Anton Geesink - Voetspoor
Anton Geesink - Voetspoor
Anton Geesink - Voetspoor
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Naam: <strong>Anton</strong> <strong>Geesink</strong><br />
Leeftijd: 69<br />
Is: sportbestuurder<br />
De man van statuten en reglementen is natuurlijk ook een man van vlees en bloed. Zijn dochter komt<br />
er lang niet altijd voor uit dat <strong>Anton</strong> <strong>Geesink</strong> (69) haar vader is. ,,Dat heeft me zeer, zeer<br />
aangegrepen.’’<br />
<strong>Anton</strong> <strong>Geesink</strong><br />
Eenling versus alte Kameraden<br />
Jans <strong>Geesink</strong>-Van Hussen tekende voor de titel van zijn boek Tot Hier En Niet Verder. ,,We hebben<br />
als gezin een hoge prijs betaald. Vanaf het begin proberen ze mijn man kalt te stellen. De boerderij in<br />
Gameren en het chalet in Ellmau hebben we moeten verkopen. Maar ook de morele schade mag er<br />
wezen.’’<br />
Van haar had <strong>Anton</strong> geen IOC-lid hoeven worden.<br />
Als de judoreus van weleer het allemaal had geweten, zou ook hij dingen anders hebben aangepakt.<br />
,,De tegenwerking heeft onze familieband juist versterkt, maar toch had ik werk en privacy moeten<br />
afbakenen. Het heeft elkaar te lang gekruist. Daar werd Jans wel eens krankjorum van.’’<br />
Op 2 december waren ze 50 jaar getrouwd. Dat werd gevierd met een avondje Carré (West Side<br />
Story). De <strong>Geesink</strong>s waren er met zijn twaalven: het gouden echtpaar zelf, de kinderen Willy (51), Leni<br />
(49) en <strong>Anton</strong> junior (44) met aanhang, en de vier kleinkinderen. Op de terugweg zei Leni: ,,Weet je<br />
dat ik er lang niet altijd voor uit wil komen dat ik de dochter ben van <strong>Anton</strong> <strong>Geesink</strong>?’’<br />
Dat greep haar vader zeer aan.<br />
De negatieve beeldvorming zit het gezin tot hier. Zó kennen ze de pater familias niet. <strong>Anton</strong> junior, die<br />
in de ochtend het IOC-secretariaatje aan de <strong>Anton</strong> <strong>Geesink</strong>straat bemant: ,,Pa vecht sinds 1987 tegen<br />
een netwerk van opposanten. Ik reken daar ook de media toe. Ik heb daar geen vrolijk beeld bij: ik zie<br />
tussenlagen, dwarsverbanden, deelbelangen. Het circuit van alte Kameraden, zoals pa ze noemt,<br />
creëert willens en wetens een gekleurd beeld van de eenling <strong>Geesink</strong>.’’<br />
<strong>Anton</strong> <strong>Geesink</strong>: ,,Ze mogen me best een dwarsligger noemen. Dat vind ik zelfs een compliment.<br />
Zonder dwarsliggers rijden er geen treinen. Maar inhoudelijk raakt de kritiek meestal kant noch wal.<br />
Het maakt deel uit van een tactiek: tast de geloofwaardigheid van <strong>Geesink</strong> aan zodat men geen<br />
aandacht schenkt aan zijn boodschap. Ik stel nu een dossier samen met krantenartikelen om te<br />
bewijzen dat ik anders in elkaar steek. Dat doe ik niet voor mezelf, maar voor mijn kinderen en<br />
kleinkinderen.<br />
Ik wist in 1987 wel dat ik een probleem zou krijgen. Mijn vriend de tandarts Brouwer, helaas<br />
overleden, voorspelde het me dadelijk al. ‘<strong>Anton</strong>, jongen, weet wat je je op de hals haalt. Er bestaat in<br />
Nederland een bestuurskliek die zal zeggen: die <strong>Geesink</strong> past niet in ons pulletje.’ Ik was dus<br />
gewaarschuwd. Maar ik wist niet dat ze zó ver zouden gaan.’’<br />
In 1987, tijdens het IOC-congres in Istanbul, droeg het NOC twee kandidaten voor: Henk Vonhoff en<br />
Ruud Frese. Op voorspraak van IOC-voorzitter Samaranch was de oud-topjudoka <strong>Anton</strong> <strong>Geesink</strong> de<br />
