05.05.2013 Views

Planmatig Kruisen met Melkvee - Verantwoorde Veehouderij

Planmatig Kruisen met Melkvee - Verantwoorde Veehouderij

Planmatig Kruisen met Melkvee - Verantwoorde Veehouderij

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Basispopulaties en praktijkvoorbeelden<br />

(Bijma et al. 2005 : 5 - 26): “Het goed begrijpen en definiëren van de basispopulatie is<br />

cruciaal voor diermodellen” 14 (mijn vertaling RB 2007). Omdat het grootste deel van de<br />

gebruikskruisingen plaatsvindt <strong>met</strong> buitenlandse rassen en omdat ook de rassen, die bij het<br />

begin van dit onderzoek in het netwerk participeren, buitenlandse rassen zijn, is het voor het<br />

maken van een goede vergelijking, belangrijk de basispopulatie van de kruisingsrassen goed<br />

te analyseren. De gebruikte stieren van de rassen die nu in het netwerk zitten, zijn namelijk<br />

zelden Nederlands gefokt.<br />

Volgens Booij (2006 : 82) is in Nieuw Zeeland 40% van de totale melkvee populatie gekruist.<br />

Het is een buitengewoon interessante situatie omdat Nieuw Zeeland geen quotum kent. Dat is<br />

een situatie waar de Europese Unie ook naar toe wil. Er zou dus gesteld kunnen worden dat de<br />

situatie in Nieuw Zeeland in sommige opzichten te vergelijken is <strong>met</strong> de situatie in Nederland<br />

over 30 jaar. De koe die daar op dit moment goed functioneert, kan dus de koe zijn, die over<br />

30 jaar in Nederland goed functioneert.<br />

Wolleswinkel (2004) meldt ook een groot aandeel van gekruiste koeien in de Nieuw<br />

Zeelandse melkveehouderij. In Nieuw Zeeland wordt veel waarde gehecht aan sterke,<br />

vruchtbare koeien. Dat zijn eigenschappen, waar het in de Nederlandse melkveehouderij aan<br />

ontbreekt 15 . Uit de enquête zijn vergelijkbare conclusies te trekken. Vooral levensproductie,<br />

vruchtbaarheid en klauwgezondheid zijn redenen om over te gaan op een ander ras dan HF en<br />

helemaal geen HF stieren meer te gebruiken.<br />

Dat er in verschillende landen zuivere populaties van diverse rassen gehouden worden, is<br />

goed voor de mogelijkheden voor de selectie van zowel de individuele veehouder als de k.i.<br />

stations. “Bewust kan er variatie ontstaan wanneer van land tot land door k.i. verenigingen en<br />

individuele fokkers niet precies dezelfde accenten worden aangebracht bij het nastreven van<br />

het fokdoel” (Stapel 1998 : 179). Een wijzigend inzicht of wijzigende omstandigheden<br />

kunnen bepaalde eigenschappen weer interessant maken, die anders verloren zouden zijn<br />

gegaan als ze niet op andere plaatsen wel bewaard zouden zijn gebleven. Van Arendonk et al.<br />

(2005 : 1 -9): “De argumenten vóór het behoud van diversiteit in dieren zijn, dat we niet<br />

weten wat voor dieren we in de toekomst nodig hebben en dat we daarom de bestaande<br />

genetische diversiteit moeten bewaren.“(mijn vertaling RB 2007) Voor succesvol kruisen is<br />

het dus ook van belang dat er sterke zuivere basispopulaties zijn, die sterk van elkaar<br />

verschillen om op wijzigende omstandigheden in te kunnen spelen.<br />

Zowel Van Arendonk et al. (2005) als Bijma et al. (2005) komen tot de conclusie dat<br />

diversiteit een belangrijke voorwaarde is voor selectie, want als de diversiteit wegvalt, valt<br />

ook de mogelijkheid andere eigenschappen in te zetten weg. In die zin is het maar goed dat er<br />

nog heterogeniteit bestaat in de veehouderijsystemen in de wereld. Op deze manier houden de<br />

dieren hun genen breed en kunnen de dieren nog gefokt (lees: aangepast) worden op de<br />

nieuwe omstandigheden. Zo melden Van Arendonk et al. (2005 : 9 - 4) dat het succes van<br />

selectie onder andere afhangt van de genetische diversiteit binnen de populatie op het gebied<br />

van een te verbeteren eigenschap. Hoe meer diversiteit, hoe efficiënter de aan te brengen<br />

verbetering ten opzichte van het gemiddelde van de populatie op die eigenschap.<br />

14 Hierbij doelt Bijma in eerste instantie op het juist inschatten van de fokwaarden van bepaalde populaties en<br />

individuen zodat er gericht gewerkt kan worden. Hoe meer goede en betrouwbare gegevens er zijn van een dier,<br />

hoe beter er geselecteerd kan worden.<br />

15 Deze constatering is een constatering van de auteur op basis van het jarenlang doornemen van vakbladen,<br />

discussies <strong>met</strong> collega’s en het werk op diverse melkveehouderijen in binnen- en buitenland.<br />

25

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!