12.07.2015 Views

Explorer 435/438 - Northstar

Explorer 435/438 - Northstar

Explorer 435/438 - Northstar

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong>FishfinderInstallatie- en Bedieningshandleidingwww.northstarnav.com


De <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> zijn standaard ingesteld op de volgendeeenheden: voet, °F (Fahrenheit), US gallons en knopen. Zie sectie 3-7 Instelling >Eenheden om de eenheden te veranderen.BELANGRIJKHet is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de eigenaar om het instrument en de transducerszodanig te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of materiëleschade worden veroorzaakt. De gebruiker van dit product is persoonlijk verantwoordelijk voorgoed zeemanschap.BRUNSWICK NEW TECHNOLOGIES INC WIJST ELKE AANSPRAKELIJKHEID AF VOORGEBRUIK VAN DIT PRODUCT WAARBIJ ONGELUKKEN OF SCHADE KUNNEN WORDENVEROORZAAKT (INCLUSIEF MOTORSCHADE) OF DIE IN STRIJD ZIJN MET DE WET.Bepalende taal: Deze bepaling, alle handleidingen, gebruiksaanwijzingen en andere informatiegerelateerd aan het product (Documentatie), zouden kunnen worden vertaald, of zijnvertaald uit een andere taal (Vertaling). Als er strijdigheden zijn tussen enige Vertaling vande Documentatie dan is de Engelstalige versie van de Documentatie de officiële versie vande Documentatie.Brandstofcomputer: Brandstofverbruik kan drastisch veranderen, afhankelijk van de bootslading en de zeecondities. De brandstofcomputer dient daarom niet als enige bron vaninformatie te worden gebruikt m.b.t. de beschikbare hoeveelheid brandstof aan boord. Deelektronische informatie dient aangevuld te worden met visuele of andere controles van dehoeveelheid brandstof. Dit is noodzakelijk i.v.m. gebruikersfouten, zoals het vergeten te resettenvan de gebruikte brandstof wanneer de tank wordt bijgevuld, het lopen van de motor terwijl debrandstofcomputer niet ingeschakeld is of andere gebruikersacties die ervoor kunnen zorgendat het instrument onnauwkeurig is. Neem altijd voldoende brandstof mee voor de reis, pluseen reserve voor onvoorziene omstandigheden.Deze handleiding geeft de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> weer ten tijde van druk. BRUNS-WICK NEW TECHNOLOGIES INC behoudt zich het recht voor om zonder voorafgaandemededeling veranderingen door te voeren.Copyright © 2004 BRUNSWICK NEW TECHNOLOGIES INC, Nieuw Zeeland. Alle rechtenvoorbehouden. <strong>Northstar</strong> is een geregistreerd handelsmerk van BRUNSWICK NEW TECH-NOLOGIES INC.<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding <strong>Northstar</strong>3


Inhoud1 Inleiding ................................................................................................611-1 Voordelen van de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> ...................................611-2 Hoe de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> werken ......................................612 Standaard bediening ...........................................................................623 Instelling van de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> ...........................643-1 Instelling > Systeem ...................................................................................653-2 Instelling > Sonar ........................................................................................663-3 Instelling > Brandstofalarm (Alleen voor <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>) ..............................673-4 Instelling > Data ..........................................................................................683-5 Instelling > Loggen .....................................................................................683-6 Instelling > Alarmen ....................................................................................683-7 Instelling > Eenheden ................................................................................693-8 Instelling > Communicatie (Alleen voor <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>) ..............................693-9 Instelling > Kalibreren .................................................................................694 Gebruik van de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> .............................714-1 Verklaren van het beeldscherm ..................................................................714-2 Het vinden van vis en weergave ................................................................744-3 Toename (gevoeligheid) ..............................................................................754-4 Bereik .........................................................................................................755 De beeldschermen ..............................................................................765-1 Sonar beeldscherm ....................................................................................765-2 Sonar zoombeeldscherm ...........................................................................775-3 Sonar bodemweergave ..............................................................................775-4 Sonar A-scope beeldscherm (Alleen voor <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>) ...........................775-5 Brandstofbeeldscherm ...............................................................................785-6 Data-beeldscherm ......................................................................................786 Installatie en Onderhoud ....................................................................796-1 Wat wordt er bij dit product geleverd wordt ................................................796-2 Opties en Accessoires ................................................................................796-3 Het beeldscherm bevestigen en verwijderen .............................................796-4 Bedradingsmogelijkheden ..........................................................................806-5 Systemen van meerdere instrumenten .....................................................816-6 Schoonmaak en Onderhoud ......................................................................81Appendix A - Specificaties .....................................................................82Appendix B - Problemen oplossen .......................................................83Appendix C - Contactinformatie ............................................................861 InleidingGefeliciteerd dat u voor een <strong>Northstar</strong> fishfindergekozen heeft. Het is nuttig om voor installatie engebruik deze handleiding grondig door te lezen.Deze handleiding beschrijft hoe u de <strong>Explorer</strong><strong>435</strong> of de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> dient te installeren en inte stellen. We verwijzen naar aparte Transducerinstallatie-instructies die bij de transducer wordengeleverd.Deze handleiding legt ook uit hoe u de <strong>Explorer</strong>De <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> zijn kwalitatiefhoogwaardige fishfinders die bij een transducerworden geleverd. Beide maken gebruik van TFTkleurenbeeldscherm-technologievoor goedeleesbaarheid in daglicht. Het LED-achtergrondlichtkan tijdens nachtvissen gedimd worden. Debevestigingsbeugel geeft u de mogelijkheid omde fishfinder te draaien en kantelen voor optimaalafleesgemak.De kleuren op de sonarbeeldschermen zijnregelbaar, met een keuze uit vier 16-kleurenpaletten en een 8-kleuren palet. De kleuren zijnrepresentatief voor verschillende signaal-sterktes,zodat de sonarbeeldschermen eenvoudigte lezen zijn.Deze functie, gecombineerd met een variabelestroomoutput van maximaal 200 W RMS, zorgtervoor dat de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>goed functioneren in diep en ondiep water.De <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> kunnen debodem tot 180 m diepte waarnemen, afhankelijkvan het type water en de gebruikte transducer.De <strong>Northstar</strong> fishfinder kan gebruikt worden omvis te vinden of om kenmerken op de bodem telokaliseren, zoals riffen of wrakken en om middelseen bodemprofiel te helpen uw favoriete visplekte herkennen.De <strong>Northstar</strong> fishfinder kan ook een navigatiehulpzijn door diepte-informatie te geven zodatBelangrijk - Het is van vitaal belang voorhet functioneren van de fishfinder dat detransducer op de beste plaats wordt geïnstalleerd.Volg daartoe de installatie-instructiesmet grote zorg.1-1 Voordelen van de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>1-2 Hoe de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> werkenDe <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> bestaan uittwee onderdelen:- de aan de romp bevestigde transducer- het beeldscherm.De transducer genereert een ultrasonische trilling(geluid dat niet door het menselijk oor waarneembaaris), dat zich naar de bodem beweegt met eensnelheid van zo’n 1463 m/sec, terwijl het zich inkegelvorm uitspreidt.<strong>435</strong> of de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> op een effectieve maniergebruikt en geeft tips voor het oplossen vanproblemen en voor optimaal functioneren.de dieptecontouren op kaarten geïdentificeerdkunnen worden.BELANGRIJKE OPMERKING OVER GE-BRUIK. Hoewel fishfinders kunnen worden gebruiktals een navigatiehulpmiddel, wordt precisiedoor veel factoren beperkt, inclusief de plaats vande transducer. Het is de verantwoordelijkheid vande gebruiker om zich ervan te verzekeren dat de<strong>Northstar</strong> fishfinder correct wordt geïnstalleerden gebruikt.Met een optionele brandstofkit wordt de<strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> een geraffineerde en gemakkelijkte gebruiken brandstofcomputer.Alle <strong>Northstar</strong> 400-serie fishfinders gebruikenonze nieuwe <strong>Northstar</strong> SBN-technologie voorsonarverwerking om signaalversterking, bodemherkenningen ruisonderdrukking te verbeteren.SBN-technologie maakt gebruik van digitaleadaptieve algoritmes die alle teruggezondensignalen versterken. Tegelijkertijd gebruikt SBNactieve geruisonderdrukking om storingen, diedoor fishfinders vaak als juiste informatie wordengezien, tegen te gaan.Door het gebruik van SBN-technologie kan defishfinder reflecties van elke trilling analyseren,wordt onjuiste retourinformatie eruit gefilterd enwordt weergegeven wat zich in het water onderde boot bevindt. Zie sectie 4-1 Verklaren van hetbeeldscherm, voor meer informatie.Wanneer de trilling een voorwerp, zoals een vis,of de bodem tegenkomt, wordt dit gedeeltelijkterug naar de boot gereflecteerd als een echo.De diepte van het voorwerp of de bodem wordtbepaald doordat de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong><strong>438</strong> de tijd meten tussen het zenden van eensignaal en de ontvangst van de echo. Wanneerde echo is ontvangen wordt de volgende trillingverzonden.4 <strong>Northstar</strong> <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding <strong>Northstar</strong>5


