13.07.2015 Views

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ...

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ...

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>VLAAMS</strong> <strong>VERBOND</strong> <strong>VAN</strong> <strong>HET</strong> <strong>KATHOLIEK</strong><strong>SECUNDAIR</strong> ONDERWIJSLEERPLAN <strong>SECUNDAIR</strong> ONDERWIJSFYSICATweede graad TSOLichamelijke opvoeding en sportPlant-, dier- en milieutechniekenTopsportLicap - Brussel D/2001/0279/018 - september 2001


Deze brochure bevat het leerplanAV FYSICA2de graad tso voor de studierichting Lichamelijke opvoeding en sport, TopsportenTV LANDBOUW/TOEGEPASTE NATUURWETENSCHAPPEN/TUINBOUWTOEGEPASTE FYSICA2de graad tso voor de studierichting Plant-, dier- en milieutechnieken1ste leerjaar: 2 uur/week2de leerjaar: 2 uur/weekAV Fysica 2 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


INHOUDVISIE OP DE VERWERKING <strong>VAN</strong> DE LEERPLANNEN AV FYSICA EN TV TOEGEPASTE FYSICA TWEEDEGRAAD tso EN kso .......................................................................................................................................... 41 BEGINSITUATIE ........................................................................................................................... 52 ALGEMENE DOELSTELLINGEN ................................................................................................ 52.1 Inleiding ........................................................................................................................................ 52.2 Eindtermen ................................................................................................................................... 52.3 Basisdoelstellingen ..................................................................................................................... 53 ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN ........................................................... 63.1 Taak van de leraar ....................................................................................................................... 73.2 Werkvormen ................................................................................................................................. 73.3 Toepassingen - vraagstukken .................................................................................................... 83.4 Contexten ...................................................................................................................................... 83.5 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)........................................................................ 93.6 De jaarplanning ........................................................................................................................... 93.7 Veiligheid en milieuaspecten ................................................................................................... 104 LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN ENDIDACTISCHE WENKEN ........................................................................................................... 10EERSTE LEERJAAR4.1 Metrologie .................................................................................................................................. 104.2 Algemene eigenschappen en deeltjesmodel van de materie ............................................... 124.3 Optica ......................................................................................................................................... 144.4 Krachten ..................................................................................................................................... 17TWEEDE LEERJAAR4.5 Herhaling meetnauwkeurigheid ............................................................................................... 184.6 Arbeid, energie en vermogen ................................................................................................... 184.7 Druk ............................................................................................................................................ 194.8 Gaswetten .................................................................................................................................. 204.9 Temperatuur, warmtehoeveelheid en inwendige energie ..................................................... 204.10 Faseovergangen ........................................................................................................................ 215 EVALUATIE ................................................................................................................................ 236 MINIMALE MATERIELE VEREISTEN ....................................................................................... 237 BIBLIOGRAFIE ........................................................................................................................... 268 LIJST <strong>VAN</strong> DE GEMEENSCHAPPELIJKE EINDTERMEN VOORWETENSCHAPPEN.................................................................................................................... 27AV Fysica 3 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


VISIE OP DE VERWERKING <strong>VAN</strong> DE LEERPLANNEN AV FYSICA ENTV TOEGEPASTE FYSICA TWEEDE GRAAD kso EN tsoToelichtingDe verschillende studierichtingen tso en kso krijgen in de tweede graad inhoudelijk nagenoeg dezelfdeleerinhouden AV Fysica en TV Toegepaste fysica aangeboden (kennis als doel). Naast kleine verschillenwordt eenzelfde leerstofpunt nu eens als basisleerstof dan weer als herhalingsleerstof aangeboden.De eerste werkelijke differentiatie ligt op het vlak van de verwerking van de fysicaleerstof. De studierichtingenkunnen worden ingedeeld volgens het beheersingsniveau van de leerstof die de leerlingen moeten bereiken.Voor lesgroepen met 1 uur/week AV Fysica of TV Toegepaste fysica en 3 uur/week wiskunde hebben weniveau I. Op dit niveau zijn het concreet denken, het kwalitatief toepassen van kennisfeiten, bv. viadenkvragen of via op de leefwereld gerichte contexten, en het oplossen van standaardproblemen aan deorde.Voor lesgroepen met 1 uur/week AV Fysica en TV Toegepaste fysica en 5 uur/week wiskunde hebben weeen niveau II. Hier wordt via theoretische afleidingen en verklaringen een meer abstracte benadering van deleerstof nagestreefd en leert men planmatig probleemopdrachten oplossen met behulp van uitgebreiderrekenwerk.Het verschil tussen niveau I en niveau II hangt dus nauw samen met het aantal uren wiskunde (3 uur/week of5 uur/week), waardoor kwantitatieve problemen diepgaander kunnen worden aangepakt. Daarenboven zal deopgedane kennis hier ook gebruikt worden om nieuwe situaties kwalitatief te verklaren (kennis alsgereedschap).Voor de lesgroepen met 2 uur/week AV Fysica of TV Toegepaste fysica is er een niveau III. Hier houden werekening met het feit dat deze leerlingen in de derde graad van het secundair onderwijs hoofdzakelijk vooreen technisch-wetenschappelijke studierichting kiezen. Om met succes de vervolgopleidingen uit het domeinvan de exacte wetenschappen of toegepaste wetenschappen te kunnen volgen, moeten de leerlingen overeen behoorlijk uitgebreide kennisbasis beschikken, in zekere mate abstract en formeel kunnen denken enprobleemopdrachten kunnen oplossen. De leerinhouden worden voor die groep dan ook uitgebreid enuitgediept. Het uitvoeren van praktische opdrachten (leerlingenproeven) moet het kennen (begripsvorming)en het kunnen (leren onderzoeken) van fysica in de hand werken.De studierichtingen 'Industriële wetenschappen' en 'Bouw- en houtkunde' (niveau II, b) sluiten qualeerinhouden ongeveer aan bij niveau II (1 uur/week), maar qua doelstellingen en verwerkingsniveau wordtgetracht zoveel als mogelijk aan te sluiten bij niveau III.Studierichtingen met 2 uur/week AV Fysica of TV Toegepaste fysica en 3 uur/week wiskunde (niveau III, b)krijgen voldoende tijd om de doelstellingen en het verwerkingsniveau van niveau II te bereiken.Een tweede differentiatie gebeurt tussen de industriële en de niet-industriële richtingen.Bij de niet-industriële studierichtingen wordt gestreefd naar een sterke wisselwerking tussen de leefomgevingen de leeromgeving, waardoor de maatschappelijke relevantie van de toegepaste fysica voor die groepleerlingen sterker tot uiting komt. Dit betekent dat contexten, toepassingen of voorbeelden inhoudelijk moetenmotiveren doordat ze functioneel en op de leefwereld gericht zijn of maatschappelijk-cultureel zijn.De industriële richtingen (-technieken) streven eveneens naar een sterke wisselwerking tussen leefomgevingen leeromgeving. Dit betekent voor hen dat de contexten, toepassingen of voorbeelden hier bij voorkeurtoegepast-praktisch zijn of zoveel mogelijk uit de techniek moeten komen of aansluiten bij praktijksituaties.AV Fysica 4 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


1 BEGINSITUATIEAlle leerlingen hebben in de eerste graad het vak Techniek gevolgd. Hierin hebben ze op een praktische entechnische wijze kennisgemaakt met vaardigheden die betrekking hebben op elektriciteit (elektrischekringen), mechanica (overbrengingen) en digitale techniek (beslissen met poorten) en met eencontextgebonden omschrijving van het begrip energie (technologie thuis).Heel wat leerlingen hebben in het tweede leerjaar van de eerste graad kennisgemaakt met fysica langs hetvak Natuurwetenschappen of het vak Wetenschappelijk werk. Deze vakken waren in de eerste plaatsbedoeld om belangstelling en enthousiasme op te wekken voor de natuurwetenschappen in het algemeen ende fysica in het bijzonder. De leerlingen hebben dan reeds kennisgemaakt met elementaire begrippen inverband met elektriciteit, mechanica, chemie en biologie.2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN2.1 InleidingHet fysicaonderricht levert een bijdrage tot de algemene vorming van de leerlingen. Dit gebeurt door hetaanscherpen van de zintuiglijke waarneming, het verwerven van elementaire kennis en vaardigheden en hetbijbrengen van attitudes om zinvol te kunnen functioneren in onze samenleving. Het fysicaonderricht vormttevens een schakel tussen fysische wetten en toepassingen die aansluiten bij de leefwereld.2.2 EindtermenDe eindtermen, zoals weergegeven in rubriek 8, zijn onderverdeeld in drie rubrieken: onderzoekend leren,wetenschap en samenleving en attitudes. Tezamen vormen ze de Gemeenschappelijke eindtermen voorwetenschappen. De gemeenschappelijke eindtermen gelden voor biologie, chemie, fysica ennatuurwetenschappen en worden daarom in onderlinge afspraak over de verschillende vakken, die in hetcurriculum voorkomen, verdeeld. Indien echter alleen fysica voorkomt in het curriculum, dan moeten al dezeeindtermen aan bod komen in het vak Fysica. Ze moeten gerealiseerd worden op het einde van de tweedegraad. Deze gemeenschappelijke eindtermen zijn derhalve opgenomen in de algemene doelstellingen van ditleerplan en worden er samen mee verwezenlijkt. De nummers achter de basisdoelstellingen verwijzen naarde overeenstemmende eindtermen. Daarnaast zijn er ook nog de attitudinale eindtermen die zijn aangegevendoor bv. (*27) en moeten worden nagestreefd.2.3 Basisdoelstellingen2.3.1 CognitiefIn verband met het cognitieve gaat het om het verwerven van elementaire fysische feitenkennis (basiskennis).De leerinhouden zijn hiervan een weergave.Fysische wetmatigheden worden best in verband gebracht met toepassingen uit de dagelijkse leefwereld.De leerlingen zouden op het einde van de tweede graad in staat moeten zijn om:- eenvoudige feiten en definities te verwerken en weer te geven (1),- inzichtelijk om te gaan met fysische relaties op een concreet niveau (3),- fysische wetmatigheden te herkennen in verschijnselen in hun leefwereld (5),- met de vereiste nauwkeurigheid te rekenen aan standaardproblemen (8, *29),- om te gaan met diagrammen, tabellen en grafieken (12),- een bewering of een verwachting uit te spreken in verband met een eenvoudig fenomeen en dit toelichten (2),- uit waarnemingen bij demonstratieproeven geldige conclusies te trekken, deze te verwoorden en toe te lichten(6, 7),AV Fysica 5 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


