Historie Bloembollen Van Clusius tot Flower Power SLUISPAD NOORDWIJK SEMPER AUGUSTUS TULP, 17 e EEUW 32 WESTEINDE DE VONK
Liefhebbers van voorjaarsbloemen kunnen vanaf <strong>21</strong> maart weer hun hart ophalen in de Keukenhof. In 2019 vindt de 70 e editie plaats met als thema Flower Power. In acht weken tijd laat Keukenhof zien wat de Nederlandse sierteelt te bieden heeft, waarbij de nadruk ligt op de 7 miljoen voorjaarsbloeiende bloembollen. In meer dan 20 bloemenshows presenteren 500 bloemenkwekers snijbloemen ; en potplanten in al hun variatie. TEKST EN BEELD WILLEM VAN DEN HAAK ; De Keukenhof is uiteraard een ‘moet je zien’ voor iedereen, maar de gevorderde kenner van bloembollen weet dat het ook zeer de moeite loont om eens een bezoek te brengen aan Limmen in de gemeente Castricum, Noord-Holland. Want daar is de Hortus Bulborum. Dat is de enige tuin ter wereld waar inmiddels meer dan 4500 verschillende voorjaarsbolgewassen zijn verzameld. De collectie bestaat hoofdzakelijk uit historische tulpen, narcissen en hyacinten. Daarnaast zijn er waardevolle verzamelingen van Fritillaria’s en van krokussen in de museumtuin geplant. Bijzonder aan deze tuin is dat er honderden oude soorten te zien zijn van ver vóór 1900, die niet of nauwelijks meer commercieel gekweekt worden. Zoals tulpensoorten uit de zestiende eeuw, de antieke Perzische keizerskroon en de vroegste narcissensoorten. Daarmee geeft de tuin een overzicht van de ontwikkeling van deze voorjaarsbloemen door de eeuwen heen. Nuttig én mooi Reeds in de middeleeuwen kende men in onze streek de bloembol. Ridders ondernamen lange tochten naar het zuiden en zuidoosten van Europa en namen soms een partijtje bloembollen mee. Niet omdat ze de bloemen zo mooi vonden, maar omdat men er een geneeskrachtige werking achter vermoedde. Bollen en knollen werden in kloostertuinen verder gekweekt en bekend is ook dat ze volop gegeten werden. De bollenteelt in Nederland kwam pas echt op gang in de 16e eeuw dankzij het werk van Carolus Clusius. Deze humanist, arts en botanicus, was de belangrijkste plantkundige van zijn tijd. Hij reisde door grote delen van Europa, verzamelde planten, bollen en zaden. Ook schreef Clusius de eerste flora’s ter wereld. Clusius introduceerde en verspreidde vele exotische planten in Europa, waaronder tulpen, hyacinten en keizerskronen (verkregen onder meer via de gezanten van de Oostenrijkse Keizer aan het Hof van de Sultan in Istanbul), siergewassen uit het Middellandse Zeegebied zoals ranonkel, anemoon, iris en narcis. Maar ook paardenkastanje, jasmijn, snijboon, schorseneer, tomaat, gember, okra, suikerriet, olifantsoor en .... de aardappel! Als eerste prefect van de botanische tuin van de Leidse universiteit was Clusius verantwoordelijk voor het aanplanten van alle mogelijke gewassen, dus niet van uitsluitend geneeskrachtige planten, zoals toen gebruikelijk was in universitaire plantentuinen. Hij stond aan de wieg van een nieuwe ontwikkeling in de relatie tussen mens en natuur. Vóór zijn tijd was het in het Westen gebruikelijk de natuur voornamelijk te beschouwen vanuit het gezichtspunt van het nut voor de mens. Clusius was één van de eersten met een wetenschappelijke belangstelling voor de plantkunde. Windhandel Clusius deelde zijn kennis met niemand en verkocht zijn tulpen ook niet. Dit maakte anderen niet minder nieuwsgierig en het duurde niet lang of er werden tulpenbollen uit zijn tuin gestolen en verspreid. Steeds meer Nederlanders maakten kennis met de bijzondere bloem en in de jaren 30 van de 17de eeuw nam de populariteit van de tulp excessieve vormen aan. Er ontstond een ware tulpengekte, een ‘tulpenmanie’. Was de belangstelling voor deze bloem aanvankelijk nog vooral wetenschappelijk, vanaf ongeveer 1630 werd de tulp financieel interessant. Er werd druk gehandeld in tulpen en tulpenbollen. De prijzen van de nieuw geïntroduceerde tulpenbollen bereikten extreme hoogten en dit ontaardde in een regelrechte windhandel. Het ging zo ver dat er tulpen van nog niet eens geplante bollen werden verkocht. Veel mensen sloegen aan het speculeren, kochten op voorwaarde dat zij later mochten betalen en een enkeling zette zelfs zijn huis in als onderpand. Februari 1637 stortte de markt plotseling in, de prijzen kelderden tot maar vijf procent van wat er eerder voor werd betaald. Vele tulpenhandelaren bleven berooid achter nadat ze hun kapitaal in het niets zagen opgaan. Alsof dat nog niet genoeg was, werden de ‘tulpenfetisjisten’ vervolgens in talrijke prenten en pamfletten bespot; afgebeeld als apen of zotten en narren met tulpen op het hoofd. Toch vervielen lang niet alle speculanten tot armoede. In werkelijkheid werden de meeste contracten niet nagekomen en hoefden de kopers niets te betalen aan de verkopers die zelf meestal niet konden voldoen aan hun leveringsplicht. De prijzen van tulpenbollen herstelden in de jaren na de ‘krach’ enigszins; de windhandel in tulpen was definitief voorbij. Aan het begin van de 18e eeuw verdrong de hyacint de tulp als modebloem en bleef ook gedurende de rest van deze eeuw op de eerste plaats, ten koste van alle andere bolgewassen. De prijzen werden door de steeds maar toenemende vraag weer flink opgedreven totdat in 1736 de Hyacintencultus zijn toppunt bereikte. Toen duidelijk werd dat er een herhaling van het tulpenverhaal dreigde werd de handel van alle kanten zo zwaar bekritiseerd, dat er nog op tijd aan de rem getrokken kon worden. De gevolgen van het gespeculeer waren ditmaal minder ingrijpend. 33