derde Nederlandse kandidaat. ,,Er is door 118 leden gestemd. Een geheime stemming, heel<br />
democratisch. En ik ben het geworden. Dat moeten de alte Kameraden als een pijnlijke nederlaag<br />
hebben beschouwd.<br />
Samaranch is niet over één nacht ijs gegaan door mij te vragen. Hij kende me al als atleet, en later als<br />
lid van het hoofdbestuur van de Internationale Judo Federatie en van voordrachten ter promotie van<br />
Amsterdam als olympisch kandidaat. In 1958 al reikte Samaranch prijzen uit op het EK judo in<br />
Barcelona. In 1964 was hij de Spaanse chef de mission in Tokio. Van meet af aan heb ik hem verteld:<br />
ik wil wel IOC-lid worden, maar dan een participerende. Bovendien, zei ik, ben ik iemand uit zeg maar<br />
Mont Martre, een volkswijk, want de naam Wijk C zal hem weinig zeggen. ‘En juist aan zó’n man heeft<br />
de IOC-familie behoefte’, zei Samaranch.’’<br />
<strong>Anton</strong> <strong>Geesink</strong> stond op zijn twaalfde al op de steigers. Metselen. (,,Het land werd niet opgebouwd in<br />
de schoolbanken, maar op de bouwsteigers’’). Zijn vader was loonwerker, zijn moeder dochter van<br />
haringboer Barend de Negenvinger. Jans woonde om de hoek. Ze trouwden jong en vanaf de begin<br />
jaren zestig kende heel Nederland het koppel. Sinds 1964, na de spectaculaire olympische bres in het<br />
Japanse judobolwerk, genoot <strong>Geesink</strong> wereldfaam.
Vier jaar eerder kwalificeerde <strong>Geesink</strong> zich als worstelaar voor de Spelen in Rome, want dat deed hij<br />
erbij. Toen kreeg hij voor het eerst te maken met regenteske arrogantie. ,,Ik verdiende als judoleraar<br />
25 gulden in de week, waarmee ik volgens het NOC niet voldeed aan de internationale<br />
amateurbepalingen. Dat werd me drie weken voor de opening medegedeeld door Pahud de<br />
Mortanges, die voor de oorlog verdorie als beroepsgeneraal van de cavalerie met dat paard van ‘m<br />
vier keer aan de Spelen had meegedaan... De manier waarop was helemaal schofterig. Ik was op<br />
trainingskamp in Zuid-Frankrijk en moest dertig uur reizen naar hotel Cambridge aan het Utrechtse<br />
Vredenburg. Ik dacht dat ze me zouden vragen de vlag te dragen. Na vijf minuten stond ik weer<br />
buiten. Ik kreeg nog geen kopje koffie.<br />
Vier jaar later dreigde ik ook als judoka Tokio te missen. Toen greep Prins Bernhard in. Ik ontmoette<br />
de prins in januari bij een nieuwjaarsreceptie van NSF-voorzitter jonkheer Feith. De prins zei: ‘We<br />
gaan hier wat aan doen, <strong>Anton</strong>’. Hij wist als voorzitter van de Internationale Hippische Sportfederatie<br />
van een mislukt Italiaans protest tegen deelname van Duitse ruiters. Na ‘intern onderzoek’ had het<br />
Duitse Olympisch Comité geconcludeerd dat er van professionalisme geen sprake was. Een briefje<br />
van twee regels. ‘Zo gaan wij dat ook aanpakken’, zei de prins. Als het aan het toenmalig NOC had<br />
gelegen, hadden ze mij ook in ‘64 met het grootste gemak thuisgelaten, hoor.<br />
Vanaf 1956 zat ik, op uitnodiging van de Japanse bondscoach Matsumoto, minstens drie maanden<br />
per jaar in Japan. Een harde tijd. Ik stond ‘s ochtends twee uur onafgebroken op de mat en ik stond ‘s<br />
middags twee uur onafgebroken op de mat. Zonder een minuut pauze. De tussenliggende tijd<br />
besteedde ik aan rust en herstel.<br />
Japan is mijn tweede vaderland. Eind jaren vijftig hadden wij Nederlanders nog geen idee. Wie wel<br />
eens een Mr. Moto-film zag, ging ervan uit dat alle Japanners wel niet zouden deugen. En dan,<br />
vanzelfsprekend, die Tweede Wereldoorlog. Maar ik was snel om. Wij maar opscheppen over vis en<br />
