Dit brengt ons bij de vraag hoe de economische ontwikkeling gedurende de huidige opgaande conjunctuur zich verhoudttot die in vergelijkbare eerdere periodes. In figuur 3.3 wordt de (geraamde) ontwikkeling van het bbp-volume, derelevante wereldhandel, de particuliere consumptie, de bedrijfsinvesteringen, de overheidsbestedingen en hetwerkloosheidspercentage (nationale definitie) in de periode 2008-2012 vergeleken met die in drie eerdereovereenkomstige perioden.Wat opvalt, is dat de (voorziene) bbp-groei in de periode 2008-2012 meer lijkt op een wortelteken dan op een V. Deeconomische groei in de jaren <strong>2011</strong> en 2012 blijft naar verwachting achter bij de groei in vergelijkbare jaren gedurendeeerdere conjuncturele opgangen, vooral bij die uit de jaren tachtig en negentig. Dit laatste lijkt niet te liggen aan eenminder gunstige ontwikkeling van de relevante wereldhandel (en daarmee van de uitvoer) of de particuliere consumptie.Het zijn vooral de overheidsbestedingen en bedrijfsinvesteringen die destijds een grotere groeibijdrage leverden.In historisch opzicht is er iets bijzonders aan de hand met de overheidsbestedingen. Gemiddeld bedroeg de groeibijdragevan de overheidsbestedingen in de periode 1970-2009 0,6%-punt per jaar. In de periode 2010-2012 bedraagt degecumuleerde bijdrage aan de bbp-groei van de overheidsbestedingen naar verwachting 0,1%-punt, oftewel gemiddeld0% per jaar. Sinds het begin van deze analyse in 1970 is er geen periode van 3 jaar geweest waarin deze groeibijdrage zogering was. De kleinste gecumuleerde bijdrage in een driejaarsperiode tot nu toe was 0,8%-punt, te weten in 1983-1985,1995-1997 en 2003-2005. Hierbij moet wel worden aangetekend dat het in 2009 juist de overheidsbestedingen zijngeweest die met een groeibijdrage van 1,2%-punt hebben voorkomen dat de krimp van het bbp-volume nog groter zouzijn. Die conjuncturele schraging vanuit de overheidsbestedingen was aanzienlijk groter dan tijdens de recessiejaren 1982en 1993 en ook wat groter dan in 2002. Het volume van de overheidsbestedingen is inclusief zorguitgaven, die gestaagdoorgroeien.De relatief lage groeibijdrage van de overheidsbestedingen kan worden toegeschreven aan de negatievevolumeontwikkeling van de materiële overheidsbestedingen (consumptie en investeringen) en de krimp van dewerkgelegenheid bij de overheid. De kredietcrisis heeft een zodanig groot gat geslagen in de overheidsfinanciën, dat ervoor gekozen is relatief sterk op de overheidsuitgaven te bezuinigen. In bovenstaande analyse wordt overigens slechtseen deel hiervan zichtbaar in de relatief geringe groeibijdrage van de overheidsbestedingen. Een ander deel van hetbeleid om de overheidsfinanciën weer op orde te krijgen komt tot uitdrukking in overdrachten (waaronder dezorgtoeslag) en lastenverzwaringen. De gevolgen daarvan voor de bbp-groei worden zichtbaar in de bijdrage van departiculiere consumptie aan de economische groei.Bedrijven komen het sterkst uit de strijdHet reële inkomen van een land, oftewel de nationale koek, hangt niet alleen af van de hoeveelheid goederen endiensten die binnenslands worden geproduceerd, maar ook van het verschil tussen de in- en de uitvoerprijs en vanhoeveel inkomsten naar het buitenland vloeien en hoeveel inkomsten het land binnenstromen. Anders gezegd, de groeivan het reële netto nationaal inkomen (nni) wordt bepaald door de bbp-groei, de verandering van de externe ruilvoet endoor de verandering van het saldo primair. 