,00Arr. Tongeren 0,16 0,63 2,00 1,50 0,50Totaal 0,16 2,03 8,27 8,00 3,51Prov. Oost-VlaanderenArr. Aalst 0,00 0,45 3,19 0,58 0,00Arr. Dendermonde 0,20 0,84 2,91 2,10 0,90Arr. Eeklo 0,11 0,11 0,74 1,00 0,25Arr. Gent 0,00 2,05 3,56 4,76 3,99Arr. Oudenaarde 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00Arr. St.-Niklaas 0,08 0,00 2,32 1,40 0,56Totaal 0,39 3,45 12,72 9,84 5,70Prov. West-VlaanderenArr. Brugge 0,00 0,00 2,41 1,89 0,53Arr. Ieper 0,00 0,00 0,89 0,00 0,00Arr. Kortrijk 0,00 0,77 1,76 2,41 0,53Arr. Oostende 0,00 0,67 2,64 2,03 1,50Arr. Roeselare 0,00 0,00 0,69 0,30 0,00Arr. Tielt 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00Arr. Veurne 0,00 0,00 0,77 0,16 0,00Arr. Diksmuide 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00Totaal 0,00 1,44 9,16 6,79 2,56Brussel Hoofdstad 0,00 0,42 4,22 1,96 2,11Vraag nr. 121van 31 juli 1997van mevrouw NELLY MAESMaastrichtnorm – BegrotingsimplicatiesOp 19 juli 1996 werd een samenwerkingsakkoordgesloten tussen de federale regering en de gemeenschappenen gewesten met betrekking tot deschuld en de criteria van het Verdrag van Maastricht.Tegen eind 1997 wil de federale regering eenschuldratio bereiken die 10 % lager ligt dan deschuldratio van 1993 en vaardigt daartoe een koninklijkbesluit uit.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -48-1. Welke verplichtingen heeft Vlaanderen op zichgenomen ingevolge dit akkoord ?2. Welke nieuwe afspraken werden gemaakt metbetrekking tot de begroting ?3. Welke implicaties heeft dit alles voor Vlaanderen?4. Is de bijdrage van Vlaanderen evenredig met deinspanningen van de andere gewesten ?AntwoordHet samenwerkingsakkoord van 19 juli 1996 voorzietin verplichtingen die de gemeenschappen ende gewesten op zich nemen als bijdrage in de doelstellingenvan het convergentieplan.Conform dit akkoord zijn de na te streven doeleindenconform de HRF-methodologie in termen vannettofinancieringsbehoeften voor Vlaanderen :1997 : – 13,2 miljard fr.1998 : – 0,9 miljard fr.1999 : + 13,5 miljard fr.2000 : + 15,8 miljard fr.+ 18,4 (volgens actualisering 1997).Met andere woorden : de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapdient in 1999 en 2000 een substantieel overschot ophaar begroting te realiseren met het oog op deschuldstabilisatie in het jaar 2010.De doelstellingen geformuleerd in het akkoord van19 juli 1996 zijn verder van toepassing. Er werdengeen nieuwe verplichtingen aangegaan in 1997.De implicaties voor Vlaanderen van het akkoordvan 1996 zijn dat op een geprogrammeerde manierde begroting dient te evolueren met het oog opschuldstabilisatie en het vermijden van een rentesneeuwbal.Het gevolg hiervan is dat de beleidsmogelijkhedenvan de <strong>Vlaams</strong>e regering wordengevrijwaard.De <strong>Vlaams</strong>e regering heeft zichzelf twee normenopgelegd, namelijk de Meesternorm en de HRFnormconform het akkoord van 1996. De extramiddelenverhoging naar aanleiding van de herwerkingvan de financieringswet in 1993, heeft meegebrachtdat de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap een deel vande bijkomende middelen niet aanwendt voor uitgavenmaar voor schuldafbouw. In deze zin heeftVlaanderen een vrijwillige bijdrage geleverd in desanering van de globale openbare financiën. Menmag echter niet vergeten dat deze inspanning in deeerste plaats ten goede komt aan de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschap zelf, door het op termijn verzekerenvan voldoende groeimogelijkheden voor toekomstigegeneraties. Het is immers zo dat de relatiefsterke stijging van de inkomsten in de tweede helftvan de negentigerjaren na het jaar 2000 substantieellager komt te liggen. Het opgebruiken van dehuidige mogelijkheden zou meebrengen dat structureleingrepen vanaf het jaar 2000 op het niveauvan de beleidskredieten nodig zouden zijn.Omdat de <strong>Vlaams</strong>e regering reeds vanaf 1993 eenvooruitziend en langetermijnbegrotingsbeleid heeftuitgebouwd, vereiste het samenwerkingsakkoordvan 19 juli 1996 geen extra inspanningen. Sinds1994 heeft de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap trouwensgeen enkele saneringsoperatie moeten doorvoerenom budgettaire redenen. Dit is vooral, zo niet uitsluitendte danken aan de voorzichtige inkomstenramingenen de correcte uitgaveninspanningen,met inbegrip van de na- en meesleepeffecten.EDDY BALDEWIJNSVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> OP<strong>EN</strong>BARE WERK<strong>EN</strong>, VERVOER <strong>EN</strong>RUIMTELIJKE ORD<strong>EN</strong>INGVraag nr. 336van 16 mei 1997van de heer JOHAN SAUW<strong>EN</strong>SKruispunt Haagstraat/Henrylaan Dilsen-Stokkem –VeiligheidOp 5 april 1997 deed zich een verkeersongevalvoor ter hoogte van de bocht aan het kruispunt vande Haagstraat en de Burgemeester Henrylaan inRotem, deelgemeente van Dilsen-Stokkem.Op deze plaats hebben zich in de voorbije 20 jaarreeds 47 verkeersongevallen voorgedaan.1. Welke maatregelen heeft het <strong>Vlaams</strong> Gewest,eventueel in samenspraak met de gemeente Dilsen-Stokkem,reeds genomen om de verkeersveiligheidop dit gevaarlijke punt te verhogen ?2. Welke maatregelen zijn nog gepland om opdeze plaats tot een daadwerkelijk verhoogdeverkeersveiligheid te komen ?Aanvullend antwoord


-49- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997(Voorlopig antwoord : Bulletin van Vragen en Antwoordennr. 18 van 27 juni 1997, blz. 1677 – red.)1. In het verleden werden de volgende maatregelengetroffen.Signalisatiemaatregelen :– plaatsing van het gevaarsbord A1 (gevaarlijkebocht), van een bochtafbakeningsbord(visgraat) en van een dubbel verkeersknipperlicht;– aanvullende signalisatie op de algemenesnelheidsbeperking van de bebouwde komwaarbinnen de bewuste bocht gelegen is, metname :snelheidsbeperking tot 40 km/u. ter hoogtevan de bocht binnen de vroegere bebouwdekom 60 km/u. ;snelheidsremmende ribbelmarkeringen indwarsrichting op de rijstrook komende uit derichting Neeroeteren ;speciale wegmarkeringen (50 km/u., randmarkeringmet witte blikken) aan het beginvan de bebouwde kom, kant Neeroeteren ;snelheidsbeperking tot 70 km/u. vanaf 360meter vóór het begin van de bebouwde kom,kant Neeroeteren.Infrastructurele maatregelen werden uitgevoerdin het kader van de heraanleg van de doortochtRotem :– versmalde en meer haakse aansluiting van degemeenteweg Haagstraat ;– uitvoering van de fietspaden in de bocht metrode betonstraatstenen om de randen van derijbaan beter af te lijnen en zichtbaar temaken ;– uitvoering van de dwarsligging van de weg inbochtverkanting om de buitenrand van debocht beter zichtbaar te maken.2. De haakse bocht met kleine straal van 20 meteraan het kruispunt Burgemeester Henrylaan(757) / Haagstraat ligt volledig ingesloten tussende bebouwing en is hierdoor niet voor verdereverbetering vatbaar.Vanuit de richting Neeroeteren volgt deze bochtop een lang rechtlijnig wegvak, waarop zeer snelwordt gereden. Ondanks alle bovenvermeldesignalisatiemaatregelen passen sommigebestuurders hun snelheid in de bebouwde komonvoldoende aan, wat oorzaak is van de ongevallen.Ik meen dan ook dat het <strong>Vlaams</strong> Gewest alswegbeheerder voldoende inspanningen heeftgeleverd om de verkeersveiligheid te vergroten.Vraag nr. 381van 9 juni 1997van de heer FRANCIS VERMEIR<strong>EN</strong>Heraanleg N8 Brussel-Ninove – Inspraak en coördinatieDe N8 Brussel-Ninove heeft de jongste jaren veleverkeersslachtoffers gevergd. Deze hoofdverkeerswegis zeer gevaarlijk gebleken, enerzijds omdat hijeen aantal woonkernen doorsnijdt, en anderzijdsomdat vele automobilisten geneigd zijn hoge snelhedenaan te houden en plots opduikende hindemissenniet meer kunnen vermijden.De afdeling Wegen <strong>Vlaams</strong>-Brabant heeft getrachthet probleem aan te pakken door een aantal verkeerstechnischewijzigingen op het tracé aan tebrengen.Zo werd besloten een middenberm aan te leggen,wat echter blijkbaar niet naar de zin is van heel watbewoners die hun ongenoegen de jongste tijd duidelijkhebben laten merken. Zij klagen erover datweinig of geen aandacht wordt geschonken aan dezwakke weggebruiker bij de beslissing om een middenbermaan te leggen, en ook over het feit dat zijniet werden geraadpleegd.1. Bij een aantal werken die thans door het departementLeefmilieu en Infrastructuur wordenuitgevoerd, blijkt men zelden of nooit aandachtte schenken aan het oordeel van de rechtstreeksbetrokken bewoners. Het zou mijns inziens aante raden zijn vooraleer bepaalde werken aan tevatten de bevolking toe te laten zich dienaangaandeuit te spreken.Heeft de minister al maatregelen in die zingenomen ?2. Met betrekking tot de N8 en de aanleg van eenmiddenberm kan men zich afvragen waarom deafdeling Wegen <strong>Vlaams</strong>-Brabant een oplossing


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -50-verkiest die niet door de afdeling Wegen Oost-Vlaanderen in aanmerking wordt genomen.Werd bij de heraanleg van de N8 niet gestreefdnaar eenvormigheid ?3. Heeft de administratie Wegen en Verkeer bij deheraanleg van sommige gevaarlijke wegen geenandere oplossing voorgesteld dan die welke in<strong>Vlaams</strong>-Brabant de voorkeur lijkt te genieten ?Antwoord1. Omtrent de volledige heraanleg van de gewestwegN8 werd er niet alleen met de gemeentebesturen,de rijkswacht en De Lijn overleggepleegd, maar waren er eveneens besprekingenmet belangengroepen en verenigingen diezich op dit thema toespitsen, zoals "OpbouwwerkPajottenland" en "VerkeerswerkgroepMeerbeke".De administratie onderzoekt op efficiënte wijzealle individuele suggesties en bemerkingen. Hetgestructureerd overleg geschiedt weliswaar viade gemeentebesturen.2. Indien de visie van de provinciale afdelingenWegen <strong>Vlaams</strong>-Brabant en Oost-Vlaanderenover de heraanleg van de N8 enigszins verschilt,is dat door andere randvoorwaarden. De provincieOost-Vlaanderen beschikt reeds over denoodzakelijke terreinen die restanten zijn vanvroegere onteigeningen. De algemene principesinzake continuïteit in het wegbeeld worden echterwel gevolgd.3. Voor de heraanleg van de N8 werden geenandere oplossingen voorgesteld dan die welkedoor de afdeling Wegen <strong>Vlaams</strong>-Brabant werdenuitgewerkt.Verder wijs ik erop dat ik, meer algemeen, deadministratie opdracht heb gegeven om, in hetkader van de categorisering van de wegen, ontwerprichtlijnenop te stellen die uniformiteit,continuïteit en herkenbaarheid van de heraanlegplannenmoeten nastreven.Zoals ik reeds gesteld heb in mijn antwoord opschriftelijke parlementaire vraag nr. 344 van 22mei 1997 van de heer Georges Cardoen (Bulletinvan Vragen en Antwoorden nr. 18 van 27 juni1997, blz. 1685 – red.), zal ik op vraag van delokale overheden afzien van de aanleg van eenvoorlopige middenberm en opteren voor eendefinitieve en globale heraanleg van de N8.Hieruit blijkt dat het gewest wel degelijk rekeninghoudt met wat leeft bij de lokale bevolking.Vraag nr. 383van 11 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Zwerfvuilcampagne – EvaluatieIn 1993 werd er een campagne tegen zwerfvuilopgestart. Een continueren en bekendmaken vande opvolging van dergelijke acties is belangrijk.Het is veeleer zelden dat dit gebeurt. De gevolgendie aan de vastgestelde overtredingen wordengegeven, zijn helemaal niet bekend.1. Hoeveel keer werd in 1995-1996-1997 per provincieingegrepen tegen zwerfvuil ?2. Op welke plaatsen werden de overtredingen inLimburg vastgesteld ?3. Hebben de gelegitimeerde ambtenaren bij vaststellingvan de inbreuken een beroep gedaan opandere personen die bevoegd zijn voor het verbaliseren?4. Welk gevolg (vermaning, boete, ...) werd aan deovertreding gegeven ? Betekent dit extrainkomsten voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest ? Hoeveelbedraagt dit per jaar ?Antwoord1. Vastgestelde overtredingen1995 1996 1997(tot op heden)Antwerpen 2 1 0Limburg 1 – –Oost-Vlaanderen 6 – 1<strong>Vlaams</strong>-Brabant 18 15 2West-Vlaanderen 11 1 –2. De overtreding in Limburg werd vastgesteld opde N715 in Houthalen.3. De gelegitimeerde ambtenaren hebben bij vaststellingvan de inbreuk geen beroep gedaan opandere bevoegde personen.4. De opgemaakte processen-verbaal (PV) werdenovergezonden aan de bevoegde parketten van


-51- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997de procureur des konings. In één geval (dossier95) werd door de procureur des konings in Vilvoordeeen boete opgelegd van 8.354 frank.Van de overige PV's kent mijn administratiegeen verder gevolg.De inning van de boete betekent echter geenextra inkomsten voor het gewest. Wel werdennaar aanleiding van het vaststellen van overtredingendoor de overtreder volgende opruimingskostenbetaald :– 1995 : 52.665 fr.– 1996 : 44.476 fr.– 1997 : nihilVraag nr. 384van 11 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Arbeidsherverdeling bij overheidsdiensten – EvaluatieDe <strong>Vlaams</strong>e regering nam de laatste jaren heel watinitiatieven om een herverdeling van de arbeid testimuleren bij ambtenaren. Zo is er onder meer deloopbaanonderbreking, de deeltijdse arbeid, de uitstapregeling.Graag vernam ik wat het resultaat is van al dezemaatregelen bij de diensten (ministerie en openbareinstellingen) die onder de bevoegdheid van deminister vallen.1. Hoeveel mannen/vrouwen zijn in 1995-1996 opde aangeboden maatregelen ingegaan, bij de 25-35-jarigen, 35-50-jarigen en de +50-jarigen ?Hoeveel personen (m/v) kregen een job doordeze arbeidsherverdeling ?2. Gebeurde er reeds een evaluatie van de resultatenvan de verschillende initiatieven ?Zo ja, welke specifieke problemen ondervindtmen bij elk van de maatregelen ? Hoe evalueertmen de deelname van m/v bij elk van de maatregelen? Zijn er bijsturingen nodig ?N.B. : Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Luc Van den Bossche, minister vicepresidentvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> ministervan Onderwijs en Ambtenarenzaken.Vraag nr. 385van 12 juni 1997van de heer CHRISTIAN <strong>VAN</strong> EYK<strong>EN</strong>Diensten voor gemeenten met speciale taalregeling– OrganisatieZie :<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting enGezondheidsbeleidVraag nr. 99van 12 juni 1997van de heer Christian Van EykenBlz. 41AntwoordGelet op de bevoegdheidsverdeling in de schootvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, wordt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigeruitgenodigd zijn vraag te stellenaan de <strong>Vlaams</strong>e minister bevoegd voor Ambtenarenzaken.Vraag nr. 386van 12 juni 1997van de heer PIETER HUYBRECHTSN36 Gentsesteenweg/Bavikhoofsestraat – OpenstellingDe gewestweg N36 is een van de nieuwe hoofdwegenin de Zuid-West-<strong>Vlaams</strong>e regio.Het traject tussen de E17 in Belgiek (Deerlijk) ende Gentsesteenweg (N43) in Harelbeke is reedsjaren afgewerkt en in gebruik. Het tracé tussen deGentsesteenweg en de Bavikhoofsestraat in Harelbekeis reeds bijna een jaar afgewerkt, maar ligt ernog steeds ongeopend bij.Waarom werd dit tracé nog steeds niet opengesteldvoor het verkeer ?Voor wanneer is de opening gepland ?AntwoordAntwoordHet gedeelte van de N36 tussen de Gentsesteenweg(de N43) en de Bavikhoofsestraat in Harelbe-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -52-ke werd nog niet voor het verkeer opengesteldomdat de heraanleg van het gedeelte van de N36dtussen het kruispunt "de Herder" en de N50 in uitvoeringis.Voor die werken wordt het doorgaand verkeeromgelegd via de N43, de R8 en de N50.Het heeft daarom geen zin het verkeer op de N36tot aan de Bavikhoofsestraat toe te laten en hetvervolgens ter hoogte van het kruispunt "hetMolenhuis" terug naar de N43 te sturen door hetcentrum van Harelbeke.De wegenwerken op de N36d zijn voltooid. Ermoeten nog markeringswerken worden uitgevoerden de nodige signalisatie moet nog wordengeplaatst.Beide weggedeelten zullen waarschijnlijk eind julivoor het verkeer kunnen worden opengesteld.Vraag nr. 388van 19 juni 1997van de heer DIDIER RAMOUDTKusttram – FrequentieEen der steunpilaren van het proefproject van de<strong>Vlaams</strong>e Vervoermaatschappij (VVM) De Lijn inBrugge was het verhogen van de frequenties op devroegere lijnen. Aan de kust, waar de tram in devoorbije jaren steeds maar meer reizigers vervoerde,werd vanaf de zomer 1995 de frequentie met25 % verminderd tijdens de maanden juli enaugustus (drie trams per uur tussen De Panne enKnokke en drie meer in het hoogseizoen tussenNieuwpoort en Blankenberge, tegen voordien viertrams per uur tussen De Panne en Knokke en viersupplementair tijdens het hoogseizoen).Ook buiten het seizoen, wanneer er volgens dedienstregeling slechts twee trams per uur rijdentussen Knokke en De Panne, gebeurt het meer enmeer dat personeel wordt ingezet voor de voorverkoopvan vervoersbewijzen.Voorzover mij bekend genieten de trambestuurders,zoals ook het geval is voor de buschauffeurs,een loontoeslag voor hun werk in een "onemancar",waarbij ze als bestuurder ook vervoersbewijzenverkopen.1. Is de behoefte aan een frequente verbindingaan de kust anders dan in Brugge ? Zo ja, opwelke gegevens wordt hiervoor gesteund ?2. Wat is voor de maanden juli en augustus hetjaarlijkse kostendekkingspercentage van hetproefproject in Brugge voor de voorbije driejaar en wat is het kostendekkingspercentagevoor de kusttram voor diezelfde periode ?3. Wat is het aantal en de statutaire toestand vanhet personeel dat buiten het seizoen wordt ingezetvoor de voorverkoop en welk is op dat ogenblikhet aantal tramrijtuigen dat tussen DePanne en Knokke de dienst verzekert ?4. Zou het in het voordeel van de reizigers nietinteressanter zijn indien de personeelsuitgavenvoor de voorverkoop zouden worden aangewendom bijkomende trambestuurders in te zetten,zodat de frequentie kan worden verhoogden de wachttijden sterk kunnen worden verminderd? Zijn er reeds studies in die richtinggebeurd ?5. Indien de trambestuurders een loontoeslag ontvangen,zoals boven aangegeven, vermindertdie dan in evenredigheid met het aantal postenmet voorverkoop, waar de reiziger op straf vantoeslag verplicht wordt zijn vervoersbewijs aante kopen ?Antwoord1. Aan de kust ligt de behoeft aan een frequenteverbinding anders dan in Brugge. De exploitatievan de kusttram is seizoensgebonden. In juli enaugustus is de kust te vergelijken met een stadsgewesten wordt er dan ook een stadsfrequentieaangeboden, namelijk een 10- en een 20-minutenbediening. Daarbij werd de capaciteit nogvergroot door het inzetten van dubbelgeledetrams. In het voor- en naseizoen wordt de frequentievan 30 minuten aangevuld met een versterkingop Westende, zodat op het zwaarstelijnstuk een bediening om de 15 minuten wordtaangeboden. Ook in de Paasvakantie en in deweekends wordt de basisfrequentie versterkt.Op basis van cijfers van het voorbije jaar wordtvoortdurend bijgestuurd.2. Het kostendekkingspercentage van het projectin Brugge is te vergelijken met dat van een goedstadsnet en ligt momenteel rond de 40 %. Hetkostendekkingspercentage van de kusttram ligtrond de 75 % over een gans jaar en kan oplopentot meer dan 100% in de maanden juli enaugustus (deze kostendekkingspercentagesomvatten de exploitatiekosten en niet de investeringenin voertuigen en infrastructuur).


-53- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19973. Buiten het seizoen worden voor de voorverkoop22 personeelsleden ingezet met een contractvan bepaalde duur (6 maanden).De Lijn Oostende beschikt over 49 tramrijtuigendie worden ingezet volgens de hierbovenbeschreven frequentie.4. Verkoop op het voertuig brengt vertragingenmee, verhoging van de frequentie ten spijt, enleidt de aandacht af bij het besturen van hetvoertuig. Idem wat het verstrekken van inlichtingenbetreft, waaraan toeristen die niet vertrouwdzijn met het reizen met de kusttram eengrote behoefte hebben. Deze bijkomende informatiekan op een rustige manier worden gegevendoor het personeel van de voorverkoop.Tevens is het niet aangewezen tijdelijke personeelsledenin te zetten als trambestuurder ;vooral het defensief rijden met dergelijk voertuigleert men pas na een continue ervaring.5. Indien er voorverkoop wordt georganiseerd op34 haltes, dan blijven er nog ongeveer evenveelover waar de trambestuurder vervoersbewijzenmoet verkopen. De verkoop die hij op diemanier verwezenlijkt, ligt hoger op sommigestreeklijnen. Het gaat dus niet op om van eenvermindering van loontoeslag te spreken.Vraag nr. 389van 19 juni 1997van de heer DIDIER RAMOUDTEeuwfeest elektrische tram – InitiatievenZoals reeds genoegzaam bekend is de elektrischetram een uitvinding van de Vlaming Karel VandePoele uit Lichtervelde, die zijn uitvinding in de VerenigdeStaten van Amerika perfectioneerde en lietbrevetteren.Volgens mijn informatie is de elektrische tram inOostende in juni 1997 een eeuw oud. In 1998 is dithet geval in Antwerpen en in 1999 in Gent. Hetverdient aanbeveling dat dit met de nodige luisterwordt gevierd, gezien het nut, het historisch belangen, vooral aan de kust, de toeristische meerwaardevan de tram.1. Heeft de minister reeds initiatieven genomenom de voornoemde verjaardag in Oostende eneventueel aan de kust met de nodige luister tevieren ? Zo neen, waarom niet ?Zo ja, over welk initiatief gaat het en welk budgetwerd hiervoor uitgetrokken ?Is er hiervoor samenwerking met de stedelijkeoverheid van Oostende en/of met die van deandere kustgemeenten ?2. Heeft de minister reeds initiatieven genomenom de verjaardag in de andere voornoemde stedente vieren ? Zo ja, welke budgetten zijndaarvoor uitgetrokken en in welke mate is ersamenwerking hiervoor met de stedelijke autoriteiten?AntwoordIn samenwerking met De Lijn West-Vlaanderen,VZW TTO en de stad Oostende wordt er een vieringvoor 100 jaar elektrische tram gepland voor 13en 14 september 1997. De voorbereidingen voordeze viering zijn momenteel bezig. De medewerkingvan De Lijn zal vooral uit technische en logistiekesteun bestaan ; in een specifiek budget is derhalveniet voorzien.De Lijn Antwerpen en De Lijn Oost-Vlaanderen(Gent) hebben (nog) geen concrete plannen dienaangaande.Vraag nr. 390van 19 juni 1997van de heer DIDIER RAMOUDTInvesteringen voor buslijnen regio Brugge – VerantwoordingVolgens mijn informatie plant de minister eennieuwe buslijn van Wingene over Beernem enOedelem naar Sijsele tot aan het Elisabethziekenhuisop de grens van Maldegem-Donk (Oost-Vlaanderen).Tevens zouden miljoenen ter beschikking wordengesteld om de bestaande busdiensten tussen Jabbekeen Brugge en tussen Oostkamp en Brugge teverbeteren als zogenaamd voorstadsverkeer.In het kader van het zuinig en efficiënt bestedenvan deze budgetten, die eigenlijk belastinggeld zijn,kreeg ik graag volgende inlichtingen van de minister.1. Welke budgetten zijn vastgelegd voor welkeprojecten in de hierboven genoemde regio ?2. Zullen de vooropgestelde diensten worden uitgevoerdin eigen beheer ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -54-Zo ja, wat is de motivatie hiervoor ? Waaromwerden geen aanbestedingen uitgeschrevenvoor deze bijkomende diensten ? Is deze handelwijzeconform de richtlijnen van de EuropeseGemeenschap met betrekking tot vrije mededinging?3. Zijn er studies verricht met betrekking tot debehoefte aan dergelijke bijkomende diensten ?Zo ja, wat zijn hiervan de resultaten ? Verantwoordendeze resultaten de beslissing ?4. Wat is het kostendekkingscoëfficiënt gedurendede voorbije drie kalenderjaren van de thansbestaande busverbindingen op het trajectgedeelteBrugge-Jabbeke en Brugge-Oostkamp ?5. Welk kostendekkingspercentage denkt deminister in de toekomst te kunnen of willenbehalen op de voornoemde trajecten ?Antwoord1. Het budget voor de nieuwe lijn Sijsele-Beernem-Wingenebedraagt 4.879.445 frank, datvoor de voorstadsbediening van Bruggebedraagt 21.334.463 frank.2. Deze diensten worden in eigen beheer uitgevoerd.Het betreft enerzijds een verbetering van lijnendie reeds in eigen beheer worden uitgevoerd enanderzijds de logische aanvulling van het aanbodin een gebied dat eveneens reeds in eigenbeheer wordt bediend.3. In het verleden werden meerdere studies verrichtom dergelijke bijkomende diensten teorganiseren. Bij gebrek aan de nodige financiëlemiddelen konden ze niet worden gerealiseerd.Dit werd nu wel mogelijk door de financiëleruimte die werd gecreëerd door het convenantenbeleid.Voor elk project wordt een verantwoordingsnotaopgemaakt die deel uitmaakt van de bijakte9. Het is slechts na een gunstig advies van deaudit dat het betrokken project ter definitievegoedkeuring wordt voorgelegd.4 en 5. Kostendekkingspercentages van trajectenzijn momenteel nog niet beschikbaar.Vraag nr. 391van 19 juıi 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Brusselpoort Mechelen – BereikbaarheidNa de restauratie van de Brusselpoort in Mechelenis het de bedoeling om er een museum in onder tebrengen. Het gebouw staat evenwel als een eilandmidden in een druk kruispunt en is daardoor nagenoegonbereikbaar. In dat verband wordt gesprokenover een voetgangerstunnel of over een heraanlegvan het bewuste kruispunt.Kan de minister mij meedelen of de administratiereeds werd gevat door dit dossier ?Werd er reeds een studie aangevat om de verschillendemogelijkheden te onderzoeken ?Onderneemt de minister stappen om de nodigewerken binnen een redelijke termijn te laten aanvatten?AntwoordTijdens diverse overlegvergaderingen en schriftelijkecontacten tussen het stadsbestuur van Mechelenen mijn administratie werd reeds meermaals vangedachten gewisseld over de problematiek van debereikbaarheid van het bewuste monument. Erwerd reeds een voorontwerp geschetst voor eenmogelijke oplossing.Gelet echter op de vele andere projecten die in hetMechelse gedurende de laatste jaren werden gerealiseerd(zoals Rl2-Zandpoortvest, kruispunt Rl2-Adegempoort, N26-doortocht Muizen, ontsluitingindustrieterrein Mechelen-Noord, ...) en die binnenkortin uitvoering gaan (zoals stationsplein,kruispunt Nekkerspoel, ontsluiting Mechelen-Zuid,voetgangerstunnel N26-Planckendael, ...), kan ditproject wegens het minder prioritaire karakterervan nog niet worden opgenomen in de programmatie.De betrokken diensten zijn momenteelvoornamelijk in beslag genomen door de studievan de nu geplande projecten. Zodra zij over voldoendetijd beschikken, zullen de daaropvolgendeprojecten, waaronder dat van de Brusselpoort,worden aangepakt.Uiteraard dient de noodzaak en de prioriteit vanhet project te worden getoetst in het kader van demobiliteitsstudie-Mechelen. Afhankelijk daarvanzal het werk eventueel worden geprogrammeerd.


-55- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Vraag nr. 392van 19 juni 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Recreatieproject Sint-Amands – Stand van zakenOp mijn schriftelijke vraag nr. 85 van 18 januari1996 aangaande een recreatieproject voor pleziervaartuigenin de gemeente Sint-Amands antwoorddede minister destijds dat hij op de hoogte wasvan een project gesitueerd tussen de kade en restaurant-taverneDen Amandus (Bulletin van Vragenen Antwoorden nr. 6 van 22 januari 1996, blz.276 – red.).De minister preciseerde dat het project nog nietwas ingediend bij de administratie RuimtelijkeOrdening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen(Arohm) en de administratie Waterwegenen Zeewegen. Een kostenraming werd evenminopgesteld. Naar aanleiding van een recentbezoek van de minister-president aan Klein-Brabantwerd dit project opnieuw opgerakeld.Kan de minister mij meedelen of het bewuste projectintussen werd ingediend bij de administratie ?Werd het eventueel reeds op technische haalbaarheid,milieu-impact en dergelijke meer onderzocht ?Is er al een timing opgesteld voor de verwezenlijkingvan het project ?AntwoordTotnogtoe werd nog steeds geen recreatieprojectingediend voor de gemeente Sint-Amands. Ik weetderhalve niet welk onderzoek er reeds heeft plaatsgevondenmet betrekking tot technische haalbaarheid,milieu-impact en dergelijke.Uiteraard is er in die omstandigheden nog geensprake van een project, dus ook niet van eentiming.Vraag nr. 393van 19 juni 1997van mevrouw VERA DUAReglementering weekendverblijven – ConcordantieDe problematiek van weekendverblijven in dedaartoe aangewezen zones wordt onder meer geregelddoor het koninklijk besluit (KB) van 30 oktober1973 betreffende de weekendverblijfparken ende omzendbrief van 20 januari 1978 in verband metde in overtreding opgerichte weekendverblijven.In de praktijk bestaat er echter een verschil ininterpretatie over de oppervlakte die een weekendverblijfmag innemen. Het KB van 1973 definieerteen weekendverblijf als een vaste of verplaatsbareinrichting die op de grond een oppervlaktevan ten hoogste 60 m 2 beslaat. De bouwhoogtewordt in dit KB vastgelegd op 5 meter. HetKB voegt daar nog aan toe dat de percelen eenminimum oppervlakte van 200 m 2 moeten hebben.De omzendbrief van 1978 spreekt daarentegen vaneen maximum van 60 m 2 totale vloeroppervlakte,terrassen niet inbegrepen. Deze omzendbrief gaatuit van een maximale bouwhoogte van 3,50 meter.Deze regel geldt voor onbebouwde loten in geregulariseerdeverkavelingen. Deze omzendbrief steltdat als overgangsmaatregel voor reeds bebouwdepercelen kan worden uitgegaan van de bestaandetoestand.De regel van 60 m 2 vloeroppervlakte is stedenbouwkundigde meest verantwoorde, aangezienmet een grondoppervlakte van 60 m 2 de mogelijkheidbestaat dat een woning met een verdiepingwordt opgetrokken die nadien voor permanentebewoning kan worden gebruikt, juist gezien de voldoendegrote oppervlakte. Met een maximalevloeroppervlakte van 60 m 2 is de mogelijkheid totpermanente bewoning heel wat kleiner.Deze twee reglementeringen blijken in de praktijkdoor elkaar te worden gebruikt.1. Kan een omzendbrief afwijken van een koninklijkbesluit ?2. Welke reglementering wordt gevolgd bij hetbeoordelen van bouwaanvragen voor nieuweweekendverblijven: 60 m 2 grondoppervlakte of60 m 2 vloeroppervlakte, 5 meter hoogte of 3,5meter hoogte ?3. Welke reglementering wordt gevolgd bij debeoordeling van weekendverblijven die zonder


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -56-vergunning zijn opgericht na het verschijnenvan de omzendbrief van 1978 ?4. Is de overgangsmaatregel uit de omzendbrief van1978 nog steeds van kracht voor weekendverblijvendie zonder vergunning werden opgerichtvoor het verschijnen van deze omzendbrief ?5. Wat met weekendverblijven die zijn opgerichtzonder vergunning na het verschijnen van deomzendbrief van 1978 en nadien worden geregulariseerdmet een verkavelingsvergunning opbasis van de omzendbrief van 1978 ? Wordthiervoor de overgangsmaatregel, waarbij duswordt uitgegaan van de bestaande toestand, toegepast?6. Heeft de minister reeds het initiatief genomenvoor een nieuw ministerieel besluit dat het vorigeKB en de verschillende omzendbrieven vervangtom tot een eenduidige regelgeving tekomen ?AntwoordBij nader toezien blijken de gestelde vragen voortte komen uit een weliswaar begrijpelijke misvattinginzake de bestaande regelgeving op de weekendverblijven.Enerzijds mag het weekendverblijf volgens artikel1 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1973 opde grond een oppervlakte van ten hoogste 60 m 2beslaan en kunnen volgens artikel 2 .7° verblijvenmet verdieping worden toegestaan, maar mag indat geval de totale hoogte 5 m niet overschrijden.Anderzijds mag volgens omzendbrief 18/10 van 20januari 1978 als oppervlakte maximaal 60 m 2 totalevloeroppervlakte van het gebouw worden voorzien,terrassen niet inbegrepen. De bouwhoogtemag maximaal 3 m 50 bedragen, gemeten van hetgrondpeil tot bovenkant kroonlijst of onderkantdakoversteek.De dakvorm mag plat dak of schuin dak (van 10°tot 60° helling) zijn.De totale vloeroppervlakte mag bijgevolg 60 m 2bedragen, te verdelen over één of twee vloerlagen(de tweede laag is echter meestal op te vatten alseen gedeeltelijke vloerlaag onder een hellend daken dienstig voor het slaapgedeelte). De hoogte totde kroonlijst bedraagt maximaal 3 m 50 en vormtdus ook de maximale hoogte bij een vloerlaag enplat dak.Ingeval van hellend dak (al of niet met een ingebouwdetweede vloerlaag) of tweede vloerlaag metplat dak, bedraagt de maximale hoogte 5 m (bijhellend dak vormt dit dus tevens de maximale nokhoogte).Er bestaat bijgevolg geen contradictie tussen hetkoninklijk besluit van 30 oktober 1973 betreffendede weekendverblijfparken en de omzendbrief nr.18/10 van 20 januari 1978 in verband met de inovertreding opgerichte weekendverblijven, wat deoppervlakte en hoogte van de constructies betreft.Er bestaat dan ook geen behoefte aan het opstellenvan nieuwe richtlijnen voor de technischekarakteristieken van weekendverblijven.Vraag nr. 394van 19 juni 1997van de heer JOS GEYSELS<strong>Vlaams</strong>e Wegentelefoon – EvaluatieEnkele jaren geleden werden er sensibiliseringscampagnesgevoerd om de <strong>Vlaams</strong>e Wegentelefoonbij de automobilisten bekend te maken.Wat zijn de resultaten van dit initiatief ? Hoeveeloproepen waren er per jaar, wat was de aard vande gesignaliseerde problemen en hoe verliep deopvolging ervan ?AntwoordHet aantal oproepen dat de <strong>Vlaams</strong>e Wegentelefoonsinds de operationalisering op 29 septemberheeft ontvangen, bedroeg in :1992 1.4751993 2.0121994 1.5431995 2.1381996 1.1081997 565 (tot eind juni 1997)Volgens de aard van de oproepen kunnen de gesignaliseerdeproblemen als volgt worden gecatalogeerd:– algemene toestand van de rijwegen : 40 %– problematiek van de zwakke weggebruiker :12 %– verticale en horizontale signalisatie : 10 %– waterafvoerstelsel, onderhoud van beplantingen netheid van de wegen : 10 %


-57- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997– allerlei, zoals geluidhinder, luchtvervuiling,voorstellen tot verbetering van de infrastructuur,werken in uitvoering, sluipwegen, werkingvan de installaties en andere : 13 %– aangelegenheden die buiten de bevoegdheidvallen van het <strong>Vlaams</strong> Gewest : 15 %.De burger belt gratis het nummer 0800/122.66 enkomt bij de communicatieverantwoordelijketerecht van de buitendienst van de administratieWegen en Verkeer in de provincie vanwaar hij deoproep doet. De verdere behandeling, die onmiddellijkstart na de melding, gebeurt door de dienstkringingenieur.Er wordt steeds een ontvangstmeldinggericht aan de betrokkene en na onderzoekvan de melding wordt zo snel mogelijk een briefverstuurd aan de oproeper met het resultaat vanhet onderzoek.Wanneer de melding handelt over aangelegenhedenbuiten de bevoegdheid van het <strong>Vlaams</strong>Gewest, wordt ze direct doorgegeven aan debevoegde overheden.De opvolging van de oproepen gebeurt vlot en soepel.De resultaten van de <strong>Vlaams</strong>e Wegentelefoonzijn dan ook bemoedigend te noemen.Vraag nr. 395van 23 juni 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Netebrug Waversesteenweg Lier – AfwerkingBegin van dit jaar werd een aanvang gemaakt metde bouw van een nieuwe brug over het Netekanaalin Lier, meer bepaald aan de Waversesteenweg.Nu al schijnt vast te staan dat de vooropgesteldedatum van afwerking niet haalbaar is en wordt verschovennaar april 1998. De aanleiding hiervan zoude paalfundering zijn, waarvan het hergebruikvoorzien was. Die zou niet deugen en er moetenderhalve nieuwe palen worden geheid.1. Hoe komt het dat men pas nu tot die vaststellingkomt ? Werden de voorbereidingen nietzorgvuldig genoeg uitgevoerd ?2. Wie is hiervoor verantwoordelijk ?3. Is er intussen al uitsluitsel over de funderingenvan de andere nog te vervangen bruggen ?4. Hoe ziet de planning voor de verwezenlijkingvan die andere bruggen er thans uit ?Antwoord1. De werken voor de herbouw van de brug nr. 4Lier-Duffel werden effectief aangevat eindfebruari 1997. De aannemers konden inschrijvenvoor varianten : een brug met metalenbovenbouw of een brug met betonnen bovenbouw.De aannemer met de laagste biedingheeft ingeschreven voor de variante met demetalen bovenbouw. Hierdoor dienden depalen onder de pijlers en landhoofden te wordenherbruikt voor de fundering voor de nieuwebrug (ingeval van een betonnen brug zou defundering volledig vernieuwd worden) : de integriteitvan de palen onder de landhoofden werdzover als technisch mogelijk nagezien en allepalen bleken intact te zijn. Pas na het makenvan een droge bouwput kon de integriteitscontrolevan de palen over de ganse brug onder depijlers worden uitgevoerd. Daarbij is geblekendat 80 à 90 % van de palen gebroken zaten inde grond.2. De oorzaak van de gebroken palen is vermoedelijkde aanwezigheid van een zeer hardezandlaag van ongeveer 1 à 1,5 m dikte op cota-0,5 à -2 m ATW. Op deze laag schieten depalen die onder helling worden geheid weg. Deverantwoordelijkheid doet hier niet terzake,vermits het om een onverwacht gebrek gaat uitde vijftiger jaren. Te goeder trouw is toengetracht de palen op diepte te heien om bij ontgrondingonder de pijlers voldoende steek tehouden.3. Bij de integriteitscontrole van de palen onderde andere nog te vervangen bruggen kan thansworden gesteld dat onder pijlers bij brug nr. 2zeker één paal gebroken zit. Tevens blijkt dat deharde zandsteenlaag ter plaatse aanwezig isThans blijft nog de overweging of de bruggennr. 1 en 2 zullen worden vervangen door bruggenmet metalen of betonnen bovenbouw. Brugnr. 3 zal worden vervangen door een brug metbetonnen bovenbouw.4. Er wordt gesteld dat de brug nr. 4 Lier-Duffelwellicht volledig zal afgewerkt zijn tegen april1998. Voor de andere bruggen is nog geen planningop te maken.Vraag nr. 396van 23 juni 1997van de heer ERIK MATTHIJSSchipdonkkanaal Eeklo-Zomergem – Verbredings-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -58-plannenUit het antwoord van de minister op een schriftelijkeparlementaire vraag nr. 263 van <strong>Vlaams</strong> volksvertegenwoordigerFreddy De Vilder blijkt dat eenNoorderkanaal tussen Gent en Zeebrugge tot dewerkhypothesen van de administratie behoort(Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 14 van 2mei 1997, blz. 1379 – red.).Graag kreeg ik in dit kader enkele verduidelijkingenomtrent de verbreding van het Schipdonkkanaal enEeklo-Zomergem. Behoort dit ook tot de werkhypothese,of is dit plan definitief opgeborgen ?De <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap zou reeds een woninghebben aangekocht langs het Schipdonkkanaal inEeklo, dit met het vooruitzicht van de verbredingvan het kanaal. Ook zou de tonnage worden verhoogdtot 4.400 ton.Er was beloofd dat de gemeenten Eeklo enZomergem vooraf zouden worden ingelicht indiende procedure voor de verbreding van het Schipdonkkanaalzou worden opgestart. Wordt deze procedureinderdaad opgestart ? Wat is de stand vanzaken in dit dossier ?AntwoordEind 1996 werd door mijn administraite in samenwerkingmet de Maatschappij der Brugse Zeevaartinrichtingeneen startnota afgewerkt over hetproject "Verbinding van de haven van Zeebruggemet het hinterland".In deze nota wordt een aantal varianten beschrevenvoor het probleem van de ontsluiting van dehaven van Zeebrugge voor de binnenvaart. Eenvan deze varianten bestaat uit de verbreding vanhet Afleidingskanaal der Leie tussen het kruispuntmet het kanaal Gent-Brugge in Merendree (Schipdonk)en Heist tot een gabariet van 4.400 ton duwvaart.Het aantrekkelijke van deze oplossing is datde verbreding van dit kanaal ook een mogelijkeoplossing bieden voor de waterbeheersing in hetGentse.Het is derhalve realistisch om met de mogelijkeverbreding van het Afleidingskanaal der Leie rekeningte houden. Een beslissing zal echter slechtsworden genomen nadat alle aspecten van de verschillendevarianten op het vlak van veiligheid,economie, techniek en milieu onderzocht zijn.Het spreekt vanzelf dat de randgemeenten tijdensdit studieprogramma geconsulteerd zullen wordenvoor er enige beslissing zal worden genomen.Onteigeningen worden in deze fase niet overwogen.In het verleden werden wel een paar onteigeningendoorgevoerd omwille van dwingende socialeoverwegingen.Vraag nr. 397van 24 juni 1997van de heer JOHAN SAUW<strong>EN</strong>SIndustriegronden Dienst voor de Scheepvaart –VerkooprechtDe Dienst voor de Scheepvaart beheert heel watterreinen langs de Limburgse en Antwerpse kanalen.Zo wordt ook een aantal industriegronden ontslotenen uitgerust met de nodige infrastructuur. Eenbelangrijk nadeel van het huidige statuut van deDienst voor de Scheepvaart is, naar men zegt, dathij wel gronden in concessie mag geven, maar geengronden mag verkopen.Een groot aantal bedrijven haakt af op het ogenblikdat zij vernemen dat zij het perceel industriegrond,ondanks de zeer goede ligging en het feitdat deze gronden goed zijn uitgerust, niet in eigendomkunnen verwerven.1. Kan de minister mij terzake de juiste stand vanzaken, juridisch en administratief, meedelen ?2. Zijn er hierop ooit uitzonderingen toegestaan ?3. Is het juist dat men binnen het departement eenaantal besprekingen voert om de Dienst voor deScheepvaart toch gronden te laten verkopen ?4. Vormt de huidige toestand een belemmeringvoor de industriële ontwikkeling van de betrokkenregio's ?AntwoordDe Dienst voor de Scheepvaart staat in, zoals de<strong>Vlaams</strong> volksvertegenwoordiger aangeeft, voor hetbeheer van de gronden die eigendom zijn van het<strong>Vlaams</strong> Gewest en gelegen zijn langs het Albertkanaalen de Kempense kanalen. In het kader van ditbeheer voert de dienst een grondbeleid dat eropgericht is de gronden langs deze kanalen optimaalte (laten) benutten en te valoriseren. Het beheer


-59- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997van de gronden omvat in hoofdzaak het verhurenvan gronden in de vorm van precaire vergunningen,het in concessie geven van gronden met beduidendecommerciële waarde en het verkopen vangrondoverschotten met beperkte commerciëlewaarde.Het is dus niet zo dat de dienst geen gronden zoukunnen verkopen, maar beleidsmatig komen thansenkel gronden met geringe commerciële waarde,waaronder industriegronden, in aanmerking enopteert de dienst voor het principe van concessie.De Dienst voor de Scheepvaart heeft anderzijdseen voorstel ingediend dat, met het oog op het voerenvan een actief grondbeleid, ertoe strekt deopbrengsten van de verkoop van gronden dieonder zijn beheer vallen te laten toewijzen aan eenpatrimoniumfonds van de dienst. Het voorstel vande dienst is thans in onderzoek.Ik ben er verder van overtuigd dat het grondbeleiddat de dienst in het verleden heeft gevoerd nietgeleid heeft tot belemmering van de industriëleontwikkelingen.De gestage toename van de hoeveelheid geladenen geloste goederen langs de waterwegen en hetfeit dat nagenoeg alle watergebonden terreinen dieeigendom zijn van het <strong>Vlaams</strong> Gewest via concessiein gebruik zijn gegeven, zijn hiervan het bewijs.Vraag nr. 398van 24 juni 1997van mevrouw VERA DUAAfrit A17 Torhout – Afwerking – OverbruggingKeibergstraatOp mijn schriftelijke vraag nr. 26 van 2 oktober1996 (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 4 van15 november 1996, blz. 299 – red.) betreffende deafwerking van de afrit van de A17 in Torhout antwoorddede minister dat hij een overbrugging vande Keibergstraat in het verlengde van de spoorwegbrugdoor zijn administratie zou laten onderzoeken.Op de schriftelijke vraag nr. 250 van 4 maart 1997van de heer André Van Nieuwkerke (Bulletin vanVragen en Antwoorden nr. 13 van 18 april 1997, blz.1213 – red.) antwoordde de minister dat het onteigeningsbesluitvan het ontbrekende gedeeltedateert van 29 januari 1997 en dat de werken normaalzullen worden uitgevoerd in 1998-1999.1. Werd de denkpiste van een overbrugging van deKeibergstraat onderzocht en wat zijn de resultatenvan dit onderzoek ?2. Is er een meerwaarde op het vlak van verkeersveiligheidbij de optie overbrugging ? Welkeconclusies heeft de minister getrokken uit dezestudie ?3. Werd er een studie gemaakt over de impact op deverkeersdrukte bij de optie rotonde ? Zo ja, watzijn de resultaten ? Zo neen, waarom niet ?AntwoordDe denkpiste voor een overbrugging van de Keibergstraatwerd wel degelijk onderzocht en omvatvolgende conclusies.Een overbrugging van de Keibergstraat is praktischniet haalbaar, aangezien de pas aangelegde brugover de spoorweg nr. 66, gelegen op ongeveer180 m van de Keibergstraat, uitgevoerd is volgenshet oorspronkelijk geplande lengteprofiel dat opmaaiveldhoogte komt ter hoogte van de Keibergstraat.De aangelegde brugoprit – kant Keiberg – zou danvolledig moeten worden heraangelegd, waarbijnieuwe en bredere onteigeningen zouden moetendoorgevoerd worden.De aanleg van een brug onder de Keibergstraat istechnisch onmogelijk, gezien de korte afstandspoorweg-Keiberg.De aanleg van de Keibergstraat over de oprit iseveneens niet haalbaar, gezien de dure onteigeningvan een aantal huizen in de Keibergstraat.De optie overbrugging van de Keibergstraat iseigenlijk nooit aangehouden, omdat men in ditgeval geen verbinding meer heeft tussen de Keibergstraaten de oprit met de autosnelweg A17 endus het voordeel verloren zou gaan om via de Keibergstraatvan en naar de A17 te rijden. Ingeval erdan toch een verbinding tussen de Keibergstraat ende oprit van de A17 zou geweest zijn, diende erminstens een Hollands complex of een klaverbladte worden aangelegd. Deze oplossing, die overigenskan worden geraamd op ± 50 miljoen en belangrijkesupplementaire onteigeningen vergt, wordt inprincipe enkel toegepast op autosnelwegen ofgrote expreswegen.Er is geconcludeerd dat de beste oplossing voor ditkruispunt een rotonde is. Aldus kan het oostelijkdeel van Torhout de oprit van de A17 bereikenzonder de stad te moeten dwarsen, temeer daar destad van plan is om op dit kruispunt nog een ver-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -60-bindingsweg te enten, die juist Oost-Torhout metde oprit naar de A17 zou verbinden.De rotonde werkt als een snelheidsremmer envoorziet in vrijliggende fietspaden, zodat zowel defietsers als de voetgangers de oprit op een veiligemanier kunnen dwarsen. Bij het opmaken van deplannen wordt wel degelijk rekening gehoudenmet de verkeersdrukte, zowel voor auto's als voorfietsverkeer.Vraag nr. 399van 24 juni 1997van mevrouw VERA DUAStrand Knokke-Heist – Plannen voor zwembadUit het verslag van de West-<strong>Vlaams</strong>e provincialeadviescommissie voor "Provinciale Stimuli voorToerisme" van 12 oktober 1996 blijkt dat degemeente Knokke-Heist een zwembad wenst aante leggen op het Albertstrand. Het project omvateen kuip met beweegbare vloer, diepzeegolven,recreatieve kuip, peuterbinnenbaden, whirlpools,groot en peuterbuitenbad, ligweiden, cafetaria, fitnesscentrumen parking. De totale kostprijs wordtgeraamd op 430 miljoen frank.Aangezien het strand in de gewestplannen geenexpliciete bestemming heeft, is het de <strong>Vlaams</strong>eregering zelf die rechtstreeks haar toestemmingdient te geven voor dit project. Tevens wens ik deminister eraan te herinneren dat in de zomer van1996 op het strand van Zeebrugge een betonnenplatform werd gerealiseerd. Volgens een krantenartikelging de <strong>Vlaams</strong>e regering akkoord met deconstructie, maar stelde zij dat dit de eerste enmeteen ook de laatste zou zijn op het Belgischestrand.1. Is er reeds een beslissing genomen met betrekkingtot het dossier van het zwembad op hetAlbertstrand in Knokke ?2. Is het inderdaad het beleid van de minister omalle vaste constructies op het strand te weren ?AntwoordTot op heden werd nog geen officiële vergunningsaanvraagingediend.In tegenstelling met wat de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerstelt, komt de bevoegdheid tot hetverlenen van de toestemming (lees : bouwvergunning)toe aan de gemachtigde ambtenaar bij wieovereenkomstig artikel 46 van het decreetbetreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerdop 22 oktober 1996, een bouwaanvraag aanhangigwordt gemaakt. Dit was evenzo het geval bij hetaangehaalde betonnen platform langs de westelijkestrekdam van de haven van Zeebrugge.Het lijkt mij evident dat nieuwe bouwaanvragenvoor constructies op het strand het voorwerp moetenuitmaken van een grondige voorstudie in hetkader van een voorafgaandelijk op te stellen planvan aanleg, ter voorkoming van een structureleaantasting van dit natuurlijk patrimonium, dat debasis vormt voor het toeristisch attractief karaktervan de kust.Principieel moet in ieder geval worden gesteld datde vaste constructies op het strand niet wenselijkzijn.Vraag nr. 400van 25 juni 1997van mevouw GERDA RASKINStedenbouw en procedures Raad van State – AdvocatenkostenVerwijzend naar mijn vraag nr. 298 van 15 april1997 inzake vervallen verkavelingsvergunningenen het antwoord van de minister op de vraag of debelanghebbende derden op enige wijze vergoedwerden voor de kosten die zij deden om het ergduidelijke artikel 74 van de wet op de stedenbouwte doen naleven, is het inderdaad evident dat het<strong>Vlaams</strong> Gewest de gedingkosten waartoe het werdveroordeeld ten laste neemt (Bulletin van Vragenen Antwoorden nr. 16 van 30 mei 1997, blz. 1539 –red).Bijkomend wil ik erop wijzen dat in een belangrijkaantal gevallen privé-personen zich in een rechtsgedingin de plaats moeten stellen van de (lokale ofandere) overheid om de correcte toepassing van dewetgeving op ruimtelijke ordening en stedenbouwaf te dwingen. Nochtans is het de taak van debevoegde overheid om toe te zien op de correctenaleving van deze wetgeving. Dit veroorzaakt –buiten de kosten van het gerechtsgeding – heelwat bijkomende kosten. Zo bedragen bijvoorbeeldde kosten voor advocaten – een bijna-noodzakelijkheidwanneer men procedeert bij de Raad vanState – gemakkelijk 100.000 frank of meer.Moet de overheid in deze gevallen waarbij ze haartaak als bewaker van de correcte toepassing van dewet op ruimtelijke ordening en stedenbouw nietnaleeft, ook de rechtsplegingsvergoedingen van de


