18.10.2014 Views

Scan 6, december 2003 - UMC Utrecht

Scan 6, december 2003 - UMC Utrecht

Scan 6, december 2003 - UMC Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

6/03<br />

<strong>december</strong><br />

NEONATOLOGIE<br />

Minder epilepsie met monitor<br />

>> Behandeling van onzichtbare stuipen<br />

NEUROWETENSCHAPPEN<br />

<strong>Scan</strong> van een verdachte stemmingsmanipulator<br />

>> Wat doet XTC met ons brein?<br />

KINDERCHIRURGIE<br />

Bolletjes insuline pellen<br />

>> Nieuwe ingreep combineert diagnose en behandeling


cover<br />

<strong>Scan</strong> van een verdachte<br />

stemmingsmanipulator<br />

pagina 10<br />

In dit nummer<br />

Voor meer informatie over de onderwerpen in dit nummer kunt u contact opnemen met<br />

de stafgroep In- en Externe Communicatie van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>, telefoon (030) 250 74 83<br />

<strong>Scan</strong> is een uitgave van het Universitair<br />

Medisch Centrum <strong>Utrecht</strong>, dat bestaat<br />

uit het Academisch Ziekenhuis <strong>Utrecht</strong>,<br />

de Medische Faculteit <strong>Utrecht</strong> en het<br />

Wilhelmina Kinderziekenhuis. <strong>Scan</strong><br />

verschijnt 6 keer per jaar in een oplage<br />

van 13.500 exemplaren.<br />

6<br />

3 kort nieuws<br />

4 angiogenese<br />

Groeistoornis voor tumoren<br />

Minder epilepsie met monitor<br />

Redactie<br />

Hoofdredacteur: Pieter Lomans<br />

Eindredacteur: Joost van der Gevel<br />

Redactieadres<br />

Redactie <strong>Scan</strong><br />

<strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />

Huispostnummer D01.343<br />

Postbus 85500<br />

3508 GA <strong>Utrecht</strong><br />

Telefoon (030) 250 87 68<br />

Fax (030) 250 54 10<br />

www.scan.umcutrecht.nl<br />

E-mail <strong>Scan</strong>@azu.nl<br />

8<br />

9<br />

Stuipen bij pasgeborenen kunnen een voorbode zijn van epilepsie op latere leeftijd.<br />

Omdat die stuipen niet altijd zichtbaar zijn, worden ze op de afdeling neonatologie<br />

zichtbaar gemaakt met een speciale monitor. Dankzij die monitor kunnen nu ook<br />

de ‘onzichtbare stuipen’ worden behandeld. Een internationaal onderzoek moet uitwijzen<br />

of met deze behandeling epilepsie op latere leeftijd kan worden voorkomen.<br />

promoties<br />

commentaar >> Magische magneet blijft veilig<br />

1 10 <strong>Scan</strong> van een verdachte stemmingsmanipulator<br />

Aan dit nummer werkten verder mee<br />

Tekst: Manou van de Zande<br />

Fotografie: Chris Timmers,<br />

Medische Technologie & Multimedia,<br />

cluster Multimedia, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> (MTM)<br />

Coverfoto<br />

Chris Timmers, MTM<br />

Ontwerp en layout<br />

x-hoogte, Tilburg<br />

12<br />

15<br />

Het XTC-pilletje heeft onder gebruikers een onschuldig imago. Wetenschappers<br />

betwijfelen of dat klopt. Met hersenscans, geheugentesten en bevolkingsonderzoek<br />

probeert Gerry Jager de feitelijke gevolgen van XTC-gebruik op het spoor te komen.<br />

Van extatische dance-party tot geschreven boodschappenlijstje.<br />

kinderfysiotherapie<br />

Supersoepel, superstijf<br />

opinie >> Het gemotoriseerde geweten<br />

Druk<br />

Zuidam & Uithof, <strong>Utrecht</strong><br />

ISSN<br />

1385-2167<br />

De artikelen in <strong>Scan</strong> vallen onder<br />

verantwoordelijkheid van de redactie.<br />

Zij weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs<br />

het formele bestuurlijke standpunt van<br />

het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Het overnemen van<br />

artikelen uit <strong>Scan</strong> is geoorloofd met<br />

bronvermelding en na overleg met de<br />

redactie.<br />

1 16 Bolletjes insuline pellen<br />

18<br />

21<br />

22<br />

Sommige baby’s worden geboren met een klein, afwijkend bolletje in de alvleesklier,<br />

dat onophoudelijk insuline produceert. Deze ernstige aandoening is moeilijk vast te<br />

stellen. In het Wilhelmina kinderziekenhuis is nu een nieuwe, veelbelovende methode<br />

ontwikkeld die wereldwijd de aandacht trekt.<br />

genetica<br />

Foutje in kraakbeencode gekraakt<br />

virologie<br />

Varken is ideaal mengvat voor levensgevaarlijk griepvirus<br />

probiotica<br />

Bacterie-injectie tegen pancreasinfectie<br />

24<br />

stelling >> Hormonen voor de hersenen<br />

l nr 5 oktober <strong>2003</strong> l 2


kort nieuws<br />

Landelijk ALS-centrummix<br />

Ieder jaar overlijden zo’n vijfhonderd patiënten<br />

aan de spierziekte amyotrofische lateraal sclerose<br />

(ALS). Wat begint met een krachteloze hand of<br />

moeilijk lopen, eindigt binnen een paar jaar met<br />

uitval van de ademhalingsspieren. De ziekte is<br />

niet te stoppen of te genezen en nog relatief<br />

onbekend bij huisartsen en neurologen. De diagnose<br />

wordt daardoor vaak laat gesteld, waardoor<br />

patiënten niet de juiste behandeling krijgen.<br />

Om de zorg voor deze patiënten te verbeteren,<br />

bundelen het AMC en het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong><br />

sinds eind november hun kennis en expertise op<br />

ALS-gebied in een landelijk ALS-centrum.<br />

Voor meer informatie: www.als-centrum.nl<br />

Twijfels bij de nieuwe nationale reanimatierichtlijn<br />

De Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) volgt<br />

sinds 2002 de internationale reanimatierichtlijnen.<br />

Deze internationale richtlijnen uit begin<br />

jaren negentig staan haaks op de Nederlandse<br />

praktijk van de laatste twintig jaar. De vraag is,<br />

hoe ‘evidence based’ deze internationale richtlijnen<br />

nou precies zijn. “De pols wordt bijvoorbeeld<br />

niet meer gevoeld, er wordt nu alleen<br />

gekeken of er nog tekenen van leven zijn”,<br />

stelt internist-intensivist Rob van Kesteren.<br />

“Hiertoe is besloten op grond van één publicatie<br />

waaruit bleek dat leken moeilijk de pols<br />

Zoon van Asterix striptekent de Romeinen gezond<br />

Teveel vet in het bloed is een van de belangrijkste<br />

oorzaken van aderverkalking. Met bewust<br />

eten en voldoende lichaamsbeweging is het vetgehalte<br />

met dertig tot veertig procent terug te<br />

brengen. Ondanks deze wetenschap kunnen<br />

patiënten maar moeilijk veranderen van leef- en<br />

eetpatroon. Internist-in-opleiding Marcel<br />

Twickler en emeritus hoogleraar Willem Erkelens<br />

proberen een nieuwe voorlichtingstactiek uit:<br />

het stripboek. De strip is getekend door Marcel<br />

Uderzo, de zoon van de tekenaar van Asterix, en<br />

stamt uit de koker van de Franse arts Philippe<br />

Giral. In het verhaal kampen de Romeinen al met<br />

een te hoog cholesterol. Achterin het boek staan<br />

voedingsadviezen en het waarom daarvan nog<br />

eens op een rijtje. De strip is goed in te passen in<br />

de preventie van hart- en vaatziekten en het<br />

onderwijs aan studenten. Twickler: “Het avontuur<br />

gaat voornamelijk over life style, met een<br />

vette knipoog naar de huidige Westerse maatschappij.<br />

Hart- en vaatziektenpreventie vergt<br />

natuurlijk een bredere aanpak dan alleen bestrijding<br />

van het vetgehalte. Maar laat de moderne<br />

mens, voordat hij met bijvoorbeeld cholesterolverlagende<br />

medicijnen begint, eerst de tips van<br />

deze Gallische druïde maar eens ter harte nemen.”<br />

Hartmassage eerst<br />

De overdaad van senator Angorus of hoe verhoogd<br />

cholesterol te voorkomen – door Marcel Uderzo<br />

en Antoine Piwnik, uitgegeven door Novartis<br />

kunnen voelen. Maar dat was bij patiënten<br />

onder narcose. In Nederland en Zweden voelen<br />

wij daarom nog steeds de pols.”<br />

Het verschil in richtlijn komt grofweg neer op<br />

het overstappen van de reanimatievolgorde<br />

circulatie – ademweg controleren – beademen<br />

(CAB) naar de volgorde ademweg controleren –<br />

beademen – circulatie (ABC). Maar terwijl de<br />

argumenten voor de invoering van de ABCvolgorde<br />

niet wetenschappelijk zijn onderbouwd,<br />

stoelde de Nederlandse CAB-volgorde op dierexperimenten<br />

en observaties bij patiënten.<br />

“Iedere minuut circulatiestilstand meer, is bedreigend<br />

voor de hersenen”, stelt Van Kesteren.<br />

“Vóór de circulatiestilstand hyperventileren<br />

mensen kortdurend, waardoor er voldoende<br />

zuurstof in de longen aanwezig is en ook de<br />

slagaders zijn gevuld met zuurstofrijk bloed.<br />

Beginnen met hartmassage betekent dus dat de<br />

hersenen en weefsels direct zuurstofrijk bloed<br />

krijgen. Daarover zijn voldoende publicaties.<br />

Bij de ABC-volgorde, maak je eerst de luchtweg<br />

vrij en beadem je. De zuurstof die al in de longen<br />

en het bloed zit, gebruik je dus niet.”<br />

Het oude CAB-schema sluit ook beter aan bij de<br />

grote groep patiënten met een hartinfarct, en<br />

bij de huivering van lekenhulpverleners om<br />

mond-op-mondbeademing toe te passen vanwege<br />

infectiegevaar. Van Kesteren: “De eerste<br />

reanimaties vonden plaats in operatiekamers<br />

bij een ademhalingsstilstand. Dan moet je beginnen<br />

met beademen. Op die eerste reanimaties<br />

is de internationale richtlijn ook gebaseerd,<br />

maar de meeste mensen die we nu moeten reanimeren<br />

hebben primair een circulatiestilstand.<br />

Bij kinderen en drenkelingen moet je bijvoorbeeld<br />

wel de ABC-volgorde aanhouden, want<br />

dan is de ademhaling het probleem.”<br />

Volgens Van Kesteren is de enige reden waarom<br />

de NRR is omgegaan de Nederlandse wens<br />

om internationaal niet uit de pas te lopen. “In<br />

het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> volgen wij nu ook de richtlijn<br />

van de NRR, maar ik verwacht dat binnen vijf<br />

jaar wereldwijd bij reanimatie de CAB-volgorde<br />

wordt toegepast.”<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 3


tekst > Manou van de Zande<br />

foto > Chris Timmers, MTM<br />

Groeistoornis voor tumoren<br />

Anti-angiogenese werkt het beste in<br />

combinatie met andere middelen<br />

tegen kanker. Lisette te Velde toonde<br />

verder voor het eerst aan, dat antiangiogenese<br />

ook uitzaaiingen tegengaat<br />

door het bloedvat te voorzien<br />

van een anti-aanplaklaag.<br />

Rondreizende tumorcellen kunnen<br />

hierdoor niet aanhaken en uitgroeien.<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 4