bloemen, maar in Tokio zag ik een vismarkt zo groot als heel Utrecht en een onvoorstelbare<br />
bloemenpracht.<br />
Ik heb zeer prettige ervaringen met Japanners. Ik word daar nog steeds sympathiek ontvangen,<br />
buitensporig sympathiek vind ik. Het zijn vriendelijke mensen. Traditie is heilig, wat het soms ook wel<br />
lastig maakt. Er is veel overtuigingskracht voor nodig om de Japanner voor nieuwe ideeën te winnen.<br />
Als ik er een powerpoint-presentatie moet houden ben ik daar vooraf maanden mee bezig. Maar ze<br />
zijn in the end wel ontvankelijk voor sterke argumenten.<br />
De sport- en bestuurscultuur in Nederland is daarmee onvergelijkbaar. Netwerken is hier het parool.<br />
Dat komt door die management- en adviesbureautjes. Het is ons-kent-ons. Vertakkingen. Elkaar de<br />
bal toespelen. Bovendien hebben enkele NOC*NSF-voorzitters de fout gemaakt mij in de oppositie te<br />
drukken. Daarmee werd ik gedwongen reactionair te zijn. Met Erica Terpstra heb ik de garantie dat de<br />
olympische idealen eindelijk een plaats krijgen die ze behoren te krijgen. Hoef ik me minder als<br />
waakhond te gedragen.’’<br />
Gelukkig heeft hij alles van zich af kunnen schrijven in dat boek van 248 pagina’s. Met ‘brieven,<br />
bewijsstukken en foto’s’. <strong>Geesink</strong> zelf opteerde voor 800 pagina’s. De uitgever achtte dat niet leesbaar<br />
en dus onverkoopbaar.<br />
Jans: ,,Toen <strong>Anton</strong> 50 was geworden bereidden we ons voor op een rustig en teruggetrokken leventje.<br />
Eindelijk weer aandacht voor de kinderen en kleinkinderen. <strong>Anton</strong> was moe. Moe van het<br />
onophoudelijk moeten opboksen tegen die overmacht van sportbestuurders. Met zijn beslissing was ik<br />
heel gelukkig.’’<br />
<strong>Anton</strong>: ,,Maar als de president van de Internationale Judo Federatie je vraagt toe te treden tot het<br />
dagelijks bestuur en voorzitter te worden van de opleidingscommissie kun je geen nee zeggen. En als<br />
Samaranch je twee jaar later uitnodigt voor een gesprek in Lausanne kun je ook onmogelijk nee<br />
zeggen. Ik heb dat als mijn plicht beschouwd. Met alle consequenties vandien.’’<br />
<strong>Geesink</strong>, de vrijwilliger, was voor het IOC-lidmaatschap bereid ‘veel fijne dingen’ op te geven. Die<br />
eigenhandig verbouwde boerderij in Gameren, bij Zaltbommel, bijvoorbeeld, en dat deels zelf<br />
opgetrokken chalet in het Oostenrijkse Ellmau. ,,Jans en ik wonen weer boven de sportschool in<br />
Utrecht. Verder hebben we een caravan en een recreatiehuisje in het oosten van het land. Waar, dat<br />
gaat niemand iets aan. Ik wil daar niet gestoord worden.’’<br />
Hij wandelt wat. Sporten gaat niet meer. ,,Ik heb vijftien jaar lang getobd met de knieën. Twee<br />
kunstknieën hebben me van een groot probleem verlost. Maar het plezier in bewegen ben ik<br />
kwijtgeraakt. Ik zeur niet. Ik heb niks gemist in m’n leven. En dat IOC-werk is hoe dan ook fijn om te
doen. Als ik zo gezond blijf als nu ga ik door tot mijn tachtigste. Als ik zou stoppen doe ik daarmee de<br />
verkeerde mensen een plezier.’’<br />
Dus gaat Jans in de zomer weer mee naar Athene. Het worden <strong>Anton</strong>s negende Olympische Spelen<br />
als official. ,,Ze gaat mee omdat ík het leuk vind. Zelf vermaakt ze zich nog geen uur. Ze zit in een<br />
geweldig hotel, beschikt over een mooie auto en kan dankzij haar accreditatie alle sportwedstrijden<br />
bijwonen die ze wil, maar toch doet ze het enkel en alleen voor mij. Als we thuis komen zegt ze nog op<br />
de vliegtuigtrap: ‘<strong>Anton</strong>, we gaan nu toch wel een weekje met de caravan weg, zeker?’’’<br />
17 januari 2004