Kampen van Rooms-Katholiek tot Calvinistisch - Historisch Centrum ...
Kampen van Rooms-Katholiek tot Calvinistisch - Historisch Centrum ...
Kampen van Rooms-Katholiek tot Calvinistisch - Historisch Centrum ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
KAMPEN VAN ROOMS-KATHOLIEK<br />
TOT CALVINISTISCH<br />
VAN ONGEVEER 1530 TOT ONGEVEER 1580<br />
DOOR<br />
s. ELTE.<br />
INLEIDING.<br />
Dr. J. de Hullu gaf in zijn Bescheiden betreffende de Hervorming<br />
in Ooerijssel+], na een brede inleiding over het middeleeuwse<br />
Deventer, de geschiedenis <strong>van</strong> de opkomst der Hervorming<br />
in die stad, waarin speciaal de Doperse tijd (1522-<br />
1546) behandeld werd. In zijn Bijdrage <strong>tot</strong> de geschiedenis der<br />
Hervorming te Deventer behandelde hij achtereenvolgens de<br />
tijdperken 1550-1566 2 ) en 1567-15753). Voor Zwolle beschreef<br />
ik zelf de Godsdienstige conflicten in het tijdperk <strong>van</strong><br />
1530 <strong>tot</strong> 1580 in deze Verslagen en mededelingen (1936); het<br />
bronnenmateriaal werd uitgegeven in de Bijdragen en mededelingen<br />
<strong>van</strong> het <strong>Historisch</strong> Genootschap te Utrecht in 1937.<br />
Hier volgt nu een overzicht <strong>van</strong> wat in <strong>Kampen</strong> in het zelfde<br />
tijdvak zich heeft afgespeeld.<br />
<strong>Kampen</strong> wijkt wel merkwaardig af <strong>van</strong> Deventer en Zwolle<br />
wat zijn geestelijke ontwikkeling betreft. De laatstgenoemde<br />
steden zijn in de latere middeleeuwen beroemd geworden door<br />
de merkwaardige geestelijke renaissance die gekarakteriseerd<br />
is door het begrip MODERNE DEVOTIE, met figuren als Geert<br />
1) Uitgave onzer Vereniging (1899).<br />
2) Archse] Aal·tsbisdom Utl·echt, 43e deel (1917), blz. 257-338.<br />
3) Neâerl. archse] voor kerlcçeschieâens« N.S. XXX (1938), blz. 167 .<br />
--241.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
62<br />
Grote, Floris Radewijnsz; in de stichting/<strong>van</strong> het Meester<br />
Geertshuis en de Broederschap des Gemenen Levens, voor Deventer;<br />
met de kloosters Windesheim en Agnietenberg (Berqklooster<br />
) bij Zwolle, met de bloei hier <strong>van</strong> de stadsschoolonder<br />
de leidinq <strong>van</strong> Johannes Cele en de fraterhuizen die daaraan<br />
annex waren; met figuren als Thomas à Kempis,' Wessel<br />
Gansfort en anderen. In <strong>Kampen</strong>, toch zo dicht bij Zwolle qe-.<br />
legen, bemerken wij niets daar<strong>van</strong>. <strong>Kampen</strong> is vooral handelsstad,<br />
Hansestad; misschien was het te materialistisch geïnjecteerd<br />
om zich met deze geestelijke stromingen bezig te houden.<br />
Toch is de stad wel een belangrijk centrum. Over <strong>Kampen</strong> in<br />
zijn bloeitijd als handelscentrum schreef Dr. E. Rijpma zijn<br />
proefschrift. Ook een vorige archivaris <strong>van</strong> de stad, Mr. Nanninga<br />
Llitterdijk, heeft veel wetenswaardigs uit de archieven<br />
. geput en uitgegeven.<br />
Natuurlijk is het in de middeleeuwen niet zo" dat er in een<br />
stad geen geestelijk leven was. De kerk zorgde daar wel voor.<br />
Er zijn behalve de twee hoofdkerken, de Nicelaas- of Boven-<br />
'kerk en de O. 1. Vi-Kerk of Buitenkerk. natuurlijk ook kloosters,<br />
voor mannen zowel als voor vrouwen. Er is. in <strong>Kampen</strong><br />
ook een latijnse school, die de elementaire wetenschap geeft .'<br />
die nodig is .voor aanstaande' geestelijken en studenten, Het .,__.;'.
diverse oude registers uit het archief <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong>; de welwillende<br />
medewerking <strong>van</strong> de heer Don, de archivaris, zij hier<br />
expresselijk gememoreerd; wijlen mej. Wekker blijft in deze<br />
in dankbare herinnering.<br />
Het spreekt <strong>van</strong>zelf, dat in de eeuwen die aan het hier behandelde<br />
tijdperk vooraf gaan, er wel het een en ander is opgetekend,<br />
wat in godsdienstig opzicht waard is om onthouden<br />
. te worden. Zo kwam in 1481 een Johan <strong>van</strong> Poyerlo of <strong>van</strong><br />
Herenthals met valse aflaatbullen in <strong>Kampen</strong>, volgens welke hij<br />
het recht. zou hebben, aflaten te verstrekken. Hij schonk deze<br />
aflaten aan kerken en kloosters .- natuurlijk tegen betaling .en<br />
verkocht ook hout, dat naar zijn zeggen <strong>van</strong> het Heilig<br />
Kruis afkomstig was. Het bedrog kwam uit en nog in hetzelfde<br />
jaar werd hij met het zwaard onthoofd 5).<br />
Dat zulk vroom bedrog. wel meer voorkwam en' ook door<br />
velen wel als zodanig werd erkend, lezen we in een der Col-<br />
..loquia <strong>van</strong> Erasmus 6); hij vertelt daarin, dat als men al het<br />
hout, dat zogenaamd <strong>van</strong> het kruis afkomstig is en in kerken<br />
en kloosters als reliquieën bewaard wordt, bijeen voegde, men<br />
wel een schip daarmee zou kunnen laden.<br />
In 1489 werd blijkens het "Oorvedeboek" een zekere Hen-<br />
','" ':"". dek Hermansz ten Broeckhuus opgehangen, die bekende, dat<br />
.,hij een sleutel had gemaakt voor de monnik Hoesden. waarmee<br />
deze monnik omstreeks 1000 gulden <strong>van</strong> het klooster Sibkelo<br />
had gestolen. 'Hendrick had daarvoor natuurlijk een beloning<br />
gekregen ook voor de hulp en de goede raad die hij .aan Hoesden<br />
had gegeven. Wel acht of tien keer bestal deze monnik<br />
63<br />
het klooster. En Henrick zelf had <strong>van</strong> de kelner <strong>van</strong> Sibkelo<br />
70 R. gulden gestolen, die deze ont<strong>van</strong>gen had <strong>van</strong> verkochte<br />
schapen 7).<br />
5) Zie hierover uitvoerig: Valsche aflaattnülen, 1481 in de Bijdragmt<br />
<strong>tot</strong> de geschiedenis <strong>van</strong> Ove"ijssel VII, 185-199.<br />
6) De Bedevaart; zie Zamenspraken <strong>van</strong> Desiderius Bras-mais, vertaald<br />
door Mr. ,B, H. Lulofs, Groningen, 1840; blz. 203.<br />
7) Afgedrukt in Bijdrag,en <strong>tot</strong> de Gesch. <strong>van</strong> Overijssel IV (1878),<br />
,j blz .. 361.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
64<br />
BEGINJAREN VAN DE REFORMATIE.<br />
Bij het overzien <strong>van</strong> de jaren tussen ongeveer 1525 en 1580<br />
valt ook in <strong>Kampen</strong> op. dat we hier drie perioden kunnen onderscheiden.<br />
De eerste is <strong>van</strong> 1525 <strong>tot</strong> ongeveer 1540. waarin<br />
eerst de Lutherse meningen en daarna de wederdoperij de gemoederen<br />
in beroering br.engen. Daarna <strong>tot</strong> ongeveer 15.60 is<br />
het aan de oppervlakte tamelijk rustig; men merkt zo uiterlijk.<br />
niet veel <strong>van</strong> reformatorische stromingen. Vervolgens <strong>tot</strong> 1580.<br />
het jaar waarin het Calvinisme in de stad triomfeert. is de geschiedenis<br />
vervuld <strong>van</strong> de beroeringen. die we .overal in het<br />
land vinden.<br />
Voor een Hansestad als <strong>Kampen</strong>. die door haar handel en<br />
scheepvaart in geregeld· contad met de Oostzeestreken en<br />
Duitsland stond. waar de kooplieden niet alleen hun handelsbetrekkingen<br />
hadden, maar er ook zelf heengingen. moet de invloed<br />
<strong>van</strong> wat in Duitsland gebeurde. te bemerken zijn geweest.<br />
Al het rumoer waar<strong>van</strong> de geschiedenis der Reformarie vol is.<br />
de strijd <strong>van</strong> Luther tegen de .<strong>Rooms</strong>-<strong>Katholiek</strong>e theoloqie, tegen<br />
de aflaat; de rijksdag <strong>van</strong> Worms. de boerenoorlog. het<br />
moet alles reeds spoedig in <strong>Kampen</strong> bekend zijn geweest. Toch<br />
is het niet voor 1525. dat we in de archivalla er iets <strong>van</strong> bemerken.<br />
Misschien ook daardoor zo laat. omdat <strong>Kampen</strong> sinds ..-,<br />
1520 in oorlog was met Zwolle 8). een oorlog. die <strong>tot</strong> 1528<br />
heeft geduurd. waarin de bisschep <strong>van</strong> Utrecht en de hertog<br />
<strong>van</strong>. Gelre (de hardnekkige tegenstander <strong>van</strong> de Bourgondiërs<br />
en dus ook <strong>van</strong> Karel V). betrokken werden en die tenslotte<br />
er mee eindigde. dat Overijssel. en ook <strong>Kampen</strong> dus. niet meer<br />
onder het gezag <strong>van</strong> de bisschep <strong>van</strong> Utrecht bleven. maar<br />
onderdanen werden <strong>van</strong> de keizer zelf.<br />
In 1525 vinden we de eerste bemoeienis <strong>van</strong> het stadsbestuur<br />
met de uitingen <strong>van</strong> de Reformatie ... Op dach Thome apostoli<br />
8) Zie Mr. J. W. Mulder. Zwol8che kToniek <strong>van</strong> 1520-1526, uitgave<br />
onzer Vereeniging. (1898) en Nagge, Hi8to1'ie <strong>van</strong> Overij88el, I. 413 en<br />
vlgg.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
65<br />
(21 Dec.) gebieden Schepenen en Raad alle burgers en inwoners<br />
voor Kerstmis a.s. alle Lutherse boeken. die Luther zelf<br />
of iemand anders <strong>van</strong> die dwalingen gemaakt hebben. in handen<br />
<strong>van</strong> Burgemeesteren te brengen. Wie daarna zulke boeken:<br />
heeft. aan hem zelf of aan iemand anders behorende. krijgt een<br />
boete <strong>van</strong> 80 pond 9) .<br />
Reeds. op Zondag de 3e December 1525verschijnt er een<br />
grote publicatie <strong>van</strong> Schepenen en Raad met hetzelfde doel.<br />
Hierin worden de boeken genoemd door Maarten Luther zelf<br />
geschreven of door enige <strong>van</strong> zijn discipelen of navolgers. o.a.<br />
Die duytsche theoloqie: Het nije testament, nijes gedruckt mitter<br />
gloesen; eveneens het pater noster mitter gloesen. Want.<br />
zegt het bevelschrift. de beide gloesen zijn vals. evenals alle<br />
andere dergelijke boeken in duutse en in latijn, die door de stoel<br />
<strong>van</strong> Rome verboden en gecondemneert Zijn: Nu is de boete<br />
gesteld op 25 goudgulden. Niemand mag zulke boeken in de<br />
stad brengen op dezelfde boete. Ook mag men "gienerleije dergelijcke<br />
o££te andere vreemde materien hiir in de stad prenten -<br />
of doen prenten. dan bij expresselijcke consent <strong>van</strong> Burgemeesteren<br />
en Raad" op dezelfde boete. Verder gebieden Schepenen<br />
en Raad ... dat niemand. hij sij uutheems offte inheems. <strong>van</strong> dese<br />
,materie spreke of vermane, int klein of int gro~t. heimelijek<br />
of openbare" op dezelfde boete. Al deqenen die er bij zijn en<br />
het horen, moeten het terstond bij de burgemeesteren aanbrengen.<br />
of ze zullen in dezelfde boete vervallen. Alle waarden en<br />
waardinnen moeten hun jjasten. die dit niet weten, erop opmerkzaam<br />
maken en' ze waarschuwen. of ze zullen dezelfde<br />
boete moeten betalen. Diegenen. die deze bevelen niet opvolgen.<br />
zij zullen als ketters en als on-christen luiden gestraft<br />
worden. "dair sulle hem een igelick na weten te richten. want<br />
men dencktet scarpelicken sonder barmharticheijt te straffen".<br />
9) Wellicht heeft de waarschuwing <strong>van</strong> de Raad <strong>van</strong> 16 April<br />
1524 aan de Kamper drukker Johan Everts ook reeds betrekking op<br />
het drukken <strong>van</strong> Lutherse boeken (Bijdrag,en <strong>tot</strong> de gesch~edenis<strong>van</strong><br />
Overijssel, I. 380).<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
\
66<br />
. Op de 21e Januari 1526 schreef de elect <strong>van</strong> Utrecht. Hendrik<br />
<strong>van</strong> Beieren. uit het slot Vollenhove een brief. waarin hij<br />
zei. dat "de lutheriaensche dwalingen. Gorbetert. seer onder<br />
den cristen menschen multipliciert is" en enige onderdanen in<br />
vele plaatsen <strong>van</strong> het Sticht. binnen of buiten de steden daarmede<br />
bevleckt zijn. Hij zou gaarne zien dat deze dwaling <strong>tot</strong><br />
behoud <strong>van</strong> het christen geloof "exterpiert" werd. daarom<br />
heeft hij "onsen lieven. andechtigen heren Johan Slachecken,<br />
proest der· kercken Sinte Marien tUtrecht ende decken S.<br />
.Lebuiin te Deventer. met anderen gecommitteert" om te onderzoeken<br />
wie met deze dwalingen behept zijn. Hij verzoekt daarom.<br />
wanneer deze gecommitteerden komen. ze tehelpen en bij<br />
te staan om de verdwaalden te corriqeren, "hieraen sult Ghij<br />
Godt den Heren genaem dienst ende ons besunder gefallen<br />
bewijsen" ..<br />
In .1528 verwisselt dus Overijssel <strong>van</strong> landsheer. i.p.v. de<br />
bisschop de keizer. Karel V. die de bestrijding der ketterij <strong>tot</strong><br />
een der hoofddoeleinden <strong>van</strong> zijn regering heeft gemaakt. In<br />
Duitsland. waar hij geen landsheer maar keizer was, viel de<br />
bestrijding moeilijker dan in deze streken. waar zijn gezag<br />
directer was en we weten uit de vaderlandse geschiedenis. dat<br />
de placcaten effectief hebben gewerkt.<br />
Op de 6e December 1~28 gebieden Schepenen en Raad <strong>van</strong><br />
<strong>Kampen</strong> dan ook. "uuth sonderlinge bevell <strong>van</strong> keijserlijcke<br />
Majesteit", dat alle verlopen monniken. nonnen, baghijnen<br />
ende weerlijcke (= wereldlijke] priesters, die <strong>tot</strong> one ere Godes<br />
Almechtich ende versmedenisse <strong>van</strong> hairre religie. professien<br />
ende beloefften hare conventen. habijte ende duechdelick leven<br />
verlaten hebben". moeten "bijnnen drie dagen naestcomende<br />
vertrecken hier uth der stadt Campen ende hen <strong>van</strong> stonden<br />
an weder fugen in haren conventen ende gewoentlicke woensteden<br />
ende weder armemen hare behoirlicke obedientie, religie<br />
habijte ende leven, op pene <strong>van</strong> gestrafft te werden". De burgers<br />
en inwoners der stad mogen na deze drie dagen deze verlopen<br />
monniken. normen, beghijnen of priesters nietmeer her-<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
.".
67<br />
bergen, onderdak of voedsel verschaffen, op boete <strong>van</strong> 50<br />
caroligulden.<br />
Verder mag niemand geheime vergaderingen houden, preken,<br />
sermoenen of leringe doen; daarvoor zijn de heilige kerken<br />
en godshuizen. Op de predikanten magmen "geen hoensprake"<br />
doen. De vroegere publicaties tegen de Lutherse ketterijen<br />
zullen rechtskracht behouden en die daartegen handelt<br />
zal gestraft worden met de boete die daarin staat aangegeven,<br />
"dair mach sich een iitlick na weten te richten ende schatte<br />
sijnen schaden".<br />
In 1529 treffen we dan het eerste slachtoffer <strong>van</strong>. de qeloofsvervolging<br />
aan. Het is Johan Pae!. Hij werd voor het gerecht<br />
gedaagd, want men beschuldiqde hem. dat hij tegen de placeaten<br />
<strong>van</strong> de keizer in zijn huis zekere boeken vol ketterijen<br />
had en dat hij zelf met deze ketterijen besmet was. Hij kreeg<br />
behoorlijk tijd om zich <strong>van</strong> deze ketterijen te zuiveren. Hij<br />
kwam nu voor Burgemeesteren en voor de Raad en bij de<br />
commissaris, die hem de artikelen <strong>van</strong> de ketterij hebben voorgehouden<br />
en hem daar<strong>van</strong> copie gegeven. Op de 23e)Decem~<br />
ber moest hij weer voor het gerecht verschijnen om zijn ketterse<br />
gevoelens af te zweren. Maar hij verscheen niet; hij was uit de<br />
stad gevlucht. Hij volhardde dus blijkbaar bij zijn boze voornemens<br />
en ketterijen'. Schepenen en Raad verklaarden hem nu<br />
vervallen <strong>van</strong> lijf en goed. Ook Jan Paels maagd. <strong>van</strong> dezelfde<br />
misdaad beschuldiqd. was aangezegd voor het gerecht te verschijnen.<br />
maar daar-ze niet thuis was. heeft men aan de buren<br />
het bevel aangezegd; maar ook de maagd was uit de stad ge~<br />
vlucht. Men zal dus. omdat men niet weet of aan haar het bevel<br />
door de buren is overgebracht, afwachten <strong>tot</strong> ze weer verschijnt.<br />
In 1530 verzochtPael vrijgeleide om in de stad te komen.<br />
Als hij zijn ketterij wil herroepen. dan kan hij dit voor 14<br />
daqenkrljqen. Toch schijnt Pael niet gekomen te zijn. Op de<br />
22e Maart 1533 heeft Pael door zijn nicht <strong>van</strong> Wilsum een<br />
verzoekschrift <strong>tot</strong> de Raad gericht. waarin hij genade vraagt<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
68<br />
op de sententie <strong>van</strong> 23 December 1529. Hij belooft hierin voortaan<br />
zulke dingen niet weer te doen en zich te gedragen als een<br />
goed christenmens. De Raad legde nu een boete op <strong>van</strong> 100<br />
. oude schilden; daar hij het rekest zelf niet heeft geschreven.<br />
moet hij, zodra hij in de stad is, persoonlijk voor de Raad verschijnen<br />
en persoonlijk om genade verzoeken.<br />
Het placcaat, waarin verboden werd verlopen monniken te<br />
herbergen, was in'1530 overtreden door Willem Vaelken. Hij<br />
werd beboet met 50 caroligulden en hij moest op Vrijdag na 17<br />
December voor de Raad verschijnen of men zal hem volgens<br />
stadsrecht veroordelen. Ook de moeder in het Heilige Geestgasthuis,<br />
Griethe offte Cathreijne Jan Gricke maqet en Griete<br />
Jan Goerts dochter, die ook verlopen geestelijken hadden geherbergd,<br />
werden schuldig bevonden. Maar ze zijn uit de stad<br />
gevlucht en kunnen dus alleen maar schuldig verklaard wordden,<br />
dat ze broeder Marten <strong>van</strong> Utrecht, de verlopen monnik<br />
hulp en bijstand hadden verleend, hem eten en drinken gebracht,<br />
toen hij op Griete Jans kamer verborgen zat en verder<br />
geholpen hadden om hem verborgen te houden.<br />
Er waren in die tijd natuurlijk ook vrome, trouwe <strong>Rooms</strong>katholieken.<br />
Hermen Kerckhof heeft, toen hij' in nood en ge<strong>van</strong>genschap<br />
was, beloofd met zijn zoon Dirk een bedevaart<br />
te maken naar Sternenberch en .Wilsnack. Ze kregen een brief<br />
mee <strong>van</strong> het stadsbestuur, waarin gevraagd werd hem alle<br />
mogelijke hulp en bijstand te verlenen 10).<br />
Aan het zich behoorlijk gedragen tijdens de godsdienstoefeningen<br />
in de kerk 'schijnt nogal eens wat ontbroken te hebben.<br />
Op Lichtmis 1533 lieten Schepenen en Raad weten, dat daar<br />
groot "onstuer" bedreven werd met.roepen, praten en "spoelen<br />
metten doppen", dat ieder die dat ziet, degene die hei doet,<br />
mag aanpakken en straffen, zonder daarvoor enige boete te<br />
krijgen. Al degenen die "sulek onstuer bed riven" krijgen een<br />
10) Over deze bedev'aarten zie o.a. Willy Andreas: Deutschland vor<br />
de?' Reformation (19·13) blz. 187, 193,en het in noot 6 aangehaalde<br />
werk Register <strong>van</strong> charters ,en besohouien. III, blz. 8 no. 1836.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
69<br />
boete <strong>van</strong> l O pond, degene die het aanbrengt krijgt daar de<br />
helft <strong>van</strong>.. De ouders moeten' voor de kinderen de boete betalen<br />
of "men sall denselven kijnderen ter stupen doen slaen",<br />
d.w.z. aan de geselpaal binden.<br />
DE JAREN VAN DE. WEDERDOPERIJ.<br />
Nu komen deernstige jaren <strong>van</strong> 1533, '34 en '35, de jaren<br />
<strong>van</strong> de wederdoperij. Het is niet nodig er hier uitvoerig opin<br />
te gaan. We brengen dus alleen in herinnering, dat, nadat<br />
,Straatsburg als zodanig verworpen was, in Munster een eentrum<br />
·<strong>van</strong> de wederdepers of anabaptisten was gesticht. Het<br />
heette "het Nieuwe Sion" of het "Nieuwe Jerusalem". De bisschop,<br />
Frederik <strong>van</strong> Waldeck, was uit de stad verdreven en<br />
onder leiding <strong>van</strong> Bernard Rothmann, of Stoeten Berend, zoals<br />
hij genoemd werd (omdat hij bij de communie gewoon<br />
brood, stoete, uitreikte i.p.v. de gewijde hostiè}, Knipperdolling .<br />
en anderen, was er een soort communistische gemeenschap ge~<br />
sticht: men baseerde vooral op het oude Testamenten men verwierp<br />
de kinderdoop. Vandaar dat men zich liet herdopen, omdat<br />
men zei, dat de doop als symbool <strong>van</strong> de reiniging <strong>van</strong> de<br />
. oude mens aan kinderen toegediend, <strong>van</strong> geen waardewas ..<br />
De beweging <strong>van</strong> alom gelijksezinden, die naar Munster trok,<br />
zag daar nu ook Jan 'Beukelszoon uit Leiden en Jan Mathijssen<br />
uit Haarlem verschijnen. De stad werd belegerd door de<br />
bisschep en zijn vrienden. In de stad namen de toestanden,<br />
mede door de ellende <strong>van</strong> het beleg'en de oorlog, een wild<br />
karakter aan. Jan <strong>van</strong> Leiden werd dekoning <strong>van</strong>het Nieuwe<br />
Sion. Polygamie en het verdelen <strong>van</strong> het bezit onder de qelovigen<br />
deden de buitenwereld rillen om de uitzonderlijke en de<br />
ten hemelschreiende zeden, die nu in Munster te zien waren ..In<br />
