Het screenen van chronische pijnpatiënten metbehulp van de SCL-90 op noodzaak van deelnameaan een cognitief gedragsmatig geöriënteerdmultidisciplinair behandelprogrammaBernard J.Vortman 1 , John L. Zant 2 en Joris van Loon 3SamenvattingIn de literatuur wordt weinig aandacht besteed aan denoodzaak om alle aangeboden chronische pijnpatiënteneen cognitief-gedragsmatige multidisciplinaire interventiete laten volgen. Patiënten die goed omgaan met hunpijn qua gedrag en cognitie en die geen stressoren hebbenwelke interfereren met hun klachten hebben een dergelijkebehandeling niet nodig. Het is derhalve wenselijkom patiënten te selecteren op noodzaak van cognitiefgedragsmatige therapie (CBT).Een onderzoek werd gedaan naar de mogelijkheid vaneen dergelijke selectie met hulp van een screeningsinstrument.80 opeenvolgende chronische pijnpatiënten,welke aangeboden werden aan de afdeling revalidatie enpain management van het Jan van Breemen Instituut,werden in het onderzoek betrokken. Bij geen van depatiënten waren nog behandelopties op stoornisniveau.Deze patiënten ondergingen een psychologisch diagnostischonderzoek en werden verzocht om enige vragenlijstenin te vullen. De psycholoog, die geen inzage had in deresultaten van de vragenlijsten, oordeelde op basis vanzijn onderzoek of een cognitief gedragsmatig geöriënteerdeinterventie noodzakelijk was. Dit oordeel werd vergelekenmet de totaalscore van de Symptom Checklist 90(SCL-90), de items pijnintensiteit, interferentie, levenscontrole,verstoorde stemming en activiteitenniveau vande West Haven-Yale Multidimensional Pain Inventory(MPI). Ook werd de classificatie van de MPI in het onderzoekbetrokken alsmede de items bidden/hopen en catastroferenvan de Coping met <strong>Pijn</strong> Vragenlijst.De conclusie is dat de totaalscore van de SCL-90 eengoede screeningsparameter is. Afhankelijk van sensitiviteiten specificiteit ligt de cut-off score tussen 140 en 180,terwijl de optimale cut-off score ligt op 160.AbstractAt presenting the results of multidisciplinary cognitivebehavioural treatment (CBT) programs for chronic benignpain patients little attention is payed to the need ofadmitting all referred patients to the intervention.Patients who cope well with their pain, who do not havebehavioural aberrations, cognitive distortions or stressorswhich interfere with their complaints, do not needCBT. Selection of patients before entering the treatmentprogram is therefore desirable.In order to analyse the possibility of pre-admission screeningon necessity of CBT an investigation was performed.80 chronic benign pain patients unterwent a psychologicaldiagnostic examination and had to complete the SCL-90-, the MPI- and the CSQ- inventories (Dutch language1. revalidatiearts, afdeling revalidatie en pain management,2. klinisch psycholoog, afdeling voor gezondheidspsychologie,3. gezondheidspsycholoog, afdeling voor gezondheidspsychologie.Jan van Breemen Instituut, Amsterdamversions). Without having knowledge about the results ofthe questionnaires, the psychological examination resultedwith a decision about weather CBT intervention wasneeded or not. This decision was compared with theresults of the total score of the SCL-90 (SCL-PSN), withthe MPI scales Pain Severity, Interference, Life Control,Negative Mood and General Activity, with the classificationof the MPI, and with the scales Praying/’Hoping andCatastrophizing of the CSQ.It was concluded that the SCL-PSN is the best predictorof the decision about need to participate a CBT program.This need for participation can be screened with the totalscore of the SCL-90 (the Dutch version has a itemscorewith Likert points 1 to 5, therefore range 90 to 450).Depending of level of sensitivity and specificity, the cutoffscore of this instrument lies between 140 and 180, andthe optimal score is 160.Keywords: screening, chronic pain, cognitive-behaviouraltherapy, SCL-90, MPI, CSQInleidingMultidisciplinaire behandeling van chronische lage rugklachtenblijkt beter te werken dan geen behandeling,wachtlijst of monodisciplinaire behandeling. 1 Vergelekenmet andere actieve behandelingen voor chronische pijnpatiëntenleiden interventies, welke gebaseerd zijn opcognitief-gedragsmatige principes, tot significant grotereveranderingen op de domeinen pijnbeleving en positievecoping en vermindering van pijngedrag. 