De <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> converterenelke echo in een elektronisch signaalwelke als een verticale lijn of pixels wordenweergegeven.De meest recente echo verschijnt aan de meestrechtse kant van het beeldscherm, terwijl de oudereecho’s naar links ‘scrollen’ om uiteindelijkvan het scherm te verdwijnen.De ‘scroll’-snelheid hangt af van de waterdiepteen de ‘scroll’-snelheidinstelling. Zie sectie 3-2Instelling > Sonar, en sectie 4-1, voor meerinformatie.2 Standaard BedieningToetsnamenHoe de echo’s worden weergegeven is afhankelijkvan:• de fishfinder-instellingen (bereik entoename- (v/d gevoeligheid) instellingen)• echo’s (verschillende vis-, bodem-, wrakenzeewiersoorten)• ruis (waterhelderheid en luchtbellen).Zie sectie 4-1 Verklaren van het beeldscherm,voor meer informatie.Keert terug naar voorgaand menu / inzoomen, Cursortoetsen bewegen de keuze-highlight en verandereninstellingen / op- en neer scrollen.Veranderingen doorvoeren / uitzoomenMENUDruk in om Weergave-menu in beeld te krijgenDruk nogmaals voor het instellingmenu+ Vergroot het bereik_ Verkleint het bereikVasthouden voor AutobereikIndrukken en vasthouden om In en Uit teschakelen; een keer indrukken geeft toenameinstellingweer. Twee keer indrukken voor instellingachtergrondlicht.Alle volgende keren wordt het titelbeeldschermgevolgd door het beeldscherm dat het meestrecentelijk werd gebruikt.Indien de transducer niet is aangesloten verschijntde boodschap: Geen transducergevonden. Simulatie-stand starten?in beeld. Druk op of om te selecteren enom te accepteren.(Indien de transducer niet opzettelijk was losgemaakt,schakelt u dan de fishfinder uit en zoekin de sectie Problemen oplossen in AppendixB naar een oplossing.)Stroom uitOm de fishfinder uit te zetten drukt u op . Eenaftelvenster verschijnt. Houdt 3 seconden ingedrukttotdat de fishfinder uitschakelt.Opmerking: Indien het instrument op autopoweris aangesloten (sectie 6-5 bedradingsmogelijkheden)dan kan de fishfinder alleenworden uitgeschakeld indien het contactvan de boot wordt uitgeschakeld.Een interne simulator steltgebruikers in staat om opde wal te leren hoe defishfinder werkt.In de simulatiestand flikkertonderin het beeldschermhet woord Simuleer. Defishfinder genereert datazodanig dat de belangrijkstebeeldschermen tegebruiken zijn.Aanpassing toenameToename (gevoeligheid)beïnvloedt demate van detail welkeop het beeldschermwordt weergegeven.Zie sectie 4-3 voormeer informatie.1. Druk kort opom toenameinstellingweer tegeven.2. Druk op of om toename aan te passen.3. Druk op Ja of Nee om te selecteren.Druk vervolgens op MENU om te bevestigenen af te sluiten tussen auto en handmatigetoename te wisselen.4. Druk op of MENU om te bevestigen enaf te sluiten.Aanpassen beeldschermHet beeldscherm en de toetsen zijn verlicht,met een keuzeuit 16 verlichtingsniveaus.Om deverlichtingsniveaus teveranderen:1. Druk twee keerop voor instellingachtergrondlicht.2. Druk op om tedimmen of voorhelderder licht.3. Druk op om te bevestigen.ToetsengebruikDe fishfinder werkt met menu’s.Om een menu-item te selecteren:1. Druk op of om het gewenste item tehighlighten.2. Druk op om het item te selecteren.Om een nummer, woord of instelling teveranderen:1. Gebruik de cursortoetsen of omverandering(en) door te voeren.2. Druk op om te bevestigen; om tewissen.Stroom aan / AutopowerDruk op om de fishfinder in te schakelen.Indien de fishfinder is aangesloten op autopower,wordt het automatisch ingeschakeld als de bootwordt gestart. Hierdoor worden de machineurentelleren de optionele brandstoffunctiesgeactiveerd. Een titelbeeldscherm wordt kortweergegeven. Vervolgens komt alleen deeerste keer dat de fishfinder wordt ingeschakeldhet instellingmenu in beeld. Gebruik dit menuom de taal te kiezen (zie sectie 3-1 Instelling >Systeem) en eenheden (zie sectie 3-7 Instelling> Eenheden).Gebruik InstellingSimulatie als volgt:1. Druk tweemaal op MENU om het Instellingsmenuweer te geven.2. Highlight Simuleer.3. Druk om Aan of Uit te selecteren.6 <strong>Northstar</strong> <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding <strong>Northstar</strong>7


3-4 Instelling > DataDruk twee keer op MENU om het Set up-menuweer te geven en kies vervolgens Data:Data-instellingOm data-items te veranderen: (Alleen voor<strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>)1. Kies Data setup, en druk .2. Gebruik of om van dataveld naar3-5 Instelling > LoggenDruk twee keer op MENU om hetSet up-menu weer te geven enkies vervolgens Logs:3-6 Instelling > AlarmenDruk twee keer op MENU om het Set up-menuweer te geven en kies vervolgens Alarmen:Reactie-instellingen kunnen wordengedefinieerd al naar gelang geschiktheid voorde boot of naar persoonlijke voorkeur:dataveld te bewegen.3. Druk op in een willekeurig dataveld omeen lijst van data-items die daarin kunnenworden weergegeven te zien.4. Highlight het gewenste data-item endruk op . Het data-item wordt meteenweergegeven in dat dataveld.5. Druk op of MENU wanneer u klaar bent.Weergegeven tijdOm de weergegeven tijd van de temperatuurgrafiek te veranderen kies tyd weerg en drukop . Kies tussen 5 min, 10 min, 20 min, 1 uuren 2 uur en druk op om te bevestigen.De waarden kunnen onafhankelijk van elkaar worden veranderd.Deze logwaarden worden bewaard wanneer hetinstrument wordt uitgeschakeld.Reset trip afst(Alleen voor <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>)Dit zal de tripafstand naar nul resetten.Reset totale afst(Alleen voor <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>)Deze optie zal de totale afstand naar nul resetten.Machine-uren resettenGebruik deze optie om de machine-uren naar nul te resetten.Dit kan handig zijn nadat de motor een onderhoudsbeurt heeftgehad of om het aantal machine-uren tussen onderhoudsbeurtenbij te houden.Symbool Alarm- Toeter- Alarmconditie wordtnaam periode bereikt wanneer:Te1/5 sec diepte is minder danondiepde alarmreactiewaardeTe1/2 sec diepte is groter dandiepde alarmreactiewaardeVis 1 korte Echo komt overeen metpieptoon het piepprofiel van eenvisTemp.1/2 sec temperatuur komt overeen met alarmreactiewaardeTemp.1/2 sec Waarde vanratiotemperatuurveranderingkomt overeen met dealarmreactiewaardeAccu1/2 sec Voltage accu isbijnaminder dan deleegalarmreactiewaardeWeinig1/2 sec Resterende brandstofbranstof overeen met dealarmreactiewaardeAlarmen kunnen worden ingesteld (ingeschakeld)om automatisch bepaalde condities te herkennen,zoals te ondiep water. Alarmen die zijn ingeschakeldzijn zichtbaar als een zwart icoon in het alarmstatusvensterof op het sonarbeeldscherm.Wanneer een alarm dat is ingeschakeld afgaat,3-7 Instelling > EenhedenDruk een of meerdere keren op MENU totdathet Instellings menu wordt weergegevenen kies Eenheden:In dit voorbeeld laten we de standaard eenhedenzien.AfstandKies uit:• nm (nautische mijlen)• mi (mijlen)• km (kilometers)Gebruik deze functie wanneer de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> isaangesloten op andere <strong>Northstar</strong> instrumentenvia NavBus of enig compatibel NMEA-instrument.Druk een of meerdere keren op MENU totdathet Instellings menu wordt weergegevenen kies Communicatie:SnelheidKies uit:• kn (knopen)• mpu (mijl per uur)• kpu (kilometer per uur)DiepteKies uit:• vt (voet)• m (meter)• va (vadem)BrandstofKies uit:• Liters• USGal (VS gallons)• ImpGal (Imperische Gallons)TemperatuurKies uit:• °F (Fahrenheit)• °C (Celsius)3-8 Instelling > Communicatie (Alleen voor <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>)3-9 Instelling > KalibrerenDruk een of meerdere keren op MENU totdathet Instellings menu wordt weergegevenen kies Kalibreren:De brandstofopties kunnen alleen wordengekalibreerd wanneer de optionele enkeleof twinmotorkit is voor benzinemotoren isgeïnstalleerd.zal de toeter afgaan, komt er een alarmboodschapop het scherm en wordt het alarmstatusicoonin rood weergegeven.Druk op ENT of ESC om een alarm te bevestigen,de toeter te stoppen en het alarmvensterte sluiten. Dit zet het alarm niet uit.NMEANMEA wordt over het algemeen gebruikt metniet <strong>Northstar</strong>-apparatuur. Kies Aan om NMEAdatazinnen te verzenden (zie Appendix A -Specificaties). Kies anders Uit.NMEA-dataGebruik dit om te specificeren welke NMEAzinnenverzonden zullen worden (zie AppendixA - Specificaties en sectie 5-7 Dataweergave,voor informatie over het weergeven vanNMEA-data).SnelheidKalibratie is wellicht gewenst omdat verschillenderompvormen verschillende stromingskarakteristiekenhebben.Verkrijg een accurate meting van de snelheidvan de boot van een gps-ontvanger; of dooreen andere boot waarvan u de vaarsnelheidweet, te volgen; of door de tijd te meten die u12 <strong>Northstar</strong> <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding <strong>Northstar</strong>13