Men streeft daarom naar een sterke wisselwerking tussen de leefomgeving en de leeromgeving, waardoor demaatschappelijke relevantie van de fysica voor de leerlingen sterker tot uiting komt. Dit betekent dat decontexten, toepassingen, vraagstukken en voorbeelden, die de leerlingen inhoudelijk moeten motiveren,maatschappelijk-cultureel van aard zijn.Dit vereist een specifieke pedagogisch-didactische aanpak.3.1 Taak van de leraarLeren is de taak van de leerling. Het is de verantwoordelijkheid van de leraar er voor te zorgen dat dit inoptimale omstandigheden gebeurt. Leren is een actief proces, waarbij de leerling onder begeleiding van deleraar actie onderneemt. In het traditioneel onderwijs stond de leraar centraal, hij was diegene dieonderwees.In een leerlingactief onderwijs is dit een onmogelijke taak, de leraar speelt hier een andere rol.De leraar wordt procesbegeleider binnen een leeromgeving waarvan hij zelf deel uitmaakt. Hij schept eensfeer, een klimaat waarin leerlingen graag en goed werken. De onderwijspraktijk wordt gekenmerkt door eengoed evenwicht tussen enerzijds het actief deelnemen aan een onderwijsleergesprek (aanbrengen vanleerstof) of het zelfstandig afwerken van leertaken en anderzijds het geven van de nodige instructie door deleraar (verwerken van leerstof). De leraar is diegene die voor deze werkvorm motiveert en die de motivatie oppeil houdt, maar er tegelijk over waakt dat sommige leerlingen niet afhaken. De leraar moet in staat zijnzinvolle leeractiviteiten te koppelen aan stukjes leerstof.De vertaling door de leraar van de abstracte leerstof naar een meer concreet niveau is een zeer belangrijkeopdracht. Het is de noodzakelijke voorwaarde om alle leerlingen elementaire kennis bij te brengen eninteresse op te wekken voor de fysica.Het is vanzelfsprekend dat er een verticale samenwerking is met de collega’s fysica en dat er horizontaleafspraken gemaakt worden met de collega’s wiskunde (geometrische optica, tekenen van grafieken,rekenvaardigheden ... ) en chemie (beschrijving en gebruik van het deeltjesmodel, milieu-aspecten bijenergie).3.2 WerkvormenWe pleiten er voor de leerstof op een gevarieerde manier aan te bieden en op voorhand geen enkelewerkvorm uit te sluiten. Er zijn randvoorwaarden zoals de beschikbare lestijd, het vaklokaal, het didactischmateriaal en de hulpmiddelen die mee de gebruikte werkvorm bepalen. Leerlingen moeten in de les meerdoen dan luisteren en notities nemen. We geven er de voorkeur aan voor die werkvormen te kiezen die heteffectief leren in de les bevorderen zoals de directe instructie bij opbouw van de leerstof, het samenwerkendleren, het gesloten of open onderwijsleergesprek bij het uitvoeren van een demonstratieproef of bij hetbespreken van een context, het eventueel uitvoeren van leerlingenproeven ... Een open onderwijsleergesprekis een goed voorbeeld van een interactieve lessituatie onder leiding van de leraar. Door een grotere activiteitvan de leerlingen is de kans op betrokkenheid groter en worden de denkprocessen gestimuleerd. Bovendienwordt het denkproces zichtbaar gemaakt omdat de leerling zijn denken moet verwoorden. Fouteredeneringen, valse voorstellingen, verkeerd woordgebruik kunnen meteen gecorrigeerd en eventueel dooreen medeleerling aangevuld worden. Daarmee wordt het leren effectiever en kan het ontwikkelen van hetdenken plaatsvinden. Een demonstratieproef gebruikt men als kapstok om een onderwijsleergesprek tevoeren. Iedereen moet de proef kunnen zien en de leraar bouwt met de proef een spanningsboog op. Deleerlingen worden er actief bij betrokken door het stellen van vragen waarop ze door waarnemen ennadenken moeten kunnen antwoorden.Daarnaast nemen leerlingenproeven ook een belangrijke plaats in het leerproces.Onder leerlingenproeven verstaat men een activiteit waarbij leerlingen alleen of in kleine groepjes (2 à 3)zelfstandig (maar onder supervisie van de leraar) proeven (zowel kwalitatief als kwantitatief) uitvoeren inverband met één of ander fysisch verschijnsel dat behoort tot het leerpakket.Het laten uitvoeren van leerlingenproeven streeft een aantal specifieke vaardigheden na: waarnemen,instrumenten gebruiken, meten, meetresultaten ordenen en verwerken, grafieken opstellen, besluitenAV Fysica 7 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


formuleren ... Daarnaast speelt het practicum een rol in de noodzakelijke afwisseling van de onderwijssituatieen verhoogt het de betrokkenheid van de leerling bij het leren door hem een stuk eigenverantwoordelijkheid te geven (motiveren, belangstelling wekken ...).Deze doelen betekenen in de praktijk dat de leerlingenproeven in de tweede graad op harmonieuze wijzeingepast moeten zijn in het aanbrengen van de leerstof. In het eerste leerjaar biedt het bestaandeleerlingenmateriaal in verband met massadichtheid, deeltjestheorie, optica en krachten voldoendemogelijkheden om deze leerstof op een leerlingenactieve manier aan te brengen. Ook in het tweede leerjaarkrijgt men daartoe voldoende kansen onder andere door het onderzoeken van de geleverde arbeid bij eenhellend vlak, het energiegebruik of vermogen van een apparaat, het verifiëren van gaswetten of het bepalenvan de specifieke warmtecapaciteit en specifieke smeltwarmte. De experimentele werkvorm heeft hiereveneens een gunstige invloed op de begripsvorming.Bij het practicum voor de tweede graad gaat onze voorkeur uit naar een gesloten opdrachtenblad datprecieze instructies bevat. Toch moet men vermijden dat deze activiteit te Areceptachtig@ verloopt. Dit kanvermeden worden door doe-, denk- en schrijfopdrachten, tekenen en interpreteren van grafieken. Deantwoorden op de denkvragen moeten meer inhouden dan het invullen van een woord op het verslagblad.Door de leerlingen te laten reflecteren over het resultaat kunnen ze in een aantal gevallen tot persoonlijkebesluitvorming komen. Het leerlingenpracticum verloopt onder supervisie van de leraar. De begeleiding is bijde aanvang het best gericht op de praktische problemen waarbij leerlingen soms vastlopen. Geleidelijk aanzal meer aandacht worden gegeven aan andere experimentele vaardigheden en klasdiscussie in verbandmet het resultaat.3.3 Toepassingen - vraagstukkenRekenopdrachten moeten aangepast zijn aan het niveau van de leerlingen en bestaan bij voorkeur uitstandaardproblemen. Daarnaast is het aanbieden van eenvoudige denkvragen en meerkeuzetoetsen tenzeerste gewenst. Men moet bijzondere aandacht hebben voor die oefeningen en opdrachten die aansluitenbij de leefwereld. In dit geval is het toevoegen van een afbeelding of een figuur zeer nuttig en dit stimuleertde leerlingen tot het afwerken van de opdracht.Het is wettelijk voorzien dat het SI-eenhedenstelsel gebruikt wordt. Er zijn uiteraard ook niet SI-eenheden dietoegelaten zijn zoals bar, C ...Voor de naam, het symbool en de eenheid van de grootheden verwijzen we naar de Belgische normen (NBN)die hieromtrent worden uitgevaardigd. Men kan zich hiervoor wenden tot: BIN (Belgisch Instituut voorNormalisatie), Brabançonnelaan 31 - 1040 Brussel.Rekenvaardigheden onder andere in verband met het metriek stelsel en de wetenschappelijke notatie (viamachten van 10 of voorvoegsels) zijn permanent na te streven vaardigheden.Met het algemeen in gebruik nemen van de zakrekenmachine voor het verwerken van meetresultaten of bij hetoplossen van vraagstukken is het nodig om aandacht te schenken aan het aantal cijfers in het resultaat.Leerlingen moeten met een elementair besef van nauwkeurigheid de resultaten van berekeningen kunnenweergeven. Het werken met beduidende cijfers en de vuistregels die we aanleren voor het berekenen vanresultaten bieden hiervoor een eenvoudige en elegante oplossing. Het inoefenen van de benaderingsregelsgebeurt consequent bij alle berekeningen. Dit komt vooral aan bod in het tweede leerjaar van de tweede graad.3.4 ContextenEen belangrijke opgave van het fysicaonderwijs voor niet-wetenschappelijke tso-studierichtingen is deleerlingen helpen deel te nemen aan oordeelsvorming en standpuntbepaling ten aanzien vanmaatschappelijke vraagstukken die met wetenschappelijke toepassingen verband houden. Daarom moet hetfysicaonderwijs in de toepassingen ook leefwereldgericht zijn. Situaties uit het dagelijks leven zijn voor deleerlingen herkenbaar, hebben betekenis en zijn bij een goede keuze naar niveau en inhoud ook bruikbaar.Dergelijke situaties worden in vaktaal aangeduid als context. Contexten zijn praktijksituaties uit het dagelijkseleven en de maatschappij, waarin leerlingen fysische principes en wetten herkennen en toepassen.Contexten moeten aansluiten bij de vakinhoud, maar zijn zelden puur fysisch. Bijna altijd zijn er raakvlakkenAV Fysica 8 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