2Het is de vraag in hoeverre alle chronische pijnpatiënteneen dergelijke interventie nodig hebben. Indien allepatiënten, die gepresenteerd worden aan een multidisciplinairchronisch pijnbehandelcentrum, worden geaccepteerd,bestaat het risico dat de patiënten die geeninterventie nodig hebben geen verbetering laten zien opde uitkomstparameters. 3 De vraag rijst dan ook welkepatiënten multidisciplinaire behandeling op basis vanhet cognitief gedragsmatige model (CBT [+}) nodig hebben,en welke niet (CBT [-]. En, zijn deze beide groepenmet hulp van een screeningsinstrument te onderscheiden?De Symptom Checklist – 90 (SCL-90) kan beschouwd wordenals een één-factor instrument voor het screenen vanchronische pijnpatiënten op “general psychological distress”,of psychoneuroticisme (PSN). 4-9 Groenman was instaat om met behulp van de SCL-90 totaalscore 3 subgroepenpijnpatiënten te onderscheiden. 7 De derdegroep, met de hoogste scores (boven 223), verdiende eenuitgebreide psychologische evaluatie. Maar noodzaakvoor psychologische evaluatie is niet hetzelfde als noodzaakvoor CBT, en in feite werd hier de noodzaak van evaluatievan psychiatrische co-morbiditeit bedoeld (persoonlijkemededeling).25 (28), 2006, Nederlands <strong>Tijdschrift</strong> voor <strong>Pijn</strong> en <strong>Pijn</strong>bestrijding13
Hutten en medewerkers evalueerden een multidisciplinairbehandelprogramma met primair fysieke aspectenvoor patiënten met lage rugklachten en legden de cut-offscore van de SCL-90 bij 198 als zijnde de grens tussen eenlage en een hoge psychologische score. 10Arrindell en Akkerman deden onderzoek bij een grotechronische pijnpatiëntengroep welke goed in twee clusterste verdelen was. 11 De lage cluster heeft een gemiddeldescore van 130, terwijl de cluster met hoge scores eengemiddelde heeft van 219. De cut-off score van 174 is degrens tussen, in psychisch opzicht, gezonde pijnpatiëntenen pijnpatiënten met veel psychische problematiek.De West Haven-Yale Multidimensial Pain Inventory (MPI)is gebaseerd op een cognitief-gedragsmatige visie oppijn. 12 Op grond van psychosociale en gedragsmatigeaspecten classificeert de vragenlijst subgroepen pijnpatiënten.Een van deze subgroepen bestaat uit “AdaptiveCopers”. Deze patiënten kenmerken zich door een laagpijnniveau, weinig depressie en beperkingen in funktioneren,vrijwel normale activiteitenniveau’s en in hogemate controle over hun leven. Gesuggereerd wordt datdeze patiënten geen CBT nodig zouden hebben. 11Behalve de classificatie onderscheidt de MPI ook nog eenaantal parameters: pijnintensiteit (MPI-PI), ervaren interferentievan de pijn op het dagelijks leven (MPI-IF), levencontrole(MPI-LC), verstoorde stemming (MPI-VS) enervaren steun (MPI-ST). Mogelijk zijn deze parametersbruikbaar als screening. Deze parameters, in het bijzonderinterferentie, zijn wel gecorreleerd aan de prognosebij patiënten die een auto-ongeval hebben doorgemaakt.13De wijze waarop iemand met zijn klachten, pijn en stressorenomgaat is mede bepalend voor de mate waarin depijn beleefd wordt en de mate van ervaren beperkingen.Deze coping strategieën kan men indelen in actieve enpassieve. 14 Actieve coping betreft de strategieën die depatiënt gebruikt teneinde zelf verantwoordelijkheid tenemen voor de wijze van omgaan met de klachten, endeze te controleren ondanks de aanwezigheid ervan. Bijpassieve coping wordt de verantwoordelijkheid voor hetomgaan met de klachten niet bij zichzelf, maar bij anderenof omstandigheden gelegd.Meerdere studies geven aan dat vooral catastropheren,maar ook bidden en hopen vormen van passieve copingzijn die gerelateerd zijn aan meer pijn, meer beperkingenen slecht omgaan met de klachten. 15-19Doel van dit onderzoek is derhalve het zoeken naar een ofeen combinatie van meerdere screeningsinstrumentenwelke in staat zijn te beslissen over de noodzaak van eencognitief-gedragsmatige interventie bij chronische pijnpatiënten.MethodePatiëntenHet onderzoek betreft 84 opeenvolgende patiënten ouderdan 18 jaar, die verwezen waren naar het pijnspreekuurvan de revalidatieafdeling van het Jan van BreemenInstituut te Amsterdam. Bij alle patiënten bestond depijn langer dan 3 maanden en behandelopties op stoornisniveauzijn niet meer aanwezig. De gegevens van4 patiënten bleken onvolledig. Het onderzoek betrof derhalve80 patiënten.ProcedureAlle chronische pijnpatiënten ondergingen een psychologischdiagnostisch onderzoek van anderhalf uur, uitgevoerddoor een psycholoog met ruime ervaring in hetbeoordelen en behandelen van chronische