BESTEMMINGSPLAN SPITSBUSBAAN N235 - 2016
Bestemmingsplan__Spitsbusbaan_N235_-_2016
Bestemmingsplan__Spitsbusbaan_N235_-_2016
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Rapport Verkennend (water)bodem- en asbestonderzoek <strong>N235</strong> Ilpendam – Purmerend<br />
i.v.m. aanleg tidal-flow busbaan<br />
Projectnr. 402663<br />
Oktober 2015, revisie 01<br />
3.2 Resultaten veldwerk<br />
De boorstaten met de bijbehorende veldwaarnemingen zijn opgenomen in bijlage 2.<br />
Bodemopbouw en veldwaarnemingen<br />
In de westelijke berm bestaat de bodem over het algemeen vanaf het maaiveld tot 0,5 à 1,0 m –mv. uit<br />
zand met daaronder klei tot de maximale boordiepte van circa 1,0 m –mv. Ter hoogte van de westelijke<br />
toegang naar de toekomstige voetgangerstunnel bestaat de bodem vanaf het maaiveld tot 1,0 à 2,0<br />
m –mv. uit zand gevolgd door klei tot ongeveer 4,0 m –mv. met daaronder zand tot de maximale<br />
boordiepte van circa 4,5 m –mv.<br />
Ter hoogte van de tunnel onder de <strong>N235</strong> is onder het asfalt een funderingslaag aanwezig tot circa 0,5<br />
m –mv. met daaronder zand tot ongeveer 1,5 m –mv. gevolgd door klei tot circa 2,8 m –mv. met<br />
daaronder veen tot de maximale boordiepte.<br />
In de oostelijke berm, ter hoogte van de toekomstige toegang naar de voetgangerstunnel, bestaat de<br />
bodem over het algemeen vanaf het maaiveld tot circa 2,5 m –mv. uit zand met daaronder veen tot de<br />
maximale boordiepte van ongeveer 4,5 m –mv.<br />
In twee boringen in de berm zijn in de bovengrond sporen puin (nummers 7 en 16) aangetroffen en in<br />
één van deze boringen bevat de ondergrond een zwakke bijmenging met puin (nummer 7). Verder zijn<br />
in de opgegraven/opgeboorde grond geen waarnemingen gedaan die mogelijk duiden op de<br />
aanwezigheid van een bodemverontreiniging. Om een betere ruimtelijke spreiding van de<br />
asbestanalyses in de grond te krijgen, is tijdens het verrichten van het waterbodemonderzoek<br />
aanvullend vanaf de boot in de berm op 3 plaatsen een gat gegraven tussen gaten 1 en 3 om een<br />
mengmonster samen te stellen van de zintuiglijk als schoon beoordeelde grond (AMM03, zie paragraaf<br />
4.5). In deze gaten is in tegenstelling tot de ’s nachts uitgevoerde veldwerkzaamheden een zwakke<br />
bijmenging met puin aangetroffen.<br />
Grondwatergegevens.<br />
De grondwatergegevens zijn weergegeven in tabel 2.2. Deze waarden geven geen aanleiding tot<br />
opmerkingen. In het bemonsterde grondwater is een verhoogde troebelheid (> 10 NTU) vastgesteld. Een<br />
verhoogde troebelheid kan in sommige gevallen leiden tot een overschatting van de gehalten aan<br />
organische parameters in het grondwater. Bij het voorliggende onderzoek is in het onderzochte<br />
grondwater bij geen enkele organische parameter een index groter dan 0,5 aangetoond. De eventuele<br />
overschatting van de gehalten als gevolg van een verhoogde troebelheid heeft geen gevolgen voor de<br />
interpretatie van de onderzoeksgegevens en de conclusies van dit rapport. Aanvullend onderzoek naar<br />
de verhoogde troebelheid is daarom niet uitgevoerd.<br />
Tabel 3.2: Grondwatergegevens<br />
Peilbuis Filterdiepte<br />
(m -mv)<br />
Grondwaterstand<br />
(m –mv.)<br />
pH EC<br />
(µS/cm)<br />
Troebelheid<br />
(NTU)<br />
33 3,10 - 4,10 1,23 6,4 2.260 233<br />
Waterbodem<br />
De waterbodem in het Noordhollandsch Kanaal nabij de oeverconstructie (damwanden) bestaat veelal<br />
uit een toplaag van 0,05 à 0,10 tot plaatselijk 0,25 m dikte met diverse componenten namelijk zand,<br />
veen, slib en/of veenbagger met plaatselijk sporen tot matige bijmengingen met puin en/of baksteen,<br />
maar er is geen duidelijk aanwijsbare hoofdtextuur. Op het noordelijk deel van het tracé is de<br />
waterbodem zwak tot uiterst steenhoudend, dit betreft een leisteenachtig materiaal. Plaatselijk is deze<br />
uiterst steenhoudende laag aanwezig tot de maximale boordiepte van 1,0 m in de vaste waterbodem.<br />
Onder de toplaag bestaat de vaste waterbodem op het zuidelijke deel van het tracé vooral uit veen en<br />
noordelijker veelal uit klei met plaatselijk een laagje veen tussen de toplaag en kleilaag.<br />
Door het aanwezige talud en de geringe dikte van de toplaag is deze zeer slecht bemonsterbaar met<br />
ander bemonsteringsmateriaal dan de zuigerboor. Omdat deze dunne toplaag waarin plaatselijk puin is<br />
blad 9 van 17<br />
rev 4.2a