Netwerkvorming van behandelaars uit de medische enparamedische disciplines was afwezig, waardoor de basisontbrak voor het creëren van zorglijnen, die een snellebehandeling van pijnpatiënten kon garanderen.Als gevolg van de minimale kennisoverdracht naar diedisciplines die zich dagelijks met pijn bezighielden,schoot de organisatie van de zorg rondom pijn in deeerste en tweede lijn op veel gebieden tekort.De oprichting van Vier <strong>Pijn</strong>kenniscentraOp grond van de bevindingen van de Gezondheidsraad 1 ,uitgebrachte rapportages 3 en een invitational conference 4werd door de toenmalige Staatssecretaris van Welzijn,Volksgezondheid en Cultuur in zijn nota van 28-9-1993 2aanbevelingen gedaan rond de diagnostiek en behandelingvan patiënten met complexe pijnproblematiek. Alsrode draad in deze nota stond de ontwikkeling van uniformerichtlijnen omtrent diagnostiek, behandeling en evaluatievan pijnproblematiek centraal.Door de Staatssecretaris werd als belangrijkste knelpuntenaangegeven:1. Te weinig wetenschappelijke onderbouwing van hetgroeiende aanbod van geavanceerde pijnbehandelingen,2. Onvoldoende pijnonderwijs bij specialistische opleidingenen in het basiscurriculum geneeskunde,3. Ontbreken van uniforme behandelprotocollen endossiervorming,4. Ondoorzichtig verwijspatroon met als gevolg gebrekkigeindicatiestelling,5. Door het ontbreken van geld en een zelfstandige positievan de pijnteams waren deze teveel afhankelijk vande inzet van een enkele arts,6. Anesthesiologen waren niet als poortspecialismevoor pijn erkend in de ziekenhuizen en daardoorafhankelijk van de budgettering van hun ziekenhuis. 2Op grond van gevoerde gesprekken, nadere studies enknelpuntanalyses, aanwezige expertise, geografischespreiding en wetenschappelijke ondersteuning vanuit demedische faculteiten heeft de Staatssecretaris van WVCvier academische ziekenhuizen aangewezen die een centrumfunctie(<strong>Pijn</strong>kenniscentrum (PKC)) voor pijn gaanvormen. De taken van deze PKC’s omvatten:A. Een consultatieve functie voor de volgende gebieden:• Uniforme behandelingsprotocollen en dossiers• Consensusvorming op het gebied van diagnostiek• Opzetten van uniforme bij- en nascholingB. Het opzetten, uitwerken en interpreteren van evaluatieprogramma’s,gericht op de effecten van geavanceerdepijnbehandelingen (invasief en cognitiefgedragsmatig).Van de ‘resultaten’ gegenereerd door de PKC’s moest eenkennisreservoir worden aangelegd. Binnen de gegevenopdracht hebben de PKC’s een aantal kernactiviteiten perPKC gedefinieerd. Dit betreft: <strong>Pijn</strong>classificatie(Nijmegen), <strong>Pijn</strong>registratie (Groningen), <strong>Kennis</strong>overdrachten <strong>Pijn</strong> bij Kinderen (Rotterdam) en Protocolleringen Consensus (Maastricht).Zoals door de Staatssecretaris aangegeven vonden ervanaf 1994 jaarlijkse rapportages plaats. In 1997 vondevaluatie van de vier PKC’s plaats door het bureauResearch voor Beleid. 9 Op basis hiervan werd een gezamenlijkbeleidsplan 1998-2002 opgesteld, 11,12 waarin debijsturing op basis van deze evaluatie en gevraagde taakuitbreidingwerden opgenomen. De voortgang van dePKC’s vanaf 1999 is weergegeven in drie rapportages,1999-2000 14 , 2001 15 , 2002-2004 17 en in het beleidsplan2003-2007 van de gezamenlijke PKC’s. 16<strong>Pijn</strong> in Nederland anno 2006De PKC’s bestaan inmiddels tien jaar en kunnen terugblikkenop een vruchtbare periode waarin pijn en pijnbehandelingin het centrum van de aandacht werdengeplaatst. Dit leidde tot een aantal aantoonbare verbeteringenop een aantal deelgebieden van de pijnproblematiekin Nederland. Parallel werden die gebieden blootgelegdwaarop de PKC’s (nog) geen grip op kunnen krijgenen/of grijze gebieden van de pijnproblematiek inNederland waarin nog geen onderzoek is/was gedaan.Deze zijn als beschouwingen in aparte blokken weergegeven.Omvang pijnproblematiekT.a.v. de epidemiologie van pijn was de situatie voor 1994ondoorzichtig. De PKC’s hebben er mede toe bijgedragendat een aantal studies zijn verricht naar de prevalentievan pijn bij verschillende patiëntengroepen (o.a. pijn bijkanker, pijn bij kinderen, acute postoperatieve pijn, pijnalgemene bevolking en 65-plussers) op grond waarvanbeleid ontwikkeld kon worden en prioriteiten gesteld zijnten aanzien van wetenschappelijk