Endostatine belemmert<br />

uitzaaiingen<br />

Angiogenese is een proces waarbij nieuwe<br />

bloedvaten worden gevormd. Nieuwe bloedvaten<br />

vormen zich bijvoorbeeld tijdens wondgenezing,<br />

angiogene therapie maakt tumorvaten namelijk<br />

‘normaal’, en een chemokuur heeft dan waarschijnlijk<br />

meer effect.<br />

zwangerschap en menstruatie. Maar ook tumoren<br />

maken gebruik van angiogenese. Als je bij<br />

kanker die nieuwvorming van bloedvaten kunt<br />

blokkeren, krijgen de tumoren geen kans om te<br />

groeien of in aantal toe te nemen.<br />

De Amerikaanse chirurg en celbioloog Judah<br />

Folkman werd begin jaren zeventig bekend met<br />

dit idee van een anti-angiogene therapie.<br />

Folkmans theorie werd destijds gezien als het<br />

definitieve antwoord op kanker. Er heerste een<br />

Timing cruciaal<br />

Timing is cruciaal. Anti-angiogene medicatie kan<br />

beter pas ná de wondgenezing van een operatie<br />

worden toegediend. Slechte genezing van de<br />

darmnaad kan betekenen dat de patiënt de<br />

operatie niet overleeft. Te Velde zag dat het<br />

genezingsproces bij de proefmuizen die vlak na<br />

een darmoperatie angiostatine kregen slechter<br />

verliep dan bij de geopereerde muizen die dit<br />

>> Pringle-manoeuvre bevordert tumorgroei<br />

middel niet kregen. Het<br />

aantal nieuwgevormde<br />

bloedvaten, die vooral<br />

jubelstemming: ‘Over tien jaar is kanker de<br />

wereld uit!’ Dat was al te optimistisch – nu,<br />

dertig jaar later, is kanker nog steeds levensbedreiger<br />

nummer één onder de welvaartziektes,<br />

en is anti-angiogenesetherapie nog niet gepromoveerd<br />

tot standaardbehandeling.<br />

in de darm belangrijk zijn voor het genezingsproces,<br />

werd kleiner door angiostatine.<br />

Endostatine, samen met angiostatine het sterkste<br />

anti-angiogene middel, wordt nu alleen nog<br />

gebruikt bij patiënten met grote uitbehandelde<br />

tumoren – voor hen zijn er geen andere behandelmogelijkheden<br />

meer. Maar volgens Te Velde<br />

Dikke darmkanker<br />

“Anti-angiogene therapie is een veelbelovende<br />

behandeling”, zegt Lisette te Velde, chirurg-inopleiding<br />

in het Diakonessenhuis in <strong>Utrecht</strong>. Ze<br />

onderzocht het effect van anti-angiogenese voor,<br />

tijdens en na dikke darmoperaties. “De therapie<br />

werkt volgens ons het beste bij de juiste timing, bij<br />

minimale ziekte – bijvoorbeeld na een operatie –<br />

zou anti-angiogene therapie juist het beste<br />

werken bij kleine of al weggehaalde tumoren.<br />

Of om er uitzaaiingen mee te voorkomen. Zij<br />

testte de combinatie van chemotherapie met<br />

angiostatine of endostatine in muizen met uitzaaiingen<br />

in de lever. Na twaalf dagen bleek dat<br />

het tumorweefsel minder kans had gekregen om<br />

de lever te veroveren.<br />

en in combinatie met bijvoorbeeld chemokuren<br />

en radiotherapie.”<br />

Kanker in de dikke darm komt in de westerse<br />

wereld vaak voor. In een Nederlands ziekenhuis<br />

worden vier tot vijf patiënten per week aan hun<br />

dikke darm geopereerd. Opereren is de enige<br />

mogelijkheid om van darmkanker of uitzaaiingen<br />

in de lever te genezen. Heeft een kankerpatiënt<br />

eenmaal uitzaaiingen in zijn lever, dan wordt<br />

zijn levensverwachting gereduceerd tot een paar<br />

maanden. Met een operatie kan die vergroot<br />

worden tot een paar jaar.<br />

Anti-angiogene middelen, zoals endostatine of<br />

angiostatine, zouden uitzaaiingen in de lever<br />

kunnen voorkomen. Maar dan moeten die middelen<br />

wel op het juiste tijdstip, in de juiste dosering<br />

en eventueel in combinatie met andere kankerbestrijdende<br />

therapieën worden toegediend.<br />

Bijvoorbeeld samen met chemotherapie. “Samen<br />

werken ze beter dan apart”, stelt Te Velde. Anti-<br />

Remmende werking<br />

Van endostatine was tot nu toe alleen de antiangiogene<br />

werking bekend: het verminderen<br />

van het aantal bloedvaten in de tumor. Maar Te<br />

Velde ontdekte een extra werkingsmechanisme:<br />

de direct remmende werking op endotheelcellen,<br />

de cellen die de binnenkant van de bloedvaten<br />

bekleden. Uitzaaiingen ontstaan bij de gratie van<br />

kankercellen die zich hechten aan endotheelcellen.<br />

Endostatine zorgt er echter bij muizen<br />

binnen vijftien minuten voor dat die kwaadaardige<br />

cellen zich niet kunnen vastklikken.<br />

“Tijdens een operatie komen er altijd tumorcellen<br />

vrij, dus zou je endostatine misschien ook<br />

tijdens een darmkankeroperatie kunnen gebruiken”,<br />

vindt Te Velde. “Zo zou je uitzaaiingen in<br />

de lever kunnen voorkomen.”<br />

Zeker bij dit middel is timing weer van groot<br />

belang. Te Velde zag dat de remmende werking<br />

>><br />

Leveroperaties<br />

moeten anders<br />

Tumoren in de dikke darm zoeken na verloop van<br />

tijd meestal hun weg naar de lever: bij zeventig<br />

procent van de overleden kankerpatiënten komen<br />

tumoren in de lever voor. Wanneer de tumoren<br />

zich eenmaal in de lever hebben genesteld, is een<br />

leveroperatie de enige optie. Bij deze operatie<br />

klemt de chirurg soms de bloeddoorstroming van<br />

de lever af, om bloedverlies zoveel mogelijk te<br />

beperken. Dit proces heet de Pringle-manoeuvre.<br />

Maar Te Velde stelt dat deze manoeuvre haaks<br />

staat op het nut van de leveroperatie omdat deze<br />

tumorgroei bevordert. “Door het afklemmen van<br />

de leverdoorstroming krijgt de lever minder zuurstof.<br />

Dat zuurstofgebrek stimuleert het lichaam<br />

om nieuwe bloedvaten te maken, want angiogenese<br />

zorgt voor meer zuurstoftransport. En juist<br />

die angiogenese kan aanleiding geven tot meer<br />

tumorgroei.” Te Velde toonde dat aan met onderzoek<br />

bij muizen en patiënten. “De Pringlemanoeuvre,<br />

die chirurgen nu overal ter wereld<br />

routinematig toepassen, moet dus zoveel mogelijk<br />

vermeden worden.”<br />

Is er een goed alternatief voor die manoeuvre? Ja,<br />

denkt Te Velde: de hálve Pringle-manoeuvre,<br />

waarbij wel de gewone ader wordt afgekneld,<br />

maar niet de slagader. Onder leiding van hoogleraar<br />

chirurgische oncologie Inne Borel Rinkes zijn<br />

opvolgers van Te Velde nu bezig te onderzoeken,<br />

hoe de Pringle-manoeuvre door angiogenese precies<br />

de tumorgroei bevordert en of een halvering<br />

inderdaad betere resultaten oplevert.<br />

Hechting van een tumorcel aan een endotheelcel. Foto’s: Lisette te Velde<br />

van endostatine in een heel vroege fase van<br />

tumorgroei het meeste effect sorteerde. Tot nu<br />

toe werd altijd aangenomen dat anti-angiogene<br />

therapie pas kon worden toegepast bij iets<br />

oudere tumoren, omdat die afhankelijk zijn van<br />

bloedvaten. Door dit ‘nieuwe’ vroege werkingsmechanisme<br />

kan toediening van endostatine een<br />

belangrijke aanvulling zijn op de huidige behandeling<br />

van patiënten met dikke darmkanker.<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 5


tekst > Joost van der Gevel<br />

foto’s > Chris Timmers, MTM<br />

Minder<br />

Stuipen bij pasgeborenen kunnen een voorbode zijn van epilepsie op latere leeftijd. Omdat die stuipen niet<br />

altijd zichtbaar zijn, worden ze op de afdeling neonatologie zichtbaar gemaakt met een speciale monitor.<br />

Dankzij die monitor kunnen nu ook de ‘onzichtbare stuipen’ worden behandeld. Een internationaal onderzoek<br />

moet uitwijzen of met deze behandeling epilepsie op latere leeftijd kan worden voorkomen.<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 6


epilepsie met monitor<br />

Behandeling van onzichtbare stuipen<br />

Kinderen met een zuurstoftekort tijdens de<br />

geboorte worden zo snel mogelijk behandeld en<br />

goed in de gaten gehouden. Een couveuse<br />

beschermt ze tegen de buitenwereld en hightech<br />

apparaten met monitoren en alarmbellen<br />

registreren en bewaken hun lichaamsfuncties.<br />

Hartritme, ademhaling en zuurstofgehalte worden<br />

vertaald in kleurige, dansende lijntjes. Een<br />

zuurstoftekort kan ernstige hersenbeschadigingen<br />

veroorzaken. En behalve tot directe hersenschade,<br />

kan een gebrek aan zuurstof ook leiden<br />

tot stuipen die op hun beurt weer nieuwe schade<br />

aanrichten.<br />

Onderzoek bij proefdieren geeft sterke aanwijzingen<br />

in die richting. Jonge ratten met stuipen<br />

lopen bijvoorbeeld flinke hersenbeschadigingen<br />

op, waardoor ze later minder goed kunnen leren<br />

en gevoeliger zijn voor epilepsie. “Bij jonge dieren<br />

die veel epileptische aanvallen of stuipen<br />

krijgen, zie je dat het brein zich anders ontwikkelt”,<br />

verklaart neonatoloog en kinderneuroloog<br />

Linda de Vries. “De verbindingen tussen de verschillende<br />

zenuwcellen worden anders aangelegd.<br />

Dit bewijst niet dat dit bij de mens ook zo<br />

is, maar maakt dat wel aannemelijk.”<br />

met zuurstofgebrek al voldoende”, vertelt De<br />

Vries. “Afwijkingen in dat patroon, zoals stuipen<br />

en kleine epileptische aanvallen, zijn zelfs voor<br />

een leek al herkenbaar.”<br />

Onzichtbare aanval<br />

Maar de CFM signaleert meer. Het apparaat<br />

betrapt ook stuipen onder de oppervlakte, stuipen<br />

die voor het oog onzichtbaar blijven maar<br />

toch een duidelijk epileptisch signaal afgeven.<br />

De Vries: “Op de monitor zien we, dat de helft<br />

van deze pasgeborenen toch nog aanvallen<br />

heeft terwijl de stuipen leken te zijn verdwenen.<br />

Uiterlijk is er aan de baby’s niets te zien, maar de<br />

door de CFM geregistreerde hersensignalen<br />

tonen wel degelijk een aanval.”<br />

In de meeste Nederlandse ziekenhuizen worden<br />

pasgeborenen alleen tegen epilepsie behandeld<br />

bij zichtbare stuipen. Vanaf 1992 worden in<br />

<strong>Utrecht</strong> ook pasgeborenen met deze ‘onzichtbare’<br />

stuipen een paar dagen met dezelfde medicijnen<br />

behandeld als de kinderen met zichtbare<br />

stuipen. De Vries: “We doen dat nu ruim tien<br />

jaar en we zien bij deze kinderen op latere leeftijd<br />

inderdaad weinig epilepsie.” Neonatoloog<br />

Mona Toet dook in de cijfers: “Volgens de literatuur<br />

krijgt twintig tot vijftig procent van deze<br />

kinderen later epilepsie. Dat verschilt aanmerkelijk<br />

met onze resultaten van de laatste tien jaar:<br />

wij zien bij minder dan tien procent van de kinderen<br />

epileptische aanvallen op latere leeftijd.”<br />

Toet ziet een mogelijke verklaring voor dit verschil<br />

in de aanvallen die je mist als je een baby<br />

níet met een CFM bewaakt.<br />

Verdacht hapje<br />

Vanwege deze veelbelovende resultaten is nu<br />

een groot wetenschappelijk onderzoek opgezet<br />

˘˘<br />

Zwart gekras<br />

De problematiek van zuurstoftekort en stuipen<br />

speelt de eerste drie dagen na de geboorte. “Wil<br />

je effectief behandelen dan zul je dat dus in die<br />

eerste drie dagen moeten doen”, stelt De Vries,<br />

“zo spoedig mogelijk na het ontstaan van het<br />

zuurstofgebrek.” Hartslag, ademhaling en zuurstofgehalte<br />

van deze baby’s worden op de neonatale<br />

intensivecare-afdelingen in Nederland<br />

nauwlettend in de gaten gehouden, maar een<br />

continue bewaking van hun hersenactiviteit is<br />

niet gebruikelijk. De Vries ging daarom tien jaar<br />

geleden naar Zweden waar neonatologen de<br />

hersenfunctie van kinderen wél in het oog hielden.<br />

Ze zag hoe nuttig een cerebrale-functiemonitor<br />

(CFM) kan zijn en introduceerde het<br />

apparaat op de neonatale intensivecare-unit<br />

(NICU) van het Wilhelmina kinderziekenhuis.<br />

Een CFM geeft een betrekkelijk grof beeld van<br />

de hersenactiviteit. Een heen en weer slaand<br />

pennetje krast de schommelingen in activiteit op<br />

een rol papier. Zo’n grof, ingedikt EEG van een<br />

CFM is echter genoeg om bijvoorbeeld stuipen<br />

te signaleren. “Vaak is een grove patroonherkenning<br />

van de hersengolven bij pasgeborenen<br />

>><br />

Atlas voor gebruik CFM<br />

Linda de Vries maakte samen met collega’s van de universiteit van Lund in Zweden een<br />

atlas voor het gebruik van de CFM. De atlas geeft een antwoord op tal van vragen rond<br />

de CFM, die in steeds meer neonatale centra wordt gebruikt.<br />

Lena Hellström-Westas, Linda S. de Vries and Ingmar Rosén – An Atlas of Amplitudeintegrated<br />

EEGs in the Newborn; Parthenon Publishing Group, London, New York<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 7