-61- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997tegenpartij niet terugbetalen wanneer zij het gedingverliest ? Wat is terzake het gevoerde beleid ?AntwoordArtikel 68 van het Regentsbesluit van 23 augustus1948 "tot regeling van de rechtpleging voor deafdeling administratie van de Raad van State"bepaalt dat de Raad van State de kosten in verbandmet de gevoerde procedure begroot en uitspraakdoet over de bijdrage in de betaling ervan.Volgens artikel 66 van voornoemd besluit omvattendeze kosten :– de in artikel 70 bedoelde rechten (fiscalezegels) ;– de honoraria en voorschotten van de deskundigendie worden opgeroepen ;– het getuigengeld ;– de kosten betreffende kantmeldingen op hethypotheekkantoor (toevoeging via rechtspraakR. v. St., Strobant, nr. 17.424, 5 februari 1976).In tegenstelling tot de procedure voor de burgerlijkerechter, waarbij overeenkomstig artikel 1022Gerechterlijk Wetboek in een forfaitaire rechtsplegingsvergoedingwordt voorzien, blijven de kostenen erelonen van de advocaten in de procedurevoor de Raad van State steeds ten laste van elkepartij (Lambrechts, W., "Geschillen van bestuur",Antwerpen, Kluwer, 1988, p. 276).Voor de Raad geldt immers geen verplichting totvertegenwoordiging door een advocaat : het verzoekschriftkan ook worden ingediend door de verzoekerzelf.De <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger vraagt zichnu af of, in die gevallen waarbij op grond van eenverzoekschrift van een belanghebbende derde eenbouwvergunning wegens het verval van de onderliggendeverkavelingsvergunning krachtens artikel74 van de stedenbouwwet wordt vernietigd, dezeadvocatenkosten niet moeten worden terugbetaalddoor de overheid.Ik ben zo vrij hierbij de volgende bedenkingen teformuleren.1. Een loutere, niet-geïnstitutionaliseerde terugbetalingzou aanleiding kunnen geven tot eengroot aantal onduidelijkheden, bijvoorbeeld m.b. t. de vaststelling van de advocatenkosten ofde wederkerigheid van de verplichtingen.– De rechtsplegingsvergoeding in de burgerlijkeprocedure gaat uit van forfaitaire bedragen,vastgesteld door de (federale) overheidna advies van de algemene raad van denationale orde van advocaten. Zij wordt,zelfs ambtshalve, toegekend aan de in hetgelijk gestelde partij, voorzover die werd bijgestaandoor een advocaat.De vraag rijst dan hoe de overheid bij vernietigingvan een beslissing in het kader vanartikel 74 van de stedenbouwwet de werkelijke(advocaten)kosten dient te begroten.Hier kan men immers niet terugvallen opvastgestelde bedragen. Het spreekt bovendienvoor zich dat de ingediende kostenstatenniet het enige uitgangspunt kunnen zijn.Kan de overheid unilateraal de vergoedingverlagen ? Wie treedt op als scheidsrechterbij een dergelijke procedure, die (minstens)wordt gekenmerkt door een officieus karakter?– Voorzover de overheid in geval van vernietigingde advocatenkosten van de tegenparijvoor haar rekening dient te nemen, lijkt hetniet meer dan logisch dat in het tegenovergesteldegeval de verzoeker de advocatenkostenvan de overheid ten laste neemt. Vermitsvoor een dergelijke terugbetaling momenteelgeen procesrechterlijke basis bestaat, kan deverzoeker hiertoe evenwel niet worden verplicht.Een dergelijke verplichting zou overigens dedrempel tot het inleiden van een verzoekschriftvoor de Raad van State nog verhogen.2. Anderzijds moet worden opgeworpen dat deproblematiek m.b.t. de vergoeding van advocatenkostenniet enkel rijst binnen het kader vande stedenbouwwetgeving, laat staan binnen detoepassing van artikel 74 van de stedenbouwwet.Beroep bij de Raad van State is mogelijktegen elke eenzijdige administratieve rechtshandeling,voorzover die in laatste aanleg werdgenomen. De persoon die bijvoorbeeld eenbenoemingsbesluit of een milieuvergunning(succesvol) aanvecht, dient zich evenzeer "in deplaats te stellen van de overheid teneinde decorrecte toepassing van de wet te verkrijgen".Nochtans zal ook hij in het kader van de procedurevoor de Raad geen aanspraak kunnenmaken op de vergoeding van de kosten en erelonenvan zijn advocaat.De vermeende onrechtvaardigheid waarop de<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger de aandachtvestigt, is bijgevolg niet eigen aan de steden-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -62-bouwwetgeving, maar is inherent aan de administratieveprocedure voor de Raad van State zoalsopgenomen in voornoemd Regentsbesluit, watuiteraard een federale materie uitmaakt.In haar beleid wenst het <strong>Vlaams</strong> Gewest niet afte wijken van de geldende regels van administratiefprocesrecht.Vraag nr. 401van 25 juni 1997van de heer CARL DECALUWEAlgemene bouwverordening voetpaden – ConsequentiesDoor het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering houdendede vaststelling van een algemene bouwverordeninginzake wegen voor voetgangersverkeer van 29april 1997 (Belgisch Staatsblad van mei 1997),wordt in een aantal modaliteiten en voorschriftenvoorzien om wegen voor voetgangersverkeer aante leggen of aan te passen in de bebouwde kom.Er wordt onder meer vastgelegd dat wegen voorvoetgangersverkeer met een breedte van minderdan 1,5 meter slechts mogen worden aangelegd instraten met een rooilijnbreedte van minder dan 9meter.1. Kan de minister een overzicht geven van degewestwegen die door de bebouwde kom lopen,waarbij de rooilijnbreedte 9 meter is en waarbijde wegen voor voetgangersverkeer (of delenervan) smaller zijn dan 1,5 meter ? Waar moetenze worden verbreed ?2. Welke lengte vertegenwoordigt dit ? Kan hierbijeen schatting worden gemaakt van de kostendie de gemeentebesturen (aanleg van voetpadenis hun bevoegdheid) zullen moeten makenom het besluit van 29 april 1997 toe te passen ?3. Werd er een inventaris gemaakt van de breedtevan de wegen voor voetgangersverkeer, opgewestelijk, provinciaal of gemeentelijk vlak ?4. In welke mate werden de gemeenten of de provinciebesturenbetrokken bij de opmaak van ditbesluit ?Antwoord1. Er is momenteel geen inventaris beschikbaarvan deze precieze breedte van de gewestwegendie door de bebouwde kom lopen.Deze gedeelten van de gewestwegen zullenpraktisch alle een totale breedte hebben van tenminste 9 meter. Er is niet bekend op welkegedeelten ervan de voetpaden smaller zijn dan1,50 meter. Het zal evenwel een beperkt gedeeltezijn.2. De algemene bouwverordening inzake wegenvoor voetgangersverkeer is van toepassing opaan te leggen of aan te passen wegen in debebouwde kom. Wanneer momenteel eengewestweg als doortocht in een bebouwde komwordt heraangelegd, gebeurt dit bijna stelselmatigmet behoorlijk brede voetpaden, die zeldensmaller zijn dan 1,50 meter.Deze bouwverordening houdt niet in dat nuonmiddellijk alle voetpaden van minder dan1,50 meter dienen te worden verbreed, wel datbij aanpassingswerken minstens deze breedtewordt aangehouden.3. Er is geen inventaris bekend van de breedte vanwegen voor voetgangersverkeer op gewest-,provincie- en gemeentewegen.4. De waarden die worden vastgelegd in de bouwverordeningzijn de bevestiging van wat reedsvrij algemeen als "code van goede praktijk"werd toegepast. Het huidige besluit beoogtenkel meer zekerheid te bieden dat dit ook werkelijkwordt toegepast.Om voormelde redenen was er geen voorafgaandoverleg met gemeente- en provinciebesturen.De reacties die ik tot op heden op de bouwverordeningmocht ontvangen, zijn uitsluitend positief.Vraag nr. 403van 26 juni 1997van de heer MARC CORDEELOnderhoudswerken N16 Temse – UitvoeringstermijnIn opdracht van het departement van de ministerwordt binnenkort gestart met onderhoudswerkenaan de N16 ter hoogte van de brug in Temse. Het isbekend dat ik de mobiliteit in de streek op de voetvolg.Het feit dat er structurele onderhoudswerken wordenuitgevoerd kan ik alleen maar toejuichen,maar het scenario dat voor de werken aan de Nl6


-63- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997wordt vooropgesteld, zie ik helemaal niet zitten.Wanneer het bestaande scenario niet wordt herbekeken,dan betekent dat concreet dat de regio zichaan 120 dagen verkeerschaos mag verwachten.Daar komt nog bij dat het concept van de werkende mogelijke verdubbeling van de brug over deSchelde in Temse sterk hypothekeert.Specialisten hebben mij nochtans bevestigd dat degeplande werkzaamheden in een veel kortere tijdspannekunnen worden uitgevoerd. Concreet zoudende werken, in de veronderstelling dat de brugaan beide kanten voor verkeer wordt afgesloten endat er ook 's nachts wordt gewerkt, binnen de tijdspannevan een maand kunnen worden uitgevoerd.Is de vooropgestelde termijn niet onnodig lang ?Werd het bovenvermelde alternatief onderzocht ?AntwoordIn uitvoering van de beslissing van de ProvincialeCommissie voor Verkeersveiligheid van 12 december1995 en in overleg met de gemeente Bornem,werd voor het kruispunt van de gewestweg N16met de gemeenteweg Sas in de nabijheid van deScheldebrug een voorstel van heraanleg bestudeerden uitgewerkt. Dit voorstel werd opgenomenin een globaal project voor structureel onderhoudvan het wegvak tussen het kruispunt Vitsdam en deScheldebrug, dat op zijn beurt de derde fase vormtvan een over meerdere jaren gespreide stuctureleonderhoudsoperatie voor de ganse gewestweg tussende A12 en de Scheldebrug. De aanpassing vanhet bewuste kruispunt beoogt geleidelijke en dusveiligere overgang van 2x2 naar 2x1 rijstroken inde nadering van de Scheldebrug, gekoppeld aaneen gewijzigde geleiding van de fietsers die vandezelfde brug gebruikmaken en aan een betereoversteekbaarheid van het kruispunt.De aanneming, waarvan de werken aan het kruispuntdeel uitmaken, werd aanbesteed op 10 december1996 en voor een bedrag van 48,5 miljoen franktoegewezen aan de NV BAB. Volgens toen geldendeprincipes diende de totale uitvoeringstermijnder werken te worden bepaald op 145 à 200 werkdagen.Met het oog op het beperken van de verkeershinderwerd die termijn verminderd tot 120werkdagen.Ondertussen werden de werken aangevat op 2 junien wordt al het nodige gedaan om de hinder op hetkruispunt tot een minimum te beperken. Te allentijde wordt voor elke richting één rijstrook vrijgehoudenen alleen gedurende enkele nachten wordtdoor middel van voorlopige verkeerslichten hetverkeer alternerend doorgelaten. Ook wordt rekeninggehouden met eventuele manifestaties, zoalsde "Dodentocht" op 15 augustus. Alle maatregelenwerden uitvoerig besproken met het gemeentebestuuren de politie van Bornem en met de rijkswacht.Wanneer alles volgens plan verloopt, zullende werken aan het kruispunt voltooid zijn tegeneinde augustus, met andere woorden binnen eentermijn van maximaal 45 werkdagen.Dat de werken aldus op een vlotte wijze en meteen minimum aan hinder voor het verkeer kunnenworden uigevoerd, is het gevolg van een degelijkvoorafgaandelijk overleg en een constante samenwerkingtussen alle betrokken diensten, die nietaan hun proefstuk zijn. Het is overduidelijk dat hetdoor de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger aangehaaldealternatief, namelijk de volledige sluitingvan de Scheldebrug voor het verkeer gedurendeeen maand, tot heel wat grotere verkeershinder enproblemen qua bereikbaarheid zou aanleidinggeven.Ten slotte kan ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerverzekeren dat de huidige werken geen enkelehypotheek leggen op een eventuele toekomstigeverdubbeling van de Scheldebrug. In voorkomendgeval zullen de kruispunten op beide oevers alleszinsgrondig moeten worden aangepast. Dit magons niet beletten om de huidige situatie in hetbelang van de verkeersveiligheid nu reeds te verbeteren.Vraag nr. 404van 26 juni 1997van mevrouw CECILE VERWIMP-SILLISMobiliteitsconvenants – EvaluatieHet mobiliteitsconvenant vormt een uniek instrumentom het vervoers- en verkeersbeleid gecoördineerden planmatig aan te pakken. Het mobiliteitsconvenantmoet dus leiden tot meer kwaliteit, opvoorwaarde dat de procedure zo efficiënt mogelijkverloopt, met zo weinig mogelijk bureaucratischerompslomp. Een vlotte samenwerking tussengemeentebesturen, administratie en de minister(het kabinet) zijn hierbij zeer belangrijk.Vanuit de gemeentebesturen bereiken ons signalendat deze samenwerking niet altijd optimaal verloopt.Door de Vereniging van <strong>Vlaams</strong>e Steden enGemeenten (VVSG) worden eveneens een aantal


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -64-knelpunten aangehaald (het gemeentelijk mobiliteitsplanvan 25.04.97).Voor een evaluatie van de convenants is het nog tevroeg, maar een vergelijking tussen de programma'svan vorige jaren en die van dit jaar kan tochal een idee geven over het succes en de werkingvan de formule.Kan de minister de gegevens voor een dergelijkevergelijking ter beschikking stellen ?Kan hij ze samen bezorgen met een lijst van deaanbestedingen voor projecten die in het kader vande convenants lopende of reeds toegewezen zijn ?AntwoordGelet op het veelomvattend karakter van het convenantenbeleidis het zeer moeilijk om aan dehand van enkele indicatoren een volledig beeld tegeven van de werking.De aanpak van het mobiliteitsconvenant, goedgekeurddoor de <strong>Vlaams</strong>e regering op 2 april 1996, ismede door de omvang van het project en de complexiteitgeleidelijk tot volle ontwikkeling gekomen.Het bleek inderdaad niet eenvoudig om debetrokken partners, namelijk lokale besturen, debetrokken afdeling van de administratie Wegen enVerkeer en de <strong>Vlaams</strong>e Vervoermaatschappij DeLijn (VVM), op een gestructureerde wijze te latensamenwerken en samen overleggen rond nieuweinvesterings- en exploitatieprojecten in voornamelijkverstedelijkte gebieden. Ook diende de betrokkenheidvan de aangezochte externe experten opdegelijke wijze te worden georganiseerd.Bovendien moest voor alle onderdelen van hetprogramma een structuur van samenwerking eninformatie worden opgezet die bewezen had goedte werken en de best mogelijke resultaten op televeren.Ten slotte diende een uitgebreide structuur vanondersteuning te worden uitgebouwd, om het verloopvan het convenantenbeleid op te volgen enpermanent bij te sturen, en de steden en gemeentenalsook de betrokken ambtenaren van het gewest ende VVM te informeren over de concrete aanpak.De twee provinciale informatierondes en de publicatievan het mobiliteitshandboek vormen eenbelangrijk onderdeel van deze ondersteuning.Het convenantenbeleid heeft onmiddellijk groteaandacht gewekt bij tal van gemeentebesturen :momenteel (stand op 8 juli) zijn reeds 108 mobiliteitsconvenantsondertekend, dit is zowat 1/3 vanhet totaal aantal steden en gemeenten. Reeds 160gemeenten namen een gemeenteraadsbesluit indeze zin, zodat het aantal ondertekende moederconvenantszeer vlug beduidend hoger zal liggen.Tevens werden reeds 60 bijakten ondertekend. Demeeste van deze gemeenten zijn ook gestart metde opmaak van een gemeentelijk mobiliteitsplan(met als eerste fase de opmaak van een oriëntatienota.)De convenantgebonden investeringsprojecten alsmedede exploitatieprojecten van de VVM makendeel uit van het goedgekeurde investerings- ofexploitatieprogramma, dat wordt opgemaakt opbasis van een objectieve behoefteanalyse diesteeds verder wordt verfijnd.Voor 1996 zijn, ondanks de tijdsdruk, geen geprogrammeerdeprojecten moeten worden uitgesteldten gevolge van de convenantprocedure. Voor 1997is de bespreking binnen de auditcommissies nogvolop aan de gang, zodat thans nog geen volledigelijst van projecten kan worden gegeven.De provinciale auditcommissies komen thans minimummaandelijks samen. Ook de task force, die ophet <strong>Vlaams</strong>e niveau instaat voor de operationeleleiding van het convenantenbeleid, en waarvan alleexterne experten die op provinciaal niveau zijningeschakeld deel uitmaken, komt maandelijks bijeenom de werking van het convenantenbeleid teevalueren en uit te bouwen. Teneinde het gemeentelijkniveau nauwer bij de aanpak te integreren,werd een vertegenwoordiger van de VVSG in detask force opgenomen.De <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger vindt hiernaeen overzicht van de exploitatieprojecten van deVVM en de investeringsprojecten in wegeninfrastructuurdie via een convenant werden verwezenlijkt.Wat de openbaar-vervoerprojecten betreft, geef ikhieronder een korte stand van zaken van de verschillendeprojecten die reeds zijn opgestart of diein de nabije toekomst zullen worden geformaliseerddoor het ondertekenen van de bijakte 9 metde betrokken steden/gemeenten.Provincie Antwerpen– zuiden van Antwerpen : herstructurering + beterebediening crematorium + universiteit– TOV-ticket : samenwerkingsverband tussen DeLijn en Antwerpse taximaatschappijen


-65- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997– nachtbussennetwerk in en rond AntwerpenProvincie Limburg– Hasselt : nieuw stadsnetProvincie <strong>Vlaams</strong>-Brabant– bussenplan Leuven met integratie stad-streek :nadruk op de bereikbaarheid van de buurgemeentenIn voorbereiding :– vraagafhankelijk vervoer Hageland– Zaventem-Vilvoorde-Grimbergen-BrucargoProvincie West-Vlaanderen– Oostende : avondlijn– Oostende : luchthavenbediening– Brugge : stadsnet met het oog op een voorstadsbediening– Nieuwe streeklijn : Beernem-Damme-Wingene– belbusproject Veurne-Diksmuide (eerstdaagsafgerond)Provincie Oost-Vlaanderen– Meetjesland : vraagafhankelijk vervoerIn voorbereiding :– Gent : nieuw stadsnet– Aalst : integratie stad-streekWegenprojecten gerealiseerd via convenantVeurne N8g Zuidstraat en Grote MarktBrugge N9 LangestraatKortrijk N8 doortocht BissegemMaasmechelen fietspad Oude Baan en KoningAlbertlaanHasselt N80 Sint-TruidersteenwegHasselt N20 LuikersteenwegHasselt R70 Kleine RingArdooie N35 KoolskampBeveren N70 Doortocht centrumHoogstraten N14 fietspaden StijbeeksewegLeuven N3 TiensesteenwegEeklo N9 MarktGingelom N789 doortocht JeukKoksijde N34 doortocht Oostduinkerke-BadDendermonde N47 doortocht Sint-Gillis-DendermondeAntwerpen N177 fietspad Jan Van RijswijcklaanAnzegem N382 doortocht centrumVraag nr. 405van 26 juni 1997van de heer ETI<strong>EN</strong>NE <strong>VAN</strong> VAER<strong>EN</strong>BERGHGraffiti – Schade – MaatregelenHeel wat gevels van openbare gebouwen in stedenen gemeenten hebben de laatste tijd af te rekenenmet graffitispuiters. Slogans of tekeningen wordenop de gevels aangebracht. Ook bruggen langs autosnelwegenblijken een geliefkoosde plaats voorgraffitispuiters.1. Hoeveel gevels van openbare gebouwen enbruggen langs de autosnelwegen werden reedsbeklad door graffitispuiters het afgelopen jaar ?Graag een overzicht per provincie.2. Wat is de kostprijs om de gevels en bruggen tereinigen ?3. Hoeveel graffitispuiters werden er het laatstejaar betrapt ?4. Welke maatregelen of sancties worden er tegendeze personen genomen ?N B:AntwoordDeze vraag werd eveneens gesteld aan deheer Leo Peeters, <strong>Vlaams</strong> minister van BinnenlandseAangelegenheden, StedelijkBeleid en Huisvesting.In onderstaande tabel worden volgende gegevensopgegeven : het aantal met graffiti besmeurdegebouwen en kunstwerken, de raming voor hetverwijderen van die vervuiling, het aantal betraptegraffitispuiters, de genomen sancties.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -66-Graffitischade in 1996Provincie Aantal kunstwerken en Raming Aantal Sanctiesgebouwen geklad met graffiti (fr.) graffitispuitersopgeleidAntwerpen 15-tal kunstwerken beklad waarvan 13 700.000 geen nihilreeds voor 1996 en 2 in 1997 (in 1996geen beklad)Limburg 46 bruggen 800.000 1 de vervuiler heeft de graffitionmiddellijk moeten verwijderenen een PV tegen deze persoonwerd opgemaakt en verzonden aanhet parketOost-Vlaanderen 45 bruggen 550.000 1 gerechtelijke vervolging<strong>Vlaams</strong>-Brabant 33 gebouwen en bruggen 1.500.000 15 in de huidige dossiers zijn noggeen maatregelen genomen. Debetrokkenen zijn evenwel aangeschrevenvoor betaling of zijn verwezennaar de strafbemiddelingsprocedure.In oudere dossiers heeft de rechtbankbetrokkenen verwezen naarhet strafbemiddelingscomité, datde personen in kwestie heeftopgedragen de wanden teherschilderen.West-Vlaanderen 10 bruggen, 2 gevels en 890.241 10 rechtszitting voor de jeugdrecht-1 geluidsscherm bank (correctioneel) met eengemeenschappelijke veroordelingtot betaling van de schadeBij de eerste vraag moet worden opgemerkt datgraffitispuiters zich niet beperken tot bruggen enopenbare gebouwen. Inwendig verlichte voorwegwijzers,reflecterende borden, signalisatieportiekenboven autosnelwegen en ook geluidsschermenworden geregeld beklad. De kunstwerken die hetmeest te lijden hebben, zijn voetgangers- en fietstunnelsen de makkelijk bereikbare bruggen metweinig verkeer. Een andere vorm van beschadiging,vooral op signalisatieborden, zijn de kleefstrokendie bij allerhande manifestaties worden aangebracht.De kostprijs voor het verwijderen van graffiti opkunstwerken is afhankelijk van de bereikbaarheidvan het besmeurde gedeelte (onderbouw, bovenbouw,gebruik van hoogtewerken), het materiaalwaarop de graffiti zijn aangebracht (verwijderbaarmet hogedrukreiniger, met speciale producten ofmet zandstralen), de eventuele behandeling van deondergrond met een anti-graffitilaag en het eventueelnoodzakelijke gebruik van signalisatie bij deopkuiswerkzaamheden.Vraag nr. 406van 26 juni 1997van de heer JULI<strong>EN</strong> DEMEUL<strong>EN</strong>AEREGewestgronden langs Plassendalevaart – VerhuringLangs de oevers van de zogeheten Plassendalevaartliggen ettelijke m 2 gewestgrond. Momenteelwordt een deel van die grond voorbehouden voorde aanleg van een fietspad. De overige grondenworden verhuurd. Op sommige percelen staanwoningen die geen eigendom van het <strong>Vlaams</strong>Gewest zijn.1. Hoeveel ha gewestgrond gelegen langs de Plassendalevaart,wordt momenteel verhuurd ?2. Over hoeveel percelen gaat het ?3. Hoeveel bedraagt de opbrengst van de verhuurdepercelen ?


-67- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19974. Waarom worden die gronden niet te koopgesteld ?AntwoordA. Gewestgronden langs de linkeroever1. Er is momenteel 21a 5ca gewestgrond verhuurd.2. Het betreft 9 kadastrale percelen gewestgrond.3. De gronden worden verhuurd door de Ontvangerder Domeinen, die ook de huurprijsbepaalt.4. 7 percelen bevinden zich ter hoogte van dePlassendalesluis in Oudenburg. Ze wordenniet te koop gesteld, aangezien ze behorentot het Plassendalecomplex dat bij ministerieelbesluit van 11 februari 1997 beschermdis geworden.Twee perceeltjes restgrond gelegen in Middelkerkezijn opgenomen op de lijst om alsgrondoverschot te worden verkocht.B. Gewestgronden langs de rechteroever1. Er is momenteel 3ha 32a 58ca gewestgrondverhuurd. Een klein gedeelte hiervan is verhuurdin de vorm van een vergunning.2. Het betreft 63 kadastrale percelen.Op één perceel gewestgrond staat een magazijn,eigendom van het <strong>Vlaams</strong> Gewest. Ditmagazijn, gelegen nabij de Snaaskerkebrugin Gistel, is verhuurd door de Domeinen aaneen firma uit Pittem als voederopslagplaats.De gronden worden niet verkocht aangezien zeallemaal gelegen zijn binnen een reservatiezone.Voor de bepaling van de precieze waarde van deopbrengst van de verhuurde percelen moet nog bijkomendeonderzoek worden uitgevoerd. Dezewaarde wordt zo spoedig mogelijk meegedeeld.Vraag nr. 407van 27 juni 1997van de heer JOACHIM CO<strong>EN</strong>SFietspaden – Investeringen – OnderhoudDe fiets, het meest milieuvriendelijke verplaatsingsmiddel,dat bovendien gezond en goedkoop is,brengt geen file- of parkeerproblemen mee en isdaardoor betrouwbaar. Daarom moet ook hetnodige belang worden gehecht aan veilige en comfortabelefietspaden.Wat is de evolutie voor de afgelopen vijf jaar inzakehet aantal kilometer fietspaden die door het<strong>Vlaams</strong> Gewest worden beheerd ?Welk bedrag werd er per jaar reëel in deze fietspadengeïnvesteerd ?Wat is het totale bedrag dat per jaar aan het reëleonderhoud van deze fietspaden wordt besteed ?AntwoordIn onderstaande tabel wordt voor de periode 1992-1996 per jaar het aantal kilometer fietspadenbeheerd door het <strong>Vlaams</strong> Gewest en de investeringin fietspaden door het <strong>Vlaams</strong> Gewest weergegeven.Jaar Aantal km fietspaden Investeringskostendoor het <strong>Vlaams</strong> Gewest voor fietspadenbeheerd(miljoen frank)1992 5.909 7381993 6.041 8271994 6.157 5751995 6.310 7621996 6.439 599In de opgegeven investeringskosten zijn de onteigeningskostenbegrepen die werden gerealiseerd inhet kader van specifieke aannemingen voor aanlegvan fietspaden.Wanneer fietspaden worden aangelegd binnen eenglobale aanneming van wegenwerken (bv. aanlegvan nieuwe wegvakken of omleidingen) zijn deonteigeningen hierin begrepen.Voor het onderhoud van fietspaden kan momenteelgeen aparte kostprijs worden meegedeeld. Hetonderhoud van fietspaden past in het algemeenonderhoud van de wegen waarvoor jaarlijks eenglobaal budget wordt uitgetrokken. Dit budgetwordt onder andere gebruikt voor de winterdienst,het groenonderhoud, het onderhoud van markeringenen verticale signalisatie, het onderhoud van de


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -68-wegen, het onderhoud van kunstwerken en de netheid,en fietspaden zijn daarin begrepen.Bij verdere implementatie van de doelmatigheidsanalyseen met de opmaak van een jaarlijkse prestatiebegrotingzal het naar de toekomst toe mogelijkezijn om de zuivere kosten te kennen inzakepersoneel, onderhoud, onteigeningen, en zo meervoor de verschillende beleidsvelden, en dus ookvoor fietspaden.Vraag nr. 409van 2 juli 1997van de heer JOHAN SAUW<strong>EN</strong>SVerkeerslichtenbeïnvloeding – Investering en onderhoud– AntwerpenMen signaliseert mij dat de verkeerslichtenbeïnvloedingvoor de trams op de Grote Steenweg inBerchem niet functioneert.1. Op hoeveel plaatsen in de Antwerpse agglomeratiekunnen verkeerslichten door het openbaarvervoer worden beïnvloed ?Wat is de kostprijs van deze investering geweest ?Welke controles worden door welke dienstenuitgevoerd om de werking optimaal te houden ?2. Hoeveel wordt er per jaar gemiddeld uitgetrokkenvoor de installatie van verkeerslichtenbeïnvloedingaan kruispunten in Vlaanderen ?Antwoord1. Op dit ogenblik zijn er een dertigtal kruispuntenvoorzien van een detectiesysteem voor hetopenbaar vervoer. De detectoren zijn geplaatstin vrije bus- en/of trambanen, maar detecterenieder erover rijdend voertuig.De bijkomende investering hiervoor mag op150.000 frank per kruispunt worden geraamd.De controle van de werking geschiedt enerzijdsdoor de diensten van De Lijn, anderzijds doorde stad Antwerpen en de afdeling EMA (Elektriciteiten Mechanica Antwerpen) van hetdepartement LIN (Leefmilieu en Infrastructuur),naargelang de bevoegdheid over deinstallatie.2. In de toekomst zal er een selectief systeem wordengeïnstalleerd dat kan worden gebruikt opde gewone rijbanen. Het kan de verschillendeidentificatiegegeven van de naderende tram(s)en/of bus(sen) verwerken en interpreteren,zodat een meer optimale verkeerslichtenbeïnvloedingdoor het openbaar vervoer verkregenwordt. De aanbesteding voor de detectie en deregeling zal plaatsvinden op 11 september eerstkomend.Wat het <strong>Vlaams</strong> Gewest betreft, zal voor deplaatsing van dit selectief systeem tijdens deeerste twee jaar een bedrag worden uitgetrokkenvan 150 miljoen frank per jaar.Vraag nr. 411van 2 juli 1997van de heer CARL DECALUWERuimtelijk Structuurplan Vlaanderen – Afbakeningstedelijke gebiedenIn het kader van het Ruimtelijk StructuurplanVlaanderen moeten de grootstedelijke en de regionaalstedelijkegebieden nog worden afgebakenddoor het <strong>Vlaams</strong> Gewest.1. Is er al beslist wanneer er wordt gestart met deafbakening van de betrokken stedelijke gebieden? Verloopt de afbakening in één fase en zoneen, wat is de volgorde van de af te bakenenstedelijke gebieden ?2. Is de procedure al bepaald met betrekking totde aanwijzing van de instanties die de stedelijkegebieden kunnen afbakenen ?3. Welke middelen zijn opgenomen in de begroting1997 voor de afbakening van de stedelijkegebieden en wat is de raming van de kostprijsvoor de afbakening van alle groot- en regionaalstedelijkegebieden ?Antwoord1. Het afbakeningsproces voor alle groot- enregionaalstedelijke gebieden wordt gespreidover 1997 en 1998 om budgettaire en organisatorischeredenen. Vandaag bestaat er onvoldoendemankracht bij externe studiebureausom tegelijkertijd alle afbakeningsprocessen opte starten en op een kwaliteitsvolle wijze af teronden. Ook is het voor mijn administratienagenoeg onmogelijk om buiten de andere


-69- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997werkzaamheden (voorbereiden gewestplanwijzigingen,opvolging gemeentelijke en provincialestructuurplannen) alle afbakeningsprocessentegelijkertijd op te volgen en te coördineren.De opdrachten voor de afbakening van de stedelijkegebieden Aalst, Mechelen en Kortrijkzullen in juli worden bekendgemaakt in het Bulletinvan Aanbestedingen. In overeenstemmingmet het advies van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> zal inhet najaar een nieuwe reeks van vermoedelijkdrie of vier afbakeningsprojecten worden aanbesteed.Over de precieze volgorde zijn noggeen definitieve beslissingen genomen.In 1998 zullen de overige groot- en regionaalstedelijkegebieden worden aanbesteed.2. De toewijzing van deze opdrachten zal gebeurenconform de nieuwe wetgeving op de overheidsopdrachten,volgens de procedure van debeperkte offertevraag met voorafgaande bekendmakingin het Bulletin van de Aanbestedingen.3. In de begroting 1997 is voor de afbakening vande stedelijke gebieden (inclusief de afbakeningvan de open ruimte in de ruime omgeving vanhet stedelijk gebied en eventueel op het zeehavengebieddat deel uitmaakt van het stedelijkegebied) een budget opgenomen van 30 miljoenfrank.De totale kostprijs voor de afbakening van allegroot- en regionaalstedelijke gebieden wordtmomenteel geraamd op 55 miljoen frank. Dedefinitieve gegevens hiervoor zullen pas na deeffectieve aanbesteding van de opdrachten bekendzijn.Vraag nr. 412van 3 juli 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Voeren – Bouwvergunningen (2)In antwoord op mijn vraag nr. 354 van 27 meibevestigt de minister dat het gemeentebestuur vanVoeren, door moedwillig onterechte vergunningsbesluitenaf te leveren en systematisch te weigerendie in te trekken, waardoor ze steevast wordengevolgd door een vernietigingsbesluit van de minister,het inderdaad de aan de aanvragers wettelijkgeboden administratieve beroepsprocedure ontzegt(Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 18 van27 juni 1997, blz. 1694 – red.).De minister stelt in dat verband dat verder onderzoekzou moeten uitwijzen of dit inderdaad hetgeval is.Uit dit antwoord is niet duidelijk op te maken of ereffectief opdracht is gegeven tot dit onderzoek.Kan de minister die duidelijkheid alsnog verschaffen?Welke maatregelen kan de minister treffen mochtblijken dat er moedwil in het spel is, zodat de aanvragersgeen beroep kunnen doen op de wettelijkgeboden administratieve beroepsprocedure ?Heeft de minister intussen al maatregelen genomenom te verhinderen dat het gemeentebestuurvan Voeren dit spelletje in de toekomst blijft spelen?AntwoordIn mijn antwoord op vraag nr. 354 van 27 mei 1997werd ingegaan op de vragen van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerbetreffende het optreden vande gemeente Voeren bij het behandelen van bouwaanvraagdossiers.Zoals vermeld in dat antwoord, werd de provinciegouverneurop de hoogte gesteld van het betreurenswaardigehandelen van de gemeente Voeren.Tevens werd door de administratie BinnenlandseAangelegenheden van het departement Economie,Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenhedenen Landbouw van het ministerie van de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschap uitvoerig verslag uitgebracht.Resultaten van onderzoeken zijn mij nog niet meegedeeld.Overigens heb ik de gemeente Voeren erop attentgemaakt dat ik op grond van mijn bijzondere voogdijop het vlak van stedenbouw en ruimtelijkeordening recentelijk acht bouwvergunningen hebvervolgd en heb ik er de gemeente duidelijk opgewezen zich te houden aan de voorschriften vanartikel 43 van het decreet betreffende de ruimtelijkeordening gecoördineerd op 22 oktober 1996.Wel dient te worden vastgesteld dat sedert deschorsingen waarvan de lijst werd meegedeeld inhet vorige antwoord, in de gemeente Voeren vooralsnoggeen andere bouwvergunningen meer diendente worden geschorst door de gemachtigdeambtenaar.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -70-Vraag nr. 413van 3 juli 1997van mevrouw GERDA RASKINRing Leuven – SnelheidsbeperkingDe snelheidsbeperkingen op de Leuvense ringvariëren van 50 over 70 tot 90 km per uur.Bewoners die aan de ring wonen, dringen reedsgeruime tijd aan op een uniforme snelheidsbeperkingtot 50 km per uur. Op heel wat delen van dezering is er immers nog altijd geen fysieke afscheidingvan het fietspad, ook niet door een verhoogdeaanleg ervan.Een eenduidige snelheidsbeperking tot 50 km peruur zou de verkeersveiligheid verbeteren en delawaaihinder verminderen. Bovendien is een hogeresnelheid dan 50 km per uur op de Leuvense ringvrij nutteloos, gezien de talrijke verkeerslichten.Bovendien zou deze uniforme snelheidsbeperkingwellicht een optimale afstemming van de verkeerslichtenmogelijk maken.Waarom werd er, gezien deze omstandigheden, noggeen uniforme snelheidsbeperking tot 50 km peruur ingevoerd op de ring rond Leuven ?AntwoordDe snelheidsbeperking op de Leuvense ring werdvastgesteld na contactname en in samenspraak metde bevoegde diensten van de stad Leuven, de rijkswachten de afdelingen Verkeerskunde en Wegenvan <strong>Vlaams</strong>-Brabant van de administratie Wegenen Verkeer.Deze instanties opteerden in gezamenlijk akkoordvoor het thans aangebrachte snelheidsregime.Het aanbrengen van een uniforme snelheidsbeperkingvan 50 km per uur langs sommige nietbebouwdestroken is niet zinvol en zeker nietafdwingbaar.Het kan niet de bedoeling zijn om bij de automobilistende indruk te wekken dat de snelheidsbeperkingendie de overheid oplegt niet zinvol zijn,waardoor zij de (zinvolle) snelheidsbeperkingenniet meer naleven, met alle negatieve gevolgen vandien.Vraag nr. 414van 3 juli 1997van de heer FILIP DEWINTERMagneetkaartenbestelling De Lijn – ToewijzingOp woensdag 18 juni laatstleden keurde de raadvan bestuur van de <strong>Vlaams</strong>e VervoermaatschapijDe Lijn de bestelling goed van 60 miljoen magneetkaartenbij het Australische bedrijf SpectronSecurity Print. Het gaat hier over een contract vanongeveer 32 miljoen frank.In een interview in de krant Gazet van Antwerpenvan 19 juni jongstleden verklaarde de directeurgeneraalvan de <strong>Vlaams</strong>e Vervoermaatschappij dater voor dit contract een beperkte offerteaanvraagwerd uitgeschreven. Verder stelde de directeurgeneraaldat De Lijn het toekomstig gebruik vanchipkaarten overweegt, die men tevens tegelijkertijdzou kunnen gebruiken om te telefoneren envoor postverrichtingen.1. Waarom werd er slechts met een beperkteofferteaanvraag gewerkt en niet met een algemeneofferteaanvraag ?2. Waarom werd de offerteaanvraag niet beperkttot <strong>Vlaams</strong>e of eventueel Europese bedrijven ?Zou dit niet passen in de politiek waarbij de<strong>Vlaams</strong>e overheid zoveel mogelijk productenvan <strong>Vlaams</strong>e producenten afneemt ?3. Welke kandidaten gingen in op de beperkteofferteaanvraag en wat was hun rangschikking ?4. Werkt de chipkaart op dezelfde wijze als dezogenaamde protonkaart ?5. Wanneer zal het gebruik van een chipkaart voorDe Lijn mogelijk zijn ? Zijn er al concrete contactenmet Belgacom en De Post over het gezamenlijkgebruik van een dergelijke chipkaart ?Wordt ook gedacht aan gebruik van die kaartvoor de trein ?Antwoord1. De vigerende wetgeving inzake overheidsopdrachtenlaat de keuze van de procedure overaan het bestuur.


-71- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Er is – conform de Europese wetgeving –eerst een oproep tot kandidaten gepubliceerd ;de 7 kandidaat-inschrijvers hebben alle een lottestkaarten geleverd, die aan een uitgebreidereeks vooraf beschreven en meegedeelde testenwerden onderworpen.De fabrikanten die volgens technische specificatiesvoldoeninggevende kaarten hebben geleverd,werden geselecteerd ; aan deze kandidatenwerd een beperkte offerteaanvraag verstuurd.Bij een algemene offerteaanvraag kan niet voldoendetechnische garantie gegeven worden.2. Alleen <strong>Vlaams</strong>e of Europese inschrijvers toelaten,wordt verboden door de Europese wetgevinginzake overheidsopdrachten.3. De volgende inschrijvers hebben een offerteingestuurd en werden als volgt gerangschikt :1. Spectron Security Print Pty Lty (Australië)2. Fleischhauer Giseh Gmbh (Duitsland, vert.door Giesecke & Devrient, Zaventem)3. Cubit France Technologies SARL (Frankrijk).4. De chipkaart die De Lijn wil toepassen vooropenbaar vervoer is wel degelijk verschillendvan de zogenaamde Protonkaart ; deze laatstewerkt via contact met het leesapparaat, terwijlde chipkaart voor openbaar-vervoertoepassingcontactloos moet werken. De Lijn onderzoektook het gebruik van een hybride kaart, die contact-en contactloze functies verenigt.5. De chipkaart wordt momenteel door De Lijnreeds bijna een jaar lang met succes uitgetest inLimburg ; verdere testen zijn gepland.Er zijn reeds op regelmatige basis contactenmet Banksys, Belgacom en De Post voor eengecombineerd gebruik. Tevens wordt de NMBSop de hoogte gehouden van deze ontwikkeling.Vraag nr. 415van 3 juli 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Aanvulling gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse –GroenegordelpolitiekUit de persmededeling van de <strong>Vlaams</strong>e regeringvan 17 juni laatstleden verneem ik dat het ontwerpplantot aanvulling van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse voorlopig werd vastgelegd.Het betreft gronden met een totale oppervlaktevan 215 hectare waarvan de bestemmingsvoorschriftenwerden vernietigd door de Raad vanState. De aanvulling zou zijn gebeurd met het oogop het tegengaan van een verdere bebouwing enverkaveling.Wat mij enigszins verontrust, is dat wordt gestelddat het ontwerpplan daarom "zoveel mogelijk" deregel van herbevestiging van de groenegordelpolitiekvolgt.Kan de minister in dat verband toelichting verstrekkenover de mate en de dossiers waarin datniet mogelijk is gebleken ?AntwoordHet ontwerpplan tot voorlopige aanvulling van hetgewestplan Halle-Vilvoorde-Asse betreft 205,1 ha.Hiervan krijgt slechts 26,8 ha een andere bestemmingdan die welke reeds was opgenomen in hetgewestplan goedgekeurd bij koninklijk besluit van7 maart 1977. Voor alle bestemmingen wordt rekeninggehouden met de thans bestaande en juridischetoestand.De 26,8 ha nieuwe bestemming kan worden onderverdeeldin 5,8 ha openruimtebestemming en 21 ha"harde" bestemming.Een gewijzigde openruimtebestemming wordtgepland voor 3,3 ha parkgebied volgens het algemeenplan van aanleg (APA) en 2,5 ha bosgebiedvolgens het bijzonder plan van aanleg (BPA).De 21 ha harde bestemming bestaat uit 17,8 hawoongebied, reeds opgenomen in goedgekeurdeBPA's of verkavelingen en grotendeels reedsbestaande toestanden, evenals 3 ha ambachtelijkegebied en 0,3 ha woongebied overeenkomstigbestaande en vergunde toestanden.Een gedetailleerd overzicht van de doorgevoerdewijzigingen vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerals bijlage.(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het secretariaatvan het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst Schriftelijkevragen – red.)


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -72-Vraag nr. 416van 3 juli 1997van de heer ETI<strong>EN</strong>NE <strong>VAN</strong> VAER<strong>EN</strong>BERGHVerkeersremmers – Reglementering – ControleOp 10 juni 1996 stelde ik de minister een vraag omuitleg naar aanleiding van de veroordeling van deburgemeester van het Waalse dorp Walhainwegens de vele ongevallen bij een verkeersdrempelaangelegd door zijn gemeentepersoneel (Handelingennr. 61 van 20 juni 1996, blz. 3135 – red.).Tijdens deze vraag pleitte ik voor eenvormigheidvan de vele soorten verkeersremmers.De federale staatssecretaris voor Veiligheid beloofdetoen werk te maken van een voorstel om de verkeersremmerste reglementeren.Tot op heden is er van enige reglementering weinigte merken. Gemeentebesturen blijven willekeurigverkeersremmers aanleggen.1. Hoever staat het met het voorstel van de federalestaatssecretaris voor Veiligheid om de verkeersremmerste reglementeren ?2. Enkel in dorpskernen mogen verkeersplateausworden aangelegd volgens de richtlijnen van de<strong>Vlaams</strong>e overheid.Worden deze richtlijnen daadwerkelijk opgevolgd?Wie staat in voor de controle hierop ?Antwoord1. De reglementering van verkeersremmers is eenfederale aangelegenheid.Op dit ogenblik zijn reeds teksten opgesteldvoor de reglementering van snelheidsremmerstot 30 km per uur ; die zijn reeds besproken inde werkgroep Verkeersreglement van de federaleCommissie voor het Wegverkeer.Het blijkt de wens te zijn van de federale staatssecretarisvoor Veiligheid om tot een spoedigeafhandeling te komen.2. Enkel de gewestwegen behoren tot de bevoegdheidvan de <strong>Vlaams</strong>e overheid.De aanleg van verkeersdrempels daarop gebeurtvolgens de bestaande wettelijke reglementering.Voor verkeersplateaus bestaat thansgeen reglementering en de aanleg ervan gebeurtonder verantwoordelijkheid van de wegbeheerder.Er bestaan wel interne richtlijnen voor de<strong>Vlaams</strong>e administratie.De controle op de verkeersdrempels gebeurtdoor de Dienst voor het Wegverkeer van hetfederale ministerie van Verkeer en Infrastructuurwat de gemeente- en provinciewegenbetreft, en door de <strong>Vlaams</strong>e administratie watde gewestwegen betreft.Vraag nr. 417van 3 juli 1997van de heer ETI<strong>EN</strong>NE <strong>VAN</strong> VAER<strong>EN</strong>BERGHVerkeersveiligheid – <strong>Vlaams</strong>-BrabantNaar aanleiding van een schriftelijke vraag over deverkeersveiligheid in het arrondissement Halle-Vilvoordedeelde de minister mij mee dat er voor deperiode 1993-1995 niet minder dan 221 zwarte puntenwerden geteld (vraag nr. 281 van 10 juli 1996,Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 18 van 20september 1996, blz. 1029 – red.).Opmerkelijk is dat voor voornoemde periode inhet arrondissement Halle-Vilvoorde 778 ongevallenwerden genoteerd, waarbij 210 zwaargewonden,1.023 lichtgewonden, maar ook 28 doden vielen.Verkeersveiligheid is een van de prioriteiten vande <strong>Vlaams</strong>e regering. Spijtig genoeg worden dieprioriteiten telkens om budgettaire reden op delange baan geschoven.1. Hoeveel zwarte punten werden er geteld in hetarrondissement Halle-Vilvoorde voor de periode1996-1997 ?2. Hoeveel ongevallen werden er tijdens dezeperiode genoteerd (aantal zwaar- en lichtgewondenen doden) ?3. In de periode 1989-1991 werden er 126 zwartepunten geteld, in de periode 1993-1995 werdener 221 zwarte punten geteld in het arrondissementHalle-Vilvoorde. Ook het aantal ongevallen,het aantal zwaar- en lichtgewonden, hetaantal doden blijven stijgen op onze wegen.Welke maatregelen werden er genomen om aandeze onveilige situaties een einde te stellen ?


-73- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997AntwoordWat de verkeersveiligheid in het arrondissementHalle-Vilvoorde betreft, kunnen volgende gegevensworden genoteerd.Tijdens de periode van 1 juli 1996 tot 30 juni 1997werden er 14 zwarte punten genoteerd.Er gebeurden in voormelde tijdspanne 74 ongevallen,waarbij 3 doden, 15 zwaar gekwetsten en 93licht gekwetsten vielen.Regelmatig worden de zwarte punten besproken insamenspraak met de rijkswacht, betrokkengemeenten en de Wegendienst <strong>Vlaams</strong>-Brabant.De te realiseren aanpassingen worden voorgestelden volgens opgestelde prioriteit uitgevoerd.Zo werd het "zwartste punt" van <strong>Vlaams</strong>-Brabant– kruispunt N211 met R22 – in Vilvoorde, metmeer dan 40 ongevallen per jaar, tot ieders voldoeningomgevormd tot rotonde. Sindsdien komt ditkruispunt niet meer voor op de lijst van "zwartepunten".Vraag nr. 418van 7 juli 1997van de heer ERIK MATTHIJS"Koppelingsgebied" – DraagwijdteSamen met de inherzieningstelling van het gewestplanGentse en Kanaalzone op 13 mei 1997 voertde <strong>Vlaams</strong>e regering het begrip "koppelingsgebied"in als nieuwe bestemming.Uit de nota aan de <strong>Vlaams</strong>e regering kan afgeleidworden dat dit gebied een bufferfunctie zal hebbenom :– de milieuhygiënische impact van de industriëleen zeehavenactiviteiten naar de nabijgelegenwoonkernen te beperken door een specifiekeinrichting van de aangrenzende gebieden (dezogenaamde koppelingsgebieden) ;– de leefbaarheid voor het wonen en de andereaanwezige functies (waaronder agrarische functies)te garanderen in de bestaande woonkernen.Dit zijn positieve uitgangspunten.Wanneer we evenwel de aanvullende stedenbouwkundigevoorschriften (art. 12) nader bekijken, ishet voor de niet-stedenbouwkundige moeilijk omde boven geciteerde uitgangspunten te herkennen.Meer zelfs, de formulering kan tot verschillendeinterpretaties leiden.Daarom had ik graag enige toelichting gekregen bijde voorschriften.1. Wat is de betekenis van de paragraaf "Toegelatenis ... plaatsvinden." ?2. Wat moeten we hier verstaan onder recreatieveactiviteiten, dienstverlenende bedrijven, gemeenschapsvoorzieningenen nutsvoorzieningen?3. Is het mogelijk dat activiteiten/bedrijven vannutsvoorzieningsmaatschappijen zich in hetgebied vestigen ?4. Kan de dienstverlenende sector zich in ditgebied vestigen ?5. Is het op grond van de draagwijdte van de term"complementair" mogelijk dat de gronden binnenhet koppelingsgebied worden opgehoogdmet bijvoorbeeld zand uit de Kluizendokken,om daarna deze terreinen te beplanten ?6. Naar de ontwikkelingsmogelijkheden van deagrarische sector toe : kunnen in deze koppelingsgebiedenbestaande agrarische bedrijvenook hun bedrijfsruimte uitbreiden ? Metbedrijfsruimte bedoel ik serres voor glasteelt,veestallen, ...AntwoordIn de tweede paragraaf van het bestemmingsvoorschriftwordt in algemene zin vermeld welke activiteitenin het koppelingsgebied kunnen worden ontwikkeldvanuit de bufferende en koppelende functievan het gebied. Daarenboven worden in algemenebewoordingen de ruimtelijke inrichtingsprincipesaangegeven zoals bezettingscoëfficiënt, landschappelijkeinrichting die in het op te maken BPA(bijzondere plan van aanleg) voor het koppelingsgebiedmoeten worden vastgesteld.Onder recreatieve activiteiten worden onder anderebegrepen : speelbos, park, waterplan, sportinfrastructuur,...Onder dienstverlenende bedrijven worden onderandere begrepen : tankstations, truckerscentrum,bankkantoren, overheidsdiensten, cateringbedrijfjes,logistieke dienstverlening, ...


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -74-Onder gemeenschapsvoorzieningen worden onderandere begrepen : niet-commerciële dienstverlening(politie, brandweer, post, begraafplaatsen,administratie van openbare lichamen), het onderwijs,de sociaal-medische dienstverlening, de voorzieningenvoor cultuur recreatie en ontmoeting(theaters, culturele centra, openbare bibliotheken,kerkelijke voorzieningen, musea, club- en buurthuizen,muziekscholen en vrijetijdscentra, accommodatievoor verenigingsleven, ...).Onder nutsvoorzieningen worden onder anderebegrepen : elektriciteitsvoorziening, infrastructuurvoor zuivering van rioolafvalwater, gasvoorziening,watervoorziening, telefoon- en telecominfrastructuur,containerpark, ...Activiteiten en bedrijven van nutsvoorzieningsbedrijvenkunnen in principe in het koppelingsgebiedworden gevestigd, in zoverre ze een sterke functionelebinding of relatie onderhouden met het omliggendegebied en in hun geheel voldoen aan de inhet bestemmingsvoorschrift vermelde ruimtelijkeinrichtingsprincipes.Dienstverlenende bedrijven en activiteiten kunnenin het koppelingsgebied worden gevestigd, inzoverre zij een sterke functionele relatie onderhoudenmet het omliggende gebied en in hun geheelvoldoen aan de in het bestemmingsvoorschrift vermelderuimtelijke inrichtingsprincipes."Complementair" betekent dat de gronden in hetkoppelingsgebied zodanig worden ingericht dat ervoor de omliggende gebieden een meerwaarde ofvoordeel uit ontstaat. Het ophogen en beplantenvan de terreinen tot bijvoorbeeld een toegankelijkbos of park betekent dat enerzijds bufferingoptreedt ten opzichte van de zeehavenactiviteitenen dat anderzijds het gebied als groene ruimte kanworden gebruikt door de omwonenden.De ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaandeagrarische bedrijven in het koppelingsgebiedmoeten worden onderzocht en afgewogen vanuiteen globale ruimtelijke visie op het koppelingsgebieden de omliggende gebieden (zeehavengebied,woongebied, ...). Deze visie moet worden vastgelegdin een BPA, zoals ook in het bestemmingsvoorschriftwordt aangegeven.Vraag nr. 419van 7 juli 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Taalgrensoverschrijdend openbaar vervoer – ReizigersinformatieOnlangs werd mij een document doorgespeeld dataan een bushalte van lijn 34b (Luik-Tongeren) opgrondgebied Tongeren bevestigd was en waarvande tekst niet alleen de persoon in kwestie, maarook mij ergerde. De tekst op het document luidtletterlijk : "Bewijs aan de rijzigers. Vanaf 2 december1996 wort dit bushalte niet meer bedient doorlijn 34b. Het Bestuur." Het document, waarschijnlijkopgemaakt door TEC (Transport en Commun),hing tot nu toe nog steeds aan verschillende bushaltesop <strong>Vlaams</strong> grondgebied. De maatschappij isverantwoordelijk voor het busvervoer tussen Tongerenen Luik, in samenwerking met De Lijn, alsvervanging van een afgeschafte spoorverbinding.Alle dagen nemen onder andere groepen schoolgaandejongeren de bus : elke dag opnieuw wordenzij, maar ook vele anderen, geconfronteerd met eendergelijke voor Vlamingen beschamende tekst.1. Worden de "berichten aan reizigers" op busverbindingendie taalgrensoverschrijdend zijn enuitgebaat worden door andere maatschappijensamen met De Lijn, systematisch gecontroleerddoor het bestuur van De Lijn ? Door anderen ?2. Werden de voorbije jaren nog dergelijke flatersvastgesteld ? Hoe werd er gereageerd ? Welkemiddelen heeft Vlaanderen om tegen een dergelijketekst te reageren ?3. Is het niet zinvol bij alle grensoverschrijdendvervoer afspraken te maken in verband met serviceaan de reizigers ? Werd dit in het verledenreeds geprobeerd ? Zijn er afspraken inzake detweetaligheid van het personeel op deze lijnen ?Antwoord1. De aangehaalde feiten blijken zich te hebbenvoorgedaan aan een halte op <strong>Vlaams</strong> grondgebiedvan gewestgrensoverschrijdende dienstenvan de TEC, aan wie het beheer ervan is toevertrouwdovereenkomstig het "samenwerkingsakkoordtussen het <strong>Vlaams</strong>e Gewest en het WaalseGewest in verband met het grensoverschrijdendopenbaar vervoer tussen het <strong>Vlaams</strong>eGewest en het Waalse Gewest". De "berichtenaan de reizigers" zijn dan ook de uitsluitendeverantwoordelijkheid van de TEC en wordendoor De Lijn niet nagekeken.2. Gelet op het bovenstaande kan deze vraag nietworden beantwoord. In het geval de TEC detaalwetgeving zou schenden, kan steeds klacht


-75- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997worden neergelegd bij de Vaste Commissie voorTaaltoezicht.3. Voor het gewestgrensoverschrijdend openbaarvervoer bestaat er een "samenwerkingsakkoordtussen het <strong>Vlaams</strong>e Gewest en het WaalseGewest in verband met het grensoverschrijdendopenbaar vervoer tussen het <strong>Vlaams</strong>e Gewesten het Waalse Gewest". Zowel De Lijn als deTEC dienen de wet op het gebruik van de talenin bestuurszaken na te leven, en in de gevallendie de wet bepaalt de andere landstaal tegebruiken.Bij een evaluatie van het samenwerkingsakkoordkunnen de moeilijkheden m.b.t. het nalevenvan de taalwetgeving aan de orde wordengesteld. Intussen zal hetzelfde gebeuren in decontacten tussen de entiteiten van De Lijn enverschillende Waalse TEC’s.Vraag nr. 420van 8 juli 1997van de heer PATRICK LACHAERTBouwdossiers – VertragingselementenBij het indienen van een bouwaanvraag vermeldtde aanstiplijst dat in het betrokken dossier eensituatieplan moet opgenomen zijn in evenveelexemplaren als er plannen ingediend moeten worden.Hiervoor wordt vrijwel altijd een uittreksel uitde kadasterplannen ingediend.Tot voor kort konden landmeters en architectenvoor een dergelijk uittreksel meestal terecht op delokale kantoren van het kadaster of op hetgemeentehuis van de betrokken gemeente, ook albestond de richtlijn dat enkel de directies deze uittrekselsmogen geven. Recentelijk echter werd degemeenten en de lokale kadasterkantoren eropgewezen dat het maken van een fotokopie van eenkadasterplan een ernstig misdrijf is, waaraan eengerechtelijk staartje kan vasthangen. Sindsdienweigeren de meeste gemeenten dan ook nog eendergelijke kopie te geven. Daarbij komt nog dat dediensten van het kadaster er op dit ogenblik niet inslagen de plotse stroom aanvragen binnen eenredelijke termijn te behandelen. Blijkbaar dientvoor een simpele fotokopie, die men tot voor kortvrijwel onmiddellijk kreeg, nu minstens zes wekengewacht te worden.Hierdoor blijven uiteraard bouwaanvragen dieklaar zijn om ingediend te worden, noodgedwongenliggen ten nadele van particulieren, die sowiesoal geruime tijd moeten wachten voor de afhandelingvan hun bouwdossier. Wat, met andere woorden,een bijkomende factor is in het vertragen vande behandeling van bouwdossiers en in het verminderenvan de globale dienstverlening naar de burgertoe.1. In hoeverre heeft de minister reeds initiatievengenomen om voor alle aspecten van de samenstellingvan een bouwdossier de vertragingselementenvast te stellen en weg te werken of toteen minimum te herleiden ?2. In welke mate is daartoe overleg tussen de verschillendebevoegde administraties ?3. Als via overleg op korte termijn geen oplossingwordt bereikt, zie ik als enige mogelijkheid, inafwachting van een definitieve regeling via hetdecreet op de ruimtelijke ordening, een wijzigingvan het ministerieel besluit van 6 februari1971 tot vaststelling van de samenstelling vanhet aanvraagdossier voor een bouwvergunning.Waarom zijn er geen maatregelen in die richtinguitgewerkt ?AntwoordIn het besluit dat de dossiersamenstelling vanbouwaanvragen regelt en dat tot op heden van toepassingis, staat inderdaad vermeld dat de tekeningen,waaronder de situatietekening met de liggingvan het perceel in de wijk, in de nodige exemplarenaan het dossier dienen te worden toegevoegd.Hoewel het besluit dat niet uitdrukkelijk eist, is hetinderdaad zo dat in de praktijk veelal een uittrekseluit het kadastraal plan voor dergelijke situatietekeningwordt gehanteerd. Dat dit recentelijkvoor moeilijkheden, vooral voor vertraging, heeftgezorgd, is mij bekend.In het nieuwe besluit dat de dossiersamenstellingvan bouwaanvragen moet regelen – het ontwerpbesluitwerd in vergadering van 3 juni 1997 van de<strong>Vlaams</strong>e regering principieel goedgekeurd – isopgenomen dat het dossier een tekening op eengebruikelijke schaal groter dan of gelijk aan 1/2500moet bevatten, waarbij binnen de onmiddellijkeomgeving van het goed onder meer de percelenmet de eventuele bebouwing worden weergegeven.Uiteraard zal in de praktijk, om aan die dossiervereistete voldoen, veelal nog steeds een uittreksel uithet kadastraal plan worden toegevoegd. Er is ech-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -76-ter niet vastgelegd dat het om een uittreksel uit hetkadastraal plan dient te gaan. Het volstaat dat deaanvrager (of diens architect) een plan opmaakt oflaat opmaken waarop de gevraagde gegevens, incasu de begrenzingen van de percelen en van debebouwing, staan vermeld. Hij kan dus zelf, of bijgestaandoor een landmeter, een dergelijk planopmaken.Om praktische redenen en omdat voor de behandelingvan de aanvraag veelal reeds een aantalkadastrale gegevens noodzakelijk zijn (bijvoorbeeldhet kadastraal nummer, teneinde de eigenaarvan een goed op te sporen en aldus de aanschrijvingin het kader van de verplichte openbaarmakingvan een aanvraag mogelijk te maken), wordtin de praktijk door aanvragers en architectenmeestal teruggegrepen naar het voor hen blijkbaarmakkelijkst te verkrijgen en klaarblijkelijk minstdure document, namelijk een uittreksel uit hetkadastraal plan.Op de concrete vragen van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerkan ik het volgende antwoorden.1. Het nieuwe besluit dat de dossiersamenstellingvan bouwaanvragen moet regelen, poogt eenaantal verouderde, voorbijgestreefde, of nietmeer relevante bepalingen aan te passen.Tevens is een grotere "vrijheid" gegeven aanaanvragers en ontwerpers in de samenstellingvan de verschillende documenten. Zo is mijnsinziens aangegeven dat strikt genomen een uittrekseluit het kadastraal plan geenszins vereistis.Of nog vertragingselementen bestaan, zal detoekomst moeten uitwijzen.Er kan echter worden opgemerkt dat het in hetdossier aanwezig zijn van een bepaald plan vande omgeving, hetzij een door de aanvrager ofdiens architect opgemaakt plan, hetzij een uittrekselvan het kadastraal plan, geen voorwendselmag zijn om te stellen dat aldus een vertragingwordt teweeggebracht. Inderdaad kan hetontwerpen van een project slechts degelijkgebeuren wanneer rekening wordt gehoudenmet de onmiddellijke omgeving ervan. In hetverleden werd al te dikwijls vastgesteld dat projectenslechts op zichzelf stonden, enkel rekeninghoudende met de mogelijkheden of beperkingenvan het eigen perceel, en zonder degelijkerelatie tot de omgeving. Reeds in de ontwerpfasezijn dus gegevens van de omgevingvereist. Het gaat dus niet op slechts op het eindevan de planning van een ontwerp, met als alibidat het dossier een dergelijk plan moet bevatten,snel nog de nodige gegevens van de omgeving,namelijk een omgevings- of kadastraalplan, te gaan opvragen en de mogelijke vertragingvan het dossier precies aan dat feit te wijten.2. Omdat, zoals boven is gesteld, niet echt een uittrekseluit een kadastraal plan aan het dossierdient te worden toegevoegd, is geen of nog geenoverleg gepleegd met de bevoegde administratie.3. Zie antwoord op punt l.Vraag nr. 421van 8 juli 1997van de heer PATRICK LACHAERTGeplande snelwegverbinding Merksem-Wommelgem– Stand van zakenIn het kader van het onderzoek naar mogelijketracés voor de tweede spoorontsluiting voor dehaven van Antwerpen, is een andere discussie opgang gekomen.Het gaat hierbij om de geplande verbinding overde weg tussen Merksem en Wommelgem. Dezeverbinding staat reeds sedert 1979 ingekleurd ophet gewestplan en zal, volgens de minister, eenautoweg worden met tweemaal twee rijvakken.Het verband met de tweede spoorontsluiting vande Antwerpse haven bestaat erin dat het tracé voordeze spoorverbinding wordt gepland in de middenbermvan die verbindingsweg. Dienaangaandebestaat er, aldus de minister in recente persberichten,reeds een informeel haalbaarheidsrapport vande NMBS, dat nu verder wordt onderzocht door deadministratie.Daar de inwoners van de betrokken gemeentenzich terecht vragen stellen betreffende de uitvoeringvan deze toch wel zeer belangrijke werken,ontving ik van de minister graag antwoord op devolgende vragen.1. Wat zijn de resultaten van de haalbaarheidsstudievan de NMBS ten aanzien van het uitbouwenvan de tweede spoorontsluiting voor deAntwerpse haven op de middenberm van deaan te leggen verbindingsweg Merksem-Wommelgem?