een uitval op de vijand sneuvelde Jan Mathijssen en Jan Beukelszoon<br />
werd nu de alleenheerser, Uit Munster werden boden<br />
-- apostelen noemde men ze -- overal heengezonden, om de<br />
sympathiserenden naar Munst~r' te roepen om te helpen de<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
.70<br />
stad te verdedigen; één <strong>van</strong> de bekendsten was Jan <strong>van</strong> Gelen.<br />
Maar ook de bisschop riep gelijkgezinden te hulp. Eindelijk in<br />
, 1535 viel de stad door verraad en de aanvoerders, zoals Jan<br />
<strong>van</strong> Leiden, werden gedood. Ook elders; o.a, in Friesland,bij<br />
Bolsward, evenals in Amsterdam hadden W ederdopersoproeren<br />
plaats, waar<strong>van</strong> de Kamper secretaris in zijn kroniek aantekening<br />
hield 11).<br />
We weten verder, dat uit Amsterdam en Waterland een<br />
groot aantal gelijkgezinden per schip over de Zuiderzee jjegaan<br />
zijn. Ze vielen in Genemuiden binnen, maar de drost <strong>van</strong><br />
Vollenhave was gewaarschuwd; de mensen werden ge<strong>van</strong>gen<br />
genomen en de schepen zeilloos en stuurloos gemaakt. Maar<br />
men merkte spoedig, dat velen "verleid" waren en dus liet men<br />
de meesten weer vrij. Enkelen hield men ge<strong>van</strong>gen en werden<br />
gestraft. Ook bij Bergklooster kwamen in Maart 1535' vele<br />
wederdopers bijeen; maar ook deze bijeenkomst is op niets<br />
uitgelopen. Van. al deze gebeurtenissen geeft een brief <strong>van</strong><br />
het stadsbestuur <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong> verslag aan het Hof <strong>van</strong> Holland.<br />
Zeeland en Vriesland 12), op welke brief het Hof antwoordde<br />
met een schrijven <strong>van</strong> 27 Maart 1534, waarin zij over<br />
de Wederdopers te Haarlem mededelingen doen. (Zie bijlage<br />
I).<br />
Bij de geëxecuteerden in <strong>Kampen</strong> waren 125 caroliqulden<br />
in beslag genomen en door de Raad bewaard. Van de goede~<br />
'ren <strong>van</strong> de gevluchten werd een inventaris opgemaakt; Hierop<br />
maakte de Rekenkamer <strong>van</strong> Holland aanspraak. Er volgde nu<br />
een correspondentie tussen de stad en de stadhouder Schenk<br />
, <strong>van</strong> Tautenburg aan wie deze gelden en goederen zouden toekomen.<br />
In 1535 zijn er ook in <strong>Kampen</strong> enige slachtoffers <strong>van</strong> de<br />
11) Kronijk <strong>van</strong> Johan <strong>van</strong> Breda, blz. 123-125 (ultg, Ov. Regt<br />
en Gesch. 1864).<br />
12) De brief gedrukt bij de Hullu, Bescheiden betr. de Hervormi,,(g<br />
in Ovej'ijssel, blz. 158-160. Vgl. Nagge, Historie <strong>van</strong> Overijssel, II,<br />
145-147.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
71<br />
wederdoperij. Geele, Hilgunt, Miehiel en Warner. Zij werden<br />
ter pine en ter justitie gesteld. In het oorvedeboek vinden we<br />
uitvoerig over deze delinquenten het volgende vermeld: Ghele<br />
Harne, Friese bekende, dat hij 14 dagen voor Kerstmis een<br />
jaar geleden herdoopt is; hij heeft 'daar geen spijt <strong>van</strong> enhij<br />
volhardt in zijn geloof. dat hij niet zalig zal kunnen worden of<br />
hij moest herdoopt zijn. Hij gelooft ook niet, dat "onder de<br />
gedaente des broets 'bij den priester in: den misse geconsecriert<br />
waerafftich ,vleijs ende bleet [hesu Christi is"; hij meent, dát<br />
dit alleen een herinnering' is aan .xmss Heren". Evenmin ge~<br />
looft hij, dat Christus [hesus de menselijkheid <strong>van</strong> Maria, zijne<br />
gebenedijde moeder heeft ont<strong>van</strong>gen, maar alleen ont<strong>van</strong>gen<br />
is <strong>van</strong> de Heilige Geest en <strong>van</strong> Maria geboren is. Ook heeft<br />
hij de "constitutie der hilliqen kercken" niet gehouden, maar<br />
op Vrijdagen, evenals op andere dagen vlees gegeten als' het<br />
hem werd voorgezet. Om Ghele te onderrichten zijn.<strong>tot</strong> vier-<br />
maal toe de geleerdste mannen, die men heeft kunnen krijgen<br />
<strong>van</strong> binnen en buiten de stad <strong>tot</strong> 6, 7 maal toe bij hem geweest<br />
om hem <strong>van</strong> zijn dwalingen af te brengen, maar dit heeft geen<br />
resultaat gehad. Tien weken heeft hij ge<strong>van</strong>gen gezeten. Ook<br />
zijn broer en zijn neef zijn bij hem geweest, ook dezen hebhen<br />
hem niet <strong>van</strong> zijn dwaling kunnen overtuigen. Na de tien »re-<br />
ken zijn broer en neef. vergezeld <strong>van</strong> de pastoor <strong>van</strong> Franeker<br />
hier gekomen; zij vroegen bij hem te worden toegelaten. Toen<br />
dit toegestaan was, hebben ze zolang met hem gepraat; dat hij<br />
tenslotte bekende, dat hij, wat de wederdoop betreft, gedwaald<br />
heeft e,n dat het hem leed was, dat hij wedergedoopt was. Maar<br />
hij bleef volharden in de dwaling <strong>van</strong> de ketterij <strong>van</strong> het sa-<br />
crament.<br />
Later zijn vier <strong>van</strong> de Raad met zijn drie bloedverwanten en<br />
onze pastoor en kapelaan nogmaals bij hem geweest om hem<br />
<strong>van</strong> zijn ketterij af te brengen. Maar hethielp niet. Toen zij<br />
uit de ge<strong>van</strong>genis vertrokken, vroeg hij de leden <strong>van</strong> de Raad<br />
weer bij hem te komen en nu erkende hij, dat hij ook be-<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
( 72<br />
treffende het sacrament gedwaald had. Nu geloofde hij, dat<br />
daar werkelijk het ~lees en blo~d <strong>van</strong> Christus was.<br />
Hilgunt, de tante <strong>van</strong> Ghele: ook zij is verleden jaar, 14<br />
dagen voor Kerstmis gedoopt te Arum in Friesland in haar<br />
eigen huis door Peter Holtsagers. Ze is, in Genemuiden ge~<br />
weest. Daar heeft zij haar geld afgegeven en ze mocht nu<br />
wegreizen. In haar meningen komt ze overeenmet haar neef<br />
Ghele en ze blijft daarbij. Ook bij haar, zijn ve;schillende ge~<br />
leerden gekomen: alleen over de wederdoop heeft ze haar leedwezen<br />
betuigd, maar ze volhardde in haar andere dwalingen.<br />
Ongeveer drie dagen daarna is ze <strong>tot</strong> inzicht gekomen en ze<br />
zei nu, dat ze ook in haar andere opvattingen gedwaald had.<br />
Warner Tute bekende, dat hij IO dagen geleden ten huize<br />
<strong>van</strong> Truijde Cremers die te Deventer bij de Noordenbergerpoort<br />
woont, herdoopt' is door een zekere Henrick Kistemaker<br />
<strong>van</strong> Zutphen. Deze werd daar gebracht door de vrouw <strong>van</strong><br />
Jahan Wevers. Johan vroeg hem of hij met hem te velde wilde<br />
gaan,hij had een harnas gekocht en binnenkort zou er een<br />
vergadering plaats hebben, het was hem onbekend waar. De<br />
Vader had de plaats aangewezen, dan zullen de bazuinen<br />
uit de hemel blazen en iedereen moest dan bereid zijn. Albert<br />
<strong>van</strong> Coelen, Jan Claesz en Johan Taede zijn z'n Iautores<br />
(= beschermers, aanhangers) geweest.<br />
Miehiel de Boekverkoper <strong>van</strong> Leiden bekent, dat hij op Sint,<br />
Catharinendach (25 November) te Deventer in Jacob <strong>van</strong><br />
Wilsurns huis herdoopt is door dezelfde Henrick Kisterriake~;<br />
'hij is daarheen langs verschillende wegen door Hansken Lukener<br />
13) gebracht. Ook Miehiel gelooft niet wat voorqeschreven<br />
is <strong>van</strong> het sacrament, hij houdt ook niet de voorschriften<br />
<strong>van</strong> de H. kerk, noch gelooft hij, dat God de menselijkheid<br />
<strong>van</strong>'Maria Moeder Gods heeft ont<strong>van</strong>gen.<br />
Op de 15e Februari zijn Ghele, Warner en Miehiel methet<br />
13) Volgens Nanninga Uitterdijk is dit Hansken <strong>van</strong> .Geleri (zie<br />
Doopsgezinde BiJdragen 1875, blz. 64).<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
73<br />
zwaard gericht; Hilgunt is in een zak genaaid en in het water<br />
geworpen. Dat was een veel voorkomende rnanier om vrouwen<br />
te executeren,<br />
Ook de kameraarsrekeninqen <strong>van</strong> de stad<strong>van</strong> 1515~1540 14)<br />
geven voor 1535 enige bijzonderheden over de wederdoperij:<br />
de secretarisjohan <strong>van</strong> Breda was al op reis naar Amsterdam<br />
om: inlichtingen in te winnen over de oploop der wederdopers<br />
aldaar, maar voordat hij op zee was, keerde hij terug, omdat<br />
het onweerde. Mr. Willem Bussenschut is naar Munster ge~<br />
zonden om het geschut, dat <strong>Kampen</strong> voor het beleg <strong>van</strong> de<br />
stad geleend had, terug te halen. Een paar schepenen reizen<br />
naar Werckeren om met de drost <strong>van</strong> Ijsselmuiden over de<br />
anabaptisten te spreken, terwijl Jan <strong>van</strong> Urck naar Wilsum was<br />
gezonden om daar wacht te. houden, toen de wederdopers in<br />
het veld waren. Dirk, de bode <strong>van</strong> onze stadhouder, kreeg een<br />
beloning, toen hij dé tijding bracht, dat Munster ingenomen<br />
was. De Stockmeesters (schepenen, speciaal belast met de<br />
ge<strong>van</strong>genen) kregen een beloning, zij waren ex officio aanwezig<br />
bij het pijnigen en executeren <strong>van</strong> de vier bovenqenoemde<br />
wederdopers.<br />
Tot 1539 metken we verder niets <strong>van</strong> godsdienstige conflicten.<br />
Maar dan komt in ditjaar de kwestie <strong>van</strong> de vicecureijt<br />
(onderpastoor) Aernt Graet <strong>van</strong> Collen.<br />
In <strong>Kampen</strong>, evenals in vele andere plaatsen. was het ge~<br />
woonte om een aanzienlijk geestelijke <strong>tot</strong> pastoor aan te stellen.<br />
Deze woonde gewoonlijk in een andere stad, hij was dikwijls<br />
afkomstig uit de stadwaar hij pastoor werd. Op zijn aanbeveling<br />
werd dan een vice-cureit benoemd die de functie in<br />
werkelijkheid waarnam.<br />
, Zo'n aanzienlijk geestelijke nu was Meester Albert Pigge,<br />
proost <strong>van</strong> St. Jan in Utrecht. Zijn vice-cureit was heer Arend<br />
Graet <strong>van</strong> Collen of <strong>van</strong> Coelen. Heer Arent was bij de bisschop<br />
<strong>van</strong> Utrecht beschuldigd besmet te zijn "metter secten<br />
14) Uitgegeven door Nanninga Uttt.erdijk, <strong>Kampen</strong> 18:75.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
74<br />
<strong>van</strong> Luther ende anders": dat hij de lieden .in zijn predicatiën<br />
"qualicken leerden ende verleijden". Heer Arent had.echter een<br />
grote aanhang onder de burgers, vooralonder hen die <strong>van</strong> en<br />
naar Duitsland reisden; zij hoopten, dat hij in <strong>Kampen</strong> dezelfde<br />
toestanden zou brengen; als die in de Duitse steden waren.<br />
Om deze ketterijen was hij door de officiaal <strong>van</strong> de bisschep<br />
naar Utrecht geciteerd om' zich te "purgeren". Maar de ge~<br />
noemde burgers hebbenzich hiertegen verzet. .Op bevel <strong>van</strong><br />
de Regentes nam stadhouder Schenk <strong>van</strong> Toutenberq de zaak<br />
in onderzoek met het resultaat, dat de vice-cureit Arent Graet<br />
op staande voet de stad moest verlaten en voor altijd, uit Friesland,<br />
Overijssel en Groningen werd verbannen. Anderzijds had<br />
onk de proost Albert Pigge zich onvoorzichtig tegenover de<br />
burgerij uitgelaten, hetgeen door deze zeer hoog werd opgenomen.<br />
Het uiteindelijk resultaat was, dat Pigge "uth. gueder<br />
gunst, lieffte und vruntschap" afstand deed' <strong>van</strong> de pastorie<br />
ten behoeve <strong>van</strong> de stad <strong>Kampen</strong>, die voortaan zelf een vroom<br />
en deugdzaam pastoor zou mogen kiezen 15).<br />
Op 17 December is het volgende door de Raad en beide Gemeenten<br />
b~sloten en "bijder kloeke <strong>van</strong>den Radhuijs affqelesen":<br />
daar het in alle goede steden nodig is, eendracht en<br />
vriendschap onder de burgers en ingezetenen te onderhouden,<br />
worden alle burgers nog eens scherp erop gewezen, dat ieder<br />
voortaan "enen huesschen mondt vuere op Scepenen, op Rade,<br />
op die Gemeenten en op alle andere personen, geestelicke ende<br />
weerlicke";' men mag geen geheime vergaderingen houden en<br />
niets zeggen waar muiterij, tweedracht of oproer <strong>van</strong> komen<br />
kan. Wie het zou doen, zou men "sonder genade ant hoechste<br />
berichten". Wie het hoort moet het bij het gerecht aanbrengen.<br />
Beide Gemeenten hebben op hun eer beloofd, de Raad hierin<br />
- bij te staan. Het laatste hebben ze bij ede beloofd.<br />
Nu de stad zelf een goede pastoor zou benoemen, die hier<br />
15) Zie over deze kwestie uitvoerig: Nagge, Historie <strong>van</strong> Overijssele,<br />
II 155-161 en Kronijk <strong>van</strong> Johan <strong>van</strong> Breda, blz. 131-135,<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
75<br />
zelf zou komen wonen en aan de burgerij een goed voorbeeld en<br />
I<br />
goede leringen zou geven. zou dit meer kosten meebrengen dan<br />
voor een vice-cureijt, Nuwerden de hooqtijdspenninqen 1l»)<br />
zeer slecht betaald en daarom werd bepaald. dat voortaan op<br />
aile vier hoogtijden een <strong>van</strong> de stadsdienaren met de pastoorsknecht<br />
huis aan huis deze penningen zou invorderen. Ieder zal<br />
, dus nu moeten, betalen. op een boete <strong>van</strong> '2 pond; maar' wie zo<br />
arm is. dat hij het niet heeft. die zal men het kwijtschelden.<br />
Op 5, Juli 1539 werd Mr. Willems broer <strong>tot</strong> bussemeester<br />
benoemd; als het zou blijken. dat hij met enige kwade secten<br />
besmet is. dan kan de Raad hem weer <strong>van</strong> dit ambt ontzetten.<br />
Op 4 November 1539 werd omtrent Goert de Voerspraak be<br />
bepaald. dat hij nooit meer met enige vrouwen die verdacht<br />
zijn. of in verband met' de vrouwen. omtrent wie met betrekking<br />
<strong>tot</strong> hem enige praatjes lopen. mag eten. drinken ... geselschap.<br />
eonversatie of kallinge holden". op boete <strong>van</strong> aan de kaak ge~<br />
steld te worden en op verlies <strong>van</strong> zijn ambt.<br />
Inmiddels was Schenk <strong>van</strong> Toutenburg. de stadhouder. ge~<br />
storven en hij werd opgevolgd door Maximiliaan <strong>van</strong> Egmond.<br />
Deze schreef op 13 Juli 1540 aan de regering <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong>. dat<br />
hij vernomen had. dat de verbannen vice-cureit in de omqeving<br />
<strong>van</strong> de stad vertoefde en dat enige burgers betrekkingen<br />
met hem zouden onderhouden. Hij verzocht nu aan de stadsregering<br />
deze burgers dat te verbieden. Indien de stad aan dit<br />
verzoek geen gevolg zou geven. dan zou hij genoodzaakt zijn<br />
'in overeenstemming met de bevelen <strong>van</strong> Zijne Majesteit de<br />
Keizer. de regeerders te straffen. anderenten exempel. Hierop<br />
vaardigde de regering een daarme overeenkomstig bevel uit.<br />
In 1540 ziet <strong>Kampen</strong> enige slachtoffers <strong>van</strong> de geloofsver~<br />
volking. Alijt, de weduwe <strong>van</strong> Gheert <strong>van</strong> Dokkum. heeft vol-<br />
16) Zie over deze penningen Bijd1'ag,en <strong>tot</strong> de Geschiedenis <strong>van</strong><br />
Ove1'ijssel,IV (1878). blz. 2 en 3. noot 4.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
. ,
76<br />
gens haar eigen bekentenis, die door getuigen gestaafd is, .Je- "~:<br />
licke ende schendelieken opten pastoer gesproken". Daarom is<br />
zij door Schepenen en Raad veroordeeld de steen te dragen 17).<br />
Zij mag dit echter met 25goudgulden afkopen. Als blijk <strong>van</strong><br />
genade moet ze 10.000 stenen leveren (voor kerkbouw?) en<br />
ze zal voortaan "eene hoefsche mont vueren. off en sal hoer<br />
koer niet weten". Zij kwam er dus genadig af.<br />
Minder gelukkig was Peter [ansz., in Blankenham geboren.<br />
Op 11 Mei 1540 gaf hij toe, dat hij binnenshuis gepreekt en<br />
geleerd had en heimelijke vergaderingen had belegd, dit geheel<br />
tegen de mandamenten <strong>van</strong> zijne Keizerlijke Majesteit. Sehepenen<br />
en Raad lieten hem nu in hechtenis nemen. Op .de 14e<br />
Juni bekende hij, dat hij omtrent vier jaar geleden in Oldersom<br />
in Oost-Friesland herdoopt was door een priester genaamd<br />
-Mïjnno (Simonsz.?) die vroeger pastoor is geweest. Ook Peters<br />
vrouw Niele werd <strong>van</strong> wederdoperij beschuldigd. Peter is<br />
tweemaal gepijnigd en terislotte "thoeft affgehouwen ende op .<br />
, eeen staecke gesath". Zijn lijk, dat niet in gewijde aarde rusten<br />
mocht, is door Jacob Mettentabbert buiten de stad naar Keulvoet<br />
gebracht en daar begraven. Vijf weken min twee dagen<br />
heeft Peter ge<strong>van</strong>gen gezeten. Niele is een keer gepijnigd. maar<br />
ze heeft er het leven afgebracht. Haar vonnis is <strong>van</strong> 3 Juli. Zij<br />
werd bevonden "gedwaelt te hebben in voelen articulen des<br />
hilliqen geloffes, daer<strong>van</strong> sie nu penitiert ende voer deselve<br />
dwalinge gnade en ghien recht begeert heft, daer vure sie anders<br />
wth eracht Keizerlicke Majesteits mandamenten tlijff verboert<br />
solde hebben". Schepenen en Raad "claeren haer voer<br />
genade op 20 caroli golden gulden, die sie verborget saIl, sampt<br />
hoere verteerde eosten. eer men hoer wter ge<strong>van</strong>ckenisse vrij<br />
laeten sall. Si saIl en Vrijdage toecomende des morgens to 7<br />
uijren voer die kercke op een schavot gaen staen, <strong>tot</strong>ten tijden,<br />
-dat men mijt de processie wtgaet ende saIl dan voer die pro,<br />
17) Zie .over deze straf voor vrouwen Mr. G. J. ter Kuile Jr.<br />
Sohosiâeteenesi âraçen. (Vers!. en Med. Overijss. Regt en Gesch. 63e<br />
stuk (1948), blz. 53).<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
77<br />
cessie gaen mijt een lijnnen kleet, hebbende inder hant eene<br />
barnende keerse <strong>van</strong> een halff pond wasses. Ende als die processie<br />
gedaen is, sali sie mijtter keersen .op hoer kneen sitten<br />
voer thillige sacrament ende hoeren misse ende offeren. die<br />
keerse, in een blijken, dat sie <strong>van</strong> hoere arroeren ende dwalingen<br />
waerafftich berouw hefft". Op de Be Juli zijn Niele en<br />
haar zuster nog eens bij Burgemeesteren geroepen,<br />
rOp de 1Be Januari 1541 moest Buijtken voor Burqemees-<br />
~cren komen; hij mocht naar huis gaan, maar hij moest beloven,<br />
dat hij na deze dag geen suspecte en verboden boeken te<br />
koop zou houden of hij zal daarvoor gestraft worden.<br />
Op de 12e Februari waarschuwden Schepenen en Raad<br />
Anna in de, Parse .en de maagd <strong>van</strong> Evert Witte, dat ze terstond<br />
de priesters met wie ze "conversieren" zullen verlaten en<br />
met hen riiet meer omgaan, eten of drinken, noch in het geheim<br />
noch In 't openbaar, Ingeval zij na deze dag hierin weer zouden<br />
schuldig worden bevonden, dan zullen Schepenen en Raad<br />
haar aan de kaak doen stellen.<br />
. Peter Warners, een burger der stad en die hier burgernering<br />
doet, zal zich er voortaan voor wachten "op Scepenen en Raad<br />
enige waerlicke borgere, contrarie der stadt privilegiën, enige<br />
giestelicke citatie teinsinueren", (?) of hij zal streng gestraft<br />
worden.<br />
Op de 7e Juli werd Jacob Schroeder, de zoon <strong>van</strong> Claes <strong>van</strong><br />
Ens, voor Schepenen gedaagd, want hij had het "werdige, hillige<br />
sacrament ghien behoerlicke reverentie bewesen"; H~m<br />
werd gevraagd of hij genade of recht beqeerde. Hij begeerde<br />
recht. De zaak zat zo: toen men op de octaaf <strong>van</strong> sacramentsdag,<br />
d.i. op 6 Mei met het heilige sacrament in processie<br />
"hoichtijtlick" om de stad ging, bleef hij op zijn werk zitten,<br />
zonder enige eer of revere-ntie ,aan het waardige sacrament te<br />
betonen "in versmadinge ende contumelie des selven anses<br />
Heren ende Salichmakers". Jacob is daarom voor het gerecht<br />
gedaagd. De Burgemeester dagvaardde hem om op hetstadhuis<br />
te verschijnen voor de gemene Raad. Hij begeerde als qe-<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
, 78<br />
zegd daar geen' genade maar recht; de volgende rechtdag werd<br />
hem door' de Burgemeester gezegd opnieuw te verschijnen<br />
om de rechterlijke uitspraak te horen. Door Burgemeesteren,<br />
Schepenen en Raad werden nu twee schepenen afgevaardigd,<br />
n.l. Mr. Geert Morre en Mr" Geert Glauwe. Deze hebben [acab<br />
"examiniert". Dit geschiedde op de 8e Juli. Op zijn eed<br />
en de zaligheid zijner ziel werd hem gevraagd te zeggen wat<br />
hij <strong>van</strong> het sacrament dacht dat men in processie omdraagt en .<br />
of hij ook geloofde, dat dit "were warachtich. levendich vleijsch<br />
ende bloet [hesu Christi, soeals Sijne Groitmoegentheijt voir<br />
onse sunden anden cruce gestorven is".<br />
Jacob antwoordde hierop, dat hij geloofde, dat God in de<br />