gedrukt. Daardoor heb je andere informatie. Je<br />

ook nadelige effecten hebben op de ontwikke-<br />

kijkt ook op een andere manier naar een CFM<br />

ling van de hersenen. We moeten dus oppassen<br />

dan naar een EEG. Als je twijfels hebt over een<br />

voor bijwerkingen op de langere termijn.<br />

‘hapje’ uit een CFM-registratie – een uitslag die<br />

Ondanks alle aanwijzingen voor een gunstig<br />

zou kunnen wijzen op een epileptische aanval –<br />

effect, is het misschien toch níet nodig om die<br />

dan kun je daar nu je cursor in zetten en kijken<br />

onzichtbare stuipen te behandelen.” Toet zet dit<br />

hoe het EEG op dat moment was. Dat geeft<br />

gevaar af tegen de nadelen van niet behandelen:<br />

extra informatie.”<br />

“We geven de kinderen maar heel kort medicij-<br />

In alle neonatale centra die meedoen worden de<br />

nen, een paar dagen. Iemand die later epilepsie<br />

baby’s die voor het onderzoek in aanmerking<br />

krijgt, moet die medicijnen wel jarenlang gebrui-<br />

komen, gescreend met die nieuwe CFM. De<br />

ken.”<br />

baby’s met verborgen stuipen worden in twee<br />

Inmiddels heeft een arts-onderzoeker in alle cen-<br />

groepen verdeeld. In de ene groep worden<br />

tra geholpen met het installeren en opstarten<br />

alleen uitwendig zichtbare stuipen behandeld,<br />

van de digitale CFM, zodat de artsen en verpleeg-<br />

zoals in de meeste Nederlandse centra zonder<br />

kundigen weten hoe ze er mee om moeten gaan<br />

CFM, in de andere groep worden zowel uiterlijk<br />

en hoe ze de gegevens moeten interpreteren.<br />

˘˘<br />

naar de behandeling van pasgeborenen met<br />

zichtbare als verborgen stuipen behandeld om<br />

Dat gebeurt nu in alle centra op dezelfde manier<br />

onzichtbare stuipen. In vijf Nederlandse en drie<br />

de stuipen zo snel mogelijk de kop in te druk-<br />

en de eerste patiënten zijn al gescreend. Het<br />

Belgische neonatale centra staat een nieuwe<br />

ken. Toet: “De ouders moeten voor dit onder-<br />

onderzoek gaat ongeveer twee jaar duren en<br />

digitale versie van de CFM, waarmee de opslag,<br />

zoek natuurlijk vooraf toestemming geven.”<br />

wordt gesponsord door het Nationaal Epilepsie<br />

bewerking en vergelijking van de gegevens een<br />

Fonds. Mocht tussentijds blijken dat de resultaten<br />

stuk eenvoudiger is dan met de oudere appara-<br />

Bijwerkingen<br />

in een van de twee groepen overduidelijk beter<br />

ten. Bovendien is met de digitale CFM ook een<br />

“Het onderzoek is nodig om ervoor te zorgen<br />

zijn dan in de andere groep, dan wordt het<br />

EEG (elektro-encefalogram) te maken. De Vries.<br />

dat we de behandeling – waarvan wij denken<br />

onderzoek direct gestaakt. De Vries: “Dan is het<br />

“Een standaard EEG is heel breed uitgeschreven.<br />

dat die goed is – wetenschappelijk kunnen<br />

ethisch onverantwoord om door te gaan en moet<br />

Op de monitor zie je een registratie per seconde.<br />

onderbouwen”, zegt De Vries. “In dieren is aan-<br />

voortaan ieder kind op de beste manier worden<br />

Op een CFM-registratie is dat EEG sterk in elkaar<br />

getoond dat de anti-epileptica die wij gebruiken<br />

behandeld.”<br />

Promoties<br />

GENEESMIDDEL VOOR COPD<br />

VERMINDERT ZIEKENHUISOPNAME<br />

Het verergeren van chronisch obstructieve longzieken (COPD)<br />

en astma heeft verschillende oorzaken, volgens farmaco-epidemioloog<br />

Charles Gerrits. Een hele belangrijke, vooral voor<br />

astma, is stoppen met het gebruik van inhalatiecorticosteroïden.<br />

“Slechts de helft van de patiënten die beginnen<br />

met inhalatiecorticosteroïden, blijft ze langer dan zes maanden<br />

gebruiken. Slechts één op de vijf gebruikt ze nog na een<br />

jaar. Een uiterst ongewenste situatie, omdat het onderliggende<br />

ontstekingsproces niet meer wordt aangepakt, wat vooral<br />

bij astma van eminent belang is.” Stoppen met inhalatiecorticosteroïden<br />

kan daardoor leiden tot een verergering van de<br />

ziekte en een versnelde achteruitgang van de longfunctie.<br />

Patiënten stoppen eerder met corticosteroïden bij een hogere<br />

dosis. “Misschien neemt de bereidheid om deze geneesmiddelen<br />

te gebruiken toe, als ze in een lagere dosis worden<br />

voorgeschreven”, stelt Gerrits.<br />

Patiënten zien lang niet altijd het effect van dit medicijn. Een<br />

op de vier patiënten die ook lang werkende bèta2-agonisten<br />

gebruiken, stopt na een maand of vijf met de inhalatiecorticosteroïden.<br />

Bèta2-agonisten hebben, in tegenstelling tot<br />

corticosteroïden, wel een direct merkbaar luchtwegverwijdend<br />

effect, waardoor de motivatie van patiënten voor de<br />

corticosteroïden afneemt. Maar bèta2-agonisten hebben<br />

geen ontstekingsremmende werking waardoor – alweer –<br />

Een volledig overzicht van de promoties is te vinden op<br />

internet: www.uu.nl onder nieuws en agenda.<br />

niet wordt ingegrepen in het ziekteproces. Met als gevolg<br />

meer verergeringen, of oplevingen van de ziekte.<br />

Naast corticosteroïden lijkt het middel N-acetylcysteine, een<br />

slijmoplosser met antioxidatieve werking, het aantal verergeringen<br />

van COPD behoorlijk terug te dringen. Het vermindert<br />

daardoor de kans op een ziekenhuisopname aanzienlijk. Het<br />

middel kan een belangrijke plaats gaan innemen in de behandeling<br />

van COPD, omdat er maar weinig geneesmiddelen<br />

op de markt zijn die de voor deze ziekte kenmerkende achteruitgang<br />

van de longfunctie kunnen vertragen of stoppen.<br />

Charles Gerrits – Farmaco-epidemiologische determinanten<br />

van exacerbaties van obstructive longziekten<br />

SCHEDEL- EN AANGEZICHTSAFWIJKINGEN<br />

BEÏNVLOEDEN ONTWIKKELING MINDER<br />

DAN GEDACHT<br />

Vaak wordt verondersteld dat een afwijkend uiterlijk de<br />

ontwikkeling van een kind negatief beïnvloedt. Psycholoog<br />

Jolanda Okkerse onderzocht het psychosociaal functioneren<br />

van kinderen met schedel- en aangezichtsafwijkingen (CFA).<br />

Het grootste deel van de onderzochte kinderen, ongeveer<br />

vijfentachtig procent, blijkt zich net zo te ontwikkelen als<br />

hun leeftijdgenoten zonder CFA. De overige vijftien procent<br />

heeft – mogelijk door een hersenafwijking – verstandelijke<br />

beperkingen en bovendien een grote kans op emotionele of<br />

gedragsproblemen. Okkerse adviseert daarom de CFA-kinderen<br />

met een ontwikkelingsachterstand zo snel mogelijk<br />

op te sporen. Allereerst om de ontwikkeling van deze kinderen<br />

te bevorderen. Bovendien is het dan mogelijk de<br />

ouders te ondersteunen in de opvoeding van deze kinderen,<br />

wanneer er emotionele of gedragsproblemen ontstaan.<br />

Opvallend is ook dat, hoewel CFA minder voorkomt bij<br />

meisjes, meisjes met CFA ernstiger zijn aangedaan en een<br />

lagere intelligentie hebben dan jongens met CFA.<br />

Jolanda Okkerse – Cognitief functioneren, psychosociale<br />

aanpassing en zelfwaardering van kinderen met craniofaciale<br />

afwijkingen<br />

EPILEPSIECHIRURGIE KAN HET VERBALE<br />

GEHEUGEN AANTASTEN<br />

Epilepsie is bij een klein deel van de patiënten te verhelpen<br />

met een operatie. Operatief wordt dan de bron van de epileptische<br />

aanvallen verwijderd. Neuropsycholoog Willem<br />

Alpherts toonde aan dat op de lange termijn de intelligentie<br />

niet daalt na epilepsiechirurgie. Uit zijn onderzoek blijkt<br />

dat de uit de literatuur bekende terugval van het verbale IQ<br />

na operaties in de linker temporaalkwab – een belangrijk<br />

gebied voor taal – na twee jaar teniet wordt gedaan. Van<br />

twee tot zes jaar na operatie stijgt dit IQ weer tot normale<br />

waarden.<br />

Alpherts onderzocht ook de langetermijneffecten op het<br />

verbale geheugen van operatie in de linker temporaalkwab.<br />

Hij vond dat patiënten bij wie de epilepsie wordt veroorzaakt<br />

door een verschrompeling van de hippocampus, na de<br />

operatie vijftien procent lager scoren op een verbale geheugentest.<br />

In hoeverre de patiënten daar werkelijk last van<br />

hebben is moeilijk aan te geven. De meeste patiënten zijn<br />

na de operatie namelijk wel aanvalsvrij.<br />

Willem Alpherts – Neuropsychologische aspecten van<br />

epilepsiechirurgie<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 8


De uitvinders van de MRI sleepten dit jaar de<br />

Nobelprijs in de wacht. De MRI-scanner is een<br />

betrouwbaar en ongevaarlijk diagnostisch hulpmiddel,<br />

en niet meer weg te denken uit de ziekenhuizen.<br />

Toch klinkt er af en toe een tegengeluid.<br />

Steeds sterkere magneten voor gebruik in de operatiekamer<br />

zouden gevaarlijk zijn voor chirurgen<br />

en laboranten. Volgens fysicus Wilbert Bartels valt<br />

dat mee.<br />

“<br />

Veiligheid van MRI (magnetic resonance imaging)<br />

is een complex probleem. Een MRI scanner gebruikt<br />

een statisch magneetveld van zo’n 1,5 tesla,<br />

dat is ongeveer 30.000 keer zo sterk als het aardmagnetisch<br />

veld. Zulke sterke velden komen alleen<br />

voor in onderzoekslaboratoria en in de MRI.<br />

Bovendien hebben we er pas twintig jaar ervaring<br />

mee, waardoor we de langetermijneffecten nog<br />

niet goed kennen.<br />

Wereldwijd worden steeds sterkere magneetvelden<br />

gebruikt en wordt MRI behalve voor diagnostiek,<br />

steeds meer ingezet tijdens operaties. Dan wordt<br />

ín of net buiten de scanner geopereerd, waardoor<br />

niet alleen de patiënten eenmalig blootstaan aan<br />

tekst > Joost van der Gevel, foto > Chris Timmers, MTM<br />

Magische magneet blijft veilig<br />

de magnetische velden, maar ook de artsen en<br />

laboranten. Volgens recent onderzoek zouden<br />

hierdoor de snelheid en precisie van handelingen<br />

kunnen afnemen. Hoewel de gemeten effecten<br />

klein zijn en van voorbijgaande aard, is het belangrijk<br />

dit verder te onderzoeken. Want of die<br />

effecten ook werkelijk de prestaties van een arts<br />

in een MRI-omgeving beïnvloeden, is namelijk nog<br />

niet bekend.<br />

Sommige mensen rapporteren ook een metaalsmaak<br />

in de mond, duizeligheid, misselijkheid en het zien<br />

van lichtflitsen bij blootstelling aan een sterk magnetisch<br />

veld. Maar ook deze effecten zijn van korte<br />

duur en bovendien is niet iedereen daarvoor even<br />

gevoelig. Voor blijvende of schadelijke effecten<br />

door MRI tot 2 tesla is in de literatuur nog geen<br />

bewijs geleverd. Het bekendste gevaar van de MRIscanner<br />

schuilt in de aantrekking van gemagnetiseerde<br />

objecten. Wereldwijd zijn er tien doden<br />

gevallen door MRI. Er is eens een zuurstoffles de<br />

scanner ingezogen terwijl er een klein jongetje in<br />

lag en een schaar uit de hand van een onoplettende<br />

verpleegkundige gerukt. Ook zijn er patiënten<br />

overleden door een storing in hun pacemaker of<br />

doordat de magneet een ‘vergeten’ aneurysmaclip<br />

in hun hoofd lostrok van het bloedvat.<br />

De scanner kan ook gehoorschade veroorzaken.<br />

Behalve de grote spoel voor het sterke statische<br />

magneetveld zitten in de MRI-tunnel drie gradiëntspoelen,<br />

voor de positiebepaling van het beeld in<br />

het lichaam. Deze magneetveldjes worden snel<br />

aan- en uitgezet. Bij iedere stroomstoot gaan die<br />

spoelen trillen en dat maakt een enorm kabaal.<br />

Hoe sneller die spoelen aan- en uitgaan én hoe<br />

groter de stroom, hoe meer kabaal. Arts en patiënt<br />

moeten dus altijd hun gehoor beschermen. Maar<br />

als je moet werken in een MRI, bemoeilijkt dat de<br />

communicatie. Bij de kindercardiologie in een<br />

Londens ziekenhuis bijvoorbeeld, opereren ze in<br />

de scanner met koptelefoons op en microfoontjes<br />

voor hun mond.<br />

Door het aan- en uitschakelen van die gradiëntvelden<br />

ontstaan er in het lichaam ook stroompjes<br />

die zenuwen of spierweefsel elektrisch kunnen<br />

stimuleren. Bij een sterke stimulatie kunnen mensen<br />

lichtflitsen gaan zien of trekken hun spieren<br />

samen. In de 1,5 tesla-scanners die we nu gebruiken<br />

gebeurt dat niet, maar maken we ze veel sterker<br />

en sneller dan kan dat wel. En stimulatie van de<br />

hartspier moet je absoluut voorkomen. De groep<br />

van Peter Mansfield, een van de Nobelprijswinnaars,<br />

probeert nu die gradiëntspoelen anders te wikkelen,<br />

>> Effecten zijn klein en van korte duur<br />

waardoor ze minder herrie maken en de kans op<br />

perifere zenuwstimulatie kleiner wordt.<br />

Om het nucleaire magnetische resonantie-effect<br />

op te wekken, sturen we radiogolven het lichaam<br />

in. Daardoor kan lokaal het weefsel worden verwarmd.<br />

Normaal is die opwarming klein en ongevaarlijk.<br />

Maar dit kan gevaarlijk worden als in<br />

een MRI-scanner metalen draden worden gebruikt,<br />

zoals een voerdraad voor het dotteren of een<br />

lange ECG-kabel. Zo’n draad gaat als een antenne<br />

werken, waardoor het weefsel om de tip tot meer<br />

dan 70 graden Celsius kan worden verwarmd.<br />

De algemene opinie is echter, dat je veilig kunt<br />

opereren in een MRI-scanner. Al is het onmogelijk<br />

om dit te bewijzen. Wel is het is mogelijk aan te<br />

tonen dat iets gevaarlijk is, zoals wij deden voor<br />

het gebruik van die voerdraad. Je kunt dan voorzorgsmaatregelen<br />

nemen door veldsterkte en<br />

scansnelheid te limiteren, en door materialen te<br />

gebruiken die ongevoelig zijn voor elektromagnetische<br />