-77- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19972. Hoever staat men met de uitvoering van deplannen voor de verbindingsweg ?3. Wat is de planning voor het begin en einde vande vereiste werken ? Wanneer wordt de weg ingebruik genomen ?4. In welke mate past deze verbindingsweg, eventueelmet spoorverbinding in de middenberm, inde opties van het Ruimtelijk StructuurplanVlaanderen ?AntwoordWat deze verbinding betreft, bestaan er inderdaadideeën om zowel de tweede spoorontsluiting vande Antwerpse haven als de autosnelwegverbindingA102 Merksem-Wommelgem gezamenlijk te leggenbinnen de reservatiestrook op het gewestplan.Hierbij zou de spoorweg niet op de middenbermkomen, doch parallel met de weg aan de oostzijdeervan.De diensten van het <strong>Vlaams</strong> Gewest en de NMBSonderzoeken momenteel de technische haalbaarheidvan deze optie inzake bochtstralen, hellingen,enzovoort. Binnen deze optie zijn immers nog verscheidendescenario's mogelijk, bijvoorbeeld wegen spoorweg in uitgraving of in ophoging, uit oogpuntvan milieu of maatschappelijke aanvaardbaarheidvan het project. Vermits de resultaten vandeze studie nog niet beschikbaar zijn, kan op deeerste vraag niet worden geantwoord.Wat de tweede vraag betreft, kan ik meedelen dater aan de administratie nog geen opdracht werdgegeven voor het opmaken van de uitvoeringsplansvan de A102. Momenteel wordt prioriteit gegevenaan het uitvoeren van de studie voor het sluitenvan de kleine ring R1 van Antwerpen door middelvan een vierde Scheldeoeververbinding. Er is dusnog geen planning voor het begin en het einde vande werken, laat staan het ingebruiknemen van deweg.De A102 is opgenomen in het Ruimtelijk StructuurplanVlaanderen. Wat het tracé van de spoorverbindingbetreft, is nog geen duidelijke keuzegemaakt. In ieder geval voldoet een eventuelegezamenlijke aanleg aan de opties van het RuimtelijkStructuurplan Vlaanderen tot bundeling vanverschillende infrastructuren.Vraag nr. 422van 8 juli 1997van de heer DIDIER RAMOUDTWerken zeedijk Oostende – Gevolgen voor horecaAls gevolg van de werken aan de zeedijk van Oostende,die een aanvang zullen nemen in september1997, zullen de horeca-uitbaters op de zeedijk hunterrassen moeten afbreken. De Oostendse schepenvoor Openbare Werken verklaarde dat dit maarpas zal moeten gebeuren na 15 september. Voordeze terrassen betalen de uitbaters aan het <strong>Vlaams</strong>Gewest een retributie berekend naargelang deoppervlakte van hun terras. Deze retributie wordtbetaald op jaarbasis.1. Heeft de minister maatregelen genomen metbetrekking tot een eventuele kwijtschelding ofaanpassing van deze retributie of is er in een ofandere vorm van compensatie voorzien voor deperiode waarin de terrassen niet gebruikt kunnenworden ?2. Wat is de vermoedelijke duur van deze werken?3. Welke maatregelen heeft de minister genomenten opzichte van de horeca-uitbaters op het vlakvan de retributie, zo de werken in 1998 voortduren?AntwoordDe stad Oostende voert bedoelde werken volledigin eigen beheer uit. In het "Vergunningen- en retributiestelsel"van toepassing op de terrassen op dezeedijk is inderdaad voorzien in een retributie volgensde oppervlakte van het terras en per maandbezetting van het openbaar domein. Aangezien deterrassen daar in principe het ganse jaar blijvenstaan, worden normaliter vergunningen opgemaaktop jaarbasis. De verrekening gebeurt evenwel opmaandbasis.Op de concrete vragen kan het volgende wordengeantwoord.1. De cijns zal worden aangerekend per maandeffectieve bezetting van het openbaar domein.Het vergunningen- en retributiestelsel voorzietniet in een compensatie ; vergunningen voor de


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -78-bezetting van het openbaar domein zijn immerssteeds precair.2. Volgens informatie ingewonnen bij de stad Oostende– bouwheer van het project – wordt deduur van de werken bepaald op 260 kalenderdagen.Vermoedelijke aanvangsdatum van de werkenis 1 september 1997 en vermoedelijke einddatumhalf mei 1998.3. Zie 1.Vraag nr. 424van 8 juli 1997van de heer WARD BEYS<strong>EN</strong>Geluidsschermen – BehoefteanalyseIn zijn beleidsbrief heeft de minister de optiesweergegeven die de <strong>Vlaams</strong>e regering neemt metbetrekking tot het bestrijden van geluidshinder.Inzake het plaatsen van geluidsschermen en -bermenstelt de minister dat die enkel nog in uitzonderlijkegevallen kunnen worden overwogen enuitsluitend langs de autonelwegen. Bij de behoefteanalysewordt rekening gehouden met het aantalpersonen dat hinder ondervindt en met tweeniveaus van geluidshinder, namelijk meer dan 70dB (A) (decibel) en van 65 tot 70 dB (A).Er rijzen vragen bij de praktische toepassing hiervan.1. Wie kan dergelijke behoefteanalyse aanvragen,en tot wie moet deze aanvraag worden gericht ?2. Welke concrete criteria worden gehanteerdbetreffende het aantal gehinderden ?3. Is het aantal gehinderden altijd doorslaggevendof wordt er ook rekening gehouden met anderecriteria, zoals de verstoring van de rust in eenlandelijke omgeving of open landschap ?4. Op welke tijdstippen wordt de geluidshindergemeten ?5. Aan wie worden de resultaten van de metingenbezorgd ?AntwoordIk acht het vooreerst aangewezen erop te wijzendat het voorzien in geluidswerende maatregelenhet voorwerp uitmaakt van een mobiliteitsconvenant,af te sluiten tussen de lokale overheid en het<strong>Vlaams</strong> Gewest (meer specifiek met bijakte 5 bijde hoofdakte of moederconvenant). Overigensheeft de behoefteanalyse enkel de classificatie volgensprioriteit op het oog en bleek al snel dat weinigprojecten werden geïnventariseerd.Terugkerend op het mobiliteitsconvenant (bijakte5) worden hierin (versie aangepast door <strong>Vlaams</strong>eregering van 24 juli 1997) vooralsnog volgenderandvoorwaarden gesteld :"De onderhavige bijakte heeft tot doel geluidswerendemaatregelen te nemen om de verkeersleefbaarheidte verhogen door middel van geluidswerendeschermen of grondbermen voor zover degeluidshinder onvoldoende bestreden kan wordendoor middel van een geluidsarme wegverharding.De toepassing van deze doelstelling steunt op eenverantwoording die minstens omvat :– recent uitgevoerde geluidsmetingen ;– een opgave van het aantal woningen dat gehinderdwordt door een geluidsniveau (gevelbelasting)Leq van meer dan 55 dba ;– een opgave van het aantal gehinderde woningendat gebouwd werd voor en na de openstellingvan de autosnelweg of de gewestweg."Het is dan ook afhankelijk van het initiatief datterzake door de lokale overheid wordt genomendat maatregelen kunnen worden overwogen.De verbintenissen die hierbij door de lokale overheidworden aangegaan, beantwoorden aan volgendecriteria :"De lokale overheid verbindt er zich toe om voorde bedoelde geluidswerende maatregelen eenfinanciële tegemoetkoming te betalen die als volgtbepaald wordt :– 0 % van de aanlegkosten als het maximaalgemeten geluidshinderniveau (gevelbelasting)groter of gelijk aan 80 dba is ;– 25 % van de aanlegkosten als het maximaalgemeten geluidshinderniveau (gevelbelasting)groter of gelijk aan 75 dba is maar minder dan80 dba bedraagt ;


-79- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997– 50 % van de aanlegkosten als het maximaalgemeten geluidshinderniveau (gevelbelasting)groter of gelijk aan 70 dba is maar minder dan75 dba bedraagt ;– 75 % van de aanlegkosten als het maximaalgemeten geluidshinderniveau (gevelbelasting)groter of gelijk aan 65 dba is maar minder dan70 dba bedraagt ;– 100 % van de aanlegkosten als het maximaalgemeten geluidshinderniveau (gevelbelasting)minder dan 65 dba bedraagt of de geluidswerendemaatregelen onvoldoende verantwoord kunnenworden.De in het eerste lid van deze paragraaf bedoeldefinanciële tegemoetkoming van de lokale overheidwordt evenwel met 10 % verminderd als degeluidswerende maatregelen tot doel hebben degeluidsoverlast in de onmiddellijke omgeving vanziekenhuizen te verminderen.De lokale overheid verbindt zich ertoe financieelin te staan voor het onderhoud, de herstelling eneventueel de vervanging door het Gewest van degeluidswerende infrastructuur.De lokale overheid verbindt zich ertoe om binnenhet kader van haar bevoegdheid alle stedenbouwkundigemaatregelen te treffen ter vrijwaring vande verkeersleefbaarheid ter hoogte van de bedoeldewegeninfrastructuur zoals zal blijken uit debeslissingen en adviezen van de burgemeester enschepenen en/of de gemeenteraad krachtens art.14, art. 15, art. 42, art. 55 en art. 56 van het decreetbetreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerdop 22 oktober 1996.De overige partijen worden van deze maatregelenvooraf in kennis gesteld. Minimaal worden maatregelenom de woningbouw te verhinderen in gebiedenmet een geluidshinderniveau (Leq) dat meerdan 55 dba bedraagt."Wat verder de specifieke vragen betreft, kan hieraannog worden toegevoegd dat de geluidshinderwordt gemeten op een tijdstip dat toelaat om dedaggemiddelde Leq-waarde, die als referentiedient, te bepalen.De metingen zelf worden uitgevoerd door de afdelingWegenbouwkunde, die de resultaten terbeschikking stelt van de provinciale afdelingen.Vraag nr. 425van 8 juli 1997van de heer WARD BEYS<strong>EN</strong>Middenbermbos E19 – Kostprijs – OnderhoudTer gelegenheid van mijn actuele vraag van 11 juni1997 over de boomsterfte bij het onlangs aangeplantebos op de middenberm van de E19 (Handelingennr. 47 van 11 juni 1997, blz. 9 – red.), kon deminister meedelen dat de eerste aanplanting eeninitiatief was van een werkgroep die de boompjesgeleverd kreeg zonder certificaat en dus zonderverplichting tot heraanplanting. Volgens de ministerwerd evenwel de afspraak gemaakt dat de dodebomen zullen worden vervangen.Het aanbestedingsdossier voor de "lijnbeplanting"in het najaar bevat ditmaal een certificaat en eenonderhoudscontract.Hierbij rijzen enkele vragen.1. Wat was de kostprijs voor de aanleg van het"witte bos" en wie heeft deze kosten gedragen ?2. Wie werd aangesteld als verantwoordelijke omhet verder afsterven van de bomen tegen tegaan ? Hoe gebeurt dit ? Wie controleert dit ?3. Wat houden het certificaat en het onderhoudscontractvan het nieuwe aanbestedingsdossierconcreet in ?Antwoord1. De boomplantactie op 27 maart 1997, diebedoeld was als aanzet voor de latere aanplantingvan het zogenaamde "witte bos", werdgeorganiseerd op initiatief van de werkgroep"Witte Kinderbos". De bijdrage van het <strong>Vlaams</strong>Gewest bij deze actie betrof enkel het uitgravenvan de plantputten en de levering van de GFTcompost(groente-, fruit- en tuinafval), steunstakenen bindsels. Hiervoor werd een bedrag uitgegevenvan ± 85.000 frank. De overige kostenwerden gedragen door de andere deelnemendepartijen.2. De planten werden geleverd door een door dewerkgroep aangestelde leverancier. Aangezien


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -80-hiervoor geen contract werd afgesloten en mijnadministratie hierbij geen inspraak had, kondenvoor deze levering geen waarborgverplichtingenworden bedongen en was er ook niet in onderhoudvan de beplanting voorzien. Nochtanswerd de toestand van de planten door het toezichtspersoneelvan het wegendistrict Ruisbroekop vrijwillige basis gecontroleerd. Maardit heeft niet kunnen beletten dat een belangrijkaantal planten ten gevolge van de ongunstigeplantomstandigheden is afgestorven. Bij mijnweten heeft niemand anders enig initiatiefgenomen met het oog op de instandhouding vande beplanting.3. In het nieuwe dossier, dat binnenkort ter aanbestedingzal worden voorgesteld, is bepaald datalle planten voorafgaandelijk moeten wordengoedgekeurd. Ook is voorzien in een waarborgtermijnvan 3 jaar, die begint na de voorlopigeoplevering van de werken. Tijdens deze termijnmoeten jaarlijks alle dode en slecht opkomendeplanten worden vervangen en moet de aannemerook zorgen voor een jaarlijkse onderhoudsbeurt,die bestaat in het vrijstellen van de beplantingdoor middel van bosmaaiers.Vraag nr. 426van 8 juli 1997van de heer CARL DECALUW<strong>EN</strong>36 Roeselare – SpoorvormingBij zware regenval ligt het gedeelte van de N36 vanRoeselare tot de oprit van de A17 er levensgevaarlijkbij door spoorvorming, met watergladheid totgevolg. Deze situatie is des te gevaarlijker daar deoverige delen van de N36 niet kampen met dezevorm van uitgesproken spoorvorming.1. Welke maatregelen kunnen worden genomenom spoorvorming tegen te gaan, zonder te moetenovergaan tot het aanbrengen van een volledignieuwe deklaag ?2. Is de administratie op de hoogte van de ergespoorvorming op het betrokken gedeelte van deN36 ?3. Zo ja, zijn er reeds voorbereidingen getroffenom hieraan iets te doen ? Wat is de geraamdekostprijs ? Voor wanneer zijn de herstellingswerkengepland ?4. Werden reeds maatregelen genomen om op hetbetrokken stuk de weggebruikers te waarschuwen?AntwoordOm spoorvorming te vermijden moet de toplaagworden afgefreesd en moet er een nieuwe toplaagworden aangelegd. Andere maatregelen zijn nietmogelijk.De administratie is op de hoogte van spoorvormingop het betrokken gedeelte. De spoorvorming is erevenwel niet erger dan op andere expreswegen.Enkel op geïsoleerde plaatsen, meer bepaald in derechterrijstrook vóór de driekleurige lichten, kanmen spreken van erge spoorvorming.Op het programma 1997 is 30 miljoen frank ingeschrevenvoor veiligheid door structureel onderhoudvan de wegverharding van de N36 op het vakIzegem-Lendelede-Kuurne. Dit is een tweede fasein de systematische aanpak van de N36. Verder iser 10 miljoen frank ingeschreven op het programma1997 voor veiligheid door het inrichten vankruispunten voor het kruispunt N36/N32 (Meensesteenweg)/R32in Roeselare. Met de heraanlegvan dit kruispunt zal daar meteen ook de spoorvormingopgelost zijn. Op het programma 1997 washet niet mogelijk nog meer middelen te reserverenvoor het vak N32-N50 van de N36.De kostprijs voor het wegwerken van de spoorvormingop het vlak N32-A17 wordt geraamd op 15miljoen frank. Deze fase zal worden geprogrammeerdnaargelang de budgettaire mogelijkheden.Er werden nog geen specifieke maatregelen genomen.Er wordt nagegaan in hoeverre het noodzakelijken wenselijk is signalisatie te plaatsen om deweggebruikers te waarschuwen.Vraag nr. 427van 8 juli 1997van de heer CARL DECALUWEDepartement LIN – Interne auditsIk heb vernomen dat er bij de administratie Wegenen Verkeer(AWV) een interne audit werd uitgevoerd.1. Wat waren de concrete aandachtspunten enresultaten van de interne audit bij de administratieWegen en Verkeer ?


-81- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19972. Werden er ook bij andere administraties van hetdepartement Leefmilieu en Infrastructuur dieonder de bevoegdheid van de minister vallen,zo'n interne audits uitgevoerd ?3. Zo ja, wat waren hiervan de aandachtspuntenen resultaten ?AntwoordSinds 1994 worden interne audits binnen hetdepartement Leefmilieu en Infrastructuur uitgevoerddoor de cel Interne Audit.Deze cel staat onder het hiërarchisch gezag en toezichtvan de secretaris-generaal. Auditopdrachtenkunnen zowel door de secretaris-generaal als doormijzelf aan deze cel worden gegeven.Zo werden zowel interne audits van algemeneaard, met betrekking tot administratieve procedures,als naar aanleiding van de uitvoering van concretewerken, bevolen. De auditrapporten bevattensteeds een luik "bevindingen" en "aanbevelingen".1. Bij de administratie Wegen en Verkeer werdenvolgende interne audits uitgevoerd.Uitgevoerd in 1995 :– wegenwerken met verkeershinder. Gevolgdat aan PV's (proces-verbaal) wordt gegeven.Aandachtspunten waren de werken met verkeershinder,vooral de nacht- en weekeindwerken.Aanbevelingen werden geformuleerdin verband met het uniformeren van debestekvoorschriften voor nacht- en weekeindwerkenen het uniform opmaken enafhandelen van processen-verbaal van vaststellingenten laste van de aannemer ;– wegenwerken Assesteenweg in Ternat. Tragevooruitgang der werken.De aanleiding tot deze audit was een klachtover de trage vooruitgang der werken. Deaudit heeft de oorzaken van deze trage vooruitgangaangegeven ;– probleem met spoorvorming in asfaltwegen.Een aandachtspunt was de opnieuw optredendespoorvorming in herstelde asfaltverhardingen.De audit heeft de locaties waardit fenomeen zich voordeed in kaartgebracht en getracht te achterhalen wat deredenen waren van deze opnieuw optredendespoorvorming ;– schade aan het openbaar domein van AWV.Dit onderzoek moest vaststellen hoe deafhandeling van de schadegevallen in de verschillendewegenafdelingen concreet gebeurde.Aanbevelingen werden geformuleerd omde afhandeling te uniformeren en nog beterte stroomlijnen.Uitgevoerd in 1996 :– asweeginstallaties van <strong>Vlaams</strong>-Brabant.Een aandachtspunt was een onvoldoendecoördinatie tussen diverse administraties.Aanbevelingen werden geformuleerd om deadministratieve en financiële planning en decoördinatie der werken tussen AWV (administratieWegen en Verkeer – gedeelte weguitrusting),AOSO (administratie OndersteunendeStudies en Opdrachten – gedeelteelektromechanica) en AOGGI (administratieOverheidsopdrachten, Gebouwen enGesubsidieerde Infrastructuur – gedeeltegebouwen) beter op mekaar af te stemmen.– onderzoek van de betalingsprocessen bij deafdelingen Bovenschelde, Wegen West-Vlaanderen en Elektriciteit en Mechanica-Antwerpen.Een aandachtspunt hierbij was het tijdig terbetaling voorstellen van werkenfacturen. Deaudit heeft de procedures in de onderzochteafdelingen in kaart gebracht en aanbevelingengeformuleerd met een versnellendeffect ;– het uitvoeren van onderhouds- en herstellingswerkendoor de aannemer bij de WegenAntwerpen.Een aandachtspunt was een onvoldoendeopvolging door de aannemer van dienstbevelen.De audit heeft achterhaald wat de redenenhiervoor waren ;– wijze waarop de besteksvoorschriften wordennageleefd bij de uitvoering van wegmarkeringendoor de aannemers in de provincialeafdelingen van de Wegen. Aandachtspuntenwaren de bestekvoorschriften in verbandmet de uitvoering van wegmarkeringen. Deaudit heeft de bestaande praktijk in de provincialeafdelingen in kaart gebracht en uniformerings-en verbeteringsvoorstellengeformuleerd.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -82-Uitgevoerd in 1997 :– audit van het keuringsorganisme Copro(keuring asfaltmengsels).Aandachtspunten waren de samenwerkingsmodaliteitentussen het keuringsorganismeCopro en AWV. De audit heeft deze modaliteitenonderzocht en aanbevelingen tot eenbetere en nog efficiëntere samenwerkinggeformuleerd ;– betaling van de facturen van de vervrachtersvan de winterdienst bij AWV.Een aandachtspunt was na te gaan hoe defacturen van de winterdienst in de diversewegenafdelingen ter betaling werden voorgesteld.Voorstellen tot uniformisering enrechtstreekse betaling in de wegenafdelingenwerden gedaan ;– wegen provincie Limburg : profileren vanbermen en grachten.Het betrof hier een onderzoek naar eenmogelijke onregelmatigheid in een inschrijvingsbiljetingediend bij een openbare aanbesteding;– herbouwen van de Kalverhagebrug in Melle.Het betrof hier een probleem van volledigheidvan een inschrijvingsbiljet bij een openbareaanbesteding ;– de praktijk van de post "voorbehouden som"in de aanbestedingsbestekken.Dit onderzoek heeft de praktijk in de diverseafdelingen in kaart gebracht en voorstellentot uniformisering geformuleerd.2. Ook bij de administratie Waterwegen en Zeewezen(AWZ), Ondersteunende Studies enOpdrachten (AOSO), Algemene AdministratieveDiensten (AAD) en Ruimtelijke Ordening,Huisvesting, Monumenten en Landschappen(Arohm) werden audits uitgevoerd.3. Deze audits hadden betrekking op wat volgt.Audits uitgevoerd naar aanleiding van problementijdens de uitvoering van werken :– stormschadedossier Zeeschelde linkeroeverin Zwijndrecht (AWZ) ;– Leie in Menen : baggeren, reinigen en revaloriserenvan baggerspecie (AWZ) ;– Zeeschelde linkeroever in Rupelmonde(AWZ) ;– Zeekanaal naar Gent : Petroleumdok – verrekeningnr. 4 (AWZ) ;– Gemeenschappelijke Maas in Limburg. Herstellenvan de oeverbekleding en onderhoud.Pachtjaar 1993-1994. Verrekening nr. 2(AWZ) ;– Dender : aanleg jaagpad en oeververdedigingop de rechteroever tussen Denderleeuwen Aalst (AWZ) ;– de bouw van de nieuwe Herdersbrug in deachterhaven van Zeebrugge (AWZ, AOSOen AOGGI) ;– herstellingswerken aan de Dender in Dendermondeen Geraardsbergen (AWZ).Audits van algemene aard ter uniformisering ofstroomlijning van administratieve processen :– onderzoek van de betalingsprocessen bij deafdelingen Bovenschelde, Wegen West-Vlaanderen en Elektriciteit en Mechanica –Antwerpen (AWV, AWZ en AOSO) ;– afhandeling van de betalingsprocessen bij deafdeling Boekhouding en Begroting (AAD) ;– de praktijk van de post "voorbehouden som"in de aanbestedingsbestekken (AWV, AWZen AOSO) ;– de beroepsprocedure van art. 55 van de wetop de stedenbouw en ruimtelijke ordening(Arohm).Vraag nr. 428van 8 juli 1997van de heer CARL DECALUWEVerkeerstellingen – Kortrijk-Roeselare-Tielt1. Op welke wegen in het arrondissement Kortrijk-Roeselare-Tieltwerden er recentelijk verkeerstellingengeorganiseerd ?2. Wat is de samenstelling van de verkeersstroom,opgedeeld naar de verschillende vervoerscategorieën?


-83- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19973. Wat is de evolutie van de procentuele uurverdelingin de provincie West-Vlaanderen ?Antwoord1. De verkeerstellingen uitgevoerd in de regiokunnen opgesplitst worden in 2 groepen.Permanente tellingen met lusdetectoren : E17sector Rekkem - Menen ; E17 sector Menen -Marke (A17) ; E17 sector Marke (A17) - KortrijkZuid ; E17 sector Kortrijk Zuid - KortrijkOost ; E17 sector Kortrijk Oost - Deerlijk ; E17sector Deerlijk - Waregem ; E17 sector Waregem- Kruishoutem ; A17 sector E17 - Wevelgem; A17 sector Wevelgem - A19 ; A17 sectorA19 - Roeselare (Rumbeke) ; A17 sector Roeselare(Rumbeke) - Roeselare (Haven) ; A17sector Roeselare (Haven) - Roeselare (Beveren); A19 sector A17 - Menen ; A19 sectorMenen - Beselare ; N8 Heestert kmp 76,5 ; N32Lichtervelde kmp 23,2 ; N32 Ledegem Dadizelekmp 40,3 ; N36 Rumbeke kmp 14,5 ; N36 Lendeledekmp 22,6 ; N36 Ingooigem kmp 41,1 ;N37 Pittem kmp 14,3 ; N37 Ardooie kmp 18,9 ;N37 Ardooie kmp 19,2 ; N43 Beveren-Leie33,3 ; N43 Marke kmp 45,7 ; N50 Bellegem kmp55,7 ; N50 Ardooie kmp 78,3 ; N50 Ardooie kmp78,8.Periodieke tellingen met slangdetectoren : N8Wevelgem kmp 95,7 ; N32 Menen kmp 48,6 ;N32 Menen kmp 50,2 ; N35 Lichtervelde kmp46,3 ; N35 Koolskamp kmp 48,4 ; N35 Aarselekmp 58,9 ; N36 Roeselare kmp 13,0 ; N36 Deerlijkkmp 30,2 ; N36d Bavikhove kmp 0,8 ; N37Kanegem kmp 10,8 ; N43 Harelbeke kmp 38,6 ;N50 Kuurne kmp 63,4 ; N50 Ingelmunster kmp68,8 ; N50 Egem kmp 81,7 ; N370 Wingene kmp6,8 ; N382 Waregem kmp 12,0.2. De samenstelling van de verkeersstromen opgedeeldnaar vervoerscategorieën verschilt vanregio tot regio en binnen eenzelfde regio kunnenook grote verschillen optreden per weg.Voor Vlaanderen gaven de tellingen in 1995 volgenderesultaten :motoren : 1,09 %personenwagens + bestelwagens : 87,53 %vrachtwagens met oplegaanhangwagen : 6,74 %bussen : 0,76 %speciale voertuigen : 0,10 %Meer gedetailleerde gegevens, per provincie enper gewest zijn terug te vinden in de bijlage nr. 3,bladzijde 70 tot 73, uit de brochure "Algemeneverkeerstellingen 1995 nr. 11", uitgegeven doorhet ministerie van Verkeer en Infrastructuur,directie Wegen, Normen en Databanken.De samenstelling van de verkeersstromen naarde verschillende vervoerscategorieën wordtopgemaakt tijdens de vijfjaarlijkse algemenetellingen. De laatste algemene telling dateertvan 1995 en deze was om budgettaire redenenzeer beperkt. Op de volgende telposten werd inde provincie West-Vlaanderen de samenstellingvan de verkeersstromen in 1995 onderzocht :N32 Lichtervelde kmp 32,2 ; N36 Lendeledekmp 22,6 ; N43 Beveren-Leie kmp 33,3 ; N43Marke kmp 45,7 ; N50 Ardooie kmp 78,3 ; E17Rekkem kmp 1,1 ; A17 Wevelgem kmp tunnel.In bijlage nr. 1 bezorg ik de telgegevens voor1996 die vermeld zijn in de brochure "Verkeerstellingen1996 nr. 196", uitgegeven door hetministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, afdelingVerkeerskunde, voor een aantal telpostendie vermeld zijn onder punt 1. Deze gegevensomvatten enkel het aantal personenauto-eenhedenof het aantal getelde assen gedeeld door 2op een aantal telposten in de provincie West-Vlaanderen.In de bijlage nr. 2 bezorg ik de gedetailleerdecategorietellingen uitgevoerd in 1995 op de telpuntenvermeld in de tweede alinea van dezekolom.In bijlage nr. 3 maak ik een aantal telgegevensover die vermeld zijn in de brochure "AlgemeneVerkeerstellingen 1995 nr. 11", uitgegevendoor het ministerie van Verkeer en Infrastructuur,directie Wegen, Normen en Databanken.Zij omvatten algemene gegevens per gewest,provincie, wegennet en dagtype en de evolutievan de verkeerssamenstelling per voertuigcategorie.3. De evolutie van de procentuele uurverdeling inde provincie West-Vlaanderen is niet bekend.De brute telgegevens om deze berekeningen temaken zijn beschikbaar, doch de uiteindelijkeverwerking van de gegevens berust in handenvan de directie Wegen, Normen en Databankenvan het federale ministerie van Verkeer enInfrastructuur, bestuur van de Verkeersreglementeringen van de Infrastructuur, Wetstraat,155 in Brussel.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -84-In de bijlage nr. 4 vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerde uurverdeling van het totaalverkeer, uit de brochure "Algemene verkeerstellingen1995 nr. 11" bladzijde 74 en de uurverdelingper voertuigcategorie uit de brochure"Verkeerstellingen 1992", bladzijde 71 en 72,beide uitgegeven door het ministerie van Verkeeren Infrastructuur.(Bovenvermelde bijlagen liggen ter inzage bij hetsecretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst SchriftelijkeVragen – red.)Vraag nr. 429van 9 juli 1997van mevrouw GERDA RASKINRing Leuven – Onderhoud door gemeenteDe stad Leuven dringt er reeds jaren op aan omhet onderhoud van de Leuvense ring te mogen uitvoeren.Zo zou dit onderhoud op een efficiëntemanier kunnen worden uitgevoerd door de stadsdiensten,wat alleen de reinheid van deze ring kanverbeteren.Waarom kan het onderhoud en zelfs het beheervan een gewestweg die in het kader van een verkeerscirculatieplansteeds meer het karakter krijgtvan een gemeenteweg, ook verkeerstechnisch, nietworden overgedragen aan een gemeentebestuur, indit geval de stad Leuven ?AntwoordHet is niet logisch dat de drukbereden gewestwegR23 – Ring om Leuven (meer dan 25.000pwe/etmaal), die de verkeerstrafiek van de axialegewestwegen N2, N3, N264, B251, N19 en N26opvangt en verdeelt, zou worden overgedragen aande stad Leuven.Destijds (10 augustus 1954) zijn immers alle axialegewestwegen binnen de "Vesten" door de toenmaligeminister van Openbare Werken en van WederopbouwP. Peyers overgedragen aan de stad Leuvenop voorwaarde dat het <strong>Vlaams</strong> Gewest (destijdshet Rijk) zou instaan voor de aanleg en hetonderhoud van de ringweg R23.Anderzijds kan wel worden vermeld dat er binnenhet convenantenbeleid een overleg is opgestart tussenhet <strong>Vlaams</strong> Gewest en de stad Leuven om hetonderhoud van de groenzones (met parkallure)langs de Vesten over te dragen aan de stad Leuven.De concrete invulling van de bijakte nr. 6betreffende het bevorderen van de netheid op dewegen is nog volop bezig.Vraag nr. 430van 9 juli 1997van de heer JOHAN MALCORPSMerkemveld (Zedelgem) – WeekendverblijvenIn het gebied Merkemveld in Zedelgem bevindenzich een aantal weekendverblijven. Op het gewestplanis het gebied ingekleurd als "zone voor verblijfsrecreatie".Aangezien de verkavelingvergunningdestijds nooit werd uitgevoerd en ondertussenis verlopen, zijn er ook geen bouwvergunningenafgeleverd, waardoor de bestaande woningenopgetrokken zijn zonder wettelijke vergunning.In de intentieverklaring "Groene woonzonesVlaanderen" staat het gebied terecht vermeld alsknelpunt.Naar verluidt is er contact geweest tussen de verschillendepartijen, en dit op initiatief van de administratieRuimtelijke Ordening, Huisvesting enMonumenten en Landschappen (Arohm), afdelingWest-Vlaanderen. Blijkbaar waren echter niet allebetrokkenen uitgenodigd op dit overleg en warener heel wat tegenstellingen tussen de verschillendepartijen.Nochtans blijkt dat Arohm West-Vlaanderen geentweede bijeenkomst meer heeft gepland en eenadvies tot regularisatie heeft doorgestuurd naar deminister. Uiteraard is dit een eenzijdig advies.1. Welke partijen waren uitgenodigd op het overleggeorganiseerd door Arohm West-Vlaanderen? Welke betrokken partijen werden niet uitgenodigd?2. Heeft de minister reeds een initiatief genomenvoor een gewestplanwijziging voor het betrokkengebied met als bestemming park of bosgebied? Zo ja, wanneer wordt de gewestplanproceduregestart ? Zo neen, waarom niet ?3. Verleent de gemeente Zedelgem haar medewerking? Zo ja, onder welke voorwaarden ? Zoneen, waarom niet ? Wat is het standpunt vande gemeente in dit dossier ?


-85- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19974. Wat is de inhoud van het advies van ArohmWest-Vlaanderen ? Heeft de minister beslotendit advies te volgen ? Zo ja, waarom ? Zo neen,waarom niet ?Antwoord1. Er is afgesproken dat de gemeente, in het kadervan het overleg, alle betrokkenen rond de tafelverzamelt, vermits de afdelingen ROHM nietsteeds alle betrokken plaatselijke partners kennen.Uit de verslagen van de eerste en enigevergadering blijkt dat de afdeling ROHM West-Vlaanderen, de gemeente, de milieuraad vanZedelgem, het Nationaal Comité voor de WeekendverblijvenVZW en Natuurreservaten VZWaanwezig waren op het overleg. Groene WoonzonesVlaanderen VZW heeft zich laten verontschuldigen.In het verslag van de eerste faseopgesteld door de afdeling ROHM West-Vlaanderenzijn tevens de schriftelijk bezorgde standpuntenvan de VZW VVKSM (<strong>Vlaams</strong> Verbondvan Katholieke Scouts en Meisjesgidsen) afdelingZedelgem en van de Natuurvrienden Merkemveld-Baesveldopgenomen.2. Het overleg als uitvoering van de intentieverklaringbetreffende de problematiek van deweekendverblijven is niet afgerond. Een eerstefase van inventarisatie van gegevens is afgerond.Op basis van een vergelijkende studie vande gegevens die voor de verschillende knelpuntengemeententer beschikking is gesteld, en vanuitde vaststelling dat er nood is aan meer gegevensomtrent de impact van de vestiging van deillegale en/of permanent bewoonde weekendverblijven,wordt door mijn administratie eenalgemene richtlijn voor de gemeenten opgesteldom in alle knelpuntengemeenten alle essentiëlegegevens op gelijkaardige wijze te kunnen verwerken.De bijkomende informatie kan tenvroegste tegen het einde van 1997 worden verwerkt.In deze fase is het daarom voorbarig eenbepaalde oplossing naar voren te schuiven ofeen gewestplanwijziging te overwegen.3. De gemeente verleent haar medewerking aanhet overleg. De gemeente wenst een wijzigingvan de bestemming van het gebied tot natuurofparkgebied.4. De afdeling ROHM West-Vlaanderen heeft zelf(nog) geen standpunt ingenomen in het dossier.Vraag nr. 431van 9 juli 1997van de heer JOHAN MALCORPSIndustriegebied Sint-Elooi II Zedelgem – Ontsluitingen uitbreidingIn Zedelgem startte men op de wijk De Leeuw methet inrichten van het 11 ha grote industrieterreinDe Arend.Op 12 maart 1997 besliste de WIER (West-<strong>Vlaams</strong>eIntercommunale voor Economische Expansie enReconversie) totaal onverwacht tot onteigeningvan een 11 ha groot industriegebied vervat in eenander BPA (bijzonder plan van aanleg) Sint-Elooi,eveneens op de wijk De Leeuw.Het provinciaal structuurplan Kustzone maakt echterterecht duidelijk dat de wijk De Leeuw een ernstigeconflictzone is tussen wonen en industrie. Ditstructuurplan opteert ervoor het nog te onteigenenindustrieterrein Sint-Elooi II niet als industriegrondaan te snijden, maar eventueel wel als woonzone.In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)zien we dat deze redenering wordt doorgetrokken.Zedelgem wordt niet in aanmerking genomen alseconomisch knooppunt en (gedeeltelijk) niet alsstedelijk gebied.De ligging van dit gebied is trouwens van die aarddat het moeilijk kan worden ontsloten. Ofwel moetdit gebeuren via een woonwijk, wat maatschappelijkniet kan, ofwel via een weg over de spoorlijn66, wat de NMBS niet toelaat, ofwel via de provinciewegBrugge-Torhout, wat eveneens niet haalbaaris omdat dit reeds bij een eerder dossier doorhet provinciebestuur negatief werd onthaald.Het gemeentebestuur hoopt echter toch via dezeprovincieweg te ontsluiten. Een optie is de ontsluitingdoor de koppeling aan de provincieweg telaten gebeuren in een minder bebouwd gedeeltevan de provincieweg. Daartoe stelt het gemeentebestuurvoor om ettelijke hectaren landbouwgrondvia een uitbreiding van het voornoemde BPA Sint-Elooi II een bestemmingswijziging te geven naarindustriegrond. Er werden echter onlangs tweeinvalswegen gesloten op enkele honderden metersvan die ontsluitingsoptie.In ieder geval is de WIER nu gestart met de onteigeningvan de reeds ingekleurde industriegrond inhet BPA Sint-Elooi II, zodat op deze manier eenontsluiting wordt geforceerd en – zo hoopt men


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -86-ook de bovenvermelde BPA-uitbreiding wordtgerealiseerd.Deze werkwijze druist volledig in tegen de principesvan het RSV.1. Staat de minister achter de stelling van het provinciebestuurdat een ontsluiting naar de Torhoutsesteenwegniet kan ?2. Druist een bijkomend industrieterrein inderdaadin tegen de principes van het RSV entegen het feit dat Zedelgem geen economischknooppunt is ?3. Is het principe van een goede ruimtelijke ordeningin de wijk De Leeuw volgens de ministerinderdaad nu reeds aangetast ?4. Wordt bij het aansnijden van het reeds ingekleurdeindustriegebied in het BPA Sint-Elooidat principe dan niet nog meer geschaad ?5. Wordt dat principe niet nog ernstiger geschaaddoor een uitbreiding van Sint-Elooi II en druisenook deze plannen niet volledig in tegen deprincipes van het RSV ?6. Gaat de minister in tegen deze werkwijze omhet industrieterrein Sint-Elooi II alsnog te realiseren? Zo ja, op welke wijze en zo neen, waaromniet ?AntwoordVooraleer een specifiek antwoord te formuleren opde 6 concrete vragen van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger,acht ik het voor een begrip van dejuridisch-planologische toestand aangewezen vooreerstde volgende elementen op een rijtje te zetten.De betrokken gronden zijn volgens het bij koninklijkbesluit (KB) van 5 februari 1979 goedgekeurdegewestplan Diksmuide-Torhout (ingevolge besluitvan de <strong>Vlaams</strong>e Executieve van 14 oktober 1992behoort het ganse grondgebied van Zedelgemthans tot het gewestplan Brugge-Oostkust) gelegenin een gebied voor ambachtelijke bedrijven enKMO's.De eerste versie van BPA "Sint-Elooi" werd reedsgoedgekeurd bij koninklijk besluit (KB) van 2oktober 1952 en daarna volgde de goedkeuring van(gehele of gedeeltelijke) wijzigingsplannen in 1956,'58, '59, '60, '62, '63 (2x), ' 67 en '81 en '92.In de voorlaatste versie van BPA "Sint-Elooi II"(dat een veel ruimer gebied omvat dan de thansnog onbebouwde percelen die werden opgenomenin een onteigeningsplan van de WIER), dat werdgoedgekeurd bij KB van 17 februari 1981, werdende betrokken gronden grotendeels bestemd als N– wat staat voor nijverheidsgebouwen en stapelplaatsen,zonder hinder voor de omgeving – en alsG met nevenbestemming R – wat staat voor groenevoortuinstrook, waarin maximum 50 % als parkeerterreinmag worden aangelegd.Voormeld BPA werd in herziening gesteld enopnieuw goedgekeurd bij ministerieel besluit (MB)van 9 juni 1992, evenwel met uitsluiting uit degoedkeuring van de in onderhavige problematiekbetrokken gronden, zodat hiervoor de voormeldebestemming van het vorige BPA (KB van 17 februari1981) juridisch bleef.Het vorige gemeentebestuur vroeg in zitting van 10september 1992 opnieuw een machtiging tot herzieningaan om het nog resterende gedeelte vanhaar BPA met KB van 1981, al dan niet geheel, tekunnen omvormen naar woongebied. Deze machtigingwerd verleend bij MB van 24 februari 1994,maar heeft niet geleid tot een goedgekeurd wijzigingsplan.Het huidige gemeentebestuur heeft andere inzichtenomtrent de invulling van de betrokken grondenen wenst deze conform de juridisch nog geldendebestemming van het BPA met KB van 1981, en inovereenstemming met de bestemming van hetvigerende gewestplan, als een niet-hinderlijkebedrijvenzone te realiseren.Om overlast door verkeer in de woonwijk van Sint-Elooi te vermijden, heeft de gemeente op 30 mei1996 een princiepsbeslissing genomen om het vigerendeBPA derwijze aan te passen (en beperkt uitte breiden met een strook agrarisch gebied) dat debetrokken gronden een rechtstreekse aansluitingkunnen krijgen op de Torhoutsesteenweg.Een hernieuwde vraag tot herziening (uit oogpuntvan de invulling van het gebied als bedrijvenzone),noch een voorontwerp tot wijziging van het BPAmet rechtstreekse ontsluiting op de Torhoutsesteenweg,is aan mijn administratie voorgelegd,zodat omtrent de inhoudelijke aspecten en de haalbaarheidervan op dit ogenblik nog geen uitspraakkan worden gedaan. Alle beslissingen omtrent dezeaangelegenheid werden voorlopig alleen genomenop het gemeentelijk niveau.Op de concrete vragen wens ik het volgende te antwoorden.1. Omtrent een negatief standpunt van het provinciebestuurtegen een ontsluiting op de Torhout-


-87- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997sesteenweg zijn mij geen formele gegevensbekend.2. Omdat volgens het ontwerp-RSV delen van degemeente Zedelgem werden geselecteerd alsonderdeel van het regionaalstedelijk gebiedBrugge, wordt de gemeente per definitiebeschouwd als economisch knooppunt.3. Niettegenstaande bedrijvigheden gesitueerd inde nabijheid van woongebieden, onder anderedoor aantrekking van verkeer, steeds voor eenzekere belasting van de omgeving zorgen envoor bepaalde bewoners een reden zijn totbezwaar, meen ik dat tot op heden de principesvan een goede ruimtelijke ordening in de wijkDe Leeuw worden opgevolgd.4. De aansnijding van het reeds in het gewestplaningekleurde gedeelte KMO-gebied mag niet totgevolg hebben dat het woongebied hierdooraan kwaliteit moet inboeten. Bij gebrek aanconcrete uitvoeringsplannen kan hieromtrentop dit ogenblik geen uitspraak worden gedaan.5. Deze optie is niet tegenstrijdig met het ontwerp-RSV.De verdere ordening moet wordengevolgd in het kader van het BPA. Een gemeentebestuurkan, mits behoud van de bestemmingvan het gewestplan, autonoom een BPA opmakenwaarin de stedenbouwkundige aanleg vanhet betrokken gebied in detail wordt bepaald.Een BPA krijgt evenwel slechts juridische waardewanneer het bij ministerieel besluit is goedgekeurd.6. Wanneer een voorstel van wijzigingsplan vanBPA "Sint-Elooi II" voor ministerieel besluitwordt voorgelegd, zal dit slechts worden goedgekeurdna afweging van alle aspecten die vanbelang zijn voor een goede ruimtelijke ordeningen met inachtname van de krachtlijnen van hetontwerp-RSV.Vraag nr. 432van 9 juli 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>De Lijn – RolstoelgebruikersOp 6 juni 1996 stelde ik reeds een schriftelijkevraag (nr. 245) over rolstoelgebruikers die gebruikwillen maken van De Lijn. De minister verklaardetoen dat er initiatieven in voorbereiding waren endat na de zomervakantie 1996 een opgerichtewerkgroep zich over voorstellen zou buigen (Bulletinvan Vragen en Antwoorden nr. 15 van 10 juni1996, blz. 803 – red.).Mag ik de minister vragen naar het resultaat vandeze besprekingen, met name de concrete voorstellen,de timing en de lijnen waarop aangepaste bussenprioritair zullen rijden ?AntwoordNaar aanleiding van het afsluiten van de mobiliteitsconvenantmet de stad Hasselt werd opgenomendat de stad Hasselt als pilootstad zou fungerenvoor de toegankelijkheid van het openbaarvervoer.Daarvoor zijn allerlei infrastructurele werkennodig met betrekking tot de uitrusting van deopenbaar-vervoerhaltes. De gehandicaptenorganisatieswerden nauw betrokken bij de diverse voorstellentot herinrichting van de halte-infrastructuur.Dit project zou dan, na evaluatie en bijsturing, alsvoorbeeld kunnen dienen voor andere steden.Het ligt dus in de bedoeling van de werkgroepwaarvan sprake, eerst een evaluatie van het stadsnetvan Hasselt te maken in samenwerking metvertegenwoordigers van gehandicaptenorganisaties.Op basis van de resultaten van deze evaluatie zullenconcrete voorstellen worden uitgewerkt.Vraag nr. 433van 10 juli 1997van de heer ARNOLD <strong>VAN</strong> APER<strong>EN</strong>Weegbrug E19 Meer – BereikbaarheidAls men vanuit Nederland via de E19 België binnenkomt,dan kan men op Belgisch grondgebiedniet meer op de parking van de douaniers aan degrensovergang in Meer (wel via Nederland).Om bepaalde (mij onbekende) redenen werdenhier vangrails geplaatst door het ministerie van de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, administratie Wegen enVerkeer, met als gevolg dat de diensten van hetBestuur van het Vervoer te Land van het federaleministerie van Verkeer en Infrastructuur geengebruik meer kunnen maken van de bestaandeweegbrug op de parking om de controle op tezware belading uit te oefenen.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -88-Een te zware belading vooral van buitenlandsevrachtwagens geeft spoorvorming en leidt tot grotereherstelkosten aan de E19 voor de <strong>Vlaams</strong>ebelastingbetaler. Bovendien leidt dit tot concurrentievervalsing.Het zou nuttig, wenselijk en nodig zijn om dit dringendte verhelpen.1. Wat was de reden om de bovenvermelde afrit afte sluiten ?2. Was de minister ervan op de hoogte dat hierdoorcontrole onmogelijk werd gemaakt ?3. Wat is de kostprijs van de spoorvorming veroorzaaktdoor buitenlandse vrachtwagens wegenshet wegvallen van de controle ?4. Welke maatregelen neemt de minister om voormeldeproblematiek op te lossen ?AntwoordDe bereikbaarheid van de weegbrug op de zogehetendouaneparking in Meer, komende van Nederland,is volledig is orde.Er staan al aanwijsborden naar deze douaneparkingvan in Nederland. Het eerste aanwijsbordstaat op 800 m voor de parking en een tweede bordstaat op 200 m van de parking met weegbrug. Vlakvoor de parking-inrit staat eveneens een bord.De vangrails daar belemmeren de toegankelijkheidvan de parking niet. Zo kan iedere vrachtwagenop de parking ter controle worden gewogen.Volgens info van de rijkswacht worden geregeldcontroles uitgevoerd op de belading van vrachtwagens.Deze controles gebeuren meestal op de"eigen" nieuwe weegbrug van de rijkswachtverkeerspostgelegen langs de E19-autosnelweg inBrecht.Bovendien werd onlangs een nieuwe weegbruggebouwd op de parking in Minderhout. De weegbrugzal binnenkort in gebruik worden gesteld.Samengevat : op een traject van amper 20 km zullengeen twee, maar drie weegbruggen ter beschikkingzijn van de controlerende diensten.Vraag nr. 435van 10 juli 1997van de heer ETI<strong>EN</strong>NE <strong>VAN</strong> VAER<strong>EN</strong>BERGHSteenweg op Aalst (Opwijk) – VerkeersveiligheidDe afgelopen zes maanden deden zich verschillendeverkeersongevallen voor op de Steenweg opAalst in de gemeente Opwijk. Bijna alle ongevallenzijn te wijten aan overdreven snelheid. Het cruciaalpunt is gesitueerd in de brede bocht aan de oudejongensschool en de flessenhals die er richtingAalst op volgt.Het opdrijven van de snelheidscontroles door rijkswachten politie lijkt hier aangewezen, alsook hetuitvoeren van herinrichtingswerken aan dit cruciaalpunt.1. Bestaan er reeds plannen voor heraanleg vandeze steenweg ? Zo ja, wat is de inhoud ervan ?2. Hebben de diensten van de minister kennis vansnelheidscontroles ter hoogte van het cruciaalpunt gedurende de laatste zes maanden ? Zo ja,hoeveel controles werden er uitgevoerd en hoeveelovertredingen werden er vastgesteld ?3. Zijn er maatregelen uitgewerkt om deze wegverkeersveiliger te maken ? Wat is de geraamdekostprijs van de hele operatie ?AntwoordDe plaats waarvan sprake "oude jongensschoollangs de Steenweg op Aalst" is een gemeenteweg.Deze zone valt derhalve niet onder mijn bevoegdheid,maar wel onder die van de gemeente Opwijk.Vraag nr. 436van 10 juli 1997van de heer ETI<strong>EN</strong>NE <strong>VAN</strong> VAER<strong>EN</strong>BERGHBushokjes – VandalismeVia de media verneem ik dat er in heel watgemeenten een toename is van vandalisme aanbushokjes. Dit is vooral het geval in drukke uitgaansbuurten.De vernielingen bestaan uit hetstukslaan van vensters, het vernielen van zitbankenen vuilnisbakken.


-89- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19971. Kan de minister mij een overzicht geven voorde periode juni 1996 tot juni 1997 en per provincievan het vandalisme aan bushokjes ?2. Hoeveel overtreders werden er op heterdaadbetrapt ?Welke sancties werden tegen deze personengenomen ?3. Wat is de kostprijs van de herstellingen voorvoornoemde periode ?4. Welke maatregelen zijn er genomen om hetvandalisme aan bushokjes te verminderen ?De minister heeft toen geantwoord dat de verkeersveiligheidvan deze expresweg pas een jaar nade openstelling zou worden geëvalueerd.1. Wat zijn de resultaten van de evaluatie van deverkeersveiligheid een jaar na de openstellingvan de expresweg N208 ?2. De aanleg van de N208 moest ervoor zorgen dathet verkeer in de dorpskom van Teralfene sterkzou verminderen.Is het verkeer in de dorpskom van Teralfeneinderdaad afgenomen ?Antwoord1, 2 en 3. Bushokjes zijn geen eigendom van DeLijn ; noch onderhoud noch herstelling vallenonder haar bevoegdheid. De bushokjes zijneigendom enerzijds van de gemeentebesturen(de schuilhuisjes mede gesubsidieerd door het<strong>Vlaams</strong> Gewest en De Lijn) en anderzijds vanpublicitaire firma’s.Bij De Lijn zijn derhalve geen cijfers beschikbaarmet betrekking tot beschadeging – al danniet opzettelijk – van halteaccomodaties.4. De gesubsidieerde schuilhuisjes worden vervaardigduit vandalismebestendig materiaal. Ineen poging om vandalisme te voorkomen, wordtaan de gemeentebesturen gevraagd de halteaccomodatiebij duisternis te verlichten. Daarbestaande beschadiging uitnodigt tot verdervandalisme, wordt er bij de gemeentebesturentevens op aangedrongen de nodige herstellingenonmiddellijk te laten uitvoeren en het onderhoudniet te verwaarlozen.Vraag nr. 437van 10 juli 1997van de heer ETI<strong>EN</strong>NE <strong>VAN</strong> VAER<strong>EN</strong>BERGHN208 Denderleeuw-Affligem – Verkeersveiligheid(2)Een aantal maanden geleden stelde ik een schriftelijkeparlementaire vraag over de verkeersveiligheidvan de expresweg N208 tussen Denderleeuwen Affligem (vraag nr. 242, Bulletin van Vragen enAntwoorden nr. 12 van 21 maart 1997, blz. 1093 –red.).Antwoord1. Volgens navraag bij de politiediensten van Denderleeuw,Liedekerke en Affligem zijn zeer weinigongevallen vastgesteld op de gewestwegN208. De ongevallen met enkel stoffelijke schadezijn te wijten aan het niet respecteren van desnelheidsbeperkingen.Inzonderheid de politie van Liedekerke doetregelmatig snelheidscontroles ter hoogte vanhet industriegebied en heeft reeds tientallenprocessen-verbaal opgemaakt. De verkeersveiligheidwordt positief geëvalueerd.2. De verkeersintensiteit in de dorpskom van Teralfeneis sedert de ingebruikname van de N208sterk verminderd.Vraag nr. 438van 10 juli 1997van mevrouw GERDA RASKINSchoolabonnementen De Lijn – Korting grotegezinnenMet betrekking tot kortingen op schoolabonnementenvoor kroostrijke gezinnen, is er een duidelijkonderscheid tussen de verschillende vervoermaatschappijen.Zo geven De Lijn en TEC (Transporten Commun) een korting vanaf het derdeschoolabonnement. De NMBS echter past de kortingonmiddellijk vanaf het eerste schoolabonnementtoe.Nu blijkt dat in bepaalde steden het openbaar vervoerzelfs gratis zal zijn, lijkt het me zinvol dat DeLijn ook voor schoolabonnementen haar beleidzou aanpassen.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -90-Waarom geeft De Lijn deze korting op schoolabonnementenook niet vanaf het eerste schoolabonnement?Wordt deze mogelijkheid alsnog onderzocht ?AntwoordSedert de regionalisering van het stads- en streekvervoervoert elke vervoersmaatschappij haareigen autonome tarievenpolitiek, bepaald volgenseen vooraf afgesproken en door de voogdijministergoedgekeurde reglementering.De reglementering in verband met de kortingvanaf het derde schoolabonnement bij De Lijnbepaalt het volgende :"Een korting van 50 % wordt toegekend vanaf hetderde schoolabonnement De Lijn tegen volgendevoorwaarden :– er is voor minstens 3 kinderen van eenzelfdegezin een schoolabonnement De Lijn (of DeLijn/TEC) aangekocht ;– de abonnementen moeten met dezelfde looptijdaangevraagd en betaald zijn.Worden als dezelfde looptijd beschouwd :– abonnementen voor 12 maand en 10 maand,ongeacht de aanvangsdatum van het abonnement;– abonnementen voor het 1ste schooltrimesterongeacht de aanvangsdatum van het abonnement;– abonnementen voor 12 maand en 10 maandenerzijds en anderzijds abonnementen vande 3 schooltrimesters voor dezelfde schoolabonneegenomen. Om de korting van 50 %te berekenen, wordt de prijs van de 3 trimestersopgeteld en aldus met de abonnementenvoor 12 maand en 10 maand vergeleken.– De korting wordt toegepast op de goedkoopsteabonnementen en vervalt of wordt herberekendindien één van de abonnementen wordt opgezegd;– De korting wordt niet automatisch toegekendmaar moet aangevraagd worden ;– De korting wordt terugbetaald ten laatste tweemaand na de laatste aanvangsdatum van éénvan de abonnementen, of na de aanvraag tot hetbekomen van de korting 50 % ;– De korting kan tegen contante betaling van deabonnementen rechtstreeks aan een loket wordenbekomen na vaststelling door de loketbediendedat aan de toekenningsvoorwaarden isvoldaan."De Lijn overweegt momenteel geen wijziging aandeze reglementering.Door de <strong>Vlaams</strong>e Vervoermaatschappij wordt detechnologische evolutie van betalingswijze (cfr.chipkaarten) van nabij gevolgd. Dit kan op middellangetermijn aanleiding geven tot een veranderingzowel van de betaalwijze als van de manier vantarificatie.Vraag nr. 440van 14 juli 1997van de heer JOS GEYSELSDepartement – AdvocatenOmtrent de raadpleging van advocaten door de<strong>Vlaams</strong>e regering wil ik graag per minister en perdepartement een reeks vragen stellen.1. Hoeveel rechtsgedingen zijn hangende voor hetdepartement van de minister ?2. Hoeveel bedraagt het gemiddelde ereloon perrechtsgeding voor het departement ?3. Wordt er in het departement van de ministergewerkt met individuele aanstellingen perrechtsgeding, of zijn er vaste afspraken metbepaalde advocaten of advocatenbureau’s ?4. Zijn er bij de advocaten die optreden voor hetdepartement van de minister ook <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordigers, leden van de Kamervan Volksvertegenwoordigers, senatoren, ledenvan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad ?N.B.:AntwoordDeze vraag werd gesteld aan alle ministers.Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Luc Van den Brande, minister-presidentvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister vanBuitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden,Wetenschap en Technologie.