hemel was en dat zulke" consecratie geschiedde in herinnering<br />
aan onze Heer. evenals hij zijn pater noster las. Hij wilde niet<br />
toegeven. dat onder de hostie "were wairachtich vleijssch ende<br />
bloet anses Heren Jhesu Christi". Maar Jacob heeft zijnrechtdag<br />
niet waargenomen, maar hij is voortvluchtig geworden. Op<br />
grond <strong>van</strong> de keizerlijke placcaten is hij des doods schuldig.<br />
Maar men kan hem nu natuurlijk niet in handen krijgen, maar<br />
ten alle tijden, als men hem kan vatten, zal hij volgens de keizerlijke<br />
edicten gestraft worden.<br />
Op Zondag reminiscere (13 Maart) in 1541 werd op grond<br />
<strong>van</strong> een keizerlijk bevel door het stadsbestuur gepubliceerd.<br />
dat wie <strong>van</strong> ketterij is beschuldigd of wiens ketterij bewezen<br />
is, al was hun een boetedoening opgelegd, of al waren ze met<br />
genade behandeld, zij toch "in onsen landen <strong>van</strong> herwaertsover<br />
niet mogen hebben, noch exercieren eenigen eerlicken<br />
staet, noch oick wesen in onsen raden, noch <strong>van</strong> enigen steclen"<br />
.<br />
. In 1541 werden nog enige personen wegens handelingen tegen<br />
de godsdienst geëxecuteerd. n.l. een zekere Blaffert, die<br />
o.a. te Hoorn en te Abcoude met anderen samen kerken beschadigd<br />
had. De scherprechter' <strong>van</strong> Deventer. Mr. Geert,<br />
heeft hem terechtgesteld, nadat hij 612 week in <strong>Kampen</strong> in de<br />
stock had gezeten en met twee andere ge<strong>van</strong>genen gepijnigd.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
79<br />
was. Peter de Cock werd nog naar Hoorn en naar Abcoude<br />
gezonden om daar nader te informeren naar Blafferts gedra~<br />
gingen. In 1542 is zekere Moijses als wederdoper ter dood qe-<br />
, bracht: hij was met een makker ge<strong>van</strong>gen genomen: beiden Zijn<br />
tweemaal gepijnigd; ze zaten 25 dagen ge<strong>van</strong>gen. Of de metgezel<br />
<strong>van</strong> Moijses de dans ontsprongen is, omdat hij de pijni-<br />
ging doorstond? .<br />
De Te Februari had Evert <strong>van</strong> Ens zich in de kerk voor ,:t<br />
weerdiqe heijlige sacrament" tegenover de pastoor onbehoorlijk<br />
geuit met ongeschikte woorden en rnanieren. Voor Burqemeesteren<br />
gedaagd, mocht hij genade of recht begeren. Op de<br />
Ile Februari veroordeelden Schepenen en Raad hem "voer<br />
genade" <strong>tot</strong> het leveren <strong>van</strong> lO.OOO stenen die aan de pastoor<br />
\ werden toegewezen, "ende salI sich voertan wachten sulx meer<br />
te doene, oft hij en salI sijn koer niet weten".<br />
Jan Brant heeft in "der stadt hachten ge<strong>van</strong>ckelicken" geze~ -<br />
ten, omdat hij ondanks het verbod heer Arent Graet <strong>van</strong> Coelen,<br />
de vice-cureyt en Lutheraan, geherbergd heeft. Bovendien ,<br />
heeft hij zich een jaar lang onthouden <strong>van</strong> het heilige sacrament<br />
en op zekere punten heeft hij laten merken, dat hij met<br />
de lutheraanse secten en met ketterijbesmet was. Hij begeerde<br />
gena
80<br />
het kerkhof. In de hand moet ze een brandende kaars <strong>van</strong>· een<br />
pond dragen. Als de processie om gegaan is. moet ze met deze<br />
kaars een uur lang op haar knieën voor het heilige sacrament<br />
zitten bidden en God om vergiffenis vragen. Schepenen en<br />
Raad gebieden haar eens voor al, dat zij dit verkeerde hierna<br />
niet meer doen zal ..oft men saIl sie straffen an lijffende guet".<br />
In begin April 1543 werd in Amsterdam een provinciaal concilie<br />
<strong>van</strong> de-Franciscaner orde gehouden. Tot deze vergadering<br />
wendde zich het stadsbestuur <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong> om broeder Johan<br />
Rijnvisch. gardiaan. en broeder Luijtken <strong>van</strong> Zwolle een testimonium<br />
te geven. n.l.dat zij beiden een goed ..regiment. voorgaan<br />
in deugden. lering en predicatie houden". waardoor ieder<br />
gesticht wordt. Iedereen heeft dan ook een bijzondere affectie<br />
<strong>tot</strong> hen. Waar nu overal een groot gebrek aan goede predicanten<br />
is en er bovendien ..de boese Lutheraanse ketterij" is.<br />
die <strong>Kampen</strong> niet denkt te perrmtteren. vraagt het bestuur aan<br />
het concilie deze geestelijken in hun ambt te continueren .<br />
. In 1544 ontving het stadsbestuur een brief <strong>van</strong> de regentes<br />
Maria<strong>van</strong> Hongarije uit Brussel. gedateerd 31 Mei. waarin zij<br />
schreef. dat de schout <strong>van</strong> Utrecht onlangs enige hetdopers<br />
had ge<strong>van</strong>gen genomen. De namen <strong>van</strong> hun aanhangers zijn<br />
aan <strong>Kampen</strong> toegezonden. De secte <strong>van</strong> de herdopers ..es zeere<br />
affgrijselijck tegens onsen heijHgen kersten geloove ende na<br />
geschreven rechten vermalendijt ende gecondempneert ....· De<br />
aanhangers verspreidenzich overal in 'groten getale.· daarom<br />
beveelt de regentes in naam <strong>van</strong> de keizer. 'haar heer en broeder.<br />
dat men alom nauwkeurig onderzoek ial doen om. al de<br />
herdopers, die <strong>tot</strong> de secte <strong>van</strong> Batenborch of <strong>van</strong> David Joris<br />
behoren. ge<strong>van</strong>gen te nemen en daarover ..scherpe justitie" te<br />
doen.<br />
In verband met deze aanschrijving staat misschien het proces<br />
tegen enige wederdopers. De weduwe <strong>van</strong> [acop Geert ter<br />
Velthuijs bekende. dat zij in Munster, geboren is en tijdens<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
81<br />
het beleq herdoopt. Nadat- zij <strong>van</strong> debisschop kwijtschelding<br />
<strong>van</strong> haar zonden had gekregen. heeft zij acht of negen jaar<br />
samengeleefd met een priester, heer Geert <strong>van</strong> Giethoere. In<br />
de eerste drie of vier maanden wist zij niet, dat hij een priester<br />
was; hij was ook herdoopt. Hijzei, dat de priesterlijke staat des<br />
duivels en ongoddelijk was. Zij heeft het niet bekend gemaakt<br />
en tegen de bevelen <strong>van</strong> de keizer is ze bij hem gebleven. Heer<br />
Geer't en zij zijn <strong>van</strong> de secte <strong>van</strong> David Joris. Van roverij weet<br />
ze niets af. Wel is ze na de remissie <strong>van</strong> de bisschop in haar<br />
eerste dwaling teruggevallen.<br />
Anna ~o~kmans en Anna Haqedoornes, uit W ferdorp ge~<br />
boren, bekenden. dat zij "echte" huisvrouwen waren <strong>van</strong> Luijtken<br />
Benninck, anders genaamd Jan Verkenkoeper. Ze zijn<br />
beiden herdoopt en zij blijven bij hun ketterse mening. V~n kerkenroof<br />
en het schenden <strong>van</strong> andere geestelijke huizen hebben<br />
ze geweten. zij hebben dat goed gevonden en ze hebhen daar<strong>van</strong><br />
voordelen genoten. Ze 'zijn beiden <strong>van</strong> Batenborehs secte.<br />
In hun gezelschap zijn geweest Gheert Schroer eertijds in<br />
<strong>Kampen</strong> woonachtig. nog twee vrouwen Geertr~idt en Anna in<br />
Munster geboren. Egbert Schoemaicker, in Gouda Jonende.<br />
Joost Cremer <strong>van</strong> Giethoorn, bovendien een zekere [orqen,<br />
wonende te Haarlem; hij is een koopmam degenen. die in<br />
Utrecht ge<strong>van</strong>gen zitten. -beschuldigen volgens haar zeggen<br />
niemand anders dan die <strong>van</strong> hun secten afgevallen zijn. Anna<br />
Hagedaern verklaart. dat de oudste zoon Johan haar echte zoon<br />
is; zijn vader heette Henrick ter Vorsthoeve geboren te Lantcrone<br />
te Streve (?) (in Zweden?); hij is binnen Munster ge~<br />
bleven.<br />
Dedrie gènoemde vrouwen zijn elk in een zak gestoken en<br />
in de IJssel geworpen op de 16e Juli 1544.<br />
Het schijnt dat de vervolgingen der wederdoperij nu uitqe-<br />
woed zijn. In de nu volgende jaren lezen we in het geheel niets<br />
<strong>van</strong> vervolgingen. In 1548 berechtten -- op de 2 Juni -- de<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
"\<br />
82<br />
Schepenen het geval <strong>van</strong> Melchior. Pelgrimsz. Hij was indertijd<br />
priester in <strong>Kampen</strong> geweest, daarna is hij naar Wittenberg<br />
gegi;\an bij de markgraaf Joachim <strong>van</strong> Brandenburg en andere'<br />
. ,<br />
lutheraanse ketters, vijanden <strong>van</strong> zijne keizerlijke Majesteit.<br />
Zonder permissie <strong>van</strong> de keizer is hij weer te <strong>Kampen</strong> gekomen.<br />
De Raad vroeg hem hoe hij daartoe gekomen was, of hij<br />
misschien toestemming had <strong>van</strong> de officiaal <strong>van</strong> .de bisschop<br />
<strong>van</strong> Utrecht; vooral daarom wenste men dit te weten, omdat<br />
hij in strijd met de christelijke ordonnantie een vrouw had ge!.<br />
nomen en bij deze kinderen gekregen had. Zijn antwoord luidde:<br />
neen, maar hij was hier gekomen om de erfenis <strong>van</strong> zijn<br />
overleden vader in ont<strong>van</strong>gst te nemen en meer dergelijke<br />
..onbeschaamde" redenen. De Burgemeester beval hem, na<br />
overleg met de gehele Raad, dat hij zich terstond uit de' stad<br />
en de vrijheid zou begeven, <strong>tot</strong>dat hij vergeving .<strong>van</strong> de keizer<br />
kon tonen. Anders zou men hem doen vervolgen "anderen: ten<br />
exempel".<br />
Een merkwaardig geval deed zich voor in 1554. Enige dagen<br />
voor 1 Januari werden aan de Raad enige gesèhriften getoond,<br />
. op verschillende plaatsen en op verschillende dagen in het geheim<br />
neergelegd door oproerige mensen. De inhoud was steeds<br />
dezelfde en ook het schrift "mijt een geconterfeijte handt om<br />
niet bekant te zijn' geschreven". De inhoud "smaakte naar oproer,<br />
commotie ende moijten, die welcke tenderen <strong>tot</strong> versturinge<br />
der lief ten, eendrachticheijt ende tranquilliteit, der gantzer<br />
gemeenten, daerdurch die burgeren ende inwóeneren alhier<br />
niet alleen in haar guderen beschadicht waren, maer oock<br />
grote mutatie ende veranderinge des gemeenen. welvaerts<br />
mocht <strong>tot</strong> groter argernisse verrijsen", Schepenen en Raad laten<br />
nu weten, dat diegene, die weet mede te delen wie de persoon<br />
is, die deze geschriften heeft gemaakt of ze op enige<br />
plaats heeft neergelegd, <strong>van</strong> stadswege 50 pond zal krijgen.<br />
Wie <strong>van</strong> de burgers de schrijver kent of wie ..des scrivers<br />
raedt- ende daetgevers" weet, moet dit aan de Raad mede-<br />
delen.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
83<br />
Op de 27e Januari 1555 rnakenSchepenen en Raad het-vol- ,<br />
gende bekend: Zij zijn "in erfarijnge" gekomen, dat sommige<br />
boekverkopers zieh verstouten om in voorraad te hebben, te<br />
verkopen, te verspreiden onder het gewone, eenvoudige volk,<br />
enige "suspecte boken, geinaect ende wtgegeven bij eenen die<br />
sieh noempt Johannes Anastasius Veluanus" die eertijds<br />
pastoor, vice-cureit (onder-pastoor) of kapelaan is geweest<br />
te Garderen op de Veluwe, getiteld: Kort bericht offte der<br />
leken wegwijzer". Het werk houdt in "voeIe ffenijns <strong>van</strong> heresijen,<br />
ketterijen ende dwalinge,contrarie der hilligen kercken<br />
ende unser christlieken religion, waerdoer die sijmpell gemeente<br />
jamerlicken verleidt ende bedrogen wordt, tendeerende<br />
<strong>tot</strong> uproer ende verstueringe des gemeinen besten ende oick <strong>tot</strong><br />
achterdeel ende verloss hoerder sielen salicheit", Om' zulks in-<br />
tijds te voorkomen waarschuwen Seeperren en Raad "sc~erpelick<br />
ende erns~iek eens voer all, dat niemant hem vervordere<br />
offte verdrijst~·. deze boeken binnen. de stad <strong>Kampen</strong> en de<br />
vrijheid, zelf of iemand anders te kopen. verkopen of lezen, in<br />
het geheim of Openbaar "bij die pene scherpelieken gestrafft te<br />
worden". Ieder. die enige <strong>van</strong> deze boeken, gedrukt of geschreven<br />
bij zich heeft. moet die terstond in handen stellen <strong>van</strong> de<br />
Raad. Als dat niet gebeurt. en iemand drie dagen na de publicatie<br />
bevonden wordt nog deze boeken heimelijk of openbaar<br />
bij zich te hebben, die zal gestraft worden "allen anderen<br />
<strong>tot</strong> een exernpel, hierna mach sieh een ider wethen to richten"<br />
18).<br />
In 1556 kwam er opnieuween geval voor <strong>van</strong> een priester<br />
die gehuwd was: Het betrof Egbert Vrije of <strong>van</strong> den Berge.<br />
getrouwd met Elisabeth Lamberts, een vroegere non. In 1553<br />
had Egbert een verklaring opgesteld, dat hij haar .witlick ende<br />
wel getrout hadde als sijn echte getrouwe huijsvrouwe". Hij<br />
zal haar .memmermeer weder begeven off dije doot salons<br />
scheiden". De beide echtgenoten hebhen deze verklaring met<br />
18) Zie voor dit ketterse boek: Bibliotheca retormatorui Neerlandica<br />
deel IV, blz. 125-376,<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
84<br />
.xmse eijgen name hier onder geset ende gescreven mit ans<br />
eijgen handt".<br />
Op de 1ge October 1555 werden nu gevraagd voor de Raad<br />
te verschijnen de ,;erberen heren" Herman Wolffsz en Kerstien<br />
Wesselsen, beiden kapelaans <strong>van</strong> de "hilligen Giest binnen<br />
<strong>Kampen</strong>". Toen ze aanwezig waren vertoonden ze een bevelschrift<br />
op hun naam <strong>van</strong> de "hochwerdigen in Godt vader<br />
ende vermoegenden fursten und heren Georgen ab Egmondt,<br />
bisschop <strong>tot</strong> Utrecht". Het was in het latijn geschreven, op perkament<br />
en met's bissehops zegel in rode was daaraan hanqende<br />
verzegeld, gedateerd 14 Maart. Door de secretaris werd<br />
het stuk voorgelezen, waarop de burgemeester in korte woorden<br />
vertelde, dat het een algemeen bekend feit was, dat heer "<br />
Engbert Vrije, priester, overal in <strong>Kampen</strong>. .Jasterltcken <strong>van</strong><br />
een groet excessz befaemtsij to weten, dat he <strong>tot</strong> argernisse<br />
ende. schandalisatie guider, vrommen ende erbar luiden een<br />
schandtlicke hoererije, 'genoemptincestus, met een professede<br />
giestelicke begijne, genoempt suster Elisabeth Lamberts" sa~<br />
menwoonde. er waren kinderen geboren. Het delict was naar<br />
het inzicht <strong>van</strong> de Raad zwaarder, doordat Engbert een ge~<br />
schrift overlegde, waarin hij de begijn als zijn wettige, echte<br />
vrouw zou getrouwd hebhen ..Maar "sokke oepentlicke.schandale"kon<br />
men in de stad niet dulden. Echter, de Raad als<br />
wereldlijke rechter modht geestelijke persenen om hun excessen<br />
niet straffen, want dan zou men op het terrein <strong>van</strong> de bisschop<br />
komen. Daarom wilden de kapelaans de opdracht <strong>van</strong><br />
de bisschop wel uitvoeren: maar ook zij kon~en niemand ge~<br />
<strong>van</strong>gen nemen, zij hebben natuurlijk geen ge<strong>van</strong>genis of iets<br />
dergelijks, ook geen dienaren. De Raad stelde nu, om aan de<br />
opdracht <strong>van</strong> de bisschop behoorlijk te voldoen, dienaren, ge~<br />
<strong>van</strong>genis, enz. ter beschikking <strong>van</strong> de kapelaans. Deze gingen<br />
nu met drie stadsdienaars naar heer Engbert en ze hebbeu hem<br />
Jn naam <strong>van</strong> de bisschop ge<strong>van</strong>gen genomen. Op de Haqenpoort<br />
blijJt hij in verzekerde bewaring <strong>tot</strong> de bisschop of zijn<br />
vicaris de zaak verder zal afhandelen.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
85<br />
Op de 21e October kwam de hooggeleerde heer Andreas<br />
Fabri, licentiaat in de theologie en pastoor te <strong>Kampen</strong> in het<br />
volle college <strong>van</strong> de Raad; hij voerde "voele ende diverse<br />
schrifftlicke ende montlicke deductien, redenen ende allegaden"<br />
aan <strong>tot</strong> onschuld en verdediging <strong>van</strong> heer Engbert<br />
Vrije. Hij zei o.a. datheer Engbert voor dit delict. dat op zich'<br />
zelf toch niet enorm of groot was. gebiecht. beboet en behoorlijk<br />
voldaan en gebeterd had "ende oick -daer<strong>van</strong> int aflaef<br />
<strong>van</strong>der lest vergangen vasten per pena et culpa geabsolveert"<br />
was en daarom voo~ een misdaad toch niet tweemaal gestraft<br />
behoorde te worden. Daarom verzocht hij de Raadom heer<br />
Enghert op behoorlijke borgtocht uit de ge<strong>van</strong>genschap te ontslaan.<br />
Zo voorgesteld leek het. éllsof de Raad hem had doen<br />
ge<strong>van</strong>gen nemen. Maar de Raad maakte heer Andreas 'duidelijk.<br />
dat hij verkeerd ingelicht was; niet dit college had heni<br />
doen ge<strong>van</strong>gen nemen: maar daar Zijn delict en misdaad, in het<br />
publiek bekend was. hebben de' kapelaans <strong>van</strong> deTleiliqe<br />
Geest "doen voerholden sekere commissie ende eonfirmatie des<br />
bissehops <strong>van</strong> Utert up een olt privih:!gium de èriminosis pres- -, ,<br />
byteris capti<strong>van</strong>dis <strong>van</strong> der-stat verworven". De kapelaans hebben<br />
na beraad 'om hun commissie en bevel op te volqen.en uit<br />
te-voeren <strong>van</strong> de Raad "auxilium brachii secularis ende handtstarkinge<br />
begeert". Dus is de ge<strong>van</strong>genneming geschied op<br />
autoriteit en bevel <strong>van</strong> de bisschop en niet <strong>van</strong> de Raad. De<br />
Raad heeft daar dus a'lleen "handtstarkinge" verleend. Als dus<br />
de pastoor of iemand anders iets <strong>tot</strong> verdediging <strong>van</strong> heer<br />
Engbert h'eeft in te voeren of om vrijlating op borgtocht te<br />
verzoeken. dan moet dat <strong>tot</strong> de bisschop <strong>van</strong> Utrecht gericht<br />
worden. De' pastoor kan zich ook <strong>tot</strong> de kapelaans wenden.<br />
De Raad vindt dat wel goed. hetgaat hun college verder niet<br />
aan. Daarop is de pastoor uit de raadkamer weggegaan.<br />
Tenslotte is er over deze: zaak een brief <strong>van</strong> 29 Juni 1556<br />
<strong>van</strong> Herman <strong>van</strong> der Vecht. een raadslid uit <strong>Kampen</strong>. die <strong>van</strong>uit<br />
Utrecht over dit proces schreef. Met heer Herman Wolffii<br />
{een der kapelaans?) is hij bij de deken <strong>van</strong> St. Peter. de vi~<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
'\<br />
86<br />
caris <strong>van</strong> de bisschep geweest om met hem 'over de kwestie <strong>van</strong><br />
heer Engbert te spreken. De vicaris verwees hem naar de officiaal.<br />
<strong>van</strong> wie hij zei, dat hij de zaak <strong>van</strong> heer Engbert <strong>van</strong><br />
het begin af in handen had gehad. Deze heren zullen de. zaak<br />
verder behandelen; Van der Vecht zal dezaak wel waarne-<br />
'men en de Kamper Raad tijdig <strong>van</strong>alles op de hoogte stellen.<br />
Hijraadt de heren aan onderzoek te doen ,naar degenedie de<br />
begijn haar gelofte heeft afgenomen. Als de gardiaan die dit<br />
gedaan heeft, niet te vinden is, dan kan .men enige zusters uit<br />
het convent vragen.<br />
Op de 3e Juni 1559 is heer Geerdt Andriessen voor de Raadgedaagd<br />
en hij heeft zich voor dit college verantwoord. Merkwaardig<br />
is, o.i. dat dit een verantwoording -is over zuiver theologische<br />
kwesties. Er zijn, naar het schijnt, naar aanleidinq<strong>van</strong><br />
zijn predicaties een aantal beschuldiqinqen ingebracht, die<br />
zijn rechtzinnigheid in twijfel brachten en tegen welke punten<br />
hij zich verdedigt. Maar is de Raad nu het lichaam dat hierover<br />
moet oordelen?<br />
. We zullen eerste de 'verschillende punten 'nagaan. In verband<br />
met het eerste artikel <strong>van</strong> de beschuldigingzegt hij "int<br />
lange gededuceert te hebben" yan de inzetting <strong>van</strong> hetlichaam<br />
en hèt bloed <strong>van</strong> Christus. Hij heeft ~it gelegd, waarom Christus<br />
brood en wijn genomen heeft: gelijk het brood <strong>van</strong> .vele<br />
korreltjes gemaakt is, zo ook worden wij één lichaam in<br />
Christo; gelijk de wijn 'smensen hart vervrolijkt en blij maakt<br />
en alle zorgen in de gedronken wijn vergeten worden, zo ook<br />
worden wij, die flauw en slap zijn weer in de wijn <strong>van</strong> het<br />
bloed <strong>van</strong> Christus geestelijk dronken, verkwikt en gesterkt.<br />
Christus heeft 'met het geven <strong>van</strong> zijn lichaam en de uitsterting<br />
<strong>van</strong> zijn bloed ons zondige mensen verlost, daardoor wordt<br />
, 's mensen hart in het geloof vrolijk en ontstoken. Hij zegt, dat -<br />
hij het geestelijk bedoeld heeft en hij gelooft zeker, dat Christus'<br />
tegenwoordig is in het sacrament.<br />
Wat het derde punt betreft: hij zegt gepredikt te hebben;<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
I.