effecten – zoals kunststoffen, glas of<br />

keramiek. Daarop zijn de richtlijnen voor klinisch<br />

gebruik van MRI gebaseerd. Veel angst is ook<br />

ongegrond: voor veel mensen blijft magnetisme<br />

”<br />

toch iets magisch.<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 9<br />

commentaar opin


tekst > Pieter Lomans<br />

foto > Chris Timmers, MTM<br />

<strong>Scan</strong> van een verdachte<br />

Wat doet XTC met ons brein?<br />

Het XTC-pilletje heeft onder gebruikers een onschuldig imago.<br />

Wetenschappers betwijfelen of dat klopt. Met hersenscans, geheugentesten<br />

en bevolkingsonderzoek probeert Gerry Jager de feitelijke<br />

gevolgen van XTC-gebruik op het spoor te komen. Van extatische<br />

dance-party tot geschreven boodschappenlijstje.<br />

Nederlandse jongeren houden van XTC. Volgens<br />

het Trimbos Instituut hebben ongeveer vijfhonderdduizend<br />

jongeren de populaire party-drug<br />

al eens gebruikt. Een aanzienlijk deel slikt het<br />

3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA)<br />

pilletje in het weekend bijna routinematig. Geen<br />

punt, menen ze, want XTC is een stemmingsmanipulator<br />

zonder gezondheidsrisico’s.<br />

“Het is de vraag of dat klopt”, zegt neurowetenschapper<br />

Gerry Jager. “Liesbeth Reneman heeft in<br />

het AMC bijvoorbeeld met beeldvormende technieken<br />

de effecten van XTC op het serotoninesysteem<br />

onderzocht. Serotonine is een neurotransmitter,<br />

een chemische stof die door het lichaam zelf<br />

wordt gemaakt en signalen tussen hersencellen<br />

doorgeeft. Onderzoek bij dieren had al duidelijk<br />

gemaakt dat MDMA, de actieve stof in XTC, dit<br />

serotoninesysteem beïnvloedt. Op hersenscans van<br />

XTC-gebruikers zag Reneman in bepaalde delen<br />

van de hersenen minder serotoninereceptoren dan<br />

bij de niet XTC-gebruikers. Receptoren zijn de oren<br />

van de cel. Als cellen minder serotoninereceptoren<br />

hebben, komt de serotonineboodschap waarschijnlijk<br />

ook wat zachter aan. Met minder oren ga je<br />

slechter horen.”<br />

Dance-feesten<br />

Er zijn meer aanwijzingen gevonden dat XTC ‘iets<br />

doet’ met het brein. Het probleem is steeds, dat<br />

je niet precies weet of je naar de oorzaak of het<br />

gevolg kijkt. Jager geeft een voorbeeld: “Het<br />

serotoninesysteem speelt een belangrijke rol bij<br />

het reguleren van de stemming. Het idee bestaat,<br />

dat stevige XTC-gebruikers een hoger risico lopen<br />

op depressiviteit, op een stemmingsstoornis.<br />

Maar je kunt je ook voorstellen dat juist depressief<br />

aangelegde mensen eerder naar een geestverruimend<br />

middel zoals XTC zullen grijpen om<br />

zich wat beter te voelen. Je weet dus niet of de<br />

verschillen die je tussen gebruikers en nietgebruikers<br />

ziet, de oorzaak of het gevolg zijn, of<br />

een combinatie van beide.”<br />

Jager is momenteel bezig met een lastig maar<br />

uniek onderzoek om oorzaak en gevolg uit<br />

elkaar te trekken. Daarvoor heeft ze ruim honderd<br />

jongeren nodig, die nog nooit XTC hebben<br />

gebruikt. De gebruikelijke methode – geef de<br />

ene helft XTC, de andere helft niet en kijk of er<br />

na enige tijd verschillen tussen beide groepen<br />

zijn ontstaan – is ethisch niet aanvaardbaar.<br />

Daarom wordt aan mensen in ‘hoog-risicogroepen’<br />

gevraagd of ze willen meedoen aan het<br />

onderzoek. Voorwaarde: ze moeten tussen de<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 10


stemmingsmanipulator<br />

achttien en vierendertig jaar zijn en nog geen<br />

XTC hebben gebruikt. Doordat ze vaak uitgaan,<br />

dance-feesten bezoeken en bijvoorbeeld andere<br />

jongeren kennen die al wel XTC hebben gebruikt,<br />

is de kans groter dat ze zelf alsnog gaan gebruiken.<br />

“We beïnvloeden hun keuze op geen enkele<br />

manier”, zegt Jager. “Het is gewoon een kwestie<br />

van afwachten.”<br />

Potentiële gebruikers<br />

Zodra mensen deelnemen aan het onderzoek,<br />

worden ze uitvoerig getest. Ze krijgen diverse<br />

vragenlijsten voorgeschoteld en moeten na een<br />

training enkele aandachts- en geheugentaken<br />

uitvoeren terwijl hun hersenfuncties worden<br />

geregistreerd met een MRI-scanner. Tot slot volgen<br />

nog enkele taken op een computer. Jager:<br />

“Op die manier krijgen we een goed beeld van<br />

hun cognitieve, neurofysiologische toestand vóór<br />

een eventueel XTC-gebruik. Sommige van hen<br />

gaan XTC gebruiken. Zodra ze daaraan beginnen,<br />

herhalen we het onderzoek en een jaar<br />

later doen we dat nog een keer. De vrijwilligers<br />

die van de XTC afblijven fungeren als controlegroep.<br />

Zo willen we meer inzicht krijgen in de<br />

werkelijke gevolgen van XTC-gebruik.”<br />

De speurtocht naar de werkelijke effecten van<br />

XTC-gebruik is slechts een onderdeel van Jagers<br />

promotieonderzoek naar de ‘neurotoxiciteit van<br />

XTC’. En het onderzoek van Jager maakt weer<br />

deel uit van een A<strong>UMC</strong>-project, een gezamenlijk<br />

project van AMC en <strong>UMC</strong>. Amsterdam kijkt vooral<br />

naar de fysiologische processen, <strong>Utrecht</strong> concentreert<br />

zich op de functionele processen.<br />

Gesettelde dertigers<br />

“Behalve naar oorzaak en gevolg, kijk ik ook<br />

naar het beloop”, zegt Jager. “Als er verstoringen<br />

in het geheugen of het psychisch welzijn<br />

ontstaan, hoe ontwikkelen die verstoringen zich<br />

dan? Gaat het van kwaad naar erger? En als een<br />

stevige gebruiker stopt, treedt er dan compleet<br />

herstel op? Op dat soort vragen willen we graag<br />

een antwoord. Want nu weten we daar vrijwel<br />

niets vanaf.”<br />

Jager maakt daarvoor gebruik van de gegevens<br />

van een onderzoek dat halverwege de jaren<br />

tachtig werd opgezet door kinderpsychiater<br />

Frank Verhulst en zijn medewerkers van het<br />

Sophia kinderziekenhuis in Rotterdam.<br />

Zestienhonderd kinderen tussen de tien en<br />

twaalf jaar vulden destijds uitgebreide vragenlijsten<br />

in over de schoolprestaties en de gezinsachtergrond,<br />

het psychisch functioneren, enzovoort.<br />

Het onderzoek werd regelmatig herhaald,<br />

waardoor een mooi overzicht op langere termijn<br />

ontstond. Bovendien gaven honderd personen<br />

bij de laatste update in 1998 aan dat ze wel eens<br />

XTC hadden gebruikt. Sommigen gebruikten<br />

veel, anderen weinig. Sommigen gebruikten nog<br />

steeds, anderen waren inmiddels uitgegroeid tot<br />

gesettelde dertigers en gestopt met XTC. “Een<br />

ideale groep om naar de langetermijneffecten te<br />

kijken”, zegt Jager. “We proberen twintig van<br />

die honderd gebruikers op te sporen en kijken<br />

dan of we verschillen zien met een vergelijkbare<br />

groep niet-gebruikers uit datzelfde bevolkingsonderzoek.”<br />

Beeldvorming<br />

De MRI speelt ook een belangrijke rol in het<br />

derde en laatste aspect van Jagers onderzoek: de<br />

klinische relevantie. “Stel dat XTC-gebruik leidt<br />

tot minder serotoninereceptoren”, zegt Jager,<br />

“dan wil dat nog niet zeggen dat mensen daar<br />

in het dagelijkse leven ook last van hebben.<br />

Serotonine speelt een rol bij de regulatie van de<br />

stemming en leer- en geheugenprocessen. Als<br />

dat serotoninesysteem wat minder functioneert<br />

worden mensen niet meteen depressief of<br />

dement. Veel biologische systemen kunnen<br />

tegen een stootje, hebben voldoende restcapaciteit<br />

of schakelen andere systemen in om de achteruitgang<br />

– in dit geval van het serotoninesysteem<br />

– te compenseren.”<br />

Jager heeft de eerste, interessante gegevens al<br />

binnen. Terwijl proefpersonen geheugentaakjes<br />

uitvoeren, wordt het functioneren van hun brein<br />

geregistreerd door een MRI-scanner. “Bij een van<br />

de geheugentaken”, zegt Jager, “zien we dat de<br />

controlegroep in 92 procent van de opdrachten<br />

het goede antwoord geeft, terwijl de XTC-groep<br />

blijft steken op 85 procent. Ook de MRI-beelden<br />

zien er anders uit, maar op dit moment is nog<br />

niet duidelijk of dat misschien ook aan cocaïne,<br />

cannabis of andere middelen te wijten is. Het<br />

gevonden verschil is wetenschappelijk gezien<br />

significant, maar het blijft de vraag of het klinisch<br />

ook van betekenis is. In het dagelijks leven<br />

klagen XTC-gebruikers – een enkele uitzondering<br />

daargelaten – niet over hun geheugenfunctie.<br />

Ze hebben geen briefje nodig bij het boodschappen<br />

doen, stuiten niet op onoverkomelijke<br />

problemen. Wetenschappelijk zien we dus een<br />

verschil, maar klinisch is er kennelijk weinig aan<br />

de hand.”<br />

Gedeeltelijk herstel<br />

Groen licht voor XTC? Absoluut niet. De bulk van<br />

het XTC-onderzoek komt de komende jaren pas<br />

beschikbaar. Bovendien kunnen er nog veel<br />

adders onder het gras zitten. Jager: “Het kleine<br />

geheugenverschil tussen gebruikers en nietgebruikers<br />

leidt nu nog niet tot duidelijke ‘afwijkingen’<br />

in het dagelijkse leven. Maar dat neemt<br />

de ongerustheid niet weg. Bij het verouderen<br />

gaan onze geheugenfuncties langzaam achteruit.<br />

Het kleine verschil wijst misschien op een kleinere<br />

restcapaciteit bij XTC-gebruikers. Zullen ze bij<br />

het ouder worden eerder geheugenproblemen<br />

krijgen? Die vraag is nog niet goed te beantwoorden,<br />

omdat XTC pas in de jaren tachtig op<br />

grotere schaal populair werd. De eerste generatie<br />

gebruikers is nu in de veertig. Over twintig<br />

jaar zien we de effecten pas bij zestigplussers.”<br />

Onderzoek bij dieren levert een gemengde boodschap<br />

op. Zodra er wordt gestopt met XTC, herstellen<br />

de beschadigde zenuwcellen enigszins.<br />

Maar het is geen volledig herstel, eerder een<br />

noodverband. Jager: “Onderzoek bij aapjes wijst<br />

uit dat er na zeven jaar nog altijd een negatief<br />

effect te zien is. Dat is zorgwekkend. Maar aan<br />

de andere kant is het niet zeker dat dit ook voor<br />

de mens geldt.”<br />

Verslavingsprofessor<br />

Volgens de vooraanstaande Amerikaanse ‘verslavingsprofessor’<br />

Mary Jeanne Kreek, die onlangs<br />

te gast was bij het Rudolf Magnus Instituut, is<br />

het Nederlandse onderzoek van groot belang.<br />

Niet alleen vanwege de vernieuwende combinatie<br />

van fysiologisch en functioneel onderzoek.<br />

Maar zeker ook vanwege het langetermijnonderzoek<br />

naar de eventuele effecten van XTC. Dat<br />

maakt het onderzoek uniek in de wereld.<br />

Los van de politieke standpunten over XTCgebruik,<br />

vindt Jager het van belang dat er goede<br />

informatie beschikbaar komt over wat XTC met<br />

je doet. “Psychoactieve stoffen zoals koffie, alcohol<br />

en nicotine, worden in grote hoeveelheden<br />

gebruikt. Voor een deel is dat een individuele<br />

keuze, die je eigenlijk pas kunt maken als je weet<br />

wat eraan vastzit. Ik spreek soms mensen die<br />

zeggen ‘als ik dat toen geweten had, was ik er<br />

nooit aan begonnen’. Betrouwbare voorlichting<br />

is dus bijzonder belangrijk. Met dit onderzoek<br />

willen we daaraan bijdragen.”<br />

Meer informatie is te vinden op<br />

www.xtcstudie.nl<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 11


tekst > Joost van der Gevel<br />

foto’s > Chris Timmers, MTM<br />

Supersoepel, superstijf<br />

Kinderfysiotherapeut beschrijft nieuwe aandoening<br />

Extreem soepele kinderen hebben een extreem stijve tegenhanger. Te soepel doet pijn.<br />

Te stijf ook. Kinderfysiotherapeut Raoul Engelbert bracht die extreme tegenhanger voor<br />

het eerst duidelijk in beeld. De geboorte van een niet eerder herkende aandoening.<br />

Uitzonderlijk soepele kinderen kennen we allemaal:<br />

de ballerina’s, de acrobaten en turnsters.<br />

Een klein aantal van hen is zo soepel dat zij daar<br />

last van hebben, het doet pijn. Naar kinderen met<br />

die pijnlijke soepelheid is veel onderzoek gedaan.<br />

Onbekend is echter, dat zij ook een houterige<br />

tegenhanger hebben: kinderen die tobben met<br />

klachten en pijn omdat ze ‘stijf’ zijn.<br />

Van soepelheid zijn vooral de voordelen zichtbaar.<br />

Balletdansers, gymnasten en acrobaten<br />

verbazen ons met hun soepelheid en zij lijken er<br />

procent leidt die soepelheid tot problemen.<br />

Deze kinderen lopen later dan hun leeftijdsgenootjes,<br />

ze vallen veel, worden later continent<br />

en hebben vaak bloeduitstortingen en blauwe<br />

plekken. Als ze iets ouder worden, krijgen ze<br />

pijn in hun gewrichtsbanden of kampen ze met<br />

vermoeidheid.<br />

De elastieke mens<br />

Als je soepel bent, geldt dat niet alleen voor je<br />

gewrichten: je hele lichaam is soepel, ontdekte<br />

En dat komt doordat het bindweefsel in deze<br />

organen soepeler is dan normaal. “De soepele<br />

kinderen met klachten hebben veel meer systemische<br />

problemen dan de soepele kinderen<br />

zonder klachten”, vertelt hij. “Er is dus een grens<br />

aan soepelheid. Ben je over die grens heen,<br />

dan kunnen er problemen ontstaan in allerlei<br />

orgaansystemen waarin dat soepele, ‘losmaziger’<br />

bindweefsel zit. Deze kinderen hebben bijvoorbeeld<br />

een lagere bloeddruk, waarschijnlijk door<br />

soepeler bloedvaten.”<br />

Gewrichtsmobiliteit heeft<br />

>> Soepele kinderen hebben een lagere bloeddruk vanwege hun soepele vaten een normaalverdeling, stelt<br />