22 De twee laatstgenoemde factoren verklaren waarom in 2009 het reëelnationaal inkomen met 6,3% afnam, terwijl het productievolume met 3,9% kromp. De uitvoerprijs daalde in dat jaar nogharder dan de invoerprijs, terwijl de uit het buitenland ontvangen primaire inkomsten harder terugliepen dan de doorNederlandse ondernemingen aan het buitenland betaalde primaire inkomsten. De forse verbetering van datzelfde saldoprimaire inkomens zorgde ervoor dat in 2010 de reële inkomensgroei (4,6%) juist hoger uitkomt dan de productiegroei(1,7%). In de ramingsjaren ontlopen de ontwikkelingen van het inkomens- en productievolume elkaar naar verwachtingniet veel.22 In de analyse van de „nationale koek‟ wordt de zogenoemde individualiseerbare overheidsconsumptie, die vooral bestaat uit uitgaven voorzorg en onderwijs, toegerekend aan gezinnen, omdat die daarvan rechtstreeks profiteren. Daarnaast wordt het winstinkomen toegerekendaan bedrijven. Voor een nadere toelichting op deze analyse, zie blz. 92 van het <strong>Centraal</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Plan</strong> 2006.46
In het crisisjaar 2009 leverde de overheid verreweg het meest in, wat tot uitdrukking kwam in een scherpe verslechteringvan het EMU-saldo, van +0,6% bbp in 2008 naar -5,4% bbp in 2009 (zie figuur 3.4, links). Ook het bedrijfsleven moestinkomensverlies incasseren, wat gepaard ging met een afname van de winsten. Opmerkelijk is dat gezinnen hun aandeelin de nationale koek juist wisten te vergroten. De werkgelegenheid nam weliswaar af, maar dit werd ruimschootsgecompenseerd door een stijging van het aantal uitkeringsgerechtigden, van de individualiseerbare (en aan gezinnentoegerekende) overheidsconsumptie en van de gemiddelde koopkracht voor gezinnen.Vorig jaar kwam de vergroting van de nationale koek meer dan volledig terecht bij het bedrijfsleven, doordat deverbetering van het saldo primaire inkomens (met ruim 14 mld euro) vooral bij bedrijven neersloeg en hunwinstgevendheid een sterk herstel vertoonde. Hierbij dient wel te worden aangetekend dat bedrijven niet alleen in 2009maar ook in 2008 een grote veer hebben moeten laten. Wat bedrijven in die jaren verloren maakten ze in 2010 in één klapgoed. De overheid en gezinnen maakten pas op de plaats, waardoor hun aandeel in de (grotere) nationale koek wel watafnam.Figuur 3.4Verdeling groei netto nationaal inkomen (links) en arbeidsinkomensquote in demarktsector (rechts)Dit jaar lijkt de verdeling van de extra koek wat evenwichtiger te worden dan in de afgelopen jaren het geval was en gaanalle drie de groepen er enigszins op vooruit. De overheid profiteert het meest, maar weet slechts een fractie van hetverlies uit 2009 goed te maken. Ook komend jaar krijgt de overheid naar verwachting een groter deel van de nationalekoek, maar weten gezinnen nog iets meer te profiteren. Aangezien globaal gesproken 75% van de nationale koek bijgezinnen neerslaat, is hun aandeel in de vergroting van de koek - voor een belangrijk deel veroorzaakt door meerindividualiseerbare overheidsconsumptie - vrijwel evenredig. Bedrijven leveren komend jaar naar verwachting iets in, watspoort met de enigszins lagere winstquote en hogere arbeidsinkomensquote (zie figuur 3.4, rechts).Al met al lijken zo beschouwd bedrijven in de periode 2009-2012 het sterkst uit de strijd te gaan komen en is decollectieve sector de grote verliezer. De relatief gunstige gemiddelde ontwikkeling voor de bedrijvensector in totaalmaskeert dat er tussen sectoren grote verschillen bestaan, waarbij met name de bouwnijverheid het zwaar te verdurenheeft. Een kader gaat hier wat dieper op in.47