,I<br />
87<br />
dat hij dit gedaan heeft in een gedachtenis aan het sterven en<br />
lijden <strong>van</strong> Christus; hij is Hem dankbaar voor deze en andere<br />
'weldaden; zobrengt hij een offer der dankzegging. want<br />
Christus heeft dit voor ons gedaan en geleden als een aangenaam<br />
offer voor zijn hemelse vader. Door het gebruik <strong>van</strong> het<br />
sacrament worden wij ontstoken en verheugd. door onze verlossing<br />
en zaligheid. Hierop heeft hij gedoeld.: Hij heeft ge-:<br />
leerd.dat dit geda~n moet worden in gedachtenis <strong>van</strong> het<br />
lijden <strong>van</strong> Christus <strong>tot</strong> aan het einde der wereld.<br />
Op de vierde beschuldiqinq antwoordt hij. dat hij voor en<br />
na vele woorden gesproken heeft <strong>tot</strong> verklaring <strong>van</strong> dit artikel<br />
en dat hij dit niet zo precies gezegd heeft. Ook heeft hij dikwijls<br />
gezegd.dat een ieder zich zelven onderzoeken moet om de<br />
geestelijke spijs. terwijl hij gelooft in het lijden <strong>van</strong> Christus.<br />
te nuttigen; en hij heeft daarvoor ook bewijzen gegeven. want<br />
als we niet geloven kunnen. komen de sacramenten ons niet<br />
ten goede. want het geloof moet er vóór alles wezen. Om dat<br />
nog beter te verstaan heeft hij het zelfde artikel de volgende<br />
dag nog eens herhaald, terwijl hij zei. dat wij ons niet genoeg<br />
kunnen voorbereiden om het sacrament des altaars te ont<strong>van</strong>gen;<br />
hoe onwaardiger wij ons achten en als we toch een vast<br />
vertrouwen en geloof hebben in het lijden <strong>van</strong> Christus. des<br />
te waardiger zullen wij dit ont<strong>van</strong>gen. Hij zegt geen heresie of<br />
andere ketterse artikelen te hebben gepreekt. Waar wij niet<br />
beschikken over de beschuldigingen dieteqen heer Geert zijn<br />
ingebracht. is het geheel ons niet zeer duidelijk.<br />
In een nadere bespreking bleek wel. dat de pastoor, nu hij<br />
veel had horen spreken over de: predicaties <strong>van</strong> heer Geert,<br />
in O.L.V.-kerk geweest is om de hoogmis te zingen. de preek<br />
<strong>van</strong> heer Geert heeft ,gehoord. Enkele punten heeft hij daaruit<br />
onthouden. Het ging vooralover. de transsubstantiatie: dat de<br />
mensen geen engelen zijnen dat daarom het geloof ons helpt<br />
, waardig te zijn om-hereacrament tè ont<strong>van</strong>gen: hij ziet het<br />
vooral als een gedachtenismaal. In een volgende preek zei heer<br />
Geert. dat het' geloof alleen waardig maakt en volgens de<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
I '<br />
, ., {<br />
88<br />
pastoor heeft heer Geert vele artikelen gepreekt, die niet overeenstemmen<br />
met de heilige schrift en met derooms-katholieke<br />
leer.·<br />
De pastoor is daarom <strong>van</strong> oordeel, dat men dit alles riiet zo<br />
zal kunnen laten gaan: wordt heer Geert niet gestraft, dan zou .<br />
hij in zijn opvattingen gestijfd worden -.Volgens hem moet aan'<br />
heer Geert verboden worden te preken, biecht te horen en· de<br />
sacramenten uit te delen, want "hi tselve niet' werdichen is<br />
tbedienen wth voelen reden bij den pastoer verhaelt ende<br />
omme den perikelen <strong>van</strong> twijdracht, so hier uijt verrijsen mochten<br />
ende meer andere inconvenienten to vermijden".<br />
Van het verdere lot <strong>van</strong> heer Geert vermelden de stukken<br />
niets.<br />
Op de 30e December 1559 schreef de graaf <strong>van</strong> Aremberg,<br />
stadhouder en kapitein-qeneraal <strong>van</strong> Friesland, Overijssel,<br />
Groningen en Lingen een brief aan het stadsbestuur Van<br />
<strong>Kampen</strong> <strong>van</strong> de volgende inhoud:<br />
Koning Filips heeft voor zijn vertrek naar Spanje in:' Gent<br />
aan de stadhouders en andere autoriteiten "doen voir hal den<br />
ende scharpelijck bevelen" de christelijke religie met alle vlijt ~<br />
voor te staan ,;ende" <strong>tot</strong> eonservatle. ruste ende eendrachticheijt<br />
derselver to proeederen tegen die innebrekers ende overtreders".<br />
Zijne Majesteit heeft hen nog "int particulier gelieven<br />
ernstlijck te belasten ende insonderheijt die observatie vim<br />
tpunct <strong>van</strong> den verboden boeeken ende <strong>van</strong> den: vuijtheemschen<br />
personen die zich overal sonder overlegging <strong>van</strong> een behoorlijk<br />
certificaat, vertijen". Aremberg is bang,dat. sedert zijnjafwezigheid<br />
door de oorlog en de dienst <strong>van</strong> Z.M. in <strong>Kampen</strong><br />
"vele verboden ende ongodlijkeboecken vercocht, verhandelt<br />
ende gebJ:'uijckt worden", dat ook vele uitheedtsen zich daar<br />
metterwoon gevestigd hebben, die door de vreemde handel,<br />
aanslagen, geheime bijeenkoinsten de "simpele ende welmeijnende<br />
personen <strong>van</strong> onsenrechten christelijcken gelovein<br />
grote dwalingen, ketterijen, bcese secten, ongodlijcke en ~e~ .<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
eprobeerde opiruen vueren" . onder welke vele "moertbran~<br />
ders, wederdopers ende andere vertwivelde menschen schuijlen<br />
rauchten". Het is beter om "alsulcken onraet" zoveel mogelijk<br />
tijdig te voorkomen en de vromen <strong>van</strong> den bozen gescheiden<br />
te houden. Daarom beveelt Aremberg in opdracht <strong>van</strong> Z.M.<br />
scherp toezicht te oefenen, opdat de verboden boeken niet ge~<br />
permitteerd, verkocht en gebruikt mogen worden en dat degenen<br />
die dit moedwillig doen. volgens de plakkaten gestraft<br />
zullen worden. Ook uitheemse en onbekende personen mogen·<br />
nietin de stad toegelaten worden. dan nadat zij een behoorlijke<br />
attestatie <strong>van</strong> hun kwaliteit. vroom leven en eerlijke conversa<br />
tie <strong>van</strong> de pastoor of <strong>van</strong> de overheid. waar ze gewoond<br />
hebben. overleggen. Verder moet ook degelijk onderzocht worden<br />
of Ze lanqer of korter in de stad hebben vertoefd. Als<br />
daarbij zijn "mit quaden secten of sonst andere schelmerije besmet<br />
oder- befaemt", moeten die aanqehouden-worden en behandeld<br />
volgens de plakkaten <strong>van</strong> de keizer of <strong>van</strong> de konmq.<br />
DiE~geen certificaat hebben. -moeten binnen zes weken uit de<br />
stad of de vrijheid verwijderd worden.<br />
In de loop <strong>van</strong> 1560 werden door het stadsbestuur enige publicaties<br />
gedaan. de eerste op 15 Mei.. Hierin zeggen Schepenen<br />
en Raad. dat zij zich er aan erqeren.xlat "diewijle twoirdt<br />
Gaedts geprediciert ende geleert. oick den dienst in der kercken<br />
up hilligen daegen gedaen wordt" in de' kerken op onbehoorlijkewijze<br />
'heen en weer gelopen wordt; dat de herbergiers<br />
tijdens de sermoenen en de dienst in de voormiddag op' heiligendagen<br />
voor de burgers en ingezetenen tappen; dat er velen<br />
zijn die de Zondagen. aposteldagen enander~ verplichte vier- .<br />
dagen niet vieren, <strong>tot</strong> erqernis <strong>van</strong> hun buren en andere vrome<br />
. lieden. maar in het openbaar gewoon werken. redenen. waarom<br />
al deze handelingen worden verboden. Voorts mag er in de<br />
vasten. op quatertemperdagen of op Vrijdag en Zaterdag geen<br />
vlees gegeten worden. nochdoor het gezin noch door vreemden:<br />
Indien iemand. deze bepalingen -overtreedt.vdan zal hij<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
- ,
20<br />
door Schepenen en Raad naar gelegenheid gestraft worden.<br />
Verder verbieden Schepenen en Raad. dat iemand enige<br />
boeken of geschriften. die tegen onze heilige christelijke religie _<br />
gericht zijn. zal drukken. schrijven. hebben. kopen of verkopen.<br />
geven of verspreiden: want door lezen of horen lezen<br />
<strong>van</strong> zulke kwade boeken kunnen de onderdanen makkelijk.<br />
verleid, en bedrogen worden.. Ook mag niemand heimelijke<br />
scholen. leerhuizen of leerplaatsen of enige heimelijke conventicuien<br />
,in zake religie houden; niemand mag zich daarheen<br />
begeven of daar komen. -<br />
Tenslotte mag niemand enige boeken binnen <strong>Kampen</strong> drukken<br />
of doen drukken. tenzij hij eerst permisste daartoe heeft<br />
<strong>van</strong> de Raad. Worden enige boeken binnen <strong>Kampen</strong> gedrukt<br />
door vreemdelingen of dienaren. dan draagt de meestër of<br />
huisheer <strong>van</strong> de "prenterien" daarvoor de, verantwoordelijkheid.<br />
"Alleth bij pene ende gestraffet te worden alsz vair verhaelt".<br />
' ,<br />
De tweede publicatie is <strong>van</strong> 14 December 1560 en bepaalt.<br />
dat. niemand ..<strong>van</strong>e wat qualiteit hij zij" in de kerk onder of<br />
buiten de godsdienst enig rumoer mag maken; waardoor de<br />
dienst Gods verstoord of op enige wijze belèt kan worden.<br />
Niemand mag in straten of steqen, op de kerkhoven <strong>van</strong> heide,<br />
kerken of naast de daarbij staande scholen metbogen of andere<br />
Instrumeriten schieten of werpen. ook. niet kolven.vkloot- I<br />
schieten of iets dergelijks. op een boete <strong>van</strong> 10 stads pond. Alleen<br />
de' schoolkinderen mogen op de hun toegestane speeldagen<br />
daar behoorlijk spelen. Als er kinderen zijn die nog onder<br />
hun ouders macht staanen tegen deze publicatie handelen.<br />
dan zullen de o~ders de boete moeten betalen. '<br />
Voor al deze verboden was natuurlijk wel aanleidinq..alleerr ,<br />
uit de stukken blijkt daar<strong>van</strong> niets.<br />
Op .de 2e Juni 1560 verscheen in de Raad de heer Mr. Niclaes<br />
de Castro ..licentiaet in de Gotheit", als commissans <strong>van</strong><br />
de koning <strong>van</strong> Spanje. Hij verklaarde. dat hij opdracht en<br />
bevel had <strong>tot</strong> uitroejing ,<strong>van</strong> alle, ketterij. 'onderzoek te doen<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
\,<br />
,,>,;.:·.r.·:.I..,.<br />
91<br />
bij deboekdrukkers en boekenverkopers <strong>van</strong> verboden. boekeri<br />
. en die te vervolgen.' Hij bood. \als het nodig was. zijn diensten<br />
aan de Raad aan. Als bewijs <strong>van</strong> zijn opdracht liet hij een brief<br />
. lezen. die de koning hem in 1559 had gezonden. De Raad besprak<br />
deze zaak. nadat de Castro de verqaderinqverlaten had.<br />
Daarna gaf men hem het volgende antw~ord: Men bedankte'<br />
. \ .<br />
hem voor zijn voorstel: men had echter <strong>van</strong> de stadhouder<br />
plakkaten en bevelschriften overdeze materie ont<strong>van</strong>gen en<br />
men had die <strong>tot</strong> nu toe met alle vlijt en naarstigheid in het<br />
werk gesteld en men, zou dat in de toekomst gaarne zo blijven<br />
doen. De Castro beloofde nu, dit te zijner tijd aanhet Hof<br />
te rapporteren. Daarna is hij vertrokken.<br />
DE JAREN TUSSEN 1560 EN 1580.<br />
Er komen in deze .jaren allerlei Individuele gevallen voor;<br />
maarhetmaakt op ons de indruk. alsof. er wat meer samen-.<br />
hang is tussen .de groepen. die zich te&en de rooms~katholi~ke<br />
kerk verzetten. afvallig zijn. in het geheim bijeenkomen. haqepreken<br />
houden. enz.' . -<br />
Zoals men weet zijn door ko~ing Filips omstreeks het jaar<br />
1559 de Nederlanden in kerkelijk opzicht losgemaakt <strong>van</strong> het<br />
buitenland door het land kerkelijk te verdelen in 15 bisdommen<br />
en. drie aartsbisdommen. Daardoor was bovendien. de contrôle<br />
in de kerk en hettoezicht op de ketterij meer efficient.<br />
Maar de bisschoppen werden in de Nederlanden allerminst<br />
met open armen' ont<strong>van</strong>gen. vooral waar de ketterij in deze<br />
tijde n hand over hand toenam, Na de Lutherîje en de wederdoperijwas<br />
het nu het Calvinis~e. datop 'het-volk een grote<br />
aàntrekkinqskracht uitoefende. En waar de ketterij best~edên -<br />
werd door het landsbestuur. nam de çntevredenheid met dit<br />
<strong>van</strong> uit Spanje geleide bestuur in sterke mate toe. De voornaamste<br />
<strong>van</strong> deze aartsbisschoppenwas 'wel Granvelle. de<br />
aartsbisschop <strong>van</strong> Mechelen. Op de 27e Janu~ri1562 was e~<br />
een vergadering <strong>van</strong> Ridderschap en. Steden. in. welke bijeen-<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
, .
92<br />
komst door de afgevaardigden <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong> de benoeming <strong>van</strong>'<br />
de nieuwe bisschoppen ter sprake werd gebracht., Zij zouden,<br />
zei men, "sonder twijvell. inquisitores fidei" zijn en het landschap<br />
en de steden oordeelden, dat zulks .xmime mercklike<br />
pregnante reden ende oirsat, benefferis. inbreek ende verlie-<br />
" singe hoerder anqeborner vrijheit, niet enstaet te. lijden, oick<br />
der submissien ende traetaten gantzlicken to weder is" .Men<br />
'sprak daarom af de ogen goed open te houden, vooral in de<br />
steden, in het bijzonder in Deventer. Men .zou elkaartijdig ,<br />
waarschuwen. De volgende dag kwam de zaak nog eens ter<br />
sprake. 'Men disputeerde er lang over en ook Je Ridderschap<br />
zou de steden "getruwelicken bijplichten, omme: sulx in tijden<br />
to behinderen ende behoirlicken wederstandt tdoene". ,<br />
In het begin <strong>van</strong> Mei is "die ersaeme Raedt in ervaeringe<br />
gecöemen", dat er in <strong>Kampen</strong> "heimelicke schoele oH leerplaetze<br />
offte heimelicke conventiculen ende versamelinqe" ge~<br />
houden worden; deze zijngeheel tegen het bevel <strong>van</strong> de stads-<br />
'regering en tegen de bevelen <strong>van</strong> Zijne Majesteit. In de eerste,<br />
plaats wordt daar<strong>van</strong> beschuldigd Taeke Hettinga. Hij heeft<br />
niet alleen deze vergaderingen te zijnen huize gehouden, maar<br />
ook andere geheim.e verqaderinqen bezocht.' Binnen acht<br />
daqen moet hij de stad en de vrijheid verlaten en hij mag niet<br />
dan met uitdrukkelijke toestemming <strong>van</strong>' de Raad weer in de<br />
stad komen; Komt hij, óf in het geheim óf in hetopenbaar<br />
terug, dan zal hij door Schepenen qestraft worden, In' de ko-<br />
" mende acht ~agen mag hij ook geen qeheime vetgaderingen<br />
bezoeken.<br />
Natuurlijk was het niet alleen Hettinga.Mannen zowel als<br />
vrouwen nemen aan deze verboden verqaderinqen deel. Genoemd<br />
worden o.a. Joachim Messemaker en zijn vrouw, Alijdt<br />
Ronnewagens en haar moeder, Lucas Schroer en zijn vrouw,<br />
Trijken Nolle, Hadewijch Pijpers, Cathrina Kerstiens, ' de<br />
vrouw <strong>van</strong> Henrick <strong>van</strong> Dam en haar twee dochters en meer<br />
anderen. Al deze personen werdenop de ge Mei 1562 voor de<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
r-: ,
Raad geda'agd en hun werd met ernst voorqehouden ren zij<br />
werden gewaarschuwd! dat zij niet meer dergelijke bijeenkomsten<br />
mochten houden in de stad of in de vrijheid noch bij dag,<br />
bij avond of bij nacht, ook niet in het veld, "allet bij die pene<br />
ernstlicken gestraffet te worden an lijf of an quet, want Sche~<br />
penen en Raad solcke heimelicke vergaederingen ende conventicuIen<br />
niet en gedencken to lijden; daerna sie sich nioeqen<br />
wethen to richten". Op de 1Oe Mei werd het verbod <strong>van</strong> 15<br />
I, Mei 15600m dergelijke geheime verqaderinqen te houden nog<br />
eens nadrukkelijk gepubliceerd en op de geMei 1563 (en aan<br />
de rand <strong>van</strong> het stuk werd aangetekend, dat het verbod op 7<br />
Mei 1564 weer werd herhaald) brengen Schepenen en Ra~d<br />
verschillende verbodsbepalingen, hiervóór 'genoemd, nog eens<br />
onder de aandacht <strong>van</strong> de burgerij.<br />
93<br />
In de vergadering <strong>van</strong> Ridderschap en Steden heeft op de<br />
16e. Maart 1564 de drost <strong>van</strong> Coevorden .aan de afqevaardiqden<br />
<strong>van</strong>' Deventer en <strong>Kampen</strong> meegedeeld, hoe men in Groningen<br />
zo brutaal is geweest boeken <strong>van</strong> Calvijn en andere<br />
dergelijke verboden. boeken in het openbaar te verspreiden<br />
en te verkopen; daardoor hebhen zij zich de ongenade <strong>van</strong><br />
Zijne Majesteit op de hals gehaald. De stadhouder nu heeft<br />
vernomen, dat erfn Deventer eri <strong>Kampen</strong> ook enigen zijn die'<br />
dergelijke onbehoorlijke zaken zijn begonnen. Daarom waarschuwt<br />
de drost de afgevaardigden, dat zij tijdig daarop, zultoezien,<br />
zodat het voorkomen kan worden en aim deze .steden<br />
niet zal overkomen wat Groningen waarschijnlijk te wachten<br />
staat.<br />
In deze jaren was de eerwaarde heer meister Aggeus <strong>van</strong><br />
Sneek pastoor te <strong>Kampen</strong>. Hij nu heeft aan d~ Raad te ken-<br />
, ,<br />
'nen gegeven enop de hoogte gesteld <strong>van</strong> zekere "èxcessen<br />
ende abusen" gedaan door merster Engbert <strong>van</strong> Velen, kapelaan<br />
<strong>van</strong> OL.V. kerk. De pastoor heeft, zo hij zeide.vde kapelaan<br />
<strong>tot</strong> twee of driemaal "mijnnelicken" gewaarschuwd' en<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
',I<br />
" )<br />
,t,.<br />
94<br />
hem aangespoord om daarmee op te houden. maar het heeft<br />
geen resultaat gehad. Dit heeft meister Aggeu~ natuurlijk ten<br />
zeerste geërgerd en hij kon het niet voor zijn geweten verant-:<br />
woorden. de kapelaan langer in dienst te houden. Nu was de<br />
,kwestie: Heeft, de pastoor <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong> het recht zo iemand te<br />
benoemen of te ontslaan? Na rijpe deliberatie en bedenken is<br />
aan de pastoor in de volle Raad ten antwoord gegeven. dat.<br />
hoewel het college natuurlijk het in het geheel niet eens is met<br />
\, de excesse~' en abusen <strong>van</strong> meister Engbert. Schepenen' en<br />
Raad nietkunnen toestaan, dat de pastoor iemand zou benoemen<br />
of ontslaan in de administratie <strong>van</strong> zijn dienst. Het stadsbestuurstaat<br />
op de "defensie ende onderholdinge hoerer older<br />
possessien, gerechticheit ende gebruick". De autoriteit hierin<br />
\ '<br />
staaf a}leen in de macht en de wil <strong>van</strong> "den verordenten 'provisoren.<br />
kerckmeisteren ende memoriemeisteren <strong>van</strong> onser<br />
Lieven Vrouwen kercken. sonder thodoen ofte enich inseggen<br />
<strong>van</strong> den pastoer. bij welcke possessien. gerechticheit ende gebruick<br />
die stadt gedenckt to blijven. Actum per senatum den<br />
I2den Augusti 1563 et pro memoria perpetua registratum".<br />
Men ziet. er is met kapelaans nog al eens wat aan de hand. en<br />
zuiver, in de leer schijnen zij niet altijd te zijn.<br />
De afgevaardigden <strong>van</strong> de 'stad zijn de 2Ie Mei, 1565 op het<br />
huis te Vollenhove bij de stadhouder Aremberg geweest. Zij<br />
hebben Aremberg meegedeeld. datde Raad <strong>van</strong> hem een brief<br />
, had ont<strong>van</strong>gen. waarin hij het college attent maakt op een'<br />
zekere vergadering <strong>van</strong> "uth ende inheemsehen menschen" die<br />
op de eilanden <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong> omtrent Pasen gehoudenwas en<br />
waar ceremonien gehouden en handelingen gedaan waren,<br />
ondanks de plakkaten <strong>van</strong> Zijne Majesteît. De Raad 'werd in<br />
de brief aangeraden goed toezicht te houden. opdat zoiets<br />
niet meer zou geschieden. De heren hebben de stadhouder<br />
bedankt voor deze waarschuwinq. Zij deelden' verder mede.<br />
dat zij de dijkgraven op de eilanden opgedragen hadden te<br />
. onderzoeken, wat daar precies gebeurd was en wiedaarbij ge-<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
95<br />
weest waren. Maar zij hadden <strong>van</strong> de. dijkgraven niets vernomen.<br />
De heren vroegen nu aan de stadhouder of hij 'hun<br />
wilde kenbaar maken. als hij iets naders daarover vernam.<br />
'Aremberg antwoordde. dat hem ter. ore was gekomen. dat<br />
enigen uit -Giethoorn naar de eilanden overgevaren waren en<br />
daar hun godsdienst hadden gehouden. Maar hij had daar nog<br />
, niets naders <strong>van</strong>. gehoord. maar hij zou alsnog nader infermeren<br />
en hij zou <strong>Kampen</strong> <strong>van</strong>zijnbevindingen op de hoogte<br />
stellen. Zijn bedoeling wasaan te sporen goedtoezicht te<br />
houden om zwarigheden en lasten (die uit dergelijke' zaken<br />
ontstaan kunnen) te voorkomen. Maar niet om direct de zaak<br />
in, brand te steken. De stadhouder had altijd de steden ge--'<br />
. waarschuwd en zou dat blijven doen over zaken. waaruit onlusten<br />
zouden kunnen ontstaan. Hij wilde 'de moeilijkheden<br />
voorkomen en de verkeerdheden verbeteren. Dergelijke waarschuwmqsbrteven<br />
vbad hij ook, gezonden aan' Deventer en'<br />
Zwolle. want in deze steden zouden' er enige menseri zijn. die<br />
op feestdagen. waarop men gewoonlijk processie houdt en het<br />
heilige sacrament ronddraagt. deze cerèmonien versmaden.<br />
Deze brieven zond hij om aan te sporen <strong>tot</strong> goed toezicht. opdat<br />
verkeerde dingen zouden vermeden worden. zodat er in de<br />
gosdienst geen veranderingen werden gemaakt en alle moei-'<br />
lijkheden zouden worden voorkomen. Aremberg voegde erbij.<br />
dat het landschap verplicht was en ook de steden <strong>van</strong> Overijssel,op<br />
te volgen wat zij aan de koning beloofd hadden, zoals<br />
Zijne Majesteit ook datgene deed wat hij aan landschap en<br />
steden <strong>van</strong> Overijssel beloofd had. Overijssel verzocht Z.M,<br />
steeds weer in zijn privilegien gehanqhaafd te mogen. worden<br />
en daarom behoorde het ook vast te houden aan de beloften<br />
die aan de koning waren gedaan. Tenslotte zeiAremberg. dat<br />
ingeval er voor de provincie zich enige moeilijkheden voor- I<br />
deden. men hem eerst moest waarschuwen. voor men zich <strong>tot</strong><br />
het' Hof wendde; hij kon .dan proberen het eerst in orde te<br />
brengen. I Evenzo wilde hij ook landschap en steden intijds<br />
waarschuwen over zaken. waaruit moeilijkheden zouden kun-<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
96<br />
rien ontstaan om die weg te werken of te voorkomen. Uithet '<br />
laatste gedeelte <strong>van</strong> het gesprek bemerkt men hoe Aremberg<br />
alles wil doen om.het het bestuur <strong>van</strong> de provincie naar de zin<br />
te maken en vooral tracht hij te voorkomen, dat er geweld<br />
wordt gebruikt of dat de hoge overheid er in wordtqemoeid.<br />
Nadat in de vergadering <strong>van</strong> Ridderschap en Steden <strong>van</strong> 30<br />
Maart 1566 door de afgevaardigden <strong>van</strong> Deventer, na het ver-<br />
'trek der Ridderschap, ter sprake was gebracht, dat de- Raad<br />
<strong>van</strong> deze stad wilde vastgesteld zien dat "die vermitz ketterten<br />
uth eerie <strong>van</strong> den drien steden gebannen werden, in den anderen<br />
tween steden oick nijet en solde moegen komen", heb- "<br />
ben Schepenen en Raad <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong> op de 7e April bekend<br />
gemaakt, dat hij, "die verdoemder ketterien halven uth deser<br />
stadt verbannen en hier nieth weder incoemen, noch in eeni-<br />
, gen <strong>van</strong> den anderen tween steden huijslicken sich setten<br />
mach','; de stad was het dus in dezen met Deventer en Zwolle' ,<br />
eens. Handelden de verbarmenen tegen deze bepalingen .dan<br />
, zouden ze .mae behoer ende geleegentheit der saecken ge~ ,<br />
