Klachten tegen niet‐vervolging (artikel 12 Sv‐procedure)
2daH8iG
2daH8iG
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
voorbijschiet en dus voor de klager onbevredigend uitpakt.’ 17 In vergelijkbare zin noemt<br />
Cleiren de duur van de beklagprocedure het ‘wellicht meest nijpende probleem voor de<br />
klager’. ‘Juist in geval er onvrede bestaat bij belanghebbenden wegens niet‐vervolgen, is het<br />
voor de legitimiteit van het (niet‐)optreden van het OM van groot belang dat een antwoord<br />
op het beklag niet lang op zich laat wachten. De lange duur van de procedure kan ertoe<br />
leiden dat het eind‐ en overallresultaat van de regeling zijn doel behoorlijk voorbijschiet. Een<br />
en ander leidt weer tot een voelbaar en zichtbaar effect op de legitimiteit en het gezag van<br />
de beschikkingen van het hof in de beklagprocedures, hetgeen uiteindelijk het gezag van het<br />
OM en zittende magistratuur niet ten goede komt.’ 18 Frijda, Schalken en Cleiren geven aldus<br />
aan dat de lange duur van de procedure een negatieve uitwerking heeft op het doel het<br />
geschil tussen klager en OM op een bevredigende manier te beslechten, en daarmee<br />
uiteindelijk op de (ervaren) legitimiteit van de bij de procedure betrokken overheid.<br />
De onvrede over de doorlooptijden komt enige tijd later ook op politiek niveau naar<br />
voren. Eind 2008 wordt door Tweede Kamerlid Van der Staaij gesteld dat extreem lange<br />
doorlooptijden de kwaliteit van de rechtsstaat aantasten, waarbij als voorbeeld de<br />
beslissingen over al dan niet vervolgen worden genoemd. Een dag later wordt een motie<br />
door de Kamerleden Van der Staaij en Teeven ingediend, waarin de minister wordt gevraagd<br />
een redelijke termijn vast te stellen, waarbinnen een beslissing op beklag genomen dient te<br />
worden. In de motie wordt gemeld dat het de indieners om het belang van rechtszekerheid<br />
te doen is. 19 Deze motie wordt aangenomen. Nog in dezelfde maand stelt Tweede Kamerlid<br />
Teeven Kamervragen naar aanleiding van een krantenbericht waarin een <strong>artikel</strong> <strong>12</strong> Sv‐zaak<br />
inzake politiegeweld wordt besproken; de afwikkeling van dit beklag had, gerekend vanaf de<br />
indiening van de klacht tot de beschikking van het gerechtshof, drie jaar geduurd. 20 Teeven<br />
vraagt de minister of deze ook van oordeel is dat de afwikkeling in deze zaak onwenselijk en<br />
onredelijk lang is geweest, of er bijzondere omstandigheden zijn aan te wijzen die dit<br />
tijdsverloop verklaren en of hij zich realiseert dat de onzekerheid van de politieambtenaren<br />
in dergelijke gevallen het functioneren van het korps negatief kan beïnvloeden. 21 Ook stelt<br />
hij de vraag of – gezien de aangenomen motie met die strekking – de minister voornemens is<br />
binnen afzienbare termijn een wetsvoorstel aan de Kamer te zenden waarin een redelijke<br />
termijn wordt gesteld, waarbinnen het beklag door de rechter moet zijn afgedaan. In zijn<br />
antwoord van 26 januari 2009 geeft de minister uitleg over de bijzondere omstandigheden in<br />
de genoemde zaak, en geeft aan dat rechtspraak en Openbaar Ministerie over de<br />
behandeling van dergelijke klachten nadere procedurele afspraken zullen maken. Voorts<br />
kondigt hij een brief over de problematiek van doorlooptijden in de <strong>artikel</strong> <strong>12</strong> <strong>Sv‐procedure</strong><br />
aan; vooralsnog meldt de minister dat hij het College van Procureurs‐Generaal heeft<br />
gevraagd hem te informeren over welke maatregelen het Openbaar Ministerie, eventueel in<br />
17<br />
18<br />
19<br />
20<br />
21<br />
T.M. Schalken, ‘Inleiding’, in: S.J.A.M. van Gend & G.J. Visser (red.), Artikel <strong>12</strong> Sv (Prinsengrachtreeks 2004/2), Nijmegen:<br />
Ars Aequi Libri 2004, p. 13.<br />
Cleiren, Strafblad 2008, p. 543.<br />
Kamerstukken II 2008/09, 31700 VI, 65.<br />
‘Zes agenten vervolgd voor dood arrestant’, De Volkskrant <strong>12</strong> november 2008.<br />
Aanhangsel Handelingen II 2008/09, 1323.<br />
28