vaart over een u bekende afstand.Opmerking: voor accurate kalibratie:• De snelheid van een gps-ontvanger dientgroter te zijn dan 5 knopen.• De snelheidvan een anderelogwieltransducerdient tussen de5 en 20 knopente zijn.• U bereikt hetbeste resultaat inkalm water metminimale stroming(tijdens hoog- oflaagwater).Gebruik de cursortoetsen zodat de snelheidin het venster wordt weergegeven envergroot of verklein dan de weergegevenwaarde zodat deze overeenkomt met deonafhankelijk gemeten snelheidswaarde.TemperatuurDe fabrieksinstelling zou voldoende moetenzijn voor normaal gebruik. Indien u echter hettemperatuurbeeldscherm wenst te kalibreren,meet dan eerst de watertemperatuur met eenthermometer die accuraat is.Gebruik de cursortoetsen om het temperatuurvensterweer te geven en vergroot of verkleindan de weergegeven waarde zodat dezeovereenkomt met de onafhankelijk gemetentemperatuurwaarde. De temperatuur kan wordeningesteld op een waarde tussen 0° - 37,7°Cmet een resolutie van 0,1° eenheid.Om de eenheid te veranderen naar°F (Fahrenheit) of °C (Celsius), zie sectie 3-6Instelling > Eenheden.BrandstofKalibratie van brandstofverbruik kan de precisievan brandstofmetingen vergroten.Bij twinmotoren dienen beide brandstoftransducersgekalibreerd te worden. Dit kan tegelijkertijdworden gedaan met twee draagbaretanks of op een verschillend tijdstip als u ééndraagbare tank gebruikt.Voor kalibratie van brandstoftransducer(s)is precieze meting van brandstofverbruiknoodzakelijk. Dit doet u het eenvoudigst meteen kleine draagbare tank. U dient tenminste15 liter brandstof te gebruiken voor een accuratekalibratie.Het is vaak erg moeilijk om ondervloerse tankstweemaal tot precies hetzelfde niveau te vullenals gevolg van grote luchtbellen. Des te meerbrandstof u gebruikt, des te accurater de kalibratiezal zijn.Om (een) brandstoftransducer(s) te kalibreren,volgt u de volgende stappen:1. Noteer het niveau van de in de tank(s)aanwezige brandstof.2. Verbind de draagbare tank(s) aan de motorvia de brandstoftransducer(s).3. Laat de motor op normale kruissnelheidlopen totdat minimaal 15 liter benzine isverbruikt per motor.4. Controleer de eigenlijke hoeveelheidbrandstof die wordt gebruikt per motordoor de draagbare tank(s) tot hetoorspronkelijk niveau bij te vullen. Na hetvullen leest u het aantal liters af van debenzinepompmeter.5. Kies Brandstof. Gebruik de cursortoetsenom de afgelezen waarde voor elkemotor zo te veranderen dat ze overeenkomenmet het aantal liters dat u van debenzinepomp heeft afgelezen.6. Druk op ENT wanneer de afgelezenwaarde klopt.Opmerking: Indien het erop lijkt dat de brandstofkalibratieoptiesna bepaalde tijd foutievewaarden geven, controleer dan eerst datde brandstofsensor correct is geïnstalleerd,in overeenstemming met de bijgeleverdeinstructies en check vervolgens Appendix B- Problemen oplossen.Important : si, aprèsavoir étalonné la consommation d’essence,les données essence affichées à l’écran voussemblent erronées au bout de quelques temps,vérifier l’installation du capteur (voir notice demontage du capteur). Si l’installation est correcte,consulter alors l’appendice B “En casde problème”.KielafstandKielafstand is een dieptecorrectie die de verticaleafstand tussen de dieptetransducer ende plaats waar vanuit de diepte gemeten zoumoeten worden weergeeft.Voer een positieve kielafstandwaarde in indiende transducer zich onder het wateroppervlakbevindt, maar weergave van de totale dieptegewenst wordt.Voer een negatieve kielafstandwaarde in wanneerweergave van de diepte onder het diepstedeel van de boot wordt gewenst (zoals de kiel,het roer of de propeller) en de transducer zichdichter bij het wateroppervlak bevindt.Gebruik de cursortoetsen om Kielafstand tekiezen en druk dan op om het Kielafstandvensterweer te geven.Gebruik de of cursortoetsen om de waardeaan te passen.WateroppervlakPositieveDiepte van de transducerwaardeNegatieveTransducerwaardeOpmerking: De boot in de illustratie is een ’door-de-romp’-transducer4 Gebruik van de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>In deze sectie wordt uitgelegd hoe u de sonarbeeldschermendient te interpreteren, wanneeren waarom u verschillende frequenties dient tegebruiken en hoe vissen worden gevonden en4-1 Verklaren van het beeldschermDe sonarbeeldschermen laten geen vaste doorde boot gevaren afstand zien maar geven weerwat zich in het verleden, over een bepaaldeperiode, onder de boot heeft bevonden.Dit weergegeven verleden van het sonarsignaalhangt of van de diepte van het water en descrollsnelheidsinstelling.In ondiep water is er een korte afstand voor deecho’s tussen de bodem en de boot. In diep waterbeweegt het verleden zich langzamer overhet scherm omdat het langer duurt voordat deecho’s zich tussen de bodem en de boot bewogenhebben. Bijv. wanneer de scrollsnelheid opSnel wordt gezet duurt het op een diepte vanmeer dan 180 m ongeveer 2 minuten voordatde verticale pixellijn zich over het schermheeft bewogen, terwijl dit op een diepte van 6m slechts ongeveer 25 sec. duurt.De scrollsnelheid kan door de gebruiker wordeningesteld om een langer verleden met minder visinformatieweer te geven, of een korter verleden metmeer visdetails. Zie sectie 3-2 Instelling > Sonar.Indien de boot voor anker ligt zullen alle echo’s vanhetzelfde gebied op de bodem komen. Dit veroorzaakteen vlak bodemtracé op het scherm.Het beeldschermoverzicht geeft een typischsonarbeeldscherm weer met de vissymbolenUitgeschakeld.weergegeven.Zie ook sectie 1-2 Hoe de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de<strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> werken.Sterkte van de echo’sDe kleuren geven verschillen aan in de sterktevan de echo’s. De sterkte hangt af van verschillendefactoren, zoals:• Het formaat van de vis, school of voorwerp.• De diepte van de vis of het voorwerp.• De locatie van de vis of het voorwerp. (Hetgebied dat door de ultrasonische trillingwordt bestreken is een grove kegelvorm ende echo’s zijn het sterkst in het midden.)• Helderheid van het water. Deeltjes of lucht in hetwater verminderen de sterkte van de echo.• Samenstelling of dichtheid van het voorwerpof van de bodem.Opmerking: Snel varende planerende rompenproduceren luchtbellen en turbulent waterwaarmee de transducer wordt getorpedeerd. Deultrasonische ruis die hierdoor wordt veroorzaaktzou door de transducer opgepikt kunnen wordenen de echte echo’s kunnen belemmeren.ZeewierZachtebodems vanmodder,wier en zandworden alseen dunneband weergegeven.Hardebodems vanrots, steen enkoraal wordenals eenbrede bandweergegeven.BodemtypesWier, modder- en zandbodems verzwakken desonartrilling wat resulteert in een zwakke echo.Harde rotsachtige of koraalbodems reflecterende trilling, wat resulteert in een sterke echo. Ziesectie 5-3 Sonar bodemweergave.14 <strong>Northstar</strong> <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding <strong>Northstar</strong>15Enkele visGroteschoolvissenKleineschoolvissenBodem