strafft wordden", ' 1<br />
In een brief gericht <strong>tot</strong> "den eerwerdigen, reliqicsen ende<br />
andachtigen heren, pater Henrick Pippinck, minister provinciael,<br />
sampt den gemenen capittel der oerden <strong>van</strong> S. Franciseus<br />
in den can vente toe Leijden versammelt", gedateerd de 3e<br />
Mei 1566, deelt het stadsbestuur aan deze "insanders gunstige,<br />
guede vrunde" mede, dat het vorige jaar in het convent <strong>van</strong><br />
de Minderbroeders in destad <strong>tot</strong> gardiaan is aangesteld pater<br />
Herman <strong>van</strong> Locchem. Deze heeft het convent ingoede<br />
eendrachtige regering Headministreerd. Hij .heeft ook onze ge~<br />
meente door een goed leven en voorbeeld voorgegaan en deze<br />
met preken en het leren <strong>van</strong> Gods woord in de "catholicxsçhe<br />
ende waere religie seer neerstichlick gesticht ende onderhouden";<br />
daarom is de stadsreqerinq hem zeer 'dankbaar: Dat -is<br />
de reden, dat de Schepenen vragen om deze gardi~an <strong>tot</strong> Gods<br />
eer en conservatie der religie in <strong>Kampen</strong> te laten, opdat het<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
91'<br />
klooster zo geregeerd mogen blijven en de ganse gemeente (die<br />
zijn Eerwaarde zeer toegedaan is) "in de warachtiqe cathollexsehe<br />
religie durch sijne quede, 'deuchlicke eonversatie ende<br />
'.Jeringe voortaan geholden ende <strong>van</strong> dage to dage meer ende<br />
meer gestichtet ende bevesticht moege worden". Schriftelijk en<br />
mondeling is aan <strong>Kampen</strong> beloofd. dat het' klooster steeds <strong>van</strong><br />
goede oversten en predikanten. die in deze tijden zo nodig zijn.<br />
zal. worden voorzien. Tegenover het klooster zal het stadsbestuur<br />
en ook tegenover de orde. steeds goed gezind blijven.<br />
- "dat weet God Almachtig die U.E. in voirspoediqe administratie<br />
ende gelucksaliger gesontheit lanqeerholden moet".<br />
_ -Het jaar 1566 is een jaar <strong>van</strong> grote beroering. Het staat in<br />
het teken <strong>van</strong> beeldenstorm en hagepreken., In het zuiden begon<br />
de oproerige beweging. die niet alleen door godsdienstîge;<br />
maar ~ok door economische motieven 19) veroorzaakt werd;<br />
" Van stad <strong>tot</strong> stad sloeg de beweging over. niet aileen in het<br />
zuiden. ook naar .het noorden kwam die en Overijssel moest<br />
bevreesd zijn. dat ook hier het dreigend optreden <strong>van</strong> de Calvinisten<br />
èn <strong>van</strong> het gepeupel <strong>tot</strong> ongewenste gebeurtenissen zou<br />
kunnen leiden. Hetspreekt dus wel <strong>van</strong> zelf. dat in de vergadering<br />
<strong>van</strong> Ridderschap en Steden. èn in de grote steden~'<br />
Deventer. -<strong>Kampen</strong> en ZwoIIIe de magistraten zich bezorqd<br />
afvro-egen. hoe ze zich tegen de oproerige beweging zullen<br />
verzetten en of ze het zouden kunnen. Het dreigde overal. De<br />
20e Juli was stadhouder Aremberg in ZvJolle. hij vertoefde<br />
ten huize <strong>van</strong> de drost <strong>van</strong> Coevorden en hier verschenen de<br />
drosten <strong>van</strong> Salland. <strong>van</strong> Vollenhove en <strong>van</strong> Isselmuiden, de<br />
heren Eggerik Rïpperda, Johan Sleet en Eusebius Bentinck:<br />
bovendien waren et de gezanten der drie steden; verder waren<br />
er Mr. Robertus <strong>van</strong> der Beeck. reutmeester <strong>van</strong> Salland.<br />
Engelbert <strong>van</strong> Ensse, drost<strong>van</strong> Coevorden. Mr. Henrick <strong>van</strong><br />
Till en Mr. Gerh~rt Oesten~orp. raadsheren <strong>van</strong> Zijne Majes-<br />
19) Zie daarover Erich Kuttner. Het honçerjao»: 1566 (Amsterdam.<br />
1949).<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
,I
"<br />
teit. Door ziekte en' zaken <strong>van</strong> het Hof was het Aremberg niet<br />
mogelijk gew,eest eerder te komen. Vim Till zette uitvoerig<br />
uiteen hoe in Brabant de moeilijkheden waren begonnen door<br />
"twijspalticheit des geloves ende mennichfoldige verqadderin-,<br />
qen". Men moest bevreesd zijn, dat daaruit meer inconvenienten<br />
zouden voortkomen. Daarom vermaande hij de drosten en<br />
de steden tijdig goede voorzorgsmaatregelen te nemenen goed<br />
toezicht te houden, opdat deze oproerige beweging in deze<br />
provincie zou kunnen worden voorkomen. Ook het koninklijk<br />
plakkaat betreffende de vagabonden "daer mit die' landen : ,<br />
bijnaë vervullet sint" moest goed '"toe wercke gestelt worden" ..<br />
Mede een bewijs dus, dat de hongeren de ellende<strong>van</strong> de<br />
vagabonden een oorzaak waren voor vrees. VanTlll had nog<br />
twee nieuwe plakkaten waar<strong>van</strong> hij de copieaan de droste~<br />
en aan de steden wilde toezenden om daar<strong>van</strong> kennis te nemen<br />
en zich erover te beraden of de publicatie in deze tijden een<br />
goedeuitwerking kon hebben. Als <strong>van</strong> Till uit Friesland teruqkwam,<br />
waarheen hij nu ging, zouden dé dros~n en de<br />
steden hem daarover advies kunnen uitbrengen.<br />
De 27e Augustus was er vergadering <strong>van</strong> Schepenen en<br />
Raad te zamen met de Grote en Kleine Gemeente in de raad-<br />
.kamer. De in functie zijnde burgemeester, Evert <strong>van</strong> den Vene,<br />
.zette uiteen, hoe moeilijk en' periculeus deze tijden waren, hoe<br />
in de aangrenzende landen en steden moeilijkheden veroorzaakt<br />
werden door de predikatiën <strong>van</strong> verschillende ~,nieuwe" '<br />
predikanten; kerken werden verwoest. Het stond te vrezen,<br />
dat allerlei zwarigheden en meerdere lasten hieruit z'oilclerr<br />
'voortkomen. Daarom vroegen Schepenen en' Raad heel ernstig<br />
of de heren en vrienden <strong>van</strong> de Grote en Kleine Gemeente het<br />
stadsbestuur wilden bijstaan in het geval, dat de stad, moeilijkheden<br />
zou krijgen öf doordat enige predikanten <strong>van</strong> de nieuwe<br />
-Ieer, binnen of buiten de stad zich zouden opwerpen, öf dat<br />
men kerken of kloosters ging plunderen, óf dat men nieuwiqheden<br />
in de godsdienst wilde invoeren; of men samen met de<br />
Raad al dergelijke ongewenste toestanden wilde tegengaan.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
99<br />
Schepenen en Raad waren eensgezind <strong>van</strong> mening, om alle<br />
onlust en commotie te vermijden, in het geheel geennieuwe<br />
predikanten, noch in'de stad noch in de vrijheid, toe te laten,<br />
gezien de gevaarlijke en periculeuze tijden. Men moest zich ook'<br />
-rriet in de vergaderingen en predikatiën begeven om die aan<br />
te horen, maar zover het. mogelijk en doenlijk was deze verhinderen.<br />
Het stadsbestuur wilde het ook door publicatiën ver-<br />
. bieden en zo nodig straffen. De publicatiën werden nu aan de<br />
Meerite voorgelezen en de vrunden <strong>van</strong> de Meente hebben,<br />
na behoorlijke deliberatie. gezegd, Qat. ze de, plannen <strong>van</strong> de<br />
Raad zouden steunen. Maar zij begeerden, qat men zou trachten<br />
goede predikanten te krijgen (het spreekt <strong>van</strong>zelf, dat ze ,<br />
meenden: goede rooms-katholieke}. De publicatie is nu op dezelfde<br />
dag ter kennis <strong>van</strong> de bevolking gebracht. Deze luidt:<br />
"Scepenen en Raad mit hoeren gesworen Meent~, groot<br />
'ende dein laten weten, dat ze met elkaar zijn overeenqe-<br />
komen vast besloten te zijn "<strong>tot</strong> enderholdinge gueder vrede<br />
endeburgerlijcke eendracht ende <strong>tot</strong> stuif ende wederstant, -<br />
aller commotie.. onstuijr ende oproer", eenparig besloten<br />
hebben. in, het geheel geen nieuwe predikanten in de stad of<br />
in de vrijheid te dulden. maar zoveel mogelijk te beletten<br />
uit tevoeren wat ;::e<strong>van</strong> plan zijn. Daarombevelen ze, ernstig.'<br />
dat. mochten er hier enige <strong>van</strong> deze nieuwe predikantenkomen,<br />
niema~d. hetzij man of vrouw, jong of oud, zich<br />
in deze gevaarlijk~ tijden. naar de ;ergaderingen of predi-<br />
,catiën zal begeven of ze aanhoren. Men zal zich .ook niet<br />
. aan kerken of kloosters vergrijpen door ze te schenden of<br />
te helpen schenden. Wie zich naar deze predicatiên begeeft<br />
die zalnaar bevind <strong>van</strong> zaken gestraft worden. Wie kerken<br />
of kloosters vernielt, die zal men aan lijf en goed ~traffen".<br />
Op de laatste dag <strong>van</strong> A~gustus 1566' waren Ridderschap<br />
en Steden op aanschrijven <strong>van</strong> de drost <strong>van</strong> Coevorden. Enq- ,<br />
bert <strong>van</strong> Ensse, die .zulks deed op bevël <strong>van</strong> de stadhouder. in<br />
Windesheim bijeen. Hier waren: Eggerik Ripperda, drost <strong>van</strong><br />
Salland, Goesen <strong>van</strong> Ráesfelt, drost <strong>van</strong> Twente. Johan Sleet,<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
,\ -<br />
,I<br />
"
\ .<br />
100<br />
drost <strong>van</strong> Vollenhove, Eusebius Bentinck.drost <strong>van</strong> Isselmuiden.<br />
Ernst-Mulert, schout <strong>van</strong> Hasselt; voor Deventer waren<br />
afgevaardigd Mr. Derek Scherff. licentiaet, voor <strong>Kampen</strong><br />
Lodewijck Voerne, en Arent to Bocop, voor Zwolle Wolff Van<br />
Ittersum .en Johan <strong>van</strong> Haerst. Aan<strong>van</strong>kelijk zou de vergélde":'<br />
ring te Deventer plaats hebben, maar om bijzondere redenen<br />
had Deventer, verzocht elders bijeen te komen en de drost<br />
<strong>van</strong> Coevorden dankte de heren dat ze hier verschenen waren.<br />
Hij bracht nog eens in herinnering de-vermaning <strong>van</strong> Aremberg.<br />
nog bekrachtigd door Mr. Geert Oestendorp, aan: de<br />
drie steden en aan de drosten, om ·goed toezicht te houden en<br />
om vrede en, eendracht in de gemeente té onderhouden .• Er<br />
moest worden voorkomen. dat men uit de steden naar buiten<br />
op .het platte land ging om de nieuwe predikanten te heren.<br />
De afgevaardigden <strong>van</strong> de steden verklaarden zich aan deze<br />
vermaning te zullen houden. Deventer deelde mede. dat de<br />
Raad en de gezworen Meente, <strong>tot</strong> vermijding <strong>van</strong> meerder ongemak.<br />
toegestaan hadden het sacrament der altaars sub<br />
utraque specie aan zieken en gezonden die 'dat begeerden<br />
binnenshuis uit te reiken. IvJ;aar de gemeente was hier niet·<br />
mede tevreden. die begeerde een kerk om daarin de dienst<br />
volgens de Augsburgse confessie te verrichten. De Raad <strong>van</strong><br />
Deventer hoopte de gemeente in goede eendracht té houden .<br />
. als dit zou worden toegestaan. De afgevaardigden <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong><br />
berichtten nu wat de Raad had gepubliceerd.' Die <strong>van</strong><br />
Zwolle verklaarden voor hun stad zich aan .te sluiten bij de<br />
besluiten <strong>van</strong> Deventer.<br />
Bij de beraadslagingen overwoog men of het niet geraden<br />
zou zijn aan de hertogin <strong>van</strong> Parma te schrijven en haar te<br />
verzoeken of zij niet, in naam <strong>van</strong>-Zijne Majesteit aan de qemeente<br />
een kerk zou doen afstaan om daarin de dienst Volgens<br />
. de Augsburgse confessie te verrichten. voor het geva~ dat men'<br />
de gemeente niet lanqer kon rustig houden dan door haar wat·<br />
toe te geven. De afgevaardigden zouden dit in' hun Raad 'ter<br />
overweging geven. -Aanstaande .Woensdag z04 men weer in<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
101<br />
Windesheim bijeenkomen. Tenslotte hebben Ridderschap en<br />
Steden zich er over beklaagd, dat ze geen antwoord hadden<br />
ont<strong>van</strong>qen "op hunne schrilten <strong>van</strong> revoij, <strong>van</strong> den nijen bisschoppen<br />
ende <strong>van</strong> der sequestratien der preestien <strong>van</strong> Deventer".<br />
De drost <strong>van</strong> Coevorden beloofde aan de stadhouder te<br />
schrijven, dat hij-gemerkt had, dat het landschap zich hierover<br />
had beklaaqd.. De drost had ook no~ een plakkaat ter bestrijding<br />
<strong>van</strong> de kerkvernielers. maar hij achtte het niet geraden<br />
dit in deze tijden te publiceren.<br />
Op de derde September daaraanvolgende hebhen de afgevaardigden<br />
in de gezamenlijke vergadering <strong>van</strong> Schepenen en<br />
Raad met de beide gemeenten, groot en klein, op de raadkamer<br />
meegedeeld wat in Ridderschap en Steden op-de 3le<br />
Augustus was besproken. Men zou dus nu overleggen wat<br />
het beste was om de gemeente rustig te houden. Men zou dan<br />
dit advies a.s, Woensdag te Windesheim uitbrengen. Inmiddels<br />
was er een grote bijeenkomst <strong>van</strong> burgers <strong>van</strong> de stad in<br />
de Heilige Geest gehouden en toen burqemeester Arent Brant, '<br />
~n plaats <strong>van</strong> Evett <strong>van</strong> den Vene had meegedeeld over de<br />
vergadering <strong>van</strong> Ridderschap en Steden, kwamen verscheidene<br />
afgevaardigden <strong>van</strong> de bijeenkomst uit de kerk <strong>van</strong> de H,<br />
Geest in de Raadkamer. Zij overhandigden een geschrift,<br />
waarin verzocht werd hun een kerk af te staan, waarin de saeramenten<br />
en andere ceremoniën volgens de Auqsburqse confessie<br />
zouden worden uitgereikt en geh(~>udenworden. Langdurig<br />
werd hierover gedèlibereerd 'en men meende dat de gémeerite<br />
niet langer rustig kon worden gehouden, tenzij aan het<br />
verzoek werd voldaan. Men besloot nu met eenparige stemmen<br />
, aan' de hertogin <strong>van</strong> Parma te _verzoeken om, in naam <strong>van</strong><br />
de koning aan de gemeente een kerk af te staan. Zo hoopte<br />
men de gemeente eendrachtig te houden en zij die bij de oude<br />
religie wilden blijven zouden vrij en ongemoeid blijven. Ook<br />
, kerken en kloosters zouden dan wel niet vernield worden. Aan<br />
heer Christiaan <strong>van</strong> Oriel en de rector Mr. Gaspar Holtstech<br />
en anderen zou men aanzeggen, dat zij het sacrament des al-<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
102<br />
taars sub utrague specie aan de zieken, die dit begeerden binnenshuis<br />
mochten uitreiken. De afgevaardigden naar Windes-<br />
heim zouden dit verzoekschrift meenemen en het aan de an-<br />
deren laten lezen. Men zou ook de Ridderschapverzoeken<br />
enigen <strong>van</strong> hen met de gedeputeerden <strong>van</strong> de- steden af te<br />
vaardigen om dit bij de hertogin aan te bevelen. Men deelde<br />
dit aan deafgevaardigden uit de vergadering in dé Heilige<br />
Geestkerk mede en vermaande hen dit door te geven aan' het<br />
volk dat zich im rustig moest houden. Vier <strong>van</strong> de Raad<br />
moesten nu de' predikanten aanzeggen het woord Gods vol-<br />
gens hun geweten -te prediken zonder op elkaar te- schelden.<br />
Op de 4e September had nu de vergadering in Windesheim<br />
plaats. Dezelfde afgevaardigden waren er heen gegaan. Wol':<br />
ter <strong>van</strong> Heijden was er in plaats <strong>van</strong> de drost <strong>van</strong> Twente.<br />
Deventer deelde nu mede, dat er in de stad nieuwe moeilijkheden<br />
waren. De burgers hadden nu <strong>tot</strong> de Raad het verzoek<br />
gericht om aan hen de O.L.V. kerk en de Bergkerk of de<br />
Broederkerk af te staan om "daerinne dat waart Goeds nae<br />
den propheten e~de die leringe Christi ende der apostelen.><br />
puijr ende reijn geprediget mochte worden ende die sacra~,<br />
men ten geadmini~treert, gelijck bij den Rijcke toegelaten, enz.".<br />
De Ràad had hierop geantwoord, dat hij ditzonder advies<br />
<strong>van</strong> de Gesweren Gemeente niet kon toestaan. Wel was de<br />
Raad geneigd hun de O.L.V. kerk af te staan om "het sacrament<br />
des altaers daerinne sub utraque specie to communiceren<br />
ende der hertoginne daer<strong>van</strong> nae to adverteeren" . De Raad<br />
had geen moed gehad de zaak langer op te houden; het college<br />
vreesde ook meer onaangenaams in de tijd dat de 'gezanten<br />
naar h'et Hof waren en men op het antwoord wachtte. Ook de<br />
Kamper afgevaardigden vertelden uitvoerig wat er in Raad<br />
en Meerite verhandeld was, n.l. dat men een bezending naar<br />
de hertogin yan Parma zou sturen om toestemming te vragen -<br />
aan de burgers die dat wensten een ker-k af te staan. Ook<br />
Zwolle had besloten zo spoedig mogelijk aan de hertogin te<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
103<br />
schrijven. Men zou de Ridderschap verzoeken zich bij de be-<br />
. zending aan te sluiten.<br />
- Aan de Ridderschapwerd dit alles nu meegedeeld. De drost<br />
<strong>van</strong> Coevorden spoorde aan zo spoedig mogelijk te schrijven.<br />
Hijzelf wilde weI bij Barlaymont op een spoedig antwoord aandringen.<br />
Het leek hem het beste geen gezanten te sturen, maar<br />
alleen te schrijven en dit alleen uit naam <strong>van</strong> de drie steden;<br />
want het ging alleen hun aan. Hij wilde ook wel aan de graaf<br />
<strong>van</strong> Megen verzoeken hem mede te delen, waar de stadhouder<br />
zich op het ogenblik bevond, om 'ook hem <strong>van</strong> al deze za-<br />
-ken op de hoogte te stellen. In de vergadering <strong>van</strong> 7 Septern-<br />
ber verschenen Hessel Coepssz en Herman Ovinck, afqevaar-<br />
-dienden <strong>van</strong> de stad Hasselt. Zij hadden -<strong>van</strong> hun schout ge~<br />
hoord, wat er in de vorige vergadering besloten was en zij<br />
vroegen nu of ook Hasselt zich bij de brief aan de hertogin<br />
mocht aansluiten. Maar men achtte dit niet geraden, want het<br />
kon aan het Hof schijnen, dat de drie steden Hasselt, waar<br />
zich deze moeilijkheden nog niet hadden voorgedaan, daartoe<br />
hadden overgehaald; evenmin wilde men de Ridderschap vra-<br />
gen, om dezelfde reden, zich hierbij aan te sluiten.<br />
De brief aan de hertogin werd gedateerd 4 September<br />
"onder dat segel der stadt Deventer, dat wij op dit pas samerit-<br />
lick hier toe gebruijken". De steden schrijven "uit hoog anliq-<br />
gende noot", en daarom bidden zij ook "gantz dienstelicke<br />
ende ondernadelick, dat Uwe F.D. mit den eersten post hijer op<br />
een genedig, vertroostelick ende toeverlaten antwoord gene~<br />
dellek qeworden laten":<br />
Maar noch de brief aan Aremberg, noch-die aan de hertogin<br />
werd verzonden. Aremberg kwam op de 10e September<br />
in Deventer. Hier stelde hij twee middelen voor om deze in<br />
Raad en Meente <strong>van</strong> elk der stedente overwegen. Op de bijeenkomst<br />
op Donderdag 13 September a.s. te Zwolle moest<br />
men hem dan zeggen waartoe men besloten had . .Het eerstemiddel<br />
was, dat de steden zelf aan de hertogin zouden schrij-<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
" ,<br />
104<br />
ven om de Augsburgse confessie toegestaan te krijgen. In dit<br />
geval zou de stadhouder niet zelf aan de hertogin schrijven.<br />
Het andere voorstel was, dat de steden hem de zaak zouden<br />
toevertrouwen; dan zou hij er bij' de hertogin op aandringen<br />
aan de steden toe te staan wat in andere landen of steden in<br />
zake de religie was gepermitteerd. Dit laatste voorstel aanvaardden<br />
Raad en Meerite te <strong>Kampen</strong>, met verzoek om "een<br />
troestlick antwoord, opdat de gemeente gestillet ende in gueder<br />
rust, vrede ende eendracht geholden, oick die verwoestinqe der<br />
kercken ende cloesteren ende alle andere inconvenient en verhoedet<br />
sullen worden". Dit werd nu op de bijeenkomst in<br />
Zwolle aan Aremberg verzocht; hij was echter bang, dat de<br />
koning dit niet goed zou opnemen; maar hij kon wel merken,<br />
dat de steden uit nood gehandeld hadden en dat zou hij bij<br />
de hertogin wel verontschuldigen.<br />
Op 13 September, op Cruijsdach, kwam in <strong>Kampen</strong> een<br />
vreemde predikant <strong>van</strong> de gereformeerde religie, "sijnde sijns<br />
handtwerck een corvenmaecker, genoempt Jan Aerentzen". Uit<br />
bevel <strong>van</strong> de Raad was hem door een secretaris aangezegd, dat<br />
hij zich niet "verdristen' 'zou, enige predicatie in de stad of in<br />
devrijheid te houden. Hij heeft zich ook een tijdlang uit de<br />
stad weggehouden. Nu trok hij zich <strong>van</strong> dat bevel niets aan<br />
en hij heeft nu <strong>van</strong>daag op het Cellebroederskerkhof gepreekt<br />
en wilde ook niet, ofschoon hem dit uit bevel <strong>van</strong> de Raad<br />
door twee secretarlssen aangezegd was, de predieatle nalaten.<br />
Men verzocht hem nu op de raadkamer te komen én hij is daar<br />
met zijn geleide "guitwillichlicken" heen gegaan. Hier waren<br />
Schepenen en Raad, Grote en Kleine Meerite vergaderd. Men<br />
was bang voor ..onlust, commotie ende uproer", Daarom kreeg<br />
de predikant het bevel terstond uit de stad en de vrijheid te<br />
vertrekken en er niet weer in te komen zonder expresse toestemming<br />
<strong>van</strong> de Raad; als hij dat toch deed, zou hij gestraft<br />
worden. Dit is aan Johan Areritzen "met oepe~er doeren in<br />
presentie <strong>van</strong> Schepenen en Raad, sampt de Groete ende<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
105<br />
Cleijne Gemeente voirgelesen ende is terstondt over de IJsselbrugge<br />
gegaen myt dienaers" 20). i<br />
Op de Se December werd besloten, dat Claes Igerman, Henrijck<br />
de Wolffs, Otto Tengnaegel ende Arent tho Boecop. alle ,<br />
leden <strong>van</strong> de Raad, de vier predikanten bij zich zouden Iaten<br />
komen en hun aanzeggen, dat "die eene des anderenreligie<br />
nieth versmaedelick~n saIl lasteren' up ten stoell, dan een ijder<br />
saIl Gods woordt vercundigen nae vermoegen der godtlicker<br />
schrijfftuere ende sijn conscientie, als hi voir Godt ende der<br />
werlt gedenckt to verantwoirden".<br />
In datzelfde jaar (1566) kwam de Kamper drukker Peter<br />
Warnersz. in moeilijkhedendoor het drukken <strong>van</strong> een lib~l<br />
"Verclaeringe <strong>van</strong> die mennichfoldige loese practiken <strong>van</strong> der<br />
Inquisitie", tengevolge waar<strong>van</strong> hij, na naar Emmerik gevlucht<br />
te 'zijn, door het stadsbestuur voor altijd uit de stad werd ge~<br />
bannen 21).<br />
Een jaar later werd zijn zoon eveneens beschuldigd enige'<br />
geuzenliederen te hebben gedrukt, maar hij kon bewijzen, dat<br />
zijn lettertype verschilde <strong>van</strong> 'die, waarmede de gedrukte lied ...<br />
jes waren gezet en zo kwam hij er af met de waarschuwing<br />
buitengewoon voorzichtig te zijn. '<br />
Een schoonzoon en een neef <strong>van</strong> Peter Warnersz., die bij<br />
de oploop betrokken waren geweest, waren ook gevlucht en<br />
ondanks 'de moeite die men enige jaren later deed om toesternming<br />
te krijgen voor hen, om weer in de stad te mogen terug<br />
te keren, is deze permissic n:iet gegeven.<br />
De hele zaak bewijst weer eens te meer, dat de stadsregeerders,<br />
endankt hun betuigingen <strong>van</strong> trouw aan 'de- koning en<br />
ondanks de verzekering, dat ze de oude katholieke godsdienst<br />
wilden handhaven, niet gaarne aandevervolqinqen o~ het ge~<br />
loof wilden meedoen, zoals het eigenlijk overal in het land het<br />
!!O) Nagge, Histo1'ie <strong>van</strong> OVe1'ijssel,II, 309.<br />