met andere vakken. Contexten kunnen ook bijdragen tot het leren leren. Ze bieden immers de mogelijkheidtot inoefenen van vaardigheden zoals structureren, analyseren, selecteren, kritisch verwerken, hoofd- vanbijzaken onderscheiden ... Bovendien verhogen ze de motivatie bij de leerlingen omdat de leerstofbetekenis krijgt en zinvoller overkomt. Voorbeelden van bronnen voor contexten zijn artikels in tijdschriften enkranten.Deze laatsten vindt men ook terug in het Nederlands tijdschrift Exaktueel (zie bibliografie).Het is bijvoorbeeld aangewezen ter afsluiting van een bepaald leerstofonderdeel, een context metbijgevoegde vragen als zelfstandige opdracht te laten maken.3.5 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)De computer en de nieuwe media (het Internet, cd-rom ...) en andere audiovisuele middelen zijn niet meerweg te denken uit ons dagelijks leven. Ze bieden nieuwe didactische mogelijkheden en in bepaalde gevalleneen meerwaarde voor het fysicaonderwijs. Daarom is het gebruik van de computer en van audiovisuelemedia (bv. overheadprojector) aan te bevelen. In heel wat gevallen biedt de computer een meerwaarde,zoals het direct beschikbaar zijn van grafieken, het vlug kunnen veranderen van parameters ...Ongetwijfeld zullen leraren fysica vanaf het tweede leerjaar van de tweede graad, die een computer metinterfacekaart, meetpaneel en sensoren ter beschikking hebben, gebruikmaken van dit meetapparaat omdemonstratieproeven uit te voeren. Er zijn hieromtrent reeds diverse pakketten op de markt zoals Inventa,Coach Lab, Pasco ...Als gevolg van het navormingsproject “Integratie van de informatica in de fysica” biedt het VVKSO een aantalprogramma’s aan zoals onder andere het kader Labsoft en het basisexperiment warmte (Inventa).3.6 De jaarplanningHet afwerken van het leerplan is een dwingende plicht. Het behoort echter tot de pedagogische vrijheid vande leraar eigen accenten te leggen. Gezien de verbreding van de doelstellingen moet een leraar, die watmeer aandacht heeft voor omgevingsfysica dit wil zeggen minder nadruk legt op het bouwwerk van de theorieof iemand die zorgt voor een experimentele aanpak, niet in tijdnood komen.Om te helpen bij de jaarplanning kan onderstaand schema richtinggevend zijn.Eerste leerjaarAantal uren1 Metrologie2 Algemene eigenschappen van de materie- Algemene eigenschappen- Inleiding tot het deeltjesmodel: fenomenologisch- Opstellen en toepassen van het deeltjesmodel3 Optica- Lichtbronnen en donkere lichamen- Terugkaatsing bij vlakke spiegels- Lichtbreking- Optische toestellen4 Krachten10124442044938Totaal 50Tweede leerjaar5 Herhaling meetnauwkeurigheid6 Arbeid, energie en vermogen7 Druk8 De gaswettenAantal uren28109AV Fysica 9 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


9 Temperatuur, warmte en inwendige energie10 Faseovergangen912Totaal 503.7 Veiligheid en milieuaspectenWe leven in een maatschappij die steeds meer de invloed ondergaat van de technologie en de producten dietechnologie voortbrengt. Deze producten en apparaten houden gevaren in zodat veiligheidsaspectenbelangrijk zijn. Aandacht voor veiligheid zou moeten behoren tot de courante burgerzin van elk lid van onzemaatschappij.Voor de exacte wetenschappen is er dus een taak weggelegd op dit domein, aangezien fysica, chemie enbiologie de basiskennis in dit verband leveren.Het fysisch begrippenkader is aanwezig om de leerlingen verantwoorde informatie in verband met veiligheidin de domeinen mechanica, druk, gassen en warmte te geven.Binnen de fysica hanteert men ook allerlei veiligheidsaspecten in verband met het omgaan met stoffen (R- enS-zinnen, een goede etikettering). Het opbergen van chemicaliën gebeurt in daartoe aangepaste en af tesluiten kasten.Binnen het kader van de veiligheid speelt de goede inrichting van het vaklokaal een cruciale rol. Vooral deelektrische installatie en een eventuele gasinstallatie vragen bijzondere aandacht. De elektrische installatiewordt zeker beveiligd met een automatische verliesstroomschakelaar en eventueel een noodstop. Veiligheidvereist orde en netheid binnen het vaklokaal.Als leraar moeten we de leerlingen regelmatig wijzen op milieuaspecten, waardoor een milieubewust gedragwordt bevorderd. Indien een demonstratieproef zich daartoe leent, mag niet worden nagelaten demilieuaspecten aan de orde te stellen.Voorbeelden hiervan zijn: geen overdadig gebruik van chemicaliën of materialen, zuinig gebruik van energie,beperking van het lawaai, verantwoorde afvalverzameling (chemicaliën, batterijen, papier, glas ... ).4 LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN EN DIDACTISCHEWENKENDe vier leerlingenproeven die in de leerinhouden vermeld zijn, zijn verplicht uit te voeren. Indien de tijd hettoelaat mag men nog bijkomende leerlingenproeven laten uitvoeren, die aansluiten bij de leerinhouden. Ditlaatste behoort tot de pedagogische vrijheid van de leraar.(U) staat voor uitbreiding.EERSTE LEERJAAR4.1 MetrologieLEERPLANDOELSTELLINGEN- Het onderscheid aangeven tussen 'grootheid' en'eenheid'.- De gepaste toestellen kiezen om de groothedenlengte, massa, tijd, volume, temperatuur temeten.- De SI-eenheden samen met hun respectievelijkeveelvouden en delen van hoger vermeldegrootheden gebruiken.LEERINHOUDENGrootheden, eenheden, meettoestellen:lengte-, massa- , volume-, tijd-, temperatuurmetingAV Fysica 10 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENSommige leerlingen hebben in het tweede leerjaar van de eerste graad de grootheden lengte, tijd,temperatuur, volume en massa leren kennen samen met hun SI-eenheden. Zij kennen meettoestellen enhebben zelf metingen uitgevoerd. Zij hebben waarschijnlijk de meetresultaten in tabellen en diagrammenvoorgesteld. Voor hen is een deel van deze leerstof een herhaling waarbij aan verdieping moet gedaan worden.Voor anderen is deze leerstof volkomen nieuw. Een grootheid is een meetbaar begrip. Wat de eenhedenbetreft moet worden aangegeven dat ze deel uitmaken van een coherent eenhedenstelsel, het SI-eenhedenstelsel.LEERPLANDOELSTELLINGEN- Uitgaande van de schaalverdeling, de meetnauwkeurigheidvan het meetinstrument aangeven.- Meetresultaten op een correcte wijze noteren,rekening houdend met de nauwkeurigheid vanmetingen.LEERINHOUDENMeetnauwkeurigheid- rechtstreekse metingen- werken met beduidende cijfers- berekeningen met meetresultaten:- Het juiste aantal beduidende cijfers bepalen ineen resultaat via de benaderingsregels.PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENDe leerlingen beseffen mogelijks intuïtief dat een meetfout inherent is aan elke meting (uit vergelijkendemetingen). Dan verstaan ze ook dat de nauwkeurigheid van een meting afhangt van het gebruikte meettoestel enbegrijpen ze de betekenis van beduidende cijfers. Een meetfout geeft de mogelijke afwijking weer ten gevolgevan de beperkingen van het toestel en de meetmethode. Een vergissing bij de waarneming is bijgevolg geenmeetfout. Bij berekeningen met meetresultaten worden de benaderingsregels gebruikt: één voor som en verschil,en één voor product en deling. Er mag zeker niet overdreven worden met ellenlange reeksen oefeningen, waarbijgezocht is naar uitzonderlijke gevallen. Het toepassen van de benaderingsregels is een opgave die bij elkeberekening gedurende het jaar (en vooral in het tweede leerjaar van de tweede graad) altijd maar opnieuw wordtingeoefend.LEERPLANDOELSTELLINGEN- Meetresultaten grafisch voorstellen in eendiagram waarbij zeker aandacht gaat naar. het correct benoemen van de assen en deeenheden aangeven,. de schaal en schaalaanduidingen juistkiezen,. de meetresultaten correct aanbrengen in hetrooster,. het verloop van een grafiek doorzien,ondanks meetfouten.- Evenredige verbanden herkennen vanuitgrafieken.LEERINHOUDENGrafische voorstelling: recht evenredigheidPEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENUit het experiment volgen meetresultaten die in een tabel geplaatst worden. Met de meetresultaten (getallenkoppels)wordt een grafiek getekend (de onafhankelijk veranderlijke komt horizontaal, de afhankelijkveranderlijke verticaal). Het opstellen van grafieken is zeer belangrijk. Het is de visuele voorstelling van demeetresultaten. Bij grafieken dient bijzondere aandacht te gaan naar het benoemen van de assen en deAV Fysica 11 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