-91- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Vraag nr. 441van 14 juli 1997van de heer JAN CAUBERGSVliegveld Sanicole (Leopoldsburg) – StedenbouwOp het grondgebied van Leopoldsburg bevindtzich het vliegveld "Sanicole". Naast dit vliegveld iseen gebouw opgetrokken dat onder meer dienstdoet als onderkomen voor Aeroclub Sanicole.Daarnaast zijn er sinds enige tijd een aantal prefabgebouwengeplaatst. Tevens zijn er loodsenopgetrokken waarin tal van privé-vliegtuigen eenplaats vinden. Men kan bezwaarlijk stellen dat hethier om gebouwen van geheime militaire aard gaat.Evenmin betreft het hier logistieke installaties ofdergelijke. Al de gebouwen worden immers gebruiktvoor privé-doeleinden, namelijk voor eenclub van niet-militaire valschermspringers, voorstalling van burgervliegtuigen, uitbating van eencafetaria, enzovoort.1. In omzendbrief nr. 24-9 van 16 oktober 1967werden enkele richtlijnen opgenomen voor deaanleg van nieuwe complexen.Zijn deze van toepassing op de genoemdegebouwen van Aeroclub Sanicole ? Zo ja, voldoende genoemde bouwwerken aan deze richtlijnen?2. Volgens de omzendbrief vallen gevels en murenvan nieuwe complexen onder de bevoegdheidvan Stedenbouw.Is Stedenbouw ooit in kennis gesteld van degenoemde complexen ?3. In een antwoord op mijn mondelinge vraag van22 oktober 1996 in de Commissie voor RuimtelijkeOrdening, Openbare Werken en Vervoer(Handelingen nr. 9 van 13 november 1996, blz.59 – red.) werd gesteld dat de bevoegde diensten(Stedebouw, Arohm...) niet op de hoogtewaren van enige overtreding terzake en dat zijzouden worden gevraagd de nodige vaststellingente doen.Werden deze vaststellingen voor gebouwen ophet vliegveld Sanicole uitgevoerd ?Wat was hiervan het resultaat ?4. Voorziet Stedenbouw in maatregelen voorgebouwen die onrechtmatig worden gevestigdop militair domein ?5. Zijn er reeds maatregelen genomen tegen deeigenaars van de genoemde gebouwen, waaronderde NV Sanicole ?6. Is het geoorloofd dat er op militair domeinbouwwerken worden gebouwd of bijgebouwddie in werkelijkheid geen militair doel hebben ?Antwoord1. De omzendbrief nr. 24-9 van 16 oktober 1967werd afgeschaft met de omzendbrief R0 97/4van 3 juni 1997 (BS van 21 juli 1997). Ditgebeurde mede naar aanleiding van besprekingenin het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>.2. De gemachtigde ambtenaar deelt mij mee dathem geen enkele bouwaanvraag op het vliegveld"Sanicole" voor advies werd voorgelegd.3, 4 en 5. Door de gemachtigde ambtenaar werdenop 21 januari 1997 vaststellingen gedaan van hetwederrechtelijk oprichten van een prefabloods(met opleidingscentrum, cafetaria en een conciërgewoning),van vliegtuigloodsen en eenloods voor opslag van materialen.De gemachtigde ambtenaar heeft op 6 mei 1997bij de rechtbank van Hasselt de afbraak vandeze loodsen gevorderd.6. Het koninklijk besluit van 28 december 1972betreffende de inrichting en de toepassing vande ontwerpgewestplannen en de gewestplannengeeft bij de term "militaire domeinen" geennadere aanduidingen. Het is daarom duidelijkdat op in het gewestplan aangegeven militairedomeinen enkel gebouwen met een militairdoel kunnen worden opgericht. De enige mogelijkeafwijkingen hierop zijn die welke door hetdecreet zelf worden geboden (bijvoorbeeld artike143, §2 van het decreet betreffende de ruimtelijkeordening, gecoördineerd op 22 oktober1996).Vraag nr. 445van 15 juli 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Gewestoverschrijdend openbaar vervoer – TaalgebruikAndermaal wordt in verband met het gebrek aankennis van het Nederlands bij het personeel van deWaalse busmaatschappij TEC (Transport en Com-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -92-mun) op lijnen die de gewestgrenzen overschrijden,geantwoord dat er terzake klacht kan wordeningediend bij de Vaste Commissie voor Taaltoezicht(schriftelijke vraag nr. 297 van mevrouwGerda Raskin, Bulletin van Vragen en Antwoordennr. 15 van 16 mei 1997, blz. 1465).Van de voorganger van de minister ontving ik tijdensde vorige zittingsperiode een gelijkaardig antwoord.Blijkbaar verbetert de situatie er niet op.Kan de minister mij meedelen of het bewustesamenwerkingsakkoord aangaande het gewestoverschrijdendopenbaar vervoer afspraken inzaketaalgebruik omvat ?Indien niet, waarom wordt dit akkoord dan nietherzien ?AntwoordDe gewestgrensoverschrijdende diensten die aande TEC zijn toevertrouwd, worden overeenkomstighet "samenwerkingsakkoord tussen het <strong>Vlaams</strong>eGewest en het Waalse Gewest in verband met hetgrensoverschrijdend openbaar vervoer tussen het<strong>Vlaams</strong>e Gewest en het Waalse Gewest" door dezemaatschappij onder haar uitsluitende verantwoordelijkheidgeëxploiteerd.Zowel De Lijn als de TEC dienen de wet op hetgebruik van de talen in bestuurszaken na te leven,en in de gevallen waarin de wet voorziet de anderelandstaal te gebruiken. Dit is een wettelijke verplichting,die als zodanig niet in het samenwerkingsakkoordmoet worden herhaald.Bij de evaluatie van het samenwerkingsakkoorddat momenteel loopt, kunnen de moeilijkhedenm.b.t. het naleven van de taalwetgeving aan deorde worden gesteld. Intussen zal hetzelfde gebeurenin de contacten tussen de entiteiten van DeLijn en verschillende Waalse TEC's.Vraag nr. 446van 15 juli 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Albertkanaal – Zondagvaart (2)In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 39van 9 oktober 1996 stelde de minister dat de Dienstvoor de Scheepvaart een onderzoek liet uitvoerenover alle aspecten van de invoering van zondagvaartop het Albertkanaal (Bulletin van Vragen enAntwoorden nr. 3 van 31 oktober 1996, blz. 203 –red.).In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 342van 22 mei 1997 naar de stand van zaken, antwoorddede minister dat pas begin juli 1997 debesluiten zullen worden geformuleerd, zodat danzowel de bedieningsmodaliteiten als de extra kostenbekend zullen zijn (Bulletin van Vragen en Antwoordennr. 18 van 27 juni 1997, blz. 168 – red.).1. Wat zijn de resultaten van dit onderzoek ? Hoeen volgens welke modaliteiten (aantal bediendesluizen, bedieningstijden, ...) kan het Albertkanaalworden opengesteld op zon- en feestdagen?2. Wat zijn de extra kosten die de invoering vanzondagsbediening zal meebrengen ? Zijn hiervoorin de begroting reeds de nodige middelenvastgelegd ?AntwoordDe raad van bestuur van de Dienst voor deScheepvaart heeft in zitting van 18 juni 1997 kennisgenomen van de resultaten van het onderzoek overde invoering van zondagvaart op het Albertkanaal,maar heeft hierover nog geen standpunt ingenomen.In een eerste bespreking is gebleken dat de invoeringvan de zondagvaart zeer gevoelig ligt bij deschippers en dat de actuele behoefte aan zondagvaartbij de verladers veeleer beperkt is. De vraagzal evenwel toenemen naarmate de markt verdergeliberaliseerd is.De openstelling van het Albertkanaal zeven dagenop zeven moet daarom in een ruimer kader vanondersteuning en liberalisatie van de binnenvaartmarktworden geplaatst.De raad van bestuur van de Dienst voor deScheepvaart heeft daarom de wens uitgedrukt deresultaten van het onderzoek en de te nemenbeleidsmaatregelen voorafgaandelijk met de voogdijministerte bespreken.In afwachting hiervan kan nog geen uitspraak wordengedaan over de bedieningsmodaliteiten en deextra kosten van de zondagsbediening.


-93- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Vraag nr. 447van 17 juli 1997van de heer HERMAN SUYKERBUYKVerkeerslichten – Onderhoud en zichtbaarheidDe zichtbaarheid van geel-rode verkeerslichtenlaat in vele gevallen, allicht door een onregelmatigonderhoud, te wensen over.In aansluiting op mijn vraag nr. 377 van 9 juni 1997en het antwoord van de minister (Bulletin van Vragenen Antwoorden nr. 19 van 10 juli 1997, blz. 1782– red.) wil ik de vraag toevoegen hoeveel kilometervan het <strong>Vlaams</strong>e autosnelwegennet aangelegdis in asfaltmateriaal en hoeveel in beton.Hoe is deze verdeling over de verschillende <strong>Vlaams</strong>eprovincies ?Ook het feit dat deze lichten meestal niet zijn afgeschermd,maakt het voor vele verkeersdeelnemersmoeilijk het onderscheid tussen de kleuren te zien,als men al een lichtkleur kan zien.Deze op vele plaatsen ronduit gevaarlijke situatieskunnen, mits geringe kosten, worden opgelost.Kent de minister het probleem ? Heeft hij reedspassende maatregelen genomen ?AntwoordProvincie Aantal kilometer Aantal kilometerautosnelwegen in autosnelwegen inKWS-verharding betonverhardingAntwerpen 164,9 55,8<strong>Vlaams</strong>-Brabant 120,2 73,6West-Vlaanderen 151,8 36,0Oost-Vlaanderen 135,2 12,4AntwoordDriemaal per jaar wordt een onderhoudscyclus uitgevoerdwaarbij de verkeerslichten zowel inwendigals uitwendig worden gereinigd ; bij deze gelegenheidworden eveneens alle lampen vervangen. Inde provincie Antwerpen werden de laatste tweeonderhoudsbeurten uitgevoerd respectievelijk indecember 1996 en in mei 1997 ; de volgende onderhoudsbeurtis gepland voor augustus 1997.De diameter van het lichtdoorlatend gedeelte vande seinlantaarns bedraagt ± 18 cm (naast de weg)en ± 30 cm boven de weg. Daarenboven worden de(rechtsgeldige) rechts geplaatste seinen meestallinks en boven de rijweg herhaald en soms ook aande overkant van het kruispunt. Elk verkeerslichtwordt nog afgeschermd door een lichtkap. Hetgeheel wordt in een scherm ingebouwd.De vraag van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerbetreft waarschijnlijk installaties die niet onder hetbeheer van het <strong>Vlaams</strong> Gewest zijn. Het gewest isenkel verantwoordelijk voor installaties op gewestwegen,en dus niet voor die op provinciale engemeentewegen.Vraag nr. 448van 17 juli 1997van de heer JOHAN SAUW<strong>EN</strong>SAutosnelwegen – Wegdekmateriaal (2)Limburg 84,5 17,9Vraag nr. 451van 24 juli 1997van de heer JEAN-MARIE BOGAERTSasmeestershuis Dampoortsas Brugge – OnderhoudHet huis Buiten de Dampoort 1 in Brugge deedjarenlang dienst als werkruimte voor de sasmeestersdie de sluizen van het Dampoortsas bedienden.Dit huis heeft blijkbaar sinds geruime tijd geenbestemming meer. Het is eigendom van het <strong>Vlaams</strong>Gewest, departement Leefmilieu en Infrastructuur,administratie Waterwegen en Zeewezen.Met pijn in het hart heb ik moeten vaststellen hoeverwaarloosd het huis er momenteel bij staat. HetBrugse stadsbestuur voorziet jaarlijks – en ditsedert meer dan twintig jaar – in belangrijke kredietenop haar begroting om het patrimoniumdegelijk te onderhouden. Meer nog, het stelt aanzijn burgers belangrijke geldmiddelen ter beschikkingvoor de restauratie van het privé-patrimonium.Het zet zijn inwoners aan om – ook wat hetonderhoud betreft – goed met dit patrimoniumom te gaan.Het is dan ook des te pijnlijker te moeten vaststellendat de <strong>Vlaams</strong>e overheid terzake, minstens wat


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -94-haar eigendom Buiten de Dampoort 1 betreft, hetgoede voorbeeld niet geeft.1. Welke maatregelen heeft de minister genomenom de verdere verloedering van het eigendomBuiten de Dampoort 1 in Brugge tegen tegaan ?2. Welke beslissingen werden genomen om heteigendom in zijn oorspronkelijke goed onderhoudentoestand te herstellen ?AntwoordIn het kader van de renovatie van de dienstwoning,gelegen Buiten de Dampoort 1 in 8000 Brugge,werden alle opmetingen reeds uitgevoerd (terreinen nutsleidingen).Tegen eind augustus 1997 worden de plannen doorde afdeling Gebouwen afgewerkt.Het bestek wordt door de afdeling Gebouwentegen eind september 1997 opgemaakt.Na bedoelde renovatie zal deze dienstwoningopnieuw ter beschikking worden gesteld van eenbedienaar van de kunstwerken aldaar.Vraag nr. 452van 31 juli 1997van de heer DIRK <strong>VAN</strong> MECHEL<strong>EN</strong>Haven Antwerpen – VerrebroekdokOnlangs werden de eerste werkzaamheden aangevatvoor de aanleg van het Verrebroekdok in dehaven van Antwerpen.Gezien het belang van de haven van Antwerpenvoor de regionale en <strong>Vlaams</strong>e economie is het nietmeer dan logisch dat verdere uitbreiding van debestaande haven mogelijk wordt gemaakt, zodat deinternationale concurrentiepositie van de havenkan worden gehandhaafd en zelfs verbeterd.Ten aanzien van de begonnen werken bestaan totnogtoeevenwel enkele onduidelijkheden.1. Wanneer werd concreet begonnen met de eerstewerkzaamheden ?2. Voor wanneer voorziet de minister het eindevan de werkzaamheden en de eerste ingebruiknamevan het Verrebroekdok ?3. Wie voert deze werkzaamheden uit ?4. Hoe is de controle op de kwaliteit van en deveiligheid tijdens de werkzaamheden georganiseerd? Wie oefent deze controle uit ?Antwoord1. De eerste werkzaamheden (bouw van keten,aanleg van werfwegen, e.d.) vonden plaats vanaf1 september 1996.2. Het einde van de werkzaamheden is voorzienvoor 2001.Gelet op de gefaseerde uitvoering van de werkenis de eerste ingebruikname gepland in hetvoorjaar 1999, na het voltooien van de baggerwerken.3. De werkzaamheden worden uitgevoerd door detijdelijke vereniging NV P. Roegiers & C°, CEIConstruct NV en de TV Strabag België met alsvoornaamste onderaannemer de NV J. De Nul.In dit verband verwijs ik naar het antwoord opvraag nr. 85 van 22 oktober 1996 van mevrouwNelly Maes (Bulletin van Vragen en Antwoordennr. 5 van 29 november 1996, blz. 441 – red.).4. De controle op de kwaliteit van en de veiligheidtijdens de werkzaamheden wordt uitgeoefenddoor de bevoegde ambtenaren van de afdelingZeeschelde van het <strong>Vlaams</strong> Gewest en van deTechnische Dienst van het GemeentelijkHavenbedrijf Antwerpen.Voor de technische controle tijdens de uitvoeringwordt tevens een beroep gedaan op hetTechnische Controlebureau voor het Bouwwezen(SECOC).Daarenboven is in het bijzonder bestek der werkeneen kwaliteitsborgingssysteem opgenomen.Dit kwaliteitsborgingssysteem heeft betrekkingop :– de detailstudie van het aangenomen ontwerp;– de bouw op de bouwplaats, in het bijzonderalle onderdelen van de constructie die destabiliteit de veiligheid en de duurzaamheidvan de constructie beïnvloeden.


-95- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Vraag nr. 455van 31 juli 1997van de heer ANDRE D<strong>EN</strong>YSVliegshows – BetrokkenheidDe dramatische gebeurtenissen bij de vliegmeetingop de luchthaven van Oostende doen vragen rijzenbetreffende de betrokkenheid van de <strong>Vlaams</strong>eoverheid bij de organisatie ervan.1. Welke engagementen heeft de <strong>Vlaams</strong>e regeringin het verleden genomen, bijvoorbeeld viasubsidiëring ten aanzien van de organisatie vanairshows in Vlaanderen ?2. Was het <strong>Vlaams</strong> Gewest mede-organisator vande Oostendse vliegshow, zoals beweerd in eenbrief van het Oostendse stadsbestuur van 19juni 1997 aan de Belgische luchtmacht ?3. Wie maakt deel uit van de VZW Aviation PromotionTeam ?Antwoord1. De airshow van Oostende is de enige waarvoorde <strong>Vlaams</strong>e overheid in het verleden (jaren1993 tot 1995) een subsidie gaf, in ruil voor promotie,gelet op het belang ervan voor de beterebekendmaking van de luchthaven Oostendenaar het publiek en de deelnemende luchtvaartbedrijventoe.Deze subsidie werd vanaf 1996 afgeschaft.De <strong>Vlaams</strong>e overheid is op geen enkele wijzebetrokken bij andere airshows.2. Het <strong>Vlaams</strong> Gewest is als dusdanig geen medeorganisatorvan de airshow in Oostende. Detussenkomst was beperkt tot het louter terbeschikking stellen van de infrastructuur en deveiligheidsvoorzieningen.3. Voor informatie over de samenstelling van deVZW Aviation Promotion Team wordt verwezennaar de griffie van de rechtbank van eersteaanleg in Leuven.Vraag nr. 457van 31 juli 1997van de heer FRANCIS VERMEIR<strong>EN</strong>Geluidshinder luchthavens – MeetwagenIn het jaarboek 1996 van het departement Leefmilieuen Infrastructuur wordt in verband met destrijd tegen de geluidshinder in de omgeving vande luchthavens onder meer vermeld dat in 1996een meetwagen werd uitgerust die de eigen karakteristiekenvan het vliegtuiglawaai kan omschrijven.Moet men hieruit begrijpen dat voor elke luchthaveneen dergelijke meetwagen wordt gebruikt ofgaat het om een wagen die opmetingen doet in denabijheid van de regionale luchthavens ?Worden ook metingen verricht in de nabijheid vande internationale luchthaven van Zaventem ?Waar gebeuren deze opmetingen ? Zijn hiervoorbepaalde plaatsen rondom de luchthavens uitgekozen?Ook het federale ministerie van Verkeer en Infrastructuurheeft vroeger reeds aangekondigd dat inde nabijheid van de luchthaven van Zaventem eenmeetnet zou worden geïnstalleerd om na te gaan ofde geluidsdrempel op een aantal plaatsen nietwordt overschreden.Zal – indien deze meetwagen eveneens metingenuitvoert rond deze luchthaven – dit geen dubbelgebruik betekenen met de metingen van de federaleoverheid ?Werd of wordt er dienaangaande overleg gepleegdtussen de <strong>Vlaams</strong>e regering en de federale instanties?AntwoordDe geluidsmeetwagen die door het departementLeefmilieu en Infrastructuur werd aangeschaft, zalworden ingezet voor geluidsmetingen rondom deregionale luchthavens Oostende en Antwerpen.Het ligt niet in de bedoeling om hiermee geluidsmetingente doen nabij de luchthaven van Zaventem.De Regie der Luchtwegen beschikt immersover een eigen geluidsmeetnet.De opmetingen in Oostende gebeuren op verschillendeplaatsen in het verlengde van de start- enlandingsbaan.Het <strong>Vlaams</strong> Gewest en de Regie der Luchtwegenplegen regelmatig nauw overleg aangaande de verschillendeaspecten verbonden aan de meting en debestrijding van de geluidsbelasting van het luchtverkeerin de omgeving van de luchthavens.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -96-Vraag nr. 463van 1 augustus 1997van de heer JAN P<strong>EN</strong>RISObjectieve aansprakelijkheid bij rampen – FinanciëlereservesIn de marge van de berichtgeving rond de vliegtuigcrashop de luchtvaartshow in Oostende raaktebekend dat het <strong>Vlaams</strong> Gewest objectief aansprakelijkis voor alle sinister dat zich op de <strong>Vlaams</strong>eluchthavens voordoet.Het <strong>Vlaams</strong> Gewest kan aansprakelijk wordengesteld voor een bedrag van 600 miljoen voorlichamelijke schade en 30 miljoen voor stoffelijkeschade. Na de Switel-brand zijn er stemmen opgegaanom het bedrag voor lichamelijke schade bijobjectieve aansprakelijkheid op te trekken tot 1,5miljard frank.Naar de pers ons meldt, is het <strong>Vlaams</strong> Gewest nietverzekerd voor objectieve aansprakelijkheid.1. Werden de nodige reserves voor rampen als dievan Oostende aangelegd ? Hoeveel bedragendeze reserves ? Op welke begrotingspost werdenze ingeschreven ?2. Is het <strong>Vlaams</strong> Gewest ook aansprakelijk voorongevallen die zich op de luchthaven vanZaventem voordoen ?Antwoord1. Vooreerst wil ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigererop wijzen dat het bericht van deobjectieve aansprakelijkheid van het <strong>Vlaams</strong>Gewest afkomstig is van de verzekeringswerelden dat de <strong>Vlaams</strong>e regering zich aan de termenvan de wet van 30 juli 1979 wenst te houden.Deze wet beschermt enkel de slachtoffers vanbrand en ontploffing van of in gebouwen enconstructies die voor het publiek toegankelijkzijn, waaronder de luchthavens. Het gaat danook niet op te gewagen van "alle sinister".Aangezien het <strong>Vlaams</strong> Gewest niet alleen luchthavensbeheert, maar ook kantoorgebouwen,scholen, culturele centra, musea, metrostations,enzovoort, waarop de wet van 30 juli 1979 vantoepassing is, lijkt het niet aangewezen jaarlijksop de begroting aanzienlijke bedragen te reserverenvoor die verschillende risico's. In voorkomendgeval kan de <strong>Vlaams</strong>e regering, via eenbegrotingswijziging, op korte tijd de nodige kredietenvrijmaken, onverminderd het verhaal opde personen of instanties waarvan de foutaansprakelijkheidwordt vastgesteld.De studie naar de mogelijkheid en de kostprijsvan verzekering van deze risico's, vormt thanseen onderdeel van een meer globaal dossier.2. De luchthaven van Zaventem wordt beheerddoor de NV BATC (Brussels Airport TerminalCompany) en de Regie der Luchtwegen. Het<strong>Vlaams</strong> Gewest is hierbij geen betrokken partij.ERIC <strong>VAN</strong> ROMPUYVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> ECONOMIE, KMO, LANDBOUW <strong>EN</strong>MEDIAVraag nr. 132van 9 juni 1997van de heer JOHAN SAUW<strong>EN</strong>SNV Mijnen – Leningen aan gemeenten en KRCGenkIn 1992 hebben een dertiental Limburgse gemeentengezamenlijk 400 miljoen frank geleend bij deNV Mijnen.Een aantal van deze gemeenten, zoals Tongeren,verklaart publiekelijk dat zij deze leningen niet zullenterugbetalen. Argumenten die hiervoor via dekranten worden aangehaald, zijn de economischemalaise en ook het dossier van het voetbalstadionin Genk, waar 240 miljoen frank door KS (KempischeSteenkoolmijnen) werd ter beschikkinggesteld.1. Welke gemeenten hebben welke bedragengeleend in 1992? Welke werden terugbetaald ?2. Moeten deze leningen verder worden terugbetaald?3. Moet de 240 miljoen frank door KS ter beschikkinggesteld aan KRC Genk worden terugbetaald?AntwoordIn navolging van het herstructureringsplan datdoor de ministerraad van 31 december 1996 werdgoedgekeurd, het zogenaamde plan-Gheyselinck,


-97- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997en dat de sluiting en herstructurering van de Limburgsesteenkoolmijnen omvatte, werd op 8 oktober1990 een addendum aan het financieringsprotocolondertekend door het FNSV (daarna Gimvindusen <strong>Vlaams</strong> Gewest) en KS (daarna MijnenNV).Dit addendum vermeldde onder andere dat 1 miljardvan de financiële middelen van KS die diendente worden aangewend voor diversificatie enreconversie, werden voorbehouden voor de financieringvan leningen die KS verstrekte aan de Limburgsegemeenten voor de verwerving van industrieterreinenen voor de uitvoering van infrastructuurwerken.Volgende bedragen werden in de periode 1992-1995 ontleend en terugbetaald :Gemeente Ontleend Terugbetaaldbedrag bedragGingelom 16.414.869 7.282.182Bree 47.002.707 14.225.518Maaseik 42.554.133 –Halen 28.513.361 4.045.910Kinrooi 14.785.213 9.198.102Lanaken 26.226.936 –Bocholt 18.815.752 6.039.970Beringen 46.850.839 –Tongeren 74.110.195 4.529.600Zonhoven 41.415.820 28.922.990Maasmechelen 19.511.936 5.029.570Meeuwen 18.449.653 –Wellen 24.749.822 8.290.860betalen intresten op 31 december 1995 (5,5 %)bedragen 45.801.824 frank.De intresten van 1 januari 1996 tot 1 juli 1997, dedatum dat de herfinanciering door het Gemeentekredietzal plaatsvinden, bedragen tegen 3,95 %22.610.182 frank.Volgens de contractuele overeenkomsten met KS– Mijnen NV hadden alle gemeenten reeds tot deterugbetaling moeten overgaan per 1 oktober 1996.In het kader van de gemaakte afspraken in hetWitte Donderdagakkoord werd enerzijds de verlengingvan het Fonds voor de Financiering vanIndustrieterreinen geregeld in hoofde van deGOM-Limburg (overeenkomst van 3 december1996). Anderzijds werd overeengekomen dat MijnenNV zou worden terugbetaald voor de uitstaandevorderingen. Er bestaat op dit ogenblik geenenkele regeling of afspraak die voorziet in de nietterugbetalingvan deze leningen.Op 16 juli 1997 heb ik aan de GOM-Limburg meegedeelddat de leningsovereenkomsten die tussende betrokken gemeenten en de NV Mijnen werdenafgesloten door beide partijen correct moeten wordenuitgevoerd en dat de op 3 december 1996 tussende GOM-Limburg en Limburgfonds afgeslotenleningsovereenkomst in verband met het FondsIndustrieterreinen onverkort van toepassing blijft.De schulden van KRC Genk tegenover Mijnen NVzijn kwijtgescholden in het kader van de uitvoeringvan de protocolovereenkomst van 22 maart 1995.Daartegenover wordt de bestaande opstalovereenkomsttussen Mijnen NV en KRC Genk die liep tot29 juni 2010, thans teruggebracht tot 1 januari2001.In het Witte Donderdagakkoord van 26 april 1995werd de verplichting van KS overgenomen doorhet <strong>Vlaams</strong> Gewest en het Limburgfonds, waarbijde enveloppe van 1 miljard ter beschikking werdgesteld van de GOM-Limburg (Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij),die op haar beurt hetgeld ter beschikking stelt van de Limburgsegemeenten in de vorm van een rollend fonds vanrenteloze leningen.Tussen de GOM-Limburg, Mijnen NV en hetGemeentekrediet werd overeengekomen dat deopenstaande schuld op 31 december 1995 kon wordengeherfinancierd via het Gemeentekrediet.De openstaande schuld op 31 december 1995bedraagt in hoofdsom 335.804.623 frank. De teDeze protocolovereenkomst voorziet verder in eenoplossing voor drie problemen :a) Mijnen NV kan zich terugtrekken als controlerenddeelgenoot van de VZW KRC Genk enbijgevolg als drager van de feitelijke aansprakelijkheidvoor de werking van deze VZW ;b) KRC Genk heeft verschillende financiële verplichtingentegenover Mijnen NV die het in depraktijk niet kan nakomen ;c) Mijnen NV was bij eventueel falen van de clubnog aansprakelijk voor de bijkomende betalingvan een borgstelling tegenover de G-Bank vanmaximum 50 miljoen frank.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -98-Geconfronteerd met al deze elementen van hetdossier, heeft de raad van bestuur van Mijnen NVin de lente van 1995 zijn verantwoordelijkhedenopgenomen en gemeend dat via de protocolovereenkomstvoor alle partijen een aanvaardbareoplossing zou kunnen worden gevonden.Zolang aan de basisvoorwaarde voor de uitvoeringvan deze protocolovereenkomst geen invulling wasgegeven, bleven alle vroeger gemaakte afsprakenen verplichtingen van kracht. Deze basisvoorwaardehad betrekking op het vrijgeven door de GeneraleBank van de borgstelling in hoofde van MijnenNV ten bedrage van 50 miljoen frank.Einde juni 1997 werd de borgstelling vrijgegeven,zodat voldaan was aan alle voorwaarden van deprotocolovereenkomst van 22 maart 1995 en dezelaatste van toepassing werd.Vraag nr. 133van 9 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Overheidshulp per telefoon – GehoorgestoordenZie :<strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Gezin en WelzijnVraag nr. 211van 9 juni 1997van mevrouw Riet Van CleuvenbergenBlz. 116AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Luc Martens, <strong>Vlaams</strong> minister vanCultuur, Gezin en Welzijn.Vraag nr. 134van 9 juni 1997van de heer PIETER HUYBRECHTSEconomische overheidssteun – Informatie-cd-romHet ministerie van het Waals Gewest biedt aanbedrijven en particulieren een cd-rom te koop aanwaarop alle gegevens staan betreffende bijna 180verschillende types beschikbare economische overheidssteun.Deze cd-rom geeft een overzicht van de investeringssteun,werkgelegenheidssteun, steun vooronderzoek en ontwikkeling, en alle typen vanexport-, milieu- en financieringssteun die het WaalsGewest, maar ook de Europese Unie, de federaleoverheid, de Duitstalige Gemeenschap en de provinciestoekennen.Heeft de minister reeds de nodige initiatievengenomen om een dergelijke cd-rom ook in Vlaanderenuit te brengen?AntwoordHet <strong>Vlaams</strong> Gewest beschikt thans onder meerover de brochure "Overheidsstimulansen voorondernemingen" die thans wordt geactualiseerd.Deze brochure biedt aan de <strong>Vlaams</strong>e ondernemingeneen overzicht van de belangrijkste regionale,nationale en Europese steunmaatregelen waarvoorondernemingen, in het bijzonder KMO's, in aanmerkingkunnen komen. De brochure "Overheidsstimulansenvoor ondernemingen" maakt hetbedrijfsleven wegwijs in de steunmaatregelen vantoepassing op ondernemingen in het <strong>Vlaams</strong>egewest. Naast een situering van elke steunmaatregelwordt aandacht besteed aan de mogelijkebegunstigden, de geldende criteria en de voordelenvoor de onderneming. Ten slotte worden de contactadressenvermeld voor bijkomende inlichtingen.Rekening houdend met de frequente wijzigingenen de nieuwe acties voor ondernemingen opalle beleidsniveaus, actualiseert mijn administratiejaarlijks deze brochure.Teneinde in te spelen op de nieuwe ontwikkelingenop informaticagebied binnen de bedrijfswereld, zalmijn administratie binnen afzienbare tijd, naast debestaande brochure over de steunmaatregelen,eveneens een cd-rom ontwikkelen waarop allegegevens inzake steun aan de ondernemingen zullenworden vermeld.Daarnaast wordt momenteel onderzocht hoe eenvirtueel KMO-loket kan worden uitgebouwd tengunste van de <strong>Vlaams</strong>e bedrijfswereld.Vraag nr. 138van 19 juni 1997van de heer CHRIS <strong>VAN</strong>D<strong>EN</strong>BROEKE<strong>Vlaams</strong> trekpaard – Erkenning – SubsidiëringTot en met de jaren tachtig van vorige eeuw washet gebruikelijk dat bij paardenprijskampen en-tentoonstellingen hier te lande drie rassen werdenonderscheiden, namelijk het <strong>Vlaams</strong>, het Ardenneesen het Brabants trekpaard. De meest ver-


-99- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997spreide soort, zeker naar het einde van de vorigeeeuw toe, was het Brabants trekpaard.Een precisering dienaangaande geeft onder meerde Franse auteur Loncey in zijn in 1886 uitgegevenpublicatie "Les chevaux de trait". Voor Belgiëonderscheidt hij namelijk de drie opgesomdekoudbloedrassen: het <strong>Vlaams</strong>e, het Ardennese enhet Brabantse. Wel is het zo dat, rond de eeuwwisseling,niet langer afstammelingen van het <strong>Vlaams</strong>eras in België bekend waren. Enkel in de VerenigdeStaten en Canada kwamen ze nog voor, daar ertoen vrij massale aankopen van (Belgische) trekpaardenvanuit de Nieuwe Wereld plaatsvonden.Onlangs, om precies te zijn sinds 1993, werdenenkele specimen van het <strong>Vlaams</strong> trekpaardopnieuw vanuit Canada ingevoerd. Sindsdien endankzij een gerichte stamboekwerking werd vooreen verdere ontwikkeling gezorgd. Vandaag trouwensstaat de VZW Het <strong>Vlaams</strong> Paard Stamboekwerking(VPS) borg voor de verdere verspreiding.Thans is het zo dat, bij invoer, raszuivere paardendie in een Belgisch erkend paardenstamboek wordeningeschreven en die er toegelaten zijn voor devoortplanting, worden begunstigd met een nulrecht.Door bovengenoemde VZW werd de aanvraagtot zo'n erkenning ingediend. Naar we mochtenvernemen, zou deze erkenning evenwel uitblijven.Als argument wordt daarbij aangegeven dathet <strong>Vlaams</strong> trekpaard niet tot een Belgisch erkendpaardenstamboek kan worden gerekend. Of andersgesteld : het wordt niet als een "levend cultureelerfgoed" beschouwd !1. Is het waar dat het <strong>Vlaams</strong> paardenras niet inzijn authenticiteit wordt herkend en erkend ?Klopt het dat daarom het nulrecht niet wordttoegepast ?2. Klopt het dat de gebruikelijke subsidie van5.000 frank per merrie voor het houden vanBelgische stamboektrekpaarden (begrotingsprogamma54.1 – Land- en Tuinbouw) nietwordt uitgekeerd wanneer het gaat om aanvragenvoor het <strong>Vlaams</strong> trekpaard en uitgaandevan de VZW Het <strong>Vlaams</strong> Paard Stamboekwerking?Zo ja, wat is de reden daarvoor en worden erstappen gezet om die regeling te herzien ?AntwoordHet eerste gedeelte van de vraag betreffende deerkenning van het <strong>Vlaams</strong> trekpaard en het toepassenvan het nulrecht bij invoer, behoort tot debevoegdheid van de federale ministers van Landbouwen van Financiën.Het tweede gedeelte van de vraag : subsidies voorhet houden van merries van het <strong>Vlaams</strong> trekpaardvia het begrotingsprogramma 54.1 van de administratieLand- en Tuinbouw, moet negatief wordenbeantwoord. Een mogelijke subsidiëring van hetBelgisch trekpaard past in de toepassing van deEuropese verordening 2078/92, die steun mogelijkmaakt voor bedrijfshoofden die zich ertoe verbindendieren te houden van plaatselijke rassen die ophet punt staan te verdwijnen.Vermits het <strong>Vlaams</strong> trekpaard niet is opgenomenin de communautaire inventaris van de bedreigderassen, is de subsidiëring voor het houden van het<strong>Vlaams</strong> trekpaard niet mogelijk in dit kader.Er worden door de <strong>Vlaams</strong>e administratie LandenTuinbouw geen stappen gezet om de regeling teherzien. Een eerste en noodzakelijke stap is deerkenning van de VZW Het <strong>Vlaams</strong>e Paard alsofficieel stamboek door het federale ministerie vanLandbouw en de opname van het <strong>Vlaams</strong>e trekpaardin de inventaris van de bedreigde rassen.Vraag nr. 139van 23 juni 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Euro-diskette – Kostprijs advertentiecampagneKan de minister mij de kostprijs meedelen van deadvertentiecampagne die onlangs plaatsvond omde verspreiding van de Euro-diskette te ondersteunen?Komt dit bedrag ten laste van de <strong>Vlaams</strong>e begrotingof werd de campagne met Europese fondsenbekostigd ?AntwoordDe kostprijs van de advertentiecampagne dieonlangs plaatsvond in alle <strong>Vlaams</strong>e dagbladen om


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -100-de verspreiding van de Euro-diskette te ondersteunen,bedroeg 261.099 frank.De advertentie ging uit van het Euro Info Centrumvan de administratie Economie. Dit informatiecentrum,dat deel uitmaakt van een netwerk van 250centra verspreid over Europa, met antennes buitenEuropa, is een initiatief van de Europese Commissie.Het Euro Info Centrum staat ten dienste vanalle ondernemingen in het <strong>Vlaams</strong>e gewest enheeft als taak de doorstroming te bevorderen vaninformatie betreffende Europese aangelegenheden,met inbegrip van maatregelen die op nationaalen gewestelijk niveau worden getroffen teruitvoering van Europese beslissingen.Teneinde een optimale werking te verzekeren, stortde Europese Commissie aan het Euro Info Centrum,nadat het voldaan heeft aan de contractueleverplichtingen, semestrieel een bijdrage van 10.000ecu. Deze bijdrage dient bij voorkeur te wordenaangewend voor het financieren van noodwendigeinvesteringen en promotionele activiteiten rondEuropese thema's.Het is in dit kader dat het hele gebeuren rond deEuro-diskette dient te worden gesitueerd. De ontwikkelingvan de Euro-diskette, een initiatief vanalle Belgische Euro Info Centra, werd vollediggefinancierd door de Europese Commissie.De advertentie die door het ministerie van de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap is geplaatst teneinde de<strong>Vlaams</strong>e ondernemingen van het bestaan van deEuro-diskette op de hoogte te brengen, werdbetaald met de bijdrage die het Europ Info Centrumsemestrieel ontvangt van de Europese Commissie.Vraag nr. 140van 23 juni 1997van de heer FRANK CREYELMAN<strong>Vlaams</strong>e Audiovisuele Raad – Stand van zakenArtikel 10 van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regeringvan 23 februari 1994 houdende bepalingen totcoördinatie van het <strong>Vlaams</strong> Audiovisueel beleidstelt dat een adviesraad voor de audiovisuele sectormoet worden opgericht.Deze <strong>Vlaams</strong>e Audiovisuele Raad zou ervoor moetenzorgen dat het beleid voeling heeft met de evolutiesin de sector, maar hij is nog steeds ni=et operationeel.Wat heeft de minister reeds ondernomen om artikel10 van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van23 februari 1994 daadwerkelijk uit te voeren ?N.B.:AntwoordDeze vraag werd eveneens gesteld aan deheer Luc Martens, <strong>Vlaams</strong> minister vanCultuur, Gezin en Welzijn.Artikel 10 van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regeringvan 23 februari 1994 houdende bepalingen totcoördinatie van het <strong>Vlaams</strong> Audiovisueel beleidvoorziet inderdaad in de oprichting van een<strong>Vlaams</strong>e Audiovisuele Raad die tot taak heeft de<strong>Vlaams</strong>e regering te adviseren over het algemeenaudiovisueel beleid in de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.Medio 1994 werden de diverse representatieve verenigingenuit de audiovisuele sector aangeschrevenmet de vraag één (of twee) vertegenwoordiger(s)voor de <strong>Vlaams</strong>e Audiovisuele Raad voor te dragen.Op dat ogenblik werd het <strong>Vlaams</strong> Filminstituut(VFI) opgericht. Het VFI heeft onder meer alsdoelstelling: "dankzij de hoge representativiteit deeerste en enige spreekbuis van de gehele sectornaar de overheid toe te zijn".Binnen deze context werd het VFI aangezien alseen volwaardige en representatieve vertegenwoordiging.De installatie van een dubbele adviesstructuurwerd dan ook overbodig geacht.Vraag nr. 141van 25 juni 1997van mevrouw GERDA RASKINWarmtekrachtkoppeling – Iveka-experimentBij een tuinbouwbedrijf werd een warmtekrachtkoppelingsinstallatiein gebruik genomen die opbasis van aardgas elektriciteit en warmte opwekt.De elektriciteit wordt in het net van de gemengdeenergie-intercommunale Iveka (IntercommunaleVereniging voor de Energiedistributie in de Kempenen het Antwerpse) ingebracht. Met deze installatie,mogelijk gemaakt door de financiële medeinbrengvan de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap en Iveka,zou in het tuinbouwbedrijf, waarvan de serres16.500 m 2 beslaan, een jaarlijkse energiebesparingvan 330.000 m 3 worden gerealiseerd, of het equivalentvan het gemiddeld jaarlijks aardgasverbruikvan 100 woningen.


-101- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Mag ik van de minister vernemen of, gezien demilieubaten van dit project, op korte termijn eenuitbreiding van dit project te verwachten valt en zoja, op welke wijze ?Uit deze initiatieven mag blijken dat, zoals ik reedsstelde in mijn beleidsbrief Energie, het verhoogdgebruik van warmtekrachtkoppeling een van dehoogste prioriteiten van mijn energiebeleid vormt.AntwoordHet tuinbouwbedrijf waarvan sprake kon eenfinanciële steun genieten van 35 % binnen hetkader van de steun voor demonstratieprojecten.Deze steun wordt toegekend voor projecten dienieuwe energietechnologieën toepassen. De resultatenvan deze projecten worden opgemeten engeanalyseerd door de <strong>Vlaams</strong>e Instelling voorTechnologisch Onderzoek (VITO), en gebruikt omde mogelijkheden van deze technieken te promoten.Binnen dit steunprogramma werd steun toegekendaan 14 projecten voor warmtekrachtkoppeling(WKK).Vermits de mogelijkheden van warmtekrachtkoppelinginmiddels gedemonstreerd zijn, wordt debredere verspreiding van deze technologie nuvooral gestimuleerd door de zogenaamde ecologiesteun.Deze steun beloopt 15 % op de investeringskostenen wordt toegekend voor ecologischeinvesteringen, waaronder energiebesparende investeringenzoals WKK.Een aantal projecten voor warmtekrachtkoppelingwerd gesteund in het <strong>Vlaams</strong> Impulsprogrammavoor Energietechnology (VLIET).Naast financiële steun voor projecten, kent de<strong>Vlaams</strong>e overheid ook een subsidie toe aan hetpromotieorgaan voor WKK opgericht door deVZW's Energik (Vlaanderen) en Energium (Wallonië).Verder werkt de <strong>Vlaams</strong>e overheid actief mee aaneen verdere penetratie van WKK via haar vertegenwoordigingin het Controlecomité voor Elektriciteiten Gas. De <strong>Vlaams</strong>e overheid dringt er binnenhet Controlecomité op aan in gunstige tarievente voorzien voor teruglevering aan het net vanelektriciteit geproduceerd door WKK. Wij dringenook aan op een verlaging van de tarieven voorhulp- en noodstroom voor WKK-installaties en opeen verlaging van de gasprijzen voor het gebruik ineen WKK-installatie. Ook bij de besprekingen vanhet uitrustingsplan 1995-2005, drongen wij er bij defederale overheid op aan meer elektriciteitsproductiemet warmtekrachtkoppeling in het plan opte nemen.Vraag nr. 142van 30 juni 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Actieplan <strong>Vlaams</strong>e Rand – Nederlandstalig karakterbedrijventerreinenEen jaar geleden stelde de <strong>Vlaams</strong>e regering haar"Actieplan van de <strong>Vlaams</strong>e regering voor de<strong>Vlaams</strong>e rand rond Brussel" voor.Daarin wordt onder meer gesteld dat bij de erkenningsvoorwaardenvoor bedrijventerreinen zouworden bedongen dat het Nederlandstalig karaktervan het beheer wordt verzekerd.Kan de minister mij de stand van zaken in dezeaangelegenheid meedelen ?AntwoordSinds de goedkeuring op 25 juni 1996 van het"Actieplan van de <strong>Vlaams</strong>e regering voor de<strong>Vlaams</strong>e rand rond Brussel" erkende de <strong>Vlaams</strong>eregering op 26 november 1996 vanuit de sectorEconomie één bedrijventerrein voor <strong>Vlaams</strong>-Brabant,namelijk het "Dassenveld" in Halle.Dit terrein is eigendom van de intercommunaleHaviland, zodat het Nederlandstalig beheer ervangewaarborgd is.Er werden dan ook geen andere voorwaardenopgelegd dan die welke reeds zijn opgenomen in :1. het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 19 mei1993 houdende de erkenning, het beheer en desubsidiëring van bedrijventerreinen van lokaalofregionaal belang, en met een specifiek statuut,en de industriële centra en gebouwen ;2. de uitvoerende omzendbrief van 11 oktober1994.Hieraan weze nog toegevoegd dat niet elk bedrijventerreindoor de sector Economie wordt erkend,vermits deze procedure enkel vereist is ingeval deinfrastructuurwerken worden gesubsidieerd.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -102-Vraag nr. 143van 30 juni 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Actieplan <strong>Vlaams</strong>e Rand – StreekplatformenEen jaar geleden stelde de <strong>Vlaams</strong>e regering haar"Actieplan van de <strong>Vlaams</strong>e regering voor de<strong>Vlaams</strong>e rand rond Brussel" voor.Daarin wordt gemeld dat de mogelijkheid zou wordennagegaan om in de <strong>Vlaams</strong>e Rand één ofmeerdere streekplatformen op te richten, om eenaangepaste strategie voor de economische ontplooiingvan de streek uit te werken.Tevens zou bij de uitwerking van het regionaalbeleid voor deze streek de nodige aandacht wordenbesteed aan de gemeenten met een bijzondertaalstatuut.Kan de minister mij de stand van zaken in dezeaangelegenheid meedelen ?AntwoordBinnen het vernieuwd <strong>Vlaams</strong> regionaal economischbeleid staat de "bottom-up"-benadering centraal.In die zin dient de oprichting van een streekplatformte gebeuren op initiatief van de streekzelf.Voor <strong>Vlaams</strong>-Brabant is het Hagelands Economischen Sociaal Overlegcomité (Hesoc) momenteelhet enige streekplatform. Hierin nemen deHagelandse gemeenten deel, evenwel zonder hetLeuvense stadsgewest.Onder impuls van de stad Halle werd verder eensamenwerkingsverband opgericht in de vorm vanhet "Intergemeentelijk overlegplatform Zuid-West-Brabant". Dit gebeurde in het voorjaar van1996. Dit overlegplatform richt zich voornamelijknaar de beleidsdomeinen "mobiliteit" en "ruimtelijkeordening". Diverse vergaderingen rond dezeproblematieken werden in het afgelopen jaarbelegd.De gemeenten Beersel, Galmaarden, Gooik, Halle,Lennik, Pepingen, St.-Pieters-Leeuw en Roosdaaltraden toe tot het overlegplatform. De uitnodigingenvoor de vergaderingen en de verslagen wordeneveneens verstuurd naar de gemeenten Bever, Dilbeek,St.-Genesius-Rode en Ternat, die passiefdeelnemen aan het platform en op deze wijze wordengeïnformeerd over de werkzaamheden en teallen tijde tot het platform kunnen toetreden.Reeds vanaf het begin hield men het idee voorogen om dit overlegplatform uiteindelijk te latenovergaan in een streekplatform, om hiermee aan tesluiten bij het regionaal-economisch beleid van de<strong>Vlaams</strong>e regering. Men verkoos echter eerst te zienhoe de werking zou evolueren alvorens deze beslissingte nemen.Op 20 april 1997 besloot een vergadering van deburgemeesters en vervangende schepenen dat dewerking van het intergemeentelijk overlegplatformin 1997 zou worden voortgezet, met betrekking totenerzijds mobiliteit en anderzijds ruimtelijke ordening.De problematiek van het al dan niet opstartenvan een formeel te erkennen streekplatform,zal pas verder worden besproken in 1998, naar aanleidingvan de evaluatie van de werking rond mobiliteiten ruimtelijke ordening in 1997.Een ander initiatief met als doel een aangepastestrategie voor de economische ontplooiing van destreek uit te werken, doet zich voor op provinciaalniveau. In opdracht van de provincie <strong>Vlaams</strong>-Brabantwerkt de GOM (gewestelijke ontwikkelingsmaatschappij)aan een sociaal-economisch ontwikkelingsplan(SEOP). Het is de bedoeling om aande hand van een duidelijke en beknopte analysevan de sociaal-economische positie van de provincie<strong>Vlaams</strong>-Brabant doelstellingen te formulerenvoor het toekomstig beleid en via deelplannenacties uit te werken voor het concretiseren vandeze doelstellingen. Met het opstellen van hetSEOP werd gestart in het voorjaar van 1996. Deeerste twee fasen van het SEOP, dit zijn enerzijdsanalyse en visie en anderzijds doelstellingen enstrategie, werden inmiddels gefinaliseerd en deeindtekst hiervan werd goedgekeurd door de provincieraadna een brede overlegronde met de economischeactoren uit de provincie. De actieplannenzijn thans in voorbereiding.Als laatste initiatief kan het "Territoriaal werkgelegenheidspact"worden vernoemd. Dergelijke pactenkomen er op initiatief van de Europese Commissie.Hiermee beoogt ze het stimuleren van hetsubregionaal overleg en het partnerschap om tekomen tot een concreet actieprogramma voor dewerkgelegenheid.Op vraag van de Europese Commissie heeft de<strong>Vlaams</strong>e regering in dit kader twee pilotregio'svoorgesteld, met name het arrondissement Halle-Vilvoorde en het arrondissement Tongeren. DeEuropese Commissie komt tegemoet in de kostenvan de technische bijstand, met andere woorden devoorbereidende kosten. Voor de uitvoering van hetactieprogramma zullen de bestaande maatregelenen programma's voor werkgelegenheid dienen teworden ingezet. In beide regio's zal een coördina-


-103- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997tor alle partners rond de tafel brengen om een concreetactieprogramma aan de Commissie voor teleggen. Als secretariaat voor deze pilotregio's werdenrespectievelijk het subregionaal tewerkstellingscomitévan Limburg en van Halle-Vilvoordeaangewezen.Het tweede luik van de parlementaire vraag betreftde gemeenten met een bijzonder taalstatuut.Daar het initiatief in Zuid-West-Brabant zich nogniet wenst in te schakelen in het vernieuwd regionaaleconomisch beleid van de <strong>Vlaams</strong>e regering, isde procedure waarbij een bepaalde subregio viaeen streekcharter haar strategisch plan aan de<strong>Vlaams</strong>e regering kan voorleggen, nog niet aan deorde. In die zin zijn ook eventuele bepaalde specialeinitiatieven ten behoeve van gemeenten met eenspeciaal taalstatuut binnen het kader van het regionaalbeleid nog niet aan de <strong>Vlaams</strong>e regering voorgelegd.Vraag nr. 144van 30 juni 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Actieplan <strong>Vlaams</strong>e Rand – BRTN-teletekstinformatieEen jaar geleden stelde de <strong>Vlaams</strong>e regering haar"Actieplan van de <strong>Vlaams</strong>e regering voor de<strong>Vlaams</strong>e rand rond Brussel" voor.Daarin werd onder meer aangekondigd dat deBRTN zou worden verzocht om via uitbreiding vanhaar teletekstaanbod mee te werken aan de informatieverstrekkingover de <strong>Vlaams</strong>e Rand en hetNederlandstalig karakter van de regio.Kan de minister mij meedelen of dit verzoek reedskenbaar werd gemaakt aan de openbare omroep ?Werd ermee rekening gehouden ?Dit najaar zal de werking van teletekst grondigworden bekeken en aangepast. Daarbij zal meeraandacht worden geschonken aan het regionaalnieuws. "Regionaal" zal een afzonderlijk en meeruitgebreid hoofdstuk worden. Brussel en <strong>Vlaams</strong>-Brabant zullen dan afzonderlijke onderdelen worden.In de <strong>Vlaams</strong>-Brabantse berichten zal de<strong>Vlaams</strong>e rand rond Brussel dan ook vaker aan bodkomen. Een samenwerking tussen de VZW DeRand en de teletekstredactie is daarbij niet uitgesloten.Vraag nr. 147van 2 juli 1997van de heer CARL DECALUWEBRTN Boodschappen van algemeen nut – Criteria– OverzichtArtikel 91 van de codex van de <strong>Vlaams</strong>e regelgevinginzake radio en televisieomroep, reclame,sponsoring en kabel, regelt de zogenaamde boodschappenvan algemeen nut, die in diverse boodschappenworden onderverdeeld.1. Kan de minister mij voor 1996-1997 een overzichtgeven van de boodschappen die onder denoemer "boodschappen van algemeen nut"werden uitgezonden ?2. Welke criteria worden gebruikt om in aanmerkingte komen voor een boodschap van algemeennut ?3. Welke tijdsduur werd hieraan reeds toebedeeldin het zendschema van de openbare omroep ?4. Welke bedragen werden "binnengehaald" viaboodschappen van algemeen nut ? Welke organisatieskonden hiervan gratis gebruik maken ?AntwoordDe BRTN is van het actieplan van de <strong>Vlaams</strong>eregering voor de <strong>Vlaams</strong>e rand rond Brussel op dehoogte gesteld. Met de vraag om aandacht te bestedenaan de <strong>Vlaams</strong>e Rand wordt rekening gehouden.De BRTN is van plan om haar inspanningenterzake te vergroten.In de regionale nieuwspagina’s is er reeds sindsgeruime tijd, zowel op teletekst als op Internet, eenonderdeel "<strong>Vlaams</strong> Brabant/Brussel" (p. 166-170).Ook de <strong>Vlaams</strong>e rand rond Brussel komt daaringeregeld aan bod.AntwoordDe decreten betreffende de radio-omroep en detelevisie, gecoördineerd op 25 januari 1995, definiërenboodschappen van algemeen nut als volgt :"elke boodschap die uitgaat van een overheid ofopenbare instelling, vereniging of vennootschap dieeen meerderheid van overheidsvertegenwoordigersin haar Raad van Bestuur heeft, en die bevoegd isvoor en zich geheel of gedeeltelijk richt tot de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap of de Nederlandstaligebevolking van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad,in verband met haar beleid, ongeacht de vormen ongeacht de betaling of de betalingswijze, en