Engelbert. Van een hele grote<br />

geen last van te hebben. Ongeveer vijftien procent<br />

van de kinderen is van elastiek en bij één<br />

kinderfysiotherapeut Raoul Engelbert. Je bloedvaten<br />

zijn soepel, je botten, je huid, je longen.<br />

middenmoot aan kinderen die niet overdreven<br />

soepel zijn maar ook niet stijf, zijn slangenmen-<br />

Een rem in de gewrichten<br />

Aangeboren stijfheid bij een meisje van elf<br />

“Mijn vriendinnetje en ik noemen het sinaasappel”,<br />

vertelt Ymke. “Dat is geheimtaal voor mijn<br />

stijfheid.” Ymke is elf jaar, ze zit op de basisschool,<br />

rijdt paard en speelt piano. Rond kerst<br />

2001 krijgt ze klachten en in de zomer van 2002<br />

gaat ze met haar moeder naar de huisarts. “Het<br />

begon met pijn in haar polsen. De huisarts dacht<br />

dat het door overbelasting kwam”, vertelt Els<br />

Menger, Ymkes moeder. Maar de pijn wordt van<br />

kwaad tot erger. Ymke krijgt ook pijn in haar<br />

enkels en in haar knieën. “Een stukje fietsen<br />

>> Ymke kon een jaar lang niet slapen van de pijn<br />

ging niet meer, we moesten haar met de auto<br />

naar school brengen. Een jaar lang kon ze<br />

’s nachts niet slapen van de pijn.”<br />

Ymke wordt doorverwezen naar het Wilhelmina<br />

kinderziekenhuis. Daar wordt na lang zoeken<br />

vastgesteld dat ze een lichte vorm van jeugdreuma<br />

heeft, aan haar pols en aan één vinger. De<br />

jeugdreuma is echter heel kort actief. Ymke<br />

hoeft al snel geen medicijnen meer te gebruiken,<br />

maar de pijn blijft – vooral in haar enkels<br />

en knieën. En ze blijft snel moe. Schaatsen kan<br />

ze niet langer dan een kwartier en na een uurtje<br />

paardrijden is ze doodop. Afgelopen zomer<br />

kan ze tijdens een fietstocht in Zeeland ineens


sen en ‘stijven’ de uitersten. Als je in een grafiek<br />

linksonder de soepele kinderen uittekent, dan<br />

krijg je een snel stijgende lijn die in een grote<br />

boog lang bovenin blijft hangen bij de bulk aan<br />

gemiddelden en die dan weer naar beneden<br />

duikt naar de stijve kinderen. Maar als er kinderen<br />

bestaan met klachten door extreme soepelheid,<br />

bestaan er dan ook kinderen met klachten<br />

door extreme stijfheid? In de wetenschappelijke<br />

literatuur is daarover niets te vinden.<br />

Houterig<br />

“Een verminderde beweeglijkheid van de<br />

gewrichten kennen we als ziektebeeld bij allerlei<br />

stapelingsziekten”, verklaart Engelbert. “Er<br />

zijn ongeveer tweehonderd syndromen, waardoor<br />

kinderen stijf kunnen zijn. Maar dat je in<br />

de normale populatie stijve kinderen hebt als<br />

tegenhanger van soepele kinderen, is nog onbekend.<br />

En hoe definieer je dan ‘stijf’?”<br />

Bij de kinderfysiotherapie in het Wilhelmina kinderziekenhuis<br />

melden zich al jarenlang kinderen<br />

met spier- en gewrichtsproblemen. Engelbert:<br />

“Dat zijn kinderen die geen ziekte hebben,<br />

˘˘<br />

niet meer verder en moet de familie eerder<br />

terug. Ook lopen houdt ze niet lang vol. In het<br />

bos vlakbij hun huis laat Ymke met haar ouders<br />

en zusje Danique – dat normaal soepel is –<br />

regelmatig hun hond Tischa uit. Els: “Soms moeten<br />

we na een half uur al terug omdat Ymke<br />

ineens pijn krijgt. Met fietsen kunnen we haar<br />

nog duwen, met lopen is dat moeilijker. We<br />

kunnen dan niet via een kortere weg terug en<br />

ze is te zwaar om te dragen.”<br />

Bij de kinderfysiotherapie in het Wilhelmina kinderziekenhuis<br />

stelt Raoul Engelbert uiteindelijk<br />

vast dat Ymke stijf is, of – in medische termen –<br />

hypomobiel. Achteraf zijn daar heel veel aanwijzingen<br />

voor. In de gymles moest ze van de meester<br />

bijvoorbeeld een hurksprong op de kast<br />

maken. Het lukte haar maar niet. “De meester<br />

riep: ‘Kom op, Ymke!’ Hij begreep er niets van<br />

en moedigde mij steeds opnieuw aan”, vertelt<br />

ze. “Maar ik kán niet op mijn hurken zitten. Ik<br />

kan ook geen koprol maken.”<br />

“In al haar gewrichten zit een rem”, verklaart<br />

Els. “Wij kunnen een vuist maken, zij niet.”<br />

Ymke toont een open hand met licht gekromde<br />

vingers. “Diezelfde stijfheid zit in haar hele lijf.”<br />

Als jong kind liep Ymke net als veel stijve kinderen<br />

op haar tenen. “Nu loop ik met mijn voeten<br />

naar buiten”, vertelt ze. “Dat schijnt een<br />

natuurlijke manier te zijn om mijn enkelgewrichten<br />

minder te belasten.” Ymke heeft de<br />

stijfheid van haar moeder. Ook Els kan geen<br />

koprol maken, ook zij is stijf, al is het veel minder<br />

dan haar dochter. Els heeft het van haar<br />

vader en hij van zijn moeder.<br />

Een paar ongewoon dikke littekens verraden<br />

dat Ymkes stijfheid niet alleen in haar gewrichten<br />

zit. Verder is er niets aan haar te zien. Ze<br />

speelt nu verschillende keren per dag tien minuten<br />

piano. Om gemakkelijker te kunnen schrijven,<br />

gebruikt ze opzetstukken op haar pen die<br />

haar pen dikker maken. Ze rijdt weer een uurtje<br />

in de week paard – opstijgen met een sierlijke<br />

zwaai zit er voor haar niet in, maar eenmaal in<br />

het zadel zit ze heel stabiel. En ze kan weer op<br />

de fiets naar school. Hoe goed dat gaat, verschilt<br />

van dag tot dag.<br />

Els Menger: “Het duurde twee jaar voordat we<br />

wisten wat er met Ymke aan de hand was. Dat<br />

ze ’s nachts niet kon slapen van de pijn was<br />

onze grootste zorg. Als ze weer gaat groeien<br />

zou dat wel eens kunnen terugkomen. Maar ik<br />

ben zo blij dat we uiteindelijk niet bij de kinderpsycholoog<br />

zijn terechtgekomen, dat de onzekerheid<br />

voorbij is en dat we nu de oorzaak van<br />

Ymkes klachten kennen. We kunnen er nu toch<br />

een beetje op inspelen.”<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 13