ijbehorende eenheden.De aandacht zal gevestigd worden op het tekenen van de trend (er liggen meetpunten boven en onder de lijn,wat voor leerlingen soms onbegrijpelijk is en totaal verschillend van wat ze in de wiskunde doen). In heteerste leerjaar van de tweede graad blijft dit beperkt tot het recht evenredig verband (de rechte door deoorsprong). Uit de vaststelling van een rechte door de oorsprong volgt de conclusie van een constanteverhouding.Het is vanzelfsprekend dat al deze leerinhouden voortdurend geïntegreerd zullen worden in de behandelingvan andere leerstofonderdelen, bv. bij massadichtheid.Daarenboven is het belangrijk hierover verticaal vakoverleg te plegen, zodat vanaf het eerste leerjaarafspraken kunnen gemaakt worden die ongewijzigd worden meegenomen tot het laatste leerjaar.4.2 Algemene eigenschappen en deeltjesmodel van de materie4.2.1 Algemene eigenschappenLEERPLANDOELSTELLINGEN- Beschrijven hoe de relatie tussen massa, volumeen dichtheid experimenteel bepaald wordt.- Vanuit bovenvermelde relatie een bruikbareformule voor massadichtheid opstellen en ditomschrijven.- Verwoorden hoe men te werk gaat bij het bepalenvan de massadichtheid van een vaste stof, eenvloeistof, een gas.- De dichtheid van een vaste stof, een vloeistof ofeen gas experimenteel bepalen.- Opdrachten over massadichtheid oplossen oprekenkundige en grafische wijze.LEERINHOUDENMassa, volume, massadichtheidLeerlingenproef: bepalen van de massadichtheidvan een stofOpdrachtenPEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENVolume en massa werden waarschijnlijk in het tweede leerjaar van de eerste graad experimenteelaangebracht voor vaste stoffen en vloeistoffen. Men moet de leerlingen ook bijbrengen dat een gas of eengasmengsel (bv. lucht) eveneens een massa heeft en dus ook een massadichtheid. Veel leerlingenrealiseren zich dat niet.LEERPLANDOELSTELLINGEN- De drie aggregatietoestanden waarin een stofkan voorkomen benoemen en ze onderscheidenmet behulp van uitwendig waarneembarekenmerken (vorm, volume, samendrukbaarheid).- De faseovergangen benoemen.- Een smelt- en een stolcurve aflezen en interpreteren.LEERINHOUDENAggregatietoestanden en faseovergangenAV Fysica 12 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENSamen met de aggregatietoestanden zal men de faseovergangen bestuderen en zal men hier gebruikmaken vantemperatuur(tijd)-diagrammen.Bij het verdampen beperkt men zich hier tot de verdamping binnen de vloeistof (kookverschijnsel).4.2.2 Inleiding tot het deeltjesmodel: fenomenologische benaderingLEERPLANDOELSTELLINGEN- Uit de deelbaarheid van de stof afleiden dat destof is opgebouwd uit uiterst kleine deeltjes.- Oplossen uitleggen als het delen van een stof.- Uit de samendrukbaarheid afleiden dat er tussendie deeltjes ruimte is.- Uit het verschil in deelbaarheid tussen stoffenafleiden dat er krachten werkzaam zijn tussen dedeeltjes.- De begrippen cohesiekracht en adhesiekrachtomschrijven.- Voorbeelden uit het dagelijks leven herkennen alstoepassingen van cohesie en adhesie en ze alsdusdanig verklaren.- Verschillen in aggregatietoestanden verklarenmet de verschillen in cohesiekracht tussen dedeeltjes.- Beschrijven dat deeltjes bij een vloeistof en/ofeen gas geen vaste plaats innemen.- Het begrip diffusie omschrijven.- De temperatuur als een belangrijke factor bij desnelheid van diffusie toelichten.- Voorbeelden uit het dagelijks leven herkennen alstoepassingen van diffusie en ze als dusdanigverklaren.LEERINHOUDENDeelbaarheid en oplosbaarheid van stoffenSamendrukbaarheidCohesie en adhesieDiffusieOpdrachtenPEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENDe bedoeling hier is via een aantal verschijnselen te komen tot enkele kenmerken, die in het volgend punt alsuitgangspunt gaan dienen voor het opstellen van het deeltjesmodel van de materie. Bij deelbaarheid hebbenwe het over uiterst kleine deeltjes, maar we behandelen dit niet als een bijkomend kenmerk.Dit om te vermijden dat de leerlingen de rode draad door de redenering verliezen.Zo behandelen we kenmerken als ondoordringbaarheid en poreusheid niet. Ze dragen immers nietsessentieels bij tot het opstellen van het deeltjesmodel. Bij poreusheid gaat men soms de poriën in eenvoorwerp verkeerdelijk gebruiken om de (intermoleculaire) ruimte tussen de deeltjes te illustreren.De manier van voorstellen van de deeltjes heeft geen belang. Soms worden ze wat al te nadrukkelijk alsbolletjes voorgesteld, wat tot verkeerde voorstellingen kan leiden. De studie van de aard van de deeltjesgebeurt in de chemie.Bij cohesie en adhesie maakt men gebruik van een intuïtief krachtbegrip.4.2.3 Opstellen en toepassen van het deeltjesmodel van de materieLEERPLANDOELSTELLINGENLEERINHOUDEN- Het deeltjesmodel afleiden uit een aantal Het deeltjesmodel van de materieAV Fysica 13 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


fenomenen en dit beschrijven.- Enkele fysische verschijnselen met het deeltjesmodelverklaren.Aggregatietoestanden, brownse bewegingPEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENUit vaststellingen van voor de leerlingen waarneembare feiten komt men tot het opstellen van hetdeeltjesmodel. Dit is voor de leerlingen een goede oefening in het wetenschappelijk denken. Hierbij zal deleraar uiteraard moeten helpen. Er wordt verwacht dat men tot volgende kenmerken komt:- de materie is opgebouwd uit zeer kleine deeltjes (via deelbaarheid),- er is ruimte tussen de deeltjes (via samendrukbaarheid),- de deeltjes bewegen (via diffusie),- de snelheid van de deeltjes neemt toe met de temperatuur (via diffusie),- er werken krachten tussen de deeltjes (via cohesie en adhesie).Men kan hier uitweiden over het modelconcept en over de beperkingen van de modelvoorstelling.Daarna kunnen een aantal verschijnselen verklaard worden met dit deeltjesmodel: de aggregatietoestanden,de brownse beweging, kristalvorming (bij oplosbaarheid moet dan wel het begrip concentratie aangebrachtworden). Verdamping aan het vrij vloeistofoppervlak en thermische uitzetting komen in het tweede leerjaarvan de tweede graad aan bod.4.3 Optica4.3.1 Lichtbronnen en donkere lichamenLEERPLANDOELSTELLINGEN- De begrippen lichtbron en donker lichaamomschrijven.- Het verschil tussen natuurlijke en kunstmatigelichtbronnen omschrijven.- Enkele lichtbronnen opnoemen.-- De begrippen lichtstraal en lichtbundelomschrijven.- De drie soorten lichtbundels herkennen,benoemen en tekenen.- Het onderscheid tussen ondoorschijnende,doorschijnende en doorzichtige lichamentoelichten.- De rechtlijnige voortplanting van het licht in eenhomogeen midden toelichten.- Schaduwvorming verklaren als een toepassingvan de rechtlijnige voortplanting van het licht.- Het onderscheid tussen de schaduwvorming bijeen puntvormige en een niet-puntvormigelichtbron kunnen verwoorden en voorstellen opeen figuur.- De begrippen halfschaduw en kernschaduwherkennen en omschrijven.- De maanfasen, de maansverduistering en dezonsverduistering schematisch voorstellen.LEERINHOUDENKunstmatige en natuurlijke lichtbronnenLichtstraal en lichtbundelVerschil in lichtdoorlaatbaarheidRechtlijnige voortbeweging van het lichtToepassing: schaduwvorming (maanfasen,aard- en maansverduistering)OpdrachtenPEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENDe leraar zal een zekere ordening van lichtbronnen en donkere lichamen opstellen uitgaande vanAV Fysica 14 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


