12.07.2015 Views

Zoogdieren van West-Europa - Zoogdierwinkel

Zoogdieren van West-Europa - Zoogdierwinkel

Zoogdieren van West-Europa - Zoogdierwinkel

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

4Molmuis-hoop met jonge herik-plantjes.Foto Jeroen <strong>van</strong> der Kooijannua waren opgekomen. Blijkbaarkonden deze akkeronkruiden in dedichte grasmat niet genoeg licht enruimte krijgen om tot ontwikkeling tekomen, maar op de kale aarde <strong>van</strong> dehopen konden ze dat wel.Om na te gaan of er inderdaad eenverband bestond tussen de molmuizenen de akkeronkruiden moesten we hetaantal molshopen op het perceel vergelijkenmet dat <strong>van</strong> vorig jaar. Gegevenshierover ontbraken echter. Gelukkigkonden we een vergelijking maken meteen naburig perceel, dat een overeenkomstigeontwikkeling heeft doorgemaakt,maar waar niet dezelfde plotselingetoename <strong>van</strong> akkeronkruidenplaatsgevonden heeft. Helaas werden demolshopen bij de eerste maaibeurt vereffendzodat we ze in geen <strong>van</strong> beidepercelen konden tellen. Daarom beslotenwe de gaten te tellen, waardoorheende molmuis de losgegraven aardeomhoog werkt (Reichstein 1982), plusde dieren die bij de eerste maaibeurtwaren omgekomen (zie verderop).Hierbij namen we aan, dat deze beidegegevens in direkt verband zoudenFiguur 1. Bedekking <strong>van</strong> akkeronkruiden in het molmuisperceel.sinds de braaklegging90,----------------------------------------,807060~ 50~ 40.cil 302010oL-~----~~------~----------~--~~~1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993staan met het aantal molmuishopen. Degaten en de dode molmuizen telden wena de eerste maaibeurt, door enkeleproefvlakken (samen 8000 m 2 ) af tespeuren. Dit leverde 1390 gaten en 46dode dieren per hectare op voor het'molmuisperceel' en 840 gaten en 9.3dode dieren per hectare voor het naburigeperceel.Deze gegevens steunden onze stelling,dat de toename <strong>van</strong> de akkeronkruidenveroorzaakt werd door een toename<strong>van</strong> de molmuizen, die door het blootleggen<strong>van</strong> de aarde ideale groeiomstandighedenvoor akkeronkruiden schiepen.De molmuis vertraagde hiermeedus de beoogde ontwikkeling naar eensoortenrijk schraal grasland.Waarom was het aantal hopen in hetnaburig perceel nu veel lager? Dat ligtwaarschijnlijk aan het verschil inbodem. In het naburige perceel ligt eenlaag <strong>van</strong> slechts enkele decimeters lösswaarin zich losse stukken kalk bevindenop de ondergrond <strong>van</strong> kalksteen. In hetmolmuisperceel daarentegen ligt meerdan een meter pure löss op de kalklaag.De bovenlaag <strong>van</strong> het naburige perceelis dus steniger en droger (kalk is ergwaterdoorlatend!), wat voor een graverals de molmuis een belemmering kanvormen. Bekend is dat molmuizen eenvoorkeur voor vochtige gronden vertonen(Wieland 1973).RandeffectBij het afspeuren <strong>van</strong> de proefvlakkenkwamen we tot de ontdekking, dat hetaantal molmuisgaten naar het midden<strong>van</strong> de percelen toe eerst een stijgenden vervolgens een willekeurig verloopvertoont (figuur 2). Dit bleek voor alledrie de onderzochte percelen het gevalte zijn. We vroegen ons af, wat hier<strong>van</strong>de oorzaak kon zijn. We kwamen totvolgende hypotheses:- de dieren worden in de randen verdrongen(of gegeten) door anderediersoorten, die in de aanliggendebermen leven- de bodem aan de rand <strong>van</strong> de akkeris voor graven minder geschikt- de voedselsituatie in de akkerrandenis minder geschikt.De vegetatie in de bermen is nogalheterogeen, zowel laag als hoog. Er zijnbeschaduwde en geëxponeerde bermen.In de verschillende bermen leven duswaarschijnlijk ook verschillende diersoortenin uiteenlopende aantallen. Ditmaakt het onwaarschijnlijk dat deinvloed <strong>van</strong> deze dieren op de molmui-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!