29.09.2016 Views

Klachten tegen niet‐vervolging (artikel 12 Sv‐procedure)

2daH8iG

2daH8iG

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

het huidige <strong>artikel</strong> <strong>12</strong> Sv, de bevoegdheid van de rechtbank (onder andere) gekoppeld aan<br />

een klacht van een belanghebbende over het niet‐vervolgen. 85 Indirect was het ontstaan van<br />

de beklagregeling dus een gevolg van de gewenste uitbreiding van rechterlijke controle<br />

(door hof én rechtbank) op de vervolgingsbeslissing om zo het ‘smoren’ van misdrijven te<br />

voorkomen. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd de beklagregeling destijds een<br />

publiek belang diende, namelijk onafhankelijke controle op de vervolgingstaak van het OM.<br />

Toen in 1926 het huidige Wetboek van Strafvordering werd ingevoerd, bleef het<br />

beklagrecht gehandhaafd. De regeling werd verplaatst naar <strong>artikel</strong> <strong>12</strong> Sv. Lid 1 kwam als<br />

volgt te luiden: ‘Wordt een strafbaar feit niet vervolgd of de vervolging niet voortgezet, dan<br />

kan de belanghebbende daarover beklag doen bij het gerechtshof binnen welks rechtsgebied<br />

de vervolging zou behooren plaats te vinden. Het gerechtshof kan den procureur‐generaal<br />

opdragen te dien aanzien verslag te doen en kan voorts bevelen dat de vervolging zal<br />

worden ingesteld of voortgezet.’ 86 Opvallend is overigens dat de bevoegdheid tot het geven<br />

van een bevel tot vervolging met deze regeling terechtkwam bij enkel het hof en niet (meer)<br />

bij de rechtbank. Zoals hierboven beschreven, was de lijdelijkheid van de rechter de reden<br />

voor het koppelen van een door de rechtbank gegeven bevel tot vervolging aan een klacht<br />

over het niet‐vervolgen. De reden dat niet de rechtbank, maar het hof bevoegd werd<br />

verklaard, was gelegen in de wens om vooringenomenheid te voorkomen: men wilde niet<br />

dat de rechters die de klacht beoordelen vervolgens ook zouden oordelen over de zaak<br />

wanneer deze uiteindelijk ter terechtzitting zou worden behandeld. 87<br />

In de Memorie van Toelichting bij het Wetboek van Strafvordering van 1926 werden de<br />

nadelen die kleefden aan het opportuniteitsbeginsel en het vervolgingsmonopolie, beide in<br />

1926 wettelijk erkende manifestaties van de macht van het OM op het gebied van de<br />

strafvervolging, onderkend: het risico van willekeur, bevoorrechting en misbruik in het<br />

algemeen. ‘Een mogelijk verkeerd gebruik van het aan het openbaar ministerie toegekende<br />

recht vordert, dat eene beslissing tot <strong>niet‐vervolging</strong>, van de zijde van het openbaar<br />

ministerie tot in hoogste instantie, d.w.z. ook eene beslissing van den Minister van Justitie,<br />

gehandhaafd, niet onvoorwaardelijke eene vervolging <strong>tegen</strong>houde.’ 88 Beschreven wordt dat<br />

sommige andere landen om die reden hebben gekozen voor een particulier vervolgingsrecht,<br />

maar dat de Nederlandse wetgever er toch voor kiest om de bevoegdheid tot<br />

strafvervolging – een publiekrechtelijke aangelegenheid – enkel aan het OM toe te kennen.<br />

De wetgever vervolgt: ‘Doch dan is ook een correctief als thans in art. 33 Strafv.[ 89 ] te vinden<br />

is, onmisbaar en moet eene bepaling van die strekking, ondanks al de daar<strong>tegen</strong> meermalen<br />

aangevoerde bezwaren (…) behouden blijven.’ 90<br />

De reden hiervoor lijkt tweeërlei. Enerzijds mag uit de eerdere passage over de nadelen<br />

die aan het vervolgingsmonopolie en het opportuniteitsbeginsel kleven, worden opgemaakt<br />

85<br />

86<br />

87<br />

88<br />

89<br />

90<br />

Knigge, DD 1980, p. 187‐188. Zie ook Van der Leij, in: Melai/Groenhuijsen 2008b, aant. 2.<br />

Van der Leij, in: Melai/Groenhuijsen 2008b, aant. 2.<br />

J.M. Reijntjes, Minkenhof’s Nederlandse strafvordering, Deventer: Kluwer 2009, p. 97; zie ook G.J.M. Corstens/M.J.<br />

Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2014, p. 619.<br />

Kamerstukken II 1913/14, 286, 3, p. 54.<br />

Op dat moment was het hiervoor besproken <strong>artikel</strong> 31 vernummerd tot <strong>artikel</strong> 33 Sv (oud).<br />

Kamerstukken II 1913/14, 286, 3, p. 55.<br />

46

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!