Bij de meeste politiebureau’s waren de vluchtwegen goedvrijgehouden. Bij vijf bureau’s werden de vluchtwegen echterbelemmerd door aanwezige voorwerpen. Zo lagen er bij tweebureau’s materialen opgeslagen in het vluchttrappenhuis, bijéén waren dit brandbare materialen.Bij bijna 50% <strong>van</strong> de politiebureau’s ontbrak aan de buitenzijde<strong>van</strong> nooduitgangsdeuren in de uitwendige scheidingsconstructiehet verplichte opschrift “nooduitgang” of“nooddeur vrijhouden”.Installaties en blusmiddelenOnderzocht is of in de politiebureau’s gecertificeerdebrandmeldinstallaties en ontruimingsalarminstallatiesaanwezig zijn en of de aanwezige brandmeldinstallatieszonder vertraging doormelden aan de brandweer of eencentrale meldkamer. Dergelijke installaties zijn voor eencelfunctie 3 op grond <strong>van</strong> het Gebruiksbesluit verplicht, tenzijer sprake is <strong>van</strong> (een) acceptabele (combinatie <strong>van</strong>) compenserendemaatregelen. Ook is gekeken naar de aanwezigheiden het onderhoud <strong>van</strong> blusmiddelen, noodverlichting envluchtrouteaanduidingen.In de grotere politiebureau’s waren brandmeldinstallatiesaanwezig. In veel <strong>van</strong> de kleinere politiebureau’s ontbrak deverplichte brandmeldinstallatie echter of was de aanwezigeinstallatie <strong>van</strong> onvoldoende kwaliteit. Zo was er vaak geensprake <strong>van</strong> volledige bewaking (meestal ontbrak de rookdetectiein de cellen) en/of was er geen directe doormeldingnaar de brandweer.Bij meerdere politiebureau’s ontbrak het verplichte bewijs<strong>van</strong> jaarlijks onderhoud <strong>van</strong> de aanwezige installaties en vaakkon ook geen certificaat worden getoond, waaruit blijkt datde installatie voldoet aan de technische voorschriften.Meestal werd aangegeven dat deze stukken op het hoofdbureauwerden bewaard. Op grond <strong>van</strong> de regelgeving moetechter een logboek op de locatie aanwezig zijn, waarin allestukken met betrekking tot het onderhoud <strong>van</strong> de aanwezigeinstallaties en de bijbehorende certificaten worden bewaard.De onderzoeksuitkomsten voor de genoemde installaties bijde dertig onderzochte politiebureau’s zijn in onderstaandetabel opgenomen.Bij vierentwintig politiebureau’s was een adequatenoodverlichting aanwezig. Bij een drietal was zo´ninstallatie niet noodzakelijk. Bij de overige drie bureau’sontbrak de verplichte noodverlichting in rookvrijevluchtroutes.Bij de vluchtrouteaanduidingen werden bij negen bureau’stekortkomingen geconstateerd. Het betrof meestal nietverlichte of ontbrekende aanduidingen.Bij veertien bureau’s ontbrak bovendien het vereiste bewijs<strong>van</strong> jaarlijks onderhoud <strong>van</strong> de noodverlichting en/of devluchtrouteaanduidingen.Bij alle dertig bureau’s waren voldoende brandblusmiddelenin de vorm <strong>van</strong> brandslanghaspels en/of handblussersaanwezig en overal waren deze goed bereikbaar en recentgekeurd. Bij één bureau waren echter geen blusmiddelenaanwezig bij de cellen.3.2.3 BHV/ArboOnderzocht is of de inrichtingen beschikken over eenactueel bedrijfshulpverleningsplan (BHV-plan) en eenactuele R,I&E. Ook is aandacht besteed aan het functioneren<strong>van</strong> de BHV-organisatie, hierbij is onder andere gekekennaar de aanwezigheid en de geoefendheid <strong>van</strong> de BHV-ers.Voor achtentwintig <strong>van</strong> de dertig politiebureau’s was eenBHV-plan beschikbaar. In een aantal gevallen was dit echterslechts op het hoofdkantoor <strong>van</strong> de politieregio aanwezigen niet op de locatie zelf. Ook kwam het voor dat degegevens in het plan verouderd waren of dat de namen <strong>van</strong>de BHV-ers niet waren opgenomen.Bij de uitvoering <strong>van</strong> de inspecties op locatie bleken vrijweloveral BHV-ers aanwezig te zijn. Het aantal BHV-ers dat opde politiebureau’s aanwezig was, varieerde <strong>van</strong> nul tot acht.Bij de inspectie op locatie bij het politiebureau in Heiloovertrok de wachtcommandant na afloop <strong>van</strong> zijndiensttijd. Daarna was er geen enkele BHV-er meer inhet bureau aanwezig.Bron: VI-inspecteurTabel 1: Aanwezigheid installatiesinstallatie aanwezig gecertificeerd periodiek onderhoudenbrandmeldinstallatie met volledige bewaking en doormelding 21 7 14ontruimingsalarminstallatie 27 12 18noodverlichting 24 nvt 163Zie ook de toelichting over ophoudruimten in paragraaf 3.1.12 | <strong>Rapportage</strong> brandveiligheid <strong>van</strong> <strong>politiecellen</strong>