voorbeelden, die door de leerlingen worden aangebracht.De rechtlijnige voortplanting van licht zal besproken worden samen met het principe van de "cameraobscura".Schaduwvorming en verduistering van hemellichamen zullen gepresenteerd worden uitgaande van bv.kartonnen modellen of computeranimaties.4.3.2 Terugkaatsing bij vlakke spiegelsLEERPLANDOELSTELLINGEN- De begrippen verstrooiing en terugkaatsingomschrijven.- De bredere betekenis van het begrip spiegel in defysica dan in het dagelijks leven toelichten.- De weerkaatsingswetten van een licht straal bijeen vlakke spiegel experimenteel afleiden.- De drie terugkaatsingswetten weergeven en zetoepassen.- De beelden construeren die bij een vlakke spiegelgevormd worden.- Virtuele en reële beelden van elkaar onderscheiden.-In concrete of leefwereldsituaties hetgezichtsveld van een vlakke spiegel bepalen.- Sferische spiegels onderscheiden in holle en bollespiegels en het verschil tussen beiden omschrijven.(U)- De meetkundige kenmerken van een sferischespiegel omschrijven en aanduiden op een schematischevoorstelling van een holle en bollespiegel. (U)- Het begrip brandpunt toelichten en de daarbijbehorendebijzondere stralengangen bij sferischespiegels gebruiken. (U)- Het beeld construeren van voorwerpspunten bijsferische spiegels, gebruikmakend van debijzondere stralengangen, evenals vanwillekeurige stralengangen. (U)- Eigenschappen van het gevormde beeld bijterugkaatsing op sferische spiegels opnoemen.(U)- Uit beeldconstructies de spiegelformule bijsferische spiegels afleiden. (U)TerugkaatsingswettenLEERINHOUDENLeerlingenproef: afleiden van de terugkaatsingswettenBeeldvormingReële en virtuele beeldenHet gezichtsveld bij autospiegels, spiegels opstraathoeken, ... : opdrachtenGebogen spiegels (U)PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENLichtweerkaatsing kan aangebracht worden door de werking en de beeldvorming bij een vlakke spiegel uit teleggen. Deze leerstof wordt enkel kwalitatief gegeven.Bij de beeldconstructies mag men het niet laten voorkomen dat er alleen maar karakteristieke stralen zijn.Zeer essentieel is dat leerlingen experimenteel vaststellen dat bij één voorwerpspunt één beeldpunt hoort.Dit wil zeggen dat alle stralen die van het voorwerpspunt vertrekken, na terugkaatsing door het beeldpuntgaan. Voor de constructies gebruikt men wel de karakteristieke stralen, omdat men die gemakkelijk kantekenen. Daarna zal men ook willekeurige lichtstralen laten tekenen.Reële beelden kan men opvangen op een scherm. Bij leerlingen ontstaat het idee dat dit beeld er maar iszolang het scherm er is. Hierbij kan benadrukt worden dat het scherm dient om licht te verstrooien naar allerichtingen zodat meerdere leerlingen gelijktijdig dit beeld kunnen waarnemen. Men kan maar "iets" zien alsmen van dat "iets" licht in het oog krijgt.AV Fysica 15 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


4.3.3 LichtbrekingLEERPLANDOELSTELLINGEN- De begrippen grensvlak, invallende straal,invalspunt, normaal, invalshoek, gebrokenstraal, brekingshoek omschrijven.- Experimenteel de brekingswetten tussen tweehomogene middens terugvinden.- De brekingswetten weergeven en toepassen.- Met behulp van de gegeven brekingsindex destralengang van een lichtbreking van de enemiddenstof naar de andere construeren.- Totale terugkaatsing toelichten via de stralengang.- De verschillende soorten lenzen herkennen entekenen.- De beelden construeren die door een bolle lensgevormd worden.- Berekeningen maken met optische gegevensover voorwerps-, beeld-, brandpuntsafstand envergroting.- De lichtbreking door een prisma beschrijven. (U)TerminologieLEERINHOUDENLeerlingenproef: afleiden van de brekingswetten.BrekingswettenTotale terugkaatsing, grenshoekBolle lenzen en beeldvorming bij bolle lenzen,lenzenformule, lineaire vergrotingOpdrachtenPrisma (U)PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENBij breking maakt men gebruik van het sinusbegrip dat op een eenvoudige meetkundige manier dient teworden aangebracht.Bij de wet van Snellius wordt de brekingsindex gegeven als een verhouding van twee sinussen. Debrekingsindex van een bepaald midden is gedefinieerd als de verhouding van de lichtsnelheid in hetluchtledige tot die in het beschouwde midden.Bij bolle lenzen bedoelen we met de lenzenformule:1 1 1- + - = -v b fIn verband met lenzen bestaan er heel wat animaties voor pc (freeware), die de beeldvorming mooi laten zien.Eventueel kan dergelijke software geïntegreerd worden in de oefeningen.4.3.4 Optische toestellenLEERPLANDOELSTELLINGENEen eenvoudige voorstelling van enkele optischetoestellen en de beeldvorming kunnenomschrijven.LEERINHOUDENHet oog: bijziend, verziend, accommodatieOptische toestellenAV Fysica 16 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


PEDAGOGISCH DIDACTISCHE WENKENBij de keuze van optische toestellen neemt men minstens één voorbeeld met een reëel beeld en één met eenvirtueel beeld. Er is keuze uit de loep, diaprojector, overheadprojector, microscoop, fototoestel, verrekijker,sterrenkijker ...De leerlingen vernemen best iets over de optische werking van het oog. Men maakt afspraken met de leraarbiologie ten einde overlappingen te vermijden. Het is zeker niet de bedoeling uitvoerig in te gaan op alle mogelijkefouten van het oog.4.4 KrachtenLEERPLANDOELSTELLINGEN- Krachten herkennen als oorzaak van vervorming.- Voorbeelden geven waarbij kracht optreedt alsoorzaak van vervorming.- Het belang van het vectorieel karakter vankracht toelichten.- Een kracht meten door gebruik te maken vaneen dynamometer.- Uit de massa van een voorwerp de zwaartekrachtop dat voorwerp bepalen.- Het onderscheid tussen massa, zwaartekrachten gewicht omschrijven.- De krachtconstante van een veer experimenteelbepalen.- De wet van Hooke toepassen.- Op een grafische wijze krachten samenstellenen ontbinden, indien ze hetzelfde aangrijpingspunthebben.LEERINHOUDENKracht als oorzaak van vervormingVectoriële voorstelling van een krachtEenheid van krachtMeten van krachten met de dynamometerTwee voorbeelden. zwaartekracht en gewicht. veerkrachtLeerlingenproef: bepalen van de veerconstanteWet van Hooke: grafische voorstelling enopdrachtenSamenstellen en ontbinden van krachten metzelfde aangrijpingspuntPEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENVan krachten kan men enkel de uitwerking waarnemen. Vanuit voorbeelden door de leerling aangebracht(eventueel aangevuld met voorbeelden uit de sportwereld) kan men er vlug toe komen dat we die uitwerkingenkunnen opdelen in een statische en een dynamische. In het eerste leerjaar van de tweede graad wordt er nuenkel dieper ingegaan op de statische uitwerking van een kracht.De eenheid van kracht kan op dit ogenblik niet wetenschappelijk ingevoerd worden. De eenheid Newton zal duszonder meer gegeven worden.De zwaartekracht is een veldkracht omdat er krachtwerking is op afstand. Met de dynamometer kan aangetoondworden dat de zwaartekracht op een voorwerp recht evenredig is met de massa van dit voorwerp.De waarde van het constant quotiënt F z / m karakteriseert de sterkte van dit veld. Die constante (evenredigheidsfactor)wordt voorgesteld door g (F z = m.g). De eenheid van g is de N/kg. De waarde van g isplaatsafhankelijk. Voor oefeningen nemen we de waarde aan het aardoppervlak, nl. 9,81 N/kg.g wordt veldsterkte of zwaarteveldsterkte genoemd. We spreken niet van valversnelling, omdat het begripversnelling nog niet bekend is (de eenheid m/s 2 is trouwens ook nog niet gekend).Het gewicht van een lichaam is de kracht die het uitoefent op zijn ondersteuning of ophanging. Vallendevoorwerpen zijn dus gewichtloos.AV Fysica 17 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