Een nieuwe optiek<br />

˘˘<br />

Aangeboren stijfheid kan ook een<br />

symptoom zijn bij verschillende aandoeningen.<br />

Engelbert: “Je kunt die<br />

stijfheid uitwerken naar allerlei<br />

ziektebeelden; dan heb je een nieuwe<br />

optiek die misschien in de toekomst<br />

wel nieuwe behandelmogelijkheden<br />

oplevert. Hebben soepele kinderen<br />

met taaislijmziekte of reuma bijvoorbeeld<br />

andere klachten dan stijve<br />

kinderen? En dat geldt ook voor<br />

volwassenen. Reageert een stijve volwassene<br />

met reuma anders dan een<br />

soepele? Stijve kinderen maken als<br />

ze een keer vallen dikkere littekens<br />

met veel meer bindweefsel dan<br />

soepele kinderen. In samenwerking<br />

met een brandwondencentrum zou<br />

je de stijfheid kunnen vaststellen en<br />

dan kun je misschien voorspellingen<br />

doen over littekenvorming. Waardoor<br />

je stijve kinderen met brandwonden<br />

anders gaat behandelen.<br />

Het is allemaal mogelijk.”<br />

“En omgekeerd, is er ook een bindweefselziekte”,<br />

vervolgt hij, “waarbij<br />

je hele soepele gewrichten hebt, hele<br />

soepele vaten en een hele soepele<br />

huid. We zoeken nu naar het afkappunt.<br />

Waar eindigt het normale<br />

en waar begint de pathologie.”<br />

maar bijvoorbeeld in de tweede helft van een<br />

voetbalwedstrijdje uitvallen door pijn in hun<br />

kuitspieren. Voor deze kinderen is de avondvierdaagse<br />

een ramp. Ze kunnen niet lang lopen<br />

zonder pijn in hun heup te krijgen. Ze lopen<br />

vaak op hun tenen omdat hun enkels stijf zijn.<br />

Als je op de markt om je heen kijkt, zie je heel<br />

veel mensen zo lopen. Volwassenen worden<br />

zwaarder en dat gewicht gaat op de kuitspier<br />

drukken, waardoor de tenengang vermindert.<br />

Maar ze houden een afwijkend looppatroon.”<br />

Toen Engelbert bij deze kinderen de beweeglijkheid<br />

van de gewrichten vaststelde, bleken ze<br />

allemaal ‘stijf’ te zijn. “Ineens pasten alle puzzelstukjes<br />

in elkaar.”<br />

Stugge littekens<br />

Een op de zeven kinderen is soepel, maar is ook<br />

een op de zeven stijf? Engelbert bepaalde bij<br />

Toch zijn de extreem stijve kinderen niet helemaal<br />

het spiegelbeeld van hun extreem soepele<br />

tegenhangers. De stijve kinderen hebben bijvoorbeeld<br />

wel een stijve huid, maar hun botten<br />

zijn juist weer soepeler en de elasticiteit van de<br />

vaten en de bloeddruk zijn normaal. “Je kunt<br />

soepel en stijf dus niet helemaal spiegelen”, stelt<br />

Engelbert. “En je hebt dus niet ineens een nieuwe<br />

verklaring voor hart- en vaatziekten in handen.”<br />

450 kinderen de beweeglijkheid van de gewrichten<br />

en vermoedt dat zo’n tien procent stijf is.<br />

Eén procent van die kinderen heeft waarschijnlijk<br />

klachten, net als hun soepele tegenhanger.<br />

“Het is dus een probleem dat heel veel voorkomt<br />

en nooit onderkend is”, stelt hij. “Ook de<br />

ouders zijn vaak stijf en kampen met dezelfde<br />

klachten. Er zit een hele duidelijke lijn in die<br />

families. Ze lopen allemaal op hun tenen en<br />

hebben dezelfde houterige motoriek. Ze zijn<br />

eerder uitgeput en ze hebben allemaal meer<br />

spierpijn na het sporten. Op latere leeftijd<br />

hebben ze dat geaccepteerd: ze zijn gewoon<br />

wat stijver.”<br />

Net zoals soepele – hypermobiele – kinderen<br />

helemaal soepel zijn, zijn stijve kinderen niet<br />

alleen stijf in hun gewrichten maar ook in hun<br />

huid, door stijver bindweefsel. Engelbert: “Je<br />

kunt echter pas spreken van een algemene stijfheid<br />

in het hele lichaam, of hypomobiliteit, als<br />

Losmazig of compact<br />

De onderzoeksinstelling TNO in Leiden onderzocht<br />

bindweefselmonsters van een aantal stijve<br />

kinderen. Hun bindweefsel bestaat uit meer<br />

lagen en heeft meer dwarsverbindingen.<br />

Engelbert: “Waarschijnlijk hebben de soepele<br />

kinderen minder lagen en minder dwarsverbindingen,<br />

maar dat moeten we nog onderzoeken.”<br />

Een belangrijke vraag blijft of deze bindweefselafwijkingen<br />

ook de klachten van zowel de slangenmensen<br />

als de ‘strammen’ kunnen verklaren.<br />

Waarom hebben sommige soepele en stijve<br />

kinderen klachten en andere niet? Worden die<br />

klachten werkelijk veroorzaakt door te ‘losmazig’<br />

of te compact bindweefsel? Dat blijft nog<br />

onduidelijk. TNO ontdekte wel een enzym dat<br />

bindweefselvorming veroorzaakt. Onderzocht<br />

wordt nog of dat enzym bij de stijve kinderen<br />

meer voorkomt.<br />

Heeft Engelbert de superstijve en supersoepele<br />

alle andere oorzaken zijn uitgesloten,<br />

zoals spasticiteit, >> Stijve kinderen lopen vaak op hun tenen<br />

gewrichtsinfecties, stapelingsziektes,<br />

stofwisselingsziektes… We moeten<br />

dus oppassen geen bekend ziektebeeld te beschrijven,<br />

en hebben daarom ook genetici,<br />

kinderorthopeden en epidemiologen in het<br />

onderzoek betrokken.”<br />

patiënten ook iets te bieden? “Er is geen oplossing.<br />

Maar de stijve kinderen kunnen we nu<br />

inzicht geven in wat ze hebben. Vooral de<br />

ouders slaken dan een zucht van verlichting.<br />

Met dit onderzoek hebben we nu voor het eerst<br />

aangetoond dat er sprake is van een afzonderlijk<br />

Gestapeld bindweefsel<br />

Nadat al die andere mogelijke oorzaken van<br />

gewrichtsstijfheid zijn uitgesloten, blijft er een<br />

groep ‘superstijve’ kinderen over. De stijfheid bij<br />

deze kinderen is een zelfstandige, afzonderlijke<br />

aandoening. Waar zijn deze kinderen aan te herkennen?<br />

Behalve dat hun gewrichten minder ver<br />

kunnen bewegen dan die van andere kinderen,<br />

hebben stijve kinderen een stuggere huid en<br />

krijgen ze ook opvallend dikke, harde littekens.<br />

Omdat ze in hun huid en weke delen veel meer<br />

ziektebeeld. Ouders weten nu wat er aan de<br />

hand is. Dat geeft een zekere rust, ook al hebben<br />

we voorlopig nog geen middelen om wat aan de<br />

ziekte te doen. We kunnen ze wel copingstrategieën<br />

aanbieden, manieren om er mee om te<br />

gaan. We adviseren die stijve kinderen bijvoorbeeld<br />

op een hakje te gaan lopen, of beter warm<br />

te lopen voor een sportwedstrijd. Doordat de<br />

gewrichten en spieren stijver zijn, zijn ze sneller<br />

overbelast. Met een goede warming-up is dat<br />

misschien gedeeltelijk op te vangen.”<br />

bindweefsel stapelen, zijn daarvan in hun urine<br />

ook veel minder afbraakproducten terug te vinden<br />

dan gebruikelijk.<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 14


Elke nieuwe rotonde die wordt aangelegd,<br />

illustreert het menselijke falen. We kunnen<br />

kennelijk niet met een simpele kruising uit de<br />

voeten. Op kruispunten kijken we niet goed uit,<br />

komen we te hard aanrijden, nemen we te vaak<br />

onterecht voorrang en veroorzaken we te veel<br />

dodelijke ongelukken. Dat weten we al heel<br />

lang. Maar we kunnen ons gedrag – ondanks<br />

alle goede bedoelingen – niet veranderen.<br />

Daarom is de rotonde uitgevonden. Een materiële<br />

oplossing voor de falende mens in zijn te<br />

dodelijke automobiel.<br />

De rotonde is een uitwendig geweten. Als we<br />

een kruising zelf niet goed kunnen oversteken,<br />

zorgt de ronde kruising daar nu voor. We moeten<br />

nu wel afremmen. De architectuur van de<br />

weg, van de kruispunten, zorgt daar nu voor. De<br />

ronde stapeling van stenen krijgt daardoor een<br />

ethische lading.<br />

Het gemotoriseerde geweten<br />

De veiligheidsgordel en airbag gingen de rotonde<br />

al voor. Een mens wil zichzelf nou eenmaal<br />

graag beschermen. Maar in een auto wordt ook<br />

dat ineens bijzonder moeilijk. Alsof het gas<br />

automatisch op de plank wil. Zolang dat goed<br />

gaat is er – oh, tautologie – niets aan de hand.<br />

Maar zodra een tegenligger of stevige boom<br />

een meer dan honderd kilometer per uur rijdende<br />

auto abrupt tot stilstand brengt, is het<br />

lichaam nog volop in beweging.<br />

In zo’n situatie redden veiligheidsgordel en<br />

luchtzak wat er nog te redden valt. Ze rukken en<br />

drukken het vliegende lichaam terug op zijn<br />

plaats. Áls ze tenminste geactiveerd zijn. Daarom<br />

piept in sommige auto’s de veiligheidsgordel net<br />

zolang totdat hij is omgegord door de bestuurder.<br />

Auto’s worden steeds gewetensvoller. In het<br />

voorjaar van 2005 wil het ministerie van Verkeer<br />

en Waterstaat auto’s van drankorgels gaan<br />

optuigen met een alcoholslot. De adem van<br />

drankrijders wordt machinaal getest en zonodig<br />

zet de auto zichzelf op slot. Daar komt geen<br />

menselijk geweten meer aan te pas.<br />

Ook in Brussel wordt hard gewerkt aan de uitbreiding<br />

van het gemotoriseerde geweten. Errki<br />

Liikanen, Europees commissaris ‘Informatiemaatschappij’,<br />

pleit voor auto’s die na een ongeluk<br />

zelf de hulpdiensten inschakelen. Dat redt misschien<br />

meer levens. Én voorkomt dat brokkenmakers<br />

ongemerkt doorrijden na een ongeluk.<br />

Vluchten kan dan echt niet meer. Bovendien<br />

hebben de Europese ministers van de externe<br />

markt onlangs besloten dat auto’s zo moeten<br />

worden ontworpen, dat voetgangers en fietsers<br />

minder letsel oplopen bij een aanrijding. Dat<br />

betekent waarschijnlijk het einde van de bull<br />

bar, het gevaarlijke traliehekje dat op de neus<br />

van terreinwagens is gemonteerd.<br />

Gek genoeg slipt de sports utility vehicle, de<br />

SUV, door de mazen van het ethische net. De<br />

SUV is een kruising tussen stationcar en terreinwagen.<br />

En verschillende SUV-types zijn gevaarlijk.<br />

De Consumentenbond stelt bijvoorbeeld:<br />

“Vergeleken met gewone personenauto’s blijven<br />

SUV’s gemiddeld duurder, onveiliger, minder zuinig<br />

en van binnen relatief kleiner. En ze rijden<br />

minder goed.” New Scientist meldde al eerder<br />

dat veel SUV’s sneller over de kop gaan dan<br />

gewone auto’s en daarbij verhoudingsgewijs ook<br />

meer doden vallen. Bij botsingen tussen een SUV<br />

en een gewone auto zitten de dodelijke slachtoffers<br />

vooral in die laatste. Volgens Joan Claybrook,<br />

voorzitter van de Amerikaanse consumentbond,<br />

heeft de SUV een wapenwedloop ontketend op<br />

de snelweg. Een survival of the biggest waarvan<br />

‘achterblijvers’, zoals fietsers, voetgangers en<br />

automobilisten in gewone wagens, het slachtoffer<br />

worden.<br />

Eerder dit jaar stelde een SUV-ontwerper in de<br />

NRC: ‘Het gaat om perceptie en emotie’. Is dat zo?<br />

Waar zijn de verkeersveiligheid en het ingebouwde<br />

geweten ineens gebleven? Als de auto een pil<br />

was, hadden veel SUV’s al in de testfase moeten<br />

sneuvelen.<br />

Pieter Lomans<br />

foto > Chris Timmers, MTM<br />

commentaar opinie terzijde<br />

Reageren? E-mail: scan@azu.nl of <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> • Redactie scan / D 01.343 • Postbus 88550 • 3508 GA <strong>Utrecht</strong><br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 15


tekst > Pieter Lomans<br />

foto’s > Chris Timmers, MTM<br />

Bolletjes insuline pellen<br />

Nieuwe ingreep combineert diagnose en behandeling<br />

Sommige baby’s worden geboren<br />

met een klein, afwijkend bolletje in<br />

de alvleesklier, dat onophoudelijk<br />

insuline produceert. Deze ernstige<br />

aandoening is moeilijk vast te<br />

stellen. In het Wilhelmina kinderziekenhuis<br />

is nu een nieuwe, veelbelovende<br />

methode ontwikkeld die<br />

wereldwijd de aandacht trekt.<br />

Ieder jaar ziet kinderendocrinoloog Moniek de<br />

Vroede pasgeboren baby’s met te weinig glucose<br />

in het bloed. Die baby’s vertonen diverse symptomen.<br />

Ze reageren sloom, voelen koud aan,<br />

hebben een slechte huidskleur. Het komt ook<br />

voor dat ze helemaal geen klachten hebben. Het<br />

gebrek aan glucose, aan suiker in het bloed, kan<br />

worden veroorzaakt door bloedvergiftiging en<br />

verschillende stofwisselingsziekten. Maar soms<br />

ontstaat het door een overproductie van insuline<br />

in de alvleesklier. Zeker een op de vijftigduizend<br />

baby’s wordt met zo’n overactieve alvleesklier<br />

geboren.<br />

Bij baby’s met zo’n overactieve alvleesklier moet<br />

het chronische glucosegebrek zo snel mogelijk<br />

worden opgeheven. De Vroede: “De hersenen<br />

van pasgeborenen gebruiken uitsluitend glucose<br />

als brandstof. Wordt alle glucose weggevangen<br />

door die torenhoge insuline, dan leidt dat al snel<br />

tot hersenschade. Hoe langer het duurt voor de<br />

bloedsuiker weer op peil is hoe ernstiger de<br />

schade, die kan variëren van minder goede<br />

schoolprestaties, psychomotorische handicaps,<br />

blindheid, epileptische aanvallen, tot overlijden<br />

aan toe.”<br />

Vergrendeld gaspedaal<br />

Met een dieet en medicijnen wordt geprobeerd<br />

om de bloedsuikerspiegel te herstellen. De<br />

Vroede: “Gezonde baby’s en volwassen houden<br />

hun bloedsuiker op een vrij constant peil door<br />

een voortdurende terugkoppeling. Is de suikerspiegel<br />

laag, dan vind je nauwelijks insuline.<br />

Wordt de suikerspiegel te hoog, dan reageert de<br />

alvleesklier met een extra scheutje insuline,<br />

waardoor de suikerspiegel snel daalt. Maar bij<br />

deze baby’s functioneert de alvleesklier niet<br />

goed. Die heeft het gaspedaal voor de insulineproductie<br />

ingedrukt en vergrendeld zonder om<br />

te zien naar het suikergehalte in het bloed.<br />

Daardoor blijft de concentratie insuline torenhoog,<br />

ook al is er nauwelijks suiker te bekennen.<br />

Krijg je met een dieet en medicijnen het bloedsuiker<br />

niet op peil, dan blijft er slechts één<br />

mogelijkheid over: snijden in de alvleesklier.”<br />

Dat plaatst de chirurg meteen voor het volgende<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 16


probleem: geeft de hele alvleesklier gas, of ligt<br />

er maar een klein stukje dwars? Is het een algemeen<br />

of lokaal probleem? Kinderchirurg Klaas<br />

Bax: “In het eerste geval kun je de helft, tweederde<br />

of bijna de hele alvleesklier wegnemen en<br />

moet de patiënt levenslang medicijnen blijven<br />

slikken. In het tweede geval is het voldoende als<br />

je die lokale afwijking wegneemt. Dan geneest<br />

de patiënt volledig.”<br />

Kan het anders?<br />

Helaas is zo’n klein afwijkend bolletje in de<br />

alvleesklier bijzonder moeilijk te vinden. Bax:<br />

“Er bestaat eigenlijk maar één manier om het op<br />

te sporen. Je prikt van buitenaf door de lever<br />

een slangetje in het vaatstelsel van de alvleesklier.<br />

Door het slangetje stapje voor stapje op te<br />

schuiven en steeds opnieuw de insuline in het<br />

bloed te meten, kun je bepalen waar het bolletje<br />

ongeveer zit. Daarna is het met een tweede<br />

grote operatie te verwijderen.”<br />

De methode wordt uitsluitend in Frankrijk toegepast.<br />

En bovendien zitten er diverse nadelen<br />

aan vast. De baby moet minimaal vier weken<br />

oud zijn, waardoor kostbare tijd verloren gaat.<br />

De behandeling met medicijnen moet worden<br />

stopgezet om de metingen in de alvleesklier niet<br />

te verstoren en de baby ontvangt nogal wat<br />

röntgenstraling tijdens het onderzoek. Zou het<br />

ook anders, sneller, veiliger, beter kunnen, vroegen<br />

De Vroede en Bax zich af.<br />

Een ijsblokje<br />

Ja, dat kan. Met een kijkoperatie. Bax en De<br />

Vroede hebben er onlangs over gepubliceerd in<br />

‘Surgical Endoscopy’. Meer artikelen over de<br />

nieuwe methode staan op<br />

alvleesklier.<br />

Bij de<br />

twee baby’s<br />

die we op deze<br />

manier hebben<br />

behandeld, zagen we vrijwel<br />

onmiddellijk waar het afwijkende bolletje<br />

zat. Het had een licht afwijkende structuur.<br />

Duwden we ertegen, dan voelde het ook harder<br />

aan. Alsof er een ijsblokje in soepel weefsel zat.<br />

Daarna pelden we die ziekmakende insulinebron<br />

er meteen uit. In één kijkoperatie stellen we dus<br />

de diagnose en behandelen we de baby. Beide<br />

patiëntjes gaan inmiddels kerngezond door het<br />

leven.”<br />

Doof voor glucose<br />

Patiëntjes met zo’n lokale afwijking hebben een<br />

defect gen van de vader en een goed functionerend<br />

gen van de moeder gekregen. De Vroede:<br />

“Die combinatie levert geen problemen op,<br />

omdat het goede gen van de moeder voldoende<br />

is voor een gezonde alvleesklier. Maar in de cellen<br />

van dat kleine, afwijkende bolletje ontbreekt<br />

het goede gen van de moeder. We weten niet<br />

waardoor dat ontstaat, maar het resultaat is dat<br />

line uit de cellen vloeit,<br />

waardoor de glucosespiegel<br />

gaat dalen. Hoe<br />

verstoort dat defecte gen dat<br />

proces? De Vroede: “Door de sluizen<br />

van het kaliumkanaal permanent te<br />

sluiten. Op die manier krijgen die cellen voortdurend<br />

de opdracht om insuline te produceren. Ze<br />

zijn ‘doof’ geworden voor glucose, dus ook voor<br />

de alarmerend lage suikerspiegel in het babybloed.”<br />

Nieuw perspectief<br />

Met de nieuwe methode kan nu zonder zware<br />

ingrepen een duidelijk onderscheid worden<br />

gemaakt tussen een algemene en lokale afwijking<br />

in de alvleesklier. De lokale afwijking,<br />

die het meest voorkomt, werd vaak over het<br />

hoofd gezien. Bax: “De afwijking zit heel vaak<br />

in de kop van de alvleesklier. Meestal wordt het<br />

achterste stuk van de alvleesklier verwijderd.<br />

Dan haal je een gezond stuk weg en blijft het<br />

ziekmakende deel gewoon zitten.”<br />

De Vroede: “Dat zijn ook de meest dramatische<br />

gevallen. Die kinderen blijven sukkelen, worden<br />

geopereerd en verbeteren niet na de operatie.<br />

Ze moeten<br />

stapel. “Het is een hot<br />

topic”, zegt Bax. “In plaats<br />

>> De vergrotingsmogelijkheden van de endoscopie zijn essentieel opnieuw aan de<br />

medicijnen, lopen<br />

van de gebruikelijke grote, open operatie gaan<br />

we met een endoscoop naar binnen. We maken<br />

de alvleesklier vrij, zodat we die aan alle kanten<br />

goed kunnen bekijken en betasten.”<br />

De vergrotingsmogelijkheden van de endoscopie<br />

zijn daarbij essentieel. Bax: “We kijken met een<br />

vergroting van bijna twintig keer naar de<br />

het enige gen dat dan nog over is – het defecte<br />

gen van vader – de insulinesluizen wagenwijd<br />

open zet.”<br />

Als glucose in gezonde cellen van de alvleesklier<br />

terechtkomt, ontstaat er een keten van reacties.<br />

Kaliumkanalen gaan dicht, calciumkanalen gaan<br />

open enzovoort. Het eindresultaat is dat er insu-<br />

nog meer hersenschade op en uiteindelijk moet<br />

de hele alvleesklier eruit. Ze worden eindeloos<br />

behandeld, raken neurologisch beschadigd en<br />

ontwikkelen op termijn ook nog diabetes vanwege<br />

de verwijderde alvleesklier. Patiënten met<br />

een lokale afwijking krijgen door deze nieuwe<br />

kijkoperatie een aanzienlijk beter perspectief.”<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 17


tekst > Manou van de Zande<br />

Foutje<br />

foto > Chris Timmers, MTM<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 18


in kraakbeencode gekraakt<br />

Gen voor gewrichtsaandoening gevonden<br />

Een genetische afwijking zorgt al<br />

generaties lang voor een specifieke<br />

>> Klein zoekt klein<br />

gewrichtsaandoening binnen één familie.<br />

Alle leden van families waarin BHMED voorkomt zijn met zo’n 1 meter 63 een<br />

stuk kleiner dan de gemiddelde mens. De onderzoekers dachten dat die kortheid<br />