In de regio Friesland zijn de medewerkers (nog) nietallemaal opgeleid tot BHV-er. Er loopt momenteel eenopleidingsprogramma. Men verwacht dat in de loop <strong>van</strong>2009 iedereen tot BHV-er zal zijn opgeleid.Ook in de regio Brabant Noord verkeert de BHV-organisatienog in de opstartfase <strong>van</strong> een regionale bedrijfshulpverlening.Men probeert dit regionale beleid steeds verder totuitvoering te brengen.Opleidingen, trainingen en oefeningen worden bijzevenentwintig bureau’s geregistreerd, bij drie is dat niethet geval. In die gevallen is de individuele geoefendheid <strong>van</strong>de medewerkers dus niet bekend. Bij een kwart <strong>van</strong> depolitiebureau’s worden de inhoud en de resultaten <strong>van</strong> deoefeningen niet vastgelegd en geëvalueerd.Zesentwintig politiebureau’s beschikken over een brandveiligheidsinstructie,vier bureau’s hebben zo’n instructie niet.Vier <strong>van</strong> de dertig bureau’s beschikken niet over een actueelontruimingsplan, bij de overige bureau’s is dat welaanwezig. Van de zesentwintig ontruimingsplannen zijn erelf evenwel nooit met de brandweer besproken. Eénderde<strong>van</strong> de politiebureau’s oefent de ontruimingsplannen nietregelmatig. Bij de bureau’s waar wel werd geoefend, was ditbij zes meer dan een jaar geleden.Twaalf bureau’s beschikken niet over een actuele R,I&E. Intwee R,I&E’s stonden de eisen waaraan de BHV-organisatiemoet voldoen niet beschreven. Ook werden in twee R,I&E’sde specifieke kenmerken <strong>van</strong> het gebouw niet beschreven.3.2.4 <strong>Brandveiligheid</strong>sbeleidBij het onderzoeksonderwerp brandveiligheidsbeleid isbekeken hoe de vijf regionale politiekorpsen functioneren.Hierbij is nagegaan of er sprake is <strong>van</strong> (centraal aangestuurd)brandveiligheidsbeleid, of en hoe dit beleid op dediverse politiebureau’s wordt uitgevoerd en of de uitvoering<strong>van</strong> dat beleid naar de toekomst toe is geborgd.Hoewel er geen wettelijke voorschriften voor brandveiligheidsbeleidzijn, mag op basis <strong>van</strong> de regelgeving wordenverwacht dat men over een adequaat beleid op het gebied<strong>van</strong> brandveiligheid beschikt om het totale brandveiligheidsconceptvorm te geven.De vijf onderzochte politieregio’s beschikken niet over eenadequaat brandveiligheidsbeleid. Vaak is er wel beleid oponderdelen zoals bedrijfshulpverlening aanwezig, maarontbreekt het aan belangrijke onderdelen zoals eenbeleidskader brandveiligheid, een uitgewerkt calamiteitenplan,auditprogramma’s ten aanzien <strong>van</strong> brandveiligheid,het informeren <strong>van</strong> arrestanten over brandveiligheid en een(model)ontruimingsplan. Van een goed afgewogen enonderling afgestemd beleid is dan ook nergens sprake.Eén regio (Haaglanden) was zelfstandig bezig een eigenbrandveiligheidsbeleid te ontwikkelen. Dit beleid isinmiddels in concept gereed, maar nog nietgeïmplementeerd.Door de meeste politieregio’s wordt brandveiligheidsbeleidals een onderdeel <strong>van</strong> de bedrijfshulpverlening beschouwden niet als een zelfstandig onderdeel waarmee alle rele<strong>van</strong>tebrandveiligheidsaspecten (bouwkundige, installatietechnische,gebruiks- management- en personele aspecten)worden samengebracht tot een compleetbrandveiligheidsconcept.Daar waar beleid aanwezig is, is dit ook niet altijd bij demedewerkers bekend of wordt door medewerkers aangegevendat het niet consequent wordt uitgevoerd. Hetbrandveiligheidsbewustzijn <strong>van</strong> de medewerkers laat ook tewensen over. Het gebrek aan directe aansturing door dekorpsleiding zal hier mede debet aan zijn.Bij 40% <strong>van</strong> de politiebureau’s werd aangegeven dat dekorpsleiding geen duidelijke rol heeft ten aanzien <strong>van</strong> hetbrandveiligheidsbeleid. De taken met betrekking totbrandveiligheidsbeleid zijn meestal gedelegeerd aan hethoofd BHV/Arbo <strong>van</strong> de politieregio. Vaak blijft de betrokkenheid<strong>van</strong> de korpsleiding beperkt tot incidentele dan welperiodieke verantwoording. Van feitelijke aansturing doorde korpsleiding lijkt slechts in één regio (Haaglanden)daadwerkelijk sprake te zijn. In deze regio is brandveiligheidook een terugkerend onderwerp <strong>van</strong> gesprek in de beheersdriehoek(Korpsbeheerder, Korpschef, Hoofdofficier <strong>van</strong>Justitie).Het beeld met betrekking tot het informeren <strong>van</strong> arrestantenover noodprocedures in geval <strong>van</strong> brand is sterkwisselend. Soms zijn er folders beschikbaar in verschillendetalen, in de helft <strong>van</strong> de politiebureau’s worden arrestantenechter niet geïnformeerd.In de politieregio Gelderland-Zuid werd aangegeven datarrestanten bij een calamiteit door de arrestantenverzorgersworden geïnstrueerd. Het besef <strong>van</strong> de snelheidwaarmee een brand zich kan ontwikkelen, is hierkennelijk niet erg groot.Bron: VI-inspecteurIn de politieregio’s wordt weinig gedaan aan evaluatie enbijstelling <strong>van</strong> brandveiligheidsbeleid. De borging <strong>van</strong> hetaanwezige beleid schiet daar dan ook duidelijk tekort.Bij drie <strong>van</strong> de vijf regio’s is er beleid om de brandveiligheidsrisico’sop cel door de keuze <strong>van</strong> meubilair en<strong>Rapportage</strong> brandveiligheid <strong>van</strong> <strong>politiecellen</strong> | 13