TWEEDE LEERJAAR4.5 Herhaling meetnauwkeurigheidLEERPLANDOELSTELLINGEN- Meetresultaten juist aflezen met het correct aantalbeduidende cijfers.- Bij berekeningen met meetresultaten en in oefeningende benaderingsregels toepassen.LEERINHOUDENHerhaling- Beduidende cijfers bij meetresultaten- Beduidende cijfers bij berekeningenPEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENHet gaat hier om herhaling van vorig jaar, zodat dit niet afzonderlijk, maar eerder geïntegreerd in de loop vanhet jaar kan behandeld worden. Bij elke berekening bij opdrachten of practica is het de bedoeling dezebenaderingsregels te gebruiken en zo verder in te oefenen.Aangezien de meeste formules producten of quotiënten zijn kan bij de leerlingen de indruk ontstaan dat inalle gevallen het aantal beduidende cijfers van belang is. Bij som en verschil speelt de rangorde van hetlaatste cijfer een rol.4.6 Arbeid, energie en vermogenLEERPLANDOELSTELLINGENLEERINHOUDEN- Voorbeelden geven dat kracht zowel vervorming alsverandering van de bewegingstoestand kanveroorzaken.- De arbeid van een constante kracht berekenen alskracht en verplaatsing evenwijdig zijn.- Energie omschrijven in relatie met het begriparbeid.- Voorbeelden geven en herkennen van verschillendeenergievormen.- Het beginsel van behoud van energie weergeven.- Het begrip vermogen omschrijven.- Het rendement van een energieomzetting bepalen.- Met een kwalitatief of kwantitatief experiment debegrippen arbeid, vermogen of energie illustreren.- Ethische en milieu-aspecten, die in de energiesectoroptreden, aangeven.Kracht- oorzaak van vervorming (herhaling)- oorzaak van verandering van bewegingstoestandArbeid geleverd door een constante krachtEnergieEnergievormen, behoud van energieVermogenRendementPEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENLeerlingenproef: metingen in verband metarbeid en/of energie en/of vermogenOpdrachten in verband met arbeid,energie en vermogenAangezien dat we bij de definitie van arbeid kracht als een oorzaak van verandering van bewegingstoestandnodig hebben is dit een uitstekende gelegenheid om de definitie vankracht te herhalen.Arbeid kan experimenteel ingeleid worden via een hellend vlak: het product van kracht en verplaatsing iseven groot voor een massa die we verticaal of langs een hellend vlak optillen.Er moet duidelijk gemaakt worden dat het begrip arbeid in de fysica iets anders betekent dan in het dagelijksleven.In de fysica is er kracht en beweging nodig om over arbeid te kunnen spreken. Als je een boekentasboven het hoofd houdt verricht je volgens de fysica geen arbeid. Toch kost het moeite, want energie wordtomgezet in thermische energie.AV Fysica 18 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


De relatie tussen arbeid, kracht en verplaatsing wordt gegeven in de eenvoudigste vorm, namelijk in hetgeval kracht en verplaatsing dezelfde richting en zin hebben.Bij de eerste kennismaking met het begrip energie moet het de leerlingen duidelijk zijn welke belangrijke rolhet begrip energie speelt in allerlei fysische verschijnselen. Verschillende verschijningsvormen van energiezoals bewegingsenergie, thermische energie, chemische energie, elektrische energie, gravitatie-energie ...moeten bondig besproken worden.Men zal het feit vermelden dat daar waar energieomzettingen plaatsvinden, er arbeid verricht wordt.Bij het begrip vermogen zal men de leerlingen attent maken op het feit dat deze grootheid werd ingevoerd omarbeidsprestaties te vergelijken. Dan wordt ook duidelijk waarom vermogen is gedefinieerd als arbeid pertijdseenheid. Een contextuele behandeling (bv. vermogen ontwikkeld bij het fietsen) is hier mogelijk.Het gebruik van elektrische energie wordt in de praktijk gemeten met een kWh-teller. Via dit toestel kan hetvermogen van enkele elektrische toestellen gemeten worden.Het beginsel van behoud van energie wordt als een beginsel (een axioma) aangebracht. In verband metenergieomzettingen kan men ook inspelen op wat de leerlingen aan voorkennis meebrengen vanuitTechnologische opvoeding (eerste graad). Men kan hier ook wijzen op een milieuvriendelijkeenergieomzetting en de ethische reflex die dit oproept (bv. STEG-centrale, windmolenpark). Het rendementvan energieomzettingen kan geïllustreerd worden via eenvoudige kwantitatieve opdrachten.4.7 DrukLEERPLANDOELSTELLINGEN- Het begrip druk afleiden uit kracht en oppervlakteen de grootte ervan berekenen.- Kracht berekenen uit druk en oppervlakte.- Het beginsel van Pascal formuleren en aan dehand hiervan praktische toepassingen verklaren.- De formule van de hydrostatische druk geven ende druk in een vloeistof berekenen.- De wet van Archimedes geven en toepassen.- De wet van de verbonden vaten verklaren enconcrete toepassingen hiervan geven.- Omschrijven hoe je de druk van een gas meet.- De begrippen boven- en onderdruk van een gasuitleggen.- Omschrijven hoe je de luchtdruk meet.LEERINHOUDENDruk op vaste stoffen, definitie en eenheid enopdrachtenDruk op en in vloeistoffen- beginsel van Pascal en toepassingen:hydraulische pers, rempedaal- hydrostatische druk en toepassingen:verbonden vaten, wet van Archimedes enopdrachtenDruk in gassen- druk in gassen, meten van drukken, overenonderdruk- luchtdruk en luchtdrukmetingen.en opdrachtenPEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENMen start met de studie van druk op vaste stoffen (praktische voorbeelden dienen als uitgangspunt). Bij hetaanbrengen van de SI-eenheden, kan men best direct het verband leggen met bar en mbar die nog bij heelwat manometers gebruikt wordt.Men kan de invloed van de druk op een vloeistof behandelen met bv. een hydraulische pers, een hydraulischremsysteem ...Aansluitend op hydrostatische druk worden verbonden vaten bestudeerd.Aansluitend op de wet van Archimedes zal men spreken over zinken, zweven, stijgen en drijven. Dit sluitnauw aan bij de realiteit.De druk bij gassen kan vanuit het deeltjesmodel worden toegelicht: druk bij gassen is een botsingsdruk.AV Fysica 19 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


4.8 GaswettenLEERPLANDOELSTELLINGEN- De gaswetten geven en gebruiken.- Recht evenredige en omgekeerd evenredigeverbanden herkennen vanuit de grafiek.- Voor een vaste hoeveelheid gas experimenteel hetverband tussen twee toestandsgroothedenverifiëren als de derde constant gehouden wordt.- Vraagstukken in verband met gassen oplossen.- De universele gasconstante en de specifiekegasconstante berekenen. (U)LEERINHOUDENGaswet bij constante temperatuurGaswet bij constante drukGaswet bij constant volumeLeerlingenproef: één van de gaswetten experimenteelverifiëren en grafisch weergevenAlgemene gaswetOpdrachten in verband met de gas- wet( te n)Universele gasconstante, specifiekegasconstante (U)PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENDe gaswetten worden nogal eens aangegeven met de naam/namen van de onderzoekers die ze voor deeerste keer zouden geformuleerd hebben. Er is absoluut geen eensgezindheid daaromtrent. Voorzichtigheidis hier dus geboden.De gaswetten worden experimenteel afgeleid. Hierbij moet men duidelijk vermelden welke groothedenconstant blijven (geldigheidsvoorwaarde). Het is tevens de ideale gelegenheid om de grafische voorstellingvan meetresultaten zinvol aan te wenden en te wijzen op de beperktheid van het ideaal gasmodel. Bij degaswet bij constante temperatuur wordt stilgestaan bij het omgekeerd evenredig verband en hoe dit grafischte herkennen is.De volumewet bij constante druk is bijzonder interessant om aan te tonen hoe men met een eenvoudigexperiment tot een belangrijk inzicht kan komen, namelijk het bestaan van een absoluut nulpunt.Elk van de gaswetten kan via het deeltjesmodel worden toegelicht.Bij de universele gasconstante maakt men gebruik van het molair volume bij standaard omstandigheden.Horizontaal vakoverleg met de collega chemie is hier aangewezen.4.9 Temperatuur, warmtehoeveelheid en inwendige energieLEERPLANDOELSTELLINGEN- Het begrip temperatuur in verband brengen met dekinetische energie van de deeltjes.- Het verschijnsel uitzetting verklaren via hetdeeltjesmodel.- Het begrip uitzettingscoëfficiënt interpreteren entoepassen.- Het verband tussen warmtehoeveelheid eninwendige energie verwoorden.- Het ontstaan van thermisch evenwicht toelichten enhet gevolg ervan verwoorden.- Warmtehoeveelheid en temperatuurveranderingvan elkaar onderscheiden.- De factoren die de temperatuurverandering vaneen vaste stof of vloeistof beïnvloeden toelichten.- Bij warmte-uitwisseling de energiebalansHet begrip temperatuurUitzettingLEERINHOUDENUitzettingscoëfficiënt van vaste stoffen en vloeistoffenen opdrachtenHet begrip warmte en het begrip inwendigeenergieSpecifieke (soortelijke) warmtecapaciteit bijAV Fysica 20 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