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -104-elke boodschap die uitgaat van humanitaire verenigingenongeacht de betaling of de betalingswijze".Het is deze definitie die de BRTN hanteert als criteriumvoor de boodschappen van algemeen nut.Inhoudelijk moet de boodschap betrekking hebbenop het beleid van de instelling of de vereniging.De BRTN maakt een onderscheid tussen betaaldeboodschappen van algemeen nut en die welke gratisworden verstrekt.In opdracht van de BRTN staat de <strong>Vlaams</strong>e AudiovisueleRegie (VAR) in voor de betaalde boodschappenvan algemeen nut. Als bijlage vindt de<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger een overzichtvan de spots die in 1996 en de eerste zes maandenvan 1997 via de VAR op deze wijze werden vertoond.In 1996 werden 1.033 spots uitgezonden,met een totale duur van acht uur. De omzetbedroeg 93,7 miljoen frank.Naast deze "VAR-blokken" stelt de BRTN ookgratis zendtijd ter beschikking voor radio- en televisiespotster ondersteuning van humanitaire campagnes.Enkel niet-gouvernementele organisatieskomen hiervoor in aanmerking. Deze boodschappenworden geprogrammeerd door de BRTN-eindregie.Voor de televisie gaat het telkens om vijf gratisspots : drie op TV1 en twee op TV2.De humanitaire commissie van de BRTN maaktjaarlijks een keuze tussen de organisaties die voorgratis spots in aanmerking komen. Voor 1996 en1997 werd volgende keuze gemaakt :1996VOCB, Vredeseilanden, Damiaanactie, BroederlijkDelen, Vierkant voor Afrika, Rode Kruis, Natuurreservaten,Greenpeace, FOS, Handicap Int., FederatieTweedekansonderwijs, MS-Liga, Fed. Pleegzorg,Vl. Ver. Autisme, Pax Christi, Oxfam, Belg.Ver. Strijd Tegen Mucoviscidose, NCOS, Unicef,Welzijnszorg, Amnesty Int., Fed. Vl. Simileskringen,STAG1997Vredeseilanden, Damiaanactie, Wereldnatuurfonds,Broederlijk Delen, Bond Beter Leefmilieu,Rode Kruis Vlaanderen, Wereldsolidariteit, MS-Liga, Pax Christi, Belg. Conf. Blinden, NCOS,Thuislozenzorg Vlaanderen, Unicef, Amnesty Int.,Welzijnszorg, Oxfam, Aidstelefoon (STAG).Campagnes boodschappen van algemeen nut1 januari 1996 – 31 december 1996BRTN televisieNr. Adverteerder Campagne Periode Spots9167 Damiaanstichting Damiaanactie 23/01-27/01 79187 Kontaktpuntmethode Kontaktpuntmethode 01/01-06/01 69320 Belg. Inst. Verkeersveiligheid Sensibilisering Veilig Rijden 05/01-28/12 1019409 Rode Kruis Vlaanderen 14-daagse Rode Kruis 21/04-03/05 179435 Belgacom Info eindejaarstarieven 01/01-01/01 19451 De Post Imago 01/01-03/01 99528 VLAM Melk 13/01-19/01 209827 Brailleliga Week van de Blinden 20/05-26/05 910016 Bloso Sport op school 08/04-02/05 3310313 Belgacom Doorkiesnummer 12/03-30/03 1710358 Broederlijk Delen Broederlijk Delen 10/03-16/03 610370 <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap Natuurdagen 30/04-08/05 710492 VLAM Varkensvlees 15/04-31/05 2810520 OVAM Composteren 27/05-08/06 2910636 Ministerie Gelijke Kansen Homoseksualiteit 13/05-17/05 710645 Rijkswacht/CIOB Beter zien is beter rijden 15/04-07/05 2610766 FTI Flanders Technology 06/04-19/04 22


-105- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Nr. Adverteerder Campagne Periode Spots10850 ARGO Imago 20/05-31/08 2810854 Langzaam Verkeer Heer in het verkeer 28/05-01/07 6910858 De Post Imago 13/05-04/08 2810988 Belgacom Doorkiesnummer 20/05-29/06 2811057 Min. van Financiën Staatsbon 05/06-14/06 2011136 NMBS Imago 16/09-06/11 4111165 Intercom. Kustwacht West-Vlaand. Verdwaalpalen kust 01/07-12/08 1811220 VLAM Belgische kazen 17/10-30/11 3611225 <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij Zwemwater 08/07-18/08 3111231 MS-Liga MS-liga 08/09-14/09 811237 VLAM Belgisch kalfsvlees 15/10-31/10 2311349 Min. van Financiën Staatsbon september 06/09-12/09 911350 Rijkswacht/CIOB Beter zien is beter rijden 14/10-30/10 2211351 VLAM Europees rundvlees 10/09-12/10 3211494 Belgacom Service comfort 18/11-08/12 1511510 VLAM Varkensvlees 15/10-06/11 1511518 VLAM Brood 07/10-10/11 4711580 Min. Gelijke Kansen Gelijke kansen man-vrouw 01/11-14/11 1811668 IPAC <strong>Vlaams</strong> Aidscoördinaat Aidscampagne 18/11-01/12 1211693 <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap Week vd Volksontwikkeling 12/10-20/10 1211786 Voedselbank Week van de Voedselbanken 07/11-18/11 2011788 De Post Imago 16/12-21/12 3311843 Voeding en Gezondheid VZW Vezelrijke voeding 11/11-29/11 2111907 Nat. Sticht. Hulp Zwaarverbranden Brandpreventie 19/11-15/12 5812048 Min. van Financiën Staatsbon december 06/12-13/12 912105 <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap De Leeuw ontmoet de Draak 04/11-20/11 1012148 <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap Structuurplan Vlaanderen 02/12-14/12 1412169 Belgacom Info eindejaarstarief 24/12-29/12 412177 NMBS Info eindejaarstarief 22/12-31/12 1811684 VLAM Melk 18/02-07/03 2212061 Rode Kruis Vlaanderen 14-daagse Rode Kruis 20/04-02/05 1912389 VVP Provinciale Opendeurdagen 13/05-18/05 912414 Belgacom Nachttarief 02/01-21/01 1712447 Damiaanstichting Damiaanactie 21/01-25/01 612588 VLAM Belgische kazen 13/02-12/04 3712615 Belg. Inst. Verkeersveiligheid Sensibilisering Veilig Rijden 02/02-30/05 4412644 Ministerie Gelijke Kansen Homoseksualiteit 25/04-03/05 1312690 Nationale Loterij Info Keno 09/03-21/03 3312749 VLAM Varkensvlees 15/04-30/04 1912781 Min. Financiën Staatslening 07/03-14/03 1112787 Wereldsolidariteit VZW Schone Kleren 02/05-08/05 912808 Broederlijk Delen Broederlijk Delen 20/03-23/03 512842 Rijkswacht/CIOB Beter zien is beter rijden 18/04-04/05 1712852 Brailleliga Week van de Blinden 26/05-30/05 12


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -106-Nr. Adverteerder Campagne Periode Spots12869 Belgacom Service comfort 15/05-27/05 612894 VDAB Imago 15/04-15/05 1612949 De Post Nieuw logo 21/04-11/05 3913052 Intercommunales Energiebesparing 26/05-08/06 3213112 NMBS Imago 24/03-07/04 1013316 VLAM Brood 21/04-03/06 2313360 NMBS Imago 17/05-07/06 913495 Nat. Loterij Keno 09/05-16/05 2013522 ARGO Imago 20/05-31/08 1113532 <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij Zwemwater 25/06-14/08 3513544 <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap Groen-dagen 15/05-23/05 413607 Ministerie van Financiën Staatsbon mei 23/05-02/06 2113664 Belg. Inst. Verkeersveiligheid Snelheid 06/06-06/07 40Vraag nr. 153van 17 juli 1997van de heer FILIP DEWINTERNV Astrid Plaza Antwerpen – ExpansiesteunOp 1 juli 1997 besliste de <strong>Vlaams</strong>e regering 160miljoen frank expansiesteun toe te kennen aan deNV Astrid Plaza, die het Astrid Park Plaza Hotel inAntwerpen recht tegenover het Centraal Stationbouwde.In normale omstandigheden dient een ondernemingdie expansiesteun wenst te genieten, op voorhandeen dossier in te dienen. Op basis van dit dossierwordt dan beslist om de steun al dan niet toe tekennen.Het blijkt echter dat de NV Astrid Plaza nog maarpas werd opgericht en dat de nodige papieren nogniet volledig in orde waren.1. Kan de minister mij meedelen hoe de procedureis verlopen voor de toekenning van de expansiesteun?Werden alle vereiste documenten ingedienddoor de NV Astrid Plaza ?2. Op basis van welke criteria werd beslist dezeexpansiesteun toe te kennen ?Antwoord1. De NV Astrid Plaza werd opgericht op 14 januari1992. Deze onderneming heeft een aanvraagvoor economische expansiesteun ingediend diedoor de administratie geregistreerd werd op 1juli 1996.Het dossier bevat het degelijk ingevuld enondertekend aanvraagformulier. Alle vereistedocumenten inzake jaarrekeningen, businessplan,investeringen, financiering, bouwtoelating,organisatiestructuur, oprichtingsakte, attestenwaaruit blijkt dat er geen schulden zijn bij BTWen Directe Belastingen, ... werden bijgevoegd.De administratie heeft het dossier op haar volledigheidgecontroleerd, een onderzoek terplaatse uitgevoerd en een voorstel van beslissingopgesteld. De Inspectie van Financiën gafeen gunstig advies op 22 mei 1997.De <strong>Vlaams</strong>e regering besliste op 1 juli 1997 omhaar goedkeuring te geven aan de toekenningvan de economische expansiesteun, onder debijzondere voorwaarde dat moet worden voldaanaan de EU-KO-definitie (definitie EuropeseUnie van kleine onderneming). Deze bijzonderevoorwaarde dient te worden geverifieerdvóór elke uitbetaling.


-107- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997De beslissing werd aan de onderneming genotificeerddoor de administratie Economie op 9juli 1997.2. De rentetoelage werd toegekend conform devigerende richtlijnen VL6 ter uitvoering van deeconomische expansiewet van 4 augustus 1978.Alleen de hoteluitbating kan steun genieten ;het verhuurde businesscenter en shoppingcenterwerden uitgesloten.AntwoordOpenbare Werken, Vervoer en RuimtelijkeOrdening.Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Eddy Baldewijns, <strong>Vlaams</strong> ministervan Openbare Werken, Vervoer en RuimtelijkeOrdening.De steun is als volgt samengesteld :– 3 % basissteun als dienstverlenende activiteiten 3 % inbreidingssteun omdat de investeringpast in het lokaal beleid van stadskernvernieuwing,samen 73.719.000 frank ;– voorwaardelijke bijkomende steun van 90miljoen frank na bewijs van de creatie van150 nieuwe arbeidsplaatsen ;– vijf jaar vrijstelling van onroerende voorheffingvoor het hotel.Vraag nr. 164van 12 augustus 1997van mevrouw NELLY MAESHaveninvesteringen – SamenwerkingsvoorwaardenDe voorbije maanden werd gepraat over de oprichtingvan een joint venture waarin de havens vanAntwerpen en Zeebrugge hun belangen in hetinternationaal containerverkeer zouden onderbrengen.Een verregaande structurele containersamenwerkingis daarbij van levensbelang, temeerdaar slechts één goederentrafiek voor naijver zorgttussen beide havens, namelijk het intercontinentaalcontainerverkeer.De <strong>Vlaams</strong>e overheid staat hier in een moeilijkepositie : zij draagt wel de investeringen, maargeniet de baten niet die uit de havenbedrijvighedenvoortvloeien, waaronder de fiscale ontvangsten.Intussen wordt de dorpskern Doel bedreigd in zijnbestaan door de uitbreidingsplannen.Welke kant gaat het uit met de samenwerking ?Gaat het investeringsprogramma van de <strong>Vlaams</strong>eoverheid door, ook als de samenwerking uitblijft ?N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan deheer Eddy Baldewijns, <strong>Vlaams</strong> minister vanLEO PEETERSVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> BINN<strong>EN</strong>LANDSE AANGELEG<strong>EN</strong>HED<strong>EN</strong>,STEDELIJK BELEID <strong>EN</strong> HUISVESTINGVraag nr. 164van 11 juni 1997van de heer JOHAN DE ROOVerdeelsleutels <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij– Gent-EekloVanaf 1997 heeft de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij(VHM) voor haar programmatie 1997-1998 nieuwe verdeelsleutels ontwikkeld. Die zijngebaseerd op volgende criteria : het woningkwaliteitsonderzoek1994-1995, de wachtlijsten van debouwmaatschappijen, de verwachte bevolkingsaangroei,het netto belastbaar inkomen.1. Uit de resultaten van het woningkwaliteitsonderzoekkan men onder andere afleiden of devraag en het aanbod van sociale woningen binnende regio’s op elkaar afgestemd zijn.Welke conclusies kan men trekken uit hetonderzoek voor het arrondissement Gent-Eeklo ?2. Kan per bouwmaatschappij worden aangegevenhoe omvangrijk de wachtlijsten zijn binnen hetarrondissement Gent-Eeklo ?3. Kan tevens een overzicht gegeven worden vande verwachte bevolkingsgroei en het nettobelastbaar inkomen voor dit arrondissement ?AntwoordDe <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij (VHM)heeft voor haar gewone investeringsprogramma's


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -108-1997-1998 inderdaad nieuwe verdeelsleutels ontwikkeld,die gebaseerd zijn op volgende criteria :1. het woningkwaliteitsonderzoek 1994-1995 (uitgevoerddoor de cellen Huisvesting van de provincialeafdelingen Ruimtelijke Ordening, Huisvestingen Monumenten en Landschappen(Arohm) ;2. de wachtlijsten van de kandidaat-huurders vande sociale huisvestingsmaatschappijen (gegevensmedio 1996) ;3. de verwachte bevolkingsaangroei (prognose vanhet Nationaal Instituut voor de Statistiek(NIS)) ;4. de spreiding van de gezinnen met een bescheidennetto belastbaar inkomen (uit oogpunt vande toelatingsvoorwaarden voor het verkrijgenvan een sociale huur- of koopwoning).Naargelang de aard van de voorgestelde investeringen,namelijk nieuwbouw, vervangingsbouw ofrenovatie, en de sector (huur of koop) werd metéén, meerdere of alle voormelde criteria rekeninggehouden. Zo werd bijvoorbeeld voor de verdelingvan de renovatiekredieten in de huursector enkelrekening gehouden met de resultaten van hetwoningkwaliteitsonderzoek en werd in de koopsectoruiteraard geen belang gehecht aan de wachtlijstenvan kandidaat-huurders.Wat de concrete vragen omtrent de arrondissementenEeklo en Gent betreft, kan het volgende wordenmeegedeeld.Zoals blijkt uit de tabel hierna zijn er in de arrondissementenEeklo en Gent, en dan vooral inEeklo, procentueel meer woningen van slechte enmiddelmatige kwaliteit dan het gemiddelde voorhet <strong>Vlaams</strong>e gewest. Dat blijkt uit het woningkwaliteitsonderzoekvan Arohm.Kwaliteit van de woningenvolgens de "Survey" van Arohm% slechte % middel- % goedewoningen matige kwaliteitkwaliteitArrondissementEeklo 17,36 % 23,95 % 58,68 %ArrondissementGent 13,30 % 20,46 % 66,24 %<strong>Vlaams</strong> gewest 11,80 % 19,90 % 68,30 %Dat vraag en aanbod van sociale woningen opelkaar zouden zijn afgestemd, kan men niet afleidenuit het voormelde woningkwaliteitsonderzoek,maar zou mogelijk kunnen worden gepuurd uit destudie "Doelgroepen van het woonbeleid" van B.Meulemans, V. Geurts en P. De Decker, eveneens inopdracht van Arohm. Zoals echter blijkt uit detabel hierna dekt in geen van beide arrondissementenhet aanbod de vraag, al wordt die ideale situatiemet een dekkingsgraad van bijna 81 % nagenoegbenaderd in het arrondissement Eeklo.Vraag en aanbod van sociale woningenvolgens de studie"Doelgroepen van het woonbeleid"Behoefte Aanbod Saldo DekkingsgraadArrondissementEeklo 1.919 1.550 369 80,8ArrondissementGent 20.366 13.069 7.297 64,2<strong>Vlaams</strong> gewest 207.681 115.946 91.737 55,8Omtrent de wachtlijsten van kandidaat-huurders inde beide arrondissementen vindt de <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordiger meer informatie in de volgendetabel.


-109- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Kandidaat-huurders op de wachtlijstenvan de sociale huisvestingsmaatschappijenbinnen de arrondissementen Eeklo en GentSociale huisvestingsmaatschappijKandidaat-huurdersop 31/12/1995Arrond. Eeklo CV "Meetjeslandse Bouwmij voor Volkswoningen" te Eeklo 478CV "Gewest. Mij voor de Huisvesting van Zelzate" te Zelzate 163Arrond. Gent CV "Deinse Bouwmij" te Deinze 463CV "De Goede Werkmanswoning" te Gent 621CV "De Gentse Haard" te Gent 557NV "Gentse Mij voor de Huisvesting" te Gent 1.558CV "Volkshaard" te Gent 1.931CV "Huisvesting Gentbrugge-Ledeberg" te Gent 1.078CV "Merelbeekse Sociale Woningen" te Merelbeke 192CV "Elk Zijn Dak" te Zomergem 356416.435Uit de bevolkingsprognoses van het NIS (NationaalInstituut voor de Statistiek) voor de periode1995-2010 kan men voor het arrondissement Eekloeen bevolkingstoename van 235 eenheden noteren(van 79.429 inwoners in 1995 naar 79.194 in 2010),terwijl voor het arrondissement Gent een toenamevan 17.671 inwoners wordt verwacht (van 490.790inwoners in 1995 naar 508.461 in 2010, of een stijgingvan 3,6 %).Wat de spreiding van de gezinnen met een bepaaldnetto belastbaar inkomen betreft, heeft de VHMgeopteerd voor 2 categorieën. De eerste categoriebetreft het aantal gezinnen met een inkomen lagerdan 750.000 frank, wat grosso modo overeenkomtmet de toelatingsgrenzen voor het verkrijgen vaneen sociale huurwoning (rekening houdend met degemiddelde kinderlast). De tweede categorie behelstde prioritaire doelgroep voor het verkrijgenvan een sociale koopwoning of een sociale leningmet het oog op de aankoop of renovatie van eenwoning. Hiervoor werden alle gezinnen geregistreerdmet een inkomen tussen 750.000 frank en1.250.000 frank. In de beknopte tabel hierna wordendie gegevens vermeld voor de arrondissementenEeklo en Gent en voor het <strong>Vlaams</strong>e gewest.Netto belastbaar inkomenInkomens Procen- Inkomens Procen-< 750.000 tueel > 750.000 tueelaandeel < 1.250.000 aandeelt.o.v.t.o.v.<strong>Vlaams</strong>e<strong>Vlaams</strong>egewestgewestArrond.Eeklo 17.532 1,36 % 8.726 1,32 %Arrond.Gent 108.147 8,38 % 55.230 8,33 %<strong>Vlaams</strong>gewest 1.291.125 663.218Tot slot kan ik melden dat ik aan de VHM eennieuwe verfijning van de criteria heb gevraagd methet oog op de programmatie 1998-1999, waarbijtevens rekening zou worden gehouden met deresultaten van de voormelde studie "Doelgroepenvan het woonbeleid", alsook met de woningbehoefteramingvan het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -110-Vraag nr. 165van 11 juni 1997van mevrouw MARLE<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong>DERPOORT<strong>EN</strong>Wervingsreserves uit examencommissies met politici– GeldigheidBij omzendbrief van 10 oktober 1994 (Administratieftoezicht – Toepassing van het sectoraalakkoord voor 18 juni 1993 wat de samenstellingvan de examencommissies betreft) beklemtoondede toenmalige <strong>Vlaams</strong>e minister van OpenbareWerken, Ruimtelijke Ordening en BinnenlandseAangelegenheden dat de samenstelling van de examencommissieeen essentieel onderdeel is van eenobjectiverend personeelsbeleid.Dit betekent dat sindsdien in examencommissiesgeen politici meer aanwezig mogen zijn.Welke conclusies zijn daaruit toen, of sedertdien,getrokken in verband met de geldigheid van wervingsreservesuit bevorderingsexamens van vóór 10oktober, mét politici in de jury ?AntwoordDe gemeenteraadsleden kunnen thans geen deelmeer uitmaken van examencommissies.Deze houding brengt echter de geldigheid van deexamens die de lokale overheid afnam vóór de toepassingvan de "krachtlijnen" niet in het gedrang.Deze vroegere examens waren niet aangetast dooreen onwettelijkheid of een onregelmatigheid diezou toelaten de waarde van deze examens metterugwerkende kracht in vraag te stellen. De toezichthoudendeoverheid trad trouwens op datogenblik niet op tegen besluiten die gemeenteraadsledenals examencommissielid aanstelden. Zijkan dan ook niet later de geldigheid van deze examensmet terugwerkende kracht in vraag stellen.Het is in het kader van de rechtszekerheid aan teraden dat de overheden in hun statuten bepalingenopnemen om de geldigheid van de oude examensvoor nieuwe, overeenstemmende graden te erkennen.De overheid heeft de geslaagde kandidatenimmers bepaalde rechten verleend, die niet zomaarkunnen worden ingetrokken.Vraag nr. 167van 11 juni 1997van de heer ETI<strong>EN</strong>NE <strong>VAN</strong> VAER<strong>EN</strong>BERGHGewestoverschrijdende intercommunales – Standvan zakenHet is een politiek geweest van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>alsmede van de achtereenvolgende <strong>Vlaams</strong>eregeringen om intercommunales die de gewestenoverstijgen in de mate van het mogelijke te beperken.Dit is een logisch voortvloeisel uit het feit dat degewesten bevoegd zijn over de intercommunalewetgeving en dat gewestoverschrijdende intercommunaleszouden kunnen ontsnappen aan geëigendecontroles.Daarenboven is het ook zo dat niemand goed tweeheren kan dienen.1. Hoever staat men met de beperking van deintercommunales tot één gewest ?2. Welke inspanningen zijn terzake tot op hedengeleverd ?3. Welke intercommunales werken tot op hedennog grensoverschrijdend ?4. Zijn er verschillen tussen enerzijds gemengdeintercommunales en anderzijds zuivere intercommunales?5. Binnen welk tijdsbestek zullen alle gemeentebesturenbehoren tot intercommunales die tot ééngewest behoren ?Antwoord1. Het beperken van de intercommunales tot ééngewest mag een streefdoel zijn, er moet rekeningworden gehouden zowel met de realiteitals met de autonomie van de lokale besturen.Bestaande intercommunales die activiteitenontplooien in meer dan één gewest kunnen nietzonder meer worden opgeheven indien de wildaartoe niet aanwezig is in hoofde van alle aangeslotengemeenten. Er is in de vigerende wet-


-111- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997geving geen rechtsgrond voorhanden voor enigdwingend optreden van overheidswege op ditvlak.2. De inspanningen om beperkend op te tredenkunnen, met succes, worden gericht op nieuweinitiatieven. In het licht van haar beoordelingsrechtover het ambtsgebied van intercommunales,kan de <strong>Vlaams</strong>e regering de oprichting vangewestgrensoverschrijdende intercommunalesbeletten. Zij doet dat ook en ik kan als recentvoorbeeld verwijzen naar de afwijzing van hetverzoek een financieringsintercommunale op terichten bij Gaselwest die, zoals laatstgenoemdezelf, zowel West-<strong>Vlaams</strong>e als Henegouwsegemeenten zou omvatten. Uiteindelijk zijn uitsluitend<strong>Vlaams</strong>e gemeenten opgenomen.3. De actuele lijst van de gewestgrensoverschrijdendeintercommunales ziet eruit als volgt :a) energievoorzieningPBEgemeenten uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Waals GewestIBGgemeenten uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Brussels GewestIBEgemeenten uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Brussels GewestSibelgasgemeenten uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Brussels GewestIntermosanegemeente uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Waals GewestSPEgemeenten uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Waals GewestGaselwestgemeenten uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Waals GewestInter-regiesgemeenten uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Waals Gewestb) watervoorzieningBIW/CIBEgemeenten uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Brussels Gewestgemeenten uit het Waals GewestTMVWgemeenten uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Waals Gewestc) economische expansieWoluwedalgemeenten uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Brussels GewestMolenbeek Pontbeek dalgemeenten uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Brussels Gewestd) diversenIntercommunaal Laboratorium voorScheikunde en Bacteriologiegemeente uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Brussels GewestGemeentedienst van Belgiëgemeenten uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Brussels Gewestgemeenten uit het Waals GewestAIMgemeente uit het <strong>Vlaams</strong> Gewestgemeenten uit het Waals Gewest4. Er zijn uiteraard verschillen tussen zuivere engemengde intercommunales inzake structuur,maar het gewestgrensoverschrijdend karakterverandert niets aan dit principieel onderscheid.5. Er kan geen vaste datum worden geplakt op hetverdwijnen van de gewestgrensoverschrijdendeintercommunales. Een aantal elementen speelthier een rol, zoals de wens van de betrokkengemeenten zelf en de statutaire einddatum vande lopende overeenkomsten.Ik tracht wel, in afwachting hiervan, in concretetoepassingsmodaliteiten inzake het toezicht opdeze intercommunales te voorzien in een nieuwedecretale regeling voor de intercommunalesamenwerking in Vlaanderen.N.v.d.r. :PBEIBGIBESibelgasSPEGaselwestProvinciale Brabantse EnergiemaatschappijBrusselse GasintercommunaleBrusselse ElektriciteitsintercommunaleBrusselse Intercommunale Maatschappij voorElektriciteit en GasSamenwerkende Vennootschap voor Productievan ElektriciteitIntercommunale Maatschappij voor Gas en Elektriciteitvan het WestenBIW/CIBE Brusselse Intercommunale WatermaatschappijTMVW Tussengemeentelijke Maatschappij der Vlaanderenvoor WaterbedelingAIM Association Intercommunale de Mecanographie


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -112-Vraag nr. 170van 19 juni 1997van de heer WILFRIED AERSRituele slachtingen – Naleving wetgevingIk verneem uit de pers dat de gouverneurs vanOost-Vlaanderen, Limburg en Antwerpen inopdracht van de minister moeten nagaan of degemeenten de wetgeving over de rituele slachtingenwel doen naleven.Kan de minister het resultaat van dit onderzoekmeedelen en meer in het bijzonder welke gemeentebesturende wet niet hebben toegepast ?AntwoordVermits voor de studienamiddagen geen inschrijvingenwaren vereist, ben ik niet in de mogelijkheidgegevens te verstrekken over het juiste aantal,noch over welke personen of besturen op denamiddagen aanwezig waren.Tijdens de studienamiddagen werd op vaak hoogstaandewijze van gedachten gewisseld over debestuurlijke organisatie in Vlaanderen. De weerslagvan het maatschappelijk debat zal wordenneergeschreven in een aanvulling bij het rapportvan de Commissie Bestuurlijke Organisatie. Op diemanier zal iedereen ervan kennis kunnen nemen.AntwoordIk verwijs de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigernaar het antwoord op vraag nr. 163 van 9 juni 1997van de heer Pieter Huybrechts over dezelfde aangelegenheid(zie. blz. 155 – red.).Vraag nr. 171van 26 juni 1997van de heer FRANCIS VERMEIR<strong>EN</strong>Studienamiddag binnenlands bestuur – OpkomstIn een schrijven van 13 mei 1997 aan de collegesvan burgemeester en schepenen werd door hetdepartement Economie, Werkgelegenheid, BinnenlandseAangelegenheden en Landbouw de aandachtgevestigd op het rapport van de CommissieBestuurlijke Organisatie over "De organisatie vanhet binnenlands bestuur in Vlaanderen".In dit rondschrijven, dat in sommige gemeentenpas op 20 mei is toegekomen, werd de aandachtgevestigd op vijf studienamiddagen waarop hetthema aan bod zou komen. De eerste van dezenamiddagen was gepland voor 21 mei, dus nauwelijkseen dag na ontvangst van het rondschrijven.In die omstandigheden kan men zich afvragen doorwelke gemeenten op de uitnodiging om aanwezigte zijn in de Gotische Zaal van het stadhuis vanLeuven werd ingegaan.Hoeveel deelnemers zijn er opgekomen voor dezeeerste studienamiddag in Leuven ? Hoeveelgemeenten uit <strong>Vlaams</strong>-Brabant waren er vertegenwoordigd?Vraag nr. 174van 26 juni 1997van de heer MARINO KEUL<strong>EN</strong>Interleuven-evenement voor gemeenteraadsleden –ToelaatbaarheidDe Intercommunale Interleuven organiseerde opvrijdag 22 november 1996 een Will Tura Special inde stadsfeestzaal van Aarschot. Dit concert wasenkel toegankelijk voor de gemeenteraadsledenvan het arrondissement Leuven. De toegang wasgratis, de toegangstickets konden zonder kosten(port betaald door Interleuven) worden besteld enwie kwam, werd nadien nog verwend op een receptie.Deze praktijken werden door heel wat gemeenteraadsledenervaren als een poging om hen gunstigte stemmen tegenover Interleuven. In de pers waser zelfs sprake van "georganiseerde omkoperij".Die uitspraken en die irritatie stonden dan rechtstreeksin verband met het gevoerde beleid vanInterleuven, dat de jongste jaren heel wat kritiekheeft gekregen. Nog maar pas werden de facturenvoor de huisvuilverwerking (alweer) drastisch verhoogd.Passen dergelijke praktijken wel binnen de activiteitenvan een intercommunale ? Is hier geen sprakevan een vorm van omkoperij via het uitdelenvan goederen en diensten die niet direct verbandhouden met de normale werking van de intercommunale? Het gaat hier immers om een initiatief opzich, en niet om bijvoorbeeld een gebruikelijkereceptie naar aanleiding van de jaarlijkse algemenevergadering.


-113- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997AntwoordSedert haar oprichting organiseert de intercommunalevereniging Interleuven elk jaar een concert,een "klassiek" of een ander. Vorig jaar, op 22november, werd een beroep gedaan op een populaire<strong>Vlaams</strong>e zanger. Het blijkt hier dus om eentraditie te gaan.Dat sommige genodigden het evenement zoudenhebben beschouwd als "een poging om hen gunstigte stemmen tegenover Interleuven" is mij nietbekend. Er is immers bij mijn diensten geen enkeleklacht of opmerking daarover ingekomen. Indiener onder de gemeenteraadsleden van het arrondissementLeuven een algemene verontwaardigingdaaromtrent zou hebben bestaan, dan neem ik aandat zij er massaal afwezig zouden zijn geweest. Volgensde inlichtingen die ik heb ingewonnen, wasdat niet het geval.Ik geef wel toe dat "dergelijke praktijken" nietpassen "binnen de activiteiten van een intercommunale"zoals die in de statuten werden vastgelegd.Zelf ben ik van oordeel dat de intercommunale inkwestie haar middelen beter op een andere manierzou besteden en deze suggestie zal ik dan ookdoen.Toch zie ik niet meteen een reden om tegen hetgebeurde op te treden. Het concert kan ook wordengezien als een "culturele activiteit" die traditioneeléén keer per jaar plaatsheeft en die alleszinshet nut heeft dat op een informele manier decontacten worden bevorderd tussen de verkozenvertegenwoordigers van de aangesloten gemeenten.In elk geval lijkt het mij vergezocht het evenementte evalueren als een vorm van omkoperij.Vraag nr. 179van 30 juni 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Actieplan <strong>Vlaams</strong>e Rand – Sociaal grondbeleidIn het "Actieplan van de <strong>Vlaams</strong>e regering voor de<strong>Vlaams</strong>e rand rond Brussel" dat een jaar geledendoor de <strong>Vlaams</strong>e regering werd voorgesteld, wordtvooropgesteld dat via het grondbeleid sociaal corrigerendkan worden opgetreden op de woonmarkt,maar dat tot dan toe onvoldoende gebruikwerd gemaakt van de kredieten voor sociaal grondbeleiddie gronden betaalbaar moeten maken.In dat verband werd aangekondigd dat de mogelijkeinitiatiefnemers, zoals de gemeenten, intercommunales,de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij(VHM) en de erkende maatschappijen, terzakezouden worden geactiveerd.Kan de minister mij meedelen of dit sedertdien isgebeurd en op welke wijze ? Wat is de stand vanzaken ?AntwoordHet antwoord op deze vraag behoort tot debevoegdheid van de heer Eddy Baldewijns, <strong>Vlaams</strong>minister van Openbare Werken, Vervoer en RuimtelijkeOrdening.Vraag nr. 180van 2 juli 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Adressenbestand nieuwe Brusselse Vlamingen –BevoegdheidEerlang zou de federale minister van BinnenlandseZaken een koninklijk besluit tot stand brengenwaardoor de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapscommissierechtstreeks toegang zou krijgen tot het rijksregistervan de natuurlijke personen.In dat verband blijft de betwisting evenwel bestaanaangaande de brief die de minister destijds stuurdeaan de colleges van burgemeester en schepenenom hun ertoe aan te zetten de adressen door tegeven van hun inwoners die naar Brussel verhuizen,en die in feite wordt tegengesproken door eenomzendbrief van diens federale collega.Kan de minister mij meedelen of de kwestie van debevoegdheden inmiddels werd uitgeklaard ?Zijn er terzake gesprekken geweest ?Zo ja, waarin hebben die geresulteerd ?AntwoordNaar ik heb vernomen, heeft de Commissie voorde Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeerin een brief gericht aan de federale minister vanBinnenlandse Zaken gesteld dat zij van oordeel is


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -114-dat haar advies nr. 12/96 van 15 mei 1996 niet dientte worden herzien.Het ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapscommissie van het BrusselsHoofdstedelijk Gewest toegang wordt verleendtot de informatiegegevens van het rijksregistervan de natuurlijke personen, werd door defederale minister van Binnenlandse Zaken, mettoepassing van artikel 3, § 1, eerste lid, van degecoördineerde wetten op de Raad van State,samen met het bijhorende verslag aan de Koning,aan het advies van de afdeling Wetgeving van dithoge rechtscollege voorgelegd. Dit gebeurde naaanpassing van het oorspronkelijk ontwerp aan dedoor de Raad van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapscommissiemeegedeelde inlichtingen.Vraag nr. 182van 7 juli 1997van de heer ETI<strong>EN</strong>NE <strong>VAN</strong> VAER<strong>EN</strong>BERGHVoeren – Heffing Franse GemeenschapDe Franse Gemeenschap heeft via Electrabel-Intermosane een financiële bijdrage van 150 frankopgelegd aan de inwoners van Voeren.De Waalse kabelmaatschappij Coditel, afhankelijkvan de verdeler Intermosane, verzorgt de tv- enradiodistributie voor de Voerstreek.Op de factuur van juni staat letterlijk dat de bijdragevan 150 frank per jaar wordt aangerekend opvraag van de Franse Gemeenschap.1. De Franse Gemeenschap kan alleen maarheffingen doen binnen haar eigen bevoegdheidsgebieden dus niet in Vlaanderen.Welke maatregelen heeft de minister reeds genomenom aan deze onwettelijke praktijken vande Franse Gemeenschap een einde te stellen ?2. Werd reeds het nodige gedaan om de reeds gestortebedragen terug te vorderen ?AntwoordDe intercommunale vereniging Intermosane heeftinderdaad ook aan haar abonnees in Voeren deheffing van 150 frank plus BTW, gevraagd door deFranse Gemeenschap, gefactureerd.Zij heeft bij brief van 30 juni laatstleden haarabonnees in Voeren meegedeeld dat die bijdrageper vergissing werd aangerekend, hen verzocht datbedrag in mindering te brengen bij de betaling vande factuur en zich verontschuldigd voor het ongemak.Vraag nr. 187van 14 juli 1997van de heer JOS GEYSELSDepartement – AdvocatenOmtrent de raadpleging van advocaten door de<strong>Vlaams</strong>e regering wil ik graag per minister en perdepartement een reeks vragen stellen.1. Hoeveel rechtsgedingen zijn hangende voor hetdepartement van de minister ?2. Hoeveel bedraagt het gemiddelde ereloon perrechtsgeding voor het departement ?3. Wordt er in het departement van de ministergewerkt met individuele aanstellingen perrechtsgeding, of zijn er vaste afspraken metbepaalde advocaten of advocatenbureaus ?4. Zijn er bij de advocaten die optreden voor hetdepartement van de minister ook <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordigers, leden van de Kamervan Volksvertegenwoordigers, senatoren, ledenvan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad ?N.B. : Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Luc Van den Brande, minister-presidentvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister vanBuitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden,Wetenschap en Technologie.Vraag nr. 191van 31 juli 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Voeren – Lidmaatschap VVSGNaar verluidt zou Voeren als enige <strong>Vlaams</strong>e gemeenteniet zijn aangesloten bij de Vereniging van<strong>Vlaams</strong>e Steden en Gemeenten (VVSG).


-115- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Kan de minister dit bevestigen ?Wat zijn de nadelen die hieraan zijn verbonden ?Kunnen de gemeenteraadsleden van Voeren bijvoorbeeldtegen dezelfde voorwaarden als degemeenteraadsleden van de aangesloten gemeenteneen beroep doen op de dienstverlening en depublicaties van de VVSG ?Heeft de minister reeds stappen ondernomen omhet gemeentebestuur van Voeren ertoe aan te zettenalsnog toe te treden tot de VVSG ?AntwoordHet lidmaatschap van gemeenten, OCMW's enintercommunales bij de VZW Vereniging van<strong>Vlaams</strong>e Steden en Gemeenten (VVSG) is helemaalvrijwillig.Het is inderdaad zo dat van de 308 <strong>Vlaams</strong>egemeenten enkel de gemeente Voeren geen lid isvan de VVSG, terwijl alle 308 OCMW's lid zijn.De VVSG heeft echter wel met de groep Nederlandstaligegemeenteraadsleden van Voeren eenlidmaatschapsakkoord gesloten : zij betalen collectiefeen beperkte lidmaatschapsbijdrage, waarvoorzij een beroep kunnen doen op het hele pakketdienstverlening van de VVSG. Alle <strong>Vlaams</strong>e Voerensegemeenteraadsleden ontvangen op hun persoonlijkadres ook de VVSG-publicaties (maandbladDe Gemeente ; veertiendaagse VVSG-Nieuwsbrief).Vraag nr. 193van 31 juli 1997van de heer DOMINIEK LOOT<strong>EN</strong>S-STAELPersoneelsadvertentie Wezenbeek-Oppem – TaalwetgevingOp 9 juli 1997 publiceerde de gemeente Wezenbeek-Oppemeen Franstalige advertentie in hetFranstalige Brusselse weekblad Vlan voor de aanwervingvan een aantal personeelsleden. Pas eenweek later verscheen deze advertentie ook in hetNederlands in hetzelfde weekblad. Bovendien wasdeze advertentie in oppervlakte kleiner dan deFranstalige advertentie van een week voordien.Hiermee worden mijns inziens twee principes vande vaste rechtspraak van de Vaste Commissie voorTaaltoezicht doelbewust geschonden, met name degelijktijdigheid van de publicatie van beide advertenties,en de gelijkwaardigheid van beide advertenties.Het is duidelijk dat het gemeentebestuur vanWezembeek-Oppem hiermee zijn minachting tekennen wil geven ten opzichte van de Vlamingen.Kan de minister mij meedelen welke maatregelenwerden genomen tegen de verantwoordelijkenvoor deze advertentie ?AntwoordDe <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger heeft eenconcreet geval op het oog dat mij als toezichthoudendeoverheid vooralsnog niet bekend is.Ik vraag de gouverneur van de provincie <strong>Vlaams</strong>-Brabant hieromtrent een onderzoek in te stellen enmij de resultaten ervan mee te delen.Een aanvullend antwoord zal worden verstrektzodra ik de gevraagde inlichtingen heb ontvangen.LUC MART<strong>EN</strong>SVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> CULTUUR, GEZIN <strong>EN</strong> WELZIJNVraag nr. 199van 26 mei 1997van de heer BART <strong>VAN</strong>D<strong>EN</strong>DRIESSCHEBehandeling individuele OCMW-dossiers – ConfidentialiteitHeel wat OCMW's hebben geen bijzonder comitévoor sociale zaken opgericht.Daardoor is elk OCMW-lid betrokken bij debehandeling van dossiers van individuele cliënten.Uiteraard bestaat er een geheimhoudingsplicht, dieongetwijfeld wordt in acht genomen. Nietteminroept deze ruime toegang tot individuele dossierszowel bij hulpvragers als bij maatschappelijk werkerswantrouwen op, zeker in kleinere gemeentenmet een grotere sociale controle.1. Hoeveel <strong>Vlaams</strong>e OCMW’s hebben tot opheden een bijzonder comité opgericht ? Wordtde oprichting van dergelijk bijzonder comitédoor de minister aangemoedigd ? Zo ja, hoe ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -116-2. Kan een maatschappelijk werker een sociaalverslag onttrekken aan het inzagerecht van deraadsleden om professionele of deontologischeredenen ? In welke gevallen ? Wat is daarvoorde procedure ?3. Zijn er tussen 1990 en heden overtredingen vande geheimhoudingsplicht vastgesteld bijOCMW-raadsleden ?Hoeveel ? In welke omstandigheden ?Aanvullend antwoord(Voorlopig antwoord : Bulletin van Vragen en Antwoordennr. 18 van 27 juni 1997, blz. 1723 – red.)Zoals in het antwoord van 23 juni 1997 gesteld, hebik de gouverneurs van de <strong>Vlaams</strong>e provinciesgevraagd mij gegevens te verstrekken over het aantalklachten dat op het gouvernement is neergelegden dat handelt over de geheimhoudingsplicht inzakesociale dossiers in de openbare centra voormaatschappelijk welzijn.Uit de informatie die ik vanuit de verschillendeprovincies heb ontvangen, blijkt het volgende : bijde vijf provincies samen zijn in totaal tussen 1992en 1997 vijf klachten neergelegd die op dezegeheimhoudingsplicht betrekking hadden. Inslechts één geval waren er voldoende aanwijzingenom een schorsing uit te spreken.Vraag nr. 211van 9 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Overheidshulp per telefoon – GehoorgestoordenDoven en slechthorenden willen ook een beroepdoen op de huidige communicatiemiddelen. Vooralnu de overheid hulp, advies, klachten, ... via telefoonlijnenpromoot, is het belangrijk dat hetgebruik ervan zo goed mogelijk voor doven enslechthorenden wordt aangepast.1. Vallen er dergelijke telefonische diensten onderde verantwoordelijkheid van de minister ?2. Welke initiatieven nam de minister reeds om delijnen toegankelijk te maken voor doven enslechthorenden ?N.B. : Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.Gecoördineerd antwoordLuc Van den Brande, minister-president van de<strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van BuitenlandsBeleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschapen TechnologieOp aanvraag van de betrokkenen neemt de <strong>Vlaams</strong>eInstelling voor Technologisch Onderzoek(VITO) de nodige maatregelen om voor gehoorgestoordenextra voorzieningen te treffen voor hetoptimaal gebruik van telefoonfaciliteiten.Totnogtoe werden geen speciale telefonische voorzieningenvoor doven en slechthorenden getroffendoor het departement Wetenschap, Innovatie enMedia.Export Vlaanderen heeft onder haar verantwoordelijkheidgeen telefonische dienst zoals de <strong>Vlaams</strong>volksvertegenwoordiger in haar vraag bedoelt.Gezien de specialisatiegraad van de door ExportVlaanderen aangeboden diensten rijst dit probleemmaar in geringe mate. Bovendien is schriftelijkecommunicatie hier een volwaardig equivalent.Dit sluit niet uit dat in de mate van het mogelijkeExport Vlaanderen aandacht zal schenken aanhaar telefonische toegankelijkheid.Ook het IWT (<strong>Vlaams</strong> Instituut voor de Bevorderingvan het Wetenschappelijk TechnologischOnderzoek in de Industrie) heeft hieromtrent geenbijzondere acties te melden.Dergelijke telefonische diensten vallen niet onderde verantwoordelijkheid van Toerisme Vlaanderen.Toerisme Vlaanderen zal bij het opstarten van eencall-service centrum trachten rekening te houdenmet de toegankelijkheid voor doven en slechthorenden.Wat de VLAM (<strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Agro-Marketing)betreft, vallen er geen dergelijke telefonischediensten onder mijn verantwoordelijkheid.Ik nam nog geen initiatieven om de lijnen vanVLAM toegankelijk te maken voor doven enslechthorenden.Luc Van den Bossche, minister vice-president,<strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en AmbtenarenzakenAlle diensten en bijgevolg ook alle ambtenarenvan het ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapverstrekken, wanneer zij hierom worden gevraagd,onder meer telefonische hulp of advies aan de bur-


-117- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997ger. Het installeren van de communicatiemiddelenin de gebouwen waar de administraties of kabinettenzijn gehuisvest, is de bevoegdheid van de afdelingGebouwen (bevoegd minister Wivina Demeester,<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting enGezondheidsbeleid) en de afdeling Informatica enGeïntegreerd Systeem, waarvoor ik bevoegd ben.Het is praktisch onmogelijk om voor alle ambtenarenvan het ministerie die apparatuur te installerenwaarmee zij kunnen communiceren met doven enslechthorenden. Specifieke telefoonlijnen waar deburger met zijn klachten terechtkan en om hulp ofadvies kan vragen, bijvoorbeeld inzake jeugdbeschermingen ouderenzorg, zijn voor de doven enslechthorenden nog niet toegankelijk.De afdeling Gebouwen kan onderzoeken hoe dezespecifieke telefoonlijnen voor doven en slechthorendenkunnen worden aangepast. Volgende oplossingenkunnen nader worden onderzocht en toegepast:– niet-interactieve communicatiemiddelen zoalse-mail via Internet of telefax ;– interactieve communicatiemiddelen zoals de"Minitel Dialoog (ALTO) Doventelefoon" vanBelgacom met geïntegreerd display en klavier,of het on-line chatten via Internet.Deze oplossingen houden wel in dat de burger ookover deze apparatuur moet beschikken om met devermelde diensten te kunnen communiceren.Departement OnderwijsWat vraag 1 betreft.Telefonische dienstverlening wordt conceptueelgestuurd vanuit de afdeling Communicatie en Ontvangst,waarvan de verantwoordelijkheid onderminister-president Luc Van den Brande valt. Detechnische zijde van de telefonie valt dan weeronder ofwel de afdeling Gebouwen (kleine installaties)of de afdeling Elektriciteit en Mechanicavan het departement Leefmilieu en Infrastructuur(voor de grote telefooninstallaties), ofwel wordthet beheer waargenomen door een beheersdienstvan de Regie der Gebouwen, zoals in het RijksadministratiefCentrum in Brussel.Anderzijds kan men stellen dat de organisatie vande telefonische communicatie een departementaleaangelegenheid is. De verantwoordelijkheid overde infolijn van het departement Onderwijs valt indie redenering onder de bevoegdheid van de<strong>Vlaams</strong>e minister van Onderwijs.Wat vraag 2 betreft.Het toegankelijk maken van lijnen voor doven enslechthorenden is vooral een technisch probleem.In die zin zou ik willen doorverwijzen naar debevoegde diensten van de afdeling Gebouwen ofvan de afdeling Elektriciteit en Mechanica.Voor de infolijn van Onderwijs werden nog geeninitiatieven genomen.Doven en slechthorenden kunnen wel gebruikmakenvan andere communicatietechnieken, zoals viabriefwisseling en fax. E-mail en Internet zijn involle ontwikkeling als communicatiemiddel met deoverheid.De Universiteit Gent heeft geen speciale telefoonlijnenvoorbestemd voor het opvragen van informatie.Uiteraard zijn alle diensten telefonisch enper fax te bereiken voor inlichtingen. De gehoorgestoordestudenten die een kamer in de universitairestudentenhomes betrekken, beschikken daarover een individueel faxtoestel voor communicatiebinnen en buiten de universiteit. Voor gehoorgestoordepersoneelsleden wordt eventueel via het<strong>Vlaams</strong> Fonds de nodige apparatuur aangevraagd.Het UZ Gent kan via de telefooncentrale een aantaltelefoontoestellen met geluidversterking terbeschikking stellen ten behoeve van slechthorendepatiënten en personeelsleden.Wat de ARGO (Autonome Raad voor hetGemeenschapsonderwijs) betreft, vallen de telefonischediensten onder de verantwoordelijkheid vanhet beheersorgaan, in casu de Centrale Raad. DeCentrale Raad van de ARGO heeft tot op hedenterzake nog geen initiatief genomen.Bij de DIGO (Dienst voor Infrastructuurwerkenvan het Gesubsidieerd Onderwijs) zijn dergelijketelefonische diensten niet aanwezig. Omtrent detoegankelijkheid werden verder geen initiatievengenomen.Wivina Demeester-De Meyer, <strong>Vlaams</strong> minister vanFinanciën, Begroting en GezondheidsbeleidWat de administratie Gezondheidszorg betreft, kanik meedelen dat er op dit ogenblik geen specifieketelefoonlijn in eigen beheer wordt opengesteldvoor klachten of informatieverstrekking in verband


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -118-met de materies en sectoren waarvoor deze administratiebevoegd is. Wel worden twee dergelijketelefoonlijnen voor het grote publiek rechtstreeksgesubsidieerd, namelijk de Drugslijn en de Aidstelefoon.Beide hebben contacten met de belangenverenigingenvoor doven en slechthorenden, methet oog op het verbeteren van de toegankelijkheidvoor deze bevolkingsgroep van de gegeven informatie.Zowel fax als teksttelefoon, dit wil zeggeneen telefooninstallatie met tekstscherm en klavier,worden uitgetest.Een eerste grondige evaluatie eind 1997 zal alsbasis dienen voor eventuele uitbreiding van eenvan de mogelijke systemen om via geschrevengesprekken met doven en slechthorenden te communicerenover de betrokken materies.Theo Kelchtermans, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieuen TewerkstellingWat de administratie Werkgelegenheid betreft,deel ik mee dat er twee telefonische dienstenbestaan, namelijk de Gecofoon en AWAP-lijn, alsaanspreekpunt voor vragen rond gesubsidieerdecontractuelen enerzijds en aanmoedigingspremiesbij loopbaanonderbreking anderzijds.Beide telefonische diensten zijn echter niet aangepastvoor doven en slechthorenden.Eric Van Rompuy, <strong>Vlaams</strong> minister van Economie,KMO, Landbouw en MediaWat de administratie onder mijn bevoegdheidbetreft, bestaan er momenteel geen telefonischediensten, noch telefonische lijnen, aangepast voordoven en slechthorenden.Wat de administratie Economie en de administratieLand- en Tuinbouw betreft, bestaan er momenteelgeen telefonische diensten, noch telefonischelijnen, aangepast voor doven en slechthorenden.Leo Peeters, <strong>Vlaams</strong> minister van BinnenlandseAangelegenheden, Stedelijk Beleid en HuisvestingWat de administratie Binnenlandse Aangelegenhedenbetreft, bestaan er momenteel geen telefonischediensten, noch telefonische lijnen, aangepastvoor doven en slechthorenden.Bij de bevoegde afdeling Financiering Huisvestingsbeleiden Woonbeleid, alsook bij de huisvestingscellenressorterend onder de provinciale afdelingenROHM (Ruimtelijke Ordening, Huisvestingen Monumenten en Landschappen) in de vijf provincieplaatsenkan men – naargelang de eigenvoorkeur – hetzij per brief, hetzij telefonisch, hetzijper fax terecht. De geïnteresseerden die datwensen, kunnen ook persoonlijk op de dienstenzelf worden ontvangen. Bovendien kan op schriftelijkverzoek een vooronderzoek ter plaatse wordeningesteld, voorafgaand aan de indiening van deeigenlijke aanvraag om toelage, om uit te makenwelk subsidiestelsel per specifiek geval het meestinteressant is. Er wordt weliswaar voor een telefoonpermanentiegezorgd, maar dit communicatiemiddelwordt niet echt aan de hand van een speciaal(gratis) oproepnummer gepromoot.Er werden geen bijzondere initiatieven inzake aanpassingvan telefoonlijnen ontwikkeld. Uit de viergeboden mogelijkheden kiezen de aanvragers zelfde communicatievorm die voor hen het meestpraktisch uitkomt.Eddy Baldewijns, <strong>Vlaams</strong> minister van OpenbareWerken, Vervoer en Ruimtelijke OrdeningDe afdelingen die onder mijn bevoegdheid vallen,beheren geen telefoonlijnen voor dringende hulp,met uitzondering van de praatpalen langs autosnelwegen.De praatpalen zijn zodanig opgevat dat een drukop de drukknop onmiddellijk in een centrale aangegevenwordt met plaatsaanduiding. Zelfs zondergesprek is de operator in kennis van een oproep,kan hij die lokaliseren en de nodige maatregelentreffen. Daarenboven is men op een autosnelwegzeer zelden alleen en kan in dringende gevalleneen beroep worden gedaan op derden.Er zijn verschillende lijnen waar advies kan wordengevraagd of klachten kunnen worden geformuleerdin verband met vergunningen, lopende dossiers,infrastructuur, enzovoort. Doven en slechthorendenkunnen deze diensten bereiken per fax ofe-mail.Anne Van Asbroeck, <strong>Vlaams</strong> minister van BrusselseAangelegenheden en Gelijke-kansenbeleid1. De organisatie van de telefoondiensten van de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap valt niet onder mijnbevoegdheid. Naast de initiatieven zoalsbeschreven in punt 2 heb ik gesprekken gevoerdmet Belgacom. Hieruit bleek dat Belgacom specifieketoestellen op de markt heeft gebracht(b.v. de Maestro, dit toestel bevat een versterker


-119- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997van 6 decibel ... Koppeling voor gehoorapparaten– regelbare luidspreker).Wanneer een bedrijf beslist om een telefoonlijnop te stellen voor het verkrijgen van informatie,dan betreft dit een initiatief van het bedrijf zelf.Belgacom kan enkel het mogelijk gebruik vaneen faxnummer ter kennis stellen van de verschillendebedrijven die toepassingen op 0900nummers wensen te gebruiken, om aldus aan denoden van doven en slechthorenden tegemoette komen. Deze mogelijkheden heb ik gesuggereerdaan mijn collega's die in de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschap verantwoordelijk zijn voor detelefoondiensten.2. Ten aanzien van personen met een handicapnam ik twee initiatieven die gehoorgestoordenten goede komen.– In het kader van het realiseren van een beteretoegankelijkheid tot informatie voorgehandicapten worden op mijn initiatiefsinds mei 1996 via de BRTN-teletekst tweepagina's (p. 760-761) aangeboden die specifiektot deze doelgroep zijn gericht. Debekendmaking van dit initiatief wordt ondersteundvia een informatieve brochure en affiches.– Recentelijk, met name in de maand april,heb ik samen met de BRTN een campagnegevoerd die specifiek was gericht tot dedoven en slechthorenden. In het kader vandoelgroepenbeleid ondertitelt de openbareomroep een deel van zijn programma's viateletekst. De campagne hield in dat dit aanbodextra in de kijker werd gesteld via eentv-spot, alsook advertenties in de tv-pagina'svan de schrijvende pers, waarbij de ondertiteldeprogramma's werden aangekondigd.Luc Martens, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Gezinen WelzijnAdministratie Gezin en Maatschappelijk WelzijnSinds september 1994 is binnen de administratieGezin en Maatschappelijk Welzijn de RusthuisInfo-foon operationeel. Het is een lijn waar iedereentegen zonaal tarief terechtkan voor informatie,suggesties of klachten over rusthuisaangelegenheden.Uit de jaarverslagen blijkt dat het vooral familieledenvan bewoners, personeelsleden en socialediensten zijn die gebruik maken van de RusthuisInfo-foon. Rusthuisbewoners zelf maken zeldengebruik van het medium (in 1994 : 13 %, in 1995 en1996 : 5 % van de oproepen). De communicatiemet ouderen die bellen liep in een aantal van deoproepen moeilijk wegens de hardhorigheid van debewoners.Uit navraag bij de Klantendienst Bedrijven vanBelgacom blijkt dat het toestel van de RusthuisInfo-foon niet kan worden uitgerust met apparatuurom het geluid nog bijkomend te versterkenvoor de oproeper. Er bestaan toestellen die overeen volumeknop beschikken. Die moet dan bij deoproeper thuis geïnstalleerd zijn.Sinds 10 februari 1997 staat voor jongeren enouders binnen de bijzondere jeugdbijstand een gratistelefoonlijn ter beschikking onder de naamJolijn. Het nummer is 0800-900-33. De lijn werd opmijn initiatief genomen op voorstel van de afdelingBijzondere Jeugdbijstand van het ministerie van de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap. Het initiatief wil tegemoetkomenaan bepaalde verwachtingen zoalsgeformuleerd in het Algemeen Verslag over deArmoede en in het VN-verslag over de Rechtenvan het Kind. Jolijn beschikt niet over bepaaldefaciliteiten om de telefoondiensten toegankelijk temaken voor doven en slechthorenden. Op de affichesen folders is het adres van de afdeling vermeld.Jolijn krijgt daardoor soms ook schriftelijkereacties, waar uiteraard een passend gevolg aanwordt gegeven. Jolijn zou kunnen deelnemen aanhet project van de professioneel opgezette en geïntegreerdeinfotelefoondienst van de <strong>Vlaams</strong>e overheid.Deze infotelefoondienst zou worden aangeslotenop Internet met een e-mail adres Jolijn. Ditzou voor Jolijn en de andere reeds bestaande telefoondienstenvan de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap toelatende kwaliteit van de dienstverlening te vergrotenen het zou ook ten goede komen aan personenmet een gehoorstoornis.Administratie CultuurEr vallen geen telefonische diensten onder de verantwoordelijkheidvan de minister bevoegd voorCultuur.Er werden inzake culturele aangelegenheden geeninitiatieven genomen om lijnen toegankelijk temaken voor doven en slechthorenden.Kind en GezinKind en Gezin verzorgt in de regio-huizen telefonischepermanenties voor ouders van jonge kinde-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -120-ren. Elke voormiddag kunnen ouders met vragenterecht bij de regio-verpleegkundige.De dienst werd (nog) niet afgesteld op de nodenvan doven en slechthorenden.De <strong>Vlaams</strong>e Kinder- en Jongerentelefoon, vanaf1997 door Kind en Gezin gesubsidieerd, heeft welreeds inspanningen geleverd naar deze doelgroeptoe en gaat op 2 januari 1998 van start met een projectvia Minitel voor dove en slechthorende kinderen.Dit project loopt over twee jaar en wordtgesubsidieerd door de provincie Oost-Vlaanderen.VFSIPH1. Het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor Sociale Integratie vanPersonen met een Handicap is in het hoofdbestuuren in de provinciale afdeling per fax endoor het versturen van een elektronisch postbericht,via e-mail, bereikbaar voor doven enslechthorenden.Tolkprestaties in arbeids- en leefsituaties verleenddoor erkende doventolken aan doven,kunnen ten laste worden genomen. Het <strong>Vlaams</strong>Communicatie-assistentiebureau voor dovencoördineert als centraal tolkenbureau, de doorhet <strong>Vlaams</strong> Fonds gesubsidieerde dienstverlening.De doven richten zich tot het centraal tolkenbureauvoor een te verlenen tolkendienst ;het tolkenbureau wijst de tolkopdracht aan eenerkende doventolk toe.2. Bepaalde hulpmiddelen voor doven en slechthorendenzijn opgenomen in de bijlage van hetbesluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot vaststellingvan de criteria, modaliteiten en bedragen van detussenkomsten voor individuele materiële bijstandtot sociale integratie van personen meteen handicap, daterend van 31 juli 1992. Volgensbekende voorwaarden en modaliteiten wordenzij ten laste genomen.Hulpmiddelen die niet zijn opgenomen in debijlage en die niet expliciet werden uitgesloten,kunnen worden voorgelegd aan de BijzondereBijstandscommissie indien wordt voldaan aande voorwaarden om door deze commissie teworden onderzocht (art. 9bis, § 3, van het BVRvan 31/07/1992).Bij het onderzoek van de aanvraag tot tegemoetkomingwordt rekening gehouden met denoodzaak, de gebruiksfrequentie, de werkzaamheiden de doelmatigheid uit oogpunt van dehandicap, in verhouding tot het bedrag van detenlasteneming. De tegemoetkoming wordtindividueel vastgelegd.Door het subsidiëren van welbepaalde hulpmiddelenkunnen voor slechthorenden en sommigedoven telefoonproblemen worden opgelost enzijn de bestaande telefoonlijnen en infrastructuurtoegankelijk.Vraag nr. 213van 11 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Arbeidsherverdeling bij overheidsdiensten – EvaluatieZie:<strong>Vlaams</strong> minister van Openbare Werken, Vervoeren Ruimtelijke Ordening,Vraag nr. 384van 11 juni 1997van mevrouw Riet Van CleuvenbergenBlz. 51AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Luc Van den Bossche, minister vicepresidentvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> ministervan Onderwijs en Ambtenarenzaken.Vraag nr. 215van 12 juni 1997van de heer CHRISTIAN <strong>VAN</strong> EYK<strong>EN</strong>Diensten voor gemeenten met speciale taalregeling– OrganisatieZie:<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting enGezondheidsbeleidVraag nr. 99van 12 juni 1997van de heer Christiaan Van EykenBlz. 41AntwoordBovenvermelde vraag werd aan verschillende<strong>Vlaams</strong>e ministers gesteld. De <strong>Vlaams</strong>e regeringheeft op 1 juli 1997 belsist dat het aan de <strong>Vlaams</strong>eminister bevoegd voor Ambtenarenzaken toekomtom deze vraag te beantwoorden.