21) Zie over dit geval uitvoerig Mr. J, Naninga Uitterdijk in de<br />
, Bijd1·ag.en V001' ixuierl, geschiedenis en oudheidkunde (1875) en mijn<br />
artikel in de Kamper AZmanak 1951-1952, blz. 148-173.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
.-,<br />
\
. I<br />
106<br />
geval is. Zelfs iemand als Aremberg waarschuwt. dreigt ....maar<br />
als het er op aankomt. wil hij de regering te Brussel er<br />
liefst buiten houden. Het is dan ook begrijpelijk; dat men hem<br />
zeer waardeerdeen toen hij in de slag bij Heiligerlee .sneu-<br />
. velde. men dit als een gevoelig verlies voor het landschap.ondervond.<br />
In deze jaren worden wel eens bur~ers voor de maqistraat<br />
gedaagd. omdat ze in enig opzicht in kerkelijke zaken hadden<br />
misdreven Bij zo'n commissie uit de Raad is dan ook dikwijls<br />
een geestelijke aanwezig. Als sommige burgers getuigenis omtrent<br />
andere burgers moeten afleggen over hun uitlatingen.<br />
over wat ze <strong>van</strong> die anderen gehoord hebben. neen. dan weten<br />
ze er niets meer <strong>van</strong>. of ja. ze hebben wel iets gehoord. maar<br />
precies weten ze het toch niet meer of in het geheel niet; soms<br />
kennen ze de beschuldigde persoon: <strong>van</strong> wie ze iets verkerds<br />
hebben gezien of gehoord. niet eens. En gewoonlijk zijn zij<br />
zelf de onschuld in persoon en <strong>van</strong> de beschuldigden weten<br />
ze niets dan goeds te zeggen!<br />
Zo moeten op 31 October 1565 vier vrouwen en een man<br />
getuigenis afleggen omtrent de overleden Mechtelt Gijsberts.<br />
Stijne Brouwers verklaart "bij hoeren wae~en woorden". dat<br />
ze nooit uit de mond <strong>van</strong> Mechtelt gehoord heeft. dat zij het<br />
heilige sacrament versmaad zou hebben of met de heilige olie<br />
gespot. heeft. Toen. Stijne tegen Mechte1ts man zei, dat -hij<br />
zijn vrouw moest laten oppassen en bij haar waken. is hij zonder<br />
daarop te antwoorden weggegaan. Maar die man heeft<br />
vroeger wel eens tegen Stijne gezegd. dat zij zijn geloof moest<br />
aannemen of ze zou niet zalig kunnen worden; maar dat is ge~<br />
gebeurd. voor zijn overleden vrouw ziek werd. Gese Hendriks.<br />
Mechtelts naaste buurvrouw. verklaart hetzelfde. behalve dat<br />
ze datgene. wat de man gezegd zou hebben over het aannemen<br />
<strong>van</strong> zijn geloof. niet gehoord heeft.<br />
Aechte. Steven Brouwers huisvrouw. legde precies dezelfde<br />
getuigenis af als Gese Hendriks. evenzo Mechtelt, Johan"<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
,J<br />
\
)<br />
107<br />
Scepelers vrouw," terwijl Engbert Geertsz verklaarde, dat hij<br />
nooitgehoord heeftvdat Mechtelt het heilig sacrament versmaadde.<br />
En alle vijf bedanken "der saliqe voorszeide vrouwe<br />
voer een guet gewesene naber", Dit getuigenis werd afgelegd<br />
voor Hermen. toe Barckhorst en Ledewijk Voerne, waarbij ook<br />
Mr. Geert Glauwe en heer Dirck <strong>van</strong> Nijmegen tegenwoordig<br />
waren. Waarschijnlijk werden deze getuigen -qehoord om te<br />
beoordelen of dé overleden vrouw met kerkelijke ceremoniën<br />
mocht worden begraven.<br />
In September 1567 hoorde men de volgende getuigen in een<br />
zaak, waarschijnlijk op een soort hagepreek slaande. Frans <strong>van</strong><br />
de Koerbeek werd voor het gerecht gedaagd; hij was een gezworen<br />
meenteman en hij moest "om der waerheit een getuichnisse<br />
geven", wat hij deed bij zijn eed als meenteman. Hij vertelde,<br />
dat onlangs op een gewone heiligendag, hij desnamiddags<br />
tussen drie en vier uur lanqs de Vloedijk ging. Hij<br />
kwam langs de hof <strong>van</strong> Peter <strong>van</strong> Tolzenden. De vrouw die<br />
daar woont, riep hem aan en zei: "wilt gij preek horen, blijft<br />
hier, dan wat 'staan, hier naast preken ze". Hij antwoordde<br />
daarop: "Als ik preek wil heren, dan ga ik naar de kerk, die<br />
is daarvoor; zijt gij mal. gaat in huis als gij mij spreken wilt".<br />
Toen de vrouw naar binnen was gegaan, ishij in haar hofdeur<br />
wat blijven staan en hij heeft in het huis <strong>van</strong>, Derck Cockert.<br />
waar deuren en vensters wijd open stonden, iemand voor in<br />
huis horen lezen. Maar wat hier gelezen werd weet hij, getuige,<br />
niet te zeggen; evenmin weet hij wie daar las, want hij<br />
wilde er niet naar kijken. Korte tijd erna heeft hij Joachim<br />
Messemaker uit het huis zien komen. Deze klopte op de deur<br />
<strong>van</strong> het naaste huis naar de Veenpoorte toe. Maar of hij daar<br />
al of niet werd binnengelaten, weet<strong>van</strong> de Koerbeek niet,<br />
want hij is toen in de hof gegaan en heeft niets meer gezien.<br />
Dit getuigenis werd afgelegd voor de schepenen Jorgien <strong>van</strong><br />
Haersolte en Evert <strong>van</strong> den Vene. Nu werd ondervraagd Marijken,<br />
de weduwe <strong>van</strong> Gheerdt Budde. Zij verklaarde, dat op<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
(<br />
, '
, I<br />
108<br />
S. Joannis onthoofdingsdag (Vrijdag 29 Augustus 1567) in<br />
de namiddaq, toen in S. Briqïttenkerk de preek afgelopen was,<br />
zij gezien heeft, dat Joachim Messeraaker in het huis <strong>van</strong> Dirck<br />
Cockert stond; dat is, waar nu Beerrit Gaer~an <strong>van</strong> Amsterdam'<br />
woont. Hij stond met zijn rug tegen de ene stijl <strong>van</strong> de<br />
deur: deze stond wijd open. Messemaker preekte. Maar de<br />
woorden kon Marijken "eigenlijk" niet verstaan, maar zij hoorde<br />
toch wel zoveel, dat hij zei, dat onze heer met zijn apostelen<br />
op de berg ging; verder heeft ze niet gehoor~, want ze ging<br />
toenterstond in huis; ze heeft daar verder niemand zien zitten<br />
of staan; zij stond aan de kant <strong>van</strong> het' huis, en daardoor<br />
zag ze niemand anders dan Messomaker. Ook heeft ze, nóch<br />
er voor, nóch erna, iemand zien in- of uitgaan. Toen de vrouw<br />
<strong>van</strong> Wijnqerts Korvemaker daar ook voorbij ging en vroeg<br />
of men daar preekte, zei [oachim, die dit hoorde: "wilt .gij. het<br />
heren, kom dan maar hier binnen. Zo eindigde de, getuigen- .<br />
verklaring; want uitdrukkelijk voegde ze er nog. aan t?e: "anders<br />
is haar niet bewust".<br />
Nog een drietal andere getuigen leggen .soortqelijke verklaringen<br />
af omtrent het preken <strong>van</strong> Joachim Messemaker, die<br />
echter geen nieuwe gezichtspunten opleveren; zij allen houden<br />
zich <strong>van</strong> de domme.<br />
We hoorden Marijke, de weduwe <strong>van</strong> Gheert Budde getuigen,<br />
dat in het huis <strong>van</strong> Dirck Cockert nu Beernt Gaerman <strong>van</strong><br />
Amsterdam woonde. Dat Messernaker tezijnen huize preekt,<br />
moet al verdacht zijn. Wat deze Gaerrnan voor een figuur uit<br />
godsdienstig oogpunt was, blijkt wel uit een adres,dat hij <strong>tot</strong><br />
Schepenen en, Raad richtte. Hij was niet brandschoon. Hij<br />
schrijft "mit aller erbidinqe, behoerlicke reverentie ende onderdanicheit".<br />
Hij noemt zich Berendt Gaerman <strong>van</strong> Reene wt<br />
sticht <strong>van</strong> Munster.Hij verklaart, dat hij met zijn vrouwen kinderen<br />
"in eenicheit ende stilheit begeerde toe weesen" en dat<br />
hij daartoe geen geschikter woonplaats heeft kunnen denken<br />
dan <strong>Kampen</strong>. Zo heeft hij zich hier gevestigd op laatstleden'<br />
S. Johannes midsomer. Hij heeft zich steeds in "aller stillicheit<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
',.-
'109<br />
ende behoerlicheit gedraagen" . Op 4 September is zijn<br />
zwangere vrouw <strong>van</strong> een kind bevallen: Nu wil het geval. dat<br />
zijn broers vrouw te Ulsen woont en deze 'wilde doopmoeder,<br />
"gofadder", zijn <strong>van</strong> dit pasgeboren kind. Gaerman vroeg nu<br />
zijn (schoon)zuster naar <strong>Kampen</strong> te komen om "gefadder"<br />
te zijn over zijn dochter. Maar daar ze. ziekelijk was, de reis<br />
ver en het bovendien slecht weer was "ende soe gu_et olders"<br />
is, heeft ze hem laten weten" dat zij niet komen kon en gevraagd<br />
of hij het kind naarGoor wilde zenden met zijn broer, .<br />
dan zou alles gedaan worden "dat well g'edaen weere ende der<br />
frentschaff betaemde". Daar Berend zelf hier in <strong>Kampen</strong> gèen<br />
vrienden of kennissenheeft, heeft hij zijn dochtertje de 10 Sep- .<br />
tember naar zijn zuster gezonden. Het kind is daar gedoopt en<br />
zijn zuster is "gefadder" geworden. Dat is niet gebeurd uit<br />
I - een slechte gezindheid of uit weerspannigheid, wallt hij wil<br />
niet anders zich gedragen dan in "alle stillicheit ende behoerlicke<br />
gehoorsamheit".<br />
-...,. Het schijnt echter, dat "summige sijne quadtgunners" hem<br />
voor Burgemeesters en Schepenen hebben beschuldigd, dat hij<br />
. zijn "kind veertien dagen ongedoopt had laten liggen. Voor de<br />
heren geroepen, heeft- hij bewezen, dat dit niet waar-was: het<br />
kind was de 4e geboren, de 10e naar zijn zuster gestuurd en de<br />
l l e gedoopt. Dat kon hij bewijzen door de certificaten <strong>van</strong> de<br />
kerkdienaren te Ulsen. Hij heeft deze aan de heren laten zien.<br />
en zij hebben hem "ten afscheid" gegeven, dat ze dit alles aan<br />
de Raad zouden meedelen. Berend, zich <strong>van</strong> geen kwaad be- ,<br />
wust, "hefft in stillicheit gebleven". De 14eSeptember daarna<br />
heeft de Raad een bepaling gepubliceerd, dat degenen die hun<br />
kinderen na deze datum op andere plaatsen lieten dopen, niet<br />
in de stad mochten blijven. Maar de wetten en verordeningen,<br />
op zekere datum uitgevaardigd, gelden toch voor de toekomst<br />
en kunnen niet <strong>van</strong> toepassing zijn op' qebeurtenissen in het'<br />
verleden. Zo kan men dus Berend niet beschuldigen' iets gedaan<br />
te hebben tegen 'het gebod <strong>van</strong> de Raad, want het kind<br />
is gedoopt, voordat deze bepaling uitgevaardigd werd. Toch<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
110<br />
I<br />
hebben sommigen <strong>van</strong> de Raad hem op de ISe Septemberaangezegd.<br />
dat hij verkeerd had gehandeld. toen hij zijn kind<br />
, elders had laten dopen en dat hij dus de stad moest verlaten,<br />
Hij heeft zich verdedigd door de geschiedenis <strong>van</strong> de doop te<br />
vertellen. welke doop had plaats gehad op de Il e September<br />
Als de Raad het plan had gehad het verbod uit te vaardigen;<br />
'dan had men, Berend' daar<strong>van</strong> op de hoogte moeten stellen:<br />
men had hem dan moeten zeggen. dat het kind thuis gehouden<br />
, moest worden en dat het niet te Ulsen mocht worden gedoopt.<br />
Weer vertoonde hij de certificaten en weer zei men hem. dat,<br />
men de Raad er<strong>van</strong> in kennis zou stellen. De zaak bleef nu<br />
. rusten <strong>tot</strong> de 27e October. op welke dag Berend voor de heren<br />
is ontboden. Zonder meer heeft men hem gezegd. dat hij met<br />
vrouwen kinderen binnen acht dagen uit de stad moest vertrekken.<br />
Hij vindt dit niet rechtvaardig. want hij weet zich onschuldig<br />
-- en tussen 15 September en 27 October liet men<br />
hem rustig, in de stad blijven. terwijl hij geen vermoedenhad,<br />
dat dit hem boven het hoofd hing. Nu. in de winter moet hij<br />
met zijn vrouwen zes kleine kinderen. waar<strong>van</strong> het oudste<br />
zeven jaar is. vertrekken? Hij verzocht nu in "aller demoet. dat<br />
mijn heren ende der Erbaeren Raidt gelieffde die sake toe<br />
rechte ende christlicken in toe sien ende voer guet antoesien",<br />
dat hij deze winter met vrouwen kinderen ;.<strong>tot</strong> mijn heeren<br />
wederseggen" in de stad mag blijven.Natuurlijk belooft hij<br />
, zich zo te gedragen. dat niemand zich over hem zal' hebben te<br />
beklagen. Op de 30e October werd Gaerman voor de heren<br />
Jorgen <strong>van</strong> Haersolte en Lodewijk Voern, burgemeesters. geroepen.<br />
Hier verklaarde hij. dat de inhoud <strong>van</strong> het door hem<br />
ingezonden verzoekschrift geheelovereenkomstig de waarheid<br />
was. Daarop hebben deze burgemeesters. in overeenstemming<br />
met het bevel <strong>van</strong> de Raad Gaerman aangezegd. dat hij in de<br />
stadzal mogen blijven. <strong>tot</strong>dat de Raaddeze permissie introk.<br />
In de verklaringen over de preek ineen huis aan de Vloedijk<br />
werd Joachim Messemaker genoemd als de man' die daar ge-<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
111<br />
zien was. Deze werd nu op de 30e December 1567 voor de Raad<br />
geciteerd. Men hield hem daar voor gehoord te hebben, dat zijn<br />
vrouw die de gehele winter ziek had' gelegen, zonder gebiecht<br />
te hebben, gestorven was, ook zonder het heilige sacrament begeerd<br />
of genuttigd te hebben, niettegenstaande hem meermalen<br />
ernstig bevolen was zich met zijn vrouw te gedragen in overeenstemming<br />
met de voorschriften <strong>van</strong> de heilige .katholieke<br />
kerk. De Raad wilde nu weten wat de oorzaak was, dat dit<br />
nagelaten was en waarom hij de hem gedane bevelen naast zich<br />
hadneergelegd. Hij antwoordde hierop, dat hij datgenewat hi)<br />
in dit geval gedaan had, hiernamaals voor zijn God moest verantwoorden.<br />
Hij hoopte, dat hij met zijn vrouw in vrede ge~<br />
leefd had en dat hij noch de Raad noch iemand anders te kort<br />
had gedaan. Mocht het zijn, dat hij hierin in gebreke was ge~<br />
bleven, dan zou hij daarvoor gaarne boete doen. Eenvoudigweg<br />
vroeg de burgemeester hem nu of zijn vrouwook gebiecht<br />
had. Als antwoord hierop vroeg Joachim nu, wat voor biecht<br />
men meende. De burgemeester zei: voor de priester. Nu ant-<br />
woordde hij: zij heeft voor God Almachtig gebiE::chten voor<br />
Hem haar zonden beleden. Verder werd hem gevraagd of iij<br />
het heilig sacrament ook begeerd en ont<strong>van</strong>gen had. Daarop<br />
vroeg hij of er een ander. sacrament. was dan het bitter lijden<br />
<strong>van</strong> Christus, daar was' zijn vrouw wel mee tevreden geweest,<br />
zo ongeveer drukte hij zich uit.<br />
Joachim heeft dus geen bevredigend antwoord willen geven<br />
op de vragen <strong>van</strong> de burgemeester. Deze zei hem nu aan, uit<br />
bevel <strong>van</strong> de Ra~d, dat men hem niet wilde perruitteren. dat<br />
zijn vrouw op een gewijde plaats zou worden begraven; men<br />
wilde wel toestaan, dat hij haar ter aarde liet bestellen buiten<br />
de Venepoort. bij S. Catharina, waar ook de kluderen <strong>van</strong><br />
Hendrick Smit liggen; in geval hij deze plaats niétverkoos,<br />
mocht hij haar laten begraven ergens aan de dijk. of in het<br />
veld. Wat zijn persoon betreft en de antwoorden die hij aan<br />
de burgemeesters had gegeven, daarover zou de Raad te zijner<br />
tijd wel beraadslagen.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
J
~ 112<br />
Hèt aantallieden die zich <strong>van</strong> de kerk afwendden, die hun<br />
kerkelijke plichten niet meer waarnemen of diezich louw of<br />
onverschillig betoonden in godsdienstzaken, 'nam toe. Men<br />
krijgt de indruk, dat het stadsbestuur niet zo heel fel daartegenoptrad<br />
en vaak ook onverschillig was. Dat bleek vooral<br />
in de grote beroering, die er in de stad was in 1567 door het<br />
optreden <strong>van</strong> de fanatieke vice-cureit of onderpastoor Gerrtt<br />
Willemsz. <strong>van</strong> Plo; die op 22 Juni 1567 als zodanig benoemd<br />
werd en die in November daarop-al <strong>van</strong> het Kamper toneel<br />
verdween. Vooral in de kwestie <strong>van</strong> de begrafenis <strong>van</strong> twee<br />
lieden, die geweigerd hadden het heilig sacrament te ont<strong>van</strong>gen,<br />
stond de onderpastoor lijnrecht tegenover de magistraat.<br />
Laatstqenoemde had toegestaan, de overledene op het kerkhof<br />
te begraven <strong>tot</strong> grote ergernis <strong>van</strong> <strong>van</strong> Plo, die hen onder de<br />
. galg een plaats wilde g.even; hij verlangde zelfs, dat de dode'<br />
weer opgegraven werd, hetgeen echter niet is geschied. Toen<br />
er tenslotte ook nog financiele moeilijkheden kwamen, verliet<br />
<strong>van</strong> Plo in November de stad 22).<br />
Na <strong>van</strong> Plo zien we in 1570 als pastoor optreden Miehiel<br />
Hetsroeij; deze probeert het op een zachtere manier. Hij richtte<br />
zich met een schrijven <strong>tot</strong> het stadsbestuur en geeft hierin<br />
"claegelicken" te kennen, dat hij gehoord heeften ook bevonden<br />
,;waerachtich te sijn ", dat sommige burgers en inwoners<br />
zich vervreemden <strong>van</strong> de oude christelijke katholieke kerk en<br />
religie. Sommigen willen hun kinderen niet laten dopen, anderen<br />
versmaden het hoogwaardig sacrament <strong>van</strong> het altaar,'<br />
weer anderen willen het huwelijk niet volgens de instellingen<br />
<strong>van</strong> de kerk verzoeken, terwijl er ook heel wat zijn, die nooit<br />
meer in kerken of kapellen komenom de godsqienstoefeningen .<br />
bij te wonen. De pastoor heeft een groep <strong>van</strong> deze lieden ,:daer/<br />
toefruntlijck vermaent" maar ze blijven evenwel "rebell ende<br />
22) Zie hierover uitvoerig mijn artikel: Het conflict <strong>van</strong> de magïstraat<br />
<strong>van</strong> Kamp.en en de vice-c1l1'eit Gen·it WHlemsz. <strong>van</strong> Plo in het<br />
jaar 1567 (Veral. en Med. Overijss. Regt en Gesch. 51e stuk (1935) blz.<br />
90--111). '<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
"<br />
• I
113<br />
obstinaet in haer opinien ende dwalingen". Dit leidt <strong>tot</strong> kleinering<br />
der katholieke kerk en dat behoort niet te gebeuren en<br />
zeker niet toegelaten te worden. Het zou leiden ..toe verdarffe-,<br />
nisse der gueder gemeente <strong>van</strong> Campen". want deze wordt<br />
daardoor elke dag meer en meer <strong>van</strong> de christelijke religie vervreemd.<br />
Daarom verzoekt de pastoor ootmoedig advies <strong>van</strong> de<br />
heren. maar ook hun assistentie, teneinde. "die verdoelde scha-,<br />
pen wederomme op die rechten weg gebracht moegen worden<br />
ende tegens die rebellen ende wederspanigen andere remedie<br />
gesocht moegen worden. soe Ù E bevijnden sullen den burqe- -<br />
.ren ende inwoenderenvoertz der gantzer gemeente Van Campen<br />
alderzalichst, cerbeliehst ende profiteliehst toe ~esen".<br />
De pastoor verzocht dit "durch benautheijt sijnre conscien- '<br />
tien". daarom had hij het niet langerkunnen verzwijgen. Men'<br />
b~sloot nu; dat de burgemeesters en schepenen HenrÎck'de<br />
Wolffs en Coenraedt <strong>van</strong> der Vecht met de pastoor hierover<br />
in overleg zouden treden. (27 A pril 1570).<br />
Op de 5e Mei zijn nu de burgemeesters Jasper <strong>van</strong> Breda en<br />
Gaspar Schepeler, bijgestaan door Arent thoe Boecop en Conraed<br />
<strong>van</strong> der Vecht. als afgevaardigden' <strong>van</strong> de Raad in de<br />
pastorie bij pastoor Hetsroeij geweest. Deze gaf een lijst <strong>van</strong><br />
personen - ook op latere bijeenkomsten - op wie op godsdienstig<br />
gebied wel wat aan te merken was. We zien daaruit. -<br />
dat er betrekkelijk velen zijn die hun kerkelijke plichten niet<br />
waarnamen èn ervoor uitkwamen. een Hervormd standpunt<br />
in te nemen; hoevelen zullen er niet geweest zijn. die zich voor<br />
het oog yan de wereld aan de plichten hielden en inderdaad<br />
was dit slechts voor het uiterlijk. _<br />
Als gevoig <strong>van</strong> het overleg <strong>van</strong> pastoor Hetsroij met de<br />
burgemeesters werden verscheldene burgers of hunne vrouwen<br />
gelast. hunne nog ongedoopte kinderen te laten dopen; anderen<br />
moesten hunne verbintenis kerkelijk laten inzegenen; weer anderen<br />
geregeld ter kerke gaan en het heiliq sacrament ont<strong>van</strong>gen.<br />
alles onder bedreiging.bij weigering dé stad te moeten<br />
verlaten.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
I -
1<br />
114<br />
Keren we nu naar de jaren 1566 en 1567 terug.<br />
Op het verzoek <strong>van</strong> Schepenen en Raad met de gezworen<br />
,Gemeenten hebben Mr. Christiaan <strong>van</strong> Oriel en de rector Mr.<br />
"Caspar Holtstechius aangenomen het sacrament des altaars<br />
onder twee gedaanten (brood en wijn) aan de zieken die het<br />
begeren binnenshuis uit te reiken. De Raad heeft beloofd indien<br />
voor deze heren daaruit in de toekomst moeilijkheden zouden<br />
voortkomen, achter, hen te staan. Zij mochten daardoor<br />
geen schade lijden. Dit werd besloten op 5 September 1566.<br />
Opde 21e Mei 1567 heeft de Raad aan <strong>van</strong> Oriel en Holtstech<br />
bevolen en gewaarschuwd, dat zij het sacrament des, al- ,<br />
taars onder twee gedaanten voortaan aan niemand, wie ook,<br />
ziek of gezond, binnen het rechtsgebied <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong> mochten<br />
uitreiken (invloed <strong>van</strong> de benoeming <strong>van</strong> <strong>van</strong> Ploî ] Mr. Caspar<br />
verklaarde, dat hij maar aan één zieke man, binnenshuis op<br />
'zijn sterfbed het sacrament in deze vorm had uitgereikt; aan<br />
niemand anders. Dit was geschied voor St. Michiel <strong>van</strong> het<br />
vorig jaar., Mr. Christiaan verklaarde. 'dat hij door niemand<br />
daar om gevraagd was en hij had het ook aan niemand verteld.<br />
Op de 7e September 1567 gingen Henrick de Wolffs en<br />
Arend to Boecap als afgevaardigden <strong>van</strong> de Raad naar Grafhorst<br />
bij de rector Mr. Caspar Holtstechius. Zij hebben hem<br />
gezegd, dat de Raad zijn verzoekschrift gelezen had. Het speet<br />
de Raad, dat de zaken zo met hem gesteld waren. Daarom<br />
had dit college deze heren a'fgevaardigd om met .hem hetverzoek<br />
te bespreken en te horen wat hij eigenlijk begeerde. De<br />
rector antwoordde, dat hij niet anders wilde dan weer in de<br />
school en- in' zijri -dienst terug te komen, zonder-vrees- voor Iis- ,<br />
c~len of anderen. De Raad had hem indertijd verzocht te preken<br />
en beloofd achter hem te staan en schadeloos te houden.<br />
De heren zeiden hierop, dat zij niet wisten of het voor hem<br />
wel geraden was in deze tijden in de stad te komen. De Raad<br />
zelf had daar niets op tegen. En wat de toegezegde hulp betreft,<br />
dat had alleen betrekking op het uitreiken <strong>van</strong> het sacrament<br />
des altaars als boven vermeld; en dit ook niet in het<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
115<br />
algemeen. maar voor de zieken die het begeerden en binnenshuis.<br />
De rector kwam nu met het argument. dat. aangezienhem<br />
toegestaan was het sacrament onder twee, gedaanten uit te<br />
reiken. dat dit zeggen wilde, zoals dat volgens de Augsburgse<br />
confessie behoorde; dan. was het hem dus ook toegestaan te<br />
preken volgens deze confessie. Dit was hem bovendien gezegd:<br />
maar dit ontkenden de afgevaardigden: niemand uit de Raad<br />
had de woorden: Augsburgse confessie gebruikt. Daarna drong<br />
de rector er op aan. dat hij vrij in de stad mocht komen en hun<br />
beschërming genieten; nu vroegen de heren of hij wilde, dat<br />
de stad zich ter wille <strong>van</strong> hem in gevaar zou steken; of hij<br />
wilde, nu hij zo vasthield aan de gedane beloften. dat de Raad<br />
bij de Hoge Overheid zou trachten gedaan té krijgen. dat hem<br />
wegens het toedienen <strong>van</strong> het sacrament onder twee gedaanten<br />