toepassen, zowel kwalitatief als kwantitatief.- De begrippen soortelijke warmtecapaciteit van eenstof en warmtecapaciteit van een lichaamomschrijven.- De specifieke warmtecapaciteit van een vaste stofof vloeistof bepalen.- Aan de hand van het deeltjesmodel de verschillendemechanismen van energietransport -omschrijven.vaste stoffen en vloeistoffen en opdrachtenWarmtecapaciteit van een calorimeterLeerlingenproef: bepaling van de specifiekewarmtecapaciteit van een vaste stof of eenvloeistofEnergietransport: geleiding, stroming en stralingPEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENBij de studie van de warmte moet zeker gesproken worden over de inwendige energie van de lichamen.Deze inwendige energie kan op verschillende manieren overgedragen worden op andere lichamen. Warmteis dus een transportvorm van energie.Het is niet de bedoeling alle mogelijke formules in verband met de uitzetting van vaste stoffen en vloeistoffenaf te leiden. Het begrip uitzettingscoëfficiënt komt wel aan bod en er zal gewezen worden op het verschil ingrootteorde tussen de uitzettingscoëfficiënt bij vaste stoffen en vloeistoffen. Het verschijnsel thermischeuitzetting kan vanuit het deeltjesmodel worden toegelicht. Naast enkele technische toepassingen en gevolgenvan de uitzetting kan eveneens het bijzonder uitzettingsverloop van water besproken worden.Langs eenvoudige experimentele weg (met de calorimeter) is het mogelijk de formule voor dewarmtehoeveelheid af te leiden, waarbij c als de specifieke warmtecapaciteit van een stof wordtgedefinieerd.De specifieke warmtecapaciteit van vaste stoffen kan worden gemeten.Het is hierbij nodig de warmtecapaciteit C van een lichaam, in het bijzonder de calorimeter, te definiëren eneventueel experimenteel te bepalen.In dit kader kan een eenvoudige benadering van de drie transportfenomenen gebeuren. Men kan goede enslechte geleiding bij vaste stoffen, vloeistoffen en gassen met behulp van het deeltjesmodel verklaren. Hierbijkan men beroep doen op allerlei kleine demonstratieproeven. De dagelijkse realiteit en talrijke toepassingenkunnen hierbij betrokken worden. Hetzelfde geldt uiteraard voor stroming en straling.4.10 Faseovergangen4.10.1 Smelten en stollenLEERPLANDOELSTELLINGEN- Smelten en stollen toelichten vanuit het deeltjesmodel.- Het verschil tussen merkbare en latente warmtetoelichten.- Het begrip specifieke smeltwarmte (en stollingswarmte)definiëren en gebruiken.- Experimenteel de specifieke smelt-warmte vaneen stof bepalen.- De gelijkheid van smelt- en stoltemperatuur bijgelijke druk beschrijven.- De invloed van de druk op de smelttemperatuurtoelichten en illustreren via de smeltlijn.- De verschillende gebieden typisch voor de vasteen/of vloeibare toestand van de stof in het p(T)-LEERINHOUDENHet smelt- en stolprocesSpecifieke smelt- en stollingswarmteLeerlingenproef: bepaling van de specifiekesmeltwarmte van ijsInvloed van de druk op de smelttemperatuurAV Fysica 21 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


diagram aanduiden. Overgangen tussen verschillendetoestanden beschrijven.- IJs als een belangrijke uitzondering op dealgemene regel beschrijven.p(T)-grafiek: smeltlijnPEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENDoor een temperatuurstijging gaan de deeltjes niet alleen sneller bewegen, maar ook verder van elkaarkomen te zitten, waardoor de cohesiekrachten kleiner worden en de vaste structuur wordt verbroken. Bij hetdichtheidsmaximum van water bij 4 C kan het overleven van vissen onder een dikke ijslaag als illustratieaangehaald worden.4.10.2 Verdampen, koken en condenserenLEERPLANDOELSTELLINGEN- Aan de hand van het deeltjesmodel een aantalfactoren aangeven die de verdamping in de dampkringbeïnvloeden.- Het verdampingsverschijnsel in een afgeslotenluchtledige ruimte beschrijven.- Het onderscheid tussen een onverzadigde enverzadigde damp toelichten.- Het dynamisch evenwicht vloeistof-damp verklarenaan de hand van het deeltjesmodel.- De vorm van de maximumdampdrukcurve in hetp(T)-diagram van een verzadigde damp verantwoorden.- De verschillende gebieden in het p(T)-diagram aanduiden.- Het kookverschijnsel beschrijven.- De invloed van de druk op de kooktemperatuurbeschrijven en verklaren.- Enkele toepassingen van de invloed van de druk opde kooktemperatuur toelichten met behulp van demaximumdampdrukcurve.- Het condensatieverschijnsel beschrijven en toelichten.- De definitie van soortelijke of specifieke verdampingsencondensatiewarmte geven en toepassen.LEERINHOUDENVerdamping in de dampkringVerdamping in een afgesloten luchtledigeruimteOnderscheid tussen onverzadigde en verzadigdedampHet begrip maximumdampdrukDe maximumdampdrukcurveHet kookverschijnselDrukafhankelijkheid van het kookpunt- koken onder verlaagde druk- koken onder verhoogde drukHet condensatieverschijnselPEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKENDe specifieke verdampings- en condensatiewarmteBij de studie van verdamping en condensatie kan hygrometrie en/of distillatie (beginsel van Watt) als toepassinggegeven worden.Zweten is een middel van ons lichaam om af te koelen. De verdamping bij het transpireren onttrekt warmte aanhet lichaam. Het leveren van inspanningen bij hoge luchtvochtigheid is bijgevolg een probleem.De invloed van de druk op het koken kan worden onderzocht en verklaard. Ook hier zijn belangrijke toepassingen(o.a. de snelkookpan). Op grote hoogte neemt de luchtdruk af, met een lager kookpunt tot gevolg, waardoor hetvoor alpinisten langer duurt vooraleer hun potje gaar is.AV Fysica 22 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


5 EVALUATIEMet het invoeren van de algemene eindtermen heeft AV Fysica als vak een bredere betekenis gekregen enzijn de na te streven doelstellingen verruimd: het vak niet als doel, maar als middel, de inhouden van het vakals gereedschap om iets met die kennis, inzichten, attitudes en vaardigheden te doen in andere domeinen,ook buiten de school. Niet enkel als voorbereiding op een vervolgopleiding, maar ook om beter tefunctioneren in de leefwereld.De nadruk ligt op het aanleren van cognitieve vaardigheden (structureren, analyseren, kritisch verwerken,plannen, oriënteren, reflecteren). Deze vaardigheden moeten we vertalen naar het eigen vakgebied. Zeinoefenen en toepassen heeft zijn gevolgen voor de vraagstelling bij zelfstandige opdrachten, toetsen enproefwerken.Ze vergroten de betrokkenheid van de leerlingen bij het leerproces (leerstof verwerken en het leerprocessturen) en kunnen een bijdrage leveren aan het leren leren.Zo kan men bij het geven van huiswerk een onderscheid maken tussen leer- en maakwerk en bij hetopstellen van toetsen naast de schoolse opgaven (open vragen, denkvragen, meerkeuzetoetsen,vraagstukken) gebruikmaken van contexten. Een context beschrijft een actuele en herkenbarepraktijksituatie. Uit zo een situatiebeschrijving halen leerlingen informatie, waarop ze aangeleerdevaardigheden kunnen toepassen, vragen kritisch beantwoorden (bv. ethische aspecten) en opdrachtenafwerken. Dergelijke huiswerken of toetsen worden als een zinvolle inspirerende uitdaging ervaren.Bij de proefwerken gaat het niet om de controle van de leerprestaties, maar om het vaststellen in welke matede leerlingen de vakspecifieke doelstellingen beheersen. Daarom moeten de vragen en opdrachten zo goedmogelijk verdeeld zijn over alle mogelijke combinaties van leerstof en vaardigheden die door deleerplandoelstellingen worden nagestreefd. Indien we het experimentele belangrijk vinden, dan moet er tochiets van terug te vinden zijn in de proefwerken.Proefwerken dienen gevarieerd te zijn naar vorm en inhoud (reproductie, denkvragen, vraagstukken,meerkeuzetoetsen ...) en zo opgesteld te worden dat iedereen kan scoren maar het geheel toch voldoendediscriminerend werkt om een betrouwbaar inzicht in de mogelijkheden van de leerlingen te krijgen.Minstens zo belangrijk als de inhoud van een proefwerk, is de wijze waarop het wordt ingericht. Men dient tevoorkomen dat leerlingen het gevoel krijgen dat het allemaal ‘buiten hen om gebeurt’. De leerlingen moetenweten wat van hen verwacht wordt. Het gaat niet alleen om verboden en geboden, maar ook om debeschikbare tijd en hoe hun resultaten beoordeeld gaan worden.Om na te gaan in welke mate deze doelstellingen door de leerlingen bereikt zijn, mag de evaluatie praktischpermanent gebeuren. Zowel hun werk in de klas (de actieve deelname aan de onderwijsleergesprekken, hetoplossen van vraagstukken en denkvragen) en de resultaten bij mondelinge of schriftelijke beurten komenvoor de eindevaluatie in aanmerking.Problemen in verband met het bereiken van sociale vaardigheden (sociaal contact, samenwerking ...) enpersoonlijkheidsontwikkeling (beheersing, doorzettingsvermogen, handigheid, coördinatie ...) moeten doorobservatie worden vastgelegd.Tot slot kunnen bij de argumenten die tot de eindevaluatie hebben geleid, aanwijzingen en suggestiesgegeven worden die het verdere leerproces van de leerling bevorderen.6 MINIMALE MATERIELE VEREISTENHet noodzakelijke materiaal kan men opsplitsen in twee groepen. De infrastructuur van het gebruiktevaklokaal en het proevenmateriaal voor demonstratieproeven.6.1 Inrichting van het lokaalDe leraar beschikt over een ruime demonstratietafel met water en energievoorziening. Er is een afvoerbakvooraan. Er is eveneens een overheadprojector en projectiescherm voorzien voor het gebruik van transparanten.Het lokaal moet verduisterd kunnen worden in verband met proeven optica en projectie. Binnen het lokaal ofaangrenzend, moet voldoende bergingsmogelijkheid aanwezig zijn voor het proevenmateriaal.AV Fysica 23 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