pijnpatiëntenvolgens het cognitief-gedragsmatige model. Tevensmoesten de patiënten enige vragenlijsten invullen. Nahet diagnostisch interview besliste de psycholoog of cognitief-gedragsmatigebehandeling al dan niet nodig was.Bij deze beslissing had de psycholoog geen inzage in deresultaten van de vragenlijsten. De patiënten in ditonderzoek werden verdeeld in twee groepen: een groepdie cognitie-gedragsmatige behandeling (CBT) nodigheeft, en een groep zonder deze noodzaak (resp. de CBT[+] en de CBT [–] groep.Beide groepen werden vergeleken met de volgende parameters:Symptom Check List (SCL-90) totaal score (PSN),West haven-Yale Mutidimensional Pain Inventory (MPI)pijnintensiteit (MPI-PI), interferentie (MPI-IF), levenscontrole(MPI-LC), verstoorde stemming (MPI-VS), algemeenactiviteitenniveau (MPI-AA) en de classificatie, Copingmet <strong>Pijn</strong> vragenlijst (CPV) catastropheren (CPV-CA) enbidden en hopen (CPV-BH).Het diagnostisch interview van de psycholoogAandacht wordt besteed aan de wijze van coping van depatiënt en zijn omgeving met de klachten, en hoe deklachten interfereren met het dagelijks leven. Welkegedachten en ideeën heeft de patiënt over zijn problemen?Stressfactoren en life-events worden opgespoorden de coping stijl ervan wordt geanalyseerd. In geval vaninadequate coping met stressfactoren of life-events wordtgekeken in hoeverre deze verweven zijn met de klachten.Bestaat er een relatie in tijd tussen het begin en het verloopvan de klachten en de stressfactoren (klassieke conditionering).Heeft de pijn een funktie in het levenspatroonvan de patiënt gekregen of werkt de pijn als een(gedeeltelijke) oplossing voor onoplosbare stressituatiesen levensproblemen van de patiënt (operante conditionering).Welke factoren bepalen het pijngedrag van depatiënt?En tenslotte, welke verwachtingen heeft de patiënt, en inwelke mate is hij gemotiveerd voor en bereid tot het veranderenvan zijn “beliefs’, cognities en gedrag?VragenlijstenSymptom Checklist-90 (SCL-90)De SCL-90 bestaat uit 90 uitspraken, die worden gescoordop een 5-punts Likert schaal (van 1: in het geheel niet, tot5: erg veel). 20,21 De totale score van alle 90 items kanbeschouwd worden als een maat voor “psycho-neuroticsomaticdistress”, of psychoneuroticisme (PSN). De rangevan deze SCL-PSN bedraagt 90 tot 450.Coping met <strong>Pijn</strong> Vragenlijst (CPV)De CPV is de Nederlandse versie van de Coping StrategiesQuestionnaire. 22,23 De lijst bestaat uit 44 items die beantwoordworden op een gesloten 10 cm. VAS, met links “ikdoe nooit” tot rechts “ik doe altijd”. Alleen de passievecoping subschalen bidden/hopen (CPV-BH) en catastroferen(CPV-CA) worden betrokken in het onderzoek. Beideschalen zijn gebaseerd op 6 items. De ruwe score bestaatuit de optelsom in centimeters van de 6 items, en wordtgetransformeerd tot een decimale score.14Nederlands <strong>Tijdschrift</strong> voor <strong>Pijn</strong> en <strong>Pijn</strong>bestrijding, 25 (28), 2006
- Page 3 and 4: ColofonHet Nederlands Tijdschrift v
- Page 5 and 6: ASE REPORT6Infraorbitalisneuralgie
- Page 8 and 9: Neurotrophic Factors in Spinal Pain
- Page 10 and 11: 2. Een neurotransmitter dient na st
- Page 14 and 15: West Haven-Yale Multidimensional Pa
- Page 17 and 18: Literatuur1. Flor H, Fydrich T, Tur
- Page 19 and 20: Figuur 1Overmedicatie bij doorbraak
- Page 21 and 22: Tabel 1. Literatuuroverzicht OTFCAu
- Page 23 and 24: Diagnostic Segmental Nerve Root Blo
- Page 25: ConclusiesEr wordt een grote variab
- Page 28 and 29: Netwerkvorming van behandelaars uit
- Page 30 and 31: tra (n=24) 19,20 in Nederland. Daar
- Page 32 and 33: Huidige Samenwerkingsvorm van de PK
- Page 34 and 35: fieke therapie. Pijnpreventie behoo
- Page 36 and 37: • Patijn J, ten Hoopen AJ, van Za
- Page 38 and 39: • Crul BJP. De praktijk van de po
- Page 40 and 41: • Forouzanfar, T. et al. “Compa
- Page 42 and 43: Advanced Nursing 2001, Dec; 36(6):7
- Page 44 and 45: • Wit R de, Van Dam F, Huijer Abu
- Page 46 and 47: • dr. R. de Wit, proefschrift: Ca
- Page 48 and 49: Cursus:Psychologische behandeling v
- Page 50 and 51: ECG noodzakelijk bij voorschijven T
- Page 52 and 53: Pain, Wall en Melzack; Drugs for Pa
- Page 54 and 55: Palliative Care Program Effectivene
- Page 56 and 57: Tools for assessment of pain in non
- Page 58 and 59: Chronic Daily Headache for Clinicia
- Page 60 and 61: Uit de pijnkennisscentraGroningenMu
- Page 62:
Congresagenda2007February 2-4, 2007