(wat volgens zijn verklaring slechts eenmaal had plaats qevonden)<br />
geen leed zou geschieden en of .hij dan wel durfde<br />
zich hier in de stad te vertonen. Holtstechius antwoordde hierop.<br />
dat hij niet wilde, dat de stad om hem in moeilijkheden zou<br />
komen, 'maar hijbegeerde schadevergoeding te krijgen voor<br />
gederfde inkomsten. voor de dienst aan de school en aan het<br />
gasthuis. Toen de afgevaardigden hem vroegen. wat het niter- .<br />
ste was. dat hij begeerde. heeft de rector 300 gouden gulden<br />
gevraâgd. Nadat de heren deze eis gehoord hadden, stonden<br />
ze op en gingen weg.<br />
Op 10 Maart 1568 gaven Burqemeesteren, Schepenen en<br />
Raad een getuigenis af voor de rector. Zij verklaarden. dat die<br />
..eerbare ende welgeleerde heer, meister Caspar Holtstechius"<br />
als rector omtrent zes jaar voortdurend in deze stad zijn dienst<br />
heeft gedaan. De school heeft hij ..deuchtlick en wel (gelijck<br />
des beheert ende wie wij nijet anders en weten noch verriomen<br />
hebben) geregiert. wàergenomen ende geadministreert".<br />
Al in het begin <strong>van</strong> 1567 kreeg het stadsbestuur een schrijven<br />
<strong>van</strong> de hertogin <strong>van</strong> Parma. waarin zij meldde. dat er in<br />
de stad verschillende dingen zouden zijn gebeurd. zowel <strong>van</strong>:<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
116<br />
preken als <strong>van</strong> godsdienstige bijeenkomsten <strong>van</strong> de nieuwe<br />
secten. Deze voorvallen zijn de koninq natuurlijk niet ,aangenaam.<br />
De stad wordt dan ook vermaand en bevolen terstond<br />
en met alle vlijt "ende neerstigheijt daerinne te remedieeren" ,<br />
om al deze verkeerde zaken met alle goede en voegzame middelen<br />
te doen ophouden. Hoe kon de hertogin toch <strong>tot</strong> zulke<br />
absurde beschuldigingen komen! 'Er waren om zo te zeggen<br />
geen. mensen <strong>van</strong> de nieuwe secten in de stad! Wat een valse<br />
aantijging! Het spreekt dus wel <strong>van</strong> zelf, dat het stadsbestuur<br />
in een schrijven aan de graaf <strong>van</strong> Aremberg deze beschuldigihg<br />
verwerpt. Het kan niet bedenken, dat hier binnen de stad<br />
"eenige acten <strong>van</strong> prekingen oft exercitie <strong>van</strong> nijeuwer secten<br />
of ander derqelijcke" zouden hebben plaats gehad. Juist in deze<br />
"turbulente" tijden hoopt het zich te hebben gedragen als<br />
goedwilligenen onderdanigen <strong>van</strong> Zijne Majesteit. Enige vernieuwing<br />
in de godsdienst zal de regering dan ook nooit permitteren<br />
.. Mocht het wezen, dat de stad toch verdacht werd<br />
door de hertogin, dan hoopt men, dat Aremberg de stad daar<strong>van</strong><br />
in kennis zal stellen, om zich dan te kunnen verentschuldigen<br />
(9 Februari 1567)!<br />
In 1568 barst de bom. Dan begint de tachtigjarige oorlog<br />
met de' inval <strong>van</strong> Ledewijk <strong>van</strong>' Nassau bij Heiligerlee. Alva<br />
wasin 1567 gekomen en had allerlei maatregelen genomen om<br />
hen die in de troebelen <strong>van</strong> 1566, de beeldenstorm, de daders<br />
waren, te straffen. Zij werden door de Conseil des 'troubles --<br />
, \<br />
de Raad <strong>van</strong> Beroerten -- gevonnist. De voor de staatgevaarlijken<br />
werden ge<strong>van</strong>gen genomen, o.a. de graven <strong>van</strong> Egmond<br />
en Hoorne en deze werden, als bekend, na Heiligerlee, .<br />
in Brussel terechtgesteld. Nutrok Alva, die met deze executies<br />
meende genoeg vrees bij de bevolking te hebhen veroorzaakt,<br />
naar het Noorden om Lodewijk te bestrijden.<br />
Wij kennen allen de afloop. Bij Jemgum werd Lodewijk ver-<br />
. slagen; hij kon zieh ternauwernood redden. Op de terugtocht<br />
uit Groningen bezocht Alva <strong>Kampen</strong>:eerst kwamen op 4<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
I '
117<br />
Augustus Barlaymont en de heer <strong>van</strong> Busschut (Bossu?) naar<br />
de stad om de komst <strong>van</strong> de gevreesde landvoogd aan te kondigen.<br />
Grote betuigingen <strong>van</strong> onderdanigheid en gehoorzaam~<br />
heid aan de koninq! De Se Augustus kwam AI~a zelf, verge~<br />
zeld <strong>van</strong> zijn oudste zoon en <strong>van</strong> zijn zoon deqroot-prior <strong>van</strong><br />
Malta, Noircarmes enz. 23). .<br />
De verdere geschiedenis <strong>van</strong> de oorlog, de komst <strong>van</strong>de<br />
graaf <strong>van</strong> den Berg voor de stad en de daarop gevolgde inname.......,<br />
het vertrek <strong>van</strong> de troepen <strong>van</strong> de prins bijde nadering<br />
<strong>van</strong> het leger <strong>van</strong> Don Frederik op zijn wraaktocht. toen<br />
hij in Zutphen kwam ..... laten we hier buiten bespreking. AI~<br />
leen hoe <strong>Kampen</strong> op de verschillende qebeurtenissen reageerde,<br />
komt ter sprake.<br />
In 1572 werd <strong>van</strong>wege Alva gevraagd of er ook enige ge~<br />
<strong>van</strong>genen waren, die bij de onlusten in het verleden betrokken<br />
waren en die door het algemeen pardon niet waren vrijgesteld.<br />
Natuurlijk waren er in de stad geen verdachte figu~<br />
ren; want als ze er al waren geweest die uit de stad of de vrijheid<br />
gebannen waren op bedreiging <strong>van</strong> straf "ant hoechste",<br />
dan wáren ze natuurlijk allang weg! Alleen, ja, er was er toch<br />
één, dat was een zekere Wilhelm Dircksz. Kunnegilde; hij was<br />
in Elburg doodgraver geweest. Na de troebelen was hij qebannen<br />
of voor hef gerecht gedaagd en hij was naar <strong>Kampen</strong><br />
gekomen om het een of ander te kopen. Toen is hij ge<strong>van</strong>gen<br />
genomen. Men had naar de Raad <strong>van</strong> Elburg geschreven om<br />
inlichtingen omtrent hem, ook of hij meegedaan had aan kerkschending<br />
en beeldenstorm. Elburg antwoordde daarop,dat<br />
deze persoon gevlucht was na gedaagd te zijn en dus verbannen<br />
'en dat zijn bezittingen nameris de koning geconfiskeerd<br />
waren. Maar overigens wilde het stadsbestuur toch meedelen,<br />
dat Wilhelm te Elburg aangezien werd voor een "halfsinnig oft<br />
bijsinnich minsche ende dat hij met die vallende sieche begaeft<br />
(n.b.) ende daermede oick alhier in der gevenckenisse<br />
23) Zie mijn opstel in de Zwolsche Courant <strong>van</strong> 25 Mei 1938.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
118<br />
<strong>tot</strong> meermalen <strong>van</strong> Godt Almachtig ge<strong>van</strong>det sij". Overigens<br />
heeft het stadsbestuur <strong>van</strong> .de pastoor gehoord. dat hij in het<br />
generaal pardon viel. in de ge<strong>van</strong>genis gebiecht had en zich<br />
verzoend had .met de heilige, <strong>Katholiek</strong>e kerk. Verder weet het<br />
.:bestuur niets mee te delen (13 Maart 1572).<br />
Er is in deze tijden <strong>van</strong> beroering blijkbaar een onderlinge<br />
correspondentie tussen de steden om elkaar in tijd <strong>van</strong> gevaar<br />
.te waarschuwen. Dit komt ons <strong>van</strong>zelfsprekend voor. Nu. in<br />
1572 dreigt <strong>van</strong> alle kanten gevaar. Den Briel ingenomen.<br />
woede <strong>van</strong> de Spanjaarden. afval <strong>van</strong> verschillende steden. die<br />
zich aansloten bij de Prins <strong>van</strong> Oranje. Onder het geuzenvolk<br />
waren er velen. voor wie de strijd tegen Spanje een wraaktocht<br />
was; er waren natuurlijk vele avonturiers. plunderaars.<br />
die uitsluitend eigen voordeel zochten en die hun zucht naar<br />
avonturen wilden bevredigen.<br />
25 Mei 1572 schreef <strong>Kampen</strong> een brief aan Zwolle. waarin<br />
het dankte voor-de waarschuwing die het gekregen had in verband<br />
met brieven uit Deventer en Oldenzaal. Tevens deelt<br />
<strong>Kampen</strong> mee. dat het bericht gekregen had. dat er deze morgen<br />
een zeker schip. zo groot als een karveel met knechten (soldaten)<br />
onder Vollenhove geweest was. Ze hadden, zo berichtte<br />
<strong>Kampen</strong> verder. de pastoor en de kapelaan meegenomen. voeren<br />
de. zee op naar Emmeloord, waar ongeveer 20 knechten<br />
aan land zijn gegaan en de kerk geplunderd hebben. Maar de<br />
huisluiden hebben ze geen overlast aangedaan. Vervolgens zijn<br />
ze <strong>van</strong> daar voor de wind naar Ens gezeild. De bewoners hier<br />
waren gevlucht. zodat men <strong>van</strong> deze plaats geen berichtenhad<br />
gekregen.hoe ze het daar gemaakt hebben.<br />
In 1572 naderde de opstandige beweging ook Overijssel.<br />
Graaf Willem <strong>van</strong> den Bergh veroverde voor de Prins de<br />
stad Zutphen en sloeg. nadat hij ook Elburg en Hattem had<br />
ingenomen. het beleg voor <strong>Kampen</strong>. dat zich tenslotte moest<br />
. overgeven. Reeds in November <strong>van</strong> hetzelfde jaar zag de graaf<br />
<strong>van</strong> den Bergh zich genoodzaakt. na de val <strong>van</strong> Zutphen. de<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
.119<br />
stad te verlaten. <strong>Kampen</strong> haasttezich, de Koning weer <strong>van</strong><br />
haar aanhankelijkheid te overtuigen en zond daartoe.eniqe afgevaardigden<br />
.naar de Spaanse veldoverste don Frederik de<br />
Toledo, die te Zutphen resideerde. Toen zij daar in het leger<br />
kwamen, zagen zij "dat daer overall rontomme an de wegen"<br />
bongaerden allerontomme nakende minschen, soo borgeren als<br />
soldaten, honck, dat afgrijselick was om te sien", wat hen<br />
zeker niet hoopvol gestemd zal hebben. Dank zij de medeweeking<br />
<strong>van</strong> de stadhouder Gilles <strong>van</strong> Barlaymont we~d de stad<br />
<strong>Kampen</strong> echter weer fi genade aangenomen 24 ).•<br />
<strong>Kampen</strong> kreeg nu een 'Spaanse bezetting en op aandrang<br />
<strong>van</strong>haar commandant, overste Polwijler, zond het een brief<br />
.aan hetPrinsgezinde Enkhuizen, om deze stad te bewegen,<br />
haar voorbeeld te volgen en zich weder onder het gezag <strong>van</strong><br />
de Spaanse koning te begeven. Succes had <strong>Kampen</strong> echter<br />
niet met dit zoet gefluit. De bode, die de brief overbracht, werd<br />
aan<strong>van</strong>kelijk voor een spion gehouden en ge<strong>van</strong>gen gezet.<br />
Niettegenstaande protest <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong> bleef hij nog een tijdje<br />
in ge<strong>van</strong>genschap en werd zelfs naar de galg geleid, een strop<br />
werd om zijn hals gedaan maar toen liet men hem vrij en<br />
kwam hij weer in <strong>Kampen</strong> terug 25). '<br />
Reeds op 22 November 1572 schreef <strong>Kampen</strong> een klein<br />
briefje aan Zwolle, waarinhet stadsbestuur erop wijst, dat verschillende<br />
ornamenten en andere goederen uit<strong>Kampen</strong>s kerken<br />
en kloosters naar Zwolle gebracht zijn en zich daar nog bevinden;<br />
het gaat vooralover het metaal uit het Heilig Sacramentshuisen<br />
over z~kere' goederen die aan de Minderbroeders<br />
behoren; de weduwe <strong>van</strong> hopman Nijenhuis heeft ze ten huize<br />
<strong>van</strong> Marcelis gebracht, hij woont in het Kamper wapen in de<br />
Diezerstraat. Het verzoek is, deze goederen wel te bewaren en<br />
. J ' ,<br />
24) Zie over een en ander uitvoerig: Nagge, Historie <strong>van</strong> OVe1'ijssel<br />
II, 392~11 en 433-438, en Uittreksels uit het dagboek <strong>van</strong><br />
Ar,ent toe Boecop, blz. 107-110,<br />
25) Nagge, Historie <strong>van</strong> Overijssel II, 438-440. Uittreksels uit het<br />
dagboek <strong>van</strong> Arent toe Boecop, blz. 151-153.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
120<br />
zo zo spoedig mogelijk weer naar <strong>Kampen</strong> te ze'nden 26).<br />
Toen de vijand in de stad was. waren kerken en kloosters<br />
geplunderd. monstransen, kelken en ander 'goud~en zilverwerk<br />
met verschillende kleinodiën en omamenten .verdwenen:<br />
die hebben de vijanden meegenomen. Meu heeft nuqehoord,<br />
dat deze kerken- en kloostergoederen in verschillende plaatsen. '<br />
o.a. aan de Rijn terechtgekomen zijn en daar nog aanwezig<br />
zijn. Daarom heeft de stad de burgers Peter Wolters en Tijman<br />
Hermens Schere ieder apart uitgezonden. Ze hebhen een lastbrief<br />
bij zich die ze zo nodig moeten vertonen.. Ze kregen het<br />
bevel om zoveel mogelijk deze goederen op te sporen, er de<br />
hand op te leggen en ze dan weer naar <strong>Kampen</strong> tebrengen.<br />
Zij mogen ook één of meer anderen daartoe opdracht geven<br />
en de stad geeft haar woord alles wat ze beloven of doen te<br />
-zullen honoreren. In hun lastbrlef worden alle maqistraten.<br />
rechters en ambtenaren. in wier rechtsgebied deze kerken- of<br />
kloostergoederen zullen blijken aanwezig te zijn. verzocht. deze<br />
burgers vrij. veilig en zonder beletselen te laten passeren. hun<br />
alle hulp en assistentie te verlenen en 'de goederen zonder<br />
moeilijkheden naar <strong>Kampen</strong> te doen overbrenqen, De lastbrieven<br />
zijn <strong>van</strong> 2 December 1572.<br />
Toen het gevaar dreigde. dat <strong>Kampen</strong> door de graaf <strong>van</strong><br />
den Berg ..anses alregenedigsten heeren rebell" zou worden<br />
belegerd. werd het veiliger geacht. dat .pastoor Hetsroeij de<br />
stad verliet en zich elders in veiligheid stelde. Vanuit .s-Hertogenbosch<br />
schreef hij op 5 December 1572 een brief aan Mr.<br />
Caspar Schepelar, waarin hij inlichtingen vroeg over de toestand<br />
in de stad. Als antwoord schreef de Raad hem, op 12<br />
December: er wordt een verslag gegev~n <strong>van</strong> de gebeurtenissen<br />
sinds zijn vertrek. o.a. <strong>van</strong> het bezoek aan Don Frederik te<br />
Zutphen. Men vertelde <strong>van</strong> de rebellen, die kerken. kloosters<br />
en altaren (..leijder Godt") ..deerlicke gedevasteert ende ge~ '..<br />
26) Uittreksels uit het dagboek <strong>van</strong> Arent toe Boecop, biz. 150. Zie<br />
ook Nagge a.w. II. 419.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
.121<br />
spolieert" hebben. Door medewerking <strong>van</strong> de bisschop <strong>van</strong><br />
Deventer (Aegidius de Monte) kon veel hersteld en opnieuw<br />
gewijd worden. Op verzoek <strong>van</strong> het stadsbestuur hebben heer<br />
Aegidius en heer Hovius zich beschikbaar gesteld om "die<br />
goedtsdiensteri <strong>van</strong> missen. predigen ende anders toe verwaeren<br />
<strong>tot</strong> Uwe wederkumpst". Maar men hoopt. dat de pastoor<br />
toch zo spoedig mogelijk weer naar <strong>Kampen</strong> zal komen ..omme<br />
Uwer weerden gu~de gemeente voortan in den besten <strong>tot</strong><br />
Godes eere ende der zielen zalicheit voer te wesen" en alvast<br />
een kapelaan naar <strong>Kampen</strong> te zenden.<br />
Of pastoor Hetsroeij ooit in <strong>Kampen</strong> teruqIs gekomen? Uit'<br />
eenbrief <strong>van</strong> 29 Augustus 1575 merken we, dat hij <strong>van</strong>af 1573<br />
in Antwerpen woont. <strong>van</strong> waaruit hij het stadsbestuur wil" mit<br />
een c1eijn brieffgep. beqrueten", Zijn gezondheid is gelukkig<br />
goed en hij hoopte yan de Kamper regeerders hetzelfde. Hij<br />
verwacht wel. dat de kapelaans de godsdiensten goed zullen<br />
waarnemen. Dat de stad met garnizoen bezwaard is spijt hem<br />
wel. ook. dat hij de stad niet <strong>van</strong> dienst kan zijn om daarmee<br />
verlichting der moeilijkheden te verkrijgen. Hij bidt de AI~<br />
machtige om "wijsheijt. voersichtlqheit, sterckheijt ende vroemicheijt"<br />
voor de burgemeesters om de stad <strong>tot</strong> Gods eer. <strong>tot</strong><br />
welvaart. 'rust en zaligheid te regeren. Hij beveelt zichzelf aan<br />
in der burgemeesteren goede gratie en vriendschap en onder-<br />
tekent "U E goetwillighe pastoer, altijts bereijt wat ick vermach<br />
bij nacht ende bij dage".<br />
Het heeft voor de stad riatuurlijk welbezwaren. dat de<br />
pastoor in' Antwerpen woont. Vandaar dat men enige voorwaarden<br />
opstelde voor de gevallen öf dat Hetsroeij terug z~u<br />
keren öf dat hij in Antwerpen zou blijven. Hij moet op deze<br />
vragen zo spoedig mogelijk antwoord geven. In het geval hij<br />
. niet terugkeert. wat de Raad niet hoopt. zal men een nieuwe<br />
pastoor benoemen. Zola~. de zaak nog onbeslist is. zal de<br />
administratieenz. voor de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de pastoor<br />
blijven. Ook moet hij de geestelijkekant <strong>van</strong> zijn ambt door<br />
goede kapelaans laten verzorgen. De Raad zal zo spoedig mo-<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
122<br />
gelijk aan de bisschop <strong>van</strong> Antwerpen verzoeken de pastoor<br />
permissie te 'geven naar <strong>Kampen</strong> terug te keren. Over de verbetering<br />
<strong>van</strong> .s pastoors inkomen kan men wel overleg plegen<br />
zodra hij in destad zal zijn teruggekeerd.<br />
. Aan de bisschop <strong>van</strong> Deventer. evenals aan die <strong>van</strong> Antwerpen.<br />
Franciscus Sonnius, schreef men op 15 September<br />
J 573. omdat Hetsroeij toen een prebende in Antwerpen had<br />
gekregen. en dus daarheen verhuizen zou. "Hetsroeij heeftons<br />
en de gemeente altijd in een zeer goed leven voorgegaan ende [<br />
in die oprechte catholijcke leringe ende religie geleert ende<br />
sonderlinge in desen vaerlicken tijden gestichtet" . Daarom be ..<br />
geert het stadsbestuur.' dat hij in <strong>Kampen</strong> als pastoor blijft en<br />
het verzoekt daarom de bisschop <strong>van</strong> Deventer. dat hij. bij zijn<br />
ambtgenoot in Antwerpen voor de pastoor dispensatie krijgt<br />
<strong>van</strong> het wonen in Antwerpen. Het verzoek heeft blijkbaar geen<br />
succes gehad.<br />
Aren't to' Boecop en Coenraedt <strong>van</strong> der V echt. afqevaardigden<br />
<strong>van</strong> <strong>Kampen</strong>, verschenen in Zwolle bijde kanselier<br />
Boldewijn <strong>van</strong> Roon. Deze vroeghun of de Raad die personen<br />
had genoteerd. die <strong>van</strong>het algemeen pardon zouden zijn uitqeschakeld.<br />
Inderdaad hadden ze een lijst <strong>van</strong> schuldigen. Er<br />
kwamen op voor: Berent Rotgersz .. Willem Dapper. Willem<br />
Petersz. Borehe. N. Tengnagel. Minne Melema Vriese, Willern<br />
op die Bleeke, Jan Cornelisz. die zwager <strong>van</strong> Hilleken<br />
Vrancke, Peter Dircksz. Bontwerker <strong>van</strong> Amstelredam, Claes<br />
Stellick. Claes V rese, Dronther Dirck, Steven Gerrijtsz. 'I'immerman.Cornelijs<br />
Hoijwaegen. Albert Gijse, Hansken <strong>van</strong><br />
Swell, Jan ter Stege en Will em Swaentqen: in het kort was<br />
bij hun naam gevoegd wat ze op hun geweten hadden. Van<br />
al deze personen tekende de kanselier slechts de drie eerstqenoemden<br />
aan. daar zij schuldig waren aan de overgave <strong>van</strong><br />
de stad aan de vijand of <strong>tot</strong> dit doel met de-rebellen. incontact<br />
hadden gestaan~ Ook Tengnagel werd buiten vervolging<br />
gesteld. ofschoon hij tegen zijns moeders wil uit <strong>Kampen</strong> naar<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
123<br />
Zutphen was gereden en zich daar bij de graaf <strong>van</strong> den Berg<br />
had aangesloten. voor <strong>Kampen</strong> was geweest met de soldaten;<br />
naderhand had hij <strong>van</strong> verschillende persenen kelken en andere<br />
kerkelijke ornamenten geëist en in ont<strong>van</strong>gst genomen. Maar<br />
hij was geen hopman, vendrig of iets dergelijks geweest. noch -<br />
had hij de stad helpen overleveren. Van Claes Vrese werd<br />
gezegd. dat hij met het veldteken voor <strong>Kampen</strong> in het leger<br />
<strong>van</strong> de graaf was gegaan en de afgevaardigden verklaarden.<br />
dat Minne de voornaamste was geweest. die de altaren. heelden.<br />
schilderijen-en al datgene dat anderen meenden rte redden.<br />
in stukken geslagen en platgetreden had. Hij zei daarbij:<br />
de hertog <strong>van</strong> Alva had hem een daghuur beloofd. die wilde<br />
hij wel verdienen. De kanselier zei echter; dat hebben ze allemaal<br />
gedaan. ze moesten toch maar genade hebben. Betreffende<br />
de gevängenen en die nog bij de vijandwaren. daar<br />
werd apart mee afgerekend; die hoefde men niet te noemen.<br />
Verder zei hij onder andere: "hoe weiniger hoe beter".<br />
Op de 16e Juli 1573 richtte Alva nog een groot rondschrij- s;<br />
_ven <strong>tot</strong> de steden waarin hij. wijzende op de goedertierendheid<br />
<strong>van</strong> de koning. iedereen aanraadde om zich weer onder Z.M.<br />
te stellen: hoeernstig men ook misdaan heeft. het zal worden<br />
vergeven en vergeten. Maar als het land hardnekkig blijft bij<br />
zijn rebellie. dan z9.1de oorlog alles verwoesten; de inwoners<br />
zullen worden uitgeroeid en het land zal door vreemde lieden<br />
worden bewoond! (Een geluid dat we in de tweede wereldoorlog<br />
ook wel eens hebben gehoord en dat dus nu .niet geheel<br />
origineel was!) Alva zegt ten slotte. dat naar zijn mening de<br />
koning toch de sterkste zal blijken 27).<br />
Dat het stadsbestuur overigens niet schroomt. ondanks zijn<br />
goede roomse gezindheid. zijn oude privilegien te handhaven.<br />
blijkt uit een brief. gericht <strong>tot</strong> de bisschop <strong>van</strong> Devent~r: Men<br />
27) Zie dit. rondschrijven bij P. Bar. Oorsprowq, begin ,ende vervoIgh<br />
de?"Neâerlasuischeoorloçnew (Amsterdam 1621) dl. J. blz. 327.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
124<br />
heeft gehoord. dat de bisschop verschillende "ghehijlickte ende,<br />
onqhehijlickte personen. soe in desen lande als in den steden.<br />
die sich in oncuijsheit ontgaen mogen hebben" voor het consistorie<br />
heeft gedaagd en m~ldboete heeft opgelegd. Dit is :.een<br />
nijicheit voer deser tijt nijewerlde voergenomen" niet alleen,<br />
maar tegen de privilegien. rechten en traetaten <strong>van</strong> landschap<br />
en steden. waarin uitdrukkelijk staat, dat men "eenen iideren<br />
voer. sijnenbehoerlicken richter anspreken ende to rechten<br />
stellen sal ende anders nerqents". Het verzoekt daarom de bis- \<br />
schop deze nieuwe methode achterwege te Iaten, opdat "oick<br />
lantschap ende steden voersz. ende derselver endersaten in<br />
hoeren privilegien. rechten ende tractaet onvercortet ende ongeprejudiceert<br />
gelaten moegen worden".<br />
Op de 31e Mei '1577 schreven de gedeputeerden <strong>van</strong> Rid~<br />
derschap en Steden te Windesheim vergaderd. aan Eusebius<br />
Bentinck. drost <strong>van</strong> Ijsselmuiden. aan Johan Ripperda, Bernt<br />
<strong>van</strong> Winsem en Conraedt <strong>van</strong> den Vecht. die naar Brussel<br />
waren afgevaardigd. dat de bisschop <strong>van</strong> Déventer (Aegidius<br />
de Monte) overleden was. Zij vragen de heren. er bij de re~ .<br />
gering op aan te dringen. dat er geen nieuwe bisschop' zal<br />
worden benoemd; dat het Berchklooster zal worden gerestau~<br />
reerd "en sonst alle ghiestlicke jundictie in sijnen olden stant<br />
weder restituirt worde" . Aan de h'eren wordt hierover advies<br />
gevràagd. Hieruit blijkt weer eens te meer hoe weinig sympathiek<br />
men stond tegenover de instelling <strong>van</strong> de nieuwe bisdomment<br />
in 1559 ingesteld.