De zoektocht naar het afwijkende<br />

puur en alleen aan het afwijkende gen te wijten was, maar dat bleek niet zo te<br />

zijn. Ook gezonde broers en zussen van de patiënten waren korter dan gemiddeld.<br />

gen was monnikenwerk en had nog<br />

Kleine mensen zoeken kleine partners, was de simpele verklaring. Natuurlijk<br />

zijn er altijd uitzonderingen die de regel bevestigen, maar in de meeste gevallen<br />

langer geduurd als een radioloog, een<br />

wil een man een vrouw die zeker niet langer is dan hij, liefst nog een beetje<br />

kleiner.<br />

klinisch geneticus en een orthopeed<br />

Dick Lindhout: “Zo komt het dat de kinderen uit deze families die de aandoening<br />

níet hebben – de kans is immers vijftig procent – ook kleiner dan gemiddeld zijn.<br />

de handen niet ineen handen geslagen.<br />

Globaal kun je zeggen dat tweederde van de kortheid aan het afwijkende gen<br />

van de aangedane ouder is te wijten, en eenderde aan de lengtegenen van de<br />

kleingekozen maar gezonde andere ouder.”<br />

“Zo’n zes jaar geleden kwam ik in aanraking<br />

Hij geeft een hypothetisch voorbeeld: een man is door BHMED vijf centimeter<br />

met mensen die klein waren en klachten hadden<br />

korter dan de gemiddelde Nederlandse man. Hij gaat samenleven met een vrouw<br />

over hun gewrichten. Die verschijnselen bleken<br />

die ook klein van stuk is. Ze krijgen twee zonen, een met de aandoening, een<br />

in de familie te zitten.” Adriaan Mostert, orthopedisch<br />

zonder. Degene met is niet alleen korter door de aandoening, maar ook door de<br />

chirurg in Zwolle, promoveerde in<br />

lengtegenen van zijn moeder. Die twee invloeden bij elkaar opgeteld zorgen<br />

<strong>Utrecht</strong> op de zoektocht naar de genetische<br />

ervoor dat deze jongen zeven centimeter korter is. Zijn broer zonder BHMED is<br />

afwijking die de zeldzame skeletdysplasie<br />

door de genen van zijn kleine moeder twee tot drie centimeter korter. De jongen<br />

BHMED (Bilateral hereditary micro-epiphyseal<br />

met de aandoening zoekt ook een vrouw die bij zijn lengte past en hun kind<br />

dysplasia) veroorzaakt. De gewrichtsaandoening<br />

wordt mogelijk nog korter, misschien wel tien centimeter. “Uiteraard moet je<br />

lijkt alleen bij deze ene familie voor te komen.<br />

deze getallen corrigeren met het feit dat we in Nederland met z’n allen steeds<br />

De heup- en kniegewrichten zijn al op jonge<br />

langer worden, maar over de generaties heen worden deze familieleden dus niet<br />

leeftijd aan slijtage onderhevig. Patiënten<br />

alleen korter door de afwijking, maar ook doordat kort met kort trouwt.”<br />

moeten soms tussen hun dertigste en veertigste<br />

Weinig genetische onderzoekers houden rekening met partnerkeuze; ze gaan<br />

levensjaar al geopereerd worden. Rond hun<br />

ervan uit dat die keuze willekeurig is. Maar daar moeten ze juist altijd rekening<br />

vijfenvijftigste zijn ook de schoudergewrichten<br />

mee houden, vindt Lindhout. “Ziektebeelden kunnen invloed hebben op de partnerkeuze,<br />

aan de beurt.<br />

dat zie je in dit geval heel duidelijk. Genetische onderzoekers moeten<br />

“De levensvreugde van deze patiënten is een stuk<br />

niet allen secuur labwerk doen en inventief zijn, maar ook hun gezond verstand<br />

minder”, zegt Mostert. “Lang lopen gaat niet,<br />

gebruiken.”<br />

en hun grote gewrichten – heupen, knieën en<br />

schouders – slijten snel. Ze kunnen niet zonder<br />

pijnmedicatie.”<br />

De orthopedisch<br />

>> Weinig genetische onderzoekers houden rekening met partnerkeuze<br />

chirurg vervangt uiteindelijk<br />

alle grote, versleten gewrichten, en de<br />

fysiotherapeut maant tot beweging-met-beleid Familieachtergrond<br />

al niet naar de familieachtergrond. Terwijl daar<br />

maar verbiedt belastende sporten. Het begeleiden<br />

“Orthopedie is in principe een mechanisch vak heel vaak de oorsprong van de aandoening ligt.<br />

van kinderen hoort ook bij de behandeling en in de eerste plaats bedoeld om met hulp-<br />

Artrose, bijvoorbeeld, is vaak genetisch bepaald.”<br />

van BHMED-patiënten. Zij kunnen bijvoorbeeld middelen, operatieve interventies en nieuwe Mostert wilde verder kijken dan zijn neus lang<br />

niet goed meedoen met gym en zijn door hun gewrichten het bewegingsapparaat weer goed was en maakte een stamboom van deze BHMEDfamilie,<br />

uitzonderlijke aandoening al gauw het buitenbeentje<br />

te laten werken. De doorsnee orthopeed bekijkt<br />

die zo’n vier tot vijf generaties besloeg.<br />

in de klas.<br />

per geval wat er aan de hand is en vraagt meest-<br />

Met behulp van historische gegevens van<br />

zijn<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 19


Normaal bekken.<br />

Bekken met afgeplatte heupkoppen door BHMED.<br />

vakgenoot Elsbach, die de ziekte in 1959 voor<br />

het eerst beschreef, bracht Mostert uiteindelijk<br />

279 mensen in kaart. “Een heel brede stamboom,<br />

er kwamen zelfs families uit Duitsland<br />

over. Het frappante was dat al deze mensen hetzelfde<br />

verhaal over de oorsprong van de aandoening<br />

kenden: een verre voorvader<br />

matrilin-3, dat de kraakbeenaanmaak codeert.<br />

Mostert: “Kraakbeenaanleg kun je vergelijken<br />

met het bouwen van een muur: dat doe je met<br />

rechthoekige stenen. Bij gezonde mensen is<br />

kraakbeen opgebouwd uit die rechthoekige<br />

stenen, maar bij mensen met een verkeerd werkend<br />

die een genenpatroon bij een al lang bestaand<br />

ziektebeeld willen vinden, zijn soms aangewezen<br />

op oude medische dossiers of publicaties.<br />

Door informatie van tientallen jaren terug kunnen<br />

misverstanden ontstaan, wat ook bij<br />

Mosterts onderzoek het geval was. Elsbach,<br />

de arts die de<br />

was ooit in Nederlands-Indië gebeten<br />

door een krokodil, en sindsdien zou de<br />

>> Een afgeplatte heupkop in plaats van een mooie ronde aandoening in<br />

1959 voor het<br />

gewrichtsziekte in de familie zitten.” Een broodje-aap-verhaal,<br />

denkt Mostert, maar wel zo mooi<br />

dat een vervaarlijk opengesperde krokodillenmuil<br />

de kaft van zijn proefschrift siert.<br />

De stamboom was het startpunt voor een multidisciplinair<br />

onderzoek: klinisch, radiologisch en<br />

genetisch. “Piet Dijkstra, een enthousiaste radioloog,<br />

zag op de röntgenfoto’s die her en der van<br />

aangedane familieleden waren gemaakt veel<br />

meer dan de ‘eigen’ radiologen van deze patiënten”,<br />

vertelt Mostert. “Bijvoorbeeld een afgeplatte<br />

heupkop in plaats van een mooie ronde<br />

zoals het hoort. Door Dijkstra’s observaties kregen<br />

we meer zekerheid over wie van de familie de<br />

aandoening écht had, want alleen op basis van<br />

de klinische beschrijving kon ik dat niet altijd<br />

met zekerheid zeggen. Voordat genetici aan tijdrovend<br />

DNA-onderzoek beginnen, moeten ze<br />

zeker weten dat er in het onderzoeksmateriaal<br />

– buisjes bloed van de familieleden – ook iets te<br />

vinden is.”<br />

Kraakbeencode<br />

In het genetisch lab van het Erasmus MC in<br />

Rotterdam werd het genetisch materiaal van<br />

achttien mensen met en achttien mensen zonder<br />

de aandoening naast elkaar gelegd. Alle mensen<br />

kwamen uit dezelfde familie. De afwijking die<br />

BHMED veroorzaakt bleek te zitten in het gen<br />

matrilin-3-gen bestaat de helft uit drie-<br />

hoekige stenen. Met die mengeling van vormen<br />

kun je wel een muur bouwen, maar die is veel<br />

minder stevig.”<br />

Matrilin-3 is een autosomaal dominant gen, wat<br />

betekent dat de doorgeefkans een op twee is.<br />

De genvondst betekent dat BHMED nu officieel<br />

een aparte skeletdysplasie is en geen ‘gewone’<br />

MED (micro-epiphyseal dysplasia), waarmee zij<br />

tot nu werd verward. “Er zijn inderdaad veel<br />

overeenkomsten, maar ook duidelijke verschillen”,<br />

licht Mostert toe. “Typisch voor beide<br />

aandoeningen zijn bijvoorbeeld de korte handbotjes,<br />

maar alleen stompe vingertoppen zijn<br />

typisch voor MED.” Beide dysplasievormen zijn<br />

zeldzaam: gemiddeld zorgt elk Nederlands ziekenhuis<br />

voor één MED-patiënt.<br />

Genetisch patroon<br />

De zoektocht naar de genafwijking heeft uiteindelijk<br />

tweeënhalf jaar geduurd. Dick Lindhout,<br />

Mosterts promotor en hoogleraar medische<br />

genetica: “Een ziektebeeld aan een genetisch<br />

patroon koppelen is vaak ingewikkeld en tijdrovend.<br />

Dit soort uitgebreid genonderzoek lijkt<br />

inmiddels alledaags maar bedenk wel: in 1980<br />

werd voor het eerst een ziekte-gen ontdekt, en<br />

pas drie jaar geleden is 96 procent van het menselijk<br />

genoom in kaart gebracht.” Onderzoekers<br />

eerst noemde, had een grote tak van de familie<br />

verkeerd ingeschat – die had wel de symptomen,<br />

maar niet de aandoening. “Dat zorgde voor vertraging<br />

bij het onderzoek”, aldus Lindhout.<br />

Volgens de klinisch geneticus is onderzoek waarin<br />

verschillende disciplines een even grote rol<br />

spelen de blauwdruk voor al het toekomstige<br />

genetische onderzoek. “In je eentje aan de gang<br />

gaan en de Nobelprijs winnen is volgens mij iets<br />

van het verleden. Lab en kliniek moeten nauw<br />

samenwerken. Fundamenteel onderzoek moet<br />

uiteraard niet worden verwaarloosd, maar als<br />

je tijdens het onderzoek moet kiezen tussen<br />

puur weten en iets dat in het voordeel van de<br />

patiënt zou kunnen zijn, moet je voor het laatste<br />

kiezen.”<br />

Resultaten van MRI-scans, röntgenfoto’s, secure<br />

beschrijvingen van een ziektebeeld, onderzoek<br />

van operatieweefsel – al die zaken samen zorgen<br />

voor beter resultaat dan afzonderlijk, vindt<br />

Lindhout. “Hier in het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> bijvoorbeeld<br />