Frequentie en kegelwijdteHet signaal dat door de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de<strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> wordt gegenereerd beweegt zichnaar beneden door het water in een groffekegelvorm. In de kegel zijn de retoursignalenhet sterkst. De kegelwijdte is afhankelijk vanhet ontwerp van de transducer en de frequentievan het signaal: met de bijgeleverde <strong>Northstar</strong>spiegeltransducer is het ongeveer 15°. In hetoverzicht wordt aangegeven hoe de kegelwijdteverschilt voor de gekozen frequentie. Dezegetallen zijn bij benadering.Depth050100150200250200 kHz15°1327405467SchaduwRond gebieden waar de ultrasonische kegel niets kan ‘zien’ wordt een schaduw gecreëerd. Dezegebieden zijn holtes in de bodem of gebieden naast rotsen en richels, waar de sterke echo’s vande rotsen de zwakke echo’s van vissen verdoezelen en een dubbel bodemtracé zouden kunnencreëren. Zie onderstaand voor een voorbeeld van het sonarbeeldscherm in zo’n omgeving. U zieteen dubbel bodemtracé op het beeldscherm.Voorbeeld van schaduwSonarweergave van hetzelfdegebied<strong>Northstar</strong> fishfinders geven de meest recente gebeurtenissenrechts op het scherm weer.Bewegende bootLucht in water(bijv. doorkielzog)1 minuut geleden 30 seconden geleden NuStilliggende boot1 minuut geleden NuWanneer de optie voorvis-symbool AAN staat,wordt elke weerkaatsteecho met het profiel vaneen vis op het schermweergegeven als een vissymbool.Tijdvis is zichtbaar op beeldschermvis is verborgen door de sterke echovan de bodem en is niet op het schermzichtbaarvis is zichtbaar op het beeldschermAls een boot stil ligt, zullen alle bodemecho's van hetzelfde,kleine bodemgebied komen. Dit zal een plat bodemspoorop het scherm produceren.De weergave van de Sonar en Zoom schermen kanworden aangepast aan individuele voorkeuren.Opmerking: de aangegeven tijden zijn alleen ter illustratie.16 <strong>Northstar</strong> <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding <strong>Northstar</strong>17


4-2 Het vinden van vis en weergaveWaar u vis vindtElementen onderwater, zoals riffen, wrakkenen rotspunten trekken vissen aan. Gebruik desonar om deze kenmerken te vinden en zoekvervolgens naar vis door er verschillendekeren overheen te varen, gebruik makendevan het Zoombeeldscherm. (zie sectie 5-2Sonar zoombeeldscherm). Indien er sprake isvan stroming, dan vindt u de vis vaak aan destroomafwaartse kant van het kenmerk.Wanneer u vist met de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> metde vissymbolen Uit, dan zou een zwakkewazige strook zichtbaar kunnen zijn tussen hetbodemtracé en de oppervlakte. Dit zou een eenthermocline – een snelle verandering in watertemperatuur- aan kunnen geven, zoals de overgangvan een warme naar een koude stroming. Hettemperatuurverschil kan een barriere vormen waarde vissen niet doorheen zwemmen. In zoet watervindt men vis vaak rond een thermocline.VissymbolenHet vissymbool kan aangepast of helemaal uitgezetworden zodat de echo’s op het schermniet veranderen in vissymbolen. Zie sectie 3-2Instelling > Sonar. Het verschil tussen de vissymboolfunctieAan en Uit is:Vissymbolen AanGebruik makend van <strong>Northstar</strong>’s SBN sonartechnologieanalyseert de fishfinder alle echo’s enelimineert het de meeste valse signalen en onregelmatigheden,zodat de overblijvende doelen zeerwaarschijnlijk vissen zijn. Afhankelijk van de sterktevan de overblijvende echo’s worden deze weergegevenals kleine, middelgrote of grote vissymbolen– met of zonder diepte. Hoewel de SBN-verwerkingerg geavanceerd is, is het niet onfeilbaar en somszal de fishfinder niet instaat zijn onderscheidte maken tussen groteluchtbellen, lucht bevattendafval, een dobberetc. en echte vis.De volgende sonarbeeldschermafbeeldinggeeft het vissymboolweer: On +depth:Vissymbool UitDit voorziet ervaren gebruikers van de besteinformatie omdat elke echo weergegeven wordt,of het nu een oppervlakteonregelmatigheid, eenthermocline of een vis is.De afbeelding in sectie 4-1 Verklaren van hetbeeldscherm, laat het sonarbeeldscherm zienmet het Vissymbool Uit. De vissen worden alsboogjes weergegeven.VisbogenOnder goede omstandigheden en met VissymboolUit, wordt een vis die door de kegelvormigeultrasonische trilling zwemt weergegeven alseen visboog.Een visboog verschijnt wanneer een vis de zwakkezijkant van de sonarkegel binnenzwemt, terwijl heteen zwakke echo veroorzaakt die als de eerste pixelvan de visboog wordt weergegeven. Als de vis zichdichter naar het midden van de kegel beweegt wordtde afstand tussen de transducer en de vis kleineren wordt de echo geleidelijk ondieper weergegeven,wat het begin van een boog produceert. Wanneerde vis direct onder het midden van de kegel is, is deecho op zijn sterkst en dikst. Als de vis uit het middenvan de kegel zwemt gebeurt het omgekeerde, meteen geleidelijk zwakkere en diepere echo.Visbogen zijn soms om verschillende redenenniet zichtbaar. Bijvoorbeeld:• Slechte transducerinstallatie (zie Spiegeltransducerinstallatiehandleiding).• Indien de boot voor anker ligt dan zal de vis alseen horizontale streep op het scherm verschijnenterwijl ze in en uit de sonarstraal van detransducer zwemt. Lage snelheden in dieperwater geven de beste visboogweergave.• Bereik is belangrijk. Het zal veel eenvoudigerzijn om visbogen te zien indien u de zoomstandgebruikt om u op een bepaald deelvan het water te concentreren, i.p.v. slechtsalles op de bodem weer te geven. Zoomenverhoogt de schermresolutie 100 keer.• Het is moeilijk om in ondiep water visbogente verkrijgen omdat de sonarstraal vande transducer zich dicht bij het oppervlakbevindt en vissen zich niet lang genoeg inde straal bevinden om een boog te maken.Meerdere vissen in ondiep water wordenover het algemeen weergegeven alswillekeurig opgestapeld pixelblokken.• Golfbeweging kan in verstoorde visbogenresulteren.4-3 Toename (gevoeligheid)Toename (gevoeligheid) beïnvloedt de mate vanweergegeven details voor de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong>.Voor optimaal gebruikersgemak is het belangrijkdat u weet hoe u de meest passende Toename(gevoeligheid) instelt.De <strong>Northstar</strong> fishfinder heeft twee Toenamestanden,Auto toename en Handmatige toename.Normaal gesproken bereikt u het beste resultaatmet Handmatige toename, maar oefening en ervaringzijn vereist om de optimale instelling voorverschillende condities te bereiken. Daarom wordthet gebruik van Auto toename aanbevolen terwijl ude fishfinder leert kennen of wanneer u snel vaart.• Op Auto toename wordt de toename automatischaangepast om voor waterdiepte enhelderheid te compenseren.• Op Handmatige toename kan de toenamedoor de gebruiker worden aangepast om voorwaterdiepte en helderheid te compenseren.Een hoge Toename-instelling kan de normaleachtergrondruis versterken totdat deze als willekeurigepixels verschijnt.Overschakelen tussen Auto en handmatigOm over te schakelen van Auto toename op Handmatigetoename:1. Druk op op een willekeurig sonarbeeldscherm.2. Gebruik de cursortoets om Auto of Handmatigte selecteren.Toename instellingen aanpassen1. Druk op op een willekeurig sonarbeeldscherm.2. Gebruik de of cursortoetsen om toename4-4 BereikBereik is de verticale diepte die op de <strong>Explorer</strong><strong>435</strong>/<strong>438</strong> wordt weergegeven.De <strong>Northstar</strong> fishfinder heeft twee bereikstanden,Auto Bereik en Handmatig Bereik:• Op Auto bereik zal de fishfinder hetdieptebereik automatisch aanpassen zodatde bodem altijd onderin het beeldschermwordt weergegeven. Autobereik wordtaanbevolen voor normale condities.• Op Handmatig bereik zal de fishfinder alleenhet geselecteerde dieptebereik weergeven.In gebieden met snel wisselendebodemdieptes, zoals de zeebodem rondrotsformaties, kan het handig zijn om tevoorkomen dat het scherm steeds eennieuwe schaal moet kiezen om de bodemte laten zien. Indien de bodem dieper isdan het gespecificeerde bereik, dan wordthet niet op het beeldscherm weergegeven.De Bereikstand veranderente veranderen.Opmerking: De Toenamestandverandertautomatisch naar handmatigetoename indiende toename of de drempeldoor de gebruiker wordenaangepast.Het beste resultaatbereikenOm de beste waarnemings-capaciteitvoor vis enbodem te bereiken radenwe de gebruiker aan om toename in het A-scopebeeldschermaan te passen totdat de drempellijnzich onmiddellijk rechts naast de ongewenste ruisbevindt.OngewenstsignaalToenamedrempellijnToenamelijnOm tussen Auto-bereik en Handmatig bereik tewisselen houd + of – vast. De bereikstand wordtonderaan het scherm weergegeven.Druk op de + of – toets om naar handmatigebereikstand over te schakelen en om het bereikte vergroten of te verkleinen naar de gewenstediepte. Deze waarden kunnen ingesteld wordenop een diepte tussen 3 m en 300 m.Zoombereik en zoomafstandOp de sonar zoom- en sonar bodembeeldschermenis uiterst rechts op het scherm eenverticale balk zichtbaar. Dit is de zoombalk. Dezoombalk laat het zoombereik zien; dit is hetgebied dat uitvergroot wordt.Gebruik de of cursortoetsen om het zoombereikaan te passen.Gebruik de of cursortoetsen om de zoomafstandaan te passen.18 <strong>Northstar</strong> <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding <strong>Northstar</strong>19