onderzoek (zie bijlage1). De PKC’s hebben een gestandaardiseerde pijnclassificatieontwikkeld met een daaraan verbonden geautomatiseerdregistratiesysteem. Data zullen centraal verzameldworden en kunnen als leidraad dienen voor toekomstigonderzoek (zie bijlage 2). Tevens hebben de PKC’seen meer gedetailleerde classificatie van pijnsyndromenen diagnoses ontwikkeld met een eenduidige nomenclatuuren definitie.BeschouwingHoewel er in Nederland een indicatie is over deomvang van pijn bij kanker laat een recent onderzoekzien dat er nog steeds een aanzienlijke groep kankerpatiëntenonderbehandeld wordt. Ondanks de verworvenkennis over de omvang van de pijnproblematiekbestaat er bij een aantal patiëntengroepen nogsteeds onduidelijkheid over de prevalentie van pijnzoals:• Ouderen met en zonder uitingsstoornissen.In het algemeen is de prevalentie van pijn bijouderen ( > 65 jr) het hoogst. Door de ‘vergrijzing’de komende jaren zal de vraag naar adequatepijnbehandeling binnen deze groep dan ook sterkstijgen. Voor ouderen met uitingsstoornissenwordt inzicht krijgen in de omvang van het probleemnog eens extra belemmerd door het (nog)ontbreken van valide testen en meetinstrumenten.2925 (28), 2006, Nederlands <strong>Tijdschrift</strong> voor <strong>Pijn</strong> en <strong>Pijn</strong>bestrijding
• Wilsonbekwamen van alle leeftijden (kinderen,gehandicapten).Het (nog) ontbreken van adequate diagnostischetesten en meetinstrumenten belemmert ook bijdeze groep patiënten het zicht op de omvang.• Intramurale patiënten in gezondheidsinstellingenmet uitzondering van postoperatieve patiënten.Aandacht voor pijn bij andere aandoeningen isintramuraal beperkt geweest mede omdat pijnhierbij nog teveel als een symptoom van de aandoeningbeschouwd wordt en niet als een probleemop zichzelf.Mede door de invoering van de geautomatiseerdeDBC-registratie, werd de implementatie van eengeautomatiseerd pijnregistratiesysteem bemoeilijkt.Daardoor is vertraging opgelopen waardoor de PKC’stot op heden niet in staat zijn geweest alle pijncentrabij deze registratie te betrekken. De oprichting vaneen onafhankelijke Stichting <strong>Pijn</strong>registratie die dedata beheert, is een voorwaarde voor de meeste pijncentraom te participeren. Hierover is overleg gaandemet de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie.Na oprichting van de Stichting kan het kwaliteitstrajectverbetering van de pijnbestrijding starten.Evaluatie en bijstelling van de pijnclassificatie en de–registratie blijft een continue proces.Theoretische aspecten en diagnostiek van pijnDe afgelopen periode hebben de PKC’s ertoe bijgedragendat er meer inzicht is gekomen in de pathofysiologische,neurofysiologische en psychosociale aspecten van pijn.Vooral aan de diagnostiek binnen een biopsychosociaalmodel voor pijn is veel aandacht besteed door het ontwikkelenvan meetinstrumenten en diagnostische testendie inzicht kunnen geven in de psychosociale factoren diebijdragen aan chronische pijn. Ook voor speciale patiëntengroepenzoals kinderen, gehandicapten en ouderenmet uitingsstoornissen is specifieke pijndiagnostiek ontwikkeld.De ontwikkeling en publicaties van deze diagnostiek(Nederlandstalige artikelen, boeken en cd-rom’s)hebben er mede toe bijgedragen dat het multidimensioneleaspect van pijn in Nederland meer gemeengoed isgeworden onder diverse disciplines in eerste en tweedelijn (zie bijlage 3). Aandacht voor psychosociale factorenals integraal onderdeel binnen de diagnostiek is in deeerste lijn o.a. bij huisartsen en fysiotherapeuten opgenomenin standaarden en/of richtlijnen.BeschouwingOndanks het feit dat de PKC’s veel aandacht en onderzoekhebben besteed aan het ontwikkelen van diagnostieken predictoren van chronische pijn binnen het biopsychosocialemodel, is van integratie van multidimensionelediagnostiek bij veel specialismen, waarbijpijn een substantieel onderdeel van hun dagelijksepraktijk uitmaken, nog maar ten dele sprake. Dit geldtvoor de pijnmeting binnen de ziekenhuizen welke inveel ziekenhuizen nog steeds geen onderdeel van dedagelijkse routine vormt. Hierdoor bestaat er nogsteeds veel verborgen pijnleed intramuraal.Verder staat de ontwikkeling van meetinstrumenten,die een indicatie voor verwijzing naar cognitiefgedragsmatigebehandelingen kunnen aangeven nogin de kinderschoenen. Dit