-121- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Vraag nr. 216van 19 juni 1997van mevrouw GERDA RASKINBeschermde monumenten – GSM-antennesDe Damse kerktoren, een beschermd monument,wordt sinds eind april 1997 ontsierd door GSMpaneelantennes.Momenteel wordt gewerkt aaneen herziening van deze plaatsen, onder meeromdat de huidige plaatsing niet conform de afgeleverdebouwvergunning is.1. Stemt een positief advies terzake van de afdelingMonumenten en Landschappen overeenmet de esthetiek en de architecturale waardevan dit gebouw ?2. Moeten GSM-antennes volgens de minister nietgeweerd worden uit de directe omgeving vanbeschermde monumenten ?3. Heeft de minister weet van andere gevallenwaar GSM-antennes werden geplaatst op of inde directe nabijheid van beschermde monumenten?Zo ja, over welke monumenten gaat het ?Wat was het advies (met motivering) hiervoorvan de afdeling Monumenten en Landschappen ?Antwoord1. Op 10 februari 1996 bracht de cel Monumentenen Landschappen van de administratie RuimtelijkeOrdening, Huisvesting en Monumenten enLandschappen (Arohm) West-Vlaanderen eenvoorwaardelijk gunstig bindend advies uitbetreffende het plaatsen van GSM-antennes eneen borstwering voor toeristen op het dak vande toren van de OLV-kerk in Damme en hetcreëren van een technische ruimte in de rompvan de kerktoren.Ruimtelijke Ordening leverde de vergunning afaan het stadsbestuur met de vermelding dat bijde plaatsing rekening diende te worden gehoudenmet "de voorwaarden" gesteld in het adviesvan Monumenten en Landschappen, doch zondervermelding van de inhoud van deze voorwaarden.De vergunning werd overgemaakt aande diensten van Belgacom Mobile Proximus ende werken werden uitgevoerd zonder rekeningte houden met bovenvermeld bindend advies.Op 13 mei 1997 stuurde Monumenten en Landschappeneen brief naar het Damse stadsbestuurmet de vraag, gelet op het bijzonder onesthetischkarakter van de uitgevoerde werken, denodige aanpassingswerken uit te voeren.Na diverse besprekingen, staalzettingen enproefopstellingen ter plaatse (03.05.1977,19.06.1997, 27.06.1997 en 10.07.1997) werden deantennes van een andere kleur voorzien en verplaatst.Het eventueel storend effect van deborstwering wordt geëvalueerd na de verplaatsingvan de antennes.2. Over het algemeen moet worden gesteld datGSM-antennes moeten worden geweerd uit dedirecte omgeving van beschermde monumenten.Dit houdt echter niet in dat hoge monumenten(kerktorens) niet zelf als drager zoudenkunnen fungeren van deze antennes. Ingrepenzoals het plaatsen van GSM-antennes moetengeval per geval worden beoordeeld, waarbij dantelkens de concrete impact op de beschermdegoederen moet worden geëvalueerd. Beschermdemonumenten, stads- en dorpsgezichtenmogen immers niet worden "ontsierd" (artikel11, § 1 van het decreet van 3 maart 1976).3. Hierna volgt een beknopt systematisch overzichtvan de andere gevallen die op dit ogenblikbekend zijn, per provincie.AntwerpenMechelen, Sint-Romboutstoren, toelating naproefopstelling, geen storende ingreep ;Herenthout, kerktoren, idem ;Antwerpen, Sint-Walburgis, idem ;Emblem, gemeentehuis, geen storende ingreep.LimburgTongeren, Onze-Lieve-Vrouwbasiliek, plaatsinggoedgekeurd op basis van proefpanelen ; dedefinitieve plaatsing is niet conform de proefopstellinggebeurd.Oost-VlaanderenGeen gevallen bekend.<strong>Vlaams</strong>-BrabantScherpenheuvel-Zichem (Averbode) : GSMantennesop de kerk (op het verticale vlak vande toren, kleur gelijk aan de leien) : geen storendeingreep ;


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -122-Tienen : Sint-Germanuskerk : antennes op dekerk (op verticale vlak van de toren, kleur gelijkaan de leien): geen storende ingreep ;Grimbergen : antennes op de kerk geplaatst.N.B. :Deze vraag werd eveneens gesteld aan deheer Theo Kelchtermans, <strong>Vlaams</strong> ministervan Leefmilieu en Tewerkstelling.West-VlaanderenDamme, Onze-Lieve-Vrouwekerk : gunstigadvies onder bepaalde voorwaarden (proefopstelling);Lapscheure, kerk : gunstig onder bepaalde voorwaarden(proefopstelling) ;Jabbeke, kerk : gunstig, geen opmerkingen.Vraag nr. 221van 23 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Historische steden – SteunVlaanderen hecht veel belang aan het behoud vanzijn historisch patrimonium.De ontwikkeling van historisch belangrijkegemeenten, zoals Brugge, Damme, Tongeren, ...wordt opgebouwd rond de erfenis uit het verleden :dit biedt niet alleen kansen voor het contact methet verleden en een esthetische meerwaarde, maarook voor economische groei.Zowel de plaatselijke overheid als VZW's en privépersonenkunnen een beroep doen op het <strong>Vlaams</strong>Gewest om hun zorg voor behoud van hun historischpatrimonium te ondersteunen. Het systematischnaar buiten brengen van deze steun door het<strong>Vlaams</strong> Gewest kan de dynamiek van de velebetrokkenen in deze steden nog stimuleren.1. Brengt het <strong>Vlaams</strong> Gewest de verleende steunaan gemeenten met een belangrijk cultuurhistorischpatrimonium systematisch en overzichtelijknaar buiten ?2. Kan de minister in dit kader aangeven welkerestauratie- en onderhoudspremies voor monumentenen landschappen sedert juli 1995 naarde historisch belangrijke gemeenten Brugge,Damme, Gent, Antwerpen, Tongeren en Leuvenzijn gegaan ?Werden deze gemeenten nog op andere gebiedenondersteund in hun cultuurhistorisch beleid ?3. Zijn er in deze gemeenten nog aanvragen voorsteun in behandeling ? Wat is de stand vanzaken in deze dossiers ?Antwoord1. De financiële steun die het <strong>Vlaams</strong> Gewest aangemeenten met een belangrijk cultuurhistorischpatrimonium heeft verleend, wordt niet systematischmaar wel selectief naar buiten gebracht.Het tijdschrift M&L van de afdeling Monumentenen Landschappen beschrijft en illustreertbelangrijke restauratiewerken, waar dan ook inVlaanderen. Op geregelde tijdstippen verschijnenin de "Binnenkrant" van M&L overzichtenvan de toegekende restauratie- en onderhoudspremies.Cijfermateriaal en statistische gegevensover de monumenten- en landschapszorg wordenook gepubliceerd in de jaarverslagen vanhet departement Leefmilieu en Infrastructuur(VRIND) van het departement AlgemeneZaken en Financiën.Daarnaast is de bouwheer van een werf die eenrestauratiepremie krijgt, verplicht om aan tegeven dat deze restauratie wordt gesubsidieerddoor het <strong>Vlaams</strong> Gewest. Ik ben er evenwelvoorstander van om de inspanningen van de<strong>Vlaams</strong>e gemeenschap naar de restauratie enhet onderhoud van onze monumenten nog sterkernaar voren te brengen. Ik zal hiertoe eenaantal ideëen vragen aan de betrokken diensten.2. Als bijlagen gaan de overzichten sedert juli1995 van de onderhouds- en restauratiepremiesaan de gemeente Brugge, Damme, Gent, Antwerpen,Tongeren en Leuven. Mijn dienstenvoor Monumenten en Landschappen ondersteunendeze gemeenten voornamelijk door hunaanspreekbaarheid voor inhoudelijke en technischeadviesverlening en door het beschikbaarstellen van studie en documentatiemateriaal. Deafdeling Monumenten en Landschappen levertoverigens een essentiële bijdrage aan hetgemeentelijk monumentenbeleid door de publicatievan de inventarissen van het bouwkundigerfgoed in de reeks "Bouwen door de eeuwenheen in Vlaanderen".3. Doorlopend zijn er aanvragen om financiëlesteun in behandeling. Een overzicht hiervan –per gemeente – gaat eveneens als bijlage.


-123- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997(Bovenvermelde bijlagen liggen ter inzage bij hetsecretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst SchriftelijkeVragen – red.)Vraag nr. 223van 23 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Jeugdwerkbeleidsplan – Definitieve afrekeningIn het Belgisch Staatsblad van 13 mei 1997 staateen besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering betreffendehet jeugdwerkbeleidsplan. De indiening van dewerkingsverslagen moet voortaan vóór 1 junigebeuren. Twintig dagen na de goedkeuring van degemeenterekening moet een afschrift van dezebeslissing en een kopie van de pagina's in debegrotingsrekening worden doorgestuurd naar deafdeling Jeugdwerk.Wordt de definitieve afrekening van het te ontvangengeld van het jeugdwerkbeleidsplan daardoor aldan niet uitgesteld tot na het doorsturen van degoedgekeurde begrotingsrekeningen ?Ik heb evenwel moeten vaststellen dat slechts eenminderheid van de gemeentebesturen erin slaagdehet werkingsverslag tijdig in te dienen. Vooral degoedkeuring van de gemeenterekening liet op zichwachten. Het gevaar dreigde dan ook dat door delaattijdige indiening van het werkingsverslag desubsidiesaldi niet zouden kunnen worden uitbetaaldaan de betrokken gemeentebesturen, daarhet hierbij gaat over bedragen die werden vastgelegdop de begroting van het voorafgaande jaar.Daarom heeft de <strong>Vlaams</strong>e regering op 25 maart1997 beslist het besluit van 22 december 1995 aante passen, teneinde de gemeenteraden in staat testellen het werkingsverslag goed te keuren en in tedienen, ook als de jaarrekening van de gemeentenog niet werd goedgekeurd.Het is dus de bedoeling van de <strong>Vlaams</strong>e regeringom de uitbetaling van de subsidies te versnellen.Daarom zal op basis van het ingediende werkingsverslagworden vastgesteld of het gemeentebestuurrecht had op de toegekende voorschotten en ophet nog uit te keren saldo. Er zal niet wordengewacht op de kopie van de relevante bladzijdenuit de goedgekeurde begrotingsrekening. Indienevenwel een gemeentebestuur nalaat deze tebezorgen, of wanneer dit laatste document bepaaldeonverklaarbare afwijkingen blijkt te bevattenten aanzien van het werkingsverslag, dan zal uiteraardniet worden nagelaten het gemeentebestuurter verantwoording te roepen.AntwoordIn uitvoering van artikel 5, § 1, 3° van het decreetvan 9 juni 1993 houdende subsidiëring vangemeentebesturen en de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapscommissie(VGC) inzake het voeren van eenjeugdwerkbeleid moeten de gemeentebesturen ende VGC, om voor de subsidiëring van hun jeugdwerkbeleidin aanmerking te komen, jaarlijks eenwerkingsverslag indienen. Art. 6, § 3 van het besluitvan de <strong>Vlaams</strong>e regering van 22 december 1993 totuitvoering van genoemd decreet, stelt dat dit werkingsverslagjaarlijks samen met de gemeenterekeningaan de gemeenteraad moet worden voorgelegd.Binnen een termijn van 20 dagen na de goedkeuringdoor de gemeenteraad moet dit documentworden bezorgd aan de afdeling Jeugdwerk. Daarvolgens de Nieuwe Gemeentewet de gemeenterekeningmoet worden goedgekeurd tijdens het eerstekwartaal van het jaar, mocht worden aangenomendat in de loop van april 1996 de werkingsverslagenover 1995 zouden worden ingediend.Vraag nr. 225van 25 juni 1997van mevrouw GERDA RASKINNieuwe spelling in het onderwijs – KostenDe nieuwe spellingregels noodzaken het onderwijsom alle handboeken en een deel van het didactischmateriaal op vrij korte termijn aan te passen. Inheel wat gevallen gaat het om het volledig hernieuwenervan.Gevolg is dat zowel onderwijsinstellingen alsouders van schoolgaande kinderen extra kostenzullen moeten doen om nieuwe handboeken aan teschaffen, omdat de tweedehandsmarkt – belangrijkom zich tegen gereduceerde prijzen handboekenaan te schaffen – vervalt.1. Wat zijn de opgelegde regels voor het aanpassenvan de handboeken en ander didactisch materiaalaan de nieuwe spellingregels, en binnenwelke tijdspanne moet dit gerealiseerd zijn ?2. Wat is de geraamde kostprijs voor respectievelijkhet lager en middelbaar onderwijs en voorhet hoger onderwijs van het korte en het langetype ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -124-3. Welke kosten komen hiervan ten laste van deonderwijsinstellingen en van de ouders ?4. Heeft de minister bepaalde tegemoetkomingenuitgewerkt om deze kosten op te vangen ?N.B. :AntwoordDeze vraag werd eveneens gesteld aan deheer Luc Van den Bossche, minister vicepresidentvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong>minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken.De nieuwe spelling is niet onmiddellijk van invloedop de vraag naar nieuwe boeken of een verhoogdeverkoop ervan. De werken die in de vroegere voorkeurspellinggedrukt zijn, behoeven maar eenzestal aanpassingen per 100 bladzijden. Hierdoor iser geen sprake van dat alle school- of andere boekengedoemd zijn onmiddellijk van de markt teverdwijnen en dat alles opnieuw moet wordengedrukt en aangekocht. Er werd trouwens nooitgeopteerd om een radicale breuk met het verledenteweeg te brengen, maar veeleer voor een geleidelijkeaanpassing. Dit was trouwens ook zo vorigespellingsveranderingen.Voor de specifieke vragen over de situatie in hetonderwijs verwijs ik naar het antwoord van de heerLuc Van den Bossche, <strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijsen Ambtenarenzaken.Vraag nr. 228van 26 juni 1997van mevouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Palliatieve zorg – Invulling palliatieve functie rusthuizenPalliatieve zorg krijgt in Vlaanderen veel aandacht.De palliatieve functie in rustoorden en rust- enverzorgingstehuizen moet nog verder worden ontwikkeld.In het <strong>Vlaams</strong>e beleid komt men op vooreen palliatieve functie in elk rustoord en rust- enverzorgingstehuis.Heeft de minister deze functie reeds ingevuld ?Zo ja, hoe ? Welke deskundigheid en welke inhoudwordt aan deze functie gegeven ?Zo neen, wat zijn de eventuele problemen voor eenverdere ontwikkeling van die palliatieve functie ?AntwoordHet lijkt mij zinvol om een stand van zaken te presentereninzake de initiatieven met betrekking totpalliatieve zorg, zowel op federaal niveau als ophet niveau van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.– Vooreerst zijn er de Riziv-overeenkomsten diebij wijze van experiment zijn opgestart en regelmatigworden verlengd. De reglementeringdienaangaande is terug te vinden in het basisbesluitvan 19 augustus 1991. Het koninklijkbesluit (KB) van 19 juni 1997 dat werd gepubliceerdin het Belgisch Staatsblad van 28 juni1997 tot aanpassing van voormeld basisbesluitverlengt de aldus lopende Riziv-overeenkomstenvoor de periode van 1 januari tot 31 december1997. Tevens wordt het totaal budget voordeze experimenten opgetrokken tot 252 miljoenfrank voor de verenigingen van niet-ziekenhuizenen tot 160 miljoen frank voor de verenigingenvan ziekenhuizen.– Tevens bestaat de mogelijkheid om in de algemeneziekenhuizen Sp-bedden palliatieve zorgop te richten. Dienaangaande zijn tot op hedendoor de federale overheid nog geen bijzondereerkennings- of financieringsnormen uitgevaardigd.Naar ik verneem zal het KB in verbandmet de erkenningsnormen eerstdaags wordenuitgevaardigd.– Binnen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap kunnen palliatievenetwerken, waarin ziekenhuizen enbejaardenvoorzieningen participeren, wordenerkend en gesubsidieerd op grond van hetbesluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 3 mei 1995.– Tevens kunnen op federaal vlak op grond vanartikel 9bis van de wet op de ziekenhuizensamenwerkingsverbanden inzake palliatieve verzorgingtussen verzorgingsinstellingen en dienstenworden opgericht. Hieraan is op 19 juni1997 uitvoering gegeven door middel van driekoninklijke besluiten die verschenen zijn in hetBelgisch Staatsblad van 28 juni 1997.– Ten slotte verneem ik dat de federale overheidoverweegt de palliatieve functie op te nemen alserkenningsnorm voor de rust- en verzorgingstehuizen.Zoals bekend zijn er in Vlaanderen op 9 juni1997 8.931 rusthuiswoongelegenheden bijkomenderkend als rust- en verzorgingstehuisbed.Vanaf 1 januari 1998 zal er, weliswaar verspreidover heel België en verdeeld over vijf jaar, voor25.000 rusthuiswoongelegenheden een bijko-


-125- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997mende RVT-erkenning worden verleend (protocolakkoord9 juni 1997).bevoegdheid van de federale minister van BinnenlandseZaken) ?Met betrekking tot de invulling van de palliatievefunctie in de rusthuizen acht ik het dan ookmomenteel niet opportuun om parallel met defederale initiatieven dienaangaande een eigen<strong>Vlaams</strong>e koers te varen.N B :Deze vraag werd eveneens gesteld aanmevrouw Wivina Demeester-De Meyer,<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begrotingen Gezondheidsbeleid.Niettemin heb ik mijn administratie de opdrachtgegeven om in 1997 een inventaris op te stellen vande initiatieven rond palliatieve zorg die momenteelin de rusthuizen worden genomen. Bovendien zalin het kader van de implementatie van het kwaliteitsdecreetgedurende de komende drie jaar innauw overleg met de sector worden nagegaan inhoeverre de palliatieve zorgfunctie deel uitmaaktvan de globale kwaliteits- en werkingsvisie van devoorzieningen.Vraag nr. 229van 26 juni 1997van de heer PETER DESMETBrandveiligheidsnormen serviceflats – Concordantie– BevoegdheidIngevolge het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van15 maart 1989 houdende de specifieke veiligheidsaspectenwaaraan de serviceflatgebouwen, dewoningcomplexen met dienstverlening en de rusthuizenmoeten voldoen om te worden erkend, dienende serviceflatgebouwen te voldoen aan de normenNBN S21-201, 202 en 203.Bij het samenlezen van het koninklijk besluit van22 december 1980 en het besluit van de <strong>Vlaams</strong>eregering van 15 maart 1989 rijst de vraag of dezenormen enkel gelden voor (serviceflat)gebouwenmet een hoogte vanaf 10 meter (enkel voor type A-gebouwen), dan wel of deze normen van toepassingzijn op alle (serviceflat)gebouwen, ongeachthun hoogte ? Met andere woorden, zijn deze normenook van toepassing op (serviceflat)gebouwendie lager zijn dan 10 meter ?Indien deze laatste interpretatie wordt aangenomen,is dit dan niet in strijd met de Belgische normen? Is dergelijke interpretatie dan niet onwettelijk,onder andere vermits in strijd met een hogerenorm ?Is de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap bevoegd om dergelijkenormen inzake veiligheid uit te vaardigen ?Behoort dergelijke materie inzake veiligheid niettot de federale bevoegdheden (veiligheid, dusAntwoordZoals de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger correctvermeldt, werd door de <strong>Vlaams</strong>e regering op 15maart 1989 een besluit uitgevaardigd houdende despecifieke veiligheidsaspecten waaraan de serviceflatgebouwen,de woningcomplexen met dienstverleningen de rusthuizen moeten voldoen om teworden erkend. Dit besluit verklaart de normenopgenomen in artikel 1, 1° van het koninklijkbesluit van 22 december 1980 houdende bekrachtigingvan Belgische normen uitgewerkt door hetBelgisch Instituut voor Normalisatie, van toepassingwat de erkenning van serviceflatgebouwenbetreft. Gezien hierin enkel normen voor hoge enmiddelhoge gebouwen zijn opgenomen, dienendeze ook voor serviceflats in laagbouw of woningcomplexenmet dienstverlening te worden aangewend.Algemene brandveiligheidsnormen zijn een federaleaangelegenheid, maar de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschapis bevoegd voor het uitvaardigen van een specifiekeregelgeving. Aangezien de <strong>Vlaams</strong>e overheiddaarin voor de erkenning van serviceflatgebouwenverwijst naar normen die gelden voor hoge en middelhogegebouwen, dient ook een laagbouw hieraante voldoen. Aan de bevoegde brandweerinspectievan het ministerie van Binnenlandse Zakenwerd meegedeeld dat in voorkomend geval dereglementering voor de middelhoge gebouwen,type A van toepassing is. Dit is niet in strijd met deBelgische wetgeving, aangezien het de gewestenen/of gemeenschappen vrij staat aanvullende eisenin het kader van de erkenningsprocedure te stellen.Vraag nr. 230van 26 juni 1997van de heer JOS STASS<strong>EN</strong>Getijdenmolen Rupelmonde – RestauratieprojectHet gemeentebestuur van Kruibeke probeert hethistorisch waardevolle "stadje" Rupelmonde inzijn historische context te valoriseren. De jaarlijkseorganisatie van het zogenaamde Spaanse tentenkamp"Campo Viejo" tijdens de zomervakantie is


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -126-slechts één voorbeeld. Het restaureren van de Graventorenwaar Gerard de Cremer, alias Mercator,gevangen zat, het inrichten van een Mercator- eneen Reinaertmuseum, zijn andere voorbeelden.Een van de laatste projecten is het restaureren vande getijdenmolen van Rupelmonde. De bedoelingis dat deze zodanig wordt hersteld dat tegen 11 juli1997 het waterrad opnieuw kan draaien en meegaandmet de getijden van de Schelde opnieuw kanmalen.Volgens de Kruibeekse burgemeester gebeurt dezerestauratie in samenwerking met en met de financiëleondersteuning van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.1. Wat is de betrokkenheid van de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschap – afdeling Monumenten enLandschappen – bij dit project ?2. Welke financiële engagementen neemt de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor haar rekening ?3. Wordt deze restauratie vanuit de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschap opgevolgd, zodanig dat deze restauratiehistorisch authentiek gebeurt ?4. Is de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap betrokken bij hetgeplande 11 juli-feest in Rupelmonde waar degetijdenmolen opnieuw zou werken ?5. Wat is – uitgaande van het perspectief vanmonumenten en landschappen – de globaleevaluatie van het "historisch herinrichten vanRupelmonde" ?Antwoord1. De afdeling Monumenten en Landschappenheeft de samenstelling van het restauratiedossierbegeleid.2. De <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap neemt 60 % van derestauratiekosten voor haar rekening.3. Deze restauratie wordt door de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschap opgevolgd. Het gebouw heeft inde loop van zijn geschiedenis verschillende aanpassingenondergaan.Volgens de beginselen van het Charter vanVenetië wordt bij de restauratie een maximalehistorische authenticiteit nagestreefd.4. De afdeling Monumenten en Landschappen isniet betrokken bij het 11 juli-feest van 1997 inRupelmonde.5. De zogenaamde "historische herinrichting vanRupelmonde" is veeleer een toeristisch projectvan voorbijgaande aard, waarbij de afdelingMonumenten en Landschappen niet is betrokken.Vraag nr. 232van 27 juni 1997van mevrouw GERDA RASKINBuitenschoolse kinderopvang – "Voorkeursbehandeling"In Vlaanderen wordt de buitenschoolse kinderopvangniet alleen door heel wat vrijwilligers, maarook door de gemeenten en door een hele reeksparticuliere initiatieven georganiseerd.Deze particuliere initiatieven zijn dikwijls ontstaanin gemeenten waar het gemeentebestuur in gebrekebleef of weigerde een initiatief te nemen. Indeze gemeenten is er dan ook geen – of een negatief– lokaal overleg geweest en heeft het particulierinitiatief zijn verantwoordelijkheid genomen.De gemeenten kunnen voor buitenschoolse kinderopvanggebruik maken van het contingent weerwerkgesco's(gesubsidieerde contractuelen) ; sommigeparticuliere initiatieven kunnen een beroepdoen op FCUD-middelen (Fonds voor CollectieveUitrustingen en Diensten).Naar aanleiding van het voorontwerp van decreetbuitenschoolse kinderopvang antwoordde deminister op een interpellatie op 6 maart 1997 datde bestaande projecten buitenschoolse opvang eenvoorkeursbehandeling zullen krijgen bij het uitvoerenvan het nieuwe decreet (Handelingen C46-CWEL 7, Commissie voor Welzijn, Gezondheid enGezin van 6 maart 1997). De minister stelt dat zijals eerste zullen worden erkend, omdat enkel zijeen dossier kunnen indienen. Uit zijn antwoordblijkt evenwel niet duidelijk of hij met "initiatieven"enkel de "gemeentelijke", of eveneens de"particuliere" initiatieven bedoelt.1. Worden met deze voorkeursbehandeling alleende bestaande gemeentelijke initiatieven, of ookde bestaande particuliere initiatieven bedoelddie momenteel met FCUD-middelen werken ?


-127- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19972. Zo niet, welke garanties krijgen de particuliereinitiatieven dan om hun werking voort te zettenals het decreet buitenschoolse opvang eenmaalvan toepassing is ?3. Kunnen deze particuliere initiatieven, wanneerze eveneens een voorkeursbehandeling krijgen,ook een beroep doen op het contingent weerwerkgesco's?AntwoordDe gestelde vraag gaat uit van een voorkeursbehandelingvoor dossiers van reeds bestaande initiatievenbuitenschoolse kinderopvang (IBO), wanneerdeze moeten worden opgenomen in de nieuwekaders van erkenning en subsidiëring. Dit uitgangspuntis correct en is illustratief voor het feitdat het garanderen van continuïteit voor hetbestaande aanbod een prioritaire doelstelling is bijhet toepasselijk maken van de nieuwe regelgevingbuitenschoolse kinderopvang. Bij de concrete vertalingvan dit uitgangspunt moet inderdaad eenonderscheid worden gemaakt tussen de gemeentelijkeinitiatieven met weerwerkgesco's en de zogenaamdevrije initiatieven buitenschoolse opvangdie enkel een subsidiëring ontvangen vanuit hetFCUD.De continuïteit van de eerste groep, de gemeentelijkeIBO's, wordt gewaarborgd door de bepalingin het protocol dat ik afsloot met de ministerbevoegd voor Tewerkstelling, die zegt dat degemeentelijke IBO's die weerwerkgesco's als begeleidershebben van Kind en Gezin een automatischeerkenning krijgen die loopt tot eind 1998. Ditimpliceert dat zij gedurende deze periode de tijdkrijgen om zich, indien nodig, aan te passen aan deerkenningsvoorwaarden voor IBO's zoals vastgelegdin het besluit terzake van de <strong>Vlaams</strong>e regeringvan 24 juni 1997.Het automatisch erkennen van de zogenaamdevrije IBO's is minder vanzelfsprekend. Waar degemeentelijke IBO's tot stand zijn gekomen binneneen regelgeving die formeel oog had voor kwaliteiten die ook op infrastructureel vlak en metbetrekking tot een lokaal overleg normen hanteerde,zijn de particuliere IBO's tot hiertoe enkelgebonden door het subsidiereglement van hetFCUD. Dit betekent dat bij het overdragen vandeze initiatieven naar het nieuwe erkenningskadertoch best een kwalitatieve filter wordt geïnstalleerd.Dit neemt niet weg dat het een uitdagingblijft om ook voor hen een snelle en efficiënte dossierbehandelingop te zetten. Daartoe is in het(ontwerp van) besluit houdende vaststelling van deprocedure tot het verlenen, het verlengen, het weigerenof intrekken van een principieel akkoord eneen erkenning van een initiatief voor buitenschoolseopvang, speciaal voor deze particuliere initiatieveneen aparte paragraaf ingelast die een versneldedossierbehandeling impliceert.Het is dus de bedoeling dat de voorkeursbehandelingen de continuïteit die de bestaande vrije IBO'sverdienen, gestalte krijgen via een prioritaire dossierbehandelingvan hun vraag tot erkenning.Om de particuliere initiatieven sterker te verankerenin het nieuwe buitenschoolse opvanglandschap,bevat het voormelde protocol bovendien de duidelijkebepaling dat voortaan ook de particuliere initiatieveneen beroep kunnen doen op het contingentweerwerkgesco's. Dit betekent dat zij wordenerkend als volwaardige actor en dat hun leefbaarheidwordt verhoogd.Vraag nr. 233van 27 juni 1997van mevrouw SONJA BECQVaccinaties – BeleidIn ons land is vaccinatie tegen polio algemeen wettelijkverplicht. Andere vaccinaties zijn niet verplicht.In het kader van de consultatiebureaus van Kind enGezin worden volgende inentingen aangeboden :polio, difterie/tetanus/kinkhoest, mazelen/bof/rodehond, hemofilie en hepatitis B. In het raam van hetmedisch schooltoezicht (MST) wordt deze vaccinatiecyclusvoortgezet.Meestal worden deze vaccinaties als vanzelfsprekendaangeboden en wordt in de praktijk weinig ofniet op de risico's van vaccinaties gewezen. Sommigemensen en groepen schuiven de gevaren van hette vanzelfsprekende vaccinatiebeleid naar voor.1. Klopt voormelde lijst van vaccinaties die wordenaanbevolen via Kind en Gezin en via MST ?Bestaan er richtlijnen naar de preventieartsentoe met betrekking tot de info van de oudersover de risico's ?Hoe hoog is de vaccinatiegraad van de kinderendie door de consultatiebureaus, respectievelijkdoor Medisch Schooltoezicht, worden onderzocht?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -128-2. Bestaat er een effectief en onderbouwd registratiesysteemmet betrekking tot de neveneffectenvan vaccinaties ?3. Bestaat er onderzoek naar de neveneffectenvan de verschillende soorten vaccinaties ?Wat zijn de resultaten ervan ? Hoe worden dezeresultaten aan de betrokkenen uit de gezondheidssector(artsen, verpleegkundigen, ...) meegedeeld?4. Hoe worden met betrekking tot verplichte vaccinatiesrisico's en meerwaarde tegenovermekaar afgewogen ?5. Hoe wordt informatie (onder meer over de risico's)gegeven aan de ouders ? Welke rol speeltde arts/verpleegkundige in de informatie ? Hebbenouders de vrije keuze omtrent vaccinatiesop grond van een gedegen informatie ? Welkeinformatie krijgen de ouders over hoe ze moetenreageren bij neveneffecten ?6. Klopt het dat sommige kinderdagverblijven kinderenweigeren omdat zij niet zijn ingeënt ?Hebben zij hiertoe het recht ?N.B. :Antwoord1. SchemaDeze vraag werd eveneens gesteld aanmevrouw Wivina Demeester-De Meyer,<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begrotingen Gezondheidsbeleid.De vermelde vaccinaties kloppen, met één uitzondering.Wat vermeld staat als "hemofilie"moet zijn "Haemophylus Influenzae type B" enis een vorm van virale meningitis.Het officiële schema van de basisvaccinaties,opgesteld door de hoge gezondheidsraad enintegraal toegepast door Kind en Gezin, zieteruit als volgt :3 maand 4 maand 5 maand 13 maand 15 maandPoliomyelitis x x xDifterie/tetanus/kinkhoest x x x xMazelen/bof/rodehondHaemophilus Influenzae B x x x xHepatitis B x x xxRichtlijnen preventieartsenBij het huisbezoek aan ouders worden de vaccinatiesbesproken. Tevens worden verschillendefolders van Kind en Gezin over vaccinatiesgegeven en toegelicht. Daarop staat uitdrukkelijkde rubriek "mogelijke nevenwerkingen"vermeld.De artsen werden bij de inkomvorming en viade syllabus op de hoogte gesteld van de vaccinatieproblematiek,de modaliteiten van toediening,de contra-indicaties, de nevenwerkingenen de urgentiekit.Alle artsen en alle regiohuizen kregen recentelijkeen referentiewerk over vaccinaties "Vaccinaties,gids voor hedendaagse immunisatie" en"Vaccinaties in vraag en antwoord" (beide uitgeverijGarant). De voorzorgsmaatregelen bijvaccinatie worden er uitdrukkelijk in de verfgezet. De consultatiebureaus-artsen ontvangenhet tijdschrift "Infovax", dat actuele informatiegeeft over nieuwe evoluties in de vaccinatiewetenschapen mogelijke nevenwerkingen, voorzorgsmaatregelenen contra-indicaties. Zij ontvangeneveneens het "Epidemiologisch bulletinvan de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap", waarin dezegegevens ook worden gepubliceerd.Alle artsen en verpleegkundigen van Kind enGezin ontvangen de babynieuwsbrief, waarinde vaccinatieproblematiek geregeld aan bodkomt.VaccinatiegraadDe vaccinatiegraad verschilt volgens het vaccin.Daar er op dit ogenblik in België nog geen systematischeregistratie van toegediende vaccinsgebeurt, zijn er alleen cijfers beschikbaar uitonderzoeksprojecten. Er wordt gewerkt aan de


-129- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997ontwikkeling van een vaccinatiedatabank. Inhet informaticasysteem Ikaros van Kind enGezin worden alle vaccins geregistreerd. Ditgebeurt nu reeds in Limburg en <strong>Vlaams</strong>-Brabanten zal tegen eind 1998 in alle provinciesgebeuren.Uit een bevraging van ouders (HIVA-enquête1996) blijkt dat 98 % van de kinderen een eerstepolio ontvangt, 97 % een eerste Diteper,87,5 % een eerste Haemophilus vaccin en 87 %een eerste mazelen/bof/rodehond.Polio is een verplicht vaccin en scoort daardoorhoog inzake dekkingsgraad. Er wordt verwachtdat, bij blijvende vaccinatie, polio niet meer zalvoorkomen vanaf het jaar 2000.Voor mazelen (bof en rodehond) ligt de dekkingsgraadin Vlaanderen op 85 %. Dit is in deEuropese context vrij laag (ter vgl. : Nederland> 94 %, Spanje 91 %). Om de ziekte uit te roeienis een dekkingsgraad van meer dan 95 %nodig. Dit is ook het streefcijfer van de WHO(Wereldgezondheidsorganisatie) tegen het jaar2000. In Vlaanderen komt mazelen nog voor bij87 per 100.000 inwoners. Door de grote dekkingsgraadis dit in Nederland nog slechts bij 5per 100.000. In de USA en in Finland is mazelenintussen uitgeroeid. Dat er nog af en toe kleinehaarden van bijvoorbeeld mazelen of bof voorkomen,is niet zozeer het gevolg van misluktevaccinatie, dan wel van onvoldoende dekkingsgraadbij de bevolking.Hepatitis B-vaccinatie werd pas recentelijk ingevoerd,en de bestelprocedure is nog zeer ingewikkeld.Toch is de vraag van de ouders groot.2. Nevenwerkingen van vaccinaties moeten systematischworden gemeld aan de betrokken farmaceutischefirma en aan de gezondheidsinspectievan het ministerie. Binnen Kind enGezin bestaat de instructie dat alle nevenwerkingenook meteen worden gemeld aan de provincialemedische adviseur/kwaliteitscoördinator.In de praktijk worden die eveneens gemeldaan de wetenschappelijk adviseur. De nevenwerkingenworden ook geregistreerd in hetinformaticapakket Ikaros. Het aantal nevenwerkingenis evenwel bijzonder klein en beperkt totenkele reacties per jaar.Alle gemelde nevenwerkingen worden metexperten besproken en doorgegeven aan debetrokken firma's. Elke ongewone nevenreactiewordt meegedeeld aan de consultatiebureauartsenen verpleegkundigen. Dit bewakingsmechanismezal mee worden opgenomen in hetvaccinatiedatabanksysteem. Het WetenschappelijkInstituut Volksgezondheid Louis Pasteur(vroeger : Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie)heeft een expliciete opdracht naar bewakingvan vaccins. Via hun peilpraktijken wordtsystematisch gepeild naar nevenwerkingen.3. De nevenwerkingen van de vaccinaties wordenvanuit wetenschappelijke hoek zeer uitvoerigbestudeerd door talrijke universiteiten en deWHO. We denken bijvoorbeeld aan het "VaccineSafety Datalink Project" in de VS, aan het"Vaccine Safety Committee". Deze gegevens enonderzoeksresultaten worden gepubliceerd inde medische pers (bv. in Morb. Mort Wkly Rep.of in Bull Wrld Hltd Organiz.).Anderzijds zijn er belangrijke wetenschappelijkeontwikkelingen die deze nevenwerkingenverder reduceren. Er mag worden verwacht datmet de nieuwe ontwikkelde vaccins (zoals hetacellulair kinkhoestvaccin, het gebruik van eenandere virusstam voor het bofvaccin, introductievan recombinant vaccins en de toepassingvan het inspuitbaar poliovaccin in combinatieproducten)de nevenwerkingen haast onbestaandezullen zijn. Voor elke inenting zijn denevenwerkingen van het vaccin spectaculair(1.000 tot 10.000 maal) kleiner dan die van deziekte die erdoor wordt voorkomen.4. We kunnen deze afweging maken op basis vande incidentie van de infectieziekten en op basisvan de nevenwerkingen. We beperken ons hierbijniet tot de verplichte vaccinatie polio. Definanciële aspecten behandelen we hier niet.Die staan in rechtstreekse verhouding met ziekteen complicaties.Er mag zeker worden gesteld dat vaccins eengrotere impact op de volksgezondheid hebbenuitgeoefend dan welke andere maatregel vanopenbaar nut dan ook. Ook in ons land heeftveralgemeende vaccinatie een beslissendeinvloed gehad op het verdwijnen of drastischverminderen van ernstige infectieziekten zoalspokken, difterie, tetanus en polio, mazelen, bofen rubella. De incidentie van bof daalde inVlaanderen van 678 per 100.000 inwoners in1982 tot 79 per 100.000 inwoners in 1993. Voormazelen zitten we nu op het peil van 87 per100.000 inwoners en bij opgedreven vaccinatiegraadkan een volledige uitroeiing in het vooruitzichtworden gesteld. Anderzijds is aangetoonddat vermindering van de vaccinatiedek-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -130-king als onmiddellijk gevolg heeft het heropflakkerenvan de ziekte. We staan op dit ogenblikdicht bij een volledige uitroeiing van polioen een uitroeiing van mazelen, bof en rodehondin de westerse wereld.Deze ontegensprekelijke resultaten konden enkunnen pas worden bereikt door het toedienenvan inentingen die enkele mineure nevenwerkingenen uiterst zelden meer ernstige complicatieskunnen meebrengen.Wat deze ongewenste nevenwerkingen betreft,is de vergelijkende tabel, op basis van verschillendestudies, duidelijk :Verwikkeling Incidentie bij ziekte Incidentie na vaccinatiePolio Verlamming 0,1/100 1/2,6 miljoenSterfte 10/100 0Difterie Kroep + -Myocarditis 50/100 -Paralyse 4-10/100 -Sterfte 4-30/100 0Tetanus Sterfte 10-65 0Kinkhoest Blijvende letsels 5/1.000 0Collaps – shock - 6/10.000 *Pijnlijk huilen - 1/1.000 *Convulsies 1,5-3/1.00 1,5-6/10.000 *Hersenbeschadiging 1-2/1.000 0Longbeschadiging 3/1.000 0Sterfte 1-3/1.000 0


-131- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19975. Enkel het poliovaccin is wettelijk verplicht.Over de vaccinaties krijgen de ouders alleinlichtingen. We citeren uit de vaccinatiefolder :"Koorts, kort na de inenting is de meest voorkomendereactie. Soms kan ter hoogte van deinjectieplaats een lichte pijn optreden. In gevalvan vaccinatie tegen mazelen, bof en rubellakan er een koortsreactie optreden tussen de 5°en de 12° dag na toediening. Een lichte mazelachtigeuitslag kan soms voorkomen. De kansop ernstige verwikkelingen is uiterst klein enweegt niet op tegen de voordelen van de vaccinatie."Bij haemophilus staat er nog : "De zeldzameernstiger reacties zijn alle spontaan genezenzonder restverschijnselen".Op basis van de bekende gegevens, die de grotewaarde voor de preventie aantonen, worden deouders aangezet alle vaccinaties te laten toedienen.Elke ouder blijft echter volledig vrij zijnkind al dan niet te laten inenten. Er wordt voorgezorgd dat de kinderen na vaccinatie nog evenonder toezicht bijven van het consultatiebureauteam.In elk consultatiebureau is een specialeurgentietrousse beschikbaar voor vaccinatiereacties.De nodige instructies voor hetgebruik ervan werden gegeven en via de babynieuwsbriefherhaard. De organiserende instantieswerden op de hoogte gesteld van de naderendevervaldatum van de trousses. In de praktijkwordt de urgentiekit uiterst zelden gebruikt(ordegrootte 1x per jaar).6. Voor de kinderdagverblijven geldt er op ditogenblik geen verplichting tot inenting. Zij hebbendus niet het recht kinderen op die basis teweigeren. De Interdisciplinaire Adviescommissie(IAC) van Kind en Gezin heeft dit nog ineen recent document (02-16-96) bevestigd. Uitoogpunt van volksgezondheid is het evenwelnoodzakelijk dat alle kinderen in dergelijkegemeenschappen zouden ingeënt zijn. Dit heeftniets te maken met persoonlijke vrijheid, maarmet verantwoordelijkheid : oudere, niet ingeëntekinderen besmetten de kleinsten die nogonvoldoende weerstand hebben opgebouwd.Ouders die willen gebruikmaken van voorzieningendie door de overheid worden gesubsidieerd,zouden ook die verantwoordelijkheidmoeten nemen (wat trouwens in de meestegevallen gebeurt).Vraag nr. 237van 30 juni 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Actieplan <strong>Vlaams</strong>e Rand – Taalkennis en taalgebruikdienst 100In het "Actieplan van de <strong>Vlaams</strong>e regering voor de<strong>Vlaams</strong>e rand rond Brussel" dat een jaar geledendoor de <strong>Vlaams</strong>e regering werd voorgesteld, wordtgewag gemaakt van de klachten inzake taalgebruikbij het personeel dat wordt ingeschakeld in heturgentiesysteem (dienst 100) dat de <strong>Vlaams</strong>e Randbedient.In dat verband wordt gesteld dat terzake duidelijkeafspraken moeten worden gemaakt met het collegevan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissieom dit te verhelpen.Kan de minister mij meedelen wat de stand vanzaken is in dit dossier ?AntwoordDe <strong>Vlaams</strong>e regering heeft per 1 juni 1997 eencoördinator aangesteld die zal instaan voor uitvoeringvan het "actieplan". Bijgevolg is het voorbarignu al naar resultaten te vragen.Dit wil niet zeggen dat er geen problemen zijn metde "dienst 100", ook buiten de <strong>Vlaams</strong>e rand. Luidenseen krantenbericht zou de federale ministerraadeen project hebben goedgekeurd om de oudeapparatuur te vervangen. De nieuwe installatiesvermelden niet enkel het telefoonnummer, maarook de plaats, straat en nummer van de opbeller.Dit alles met de bedoeling vergissingen door slechtecommunicatie uit te sluiten. Zopas heeft de CentraleCommissie voor Plaatsnaamgeving een aantalstraten in Turnhout een nieuwe naam gegevenomdat verwarring tot een te laat ingrijpen van deurgentiediensten heeft geleid. Voorbeelden hiervanzijn Kasteelstraat – Kareelstraat, Stadionstraat enStationsstraat. Ik volg dus deze zaak op de voet enneem alle maatregelen die tot mijn beschikkingstaan.Vraag nr. 242van 9 juli 1997van mevrouw GERDA RASKINErkenningscriteria culturele centra – Rand – PlattelandsgemeentenHet cultureel centrum van Hoeilaart voldoet nietaan de erkenningscriteria in de basiscategorieomdat het over een podium van 165 m 2 beschikt,terwijl het decreet 200 m 2 voorschrijft. Nochtans isdit voldoende voor een zaal met 150 à 200 toeschouwers,wat beantwoordt aan de noden vandeze gemeente met circa 9.000 inwoners.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -132-Door in een groter podium te voorzien – wat kandoor de installatie van een mobiel podium – zouhet cultureel centrum wel aan de criteria voldoen.Bovendien zijn de huidige podiumgrootte en zaalcapaciteitafgestemd op het plaatselijke cultuurleven,waardoor wordt vermeden dat wordt opgetredenvoor kille en sfeerloze halflege zalen.Omdat het cultureel centrum niet voldoet aan dehuidige erkenningscriteria, is er geen subsidiëringvoor de aanwerving van een administratievekracht. Dit gebrek aan financiële steun is een handicapvoor dit cultureel centrum. Nochtans is financiëlesteun broodnodig om het culturele leven aante moedigen en de <strong>Vlaams</strong>e eigenheid in stand tehouden in deze gemeente die ook onder verfransingsdrukstaat.1. Waarom is er geen aanpassing of soepele toepassingvan de erkenningscriteria voor degemeenten in de Brusselse Rand, zodat ookkleinere culturele centra waarvan de grootteafgestemd is op het publiekspotentieel, kunnenworden gesubsidieerd ?2. Waarom is er ook voor plattelandsgemeenten,waar het publiekspotentieel eveneens beperktis, geen aanpassing van de criteria om het culturele(verenigings-)leven in de lokale gemeenschapte kunnen behouden ?AntwoordIk wens vooreerst naar de van toepassing zijnderegelgeving te verwijzen.Krachtens artikel 6 § 1 van het besluit van de<strong>Vlaams</strong>e regering van 21 oktober 1992 betreffendede erkenning en subsidiëring van de Nederlandstaligeculturele centra, moet een cultureel centrumerkend in de basiscategorie over ten minste volgendefunctionele infrastructuur beschikken :a) een polyvalente zaal die functioneel is ingerichten uitgerust voor podiumactiviteiten, muziekuitvoeringen,spektakel, audiovisuele projectie,expressievormen, plenumvergaderingen, feestenontmoetingsactiviteiten. De polyvalente zaalbeschikt over een publieksruimte van minstens200 m 2 en heeft : een vast of verplaatsbaar podium,technische en scenografische uitrusting,kleedkamers en de nodige berging ;ofwel : een schouwburg met minstens 250 vastezitplaatsen en bovendien een polyvalente zaalmet een publieksruimte van minstens 100 m 2 ,waarin de andere activiteiten dan de schouwburgactiviteitenkunnen plaatsvinden ;b) een verbruikzaal-ontmoetingsruimte, met eentoegankelijkheid in relatie tot de werking vanhet cultureel centrum ;c) een functionele tentoonstellingsruimte ;d) een servicekeuken in relatie tot de polyvalentezaal ;e) minstens twee lokalen voor vergaderingen,expressie of creativiteit ;f) secretariaatsruimte ;g) een aangepaste toegangshal, vestiaire, sanitaireinrichting en bergingen.De infrastructuur die in aanmerking wordt genomenvoor de erkenning, mag over slechts tweefunctionele gebouwencomplexen gespreid zijn.Het besluit heeft een uitzondering ingeschrevenvoor de culturele centra die gevestigd zijn in hetBrussels Hoofdstedelijk Gewest.Tijdens een inspectiebezoek van mijn administratieop 5 maart 1997, bleek dat de infrastructuur opverschillende vlakken niet beantwoordde aan degestelde normen.De polyvalente zaal bleek niet alleen te klein(slechts 150 m 2 ), maar was ook onvoldoende technischen scenografisch uitgerust. Er was op hetogenblik van de inspectie geen geluids- en verlichtingsinstallatieen geen regiekamer. De zaalbeschikte evenmin over ingerichte kleedkamers,een berging en een servicekeuken. De verbruiksenontmoetingsruimte vond voorlopig plaats in eenrepetitielokaal van de plaatselijke toneelgroep inafwachting dat een ander lokaal, dat toegankelijkmoet zijn in relatie tot de werking van het cultureelcentrum, zou worden ingericht.Voor de feestactiviteiten werd naar de keuken ineen tweede gebouwencomplex verwezen, dus nietin relatie tot de polyvalente zaal. Deze keuken wasaan vernieuwing toe en was uiterst minimaal uitgerust.Op het ogenblik van de inspectie was er ook geensecretariaatsruimte ingericht. Hal, sanitair, vestiaireen bergingen waren niet ingericht, alhoewel depotentiële ruimten aanwezig waren.


-133- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Hieruit moge duidelijk blijken dat de infrastructuurniet voldeed. De gemeente Hoeilaart ismomenteel bezig met een eerste reeks werken(centrale verwarming, inrichten zaal) die evenwelniet tot gevolg zullen hebben dat na het beëindigenvan de werken wordt voldaan aan alle voorwaardeninzake infrastructuur.Bovendien heb ik, bij decreet van 20 december1996 houdende bepalingen tot begeleiding van debegroting 1997, om budgettaire redenen een erkenningsstopingevoerd. Er werd bepaald dat degemeentebesturen nog tot 31 januari 1997 een aanvraagtot erkenning van een cultureel centrumkonden indienen, op voorwaarde dat het centrumop 1 mei 1997 volledig operationeel was. Het cultureelcentrum van Hoeilaart voldeed op deze datumniet aan de voorwaarden.Om de homogeniteit binnen de verschillende categorieënwaarin culturele centra kunnen wordenerkend te bewaren (basiscategorie, pluscategorie Ien II, wijkhuizen en provinciale centra) meen ikdat het inschrijven van uitzonderingsbepalingenmoet worden vermeden. Bovendien zou dit instrijd zijn met de bepalingen van het programmadecreet,die juist de beheersbaarheid van het kredietbeoogden.Afgezien van de rand rond Brussel zouden nogandere gebieden, zoals de grootsteden of de grensstrekenmet Frankrijk, Nederland, Duitsland enWallonië, op een aanpassing van de regelgevingkunnen aandringen. Ik meen dat we moeten vermijdendat de uitzonderingen uiteindelijk de regelzouden worden.Tot slot wens ik een opsomming te geven van deerkende culturele centra in de rand rond Brussel,waaruit mag blijken dat er inspanning worden geleverdom de <strong>Vlaams</strong>e eigenheid in stand te houden :Cultureel Centrum Westrand in Dilbeek, erkend inde pluscategorie II en een wijkhuis in Itterbeek,Cultureel Centrum Strombeek-Bever, erkend in depluscategorie II,Cultureel Centrum Den Blank in Overijse, erkendin de pluscategorie I,Cultureel Centrum De Ploter in Ternat, erkend inde pluscategorie I,Cultureel Centrum Den Horinck in Zellik (Asse),erkend in de basiscategorie,Cultureel Centrum 't Vondel in Halle, erkend in debasiscategorie,Cultureel Centrum Coloma in Sint-Pieters-Leeuw,erkend in de basiscategorie,Cultureel Centrum Papeblok in Tervuren, erkendin de basiscategorie en potentieel te erkennenwijkhuis in Duisburg,Cultureel Centrum Vilvoorde, erkend in de basiscategorie,Cultureel Centrum De Meent in Beersel, potentieelte erkennen in de basiscategorie,Gemeenschapscentrum <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap(GCVG) De Lijsterbes in Kraainem,GCVG De Moelie in Linkebeek,GCVG De Bosuil in Jezus-Eik,GCVG De Boesdaelhoeve in Sint-Genesius-Rode,GCVG De Zandloper in Wemmel,GCVG De Kam in Wezembeek-Oppem,NRCC Koningslo in Vilvoorde.Vraag nr. 243van 10 juli 1997van de heer JOS STASS<strong>EN</strong>Dag van het Orgel – SubsidiëringIn een brief van 27 mei 1997, ref. MLP/VDB/97-102, deelde de administratie Cultuur, afdelingMuziek, Letteren en Podiumkunsten van de<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap aan het secretariaat van deVZW Het Orgel in Vlaanderen mee dat de subsidieaanvraagvan 100.000 frank voor de organisatievan de <strong>Vlaams</strong>e Dag van het Orgel op 28 september1997, werd geweigerd.De administratie verwees in deze brief naar hetnegatief advies van de <strong>Vlaams</strong>e Adviescommissievoor de Muziek, namelijk : "Negatief, omdat ergeen toegangsprijs wordt gevraagd voor het bijwonenvan deze orgelconcerten. De Commissie steltzich principieel op het standpunt dat gratis aangebodenconcerten niet gesubsidieerd moeten worden.De Commissie is trouwens van mening dat deorganisator geen deficit zou hebben, indien er eenkleine toegangsprijs zou worden gevraagd aan hetpubliek. De meeste concerten hebben niet eenspromotie nodig, want er worden geregeld concertengeorganiseerd op die orgels. De commissieledenweten uit eigen ervaring dat voor dergelijkeorgelconcerten een trouw publiek bestaat ".Volgens een aantal leden van deze adviescommissiewerd er geen advies gegeven over deze aanvraag.1. Welk advies heeft de <strong>Vlaams</strong>e Adviescommissievoor de Muziek over de subsidieaanvraag voorde <strong>Vlaams</strong>e Dag van het Orgel gegeven ?