werken neurowetenschappers en klinische<br />

genetici nauw samen. Ook de informatie uit<br />

Mosterts onderzoek kan waardevol zijn voor<br />

epidemiologen die met andere reumatische aandoeningen<br />

bezig zijn, aandoeningen die pas op<br />

zestig- of zeventigjarige leeftijd de kop opsteken.<br />

Misschien kunnen zij op deze manier ook zo’n<br />

genvariant vinden.”<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 20


Varken is ideaal mengvat<br />

tekst > Joost van der Gevel<br />

foto > Chris Timmers, MTM<br />

voor levensgevaarlijk griepvirus<br />

Nederland bakermat volgende wereldwijde griepepidemie?<br />

De virusbarrière in de longen van varkens<br />

is superieur aan die van mensen<br />

en kippen. Een mogelijk neveneffect<br />

is dat verschillende soorten griepvirussen<br />

lang in die longen blijven<br />

hangen, waardoor ze makkelijk ziekmakende<br />

eigenschappen van elkaar<br />

overnemen. Een ideale kweekvijver<br />

voor nieuwe griepvarianten die<br />

miljoenen slachtoffers kunnen maken.<br />

Het griepvirus is een kameleon. Het verandert<br />

snel van gedaante waardoor antistoffen die zijn<br />

aangemaakt na een eerdere infectie, het niet<br />

meer herkennen. Ze beschermen nog maar<br />

gedeeltelijk tegen het virus en het lichaam moet<br />

opnieuw de strijd aanbinden. Soms verandert<br />

het virus zelfs zo sterk, dat er een vrijwel nieuwe<br />

variant ontstaat waartegen geen kruid is gewassen.<br />

Dan kan er een epidemie uitbreken zoals de<br />

Spaanse griep van 1918, die twintig tot veertig<br />

miljoen slachtoffers maakte.<br />

Die veranderlijkheid van het virus berust op<br />

mengtechnieken. Het virus leent eigenschappen<br />

van andere griepvirussen waardoor oneindig<br />

veel variaties mogelijk worden. Het varken is<br />

daarvoor een ideaal mengvat. Varkens worden<br />

nauwelijks ziek van griep, maar raken wel<br />

gemakkelijk besmet met de griepsoorten<br />

die bij mensen, vogels en andere diersoorten<br />

voorkomen. Ze lopen lang<br />

met die verschillende virussen in<br />

hun lichaam rond, waardoor die<br />

zich in varkens kunnen vermengen<br />

tot nieuwe, dodelijke varianten<br />

voor de mens. Ook de Spaanse griep is<br />

waarschijnlijk uitgebroed in varkens.<br />

Suiker vangt virus<br />

Biochemicus Martin van Eijk vond tijdens zijn<br />

promotieonderzoek bij de faculteit diergeneeskunde<br />

een verklaring voor dit fenomeen.<br />

Voordat een virus de luchtwegen binnendringt<br />

moet het een aantal barrières overwinnen.<br />

Eiwitten in de longen beschermen tegen binnendringende<br />

ziekteverwekkers door aan ze te<br />

binden. Ze planten zichzelf als een vlag op het<br />

virus, waarna de opruimploeg van witte bloedcellen<br />

het virus snel kan herkennen en opruimen.<br />

Van Eijk: “Het surfactanteiwit D (SP-D) is<br />

zo’n bindend eiwit, maar dit heeft bij varkens<br />

andere eigenschappen dan de vergelijkbare<br />

eiwitten bij mensen en andere diersoorten. Het<br />

varkens SP-D heeft een extra suikermolecuul<br />

waardoor het veel beter bindt aan het influenza<br />

A virus – het griepvirus.”<br />

Dat extra suikermolecuul maakt het varkenseiwit<br />

superieur aan de menselijke eiwitten en die van<br />

andere diersoorten. Het is zo effectief dat varkens<br />

veel minder ziek worden van griep,<br />

mogelijk omdat er maar heel weinig<br />

virus voorbij die eerste barrière<br />

komt. Het varken maakt daardoor<br />

echter nauwelijks antistoffen aan,<br />

een afweerreactie die essentieel<br />

is om het virus definitief<br />

op te ruimen. Virussen<br />

die het surfactanteiwit ontlopen,<br />

blijven daardoor veel langer<br />

in de longen van de varkens zitten. Vaak<br />

in gezelschap van allerlei – ook niet verwijderde<br />

– soortgenoten waar ze zich naar hartelust mee<br />

kunnen vermengen.<br />

Grieperige kippen<br />

Na de ruimingen vanwege varkenspest en vogelpest<br />

telt Nederland nog altijd zo’n elf miljoen<br />

varkens en zo’n tachtig miljoen kippen. Is het<br />

slechts een kwestie van tijd, voordat Nederlandse<br />

varkens een poldervariant ‘uitbroeden’<br />

van de Spaanse griep?<br />

Van Eijk: “De ingrediënten voor een dergelijk<br />

doemscenario zijn aanwezig: grote aantallen<br />

varkens, kippen en mensen, dicht op elkaar.<br />

Bij de uitbraak van de vogelpest dit voorjaar<br />

werd het gevaar van met vogelpestvirus besmette<br />

varkens ook onderkend. Varkens werden<br />

gescreend op vogelpest en tijdelijk gold een<br />

vervoersverbod om een nieuwe, voor de mens<br />

uiterst gevaarlijke virusvariant voor te zijn. Dat<br />

het met een sisser afliep, doet niets af aan die<br />

risico’s. Alle experts zijn het erover eens dat het<br />

er niet om gaat óf er een nieuwe grieppandemie<br />

ontstaat, maar wánneer.”<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 21


tekst > Joost van der Gevel<br />

foto > Chris Timmers, MTM<br />

Bacterie-injectie tegen pancreas<br />

Onderzoek met probiotica tegen alvleesklierinfecties<br />

Bijna de helft van de patiënten met een geïnfecteerde pancreasnecrose overlijdt. Kan een melkzuurbacterie<br />

deze levens redden? Marc Besselink over het regisseren van een heilzame, bacteriologische strijdwijze.<br />

Patiënten met galstenen hebben een kleine kans<br />

op een acute pancreatitis, een ontsteking van de<br />

alvleesklier. Ineens blokkeert een galsteentje de<br />

uitgang van de alvleesklier waardoor galzouten<br />

en alvleesklierenzymen zitten opgesloten, met<br />

een ontsteking als gevolg. Bijna driekwart van<br />

de jaarlijkse 2500 alvleesklierontstekingen in<br />

Nederland ontstaat op deze manier. Als de blokkade<br />

snel verdwijnt, valt de schade mee: bij tachtig<br />

procent van de patiënten gaat de alvleesklierontsteking<br />

na een paar dagen vanzelf over.<br />

Een op de vijf krijgt echter necrose. Enzymen uit<br />

>><br />

Landelijk onderzoek<br />

Onder leiding van hoogleraar chirurgie<br />

Hein Gooszen en hoogleraar gastro-intestinale<br />

fysiologie Louis Akkermans wordt<br />

het probiotica-onderzoek uitgevoerd in alle<br />

academische en vijf perifere ziekenhuizen.<br />

Ook Wageningen Universiteit en een<br />

probioticaproducent werken eraan mee.<br />

Het onderzoek wordt gesubsidieerd door<br />

het ministerie van Economische Zaken.<br />

Voor meer informatie: www.pancreatitis.nl<br />

de alvleesklier lekken dan naar buiten en doden<br />

het weefsel rond het orgaan. Vroeger werd een<br />

patiënt met necrose direct geopereerd, maar<br />

twintig jaar geleden werd ontdekt dat alleen<br />

patiënten met een infectie in de necrose grote<br />

kans lopen te overlijden. Sindsdien wordt uitsluitend<br />

geopereerd als er werkelijk een infectie bijkomt.<br />

Dat gebeurt bij een op de drie patiënten<br />

met een necrose. De kans op overlijden is dan<br />

echter al veertig procent. Arts-onderzoeker Marc<br />

Besselink: “Als je moet opereren ben je dus<br />

eigenlijk al te laat.”<br />

Zwarte smurrie<br />

“Pancreasnecrose is een taaie, stinkende, zwarte<br />

smurrie, als rottend gras in een biobak”, vertelt<br />

Besselink. “De pancreasenzymen lekken achter in<br />

de buik naar beneden en verwoesten alles wat ze<br />

tegenkomen. Vorig jaar troffen we bij een man<br />

zelfs geïnfecteerd dood weefsel aan rond zijn<br />

testikels: zover kunnen die spijsverteringsenzymen<br />

zich een weg banen. Patiënten met zo’n geïnfecteerde<br />

pancreasnecrose liggen maanden op de<br />

IC en het enige wat wij kunnen doen, is steeds<br />

weer het nieuw geïnfecteerde weefsel wegsnijden<br />

of wegspoelen. Sommige patiënten worden<br />

wel veertig keer geopereerd.”<br />

Necrose is zichtbaar op een CT-scan. Besselink:<br />

“Wordt een patiënt met pancreatitis zieker, dan<br />

is er waarschijnlijk een infectie bij gekomen. Dat<br />

vermoeden wordt bevestigd door een naaldpunctie<br />

of luchtbelletjes die je op een CT-scan<br />

ziet. Die belletjes worden door bacteriën uitgescheiden.”<br />

De boosdoeners die de infectie veroorzaken<br />

zijn meestal afkomstig uit de darmen.<br />

Bij een alvleesklierontsteking komt de darmmotoriek<br />

stil te liggen, waardoor de darmflora<br />

uit balans raakt. Er ontstaat een explosieve groei<br />

van bacteriën, waardoor ze ook de omliggende<br />

gebieden gaan opzoeken en koloniseren. Een<br />

infectie van de ontstoken alvleesklier ligt dan op<br />

de loer.<br />

Voor of tegen?<br />

Om infectie van een pancreasnecrose te voorkomen,<br />

werd tot nu toe drie weken antibiotica<br />

gegeven. Besselink: “Dit lijkt niet de juiste weg.<br />

Een groot Duits onderzoek laat zien dat het<br />

merendeel van de necrosepatiënten geen baat<br />

heeft bij een antibioticabehandeling.” Met antibiotica<br />

selecteer je bovendien resistente bacteriën.<br />

Doordat veel bacteriestammen het loodje<br />

leggen, krijgen de resistente stammen en schimmels<br />

alle ruimte. Besselink: “Voor pancreatitis<br />

zijn antibiotica dus waarschijnlijk niet de toekomst.”<br />

Besselink gaat nu een onderzoek doen naar het<br />

effect van probiotica op infectie van een pancreasnecrose.<br />

Herstel van de balans in de darmflora<br />

voorkomt misschien dat de bacteriën uit de<br />

darm kruipen en er een infectie ontstaat.<br />

Proeven met probiotica bij ratten en mensen<br />

geven sterke aanwijzingen in die richting.<br />

Besselink. “Als je tussen slechte darmbacteriën<br />

een druppel probiotica gooit, zie je die druppel<br />

‘groeien’. De probiotica nemen de voedingsstoffen<br />

op, waardoor de andere bacteriën misgrijpen,<br />

niet kunnen groeien en uiteindelijk worden<br />

verdrongen.”<br />

Zes stammen<br />

Veel probiotica zijn melkzuurbacteriën, vooral<br />

lactobacillen. Deze lactobacillen overleven het<br />

maagzuur en komen ongeschonden in de darmen<br />

terecht, waar ze de slechte bacteriën kunnen<br />

verdringen. Bovendien zetten ze menselijke cellen<br />

aan tot het maken van cytokinen, regelstofjes<br />

van het immuunsysteem. Per bacteriestam<br />

zijn dat verschillende cytokinen. Zo stimuleert de<br />

ene stam bijvoorbeeld de productie van ontstekingsremmende<br />

stoffen, terwijl een andere stam<br />

menselijke cellen juist aanzet tot het maken van<br />

ontstekingsbevorderende stoffen. “In het laboratorium<br />

zien we dat het effect van de verschillende<br />

probiotica enorm uiteenloopt”, vertelt<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 22


infectie<br />

>><br />

Probiotica tegen<br />

eczeem<br />

Besselink. “Daarom moet je ze selecteren op hun<br />

werking. Elk ziektebeeld vraagt om een eigen,<br />

unieke probioticacocktail.”<br />

Voor het onderzoek zijn zes melkzuurbacteriestammen<br />

geselecteerd met de gewenste remming.<br />

Ze remmen de groei van de bacteriestammen<br />

die de infectie in pancreatitis veroorzaken<br />

en bevorderen de aanmaak van bepaalde ontstekingsremmende<br />

cytokinen. Bovendien hechten<br />

ze goed aan de darmwand en groeien ze snel.<br />

De ‘Yakultstam’ zit er overigens niet bij. De bacteriecocktail<br />

in poedervorm moet de veroorzakers<br />

van infecties in de alvleesklier kunnen terugdringen<br />

en zo een geïnfecteerde pancreasnecrose<br />

voorkomen. Patiënten met een alvleesklierontsteking<br />

die een grote kans hebben op necrose,<br />

krijgen preventief het bacteriehapje. “Omdat de<br />

bacteriële overgroei snel begint na necrose,<br />

beginnen we meteen met de toediening”, verklaart<br />

Besselink. “Eigenlijk gebruiken we de<br />

concurrentiestrijd tussen bacteriën om het<br />

infectierisico bij pancreatitis terug te dringen.<br />

Slaagt die ‘biologische oorlogsvoering’, dan zijn<br />

er nog veel meer toepassingen mogelijk.”<br />

Probiotica kunnen mogelijk veel verschillende<br />

toepassingen krijgen. In The Lancet<br />

verscheen in 2001 een publicatie over Fins<br />

probiotica-onderzoek onder honderdvijftig<br />

zwangere vrouwen met eczeem in de naaste<br />

familie. Ze kregen gedurende twee tot<br />

drie weken een probioticum of een placebo.<br />

Na de geboorte gebruikten moeder en<br />

kind het probioticum nog zes maanden. Na<br />

twee jaar had de groep probiotica-kinderen<br />

de helft minder eczeem. Afgelopen<br />

zomer publiceerde dezelfde onderzoeksgroep<br />

opnieuw in The Lancet, ook vier jaar<br />

na de geboorte komt in de probioticumgroep<br />

nog steeds veertig procent minder<br />

eczeem voor.<br />

l nr 6 <strong>december</strong> <strong>2003</strong> l 23


S T E L L I N G<br />

Hormonen<br />

voor de hersenen<br />

tekst > Joost van der Gevel, foto > Chris Timmers, MTM<br />

Een tekort aan testosteron tast het<br />

verstand aan door de verhoogde<br />

kans op hart- en vaatziekten<br />

Promovendi leveren bij hun<br />

proefschriften vaak een aantal<br />

stellingen. Klinisch geriater-inopleiding<br />

Majon Muller licht een<br />

van haar stellingen toe.<br />

“<br />

Een lage testosteronspiegel tast de bloedvaten<br />

aan, de vaatwanden worden er dikker van.<br />

In 1996 en 2000 hebben we bij ongeveer tweehonderd<br />

mannen tussen de zeventig en negentig<br />

jaar de vaatwanddikte gemeten. De mannen met<br />

het laagste testosterongehalte hadden een acht<br />

keer dikkere vaatwand dan de andere mannen.<br />

Zo’n dikkere vaatwand vergroot de kans op harten<br />

vaatziekten. Bovendien lijkt die lage testosteronspiegel<br />

samen te hangen met een hoog cholesterol,<br />

een hoge bloeddruk, diabetes en het metabool<br />

syndroom.<br />

Door aderverkalking worden bijvoorbeeld ook de<br />

vaten in je hersenen nauwer. Daardoor vermindert<br />

de doorbloeding en krijgt het hersenweefsel minder<br />

zuurstof. Hierdoor kunnen je hersenfuncties<br />

verminderen. Dat is ook te zien bij patiënten. Ze<br />

Heilzaam testosteron<br />

Het verband met cognitie hebben we onderzocht<br />

bij vierhonderd mannen tussen de veertig en de<br />

tachtig jaar oud. We hebben ze verdeeld in een<br />

groep die hart- en vaatziekten had, een groep met<br />

stijvere en verdikte vaatwanden en een groep zonder<br />

tekenen van hart- en vaatziekten. De eerste en<br />

de tweede groep scoorden slechter op visuele<br />

geheugentesten. Mannen met een grotere kans op<br />

hart- en vaatziekten reageerden bovendien veel<br />

trager. Dit kan overigens ook worden veroorzaakt<br />

door een ongezonde levensstijl, want die heeft ook<br />

invloed op de kans op hart- en vaatziekten. Roken,<br />

te veel drinken en te weinig bewegen maakt je<br />

dom.<br />

Te weinig testosteron heeft bovendien een direct<br />

effect op je geheugen en hersenfuncties. In hersencellen<br />

wordt testosteron omgezet in oestrogeen,<br />

>> Roken, te veel drinken en te weinig bewegen maakt je dom<br />

dat een beschermende<br />

werking heeft tegen<br />

leggen minder snel verbanden en hun geheugen<br />

verslechtert. Ook de ziekte van Alzheimer en andere<br />

vormen van dementie beginnen met het trager<br />

worden van begrip en vermindering van het geheugen.<br />

Zowel het testosteronniveau als risicofactoren<br />

voor hart- en vaatziekten hebben een verband met<br />

dementie.<br />

de ziekte van Alzheimer. Een laag testosterongehalte<br />

betekent dus een minder goede bescherming<br />

tegen deze ziekte. Als je mensen wilt beschermen<br />

tegen geheugenverlies en dementie, moet je dus<br />

niet alleen proberen de kans op hart- en vaatziekten<br />

te verminderen. Je moet ook onderzoeken of je<br />

”<br />

het testosterongehalte op peil kunt houden.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!