5 De beeldschermenDruk een keer op MENU voor het beeldschermmenuen kies een bepaald scherm door gebruikte maken van de of cursortoetsen en danom te bevestigen. Sectie 2 Standaard bediening,beschrijft gedetailleerder hoe u de toetsenkunt gebruiken.Het beeldschermmenuHet beeldschermmenu wordt hier samengevaten elk beeldscherm wordt in de volgende sectiesweergegeven.De meeste beeldschermen beschikken overeen optiemenu, zodat relevante functies snelverandert kunnen worden.Volledig scherm-weergave of Sonar verleden (sectie 5-1)Gesplitst beeldscherm met Sonar en zoom-sectie (sectie 5-2)Bodemtracé weergegeven als vlakke lijn in zoom-sectie (sectie 5-3)Gesplitst beeldscherm met Sonar en echo-sterkte(sectie 5-4)Brandstofdata (sectie 5-6)Watertemperatuur, diepteverleden en andere bootdata (sectie 5-6)Zie onderstaand.SplitsingsratioGebruik dit om de splitsingsratio tussen de zoom- en de sonar verledensectie ter veranderen. Destandaard splitsingsratio is 50%.1. Highlight Splitsingsratio en druk op . Een pijl naar links en een pijl naar rechts zullennaast de splitsingslijn verschijnen.2. Gebruik de of cursortoetsen om aanpassingen te maken.Tip: Druk op om naar het laatst gebruikte sonarbeeldscherm terug te keren. Druk op MENU endan op om terug te keren naar eerder geselecteerde beeldschermen. Gebruik deze functie omtussen twee frequent gebruikte beeldschermen te wisselen.We verwijzen naar sectie 3-2 Instelling > Sonar voor informatie over het aanpassen van functieop de sonarbeeldschermen..5-1 Sonar beeldschermOm het sonarbeeldscherm weer te gevenhighlight u Sonar en drukt u op :Datatitel, instellen om de watertemperatuurweer te geven,accu-voltage (Zie sectie 3-2Instelling > Sonar)Diepte (middelgrote cijfers)KleurenbalkHet beeldscherm scrollt van rechts (meest recenteecho’s) naar links (oudste echo’s). (ziesectie 3-2 Instelling > Sonar).OppervlakteDieptelijnVissymbolen met diepteBodemBereik5-2 Sonar zoombeeldschermSonar verledenOm het Sonar-zoom-beeldscherm weer te gevenhighlight u Sonar zoom en drukt u op :Het gesplitste beeldscherm laat het sonarverleden aan de rechterkant zien en de zoomsectieaan de linkerkant.De zoombalk uiterst rechts geeft het gebied weerdat is uitvergroot in de zoomsectie. Zie sectie4-4 Bereik, voor informatie over het aanpassenvan het zoombereik en de zoomafstand.20 <strong>Northstar</strong> <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding <strong>Northstar</strong>21ZoombalkZoomsectieScheidingslijn5-3 Sonar bodemweergaveOm het Sonar-bodem-beeldscherm weer te gevenhighlight u Sonar bodem en drukt u op .Dit geeft een gesplitst beeldscherm met sonarverleden rechts en de zoom-sectie aan de linkerkantHet bodemsignaal wordt weergegeven als een vlaktracé in het midden van de zoomsectie.Het weergeven van de bodem als een vlak tracémaakt het eenvoudiger om de echosterktes vanweergegeven bodemsignalen te vergelijken. Ditkan helpen het bodemtype en voorwerpen dichtbij de bodem te identificeren.De zoombalk kan alleen het zoombereik aangeven.Het kan de zoomafstand niet weergeven omdat ditvoor elke peiling die op het beeldscherm wordtweergegeven varieert. De zoombalk heeft een vasteplaats in het midden van het beeldscherm.Zie sectie 4-4 Bereik, voor informatie over het aanpassenvan het zoombereik en de zoomafstand.5-4 Sonar A-scope beeldschermOm het A-scope beeldscherm te selecterendrukt u op en kiest u Sonar A-Scope andpress . Gebruik dit om de sonardata in detailte analyseren en om Toename-instellingen teoptimaliseren.Scheidingslijntussen sonarverledenenA-scope.Toename-instelling(sterksteechoweergave)Toenamedrempel(zwaksteechoweergave)De gebruiker kan het niveau van de zwakste ensterkste echo’s die op een sonarbeeldschermworden weergegeven definiëren d.m.v. de toename-instelling.Zie sectie 4-3 Toename, voormeer informatie.De sterkte van een echo op een bepaalde dieptewordt weergegeven door de lengte van de horizontalelijn op die diepte. Een sterke echo geefteen lange lijn terwijl een zwakke echo een kortelijn produceert.VisherkenningDe echosterkte die op de A-scope wordt weergegevenkan helpen bij het herkennen van het vistype.Verschillende vissoorten hebben verschillendeformaten zwemblazen. De lucht in de zwemblaasreflecteert de ultrasonische trilling zodat de sterktevan de echo varieert tussen vissoorten, afhankelijkvan het formaat en de vorm van de zwemblaas.Wanneer u in een school met vis aan het vissen benten u vangt vis, let dan op de vissoort en de sterktevan de echo die terugkomt op de A-scope. Wanneeru in de toekomst die bepaalde echo op de fishfinderziet, is het zeer waarschijnlijk dezelfde vissoort.