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -134-2. Deelt de minister de stelling dat gratis concertenniet moeten worden gesubsidieerd ?3. Steunt de minister het organiseren van een sensibiliseringsactiviteitvoor een bepaalde kunstuiting,zoals de Dag van het Orgel ?AntwoordAlvorens de drie deelvragen te beantwoorden, wilik de bewering van een aantal (?) leden van de<strong>Vlaams</strong>e Adviescommissie voor de Muziek weerleggendat over de subsidieaanvraag van de VZWHet Orgel in Vlaanderen geen advies werd uitgebracht.Dit advies is te vinden op bladzijde 10 vande notulen van de bijeenkomst van dit adviesorgaanop 28 februari 1997, onder het nummer D8.Hierna volgt dan antwoord op de concrete vragen.1. Advies : "Negatief, omdat er geen toegangsprijswordt gevraagd voor het bijwonen van dezeorgelconcerten. De Commissie stelt zich principieelop het standpunt dat gratis aangebodenconcerten niet gesubsidieerd moeten worden.De commissie is trouwen van mening dat deorganisator geen deficit zou hebben, indien ereen kleine toegansprijs zou worden gevraagdaan het publiek. De meeste concerten hebbenniet eens promotie nodig. De commissieledenweten uit eigen ervaring dat voor dergelijkeorgelconcerten een trouw publiek bestaat."2. Ja, maar afwijkingen kunnen worden toegestaan.3. Ja, als die sensibilisering werkelijk nodig is. Denoodzaak van de subsidiëring van de Dag vanhet Orgel kan worden betwijfeld, gelet op hetunaniem advies hierover van de <strong>Vlaams</strong>eAdviescommissie voor de Muziek.Vraag nr. 244van 14 juli 1997van de heer JOS GEYSELSDepartement – AdvocatenOmtrent de raadpleging van advocaten door de<strong>Vlaams</strong>e regering wil ik graag per minister en perdepartement een reeks vragen stellen.1. Hoeveel rechtsgedingen zijn hangende voor hetdepartement van de minister ?2. Hoeveel bedraagt het gemiddelde ereloon perrechtsgeding voor het departement ?3. Wordt er in het departement van de ministergewerkt met individuele aanstellingen perrechtsgeding, of zijn er vaste afspraken metbepaalde advocaten of advocatenbureaus ?4. Zijn er bij de advocaten die optreden voor hetdepartement van de minister ook <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordigers, leden van de Kamervan Volksvertegenwoordigers, senatoren, ledenvan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad ?N.B. :AntwoordDeze vraag werd gesteld aan alle ministers.Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Luc Van den Brande, minister-presidentvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister vanBuitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden,Wetenschap en Technologie.Vraag nr. 245van 14 juli 1997van de heer FRANK CREYELMANTopsportersstatuut – Stand van zakenNa de successen van onze atleten in Atlanta werdenzij door diverse instanties terecht gehuldigd.Meerdere gezagsdragers zouden alles in het werkstellen om de trainingsmogelijkheden te verbeterenen een sociaal vangnet te creëren. Onze topsporterszouden zich eindelijk onbezorgd kunnenvoorbereiden op de grote sportevenementen.Een jaar later staat de topsporter even ver als vóórAtlanta. Alleen diegenen die een overeenkomstmet het Belgisch Olympisch en InterfederaalComité (BOIC) of met Bloso hebben, hebben eenvorm van zekerheid. Vele anderen komen na desportloopbaan terecht in een marginaal arbeidscircuit.Van enige maatschappelijke begeleiding envoorbereiding op een carrière na de sport is vooralsnoggeen sprake .Wat heeft de minister reeds ondernomen om toteen betere begeleiding van de sporters na hunsportloopbaan te komen ?


-135- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997AntwoordOp initiatief van de toenmalige <strong>Vlaams</strong>e ministersvoor Tewerkstelling en Cultuur, de heren Leo Peetersen Hugo Weckx, werd op 5 mei 1995 een gescotewerkstellingsprojectvoor topsporters (Bloso :werkgever) operationeel. Het betreft momenteel17 <strong>Vlaams</strong>e topsporters voor 15 voltijdse arbeidsplaatsen.De bedoeling van dit project is onze<strong>Vlaams</strong>e topsporters (elite + beloftevolle jongeren)tijdens hun actieve sportcarrière een inkomen teverschaffen (officiële barema’s volgens het diploma),zodanig dat zij zich volledig kunnen concentrerenop hun sport met de bedoeling topprestaties(Europees en wereldniveau) te leveren. Dit projectis dus bedoeld voor de echte top. Het Bloso heeftaangedrongen op een uitbreiding van dit projectmet het oog op de Olympische Spelen 2000 in Sydney.Een gelijkaardige overeenkomst heeft ook hetBOIC met een aantal topsporters.Als de topsporter zijn sportcarrière voortijdigbeëindigt of niet meer presteert op hoog niveau,stopt dus ook de overeenkomst. Dit tewerkstellingsprojectis dus geen vangnet voor de periode nade actieve sportcarrière.Het is mijn bedoeling in het najaar een StrategischPlan voor de Sport in Vlaanderen voor te leggenaan de <strong>Vlaams</strong>e regering en het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>.In dit Strategisch Plan zal zeker een luik Topsportworden opgenomen. Een verbetering van het statuutvan de topsporter en zijn begeleiding (coach,trainer enz...) in al zijn facetten, behoort zeker totde mogelijkheden.Een volwaardig sociaal statuut voor de post-carrièreis evenwel een complexe materie, die debevoegdheden van de minister van Cultuur en vande <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap overstijgt.Vraag nr. 251van 17 juli 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Dagverzorgingscentra voor bejaarden – SubsidievoorwaardenOp 18 december 1996 stemde de <strong>Vlaams</strong>e regering,blijkens de persmededeling van 19 december 1996toe in het verlenen van afwijkingen op de voorwaardentot het verkrijgen van forfaitaire werkingssubsidiesaan dagverzorgingscentra voorbejaarden.1. Welke redenen waren er om die afwijkingen toete staan ?2. Voor welke dagverzorgingscentra gelden dieafwijkingen ?3. Voor welk jaar geldt deze afwijking ?4. Wat zijn de financiële gevolgen van de afwijking? Zijn ze in de begroting voorzien ?Antwoord1. Vele dagverzorgingscentra kampen met ernstigeexploitatieproblemen. Zij dienen aan de vigerendeerkenningsnormen te voldoen, doch daartegenoverstaan onvoldoende financiële middelen.Vooral de erkenningsnormen inzake personeelsomkaderingen vervoer en het ontbrekenvan Riziv-tussenkomsten voor de verzorging ende verpleging van de bezoekers, maken dat demeeste dagverzorgingscentra elk jaar hun boekhoudingafsluiten met een deficit. Zowel hetaantal centra als het aantal bezoekers per centrumstagneren. De vereiste gemiddelde bezettingvan 5 bezoekers per dag wordt dan ookvaak niet bereikt.Er worden ook geen nieuwe initiatieven meerontwikkeld. De sector had duidelijk nieuweimpulsen nodig.Dit zijn de belangrijkste overwegingen geweestdie ertoe hebben geleid dat bij besluit van de<strong>Vlaams</strong>e regering van 8 december 1996, houdendesubsidiëring van de werking van de dagverzorgingscentra,de werkingstoelagen werdenverhoogd van een half miljoen tot een miljoenper werkjaar.Voor het verlenen van de afwijkingen voor hetwerkjaar 1995 was het besluit van de <strong>Vlaams</strong>eregering van 17 april 1991 houdende subsidiëringvan de werking van de dagverzorgingscentranog van toepassing. Ingevolge artikel 8 vandit besluit kunnen afwijkingen op de subsidievoorwaardenworden verleend.2. Indien er geen afwijkingen op de subsidievoorwaardenwaren toegestaan, zouden slechts aan 8van de 12 dagverzorgingscentra die wordenbeheerd door een VZW en 2 van de 8 centra dieworden beheerd door een OCMW werkingssubsidieskunnen worden uitgekeerd.Deze afwijkingen hadden betrekking op de volgendesubsidievoorwaarden :


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -136-– de gemiddelde bezettingsvereiste is 5 bezoekersper dag : er werd een afwijking verleendaan de centra waarvan de gemiddelde bezettinggelijk was aan of hoger was dan 4 bezoekersper dag :– de centra die geen eigen vervoer organiserendoch wel een gemiddelde bezetting van 5halen, kregen toegang tot de werkingtoelage;– er werden ook gemotiveerde aanvragen totafwijking ingediend die betrekking haddenop het voeren van een aparte boekhouding.3. Deze afwijkingen gelden enkel voor het werkjaar1995.4. Door het verlenen van de afwijkingen kregen 4centra die beheerd zijn door een VZW (totaal2.162.120 fr.) en 2 beheerd door een OCMW(totaal 1.228.120 fr.) een werkingstoelage.Het globale budget van 3.390.240 frank wasopgenomen in de begroting omdat er bij debegrotingsopmaak wordt van uitgegaan dat deerkende dagverzorgingscentra aan de subsidievoorwaardenzullen voldoen. Per centrum werdeen krediet van 640.000 frank ingeschreven(500.000 frank fofaitaire werkingskosten engemiddeld 140.000 frank vervoerskosten).Vraag nr. 259van 31 juli 1997van de heer FRANCIS VERMEIR<strong>EN</strong>Productiepremie "Buiten Schot" – WenselijkheidDe <strong>Vlaams</strong>e regering heeft beslist een productiepremievan 20 miljoen toe te kennen aan de NVNJM voor de realisatie van een langspeelfilm.Deze film, getiteld "Buiten Schot", behandelt degebeurtenissen rond de aanslagen gepleegd doorde Bende van Nijvel in de jaren tachtig.Hoewel beschreven als een "politieke thriller", kanmen zich afvragen of de film de gebeurtenissenweergeeft zoals zij zich hebben voorgedaan, of dathet gaat om een fictieve bewerking zonder verwijzingnaar de bij deze aanslagen betrokken personenen de slachtoffers van de schietpartijen.Meent de minister niet dat deze film voor de naasteverwanten van deze slachtoffers een pijnlijkebelevenis zou kunnen betekenen ?Is het de taak van de <strong>Vlaams</strong>e regering om financiëlesteun te verlenen aan een dergelijk project ?Werden waarborgen gevraagd dat de overlevendenvan de aanslagen niet met een nieuw trauma zullenworden geconfronteerd ?AntwoordHet antwoord op deze vraag behoort tot debevoegdheid van de heer Eric Van Rompuy,<strong>Vlaams</strong> minister van Economie, KMO, Landbouwen Media.ANNE <strong>VAN</strong> ASBROECKVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> BRUSSELSE AANGELEG<strong>EN</strong>HED<strong>EN</strong><strong>EN</strong> GELIJKE-KANS<strong>EN</strong>BELEIDVraag nr. 38van 9 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Overheidshulp per telefoon – GehoorgestoordenZie :<strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Gezin en WelzijnVraag nr. 211van 9 juni 1997van mevrouw Riet Van CleuvenbergenBlz. 116AntwoordEen gecoördineerd antwoord wordt verstrekt doorde heer Luc Martens, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur,Gezin en Welzijn.Vraag nr. 41van 8 juli 1997van mevrouw BRIGITTE GROUWELSBruisend Brussel – T-shirttekstOp de nieuwe T-shirts voor de campagne "BruisendBrussel" werd de vroegere tekst "Maar


-137- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Vlaanderen moet van Brussel zijn echte hoofdstadmaken. Daar worden we allemaal beter van" verwijderd.1. Is de minister het niet eens met de inhoud vande boodschap die werd verwijderd ?2. Wat is de motivatie voor de verwijdering ?AntwoordOp vraag van enkele organisatoren van activiteitenin het kader van Bruisend Brussel en ook van eenaantal individuele aanvragers van de T-shirts heb ikeen bestelling gedaan van 1000 T-shirts zonder degenoemde tekst. Daarnaast beschikken we nogsteeds over een groter aantal mét tekst. Men heeftnu de keuze : met of zonder.Het is mijn inziens volkomen begrijpelijk dat sommigenliever met een T-shirt zonder inhoudelijkeslogan rondlopen dan met. De T-shirt zonder detekst is trouwens evenzeer een promotie voor decampagne Bruisend Brussel die de <strong>Vlaams</strong>e aanwezigheidin Brussel wil benadrukken. De <strong>Vlaams</strong>evolksvertegenwoordiger moet hier geen inhoudelijkestellingname mijnerzijds achter zoeken.Vraag nr. 42van 9 juli 1997van de heer LUK <strong>VAN</strong> NIEUW<strong>EN</strong>HUYS<strong>EN</strong>Brusselmuseum – InitiatievenTijdens de hoorzitting met het Overlegcomite van<strong>Vlaams</strong>e Verenigingen werd terzijde de interessantesuggestie geformuleerd om een museum totstand te brengen waar op een objectieve wijze degeschiedenis van de stad Brussel en haar inwonerszou worden uitgebeeld.Dit lijkt mij een erg goed idee, zowel naar de Vlamingenals naar de toeristen toe.Heeft de minister terzake reeds initiatieven genomen?AntwoordIk heb geen initiatieven genomen aangaande demogelijke oprichting van een museum waar degeschiedenis van de stad Brussel en haar inwonerszou worden uitgebeeld. Ik ben immers de meningtoegedaan dat reeds twee musea in Brussel dezefunctie grotendeels vervullen, namelijk Het Broodhuis(museum van de stad Brussel) en het Archiefen Museum van het <strong>Vlaams</strong> Leven te Brussel VZW(AMVB).Het BroodhuisDit museum van de stad Brussel, gevestigd in hetBroodhuis op de Grote Markt van Brussel, werdopgericht in 1884 en voor het publiek toegankelijkgesteld in 1887.Het museum is opgevat als een lesrooster van hetBrusselse verleden en heden, toegankelijk voor allebezoekerscategoriën. Niveau 1 is gewijd aan deplastische en de toegepaste kunsten in Brussel.Niveau 2 toont de stedelijke ontwikkeling, voorgesteldaan de hand van haar verschillende onderdelenzoals groeischema, urbanisme, watervoorzieningen,groene ruimten en dergelijke. Op niveau 3worden de aspecten behandeld van het politieke enbestuurlijke leven, waarbij de rol van Brussel alshoofdstad en de interne werking van de stedelijkeinstellingen worden belicht, het economische, intellectueleen artistieke leven, naast aspecten van desamenleving. Ten slotte komt ook de folklore aanbod.Het Archief en Museum van het <strong>Vlaams</strong> Leven teBrussel VZWDit museum, gevestigd in 1000 Brussel, Visverkopersstraat13/1, werd opgericht in 1977 en kendeeen gestage opgang in zijn cultureel-wetenschappelijkewerking. Het AMVB wordt financieel ondersteunddoor de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap. Op hetbegrotingsprogramma "allerhande initiatieven terbevordering van de <strong>Vlaams</strong>e aanwezigheid in Brussel"heb ik hiervoor in 1996 een bedrag van800.000 frank ingeschreven.De activiteiten en de werking van dit museum zijngesteund op drie pijlers. In dalende volgorde vanbelang zijn dit :– de geschiedenis van de <strong>Vlaams</strong>e figuren en het<strong>Vlaams</strong> sociaal-cultureel leven in Brussel in deloop van de 19de en 20ste eeuw ;– de geschiedenis van de <strong>Vlaams</strong>e Beweging inhet algemeen en specifiek in Brussel ;– de geschiedenis van de stad, waarbij het Brabants-Dietskarakter van de stad wordt belicht.Dit museum geeft tevens een driemaandelijks tijdschrift"Tijdingen" uit, dat fungeert als een mede-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -138-delingenblad voor de Vrienden van het Archief enMuseum van het <strong>Vlaams</strong> Leven te Brussel VZW.Vraag nr. 44van 14 juli 1997van de heer JOS GEYSELSDepartement – AdvocatenZie :Minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en AmbtenarenzakenVraag nr. 245van 14 juli 1997van de heer Jos GeyselsBlz. 19AntwoordEen gecoördineerd antwoord zal worden verstrektdoor de heer Luc Van den Brande, minister-presidentvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister vanBuitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden,Wetenschap en TechnologieB. Vragen waarop werd geantwoord na het verstrijkenvan de reglementaire termijnLUC <strong>VAN</strong> D<strong>EN</strong> BRANDEMINISTER-PRESID<strong>EN</strong>T<strong>VAN</strong> DE VLAAMSE REGERING,VLAAMS MINISTER <strong>VAN</strong> BUIT<strong>EN</strong>LANDSBELEID, EUROPESE AANGELEG<strong>EN</strong>HED<strong>EN</strong>,WET<strong>EN</strong>SCHAP <strong>EN</strong> TECHNOLOGIEVraag nr. 159van 3 juni 1997van de heer JOHAN MALCORPS<strong>Vlaams</strong> Instituut voor Biotechnologie – Genetischgewijzigd voedselRecentelijk werd door het VIB (<strong>Vlaams</strong> Instituutvoor de Biotechnologie) op grote schaal een gedocumenteerdpersbericht verspreid als reactie op de"wereldcampagne tegen genetisch gewijzigd voedsel"gelanceerd door de "Foundation on EconomicTrends" en "The Pure Food Campaign". Het VIBkoos er duidelijk voor om de polemiek aan te gaanmet deze milieu- en consumentenorganisaties.Daarbij werd uitdrukkelijk de verdediging opgenomenvan genetisch gewijzigde soja en maïs. Deinformatie die daarbij werd verstrekt, kan eenzijdigworden genoemd. De ecologische risico’s verbondenaan het uitzetten van transgene planten (deverspreiding van de transgene planten zelf, de uitkruisingmet wilde variëteiten, het gevaar van horizontalegentransfer en vooral het probleem van desnelle opbouw van natuurlijke resistentie) wordennauwelijks behandeld of worden geminimaliseerd.Hetzelfde geldt voor de risico’s verbonden met hetgecombineerd gebruik met pesticiden : die wordenals niet-bestaande voorgesteld.Het heeft er dus alle schijn van dat het VIB zichleent als propaganda-instrument van multinationaleondernemingen die vragende partij zijn voor decommercialisering van genetisch gemanipuleerdeproducten. Nochtans wordt via het VIB een miljard<strong>Vlaams</strong> overheidsgeld naar onderzoek versluisd.1. Is het normaal dat het VIB in haar externe communicatieenkel de belangen van de industrieverdedigt ? Mag van een dergelijk door de overheidgefinancierd instituut niet worden verwachtdat in alle objectiviteit de verschillendeargumenten worden aangegeven en afgewogen?2. Welke initiatieven zijn door het VIB reedsgenomen om invulling te geven aan de begrotingspostvan 20 miljoen bedoeld om het debatte openen over ethische, maatschappelijke, juridischeen socio-economische aspecten van debiotechnologie ? Heeft de minister-presidentzelf reeds initiatieven genomen om een breedmaatschappelijk debat over biotechnologischetoepassingen in de landbouw en de maatschappelijkeaspecten ervan te lanceren ?3. Welke criteria worden aangehouden bij de toekenningvan middelen voor onderzoek, voorprojectmatig onderzoek, voor valorisatiedossiersen voor de stimulansen toegekend via hetBiotech-fonds ? Wordt daarbij rekening gehoudenmet ecologische of maatschappelijke criteria?4. Welk onderzoek wordt op dit ogenblik betaalddoor de <strong>Vlaams</strong>e overheid of door het VIB naarde maatschappelijke en/of ecologische effectenvan biotechnologie ? Welke opvolging is gegevenaan de resultaten (de rapporten) van het<strong>Vlaams</strong> Actieprogramma Biotechnologie ?5. Welke bedrijven zijn vertegenwoordigd in deraad van bestuur van het VIB ? In welke matehebben mensen uit niet-gouvernementele orga-


-139- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997nisaties (ngo’s), bijvoorbeeld van verenigingenvertegenwoordigd in de Milieu- en Natuurraadvan Vlaanderen (MINA-raad), zitting in de raadvan bestuur ? Is de minister-president niet vanoordeel dat een minimale afvaardiging van diekant noodzakelijk is ?AntwoordIn de door de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigergestelde vragen kan onderscheid worden gemaakttussen een aantal impliciete vragen omtrent deecologische risico’s verbonden aan het uitzettenvan transgene planten in het milieu, en anderzijdseen aantal expliciete vragen omtrent het VIB.De impliciete vragen zijn gecentreerd rond :1. de verspreiding van transgene planten ;2. de uitkruising met wilde variëteiten ;3. het gevaar van horizontale gentransfer ;4. het probleem van de snelle opbouw van natuurlijkeresistentie.De hedendaagse gentechnologie maakt het mogelijkom genen te transfereren tussen organismenvan verschillende soorten. Deze soort-overschrijdendeuitwisseling van genetisch materiaal brengtop zich geen nieuwe risico’s met zich mee. Nochtansroept deze nieuwe technologie tal van vragenop. Om hierop een antwoord te formuleren, werdenin het verleden en worden er noch steeds talvan wetenschappelijke studies uitgevoerd dietevens de voor- en nadelen alsook de mogelijkerisico’s van de gentechnologie trachten in te schatten.1. Verspreiding van de transgene plantenTransgene planten worden gemaakt door nieuweerfelijke informatie in te brengen in gewassendie reeds jarenlang worden gebruikt in delandbouw. Planten zoals onder andere koolzaad,maïs en soja werden gedurende vele jaren geselecteerden ingekruist, vooraleer in de landbouwte worden ingeschakeld. Aldus verkrijgt mengewassen die uniform performeren en voldoenaan de hoge eisen van de hedendaagse landbouw(gericht op opbrengst, uitzicht, smaak, ...).De "onkruidachtige" kenmerken zoals bijvoorbeeldte snelle en niet uniforme groei, overwoekeringen andere ongewenste eigenschappenworden zoveel mogelijk tegengeselecteerd. Dergelijkekenmerken treft men vaak aan in devoorlopers van onze huidige cultuurgewassenen leiden in de vrije natuur tot sterkere en beteraangepaste planten. Voor onze huidige landbouwzijn dergelijke kenmerken overbodig. Ophet veld wordt een optimaal microklimaatgecreëerd met voldoende bemesting, geen competitiemet andere planten, additionele watertoevoer,enzovoort. Hierdoor werd het mogelijkom door jarenlange selectie en kruisingengewassen te krijgen die de onkruidachtige kenmerkenhebben verloren, maar optimaal performerenbinnen de huidige landbouw. Zodra dezegewassen (al dan niet transgeen) uit hunbeschermd milieu worden gehaald en bij wijzevan spreken naast het veld terechtkomen(d.m.v. zaadverspreiding bijvoorbeeld), zijn zijtotaal onaangepast om te overleven. Door dejarenlange selectie op kenmerken belangrijkvoor de landbouw, kunnen deze gewassen nietconcurreren met wilde planten die zich al generatieslang specialiseren in het veroveren van devrije natuur.Daarnaast is het totaal onwaarschijnlijk dat hettoegevoegde transgen het "niet-onkruidachtige"landbouwgewas zal omzetten in een alles overwoekerendonkruid.Het toegevoegde gen en zijn functie zijn immersvooraf uitgebreid bestudeerd. Daarbij wordenvoorafgaand aan het vrijgeven van de transgenegewassen, "case-by-case"-controles uitgevoerdwaarbij deze duidelijke eigenschappen zoudenworden opgemerkt.2. Uitkruising met wilde variëteitenSoms wordt ook de vraag gesteld of de nieuwgeïntroduceerde genen niet via uit kruising metwilde variëteiten in de natuur terecht kunnenkomen. Voor sommige gewassen is dit eenterechte vraag, en deze planten worden dan ookaan wetenschappelijke studies onderworpen omaldus de ecologische gevolgen van een potentiëlegentransfer na te gaan. Zo werden verschillendestudies gemaakt die de genverspreidingvanuit transgeen koolzaad naar wilde variëteitennagaan. Hieruit blijkt dat de mogelijkheidnooit kan worden uitgesloten, maar de bewijzentonen aan dat het een zeer zeldzame gebeurteniszou zijn. Beperkende factoren zijn : de fysiekeafstand tussen de ouders, tijdsverschil tussende bloeiperiode, gebruik van specifieke ouderlijnen,specifieke milieucondities. De potentiëlenakomelingen vertonen vaak een verlaagdelevensvatbaarheid en een hoge steriliteit, waardoorze bijna geen kans hebben om te overleven.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -140-Bij steriele gewassen is deze vrees sowieso onterecht.Tevens zijn vele gewassen uitheems (maïs,soja,...) en zijn er in Europa of de VerenigdeStaten geen natuurlijke varianten, zodat uitkruisingonmogelijk wordt. In de loop der jaren werdenook vele landbouwgewassen geselecteerdop een vervroegde bloeiperiode in vergelijkingmet de wilde variëteiten. Door deze tijdsbarrièrewordt kruising eveneens onmogelijk.Referenties :Strickberger, M.W. (1976). Genetics, variouschapters.Baranger, A., Chèvre, A.M., Eber, F., andRenard, M. (1995). Effect of oilseed rape genotypeon the spontaneous hybridization rate witha weedy species : an assessment of transgenedispersal. Theor. Appl. Genet. 91 : 956-963Scheffler, J.A., and Dale, P.J. (1994). Opportunitiesfor gene transfer from transgenic oilseedrape (Brassica napus) to related species. TransgenicResearch 3 : 263-2783. Horizontale gentransferHorizontale gentransfer omvat de transfer vangenetisch materiaal tussen verschillende organismen,soms behorend tot verschillende soorten.Uitwisseling van DNA werd onomstootbaaraangetoond bij verschillende, vaak weinig verwantebacteriën. Wetenschappers zijn het ervandaag nog niet over eens of horizontale gentransferook bij hogere organismen voorkomt :DNA sequentievergelijkingen lijken dit teondersteunen, doch de conclusies zijn vandaagnog niet eenduidig. Bij het totstandkomen vande transgene planten, rees opnieuw de vraag ofhorizontale gentransfer ook optrad van de plantnaar (i) plant-geassocieerde micro-organismentijdens de groei of afsterven van de planten, (ii)micro-organismen in darmen van dier en mensen darmepitheelcellen bij de consumptie vantransgene gewassen.Referenties :Syvanen, M. (1994). Horizontal Gene Transfer :evidence and possible consequences. Annu. Rev.Genet. 28 : 237-261Mazodier, P. and Davies, J. (1991). Gene transferbetween distantly related bacteria. Annu. Rev.Genet. 25 : 147-171Syvanen, M. (1989). Migrant DNA in the microbialworld. Cell 60 : 7-8Horizontale gentransfer naar plant-geassocieerdemicro-organismen in de grondDeze terechte vraag werd onderzocht in verschillendeexperimentele omstandigheden alsookop de proefvelden waarop transgenegewassen werden gegroeid. Hieruit blijkt datDNA tot 2 jaar na het afsterven van de plantenaanwezig kan blijven in de grond. Verschillendestudies werden uitgevoerd door onafhankelijkelaboratoria, maar nooit werd de opname vanDNA door micro-organismen effectief aangetoond.Ook in de experimenten uitgevoerd inverschillende laboratoria bleek het onmogelijkom spontane horizontale gentransfer te detecteren.Deze onderzoeken hebben geleid tot dealgemene conclusie dat horizontale gentransfer,indien het al zal voorkomen, een dergelijk zeldzamegebeurtenis is, dat de verspreiding vantransgeen DNA via deze weg zo goed als onbestaandeis.Referenties :Smalla, K. (1995). Safety of Transgenic Crops.Environmental and Agricultural Considerations.Proceedings of the Basel Forum on Biosafety,BATS Basel, 17 October 1995, 29-34.Smalla, K., Gebhard, F., Van Elsas, J.D., Matzk,A., Schiemann, J. (1995). In : D.D. Jones (ed)Proceedings of the Third International Symposiumon the Biosafety Results of Field Tests ofGenetically Modified Plants and Microorganisms,Monterey California, 13/16 November1994, 157-167.Broer, I., Dröge-Laser, W., Pretorius-Güth, I.-M., Puhler, A. (1994). In : Horizontal GeneTransfer-Mechanisms and Implications. WorkshopJuly, 25-27, 1994. Bielefield, Germany.Schlüter, K., Fütterer, J., Potrykus, I. (1995).Bio/Technology 13, 1094-1098.Horizontale gentransfer naar micro-organismenin onze darmen en darmepitheelcellenOpgenomen plantaardig en dierlijk voedselbevat steeds DNA en ook in bewerkte productenblijft DNA vaak detecteerbaar. Het DNAkan zowel afkomstig zijn van transgene als vanniet-transgene organismen. Alhoewel DNAsoms nog in het verteerde voedsel in de darm


-141- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997kan worden aangetroffen, is ook hier de opnamedoor de aanwezige micro-organismen zogoed als niet-bestaande. Wetenschappers hebbenaangetoond dat DNA sporadisch ook wordtopgenomen door de darmcellen, maar hetvreemde DNA wordt even snel weer geëlimineerden geeft dus ook geen aanleiding tot horizontalegentransfer.4. Opbouw van natuurlijke resistentieVerspreiding van resistentiegenen die in sommigetransgene planten aanwezig zijn via horizontalegentransfer, is op basis van de bovenvermeldeargumentatie zo goed als niet-bestaande.De vrees voor de creatie van antibioticumresistentemensen, of herbicideresistente microorganismen,kan bijgevolg niet door rationeleen wetenschappelijke argumenten wordenondersteund.Indien de transgene plant uitkruist met eenwilde variëteit (hiertoe dient aan een aantalvoorwaarden te zijn voldaan, zie uitkruising metwilde variëteiten), kan in principe het resistentiegenin de natuur terechtkomen, maar deimpact zal zeer klein zijn. Een dergelijk genbiedt immers geen enkel voordeel aan de plant,als die daarvoor geen selectiedruk ondervindt,dit wil zeggen wordt behandeld met het desbetreffendeantibioticum of herbicide. In de laboratoriaworden de transgene organismen metresistentiegenen tegen bijvoorbeeld antibioticaof herbiciden, voortdurend behandeld met hetrespectievelijke antibioticum of herbicide. Dezeselectiedruk is noodzakelijk, zo niet ondervindthet organisme geen voordeel van de aanwezigheidvan het resistentiegen en verliest het dezegenetische informatie. De organismen die geenresistentiegen bevatten, zullen de herbicide- ofantibioticumbehandeling niet overleven. Alduskunnen we aannemen dat indien de plant nietwordt behandeld met het herbicide of antibioticumen dus de selectiedruk niet langer aanwezigis, het resistentiegen in de loop van de tijd zelfsuit de plant zal verdwijnen : spontane mutatiesin het gen zullen niet worden tegengeselecteerden aldus zal het gen tot een inactief stukje DNAworden herleid. Zo ook zullen de transgeneplanten die in extremis in de vrije natuurterechtkomen, na verloop van tijd het resistentiegenverliezen, aangezien zij daar niet onderselectiedruk staan (m.a.w. met het herbicidebespoten worden).Wat de expliciete vragen van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordigerbetreft, kan ik het volgendeantwoorden :1. Gesuggereerd wordt dat het VIB zich leent alseen propaganda-instrument van multinationaleondernemingen. Dit is geenszins het geval. Denota heeft tot doel objectieve wetenschappelijkgefundeerde informatie te brengen over hetonderwerp waarop ik ook in het eerste deel vandit antwoord ben ingegaan.Indien wetenschappelijk gefundeerde gegevenskunnen worden aangebracht die het tegendeelaantonen, wil het VIB die graag analyseren enpubliek verspreiden.2. Het VIB is in 1996 van start gegaan. Gedurendehet eerste werkingsjaar heeft het VIB een programmauitgewerkt voor de besteding van dezebegrotingspost, in de vorm van een TA-conceptnota.Daarin wordt voorgesteld over een periodevan 5 jaar 70 miljoen frank te besteden aanmaatschappelijk onderzoek. Deze nota werddoor de <strong>Vlaams</strong>e regering op 22 april 1996goedgekeurd. Om de publiekvoorlichting en hetdebat op gang te brengen, werd door het VIBop 1 juni 1997 een communicatiemanager aangeworven.Op 1 oktober 1997 treedt ook eenregulatory affairs manager in dienst die tevenszal instaan voor de coördinatie van het maatschappelijkprogramma. Ik plan een hoorzittingin het parlement omtrent biotechnologie in hetnajaar.3. De criteria voor het toekennen van dit soortprojecten is uiteraard afhankelijk van de inhoudervan. De belangrijkste criteria voor het toekennenvan deze projecten zijn kwaliteit en de leefbaarheidvan het voorstel. Uiteraard wordtdaarbij rekening gehouden met ecologische ofmaatschappelijke criteria. Immers, een projectdat ecologisch niet verantwoord is of maatschappelijkniet wordt aanvaard, is niet leefbaar.4. Zoals reeds vermeld in het antwoord op vraag 2voorziet de TA-conceptnota van het VIB in hetopstarten van een grootschalig onderzoeksprogrammanaar de maatschappelijke en/of ecologischeeffecten van de biotechnologie. Volgensde TA-conceptnota wordt een oproep tot indienenvan projectvoorstellen gepland tegen heteinde van 1997 of begin 1998.De onderzoeksthemata waarrond de oproep zalworden gelanceerd, zullen worden bepaald doorde raad van bestuur van het VIB, op advies van


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -142-een klankbordcommissie die is samengesteld uitdiverse geledingen uit de maatschappij. Daaronderbevinden zich zowel vertegenwoordigers uitde maatschappij als TA-deskundigen en biotechnologen.Deze klankbordcommissie zal dediverse actoren betrokken in het veld van debiotechnologie, uitnodigen om in de sector vande biotechnologie de knelpunten te definiërendie in Vlaanderen verder onderzoek behoeven.Daarbij zal de klankbordcommissie uitgaan vande kennis die werd verzameld naar aanleidingvan het <strong>Vlaams</strong> Actieprogramma Biotechnologie.5. Het VIB is een VZW die wordt geleid door eenalgemene vergadering. De algemene vergaderingheeft afgevaardigden van de <strong>Vlaams</strong>e universiteiten,wetenschappelijke instellingen, de<strong>Vlaams</strong>e industrie, de representatieve <strong>Vlaams</strong>ewerknemersorganisaties, de <strong>Vlaams</strong>e industriëlehogescholen en de <strong>Vlaams</strong>e regering. De raadvan bestuur wordt verkozen door de algemenevergadering en werd samengesteld uit de driegrote geledingen die direct betrokken zijn bij deoprichting en operationalisering van het VIB,met name de <strong>Vlaams</strong>e universiteiten, de <strong>Vlaams</strong>eoverheid en de industrie. De industrie heeft 4op de 13 zetels in de raad van bestuur. De nietgouvernementeleorganisaties zullen hun rolkunnen spelen bij het uitwerken en opzettenvan het maatschappelijk programma van hetVIB, meer bepaald zullen de ngo’s door debovenvermelde klankbordcommissie wordenopgeroepen om mee richting te geven aan dethemazetting van de oproep voor het indienenvan projectvoorstellen in het kader van het TAonderzoeksprogrammavan het VIB. Tevens zullende NGO’s onderzoeksprojecten aan het VIBkunnen voorstellen.THEO KELCHTERMANSVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> LEEFMILIEU <strong>EN</strong> TEWERKSTELLINGVraag nr. 254van 30 april 1997van de heer JOHAN MALCORPSToezicht Vlarem – Technische gemeenteambtenarenArtikel 58 van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regeringvan 6 februari 1991 houdende vaststelling van het<strong>Vlaams</strong> Reglement betreffende de Milieuvergunning(Vlarem) bepaalt onder meer dat technischeambtenaren van de gemeente, ongeacht hun statuut,onder bepaalde voorwaarden (bekwaamheidsbewijs,enz.) toezicht kunnen houden op detoepassing van het milieuvergunningsdecreet en deuitvoeringsbesluiten ervan, alsmede op de nalevingvan de milieuvergunning. In een vonnis van 1993werd door een rechter gesteld dat deze ambtenarende eed voor de vrederechter moeten afleggenmet toepassing van artikel 601, 1° van het GerechtelijkWetboek.In antwoord op een parlementaire vraag van deheer Frans Lozie (vraag nr. 78 van 20 oktober1995) stelt de minister van Justitie dat deze materieniet tot zijn bevoegdheid behoort, maar tot debevoegdheid van het <strong>Vlaams</strong> Gewest (Kamer vanVolksvertegenwoordigers, Vragen en Antwoordennr. 74 van 17 maart 1997, blz. 10032 – red.).1. Hoeveel technische ambtenaren zijn in hetkader van artikel 58 al erkend ?2. Moeten deze ambtenaren een eed afleggen ? Zoja, op welke wijze ? Hoeveel hebben die eedafgelegd ?3. Kunnen ook contractueel in dienst zijnde personeelsledenworden erkend als technisch ambtenaar?Antwoord1. Momenteel zijn in het kader van artikel 58 vanVlarem I, 198 technische ambtenaren erkend.2. Op grond van wat in de artikelen 2 en 3 van hetdecreet van 20 juli 1831 betreffende de eedwordt bepaald, moeten alle openbare ambtenarenen alle burgers die belast zijn met een openbaredienst, de bij het genoemde decreetbepaalde eed afleggen alvorens in dienst te treden.De eed moet worden afgelegd voor deoverheid die daartoe door de bestaande wettenwordt aangewezen.Het staat dus vast dat alle categorieën van bijzonderetoezichtsambtenaren die in artikel 58van Vlarem worden vermeld, aan de eedafleggingzijn onderworpen.Noch het milieuvergunningsdecreet, noch VlaremI bevatten evenwel enige bepaling metbetrekking tot de eedaflegging van toezichtsambtenaren.Derhalve moet toepassing wordengemaakt van artikel 601, 1° van het Gerechtelijk


-143- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Wetboek. Dit artikel verleent bevoegdheid aande vrederechter om alle personen te beëdigendie wegens hun ambt en bediening aan dievoorgaande formaliteit onderworpen zijn, in degevallen waarin de wet de beëdigende overheidniet uitdrukkelijk heeft bepaald. De technischeambtenaren van de gemeente, alsmede de overigetoezichtsambtenaren, moeten derhalve deeed afleggen voor de vrederechter van het kantonwaar zij hun ambt uitoefenen of waar zijhun standplaats hebben.De administratie beschikt echter niet overinformatie betreffende het aantal ambtenarendat deze eed reeds heeft afgelegd.3. De contractueel in dienst zijnde personeelsledenkunnen ook worden erkend als technischambtenaar ; in artikel 58, 1° van Vlarem I staatimmers duidelijk vermeld : "ongeacht hun statuut".Vraag nr. 262van 12 mei 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Kringloopcentra – VestigingscriteriaKringloopcentra zijn volop in ontwikkeling. Ideaalis hierbij dat deze centra goed gelegen zijn : voldoendestockruimte en vlotte toegangsmogelijkheden.Bovendien moeten zij aan milieunormen voldoen.1. Zijn er adviezen, richtlijnen, ... van toepassingom de plaats te bepalen waar een kringloopcentrumzich kan vestigen ?2. Wordt er bij het verlenen van subsidies rekeninggehouden met bereikbaarheid, vlotte toegangen milieuomgeving van het kringloopcentrum?3. Kunnen kringloopcentra erkend worden als zein een centrum liggen waar op bepaalde dagende toegang afgesloten wordt voor markten, festiviteiten,... ?Antwoord1. Aan een kringloopcentrum wordt geadviseerdom, indien mogelijk, zich te vestigen in het centrumof zo dicht mogelijk bij het centrum van degemeente. Ook een drukke invalsweg wordtbeschouwd als een goede vestigingsplaats.Een goed bereikbaarheid en een goede liggingbepalen namelijk voor een groot deel de tevredenheidvan de bezoekers.2. Bij het verlenen van de subsidies wordt geenrekening gehouden met de bereikbaarheid, vlottetoegang en milieuomgeving van het kringloopcentrum.Om te kunnen overgaan tot het sluiten van eenovereenkomst dient een kringloopcentrum operationeelte kunnen werken, de gebruikelijkeactiviteiten uit te oefenen en de vereiste structuurte bezitten.3. Bij het sluiten van een overeenkomst wordt ergeen rekening gehouden met het plaatsgrijpenvan festiviteiten en markten waardoor de toegangtot het kringloopcentrum eventueel tijdelijkzou kunnen worden afgesloten.Vraag nr. 268van 14 mei 1997van de heer STEVE STEVAERTBiologische waarderingskaarten – Stand van zaken– ActualiseringIn de jaren tachtig werd, onder de verantwoordelijkheidvan de <strong>Vlaams</strong>e regering, een aanvanggenomen met het op perceelsniveau in kaart brengenvan de ecologische waarde van de bodem inVlaanderen.Deze biologische waarderingskaarten zijn eenbelangrijke ondersteuning bij onder andere debepaling van de ecologische waarde van eengebied, maar worden ook gebruikt bij de toepassingvan het vegetatiebesluit.Er rijzen hierbij echter een aantal problemen :– er zijn nog steeds gebieden in Vlaanderen waarvoorgeen biologische waarderingskaarten zijnopgesteld ;– de eerste kaarten werden, mede onder de tijdsdruk,niet altijd even zorgvuldig opgesteld ;– bepaalde gebieden, zoals militaire domeinen,werden niet ingekleurd op deze waarderingskaarten,alhoewel de biologische waarde vandeze gebieden zeer belangrijk kan zijn ;– door allerhande ingrepen, en ook door natuurlijkeevolutie, zijn de bestaande biologische


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -144-waarderingskaarten op een aantal plaatsen achterhaald.1. Voor welke gebieden in Vlaanderen werden totop heden biologische waarderingskaarten opgesteld?2. Wanneer worden de bestaande kaarten geactualiseerd?3. Worden in de toekomst al de gebieden, ook demilitaire domeinen, opgenomen in de biologischewaarderingskaarten ?Antwoord1. De biologische waarderingskaarten bestaanvoor alle gebieden in het <strong>Vlaams</strong>e gewest, dochalle kaarten werden nog niet gepubliceerd.De ontwerpkaarten zijn wel op het Instituutvoor Natuurbehoud te verkrijgen. De publicatievan de laatste kaarten wordt verwacht in 1999.2. Momenteel gebeurt er een herkartering binnenalle vogelrichtlijngebieden, geelgroene en groenegewestplanbestemmingen, dit wil zeggen allegebieden waarop het vegetatiebesluit van toepassingis. Deze kaarten zullen eind 1997 digitaalbeschikbaar zijn.De nog niet gepubliceerde kaarten zullen in1998 verder stelselmatig worden geactualiseerd.3. De kartering gebeurt voor die gebieden waarvoorde toestemming tot toegang werd verkregen.Vraag nr. 279van 27 mei 1997van mevrouw CECILE VERWIMP-SILLISDuurzame ontwikkeling – Digitale fotografie enplantaardige drukinktVijf jaar na de Rio-conferentie wint de overheidaan geloofwaardigheid op het vlak van het strevennaar duurzame ontwikkeling als ze goede voorbeeldenvanuit de industrie overneemt in haarbeleid.Vandaag de dag schakelt een belangrijk Belgischdistributiebedrijf voor de aanmaak van haar drukwerkvoor het fotograferen van niet-bewegendebeelden over op digitale fotografie (waardoor hetgebruik van fotofilms en chemische productenvoor de ontwikkeling wordt verminderd) en opinkten op basis van een mengsel van plantaardigeoliën (een hernieuwbare grondstof) in plaats vaninkten op basis van petroleum (een niet-hernieuwbaregrondstof).1. Heeft de administratie de opdracht gekregen inde overheidsbestekken voor drukwerk en brochures,rapporten en dergelijke, een optimaalgebruik van digitale fotografie en inkten opbasis van plantaardige oliën in te schrijven ?2. Tegen welke datum zullen deze wijzigingen huneffect kunnen ressorteren ?3. Kan de minister aantonen op welke vlakken inde bestekken van de administratie reeds meerrekening wordt gehouden met de dimensie"bevordering van de duurzame ontwikkeling" ?N.B. :Sinds wanneer zijn in dit opzicht maatregelenvan kracht, en welke ?Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.Gecoördineerd antwoordGezien het technisch karakter van deze problematiek,lijkt het aangewezen dat de <strong>Vlaams</strong>e administratiesen openbare instellingen van de vermeldetechnieken gebruik zullen (laten) maken, wanneerde praktische toepasbaarheid binnen het ministerievan de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap is onderzocht enhieromtrent een algemene aanbeveling is opgesteld.Diverse ministeries, administraties en openbareinstellingen (Cultuur, Gezin en Welzijn, BrusselseAangelegenheden en Gelijke-Kansenbeleid,Economie, Land- en Tuinbouw, Media, Werkgelegenheid,VDAB, OVAM, <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij,<strong>Vlaams</strong>e Maatschappij voor Watervoorziening,<strong>Vlaams</strong>e Landmaatschappij) wijzen er danook op dat zij tot op heden geen opdracht hebbengekregen om in de overheidsbestekken voor hundrukwerk het optimaal gebruik van digitale fotografieen plantaardige inkten in te schrijven.In het algemeen wordt tevens verwezen naar destand van het onderzoek en naar de maatregelendie worden voorbereid in het departement Coördinatievan het ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap,waarvan hierna een overzicht.1. In de overheidsbestekken van de <strong>Vlaams</strong>eadministratie voor drukwerk is de mogelijkheidingebouwd om de teksten en de foto’s op digita-


-145- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997le drager of via elektronische post te bezorgenaan de drukker. Momenteel wordt reeds zestigprocent van het fotomateriaal voor de te drukkenbrochures en folders op elektronische drageraan de betrokken drukkerij bezorgd.In contacten met drukkerijen wordt de nadrukgelegd op het bij voorkeur gebruiken van inktenop basis van plantaardige oliën bij het drukkenvoor het ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.Dit is momenteel echter nog geen contractueleverplichting. Het gebruik van dezemilieuvriendelijke inkten is vrijwel veralgemeendin de interne drukkerijen van het ministerie.De catalogus die het gamma van de investerings-en verbruiksgoederen bevat die de verschillendediensten kunnen bestellen, wordt verspreidvia het interne netwerk naar de aankoopverantwoordelijkenvan de departementen enwordt niet op papier ter beschikking gesteld.Deze catalogus zal uiteindelijk meer dan 1.800verschillende producten bevatten en zou op datogenblik meer dan 3.000 gedrukte pagina’s vertegenwoordigen.Verder bevat deze databankfoto’s van ongeveer 150 centraal aangekochtegoederen. Deze foto’s worden via digitale fotografievervaardigd.2. De vraag naar het gebruik van inkten op basisvan plantaardige oliën en digitale fotografie zalbij het opstellen van nieuwe bestekken wordenveralgemeend. Het effect van deze maatregelenzal geleidelijk te merken zijn naargelang nieuwecontracten worden afgesloten en de oude wordenbeëindigd. Deze lopende contracten hebbenmeestal een duur van een jaar, zodat tijdensde komende twaalf maanden de getroffen maatregelenin werking zullen treden.3. De bestekken van de administratie bevattenreeds een aantal selectiecriteria die de milieuvriendelijkheidvan de aangekochte productenmoeten bevorderen en zo passen in de "bevorderingvan de duurzame ontwikkeling".Zo worden reeds heel wat bureaubenodigdhedenaangekocht die volledig vervaardigd zijn uitgerecycleerde materialen. Alle aangekochtemappen en notablokken zijn vervaardigd uitgerecycleerd papier. Voor 1996 ging het hierover meer dan 1 miljoen mappen en 17.000notablokken. Ook de orders zijn gemaakt uitmilieuvriendelijke materialen. Memoblokken,mementokalenders en de plakbriefjes (‘postits’)zijn volledig gemaakt uit recyclagepapier of-karton.Bij de evaluatie van aan te kopen meubilair entextiel wordt de milieu-impact van de gebruiktematerialen en afwerkingstechnieken beoordeelden in rekening gebracht bij de uiteindelijkekeuze. De gebruikte lakken bij meubilair zijnzoveel mogelijk vrij van organische solventenen geheel vrij van zware metalen. Kledingstukkenvervaardigd uit kunststofvezels wordenalleen aangekocht indien hun specifiek gebruikdit noodzakelijk maakt, bijvoorbeeld bij kledijvoor wegenwerkers en dergelijke.Het energieverbruik van machines en voertuigenwordt nauwkeurig onderzocht om een zolaag mogelijk effect te verkrijgen op het leefmilieuen wordt zo een evaluatiecriterium naast deprijs en kwaliteit van het aangeboden product.De schoonmaakproducten die in de grotegebouwen worden gebruikt zijn maximaalmilieuvriendelijk en op hun gebruik wordtnauwlettend toegezien.Verder worden er methodes ontwikkeld om hetcriterium milieuvriendelijkheid beter tot zijnrecht te laten komen bij overheidsaankopen inhet kader van de reglementering op de overheidsopdrachten.Vraag nr. 285van 30 mei 1997van mevrouw CECILE VERWIMP-SILLISRiolerings- en waterzuiveringsgraad – Doelstellingenen investeringenIn een persbericht van Vlario, een vereniging vanbedrijven en deskundigen uit de afvalzuivering, enin een persartikel van 9 april 1997 waarin de directeurPlanning van Aquafin wordt geciteerd, wordtde alarmbel geluid met betrekking tot de zuiveringvan ons afvalwater.Een aantal van de geciteerde cijfers spreken elkaartegen of zijn dubbelzinnig.1. Vlario stelt dat om tegen 2004 het aantal op hetzuiveringsnetwerk van Aquafin aangeslotenbewoners van 38 % naar 73 % te laten stijgeneen investering nodig is van ruim 91,3 miljardfrank.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -146-Zijn dit enkel investeringen van Aquafin of zijndaar ook gemeentelijke initiatieven bij ?2. Wil men de aansluitingsgraad verhogen van73 % tot 90 %, dan is volgens Vlario 197 miljarden volgens Aquafin 130 miljard nodig. Beidenbaseren zich op cijfers van de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij(VMM). Wat is het correcte cijfer? Gaat het hier enkel om gemeentelijkeinvesteringen ?3. De raming van 130 of 197 miljard van de VMMis gebaseerd op 7.620 km nieuwe gemeentelijkeriolen.Zijn dit kilometers van het gemengd systeem ofrekent men in gescheiden riolering voor afvalenhemelwater ?4. Nog volgens de woordvoerder van Vlario zoudenwe maar resultaten zien in onze waterlopenindien de gemeentelijke investeringen uitgevoerdzijn. In Vlaanderen is het echter zo datmen enkel riolen aanlegt of vernieuwt wanneerde straat wordt vernieuwd.Hoelang zal het, volgens de huidige planning,dan duren vooraleer alle waterlopen voldoendezuiver zijn ?5. Hoeveel procent van de 7.620 km nieuw aan teleggen riolen voor de 130 miljard liggen in landelijkegebieden, namelijk gebieden die op hetgewestplan ingekleurd zijn als landelijk woongebieden landbouwgebied ?6. Hoeveel procent van de huidige gemeentelijkeriolen zijn bruikbaar voor collectering van hetafvalwater ?7. Bij de exploitatie van de zuiveringsinstallatiesdoor Aquafin wordt het slib op verschillendemanieren verwerkt.Welk gedeelte van het slib wordt gebruikt in delandbouw, gestort of verbrand, en tegen welkekostprijs ?AntwoordDe ontwikkeling van de waterzuiveringsinfrastructuurbinnen het <strong>Vlaams</strong>e gewest gebeurt op tweeniveaus. Enerzijds is er de ontwikkeling van debovengemeentelijke infrastructuur, de "bovenbouw",als opdracht decretaal toebedeeld aanAquafin. Anderzijds is er de ontwikkeling van degemeentelijke rioleringsstelsels, de "onderbouw",uit te voeren door de gemeenten.1/2. Bovenbouw – investeringskosten en zuiveringsgraadDe ontwikkeling van de bovengemeentelijkezuiveringsinfrastructuur in Vlaanderen ligt grotendeelsvast. Ongeveer 130 zuiveringsinstallatiesmet bijhorende toevoerleidingen zijn reedsoperationeel. De nog ontbrekende bovengemeentelijkeinfrastructuur is grotendeels opgenomenin de door de minister van Leefmilieugoedgekeurde investeringsprogramma's waarvande uitvoering werd opgedragen aan de NVAquafin (jaarprogramma's 1991 t.e.m. 1997 enhet rollend vijfjarenprogramma 1998-2002).Volgende tabel geeft per investeringsjaar aanwelke bedragen (in miljard frank) voor zuiveringsinstallaties,collectoren, persleidingen enpompstations en prioritaire rioleringen werdengereserveerd. (Tot en met investeringsjaar 1996werd rekening gehouden met de uitvoering vande investeringsprojecten tot op datum van31/07/1996, daarna werd de aangegeven kostprijsgebaseerd op ramingsbedragen uit hetinvesteringsprogramma.)


-147- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Investeringsjaar RWZI Collectoren Prioritaire rioleringen TotaalPS en PL1991 1,4 3,3 2,2 6,91992 2,4 3,8 4,2 10,41993 1,9 3,2 2,7 7,81994 1,9 2,7 1,1 5,71995 1,2 3,3 1,4 5,91996 1,0 3,5 1,5 6,01997 2,0 3,4 1,0 6,41998 0,9 2,6 1,1 4,61999 1,4 3,4 1,1 5,92000-2002 1,0 11,7 3,9 16,6Totaal 15,1 40,9 20,2 76,2De zuiveringsgraad in Vlaanderen is door dereeds uitgevoerde bovengemeentelijke projectentussen 1991 en 1997 gestegen van 29 naar 38%. Vaststaand feit is dat de door <strong>Vlaams</strong>eMilieumaatschappij geconstateerde kwaliteitsverbeteringenvan bepaalde oppervlaktewatersdaarmee verband houden.Het moet echter duidelijk zijn dat het behalenvan de kwaliteitsdoelstellingen maar kan wordengerealiseerd indien bovenbouw en onderbouwin onderlinge overeenstemming wordenuitgevoerd.6. Bruikbaarheid gemeentelijke rioleringEen gedeelte van de gemeentelijke rioleringbevindt zich in zeer slechte staat. Het betrefthier meestal oudere leidingen die minder bruikbaarzijn voor collectering van afvalwater.Om aan deze problematiek tegemoet te komenomvat het reeds eerder vermelde Rio-projectook de mogelijkheid van het subsidiëren vanrenovatieprojecten.Bij gebrek aan voldoende informatie is het echteronmogelijk te ramen hoeveel percent van degemeentelijke riolering in Vlaanderen niet meerbruikbaar is voor collectering.7. Verwerking van slibVoor 1997 wordt de slibproductie geraamd opongeveer 74.000 ton droge stof. Voor de eindafzetwordt uitgegaan van volgende afzetwegen :– landbouw + zwarte grond : 17.000 ton drogestof– thermisch drogen + afzet : 6.000 ton drogestof– verbranden : 23.000 ton droge stof– storten mechanisch ontwaterd slib : 10.000ton droge stof– solidificatie + storten : 18.000 ton droge stofDe budgetprijzen voor de bovenstaande afzetwegenbedragen :– landbouw + zwarte grond : 2.600 fr./tondroge stof– thermisch drogen + afzet : 10.200 fr./tondroge stof– verbranden : 11.000 fr./ton droge stof– storten mechanisch ontwaterd slib : 19.000fr./ton droge stof– solidificatie + storten : 16.000 fr./ton drogestofDe vermelde kostprijzen zijn budgetprijzen diede eindafzetkosten en de milieuheffingen (voorzoverdeze van toepassing zijn) omvatten.Enkel rekening houdende met de goedgekeurdeinvesteringsprogramma's tot en met 2002, lopende investeringskosten voor het uitvoeren van debovenbouw reeds op tot meer dan 76 miljardfrank.Na de uitvoering van deze programma's blijft ernog een bedrag van ongeveer 12 miljard frankte investeren in deze bovenbouw (ramingVMM).