6.2 Basismateriaal- Computer met aangepaste software- Statieven- Glaswerk (bekers en dergelijke)- Verwarmingselementen- Thermometers6.3 Specifiek materiaal6.3.1 MetrologieMeettoestellen voor lengte-, volume-, massa-, tijd- en temperatuurmeting6.3.2 Algemene eigenschappen van de materieMateriaal voor het bepalen van de massadichtheid bij vaste stoffen, vloeistoffen en gassenVoorwerpen en producten ter illustratie van de algemene eigenschappen van de materie en het deeltjesmodel.6.3.3 OpticaBasismateriaal voor het uitvoeren van proeven in verband met rechtlijnige voortplanting, terugkaatsing en brekingvan het licht, met onder andere lichtbron, vlakke spiegel, bolle lenzen, prisma, twee optische toestellen6.3.4 KrachtenSpiraalveer, dynamometers, massa’s6.3.5 Herhaling meetnauwkeurigheid6.3.6 Arbeid - energie - vermogenMateriaal waarbij energieomzettingen kunnen worden aangetoond, zoals bv. wiel van Maxwell (jojo), lichtmetervan Crookes, zonnecel, dynamo.6.3.7 DrukToestellen en voorwerpen om de druk aan te tonen bij vaste stoffen, in en op vloeistoffen en gassen, met inbegripvan het meten van de luchtdrukMateriaal om uitzetting te illustreren6.3.8 FaseovergangenMateriaal om de Materiaal om het beginsel van verbonden vaten te illustrerenMateriaal om wet van Archimedes aan te tonen en om de verschijnselen zinken, zweven, stijgen en drijven teillustreren.6.3.9 GaswettenMateriaal voor het verifiëren van de gaswetten6.3.10Temperatuur, warmtehoeveelheid en inwendige energieCalorimeterAV Fysica 24 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


specifieke smeltwarmte en de specifieke verdampingswarmte van water te bepalen.Materiaal om het onderscheid tussen een verzadigde en een onverzadigde damp aan te tonen.Materiaal om de maximumdampdrukcurve van water op te meten.AV Fysica 25 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


7 BIBLIOGRAFIE7.1 SchoolboekenDe leraar zal de verschillende catalogi van de verschillende uitgeverijen raadplegen.7.2 Tabellenboeken, vademecums- INAV, Informatie Natuurwetenschappen Vlaanderen, Plantyn, Antwerpen.- Wetenschappelijk Vademecum, Pelckmans.- Werken met Grootheden en Wettelijke eenheden, ir. A. Angenon, Die Keure, Brugge.- Cahiers voor didactiek, Tijd voor fysicavraagstukken, Wolters/Plantyn, 1999.7.3 Uitgaven van pedagogisch-didactische centra en navormingscentra- DINAC, Bonnefantenstraat 1, 3500 Hasselt.- Eekhoutcentrum, KULAK, Universitaire Campus, 8500 Kortrijk.- Pedic, Coupure Rechts 314, 9000 Gent.- Vliebergh-Sencieleergangen: Fysica, Naamsestraat 61, 3000 Leuven.- Syllabi Navorming VVKSO, Integratie van de computer in de fysica.- en andere.7.4 TijdschriftenOnder andere:- Exaktueel, Tijdschrift voor Natuurkundeonderwijs, Afdeling Didactiek Natuurkunde KUN, Toernooiveld 1, 6525ED Nijmegen.- Archimedes, Drukkerij ten Brink Meppel B.V., Postbus 1064, 7940 K.B. Meppel.- NVOX, Tijdschrift voor Natuurwetenschappen op school, Westerse Drift 77,9752 LC Haren.- VeLeWe, Tijdschrift van de Vereniging van Leraars in de Wetenschappen, Mollenveldwijk30, 3271 Zichem.7.5 InternetsitesBij het zoeken naar contextrijke en technische toepassingen kan de leraar het Internet raadplegen. Daarnaasthebben een aantal didactische centra hun eigen website, waar interessante links, data van bijscholingen, nuttigeadressen ... te vinden zijn.AV Fysica 26 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


8 LIJST <strong>VAN</strong> DE GEMEENSCHAPPELIJKE EINDTERMEN VOORWETENSCHAPPEN8.1 Onderzoekend lerenMet betrekking tot een concreet natuurwetenschappelijk of toegepast natuurwetenschappelijk probleem,vraagstelling of fenomeen, kunnen de leerlingen1 relevante parameters of gegevens aangeven en hierover doelgericht informatie opzoeken.2 een eigen hypothese (bewering, verwachting) formuleren en aangeven waarop deze steunt.3 omstandigheden die een waargenomen effect kunnen beïnvloeden inschatten.4 resultaten van experimenten en waarnemingen afwegen tegenover de verwachte resultaten, rekeninghoudende met omstandigheden die de resultaten kunnen beïnvloeden.5 experimenten of waarnemingen in klassituaties met situaties uit de leefwereld verbinden.6 doelgericht, vanuit een hypothese of verwachting, waarnemen.7 alleen of in groep waarnemings- en andere gegevens mondeling of schriftelijk verwoorden.8 alleen of in groep, een opdracht uitvoeren en er verslag van uitbrengen.9 informatie op elektronische dragers raadplegen en verwerken.10 een fysisch, chemisch of biologisch verschijnsel of proces met behulp van een model voorstellen en uitleggen.11 in het kader van een experiment een meettoestel aflezen.12 samenhangen in schema’s of andere ordeningsmiddelen weergeven.8.2 Wetenschap en samenlevingDe leerlingen kunnen13 voorbeelden geven van mijlpalen in de historische en conceptuele ontwikkeling van de natuurwetenschappenen ze in een tijdskader plaatsen.14 de wisselwerking tussen de natuurwetenschappen, de technologische ontwikkeling en de leefomstandighedenvan de mens met een voorbeeld illustreren.15 een voorbeeld geven van nadelige (neven)effecten van natuurwetenschappelijke toepassingen.16 met een voorbeeld sociale en ecologische gevolgen van natuurwetenschappelijke toepassingenillustreren.17 met een voorbeeld illustreren dat economische en ecologische belangen de ontwikkeling van denatuurwetenschappen kunnen richten, bevorderen of vertragen.18 met een voorbeeld verduidelijken dat natuurwetenschappen behoren tot cultuur, nl. verworvenopvattingen die door meerdere personen worden gedeeld en die aan anderen overdraagbaar zijn.19 met een voorbeeld de ethische dimensie van natuurwetenschappen illustreren en een eigen standpuntdaaromtrent argumenteren.20 het belang van biologie of chemie of fysica in het beroepsleven illustreren.21 natuurwetenschappelijke kennis veilig en milieubewust toepassen bij dagelijkse activiteiten enobservaties.8.3 AttitudesDe leerlingen*22 zijn gemotiveerd om een eigen mening te verwoorden.*23 houden rekening met de mening van anderen.*24 zijn bereid om resultaten van zelfstandige opdrachten objectief voor te stellen.*25 zijn bereid om samen te werken.*26 onderscheiden feiten van meningen of vermoedens.AV Fysica 27 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport


*27 beoordelen eigen werk en werk van anderen kritisch en objectief.*28 trekken conclusies die ze kunnen verantwoorden.*29 hebben aandacht voor het correcte en nauwkeurige gebruik van wetenschappelijke terminologie, symbolen,eenheden en data.*30 zijn ingesteld op het veilig en milieubewust uitvoeren van een experiment.*31 houden zich aan de instructies en voorschriften bij het uitvoeren van opdrachten.*32 hebben aandacht voor de eigen gezondheid en die van de anderenAV Fysica 28 TV Toegepaste fysicaLichamelijke opvoeding en sport - 2de graad tso D/2001/0279/018 Plant-, dier- en milieutechnieken - 2de graad tsoTopsport

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!