5-5 Brandstofbeeldscherm (Alleen voor <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>)Om het Brandstofbeeldscherm weer te gevenkiest u Brandstof en drukt u op .(Zie sectie 3-3 Instelling > Brandstof voorinformatie over het instellen van brandstofwaarden.Indien het aantal motoren op 0staat staat de brandstoffunctie uit).5-6 Data-beeldschermTijd weergave (Kiesvan 5 min tot 2 uur)Gebruikt laat de totaal verbruikte brandstofzien sinds de laatste reset met het opschonenverbruikt commando.Resterend geeft de hoeveelheid brandstofdie zich nog in de tank(s) bevindt.Flow geeft de brandstofconsumptie per uurweer. Voor twinmotorinstallaties wordt debrandstofflow voor iedere motor apart weergegeven.Dit is handig om te controleren of beidemotoren hetzelfde belast worden.Verbruik is de afstand die wordt afgelegd pereenheid verbruikte brandstof. De fishfinder berekentdit gebruik makend van de vaarsnelheiden verbruikte brandstof. Hoe groter dit bedrag,des te zuiniger de motor is. Pas uw snelheidaan en trim de boot voor de beste verbruikcijfers.De <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> gebruikt een logwieltransducervoor snelheidsmetingen die voorbrandstofverbruik worden gebruikt. Daaromis kalibratie van de bootsnelheidsmeting ookessentieel voor een precieze brandstofverbruikaflezing. Zie sectie 3-8 Instelling > Kalibratie.Om het databeeldscherm weer te geven, kiesData en druk op . Het databeeldschermgeeft de watertemperatuur en de diepte overtijd en andere geselecteerde data-items weerin een grafiek.De grafiek is handig om warme en koude plekkenin het water te vinden.Zie sectie 3-4 Instelling > Data om de weergegevendata-items en de tijdweergave in degrafiek te veranderen. Om eenheden te veranderenzie sectie 3-7 Instelling > Eenheden.6 Installatie en OnderhoudCorrecte installatie is cruciaal voor het functionerenvan de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>.Er zijn twee onderdelen die geïnstalleerdmoeten worden: het beeldscherm en de trans-6-1 Wat wordt er bij dit product geleverd wordt.Standaard configuratie:• Stroomkabel• Bevestigingsbeugel• Garantieregistratiekaart• Deze handleiding• Zonnekap voor beeldscherm• Vlakke bevestigingskit• Spiegeltransducer (inclusief kabelkit en schroeven)• Spiegeltransducer installatiehandleiding.* Verwijst alleen naar <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>.6-2 Opties en Accessoires• <strong>Explorer</strong> 500 chartplotter serie• Door-de-huid (through hull) dieptetransducer• ‘Door-de-romp’-snelheids/temperatuurtransducer• Brandstof-flowkit (enkele of twinmotor)• Reserve logwiel• Draagtas• <strong>Explorer</strong> R310 (zie sectie 6-6 Systemen vanmeerdere instrumenten).Raadpleeg uw <strong>Northstar</strong> leverancier voor meer informatie.* Alleen van toepassing op <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>ducer. Het is belangrijk dat u de hele installatiesectiein deze handleiding leest voordat uprobeert de onderdelen te installeren.BeeldschermSpiegeltransducer<strong>Explorer</strong> 550chartplotterBevestigingsbeugelSchroeven6-3 Het beeldscherm bevestigen en verwijderenEr zijn twee bevestigingsmogelijkheden:• Vlakke bevestiging waarvoor eenmassief paneel is benodigd, met toegangtot de achterkant voor bedrading en hetvastmaken van schroeven. Na een vlakkebevestiging kunnen de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> ende <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> niet gekanteld of bewogenworden om ongewenste schittering ofreflectie te voorkomen. Kies dus met zorgde beste positie voordat u tot installatieovergaat. Over het algemeen is dit op eenschaduwplaats.• Beugelbevestiging waarvoor eenpaneel nodig is waaraan u de beugel kuntbevestigen. Controleer dat het paneel nietvervormt en niet onderhevig is aan overmatigetrilling. De beugel kan gekantelden gedraaid worden zodat de <strong>Explorer</strong><strong>435</strong>/<strong>438</strong> na elk gebruik kunnen wordenverwijderd.Kies een positie voor het beeldscherm waar het:• Tenminste 100 mm verwijderd is van hetkompas.StroomkabelB r a n d s t o f -flowkit• Tenminste 300 mm verwijderd is van eenradiozendtoestel.• Tenminste 1,2 m verwijderd is van alleantennes.• Eenvoudig kan worden gelezen tijdenshet varen door stuurman en bemanning.• Beschermd wordt voor beschadiginggedurende ruige zeereizen.• Eenvoudig toegang heeft tot de 12 / 24 VDC stroomvoorziening.• Handig is gepositioneerd t.o.v. de transducerkabels.Vlakke bevestiging1. Maak met behulp van de vlakke bevestigingsmaleen gat voor het beeldscherm inde scheidingswand.2. Boor met behulp van de vlakke bevestigingsmalvier gaten voor de bevestigingsbouten.3. Schroef de vier bouten in de koperenopeningen in de achterkant van hetbeeldscherm.4. Plaats het beeldscherm en draai deringetjes en moeren op de bouten.22 <strong>Northstar</strong> <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding <strong>Northstar</strong>23


Beugelbevestiging1. Maak met behulp van de drie roestvrijstalenschroeven de bevestigingsbeugel aan deboot vast. Schroef de schroeven niet tevast, omdat anders de beugel niet meerdraait.2. Druk het beeldscherm op de beugel enmaak het stevig vast met behulp van deknop aan de bevestigingsbeugel.3. Maak de kabels vast.6-4 BedradingsmogelijkhedenDe stroom/datakabel bevat 5 draden:Draad FunctieZwarte Aarde (negatieve stroom, NMEA)Wit*NMEA uitRoodPositieve stroom in, 12 / 24 V DCGeelAuto stroom in (verbindt de rodedraad, positieve stroom in omAutostroom in te schakelen)Groen* Externe toeter of licht uit, geaard,30 V DC 200 mA maximaal.Opmerking: Het kabelplaatje is verbondenaan pin 1 (Zwart draad) en hoeft nietgeaard te worden.* Alleen van toepassing op <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>.WaarschuwingU dient1 Amp zekeringen te plaatsen waardit wordt aangegeven in de bedradingsdiagrammen.Standaard bedradingHiervoor is het noodzakelijk dat de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>en de <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> handmatig via de toetsworden ingeschakeld.Zwarte draad: Verbindt deze aan het negatieveaccucontact.Rode draad: Verbindt deze aan het positieveaccucontact, na de hoofdschakelaar. Bevestigeen 1 Amp zekering, zoals aangegeven.Gele draad: Verbindt deze aan de zwarte draad.Hierdoor wordt de motorurenteller uitgezet.Zet de fishfinder handmatig aan wanneer dehoofdschakelaar aan staat.Standaard bedradingHoofdschakelaar12 V DCZekeringRoodGeelZwartHet beeldscherm verwijderenHet beeldscherm kan na gebruik worden verwijderdter bescherming tegen de omgevingsinvloedenen om veiligheidsredenen.Wanneer u het beeldscherm verwijderd, zie erdan op toe dat de stekkers die aan boord blijvenniet aan de elementen blootstaan. Druk destofhoezen over de uiteinden van de stekkers.Bewaar het beeldscherm op een droge schoneplaats, zoals de optionele <strong>Northstar</strong>-draagtas.In deze sectie worden zes bedradingsmo-gelijkhedenbeschreven:• Standaard bedrading. De fishfinderwordt niet automatisch gestart als de bootwordt gestart en de motorurenteller kanniet worden gebruikt.• Autostroombedrading. Deze dient gebruiktte worden voor motoruren en brandstof-computerfuncties.• Secondaire alarm bedrading• NMEA bedrading• Brandstof bedrading enkele motor• Brandstof bedrading dubbele motorOpmerking: Indien een draadkleur nietspecifiek wordt genoemd, wordt het niet in diebedrading gebruikt.Sectie 6-6 Systemen van meerdere instrumenten,beschrijft NMEA en NavBus.NMEA bedradingsoptie(Alleen voor <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>)Witte draad: Gebruik deze, indien gewenst, om defishfinder aan andere NMEA-instrumenten, zoals<strong>Northstar</strong>’s <strong>Explorer</strong> R310, te verbinden (zie sectie6-6 Systemen van meerdere instrumenten).Secondaire alarm bedradingsoptie(Alleen voor <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>)Groene draad: Gebruik deze om een secondairealarmindicator, zoals een externe toeter of een flikkerlichtte verbinden aan de ingebouwde stroomketen.Zie het autopower bedradingsdiagram.Indien de externe buzzer of lichten meer dan200 mA nodig hebben dient u een relais teinstalleren. Voor meer advies kunt u contactopnemen met uw <strong>Northstar</strong>-leverancier.Brandstofkit bedrading(Alleen voor <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>)Zie de Brandstofkit Installatiehandleiding voorinformatie over de brandstoftransducerkabel.Met autopowerbedrading (zoals in dezesectie beschreven wordt) zorgt u ervoordat de brandstofteller start zodra de motorAutopower optieZwarte draad: Verbind deze aan het negatieveaccucontact.Rode draad: Verbind deze aan het positieveaccucontact na de hoofdschakelaar. Plaats een1 Amp zekering, zoals weergegeven.Gele draad: om gebruik te kunnen maken vanAutopower optieNaar ontstekingssysteemZekering6-5 Systemen van meerdere instrumentenMeerdere <strong>Northstar</strong> instrumenten kunnen op elkaarworden aangesloten om data uit te wisselen.NMEANMEA is een industriestandaard voor verbindingentussen zeevaartinstrumenten. Data dieverzonden wordt door een instrument via eenNMEA-lijn kan worden gelezen en weergevengestart wordt.24 <strong>Northstar</strong> <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding <strong>Northstar</strong>25door een ander instrument dat NMEA 0183versie 2 accepteert. Hiervoor zijn specifiekeverbindingen tussen instrumenten benodigd.Neem contact op met u <strong>Northstar</strong>-leveranciervoor informatie over <strong>Northstar</strong>’s complete assortimentNMEA-instrumenten en verbindingsmogelijkheden.OnstekingsschakelaarHoofdschakelaarZekeringExterne toeterof licht12 V DC<strong>Explorer</strong> R310Repeater voordiepte, snelheid,watertemperatuuren accuvoltage.Accepteert NavBusof NMEA data-inputvan andere instrumenten.Wit (NMEA uit)GeelRoodGroenZwart<strong>Explorer</strong> D210Diepterepeater6-6 Schoonmaak en OnderhoudU dient het scherm, indien vies of bedekt metzeezout, alleen met een natte doek en eenmild afwasmiddel schoon te maken. Gebruikgeen schuurmiddelen, benzine of andereoplosmiddelen.Bedek of verwijder een spiegeltransducer wanneeru de romp verft. Indien u over de transducer verftmet een verf om aanslag tegen te gaan, gebruikdan slechts één laagje verf en verwijder devoorgaande laag door lichtjes te schuren..Voor een optimale werking, dient u niet overkabels te lopen of ze ergens tussen te klemmen.de motorurenteller en de brandstofteller en omde fishfinder te starten wanneer de motor wordtgestart verbind u de gele draad met het ontstekingssysteemvia een 1 Amp zekering.Opmerking: De fishfinder kan niet wordenuitgezet als de motor loopt.‘Door-de-huid’-transducers‘Door-de-huid’ (through-hull)-transducers wordengeleverd met een ‘Y’-verbindingsstukjevoor de verbinding van beide transducersaan het onderste stopcontact met de blauwemoer8-pinphono‘Door-de-huid’-snelheids/temperatuur-transducer 'Door-de-huid' (throughhull) dieptetransducer<strong>Explorer</strong> 550:<strong>Northstar</strong>'s gps-chartplottermet kleurenbeeldschermenwereldwijd bereik.Houdt de transducer vrij van algen, verf en vuil.Gebruik geen hogedrukreiniger om het schepradvan de snelheidssensor te reinigen omdat het dekogellagers zou kunnen beschadigen.Als u de <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong>0 niet gebruikt, dan kuntu het instrument van de beugel pakken en bewarenin de <strong>Northstar</strong>-draagtas of, als u het instrument opde bevestigingsbeugel geplaatst laat, beschermendoor het zonnehoesje te gebruiken.