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -148-Het totale pakket van de bovenbouw, te rekenenvanaf 1991, wordt dus geraamd op ongeveer90 miljard frank.Rekening houdende met de bovenvermeldeinvesteringsprogramma's (t.e.m. 2002) en veronderstellendedat de huidige rioleringsgraad nietwijzigt, zal de huidige zuiveringsgraad van 38 %toenemen tot ongeveer 73 %.Een verdere en/of snellere stijging van dit percentageis daarnaast hoofdzakelijk te behalendoor de ontwikkeling van de gemeentelijke rioleringsstelsels.3/5. Onderbouw – investeringskostenNaar aanleiding van de opdracht met betrekkingtot de opmaak van een subsidiëringsprogrammavoor gemeentelijke rioleringen, werddoor de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij in 1996een rudimentaire raming gemaakt van de investeringsbehoefteaan gemeentelijke riolering inVlaanderen.Het aantal kilometer nog aan te leggen rioleringwerd geschat op ongeveer 7.600, rekening houdendemet de uitvoering van de Totale Rioleringsplannen(TRP's). Hierbij werd geen onderscheidgemaakt tussen landelijke en stedelijkegebieden.De eenheidsprijs per lopende meter gemengderiolering werd geraamd op 17.254 fr./m. Hierbijwerd rekening gehouden met :– een gemiddelde diameter van 400 à 500 mm ;– een uitvoering in ongewapend beton ;– een diepteligging van 2 à 3 m ;– het soort wegbedekking in volgende verhouding: 65 % koolwaterstof, 32 % cementbetonen 3 % betonstraatstenen (gegevensgebaseerd op uittreksel van "Data Digest95" uitgegeven door Febiac.) ;– enkelvoudige leidingen.De investeringskosten voor de ontwikkeling vande gemeentelijke riolering kunnen bijgevolggeschat worden op 136 miljard frank.4. Resultaten investeringsbeleid in de waterlopenDe in de vraagstelling geformuleerde uitspraakdat we slechts resultaten zullen zien in onzewaterlopen indien de gemeentelijke investeringenzijn uitgevoerd, dient enigszins te wordengenuanceerd.Vraag nr. 288van 30 mei 1997van de heer FREDDY DE VILDERMilieuverontreiniging Zelzate – HandelwijzeOVAM en VMMDoor de diensten van OVAM (Openbare Afvalstoffenmaatschappijvoor het <strong>Vlaams</strong> Gewest)werd reeds in de periode 1993-1995 aan het bedrijfVFT in Zelzate opgedragen een oriënterend bodemonderzoekte doen. De resultaten van dit onderzoekzijn in het bezit van OVAM en zouden zeerverontrustend zijn.De Zelzaatse burgemeester zei in november getiptte zijn geweest door een anonieme ambtenaar vanOVAM over de zware verontreiniging van hetgrondwater in de omgeving van het bedrijf, enmeer bepaald rondom de gemeentelijke visvijver.Een in opdracht van het college van burgemeesteren schepenen van Zelzate uitgevoerd onderzoekdoor het Labo Van Vooren bevestigde op 3 april1997 deze resultaten.Door de VMM (<strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij)werden in de periode april 1995-maart 1996 BTXmetingenuitgevoerd in de omgevingslucht in Zelzate.Volgens mijn informatie werden de resultatenvan dit onderzoek op 13 februari 1997 overhandigdaan de documentatiedienst van de VMM. Ondankshet feit dat de resultaten alarmerend zijn voor devolksgezondheid – er werden voor benzeen zeerhoge waarden geregistreerd, met maxima tot 155ppb of een daggemiddelde tot 33 ppb – deed deVMM er drie maanden over om het rapport vandeze metingen aan het Zelzaatse gemeentebestuurte bezorgen.Ondertussen diende het bedrijf VFT op 22 november1996 een nieuwe milieuaanvraag in en werd devergunning op 4 april 1997 verleend.1. Waarom dient de gemeente Zelzate via eenanonieme tipgever geïnformeerd te wordenover de resultaten van het bodemonderzoek ?Waarom heeft OVAM deze cijfers niet onmiddellijkpubliek gemaakt ?2. Hoe is het mogelijk dat de VMM er drie maandenover doet om de voor de volksgezondheidalarmerende cijfers (kankerverwekkend benzeenin de lucht) in een rapport te gieten ?3. Waarom worden de onderzoeksresultaten paspubliek gemaakt na het afleveren van de vergunning?


-149- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19974. Waarom maken noch OVAM noch de VMM inhun advies in verband met de vergunningsaanvraagvoor VFT gewag van de in hun bezit zijndeonderzoeksresultaten ?Waarom worden geen bijkomende voorwaardenaan het bedrijf opgelegd ? Op wat is hunbeider gunstig advies zonder voorwaardengestoeld ?5. Kan de minister, rekening houdend met de nubekende resultaten, resultaten daterend vanvoor en tijdens de periode van de vergunningsaanvraag,nu nog bijkomende verplichtingenaan het bedrijf opleggen ?6. Is de minister bereid ook voor het gehalte benzeenin de lucht, en dit naar o.a. Nederlandsvoorbeeld, maximum waarden te laten vaststellen? Deze maximumwaarden ontbreken inVlaanderen.Antwoord1. De OVAM is niet op de hoogte van een anoniemetipgever die de gegevens aan de gemeenteZelzate zou hebben doorgegeven.Anderzijds is het zo dat uit de gegevens die inmei 1996 bij de OVAM beschikbaar waren,blijkt dat er ernstige aanwijzingen zijn dat er opde bedrijfsterreinen van VFT zelf een historischebodemverontreiniging voorkomt die eenernstige bedreiging vormt. Hieruit blijkt echtergeen duidelijkheid over de verspreiding vandeze verontreiniging, noch over het risico voorde omgeving. Een beschrijvend bodemonderzoekis hiervoor nodig. Op basis van de gegevensheeft de <strong>Vlaams</strong>e regering, op voorstel vande OVAM, wel de terreinen van VFT zelf op 4maart 1997 aangeduid als historisch verontreinigdegronden waar bodemsanering moetplaatsvinden (art. 30 van het bodemsaneringsdecreet).Met de uitvoering van het beschrijvendbodemonderzoek is VFT op vraag van deOVAM reeds op vrijwillige basis gestart, zodatgeen aanmaning noodzakelijk is.De OVAM heeft eind september 1996 resultatenvan een eerste fase van beschrijvend bodemonderzoekontvangen. Dit bodemonderzoekvoldoet echter nog niet aan de doelstellingenvan een beschrijvend bodemonderzoek, omdatde verontreiniging nog niet is afgeperkt enomdat er nog geen duidelijkheid bestaatomtrent het risico van de verontreiniging voorde omgeving. De OVAM legt om deze redenbijkomende onderzoeksverrichtingen op.Doordat op basis van het voormelde rapportnog geen beslissing conform het bodemsaneringsdecreetwerd genomen en er ook nog geenduidelijkheid omtrent het risico was, is de eerstefase van het beschrijvend bodemonderzoek nogniet openbaar en kon OVAM deze rapportennog niet ter inzage leggen. De gegevens van hetoriënterend bodemonderzoek dat in opdrachtvan de gemeente Zelzate is uitgevoerd ter hoogtevan de vijver, zijn pas op 24 april 1997 aan deOVAM bezorgd en zijn door de gemeentepubliek gemaakt.2. Op 14 februari 1997 werd een eerste gedruktexemplaar gestuurd aan de gemeente Zelzate,terwijl het documentatiecentrum van de VMMverder instond voor het bijdrukken en het verspreidenvan de rapporten, volgens een bestaandemailinglist van rapporten over luchtverontreiniging.Deze lijst bevat onder meer de verantwoordelijkenvoor de afdelingen Milieuinspectieen Milieuvergunningen van Aminal,de gemeente Zelzate en de Gezondheidsinspectie,aan wie op 14 april 1997 het definitieve rapportwerd overgezonden.De gemeente Zelzate ontving dus reeds infebruari 1997 een eerste exemplaar van het rapport,gevolgd door een tweede in april 1997.3. Niet de OVAM, maar wel de gemeente Zelzateheeft gegevens publiek gemaakt. De resultatendie de gemeente heeft bekendgemaakt, zijnafkomstig uit bodemonderzoeken die werdenuitgevoerd ter hoogte van de visvijver inopdracht van de gemeente Zelzate. Het rapportvan een eerste onderzoek, gebeurd in opdrachtvan de gemeente, is trouwens gedateerd op 3april 1997, één dag voor de aflevering van demilieuvergunning. Deze onderzoeksresultatenheeft de OVAM pas op 24 april 1997 ontvangen.Er kon dus bij de behandeling van de vergunningsaanvraaggeen rekening mee worden gehouden.4. a) De OVAM maakt in haar advies in verbandmet de vergunningsaanvraag voor VFT weldegelijk gewag van de in haar bezit zijndeonderzoeksresultaten. De gegevens uit oriënterendebodemonderzoeken die werden uitgevoerdin het kader van het bodemsaneringsdecreet,zijn geen belemmering voor het verkrijgenvan een milieuvergunning, temeerdaar het op basis van de vermelde gegevens


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -150-gaat om een historische bodemverontreiniging.Bij de voorwaarden die in de nieuwevergunning worden opgelegd, wordt ervan uitgegaandat zeker geen verdere verontreinigingoptreedt.4. b) Het advies van de VMM werd verleend opbasis van de eigen meetresultaten in de omgevingsluchtvoor het jaar 1994-1995 en de resultatenvan de emissiemetingen aan de verschillendegeleide bronnen van het bedrijf die alsbijlage aan de vergunningsaanvraag warentoegevoegd en bevestigd in de emissiejaarverslagenvan 1994-1995.Hieruit bleek dat de emissieconcentraties vandeze bronnen conform de voorwaarden warenopgelegd in bijlage 4.4.2. – Algemene emissiegrenswaardenvoor lucht van Vlarem II. Hetbedrijf maakte in de loop van 1994 een saneringsrapportop waarin voor de belangrijkstebronnen maatregelen werden voorgesteld diezouden leiden tot een vermindering van deluchtverontreiniging. De uitvoeringstermijnenzijn gesitueerd in de periode eind 1994, 1995en 1996. Ook in 1997 werden nog enkele kleineingrepen gepland. De verlaging van deemissies moet ongetwijfeld ook een verlagingvan de omgevingsconcentraties met zich meebrengen,die dan ook verwacht werd vanaf1996. Aangezien het rapport 1995-1996 nogniet beschikbaar was tijdens de behandelingvan de milieuvergunningsaanvraag, kon ookgeen rekening met de resultaten erin vermeld.5. a) In het kader van het bodemsaneringsdecreetkunnen, gelet op het besluit van 4 maart 1997van de <strong>Vlaams</strong>e regering, steeds bijkomendeverplichtingen aan VFT worden opgelegd. DeOVAM kan echter pas aan het bedrijf opleggenom over te gaan tot het opstellen van eenbodemsaneringsproject als het beschrijvendbodemonderzoek volledig is afgerond. Hetbeschrijvend bodemonderzoek is momenteellopende in opdracht van VFT. Zodra ditbeschrijvend bodemonderzoek bij de OVAMbeschikbaar en nagezien is, zal de OVAM degepaste maatregelen opleggen. Er werden welreeds voorzorgsmaatregelen aan het bedrijfopgelegd. Deze zijn ook meegedeeld aan degemeente Zelzate en aan de provincie Oost-Vlaanderen.5. b) Op dit ogenblik is een beroepsprocedurelopende tegen het besluit van de bestendigedeputatie van de provincie Oost-Vlaanderenvan 3 april 1997 waarbij aan het bedrijf eennieuwe vergunning werd verleend. Conformde Vlarem-reglementering zal het dossier tijdensdeze procedure opnieuw worden onderzocht.6. In Nederland wordt sedert 1992 een grenswaardevan 10 µg/m 3 gehanteerd, en een richtwaardevan 5 µg/m 3 . Inzake normen wil ik verwijzennaar de EU-richtlijn 96/62/EG die voor 12 prioritaireluchtverontreinigende stoffen (waaronderbenzeen) dringend nieuwe doelstellingenwil uitwerken. Inzake benzeen dienen uiterlijktegen 31 december 1997 door de Commissievoorstellen voor de vaststelling van grenswaardenbij de Raad te worden ingediend.Anderzijds heb ik een Commissie voor de Evaluatievan het Milieubeleid (CEM) opgericht.Een van de werkgroepen van de CEM heeftonder meer tot taak na te gaan of de huidigewetgeving inzake milieukwaliteitsdoelstellingenvoor de lucht dient te worden aangepast ofgewijzigd. Binnen deze werkgroep zal wordenonderzocht om in de <strong>Vlaams</strong>e wetgeving debestaande Nederlandse normen voor benzeenover te nemen, namelijk een grenswaarde van10 µg/m 3 als jaargemiddelde.Ten slotte wijs ik erop dat het jaargemiddeldevan de benzeenconcentratie in Zelzate van 1april 1995 tot 31 mei 1996 2,2 ppb of 7,15 µg/m 3bedroeg en de Nederlandse grenswaarde van 10µg/m 3 dus niet werd overschreden.Vraag nr. 300van 9 juni 1997van de heer PIETER HUYBRECHTSIllegale rubberafvalstorten – Ambtshalve saneringOp een aantal locaties in Vlaanderen liggen grotehoeveelheden rubberafval en afvalbanden illegaalopgeslagen. De minister heeft onlangs beslist omdrie dossiers – onder meer BVBA Montulet enNV BRC – aan te pakken en er de rubberafvalstoffenambtshalve te laten verwijderen doorOVAM (Openbare Afvalstoffenmaatschappij voorhet <strong>Vlaams</strong> Gewest). De totale kostprijs van deverwijdering bedraagt 604,5 miljoen frank.BVBA Montulet uit Sint-Truiden en NV BRC uitAntwerpen werden echter in 1996 failliet verklaard.


-151- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 19971. Hoeveel bedraagt de kostprijs voor de verwijderingvan de rubberafval van beide failliete firma’s?2. Kunnen de kosten aan de vervuilers wordendoorgerekend ?3. Zijn er nog plaatsen in Vlaanderen waar afvalbandenen rubberafval illegaal opgeslagen liggen?Antwoord1. De geraamde kostprijs voor de drie projectenbedraagt 604,5 miljoen frank (incl. alle kosten).Hiervan is 326.693.269 frank nodig om de afvalstoffenvan de NV BRC, en 210.000.000 frankom de afvalstoffen van de BVBA Montulet opte ruimen. Het resterende bedrag, 67.806.731frank, is bestemd voor het derde project (VanGeneugden uit Genk).2. Alle beschikbare procedurele en administratievemaatregelen werden genomen lastens de vervuilersmet het oog op een maximale recuperatievan de kosten.In geval van faillissement heeft de OVAM geenprioriteit wat het vereffenen van de resterendeschulden betreft en wordt de OVAM bij de lijstvan schuldeisers gevoegd.3. Er zijn inderdaad nog plaatsen in het <strong>Vlaams</strong>egewest waar afvalbanden en rubberafval illegaalzijn achtergelaten, echter niet in een dergelijkemassale vorm als in de reeds genoemde projecten.In eerste instantie wordt gezocht naar deverantwoordelijke, om hem/haar ertoe aan tezetten zelf in te staan voor de verwijdering vande afval.Vraag nr. 305van 11 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Vossenbestrijding – DierenvergiftigingNiet alleen honden worden soms vergiftigd, delaatste tijd wordt een groot aantal vergiftigdevogels in de vogelopvangcentra binnengebracht. Inde krop van de vogels worden hoge concentratiesgif – zoals strychnine – gevonden. Ook bij hondenworden dergelijke producten gevonden.Uit onderzoek blijkt dat dit gif – via het gebruikvan een lokaas – bedoeld was voor de vossen.1. Is de minister op de hoogte van de toename vandeze vergiftigingen ?2. Wordt er opgevolgd welke vogels of andere dierenvergiftigd worden ? Wat zijn de resultatenper provincie ? Wat werd met deze onderzoeksresultatengedaan ?3. Welke sancties zijn er mogelijk wanneer vogelsof andere dieren duidelijk vergiftigd worden ?4. Wat waren in 1995 en 1996 de resultaten van desancties in elke provincie ?5. Is de aangroei van vossen werkelijk een probleemin Vlaanderen ? In welke regio’s ?6. Heeft de aangroei van het vossenbestand mogelijknegatieve gevolgen voor de volksgezondheid?7. Welke acties zijn het meest verantwoord bij eenproblematische toename van het vossenbestand? Worden die uitgevoerd ?Antwoord1. Mijn administratie beschikt over onvoldoendegegevens om met zekerheid te kunnen sprekenvan een toename van het aantal vergiftigingen ;de problematiek is dit voorjaar wel ruim aanbod gekomen in de media, zo onder meer na devergiftiging van een tiental buizerds in de streekvan Maldegem.2 en 3. In de gevallen die bij mijn administratiebekend zijn, gaat het voornamelijk om vergiftigderoofvogels. Het gebruik van gifstoffen wordtdoor artikel 19 van het Jachtdecreet bestraftmet geldboetes van 20.000 tot 40.000 frank.4. Er zijn geen gevallen bekend waarbij de daderop heterdaad werd betrapt, zodat dus steedsproces-verbaal (PV) tegen onbekenden wordtopgemaakt. Nader onderzoek levert over hetalgemeen weinig op, zodat de parketten dezePV's systematisch seponeren.5. Momenteel wordt in mijn opdracht een wetenschappelijkonderzoek gevoerd naar de vos inVlaanderen. Zo wordt de verspreiding en densiteitvan de vos onderzocht, evenals de populatie-dynamischefactoren die hieraan ten grond-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -152-slag liggen. Een derde luik van het onderzoekbetreft een monitoring inzake mogelijkebesmetting van de vos met de vossenlintworm(Echinococcus multilocularis).Uit voorlopige resultaten blijkt alvast dat devossenpopulatie de laatste 15 jaar sterk is uitgebreiden dat de vos nu nagenoeg in heel het<strong>Vlaams</strong>e gewest voorkomt. De vos beperkt zichhierbij niet alleen tot het platteland, maar komtook meer en meer voor in de voorstedelijkegebieden, waar veelal voldoende groen en voedsel(afval, pluimvee) beschikbaar is. Veel pluimveehoudersen jagers zijn niet gelukkig metdeze sterke toename ; natuurbeschermersnemen veeleer een positieve houding aan.6. In het raam van het voormelde onderzoek werdenin de loop van dit jaar honderd vossenkadaversonderzocht op de aanwezigheid van de vossenlintworm.De parasitologische analyse toondeaan dat de vossenlintworm met zekerheidvoorkomt in het zuidwestelijk gedeelte van het<strong>Vlaams</strong>e gewest, nabij de taalgrens. Van deonderzochte kadavers bleken er immers tweepositief te zijn die afkomstig waren van datgebied.Ook in het Waalse gewest, en dan vooral in deprovincie Luxemburg, komt deze parasiet voor.De vos kan deze lintworm opnemen door heteten van besmette knaagdieren. Het gevaarbestaat dat ook mensen op een of andere wijzeeitjes van deze lintworm opnemen. Net als bijknaagdieren kan de zich uit het eitje ontwikkeldelarve een gezwel veroorzaken in de lever ofandere organen, waardoor deze niet meer normaalgaan functioneren en er ziekteverschijnselenoptreden. De medische behandeling vanpatiënten bestaat uit chemotherapie en chirurgie,maar is niet zeer succesvol, zodat er eenhoog risico is op dodelijke afloop. Daarom ishet belangrijk infectie bij mensen te voorkomendoor preventieve maatregelen.7. Mijn administratie bereidt een folder over devossenlintworm voor die bestemd is voor diedoelgroepen die een risico kunnen lopen, metname de jagers, de wandelaars en de natuurliefhebbers.Hierin zullen een aantal voorzorgsmaatregelenworden opgesomd. De folder zalonder meer via de gemeentelijke bibliothekenworden verdeeld.Wegens het mogelijk gevaar voor de volksgezondheidwerd reeds op 15 juli 1997 door debevoegde diensten een persmededeling verspreidwaarin deze problematiek aan bodkwam. Het tijdschrift Knack wijdde in zijn editievan 16 juli 1997 een artikel aan de vossenlintworm.Vraag nr. 310van 19 juni 1997van de heer PATRICK HOSTEKINTVDAB-gebouw – GevelreclameIn Vlaanderen is het niet ongebruikelijk dat aanoverheidsgebouwen reclame wordt aangebrachtvoor privé-ondernemingen. Een bestaand voorbeeldis het beschilderen van de zijmuren van eenberoepsopleidingscentrum van de <strong>Vlaams</strong>e Dienstvoor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding(VDAB) met reclameboodschappen voor eenbouwonderneming. Dit roept de vraag op of hiermeede neutraliteit van de betrokken overheidsinstellingniet in het gedrang komt.1. Kan deze praktijk geen aanleiding geven totbetwistingen over de neutraliteit en onafhankelijkheidvan – in casu – de VDAB ?Leidt dit anderzijds niet tot een zekere rivaliteittussen diverse bedrijven om ook dergelijkegunstmaatregel te kunnen genieten ?2. Is het toegelaten en/of wenselijk dat er op eenoverheidsgebouw, eigendom van de <strong>Vlaams</strong>eGemeenschap, een of andere vorm van reclameten behoeve van een privé-firma wordt aangebracht?Bestaat daar een regeling over ?Antwoord1. Het beroepsopleidingscentrum waarna de<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger verwijst, is hetgebouw in Roeselare-Beveren, Wijnendaelestraat.Dit is de enige VDAB-vestiging waar een zogenaamde"reclame ten behoeve van een privéfirma"is aangebracht. Aan de zijgevel en in devoortuin van voornoemd complex is een duidelijkzichtbaar bord aangebracht waarop staatvermeld : "Trainingscentrum Pottelberg". Opdeze manier wordt naambekendheid gegevenaan een succesvol opleidingsinitiatief voor dakdekkers.Het betreft een samenwerkingsprojecttussen de VDAB, de bouwsector en de NVKoramic, met als doelstelling via opleiding het


-153- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997prangend tekort aan geschoolde dakdekkersweg te werken. Werkzoekenden, werknemers enwerkgevers behoren tot de doelgroep.Gezien dergelijke opleidingsformule past binnende decretale opdracht van de VDAB engezien de ruime inbreng van de NV Koramic alsopleidingspartner, meent de dienst dat de identificatievan dit centrum door middel van bovenvermelde tekst verantwoord is, zonder dat deneutraliteit of onafhankelijkheid van de VDABin het gedrang komt. In dergelijk geval kan erbezwaarlijk sprake zijn van een "gunstmaatregel".De inbreng door de firma in de opleidingskostenwordt door de dienst dan ook meer danvoldoende geacht om de publicitaire waarde tecompenseren.Het jaarverslag van de VDAB met betrekkingtot het werkingsjaar 1996 beschrijft overigensop pagina 66 (kopie als bijlage) deze succesvollesamenwerking.2. Bij gebrek aan een aparte reglementering voorhet aanbrengen van publiciteit specifiek opoverheidsgebouwen gelden de algemene voorschriftenterzake, inzonderheid wat aanplakkenen reclame maken betreft.(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het secretariaatvan het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst SchriftelijkeVragen – red.)Vraag nr. 312van 19 juni 1997van de heer JOS STASS<strong>EN</strong>Gemeentelijke milieudiensten – Toezichthoudendambtenaar en politieBinnen het milieuconvenant wordt ook aandachtbesteed aan de ontwikkeling van de gemeentelijkemilieudiensten. Het beschikken over een toezichthoudendambtenaar is in dit kader een belangrijkelement. In diverse gemeenten kunnen we ookvaststellen dat binnen het politiekorps een verantwoordelijkewordt aangesteld voor milieudossiers.Op deze manier beschikt een gemeente over meerdereambtenaren, binnen verschillende dienstendie milieudossiers opvolgen en verbaliserend kunnenoptreden.We mogen stellen dat de milieudienst logischerwijzeover de meest actuele en complete informatiebeschikt om de dossiers op te volgen. Maar in depraktijk hanteren gemeenten een hiërarchie, waarbijde politie in eerste instantie dient op te tredenin milieuzaken en de toezichthoudend ambtenaarenkel ter beschikking is voor het geval de politieniet in de mogelijkheid is om op te treden. Dergelijkeinterpretatie door de gemeenten kan ertoe leidendat een toezichthoudend ambtenaar, eenbelangrijke functie binnen het milieubeleid, geenenkel proces-verbaal – in feite niets meer dan eenofficiële vaststelling – opmaakt.1. Is er volgens de minister een hiërarchische verhoudingtussen politie en toezichthoudendmilieuambtenaar inzake optreden in milieudossiers?2. Is het bewust niet verbaliserend laten optredenvan de toezichthoudend milieuambtenaar doorde gemeentelijke overheid in overeenstemmingmet de verantwoordelijkheden en taken die deminister aan die ambtenaren wenst toe te vertrouwen?3. Op welke manier dient de verhouding tussenpolitie en toezichthoudend milieuambtenaargestructureerd te zijn om de eerste betrokkenenin staat te stellen te beschikken over actuele envolledige informatie om de controlerende enverbaliserende taak correct uit te voeren ?Antwoord1. Er is geen hiërarchische verhouding, wat hunbevoegdheid in de milieuhandhaving betreft,tussen de politie en de gemeentelijke ambtenaardie belast is met het toezicht op de leefmilieuwetgeving.2. Het initiatief om verbaliserend op te tredengaat uit van de milieuambtenaar zelf die, inzoverre hij over al zijn bevoegdheden beschiktom op te treden als toezichthoudend ambtenaar,volgens artikel 29 van het strafwetboekertoe verplicht is om bij elke vaststelling vaneen milieubedrijf een proces-verbaal van overtredingop te maken.3. Het is de opdracht en de bevoegdheid van deburgemeester om het gemeentelijke handhavingsapparaatte structureren en te sturen methet oog op een efficiënte en effectieve handhavingvan de leefmilieuwetgeving.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -154-WIVINA DEMEESTER-DE MEYERVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> FINANCI<strong>EN</strong>, BEGROTING <strong>EN</strong>GEZONDHEIDSBELEIDVraag nr. 96van 9 juni 1997van de heer JOS GEYSELSLease-in-lease-out-transactie Liefkenshoektunnel –AdviesvergoedingOnlangs werd door het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> het ontwerpvan decreet houdende de machtiging aan de<strong>Vlaams</strong>e regering tot toekenning van de gewestwaarborgvoor de lease-in-lease-out of soortgelijketransactie van de Liefkenshoektunnel (Stuk 612(1996-1997)) goedgekeurd. Deze financiële operatiewerd voorbereid en begeleid door de firmaPetercam.Kan de minister informatie verschaffen over devergoeding die de betrokken firma in het kadervan die financiële operatie heeft ontvangen ?Op welke manier werd die vergoeding berekend ?AntwoordDe financiële transactie voor het toekennen vaneen tot 140 miljoen dollar beperkte gewestwaarborgwaaraan het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> goedkeuringverleende, werd door de NV Tunnel Liefkenshoekafgesloten op 23 mei 1997.Zoals meegedeeld aan het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> zijnde co-contractanten aan de Amerikaanse zijdeNations Bank en Wachovia Bank. De ganse operatiewerd medio mei 1996 opgestart na marktonderzoekdoor Petercam en de Gewestelijke Investeringsmaatschappijvoor Vlaanderen (GIMV).Petercam trad bij deze transactie op in de rol vangemandateerd adviseur van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap,in samenspraak met de GIMV, organisatorvan deze operatie vanuit haar beheersmandaatover de NV Tunnel Liefkenshoek.Alle transactiekosten worden – zoals overigens aanhet <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> meegedeeld – afgerekendbinnen de operatie, en beïnvloeden het nettoresultaatvoor het <strong>Vlaams</strong> Gewest niet verder. De kostenhebben dan ook geen enkele invloed op debegroting. Het uiteindelijk nettovoordeel, datonmiddellijk wordt uitbetaald aan de NV TunnelLiefkenshoek en wordt doorgestort aan het<strong>Vlaams</strong> Gewest, zal plusminus 7,52 % bedragenvan een transactiewaarde van 379 miljoen dollar.Tegen de dollarkoers bij closing betekent dit plusminus970 miljoen frank. De totale transactiekostenworden geschat op plusminus 2,8 miljoen dollar.Als belangrijke kosten kunnen worden vermeld :US-advies equity investorsUS-advies defeasanceschattingsverslagUS-advies NV Tunnel LiefkenshoekHunton & WilliamsDavis PolkDeloitte & TouchDe Bandt & VanHeckeDeze kosten behelzen tevens de (zeer hoge) verzekeringspremiesdie onder meer de Amerikaanseadvocaten moeten betalen ingeval er rond hunlegal opinion in de loop der tijd fiscale problemenzouden ontstaan.Aan Petercam, die haar fee moet verdelen met deGIMV, werd momenteel nog geen enkele vergoedinguitgekeerd, omdat alle transactiekosten voorafmoeten bekend zijn ter vastlegging van het uiteindelijknettovoordeel. Nadien zal van dit voordeel24 miljoen frank als succesfee worden uitgekeerd.Voor deze transactie was onder meer eenno-cure-no-pay-structuur overeengekomen waarbij,ingeval de transactie zou worden afgeslotenmet een opbrengst lager dan 470 miljoen frank,geen fee zou worden betaald. Ten laste van dezevergoeding zijn onder meer de kosten die doordiverse advocaten/specialisten werden gedaan omhet <strong>Vlaams</strong> Gewest te adviseren over deze Amerikaansetransacties, zoals onder meer het kantoorStibbe & Simont, KPMG, ... evenals alle out of pocketexpenses die bij dit soort transacties onvermijdelijkhoren. Voor het gedeelte van de opbrengstboven de 550 miljoen frank zal, gespreid over deperiode 1998 tot 2006, een jaarlijkse vergoedingworden betaald, te verdelen tussen Petercam en deGIMV, die afhankelijk wordt gesteld van ondermeer volgende voorwaarden :– het nettovoordeel blijft ongewijzigd en wordtniet beïnvloed door welke risico's ook ;– het niet uitwinnen van de gewestwaarborg ;– de uiteindelijke transactiewaarde ;– de huurbetalingen.In de momenteel bekende veronderstellingen komtdit neer op ongeveer 7 miljoen frank per jaar, tebetalen door de NV Tunnel Liefkenshoek uit deopbrengst van de deal.


-155- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997Volledigheidshalve moet ik melden dat voor hetverlenen van de gewestwaarborg aan de transactiehet <strong>Vlaams</strong> Gewest reeds 28.344.050 frank ontving.LEO PEETERSVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> BINN<strong>EN</strong>LANDSE AANGELEG<strong>EN</strong>HED<strong>EN</strong>,STEDELIJK BELEID <strong>EN</strong> HUISVESTINGVraag nr. 163van 9 juni 1997van de heer PIETER HUYBRECHTSRituele slachtingen – Naleving wetgevingEen aantal <strong>Vlaams</strong>e gemeenten heeft tijdens hetlaatste islamitisch Offerfeest rituele thuisslachtingentoegestaan. Nochtans zijn rituele slachtingen inprivé-woningen principieel verboden.1. Welke gemeenten hebben de wet overtredendoor rituele thuisslachtingen toe te staan ?2. Welke maatregelen neemt de minister tegendeze gemeenten ?AntwoordIn mijn opdracht werd door de provinciegouverneurseen onderzoek uitgevoerd over de problematiekvan de rituele slachtingen.Uit dit onderzoek is gebleken dat de provincialeoverheden nergens zijn overgegaan tot opvragingvan beslissingen van gemeentebesturen over dezeproblematiek. De termijn om op te treden in hetkader van het toezicht is derhalve verstreken.Een eventueel optreden in het kader van het toezichtvindt per definitie na de feiten plaats en heefthier de facto weinig zin.In casu gaat het evenwel om een jaarlijkse gebeurtenis.Belangrijk is dan ook om naar de toekomsttoe klaarheid te scheppen en duidelijke afsprakente maken. Daarom heb ik beslist een overleg teorganiseren over deze problematiek met allebetrokkenen en in samenwerking met het Centrumvoor Gelijkheid van Kansen.II. <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> WAAR<strong>VAN</strong>DE REGLEM<strong>EN</strong>TAIRE TERMIJNVERSTREK<strong>EN</strong> IS <strong>EN</strong> WAAROPNOG NIET WERD GEANTWOORD *(Reglement artikel 77, 6)LUC <strong>VAN</strong> D<strong>EN</strong> BRANDEMINISTER-PRESID<strong>EN</strong>T<strong>VAN</strong> DE VLAAMSE REGERING,VLAAMS MINISTER <strong>VAN</strong> BUIT<strong>EN</strong>LANDSBELEID, EUROPESE AANGELEG<strong>EN</strong>HED<strong>EN</strong>,WET<strong>EN</strong>SCHAP <strong>EN</strong> TECHNOLOGIEVraag nr. 170van 19 juni 1997van de heer FRANCIS VERMEIR<strong>EN</strong>Stichting Flanders Technology – Raad van bestuur,kapitaal, werkingAan de Stichting Flanders Technology Internationalwerd de uitvoering toevertrouwd van de beslissingom "Technopolis" in Mechelen te vestigen.1. Wie heeft de beslissing tot oprichting ervangenomen ? Wanneer is de oprichtingsakte verschenenin het Belgisch Staatsblad ?2. Wie zijn de leden van de raad van bestuur ?Vertegenwoordigen zij enkel zichzelf, of moetenzij worden beschouwd als vertegenwoordigersvan diverse organisaties en verenigingen ?3. Over welk kapitaal beschikte de stichting bijhaar oprichting ? Door wie werden deze financiëlemiddelen ter beschikking gesteld ? Inwelke mate kan zij rekenen op subsidies van de<strong>Vlaams</strong>e regering en wat is het bedrag dat reedsdoor haar ter beschikking werd gesteld van destichting ?4. Welke zijn buiten de oprichting van Technopolisde andere manifestaties waaraan door de stichtingwordt deelgenomen of waarvan zij het initiatiefneemt of heeft genomen ?* datum van afsluiting : 16/9


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -156-5. Met welke criteria werd bij de samenstellingvan de raad van bestuur van de stichting rekeninggehouden ? Werd daarbij ook gezorgd vooreen pluralistische samenstelling ?WIVINA DEMEESTER-DE MEYERVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> FINANCI<strong>EN</strong>, BEGROTING <strong>EN</strong>GEZONDHEIDSBELEIDTHEO KELCHTERMANSVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> LEEFMILIEU <strong>EN</strong> TEWERKSTELLINGVraag nr. 304van 11 juni 1997van de heer JOHNNY GOOSBaggerspeciestort Wervik – MilieuDoor de <strong>Vlaams</strong>e regering werd op 13 maart 1997een vergunning verleend om een monostortplaatsvoor baggerspecie met een capaciteit van 200.000m 3 te exploiteren in Wervik, meer bepaald in hetgehucht Laag Vlaanderen.Hierover blijft bij heel wat mensen ernstige ongerustheidbestaan en wel om de volgende redenen :– de Vlarem II-bepalingen inzake slibstorten zijnniet voldoende streng en laten toe dat ookzwaar verontreinigde baggerspecie zal wordengestort wat, mede gelet op de geplande nabestemmingvan het gebied als natuurontwikkelingsgebied,ontoelaatbaar is ;– inzonderheid de concentratie aan cadmiumverbindingenis in sommige baggerspecie veel tehoog ;– dit houdt ook een gevaar voor de volksgezondheidin ;– het gebied is opgenomen in het ontwerp van deGroene Hoofdstructuur voor Vlaanderen en inhet gemeentelijk natuurontwikkelingsplan enmoet dus worden ontwikkeld tot een volwaardigdeel van de ganse eco-infrastructuur van deGrensleie.Welke initiatieven heeft de minister genomen omde bestaande ongerustheid bij de plaatselijkebevolking over deze kwestie weg te nemen ?Vraag nr. 98van 11 juni 1997van mevrouw RIET <strong>VAN</strong> CLEUV<strong>EN</strong>BERG<strong>EN</strong>Interculturele bemiddeling gezondheidszorg –Structurele oplossingenDe interculturele bemiddeling in de gezondheidszorgheeft in Vlaanderen een hele evolutie doorgemaakten is er een vaste waarde geworden. Deminister verklaarde herhaaldelijk hiervan eenvoorstander te zijn.Door een federaal experiment dat allicht ook in1998 doorloopt, zijn in een aantal ziekenhuizenbemiddelaars ingeschakeld. Voor de anderegezondheidsvoorzieningen is per provincie in eenpool van bemiddelaars voorzien. Hiervoor is de<strong>Vlaams</strong>e minister voor Gezondheidsbeleid verantwoordelijk.Tot einde 1997 is dit project toegekend.Dit is echter geen structurele oplossing voor eennoodzakelijke dienstverlening. De projecten voldoenimmers aan behoeften. Zo worden deze interculturelebemiddelaars systematisch ingeschakeldin allerlei preventiecampagnes in gemeenten waarveel migranten wonen. zij bereiken erg gemakkelijkmigrantenvrouwen, die op hun beurt een sleutelrolvervullen in de gezondheidszorg van hungezin, familie, buurt, ...De onzekerheid over het voortbestaan van debemiddelaars – zowel bij organisatoren als bij hetpersoneel – is echter nefast voor dergelijke projecten.Werd er reeds onderzocht hoe men tot een structureleoplossing kan komen voor interculturelebemiddeling in de gezondheidszorg ?Heeft men een idee van het budget dat daarvoorjaarlijks zal nodig zijn ?


-157- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997III. <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong> WAAR<strong>VAN</strong>DE REGLEM<strong>EN</strong>TAIRE TERMIJNVERSTREK<strong>EN</strong> IS METT<strong>EN</strong> MINSTE TI<strong>EN</strong> WERKDAG<strong>EN</strong><strong>EN</strong> DIE OP VERZOEK<strong>VAN</strong> DE VRAAGSTELLER WERD<strong>EN</strong>OMGEZET IN MONDELINGE <strong>VRAG<strong>EN</strong></strong>(Reglement artikel 77, 4)WIVINA DEMEESTER-DE MEYERVLAAMS MINISTER<strong>VAN</strong> FINANCI<strong>EN</strong>, BEGROTING <strong>EN</strong>GEZONDHEIDSBELEIDVraag nr. 54van 1 juni 1997van mevrouw YOLANDE AVONTROODTProstaatkankeronderzoek in Antwerpen – Werkwijze– FinancieringZie :Handelingen Plenaire Vergadering nr. 51van 7 juli 1997Blz. 97-99


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -158-REGISTERNr. Datum Vraagsteller Onderwerp Blz.L. <strong>VAN</strong> D<strong>EN</strong> BRANDE, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Buitenlands Beleid, EuropeseAangelegenheden, Wetenschap en Technologie159 03.06.1997 J. Malcorps <strong>Vlaams</strong> Instituut voor Biotechnologie – Genetisch gewijzigd voedsel . . . . . 138162 09.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Overheidshulp per telefoon – Gehoorgestoorden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1163 09.06.1997 F. Vermeiren Technopolis – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1164 11.06.1997 P. Huybrechts Technopolis – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3166 11.06.1997 L. Van Nieuwenhuysen <strong>Vlaams</strong>e vertegenwoordiging in Litouwen – Stand van zaken . . . . . . . . . 4168 12.06.1997 L. Van Nieuwenhuysen Voorlichting internationale pers – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 170 19.06.1997 F. Vermeiren Stichting Flanders Technology – Raad van bestuur, kapitaal, werking . . 155172 25.06.1997 C. Decaluwé Centra voor collectief onderzoek – Subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5173 26.06.1997 F. Vermeiren Openbare diensten – Vestigingsplaats – Investering in gebouwen . . . . . . 6189 07.07.1997 G. Cardoen Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen – Publicatiepeil . . . . . . . . . . . . . . . . . 6190 07.07.1997 M. Olivier Code van goed nabuurschap – Regio Nord-Pas-de-Calais . . . . . . . . . . . . 7197 14.07.1997 E. Van Vaerenbergh Ambtsgebied fiscale diensten – Taalgebieden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8201 17.07.1997 H. Suykerbuyk Verdrag van Amsterdam – Bevoegdheden gemeenschappen en gewesten 8L. <strong>VAN</strong> D<strong>EN</strong> BOSSCHE, minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken211 09.06.1997 P. Huybrechts Schooldagen tussen 1-8 mei – Doktersattesten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9214 09.06.1997 G. Vanleenhove Stichting <strong>Vlaams</strong>e Schoolsport – Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10216 09.06.1997 J. De Meyer Deeltijds kunstonderwijs – Bekwaamheidsbewijzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11218 11.06.1997 F. Vermeiren Kinesitherapie-opleiding – SERV-advies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12220 19.06.1997 C. Vandenbroeke Europese Scholen – Betrokkenheid – Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13223 23.06.1997 F. Creyelman Openbaarheid van bestuur – Registratie van de verzoekschriften . . . . . . . 15226 25.06.1997 M. Doomst Vervoerskosten onderwijspersoneel – B-tourrailkaart . . . . . . . . . . . . . . . . 16227 25.07.1997 M. Doomst Examens SO – Inzagerecht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17230 26.06.1997 M. Olivier Leegstaande schoolgebouwen – West-Vlaanderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17238 08.07.1997 R. Van Cleuvenbergen Beroepsonderwijs – Poetshulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18245 14.07.1997 J. Geysels Departement – Advocaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 onbeantwoord gecoördineerd antwoord


-159- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997T. KELCHTERMANS, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Tewerkstelling254 30.04.1997 J. Malcorps Toezicht Vlarem – Technische gemeenteambtenaren . . . . . . . . . . . . . . . . . 142262 12.05.1997 R. Van Cleuvenbergen Kringloopcentra – Vestigingscriteria . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143268 14.05.1997 S. Stevaert Biologische waarderingskaarten – Stand van zaken – Actualisering . . . 143 279 27.05.1997 C. Verwimp-Sillis Duurzame ontwikkeling – Digitale fotografie en plantaardige drukinkt . 144285 30.05.1997 C. Verwimp-Sillis Riolerings- en waterzuiveringsgraad – Doelstellingen en investeringen . . 145288 30.05.1997 F. De Vilder Milieuverontreiniging Zelzate – Handelwijze OVAM en VMM . . . . . . . . 148295 09.06.1997 S. Becq Territoriaal werkgelegenheidspact – Proefprojecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20296 09.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Zwemvijvers – Gezondheidsinspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21298 09.06.1997 S. Stevaert Voeren – Waterzuiveringsinfrastructuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21299 09.06.1997 S. Stevaert Waterbeheersingswerken – Limburg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22300 09.06.1997 P. Huybrechts Illegale rubberafvalstorten – Ambtshalve sanering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150303 11.06.1997 L. Cannaerts Rio-projecten – Erelonen Aquafin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 304 11.06.1997 J. Goos Baggerspeciestort Wervik – Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156305 11.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Vossenbestrijding – Dierenvergiftiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151306 11.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Composteringssubsidies – Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24309 12.06.1997 P. Huybrechts Dijlestorten Leuven – Ambtshalve verwijdering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27310 19.06.1997 P. Hostekint VDAB-gebouw – Gevelreclame . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152311 19.06.1997 F. Dewinter Bestemmingswijziging "smeerpijp" – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . 27312 19.06.1997 J. Stassen Gemeentelijke milieudiensten – Toezichthoudend ambtenaar en politie . 153313 19.06.1997 C. Verwimp-Sillis Lichtvervuiling – Lighting Balloon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28314 19.06.1997 J. Malcorps Inrichtingen voor verwerking van afvalstoffen – Afstandsregels . . . . . . . . 29317 24.06.1997 J. Maes Blankaartbekken (IJzervallei) – Waterpeilbeheersing . . . . . . . . . . . . . . . . 30318 24.06.1997 J. Maes Het Westbroek (Lo-Reninge, Vleteren) – Sluizen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31320 25.06.1997 G. Raskin VDAB – Niet-ingevulde vacatures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31323 26.06.1997 J. Caubergs Schapen in woongebied – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32325 26.06.1997 J. Geysels VDAB-computers – Aankoop- en onderhoudscontracten . . . . . . . . . . . . . 33326 26.06.1997 J. Geysels VDAB-communicatiestrategie – Werkwijze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35327 27.06.1997 J. Goos Grensoverschrijdende waterlopen – Vervuiling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36334 02.07.1997 G. Raskin Wegwerpluiers – Preventie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36339 08.07.1997 G. Raskin Arbeidsmarktbehoeften – Informatici . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37342 08.07.1997 D. Ramoudt VDAB Werkinformatiesysteem – Werkgelegenheidseffect . . . . . . . . . . . . 38355 14.07.1997 J. Geysels Departement – Advocaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40360 14.07.1997 F. Strackx <strong>Vlaams</strong>e Maatschappij voor Watervoorziening – Benoeming bestuurder 40 onbeantwoord gecoördineerd antwoord


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -160-W. DEMEESTER-DE MEYER, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid54 01.06.1997 Y. Avontroodt Prostaatkankeronderzoek in Antwerpen – Werkwijze – Financiering . . 15796 09.06.1997 J. Geysels Lease-in-lease-out-transactie Liefkenshoektunnel – Adviesvergoeding . . 154 98 11.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Interculturele bemiddeling gezondheidszorg – Structurele oplossingen . . 15699 12.06.1997 C. Van Eyken Diensten voor gemeenten met speciale taalregeling – Organisatie . . . . . . . 41100 19.06.1997 B. Vandendriessche Aanvullende erkenningsnormen ziekenhuizen – Onderlinge afstand . . . . 42103 24.06.1997 J. Caubergs St.-Franciscusziekenhuis Heusden-Zolder – Mortuariumbeheer . . . . . . . 43109 03.07.1997 R. Van Cleuvenbergen Regeringsbesluit ziekenhuiserkenning – "Geneesheer" . . . . . . . . . . . . . . . 44110 08.07.1997 Y. Avontroodt Hepatitis B-preventie – Rol van de huisartsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45111 08.07.1997 Y. Avontroodt Hepatisis C-preventie – Beleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45113 09.07.1997 R. Van Cleuvenbergen Centra voor geestelijke gezondheidszorg – Kindermishandeling . . . . . . . 47121 31.07.1997 N. Maes Maastrichtnorm – Begrotingsimplicaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47E. BALDEWIJNS, <strong>Vlaams</strong> minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening336 16.05.1997 J. Sauwens Kruispunt Haagstraat/Henrylaan Dilsen-Stokkem – Veiligheid . . . . . . . . 48381 09.06.1997 F. Vermeiren Heraanleg N8 Brussel-Ninove – Inspraak en coördinatie . . . . . . . . . . . . . 49383 11.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Zwerfvuilcampagne – Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50384 11.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Arbeidsherverdeling bij overheidsdiensten – Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . 51385 12.06.1997 C. Van Eyken Diensten voor gemeenten met speciale taalregeling – Organisatie . . . . . . . 51386 12.06.1997 P. Huybrechts N36 Gentsesteenweg/Bavikhoofsestraat – Openstelling . . . . . . . . . . . . . . . 51388 19.06.1997 D. Ramoudt Kusttram – Frequentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52389 19.06.1997 D. Ramoudt Eeuwfeest elektrische tram – Initiatieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53390 19.06.1997 D. Ramoudt Investeringen voor buslijnen regio Brugge – Verantwoording . . . . . . . . . 53391 19.06.1997 L. Van Nieuwenhuysen Brusselpoort Mechelen – Bereikbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54392 19.06.1997 L. Van Nieuwenhuysen Recreatieproject Sint-Amands – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55393 19.06.1997 V. Dua Reglementering weekendverblijven – Concordantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55394 19.06.1997 J. Geysels <strong>Vlaams</strong>e Wegentelefoon – Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56395 23.06.1997 L. Van Nieuwenhuysen Netebrug Waversesteenweg Lier – Afwerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57396 23.06.1997 E. Matthijs Schipdonkkanaal Eeklo-Zomergem – Verbredingsplannen . . . . . . . . . . . 58397 24.06.1997 J. Sauwens Industriegronden Dienst voor de Scheepvaart – Verkooprecht . . . . . . . . . 58398 24.06.1997 V. Dua Afrit A17 Torhout – Afwerking – Overbrugging Keibergstraat . . . . . . . 59399 24.06.1997 V. Dua Strand Knokke-Heist – Plannen voor zwembad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60400 25.06.1997 G. Raskin Stedenbouwwetgeving en procedures Raad van State – Advocatenkosten . . 60401 25.06.1997 C. Decaluwé Algemene bouwverordening voetpaden – Consequenties . . . . . . . . . . . . . 62403 26.06.1997 M. Cordeel Onderhoudswerken N16 Temse – Uitvoeringstermijn . . . . . . . . . . . . . . . . 62404 26.06.1997 C. Verwimp-Sillis Mobiliteitsconvenants – Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63405 26.06.1997 E. Van Vaerenbergh Graffiti – Schade – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 onbeantwoord gecoördineerd antwoord


-161- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997406 26.06.1997 J. Demeulenaere Gewestgronden langs Plassendalevaart – Verhuring . . . . . . . . . . . . . . . . . 66407 27.06.1997 J. Coens Fietspaden – Investeringen – Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67409 02.07.1997 J. Sauwens Verkeerslichtenbeïnvloeding – Investering en onderhoud – Antwerpen . 68411 02.07.1997 C. Decaluwé Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen – Afbakening stedelijke gebieden . 68412 03.07.1997 L. Van Nieuwenhuysen Voeren – Bouwvergunningen (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69413 03.07.1997 G. Raskin Ring Leuven – Snelheidsbeperking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70414 03.07.1997 F. Dewinter Magneetkaartenbestelling De Lijn – Toewijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70415 03.07.1997 L. Van Nieuwenhuysen Aanvulling gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse – Groenegordelpolitiek . . 71416 03.07.1997 E. Van Vaerenbergh Verkeersremmers – Reglementering – Controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72417 03.07.1997 E. Van Vaerenbergh Verkeersveiligheid – <strong>Vlaams</strong>-Brabant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72418 07.07.1997 E. Matthijs "Koppelingsgebied" – Draagwijdte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73419 07.07.1997 R. Van Cleuvenbergen Taalgrensoverschrijdend openbaar vervoer – Reizigersinformatie . . . . . . 74420 08.07.1997 P. Lachaert Bouwdossiers – Vertragingselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75421 08.07.1997 P. Lachaert Geplande snelwegverbinding Merksem-Wommelgem – Stand van zaken 76422 08.07.1997 D. Ramoudt Werken zeedijk Oostende – Gevolgen voor horeca . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77424 08.07.1997 W. Beysen Geluidsschermen – Behoefteanalyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78425 08.07.1997 W. Beysen Middenbermbos E19 – Kostprijs – Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79426 08.07.1997 C. Decaluwé N36 Roeselare – Spoorvorming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80427 08.07.1997 C. Decaluwé Departement LIN – Interne audits . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80428 08.07.1997 C. Decaluwé Verkeerstellingen – Kortrijk-Roeselare-Tielt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82429 09.07.1997 G. Raskin Ring Leuven – Onderhoud door gemeente . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84430 09.07.1997 J. Malcorps Merkemveld (Zedelgem) – Weekendverblijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84431 09.07.1997 J. Malcorps Industriegebied Sint-Elooi II Zedelgem – Ontsluiting en uitbreiding . . . . 85432 09.07.1997 R. Van Cleuvenbergen De Lijn – Rolstoelgebruikers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87433 10.07.1997 A. Van Aperen Weegbrug E19 Meer – Bereikbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87435 10.07.1997 E. Van Vaerenbergh Steenweg op Aalst (Opwijk) – Verkeersveiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88436 10.07.1997 E. Van Vaerenbergh Bushokjes – Vandalisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88437 10.07.1997 E. Van Vaerenbergh N208 Denderleeuw-Affligem – Verkeersveiligheid (2) . . . . . . . . . . . . . . . . 89438 10.07.1997 G. Raskin Schoolabonnementen De Lijn – Korting grote gezinnen . . . . . . . . . . . . . . 89440 14.07.1997 J. Geysels Departement – Advocaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90441 14.07.1997 J. Caubergs Vliegveld Sanicole (Leopoldsburg) – Stedenbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91445 15.07.1997 L. Van Nieuwenhuysen Gewestoverschrijdend openbaar vervoer – Taalgebruik . . . . . . . . . . . . . . 91446 15.07.1997 R. Van Cleuvenbergen Albertkanaal – Zondagvaart (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92447 17.07.1997 H. Suykerbuyk Verkeerslichten – Onderhoud en zichtbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93448 17.07.1997 J. Sauwens Autosnelwegen – Wegdekmateriaal (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93451 24.07.1997 J.-M. Bogaert Sasmeestershuis Dampoortsas Brugge – Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . 93452 31.07.1997 D. Van Mechelen Haven Antwerpen – Verrebroekdok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94 onbeantwoord gecoördineerd antwoord


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997 -162-455 31.07.1997 A. Denys Vliegshows – Betrokkenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95457 31.07.1997 F. Vermeiren Geluidshinder luchthavens – Meetwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95463 01.08.1997 J. Penris Objectieve aansprakelijkheid bij rampen – Financiële reserves . . . . . . . . . 96E. <strong>VAN</strong> ROMPUY, <strong>Vlaams</strong> minister van Economie, KMO, Landbouw en Media132 09.06.1997 J. Sauwens NV Mijnen – Leningen aan gemeenten en KRC Genk . . . . . . . . . . . . . . . . 96133 09.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Overheidshulp per telefoon – Gehoorgestoorden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98134 09.06.1997 P. Huybrechts Economische overheidssteun – Informatie-cd-rom . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98138 19.06.1997 C. Vandenbroeke <strong>Vlaams</strong> trekpaard – Erkenning – Subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98139 23.06.1997 L. Van Nieuwenhuysen Euro-diskette – Kostprijs advertentiecampagne . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99140 23.06.1997 F. Creyelman <strong>Vlaams</strong>e Audiovisuele Raad – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100141 25.06.1997 G. Raskin Warmtekrachtkoppeling – Iveka-experiment . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100142 30.06.1997 L. Van Nieuwenhuysen Actieplan <strong>Vlaams</strong>e Rand – Nederlandstalig karakter bedrijventerreinen . 101143 30.06.1997 L. Van Nieuwenhuysen Actieplan <strong>Vlaams</strong>e Rand – Streekplatformen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102144 30.06.1997 L. Van Nieuwenhuysen Actieplan <strong>Vlaams</strong>e Rand – BRTN-teletekstinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . 103147 02.07.1997 C. Decaluwé BRTN Boodschappen van algemeen nut – Criteria – Overzicht . . . . . . . 103153 17.07.1997 F. Dewinter NV Astrid Plaza Antwerpen – Expansiesteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106164 12.08.1997 N. Maes Haveninvesteringen – Samenwerkingsvoorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . 107L. PEETERS, <strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting163 09.06.1997 P. Huybrechts Rituele slachtingen – Naleving wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155164 11.06.1997 J. De Roo Verdeelsleutels <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij – Gent-Eeklo . . . . . . 107165 11.06.1997 M. Vanderpoorten Wervingsreserves uit examencommissies met politici – Geldigheid . . . . . . 110167 11.06.1997 E. Van Vaerenbergh Gewestoverschrijdende intercommunales – Stand van zaken . . . . . . . . . . 110170 19.06.1997 W. Aers Rituele slachtingen – Naleving wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112171 26.06.1997 F. Vermeiren Studienamiddag binnenlands bestuur – Opkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112174 26.06.1997 M. Keulen Interleuven-evenement voor gemeenteraadsleden – Toelaatbaarheid . . . . 112179 30.06.1997 L. Van Nieuwenhuysen Actieplan <strong>Vlaams</strong>e Rand – Sociaal grondbeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113180 02.07.1997 L. Van Nieuwenhuysen Adressenbestand nieuwe Brusselse Vlamingen – Bevoegdheid . . . . . . . . . 113182 07.07.1997 E. Van Vaerenbergh Voeren – Heffing Franse Gemeenschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114187 14.07.1997 J. Geysels Departement – Advocaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114191 31.07.1997 L. Van Nieuwenhuysen Voeren – Lidmaatschap VVSG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114193 31.07.1997 D. Lootens-Stael Personeelsadvertentie Wezenbeek-Oppem – Taalwetgeving . . . . . . . . . . . 115 onbeantwoord gecoördineerd antwoord


-163- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 1 – 2 oktober 1997L. MART<strong>EN</strong>S, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Gezin en Welzijn199 26.05.1997 B. Vandendriessche Behandeling individuele OCMW-dossiers – Confidentialiteit . . . . . . . . . . 115 211 09.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Overheidshulp per telefoon – Gehoorgestoorden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116213 11.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Arbeidsherverdeling bij overheidsdiensten – Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . 120215 12.06.1997 C. Van Eyken Diensten voor gemeenten met speciale taalregeling – Organisatie . . . . . . . 120216 19.06.1997 G. Raskin Beschermde monumenten – GSM-antennes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121221 23.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Historische steden – Steun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122223 23.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Jeugdwerkbeleidsplan – Definitieve afrekening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123225 25.06.1997 G. Raskin Nieuwe spelling in het onderwijs – Kosten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123228 26.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Palliatieve zorg – Invulling palliatieve functie rusthuizen . . . . . . . . . . . . . 124229 26.06.1997 P. Desmet Brandveiligheidsnormen serviceflats – Concordantie – Bevoegdheid . . 125230 26.06.1997 J. Stassen Getijdenmolen Rupelmonde – Restauratieproject . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125232 27.06.1997 G. Raskin Buitenschoolse kinderopvang – "Voorkeursbehandeling" . . . . . . . . . . . . 126233 27.06.1997 S. Becq Vaccinaties – Beleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127237 30.06.1997 L. Van Nieuwenhuysen Actieplan <strong>Vlaams</strong>e Rand – Taalkennis en taalgebruik dienst 100 . . . . . . . 131242 09.07.1997 G. Raskin Erkenningscriteria culturele centra – Rand – Plattelandsgemeenten . . . . 131243 10.07.1997 J. Stassen Dag van het Orgel – Subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133244 14.07.1997 J. Geysels Departement – Advocaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134245 14.07.1997 F. Creyelman Topsportersstatuut – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134251 17.07.1997 R. Van Cleuvenbergen Dagverzorgingscentra voor bejaarden – Subsidievoorwaarden . . . . . . . . 135259 31.07.1997 F. Vermeiren Productiepremie "Buiten Schot" – Wenselijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136A. <strong>VAN</strong> ASBROECK, <strong>Vlaams</strong> minister van Brusselse Aangelegenheden en Gelijke-Kansenbeleid38 09.06.1997 R. Van Cleuvenbergen Overheidshulp per telefoon – Gehoorgestoorden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13641 08.07.1997 B. Grouwels Bruisend Brussel – T-shirttekst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13642 09.07.1997 L. Van Nieuwenhuysen Brusselmuseum – Initiatieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13744 14.07.1997 J. Geysels Departement – Advocaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 onbeantwoord gecoördineerd antwoord

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!