geldt eveneens voor meetinstrumentendie de biologische aspecten van pijnvastleggen zoals neuroplasticiteit en biologische predictorenvoor chroniciteit. Op grond van wetenschappelijkonderzoek worden telkens nieuwe inzichten verkregenin factoren die het beloop van de pijn kunnenbeïnvloeden. Dit geldt met name voor het onderzoeknaar predictoren die een chronisch verloop kunnenvoorspellen en derhalve van groot belang zijn voor desecundaire en tertiaire preventie. De komende jarenmoeten de gemaakte investeringen op dit gebied hunvruchten gaan afwerpen.Behandeling van pijnOmdat er een grote verscheidenheid aan pijnbehandelingenis, waarvan de effectiviteit niet wetenschappelijk wasaangetoond, is er veel aandacht besteed aan de evaluatievan verschillende behandelvormen (invasieve technieken,cognitiefgedragsmatige behandelingen, TENS, ruggenmergstimulatie,fysiotherapie, medicamenteus) (ziebijlage 4). Naast onderzoek naar effectiviteit, hebben dePKC’s ertoe bijgedragen dat op een aantal gebieden consensustrajectenzijn uitgevoerd. De effectiviteit van demultidisciplinaire behandelingen van chronische pijn uitgaandevan het bewegingsapparaat is gebleken effectiefte zijn. Met name bij kleine kinderen zijn belangrijke stappenvoorwaarts gemaakt op basis van studies waardoor,in tegenstelling tot vóór 1994, geen onderbehandelingvan pijn bij kinderen meer voorkomt. Veel van deze geëvalueerdebehandelingen zijn gepubliceerd in de vormvan proefschriften, geëntameerd en/of begeleid door dePKC’s (zie bijlage 5). De PKC’s hebben, wanneer mogelijk,ertoe bijgedragen dat nieuwe behandelingstechniekeneerst geëvalueerd werden alvorens in het dagelijksebehandelingspakket geïntegreerd werden.BeschouwingIn de slechts korte periode van het bestaan van dePKC’s en door de grote hoeveelheid van bestaandebehandeltechnieken op het gebied van pijn zijn dePKC’s zeker niet in staat geweest al deze therapieënop hun effectiviteit te evalueren. Het feit dat het hiervoormeest geschikte onderzoeksdesign, een randomisedclinical trial (RCT), tijdrovend en kostbaar is, iseen andere verklaring.Daarnaast konden niet alle onderzoeksresultatengeïmplementeerd worden in de vorm van consensusrapportenomdat daar de tijd en mankracht voorontbrak.Multidisciplinaire pijnteamsVóór 1994 bestonden er in Nederland 30 pijnbehandelafdelingenmet een multidisciplinaire benadering van pijnwaarbinnen diverse disciplines meestal op consultatievebasis deelnamen. De samenstelling en werkwijze vandeze pijnteams varieerden sterk. Mede door het bestaanvan de PKC’s en hun samenwerking met instellingen engrote perifere ziekenhuizen is dit aantal gegroeid naar 62pijnteams in ziekenhuizen 18 en binnen alle revalidatiecen-30Nederlands <strong>Tijdschrift</strong> voor <strong>Pijn</strong> en <strong>Pijn</strong>bestrijding, 25 (28), 2006
- Page 3 and 4: ColofonHet Nederlands Tijdschrift v
- Page 5 and 6: ASE REPORT6Infraorbitalisneuralgie
- Page 8 and 9: Neurotrophic Factors in Spinal Pain
- Page 10 and 11: 2. Een neurotransmitter dient na st
- Page 12 and 13: Het screenen van chronische pijnpat
- Page 14 and 15: West Haven-Yale Multidimensional Pa
- Page 17 and 18: Literatuur1. Flor H, Fydrich T, Tur
- Page 19 and 20: Figuur 1Overmedicatie bij doorbraak
- Page 21 and 22: Tabel 1. Literatuuroverzicht OTFCAu
- Page 23 and 24: Diagnostic Segmental Nerve Root Blo
- Page 25: ConclusiesEr wordt een grote variab
- Page 30 and 31: tra (n=24) 19,20 in Nederland. Daar
- Page 32 and 33: Huidige Samenwerkingsvorm van de PK
- Page 34 and 35: fieke therapie. Pijnpreventie behoo
- Page 36 and 37: • Patijn J, ten Hoopen AJ, van Za
- Page 38 and 39: • Crul BJP. De praktijk van de po
- Page 40 and 41: • Forouzanfar, T. et al. “Compa
- Page 42 and 43: Advanced Nursing 2001, Dec; 36(6):7
- Page 44 and 45: • Wit R de, Van Dam F, Huijer Abu
- Page 46 and 47: • dr. R. de Wit, proefschrift: Ca
- Page 48 and 49: Cursus:Psychologische behandeling v
- Page 50 and 51: ECG noodzakelijk bij voorschijven T
- Page 52 and 53: Pain, Wall en Melzack; Drugs for Pa
- Page 54 and 55: Palliative Care Program Effectivene
- Page 56 and 57: Tools for assessment of pain in non
- Page 58 and 59: Chronic Daily Headache for Clinicia
- Page 60 and 61: Uit de pijnkennisscentraGroningenMu
- Page 62: Congresagenda2007February 2-4, 2007