Appendix A - SpecificatiesDieptebereik• 0,6 m tot 180 m.Beeldschermtype• TFT kleur.• Schermresolutie 320 hoog x240 breed (pixels).• LED multi-level achtergrondverlichting.Voltage bron• 10 tot 35 V DC.Stroom bron 13,8 V• 300 mA min - geen achtergrondverlichting.• 400 mA max - volledigeachtergrondverlichting.Output stroom• Variabel, max 200 W RMS.Gebruikstemperatuur• 0° tot 50°C.Spiegeltransducer kabellengte• <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong> 10 m.• <strong>Explorer</strong> <strong>438</strong> 8 m.Typische diepteverwervingstijdvanaf opstarten• 2 seconden op 30 m.Dubbele transducer frequentie• 200 kHzGevoeligheid ontvanger• Beter dan 10 microvolts RMS.• Dynamisch bereik 4,0 miljoen tot 1 (120 dB).Overeenkomstig met standaarden143.5 mm126.0 mm126.0 mm<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>: 89 mm<strong>Explorer</strong> <strong>438</strong>: 97 mm• EMC:USA FCC Deel 15 Klasse B.Europa (CE) EN50081-1 en EN50082-1Snelheidsbereik• 1 tot 50 kn (96,6 kmpu).Communicaties• NMEA0183 (Ver 2,0) 4800 baud.• NavBus.NMEA OutputNMEA (0183) is een standaard voor het interfacenvan scheepvaartelektronica. De <strong>Northstar</strong>fishfinder kan de volgende zinnen versturen:• DBT (Diepte onder transducer).• DPT (Diepte en kielafstand).• VHW (Snelheid).• MTW (Watertemperatuur).• XDR (Batterijvoltage en brandstofflow).Brandstofcomputer(optionele brandstoftransducer(s) benodigd)• Tweetakt carburateur buitenboordmotorenen EFI benzinemotoren: 30 tot 300 pk.• Viertakt benzine buitenboordmotor: 90 tot300 pk.• Benzine binnenboordmotor: 50 tot 300 pk.• Minimale flowratio: 5 liter per uur.• Maximale flowratio: 130 liter per uur.NavBus Assistentie• Ja.<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong>27.9 mm30.5 mm88.5 mmAppendix B – Problemen oplossenIn deze gids voor het oplossen van problemenwordt ervan uitgegaan dat u de completehandleiding gelezen en begrepen heeft.Het is vaak mogelijk om moeilijkheden op te lossenzonder dat het apparaat voor reparatie naarde fabriek wordt gezonden. Wij verzoeken uvriendelijk om deze sectie door te lezen voordatu contact opneemt met uw <strong>Northstar</strong> dealer.Geen van de onderdelen dient door de gebruikeronderhouden te worden. Om waterdichtheiden het correct in elkaar zetten te controlerenzijn specifieke methodes en testinstrumentennodig. Gebruikers die zelf hun <strong>Explorer</strong><strong>435</strong>/<strong>438</strong>0 onderhouden maken hierdoor degarantie ongeldig.Reparaties dienen alleen uitgevoerd te wordendoor servicecenters die door <strong>Northstar</strong> zijngoedgekeurd. Indien het product naar een servicecenterwordt gestuurd, is het belangrijk omtegelijkertijd de transducer(s) te sturen.U kunt meer informatie vinden op onze website:www.<strong>Northstar</strong>.com.1. Problemen bij inschakelen fishfinder:a) De <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> zijn ontworpen voorgebruik met een 12 volt accu-systeem,waarbij het voltage kan variëren tussen 10en 16,5 volt.Indien het voltage te hoog wordt, springter een zekering die het beeldschermuitschakelt. Controleer de zekering.b) Controleer dat aan de achterkant van hetbeeldscherm de verbindingsstekker van destroomkabel stevig in het contact zit en datde sluitmoer vast zit. Voor een watervasteverbinding dient de sluitmoer vastgedraaidte zijn.c) Meet het accuvoltage wanneer er eenlading op de accu is – doe een paarlampen, de radio of andere op de accuaangesloten elektrische apparatuur aan.Als het voltage minder dan 10 V is:- de accucontacten of bedrading naar decontacten kan gecorrodeerd zijn.- de accu wordt misschien niet goedopgeladen of is aan vervanging toe.d) Controleer de stroomkabel van begin toteind op schade, zoals scheurtjes, breukenen geplette of vertrapte stukken.e) Verzekert u zich ervan dat de rode draadis verbonden met het positieve accucontacten de zwarte met het negatieveaccucontact. Indien er bedrading is voorAutopower, kijk dan of de gele draad verbondenis aan het ontstekingssysteem.Controleer ook het hoofdschakelaarcircuitaan boord (zie sectie 6-5 Bedradingsmogelijkheden).f) Controleer of er corrosie is aan destroomkabelverbinding en maak dezeindien noodzakelijk schoon of vervang.g) Controleer zekeringen die in lijn zijn geplaatstmet de stroomkabel. Een zekeringkan gesprongen of gecorrodeerd zijn terwijldeze goed lijkt te zijn. Test de zekering ofvervang hem met een zekering die zekergoed is.2. De fishfinder kan niet uitgeschakeldworden:De fishfinder kan op autopower zijnaangesloten. In dit geval kan de fishfinderniet worden uitgeschakeld indiende motor loopt. (Zie Autopower bedradingin sectie 6-5 Bedradingsmogelijkheden).3. De fishfinder vertoontonregelmatigheden in gebruik:a) Controleer dat er geen vuil aan de transduceris blijven hangen (bijv. wier of eenplastic zak).b) De transducer kan zijn beschadigd tijdenshet te water laten, aan de grond lopen ofdoor onderweg tegen iets te zijn aangevaren.Indien de transducer geraakt is, kanhet de beugel opgeschoten zijn. Als detransducer niet beschadigd is, plaats hetdan weer op zijn originele plaats. (Zie deSpiegeltransducer Installatie-handleiding.)c) Wanneer de transducer zich minder dan0,6 m van de zeebodem bevindt kunnendieptelezingen inconsistent en onregelmatigworden.d) Handmatige toename is misschien te laagingesteld, wat een zwakke bodemecho ofeen gebrek aan vissignalen veroorzaakt. AlsHandmatige toename aanstaat, probeer danToename te verhogen.26 <strong>Northstar</strong> <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding <strong>Northstar</strong>27


e) Verzekert u zich ervan dat de rode draadis verbonden met het positieve accucontacten de zwarte met het negatieve accucontact.Indien er bedrading is voor Autopower,kijk dan of de gele draad verbonden is aanhet ontstekingssysteem. Controleer ookhet hoofdschakelaarsysteem aan boord(zie sectie 6-5 Bedradingsmogelijkheden).f) Verzekert u zich ervan dat de achterkantvan de onderkant van de transducer ietslager is dan de voorkant en dat de voorkantzo diep mogelijk in het water ligt zodater zo weinig mogelijk belletjes ontstaandoor cavitatie. (Zie de SpiegeltransducerInstallatiehandleiding).g) Controleer de stroomkabel van begin toteind op schade, zoals scheurtjes, breukenen geplette of vertrapte stukken.h) Controleer of er geen andere fishfinder ofdieptesounder is ingeschakeld, die de storingop deze fishfinder veroorzaakt.i) Elektrische ruis van de boots motor of eenaccessoire kan de transducer en/of de<strong>Northstar</strong> fishfinder storen. Dit kan ervoorzorgen dat de fishfinder automatisch deToename verlaagt tenzij u Handmatigetoename gebruikt.De fishfinder verwijdert zo zwakkere signalenzoals vissen of zelfs de bodem vanhet scherm. Dit kan worden gecontroleerddoor andere instrumenten en accessoires(zoals een ruimpomp) en de motor uit teschakelen totdat men het irriterendeonderdeel heeft gevonden. Om problemenmet elektrische ruis te voorkomen,probeer:- de stroom- en transducerkabels teherleggen, op een afstand van andereelektrische bedrading aan boord.- de stroomkabel van het beeldschermdirect aan de accu te verbinden meteen in lijn zekering.4. De bodem wordt niet weergegeven:a) De fishfinder staat misschien op Handmatigbereik en de diepte ligt wellichtbuiten de geselecteerde waarde. U kuntof de fishfinder op Autobereik zetten ofeen ander dieptebereik kiezen (zie sectie4-4 Bereik).b) De diepte kan buiten het bereik van de fishfinderliggen. In Autobereik zal het scherm“--.-” aangeven zodat u weet dat er geenbodem gevonden is. Als u in ondieper waterkomt zou er weer een bodem moetenverschijnen.5. De bodem wordt te ver naar de bovenkantvan het scherm weergegeven:De fishfinder kan op Handmatig bereikstaan en het geselecteerde bereik iste hoog voor de diepte. U kunt of defishfinder op Autobereik zetten of eenander dieptebereik kiezen (zie sectie 4-5Bereik).6. De bodem verdwijnt of de digitale weergavevertoont onregelmatigheden:a) Verzekert u zich ervan dat de achterkantvan de onderkant van de transduceriets lager is geplaatst dan de voorkanten dat de voorkant zo diep mogelijk inhet water zodat er zo weinig mogelijkbelletjes ontstaan door cavitatie. Zie deSpiegeltransducer Installatiehandleiding,voor meer informatie.b) Misschien bevindt de transducer zich inturbulent water. Luchtbelletjes in het waterverstoren de teruggezonden echo’s, wathet moeilijk maakt voor de fishfinder omde bodem of ander voorwerpen onderwater te vinden. Dit gebeurt vaak wanneeru achteruit vaart. Voor een goede werkingvan de fishfinder op alle vaarsnelheden dientde transducer op een plaats te wordengeïnstalleerd waar er gelijkmatig water overstroomt.c) Elektrische ruis van de boots motor kan defishfinder storen. Probeer het gebruik vansuppressie bougies.7. Indien de fishfinder bij inschakeling piept,maar er niets op het beeldscherm verschijnt:Kan het zijn dat de fishfinder werkt, maar dat deachtergrondverlichting te donker is ingesteld.Zie sectie 2 Standaard bediening, om hetachtergrondverlichtingsniveau te veranderen.(Druk twee keer op )8. De weergegeven taal klopt niet:Zie sectie 3-1 Instelling > Systeem.9. Verbruikte of resterende brandstof lijktincorrect:a) Indien de motor loopt terwijl de fishfinder isuitgeschakeld, zal de fishfinder de brandstofdie gedurende die tijd wordt verbruikt nietregistreren. Het gevolg hiervan is dat deResterende brandstofwaarde hoger is dande hoeveelheid brandstof in de tank.Om dit probleem te voorkomen kunt ugebruik maken van de autopower bedradingsmogelijkheid,zoals beschreven in 6-5Bedradingsmogelijkheden. Dit zorgt ervoordat de fishfinder ingeschakeld wordt zodrahet contactsleuteltje wordt omgedraaid.b) Als de zee ruig is kan brandstof door debrandstoftransducer heen en weer golven,wat in incorrecte aflezingen resulteert. Uzou kunnen proberen een een-weg kleptussen de brandstoftransducer en debrandstoftank te installeren.c) De resterende brandstofwaarde dient naelke tankbeurt gereset te worden (zie sectie3-3 Instelling > Brandstof).d) U kunt de brandstoftank als gevolg van luchtzakkenwellicht niet altijd tot hetzelfde niveauopvullen. Dit is met name met ondervloersetanks het geval.e) Brandstoftransducers verslijten na bepaaldetijd en dienen na elke 5000 liter brandstofvervangen te worden.10. Flow geeft Geen of weinigbrandstof aan.a) Controleer dat het aantal motoren op 1is ingesteld. Zie sectie 3-3 Instelling >Brandstof.b) Controleer dat de brandstofkabelverbindingengoed in het contact zitten en dat desluitmoer is aangedraaid. De sluitmoerdient vastgedraaid te worden voor eenwaterdichte verbinding.c) Een brandstoftransducer kan verstopt raken.Als dit zo is, verwijder dan de transduceruit de brandstoflijn en blaas er voorzichtigdoor in de tegenovergestelde richting vande brandstofflow.d) Controleer de brandstofkabel van begin toteind op schade, zoals scheurtjes, breukenen geplette of vertrapte stukken.e) Controleer of het brandstoffilter schoon is.11.Een twinmotorinstallatie geeft maar eenflowratio weer:a) Controleer of het aantal motoren op 2is ingesteld (zie sectie 3-3 Instelling >Brandstof).12.Onregelmatige Brandstofflowweergave:a) De brandstofflowtransducer bevindt zichwellicht te dicht bij de brandstofpomp of isonderhevig aan overmatige trilling. Wij verwijzenu naar de installatie-instructies die bijde brandstoftransducer geleverd worden.b) Controleer op lekkage in de brandstoflijn ofbij het brandstofaanzuigpunt in de tank.c) Het flowfilter is niet geschikt voor demotor. Controleer dat de waarde niet opnul is ingesteld en probeer dan de waardete verhogen totdat een regelmatigeflowratio wordt weergegeven. Zie sectie3-3 Instelling > Brandstof.13.Brandstofverbruik wordt niet weergegeven:a) De boot dient te varen om het verbruik weerte kunnen geven.b) Controleer of het logwiel van de transducerongehinderd rond kan draaien en dat detwee magneetjes in het scheprad zich opde juiste plaats bevinden.14.Er wordt een dubbel bodemtracéweergegeven:a) De boot bevindt zich wellicht in eengebied waar schaduwen wordengecreëerd. Zie sectie 4-1 Verklaren vanhet beeldscherm.b) In ondiep water kunnen echo’s stuiteren.Verlaag de Toename (gevoeligheid)instelling (zie sectie 4-3 Toename) en/ofverlaag de sterkte van de sonartrilling (ziesectie 3-2 Instelling > Sonar).c) Verlaag het Bereik.28 <strong>Northstar</strong> <strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding<strong>Explorer</strong> <strong>435</strong>/<strong>438</strong> Installatie- en Bedieningshandleiding <strong>Northstar</strong>29


AMERICA30 Sudbury Road,Acton, MA 01720, USAPh: +1 978.897.6600Ph: +1 800.628.4487Fax: +1 978.897.7241sales@bntmarine.comEUROPEUnit 2, Ocean Quay,Belvidere Rd, Southampton,SO14 5QY, ENGLANDPh: +44 2380 339922Fax: +44 2380 330345northstaruk@northstarnav.comAUSTRALIAPO Box 479,Gladesville, NSW 2111,AUSTRALIAPh: +61 2 9879 9060Fax: +61 2 9879 9009northstaraus@northstarnav.comNEW ZEALANDPO Box 68 155,Newton, AucklandNEW ZEALANDPh: +64 9 481 0500Fax: +64 9 481 0590northstarnz@northstarnav.comwww.northstarnav.comMade in New ZealandMN000598A-G_DUT

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!