125<br />
dienst. 't Is nu niet meer-nodig in het geheim bijeen te komen.<br />
in het open veld b.v. Dus eisen ze kerken. waaruit de roomser.<br />
dan verjaagd worden. Dat geeft in <strong>Kampen</strong> aanleiding <strong>tot</strong> ongeregeldheden.<br />
En de magistraat is slap, is nog rooms. durft<br />
uit eigen autoriteit geen besluiten te nemen en prikkelt daardoor<br />
de gereformeerden te meer, Het stadsbestuur wendt zich<br />
op3 September 1578 <strong>tot</strong> Mathias <strong>van</strong> Oostenrijk: onlanqs<br />
hebben ettelijke personen, zowel burgers als vreemden "<strong>van</strong>der<br />
gepretendeerder gereformeerder religie" predicaties volgens<br />
de nieuwe leer laten doen in de kerk <strong>van</strong> het Heilige<br />
Geest gasthuis. Ondanks alle moeite die men aanwendde. heeft<br />
men de mensen niet kunnen bewegen om met die predicaties<br />
op te houden; ze zijn' <strong>tot</strong> nu toe daarmee doorgegaan, terwijl<br />
ze zich beroepen op de onlangs gesloten religie-vrede. Depacificatie<br />
is wel door de stad aangenomen. maar. <strong>van</strong> de .qodsdienstvrede<br />
hebhen ze geen enkel bericht gehad. Het stadsbestuur<br />
zou ongaarne enige verandering in de godsdienst zien (!) ;<br />
het verzoekt nu Mathias "am inder saken te ordineren als Sijne<br />
'Hoecheit bevijnden werde to behoeren". Speciaal aan Holt-<br />
stech wordt aangezegd niet te preken "oppoene <strong>van</strong> gestraft<br />
tworden als perturbator <strong>van</strong> de gem!!ne ruste volgende die<br />
voersz. pacificatie",<br />
Maar ~ 't was niet alleen het preken, dat de heren verontrustte.<br />
Aan de stadhouder Rennenberg gaf men verslag. <strong>van</strong><br />
wat er in de stad gebeurd was. Tevens schreef-men aan de gedeputeerden<br />
<strong>van</strong> Ridderschap en Steden te Arnhem of in het<br />
leger voor Deventer eenzelfde' relaas. Beide brieven zijn <strong>van</strong><br />
6 September 1578. Hieruit blijkt dan. dat soldaten en ettelijke<br />
:burgers <strong>van</strong> de zogenaamde gereformeerde ·godsdienst niet<br />
alleen de altaren. beelden en schilderijen in de kerk <strong>van</strong> de<br />
heilige geest in stukken geslagen en vernield hebben, maar ook<br />
dat de soldaten de versieringen <strong>van</strong> kasuifels, gordijnen, linnengoed.<br />
kussens en andere goederen.die aan de kerk of aan<br />
de arme en oude mensen uit het gasthuis behoren. uit de kerk<br />
enuit het gasthuis hebben meegenomen. Bovendien hebhen ze<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
:.-
126<br />
het huis <strong>van</strong> heer Henrick Jansz. kapelaan <strong>van</strong> het gasthuis en<br />
dat naast de kerk gelegen is.geheel geplunderd. Korte tijd<br />
daarna zijn soldaten, geen burgers! in de kerk en het klooster<br />
<strong>van</strong> de Minderbroeders gekomen; ook hier vernielden ze schil- •<br />
derijen, beelden. enz.; ze braken een kastje open en namen<br />
daaruit een zilveren vergulde kelk; verder namen ze vlees en<br />
andere etenswaren mee. De gardiaan~president sprak de sol-<br />
daten toe errverzocht hen de kerk te sparen, maar i met ge~<br />
trokken zwaard hebben ze hem angst aangejaagd; één monnik<br />
is in de arm gewond; er is zoveel moedwilligheid gedaan.·<br />
dat vele conventualen uit het klooster zijn gevlucht. Kerk en<br />
klooster werden gesloten. zodat daar geen mis of andere gods~<br />
dienstoefening kon. worden gehouden.<br />
Op dezelfde dag hebben ze uit het huis waar de jufferen<br />
<strong>van</strong> Bronnepe wonen vele pakken kleren weggenomen.<br />
De volgende dag is met trommelslag omgeroepen voor de<br />
soldaten, en het stadsbestuur heeft een I publicatie doen uit-<br />
gaan voor de burgers. waardoor verboden wordt. dat iemand<br />
enige kerken of kloosters zou plunderen of beroven of enige<br />
geestelijke personen overlast a~ndoen. Zij die enige voorwer-<br />
.. pen uit de Heilige Geest- of de Broederkerk hebben meeqeno-<br />
men, moeten die terstond terugbrengen. Maar. zo vervolgthet<br />
verslag. niemand heeft daar acht op geslagen; er is zelfs mee<br />
gespot en <strong>van</strong> het gestolene is niets teruggebracht. Geestelijken<br />
zijn bedreigd. Daarom is het stadsbestuur bang. dat andere<br />
kerken of kloosters zullen worden geplunderd. andere gçes~<br />
telijken en rooms-katholieken overlast zal worden gedaan eh<br />
er heel moeilijke en ongepaste gebeurlijkheden zullen komen."<br />
zolang men het vendel Hettinga niet kwijt is.<br />
Daarom dringt het stadsbestuur er bij de gedeputeerdenop<br />
. aan, dat zij trachten gedaan te krijgen <strong>van</strong> de stadhouder Ren~<br />
nenberg. dat <strong>Kampen</strong> bevrijd wordt <strong>van</strong> deze soldaten.<br />
, Op de 28e Juni 1579 werd de religievrede gepubliceerd.<br />
waarbij rooms en gereformeerd volkomen gelijkgesteld werden<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
127<br />
en ieder bvolen werd. anderen in godsdienstzaken niet te hinderen<br />
2S).<br />
De moeilijkheden met de Minderbroeders hebben zich later<br />
herhaald.· Op 30 October 1579 richtte men zich <strong>tot</strong> de stadhouder<br />
Rennenberg met een brief waarin men meedeelde: dat<br />
door de Minderbroeders onder de burgers onlusten ontstaan<br />
zijn. maar datdeze ongeregeldheden spoedig zonder bezwaren<br />
zijn opgehouden. Maar het is te vrezen. dat door dezelfde oorzaak<br />
in de toekomst zich nog meer ongeregeldheden zullen<br />
voordoen. Daarom richt het stadsbestuur zich. na overleg gepleegd<br />
tehebben met de hoplieden en met de gedeputeerden .<br />
der burgers. <strong>tot</strong> Rennenberg en <strong>tot</strong> Ridderschap en Steden<br />
om in deze moeilijkheden te voorzien. zö, dat voor de rust en<br />
de welvaart <strong>van</strong> destad een goede oplossing zal worden gevonden.<br />
Onder de Minderbroeders zijn er die burgerkinderen<br />
zijn en deze zullen makkelijk door de burgers geälimenteerd<br />
kunnen worden.<br />
Al weer zien we: het stadsbestuur durft zelf geen beslissing<br />
te nemen. Het schijnt toch nog wel rooms te zijn. maar teqen<br />
de stroom kan het niet op en veel autoriteit gaat er niet <strong>van</strong> uit.<br />
De stadhouder antwoordde op dit schrijven. maar op 5 November<br />
schreef de magistraat nog eens over deze kwestie:<br />
vooral vroeg het of deze Minderbroeders nu uit de stad moesten<br />
verwijderd worden. In de loop <strong>van</strong> de maand kwam het<br />
besluit. d~t de orde de stad moest verlaten.· De jofferen of<br />
conventualen <strong>van</strong> Bronnepe moeten clan in het Minderbroederklooster<br />
gaan wonen. Burgemeesteren. Schepenen en Raad<br />
vermaanden dus de priores en de zusters terstond dit klooster<br />
te betrekken. Men is anders bang. dat er onbehoorlijke dingen<br />
zouden gebeuren.als het klooster leeg bleef staan.<br />
Maar de zusters wilden dit verzoek toch niet opvolgen zonder<br />
voorkennis en toestemming <strong>van</strong> de prior <strong>van</strong> het klooster<br />
te Windesheim. Marcellus Lentius. Het stedelijk bestuur ver- Î<br />
28) Zie bijlage 'II.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
-'<br />
, \<br />
128<br />
zoekt nu aan de prior de zusters te autorlseren en te bevelen.<br />
aan dit verzoek gevolg te geven. ook al, om de nog aanwezige<br />
inboedel onbeschadigd te behouden. Ook hier dusweer.weiniq<br />
autoriteit <strong>van</strong> de magistraat. De brief aan de prior is <strong>van</strong> 3<br />
December. Heer Lentius zond nu met de Kamper afqevaardigde<br />
het verzoek om in Zwolle de zaak te komen bespreken;<br />
maar het antwoord kwam blijkbaar te laat. Burgemeesters<br />
vragen nu de prior of hij een dezer dagen naar <strong>Kampen</strong> wil<br />
komen. Iri'dien dit niet mogelijk was, of dan de prior een afqevaardigde<br />
wil sturen om de zusters <strong>van</strong> Bronnepe te bevelen in<br />
het Minderbroederklooster te trekken, Dat is tenslotte dan wel<br />
gebeurd: Maar waar moeten de kloosterlingen. die uit de stad<br />
worden gezet. heen? Op de 30e November kwamen de afge~<br />
vaardigde <strong>van</strong> de stadhouder en die <strong>van</strong> Deventer en Zwolle<br />
in <strong>Kampen</strong>: men' confereerde met hetstadsbestuur. de-soplieden<br />
en de gedeputeerden <strong>van</strong> degewone burgers over deze<br />
kwestie. Aan de verbarmenen worden de volgende kloosters<br />
als verblijfplaats aangewezen: Hasselt. Zwarte Water. Dik-<br />
'keningen en Alberqen, in elk dezer kloosters twee. (het aantal<br />
<strong>van</strong> de monniken-burgerkinderen wordt niet opgegeven). die<br />
daareen tijdlang zullen moeten worden verzorgd. Vanwege de<br />
stadhouder worden nu terstond deze kloosters aangeschreven.<br />
terwijl de burgerkinderen in de stad of in de stadvrijheid worden<br />
ondergebracht. Frater Theodoricus Petri. priester, was<br />
naar het klooster Albergen gezonden. Hij begaf zich op weg.<br />
maar het was een verre tocht. de Irater was lichamelijk zwak.<br />
de weg door ruiters en soldaten onveilig. en bovendien "onge~<br />
tiefflick bij dese winterdagen voor een zwackelick man". Daar"<br />
om keerde hij terug. Men verzocht nu of kon worden toeqestaan.<br />
dat hij naar het klooster Clarenberch bij Vollenhave<br />
werd gezonden. en of de stadhouder naar de pater en de conventualen<br />
<strong>van</strong> dit klooster wilde schrijven om 'deze man tijdelijk<br />
in hun gemeenschap op te nemen. Het verzoek is <strong>van</strong> 17,<br />
December 1579. ,<br />
Tot Hasselt werd op 9 December een brief gericht. waarin<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
129<br />
gemeld werd. dat voor "de heer president derseiver minrebroederen.<br />
heer Wilhelm Wilhelmi <strong>van</strong> den Heer" het kloosterte<br />
Hasselt is aanqewezen. <strong>Kampen</strong> twijfelt niet of deze zal<br />
l.guitlicken ontfangen worden". want hij is e'en goed predikant.<br />
hij is <strong>van</strong> "guider lerinqe, duechtlicken leven ende conversatie".<br />
Ten slotte publiceerden' Burgemeesteren. Schepenen' en<br />
Raad op 14 December dat de Minderbroeders Om vredes wil<br />
vertrokken zijn en dat de jufferen <strong>van</strong> Bronnepe zich metterwoon<br />
in hun klooster hebben gevestigd. waartoe ze<strong>van</strong> de<br />
prior <strong>van</strong> Windesheim toestemming hadden verkregen. De<br />
voorwaarden zijn: 1e. het stadsbestuur zal uit eigenautoriteit<br />
niet toestaan. dat in de Minderbroederkerk een andere godsdienstoefening<br />
dan <strong>tot</strong> nu toe zal worden gehouden. tenzij de<br />
stadhouder anders beveelt of toestaat. 2e. dat het klooster <strong>van</strong><br />
de' cellezusters in de' ,stad. waar de genoemde conventuelen<br />
enige jaren hebben gewoond,onverhuurd en "onverloofft" (?)<br />
zal blijven staan. zodat na verloop <strong>van</strong> tijd de genoemde zusters<br />
ten allen tijde \.xmbecroent" daar weer kunnen trekken .<br />
. 3e dat de zusters <strong>van</strong> Bronnepe niet bezwaard mogen worden<br />
met verdere kerkdiensten. dan die hun door hun overste worden<br />
opgelegd. Ten slotte 4e;dat het klooster in Bronnepe dat<br />
buiten de stad staat, daar zal blijven <strong>tot</strong> gebruik en in eigen-<br />
'dom <strong>van</strong> deze conventualen .. zonder dat iemand dat zal mo-<br />
\<br />
gen bewonen. Bovendien verklaren de heren. dat de zusters<br />
zelf niet hebben gevraagd of hebben doen vragen om -het<br />
Minderbroederklooster te mogen bewonen. maar dat de stad-<br />
. houder en de bovengenoemde afgevaar~digden dit het meest<br />
raadzaam hebben geacht <strong>tot</strong> behoud <strong>van</strong> het klooster.<br />
Toen bovengenoemde onlusten in de stad hadden plaats gehad<br />
en daarover op de bijeenkomst <strong>van</strong> Ridderschap en Steden<br />
werd beraadslaagd. was de Raad bang. dat men door de onlusten<br />
het plan zou opperen meer soldaten in <strong>Kampen</strong> te leggen.<br />
De Raad heeft nu terstond vier <strong>van</strong> de Raad. twee hop-<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
î<br />
. I
130<br />
lieden en twee afgevaardigden <strong>van</strong> de gewone burgers, naar<br />
deze bijeenkomst afgezonden om te verklaren, dat alles in de<br />
stad weer in goede rust en eendracht gebracht was en dat het<br />
in garnizoen leggen <strong>van</strong> soldaten ten sterkste moest worden<br />
afgeraden. Men besloot toen te Zwolle een bezending naar de<br />
stadhouder te sturen, waarbij zich' twee <strong>van</strong> de Raad <strong>van</strong><br />
<strong>Kampen</strong> aansloten: In het klooster te Essen bij Groningen is<br />
toen met de stadhouder de zaak besproken. Daarna kwam een<br />
gecommitteerde <strong>van</strong> de stadhouder te <strong>Kampen</strong> om de stad te<br />
vragen gijzelaars te stellen. Natuurlijk hebben Raad en Gemeenten<br />
zich sterk daartegen verzet, maar zij stelden zich wel<br />
borg. Het schijnt, dat de zaak verder voor <strong>Kampen</strong> geen ge~<br />
volgen heeft gehad. Van al deze vergaderingen, gewisselde<br />
brieven enz. werd in de gezamenlijke bijeenkomst <strong>van</strong> Raad<br />
en Meenten verslag uitgebracht.<br />
Met de inlevering <strong>van</strong> de uit de kerken en kloosters geroofde<br />
goederen schijnt het niet zo heel vlot te zijn, gelopen.<br />
Nog eens, nu op 28 Maart 1580, wijzen Schepenen en Raad<br />
ernstig op de plicht <strong>van</strong>, hen, die goederen uit deze gebouwen<br />
of uit de pastorie genomen hebben, deze terstond op het raadhuis<br />
in te leveren. Degene, die weet, dat deze goeder~n in bepaalde<br />
huizen gebracht.zijn, moet dat terstond aan de in functie<br />
zijnde burgemeester meedelen, of hij zal zelf voor de schuldige<br />
gehouden worden en dienovereenkomstig gestraft. 'i<br />
Voor de rooms-katholieke priesters schijnt het eind Maart<br />
en begin April 1580 toch niet meer veilig te zijn in de stad.<br />
Van 31 Maart en 7 April zijn er twee verklaringen <strong>van</strong> Burgemeesteren,<br />
Schepenen en Raad, die een kapelaan en een<br />
pastoor betreffen. Waren dit nu de enige priesters die in de<br />
stad waren achtergebleven? De magistraat verklaart dan, dat<br />
de heer Gerrijt <strong>van</strong> Beek enige jaren als kapelaan in functie<br />
is geweest en zich altijd "eerbaerlick, deuchtlick'ende Frommelick"<br />
heeft gedragen. Hij vertrekt nu uit de stad, "nijet wth<br />
eenige quade Ieijten ofte eenige onbehoirlicke saken", maar<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
131<br />
uit eigen wil. Ieder wordt verzocht hem met .zijn goederen vrij<br />
en onverhinderd te laten passeren, hem geen moeite te bezorgen.<br />
.Ook heer Johan Ha~ans verlaat de stad "in anschoudes<br />
tegenwoordigen tijdes ende vermitz wij hem voer het ansijen-<br />
.Iicke perijckel nijet en wusten to beschutten". Ook hij heeft\<br />
zich altijd eerlijk en wel gedragen. Het stadsbestuur begeert,<br />
dat "soe veer in toecompstigen tijden die catholijcke Roemsche<br />
religie hier 'vrij end~ sonder eenich verhinder qeêxerciert sal<br />
moegen worden", de pastoor weer in zijn oude dienst zal terug- .<br />
keren. Ook voor hem wordt verzocht hem ongehinderd te Iaten<br />
passeren. (7 April 1580).<br />
Uit deze brieven moeten we dus nu welde conclusie trekken,<br />
dat het Calvinisme in de stad gezegevierd heeft en dat er voor<br />
de roomse priesters geen plaats meer is. Maar hoe is nu de<br />
houding <strong>van</strong> het stadsbestuur te verklaren? Is dit nog rooms?<br />
Het is bijna niet te denken. Maar dan hun zorg voor deze<br />
priesters? 't Blijft vreemd. In elk geval. als we al voor het be-<br />
gin <strong>van</strong> 1580 twijfelen, als de strijd in Zwolle tussen rooms en<br />
calvinistisch gestreden wordt (15 Juni 1580), dan is het pleit<br />
in <strong>Kampen</strong> al beslist. Men hoorde in de stad, dat "desen morgen<br />
eenige twijspalt onder de burgeren binnen Swolleerresen<br />
is". De gedep~teerde <strong>van</strong> het landschap, die in deze stad was,<br />
stuurde eerr boodschapper naar <strong>Kampen</strong> met het verzoek om<br />
schutters naar de stad te zenden om te helpen. De hopman met<br />
een aantal soldaten volgden de Gelderse zijde <strong>van</strong> de Ijssel.<br />
Enige burgers gingen ..uth eijgener ijver" langs de andere kant,<br />
door Mastenbreek naar Zwolle; ze vielen in handen <strong>van</strong> de<br />
boeren in Mastenbroek; deze sloegen een deel dezer mannen<br />
dood. anderen verwondden ze en namen een groep ge<strong>van</strong>gen~<br />
Nu zonden Burgemeesteren,Schepenen en Raad 's avonds om<br />
10 uur nog een brief naar Amsterdam met de vraag een vendel<br />
soldaten hierheen te zenden om de boeren <strong>tot</strong> rust te brengen<br />
en Zwolle te ontzetten. Dat ze het aan Amsterdam vroegen,<br />
bewijst wel meteen, dat <strong>Kampen</strong> toen calvinistisch was, want<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
r
132<br />
Amsterdam was in '78 op satisfactie naar de prins overgegaan<br />
en had bij de alteratie het roomse stadsbestuur uit de stad<br />
gejaagd. In genoemde brief vroeg <strong>Kampen</strong> tevens om toezending<br />
<strong>van</strong> enige lasten koren, die het belooft eerlijk te. zullen<br />
betalen.·<br />
Het schijnt in Mastenbroek nogal warm te zijn toegegaan ..<br />
In een publicatie <strong>van</strong> 18 Juni schrij ft de magistraat, dat de<br />
burgers die naar Zwolle gegaan zijn alI! de tweespalt in de<br />
stad te helpen beslechtenen de stad te redden, door de Mas-<br />
. tenbroekers. aan wie ze zich wilden overgeven, "opsaetelick,<br />
onminschelick ende moortdaedelick om den hals gebracht sijn,<br />
mit vcrscheidene mishandelinge an hoer beqaen".<br />
In een rondschrijven <strong>van</strong> 22 Juni 1580 richtte <strong>Kampen</strong> zich<br />
<strong>tot</strong> Hattem, Arnhem, Elburg, Harderwijk, Oldenbroek, Deventer,<br />
Zwolle en Hasselt aangaande de moord op de Kamper<br />
burgers in Mastenbroek. Men heeft gehoord, 'dat de voornaamste<br />
schuldigen zijn geweest: Jan Laurensz., gewezen<br />
"hoeftman" <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong>, Johan Golt en Gerrijt Nijenmeijer.<br />
Drees Huijgen zone, geboren uit Vaassen. Men vroeg nu, omdat<br />
men veronderstelde, dat deze lieden in de omgeving rondzwierven,<br />
om hen ge<strong>van</strong>gen te nemen, opdat z~ "teri exempele<br />
<strong>van</strong> anderen nae hoere begangene daet ende moort qestrafft<br />
moegen worden".<br />
Amsterdam stuurde de hoplieden Jaspar <strong>van</strong> Poelgeest en<br />
Johan Duijm met hun vendel knechten. De hopman Samploon,<br />
die <strong>Kampen</strong> zelf had gezonden; nam 10 schansen <strong>van</strong> de vijandelijke<br />
partij en joeg deze de stad uit. Men verzocht tenslotte<br />
of de soldaten voorlopig in Zwolle mochten blijven. De afge.,<br />
vaardigden <strong>van</strong> de "gemeijne huijsluijden" <strong>van</strong> Ijsselmuiden,<br />
Oosterholt en Sandberg, verklaarden voor de gedeputeerden<br />
<strong>van</strong> de Raad ,<strong>van</strong> <strong>Kampen</strong>, dat zij aan de moorddadige feiten<br />
in Mastenbroek niet meegedaan hadden, noch daarmee iets te<br />
maken hebben gehad. Daarom mogen deze lieden. dan ook<br />
"vrij, veilig en onbelet en onverhindert uit en in <strong>Kampen</strong> komen,<br />
handelen, wandelen en wederkeren".<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
133<br />
Dit is dan het laatste feit. dat in de overgang <strong>van</strong>. rooms<br />
naar calvinisme in <strong>Kampen</strong> te vermelden valt.<br />
Alleen moeten we nog op een publicatie <strong>van</strong> de stad opmerkzaam<br />
maken. <strong>van</strong> 15 Mei 1581. waarin meeqdeeeld wordt.<br />
dat Burqemeesteren, Schepenen en Raad "sampt die gezwoeren<br />
gemeenthe bint in seker ervaeringe gecoemen" dat er in<br />
de stad geheime bijeenkomsten op godsdienstig gebied plaets<br />
hebben. Omdat daaruit .voele oneenicheit, onstuer ende twijdracht"<br />
voortkomen. wordt aan iedereen verboden zulke vergaderingen<br />
bij te wonen "bij die pene uith der stadt gebannen<br />
tworden ter schepenen daring".<br />
BIJLAGE I.<br />
Eerbaeren, wijsen. voersichtiqen. onsen gunstigen<br />
lieven heeren, Burqemeisteren, Scepenen<br />
ende Raidt der stadt <strong>Kampen</strong>.<br />
Edele. wijse, voorsichtiqe, gunstige. lieve heeren. Wij gebieden<br />
ons zeer <strong>tot</strong> Uwer lieffden, gevende deselve te verstaen,<br />
hoe wij op huijden uwe serif ten up gisteren qescreven. dair<br />
bij U belieft heeft ons te adverteren dat <strong>tot</strong> Geelmuijden mit<br />
raidt ende behulp des drosren <strong>van</strong> Vollenhoe ende <strong>van</strong> Genemuijden<br />
eerst zesse seep en ende nae noch een ende twintich<br />
scepen vol volcx, mans, wijffs ende ki~deren mit vijftien hondert<br />
spiessen. veel haecbussen, slachzwaerden, hellebaerden<br />
ende alderhandt geweer ende mit vier vaengens ende trommen<br />
doer onse scriften ende anders aenqehailt, ontfangen hebben<br />
ende dairbij verneemen God heure scepen ontvoert. zeijloes<br />
gemaect ende die scuijten <strong>van</strong> huere scepen mit. oick (?)<br />
alle huer geweer voorsereven hen benoemen ijs. zoedat zij<br />
nergent heen commen kunnen. waer<strong>van</strong> wij Uwer E.L. zoe wij<br />
meest kunnen ende moegen bedancken ende ons vermoegens<br />
ingelicke saicken des Vermanent zijnde altijt gherne begeeren<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
134<br />
ende deneken te verschuldigen ende bekennen. Ende omme<br />
denselven Uwe'n' E.L. te adverteren <strong>van</strong>den gestalt deser oproerichsche<br />
luijden, sal U belive te weten dat wij <strong>tot</strong> Haerlem<br />
in zeven scepen <strong>tot</strong> Sparrendamme ende daeromtrent aenqe-<br />
.haelt onder een groet getal <strong>van</strong> mannen ende vrouwen deser<br />
armer luijden bevonden hebben. zeven principaele predicaers,<br />
leeraers ende insetters deser secte Melchiorite 29) diewelcke<br />
wij up gisteren bijnnen derselver stadt Haerlem hebben doen<br />
rechten metten zwaerde ende hoere lijven up ratden ende<br />
staken doen stellen ende hebben alle dieqeene die leetwesen<br />
<strong>van</strong> hoere verdoopinge gethoent. hem gebiecht ende testimo-<br />
nialen <strong>van</strong> hueren biechtvader ons daer off. gebrocht hebben.<br />
achtervolgende den placcaten <strong>van</strong> den keijser in desen landen<br />
gekundicht (bij den wekken hem geoirloft was. bijnnen 24<br />
dagen nae de publicacie <strong>van</strong> dien te mogen petuteren (?) overmidts<br />
der grooter menichten in gracie ontfanqen ) ende die ~n~<br />
der dieverhart bij hoere opinien zijn gebleven.hebben wij in<br />
de ge<strong>van</strong>genis end~ oick cloosteren der stadt <strong>van</strong> Haerlem als<br />
ge<strong>van</strong>gen doen bewaeren ende onse genadic~ste Vrouwe de<br />
coninginne in diligentie <strong>van</strong> onse besongne ende wedervaeren<br />
geadverteert omme mitten selven ende anderen <strong>van</strong> gelijcken<br />
die wij hier <strong>tot</strong> Amsterdam vinden: sullen. gedaen te worden.<br />
zoe haer Majesteit ende die <strong>van</strong> haeren Raide neffens haer<br />
wesende. believen sal te ordonneren. dair <strong>van</strong> wij gherne adverteren<br />
Uwer E.L. die wij bidden onse Heere God in wijsheijden<br />
behoeden moet. -- Geschreven tAmsterdam den 27sten<br />
dach <strong>van</strong> Mairte anno 1500 ende 33 30). Uwer E.L. goet~.<br />
willige. deerste ende andere Raid K. Mat. in Hollant, Zeelant<br />
ende Vriesland.<br />
J. Steijnemolen (?)<br />
Register <strong>van</strong> charters en bescheiden <strong>van</strong> het oud-<br />
archief <strong>van</strong> <strong>Kampen</strong> III. no. 1861.<br />
29) Aanhangers <strong>van</strong> de wederdoper Melchior Hoffman.<br />
30) Hier is de Paas-stijl gebruikt. dus leze men 1534.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
135 .<br />
Bijlage II<br />
Anno 1500 negen ende tsoeventich upten 28 Junij.<br />
RELIGIONSVREDE.<br />
Alsoe inden articulen bij onsen Genedigen Heren Stadtholder,<br />
den welgeboeren graven <strong>van</strong> Rennenberch, sampt Ridderschap<br />
en Steden des landes <strong>van</strong> Overissell etc. up die ontlastinge<br />
der stadt Campen <strong>van</strong> den garnisoen ende <strong>tot</strong> versekeringe<br />
der selver stádt op den 12den Octobris aO 1578 inqeqaen,<br />
onder andere belieHt ende overeoemen is, dat in saeken <strong>van</strong><br />
religie dieeene den anderen ghiene indracht, verhinderinge,<br />
noch oick eeniqe vorder vernijonge noch voernemen sol. dan<br />
dat die vim de gereformierde religie in die kercke <strong>van</strong> den Hilligen<br />
Ghiest di; sie inhadden, hoere exercitie solden moegen<br />
doen nae die ordonnantie der durchluchtigen fursten, eèrtzhertochs<br />
<strong>van</strong> Oestenrijck, Guverneurs GeneraeIl deser erffnederlanden,<br />
hebben Burgemeisteren, Schepenen ende Raedt,<br />
sampt die gezwoeren gemeenten derselver stadt Campen, <strong>tot</strong><br />
ruste ende eendracht der stadt ende burgeren ende <strong>tot</strong> verhoedinge<br />
aller 'inconvenienten geaccordiert ende inqewilliqet<br />
dese naebeschreven articulen, volgende den voet des reliqionsvrede<br />
ende den articulen bij sijn hoicheit dienangaende der<br />
voirs. stadt Campen, hier tho bevoerens togeschickt, die een<br />
ijder burqer ende ingeseten, soe <strong>van</strong> die catholijcke als gerefor~<br />
mierde religie schuldig saIl wesen tho achtervolgen ende dat<br />
bij provisie ende wes tertijdt. bij. sijne hoecheit ende-den heren<br />
<strong>van</strong> 'den generalen staten anders hierinne geordineert ende ge~<br />
resolviert saIl sijn, ende dit to geschiene sonder prejuditie der<br />
pacificatie <strong>van</strong> Gendt,' oick mit expressen voirbeholt, dat het<br />
concept der voirs. religioensvrede ende voirgeroerte sijner<br />
hoechheits articulen dese stadt in oeren rechten, privilegien<br />
eu"de gerechticheiden gheensins prejudiciabell wesen sullen.<br />
In den eersten sallverqeten ende vergeten wesen, alles wess<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
I
- 136<br />
ijmantz <strong>van</strong> der ener oHt anderzijdt tegen~ den anderen offte<br />
andersins misdaen heHt mit woirden offte mit wercken allene<br />
in 'sa ken <strong>van</strong> -religie. doch alle andere misbruijken ende on~<br />
daden vuthqesundert.<br />
Item dat die <strong>van</strong>der gereformierder religie (achtervolgende<br />
tvurs. accordt ende religioensvrede) sullen binnen dese stadt<br />
genieten moegen die vrijheit ende exercitie der veers. gerefor~<br />
mierde religie in die voirgeroerte kercke <strong>van</strong> den Hilligen<br />
Ghiest allene te oeffenen, doch eenen ijderen sijne sepulturen<br />
voirbeholden.<br />
Mit welcke toelaetinge der vairs. Hilliqen Ghiestes kercke<br />
die burgeren ende ingesetenen deser stadt (begerende nae die<br />
gereformierde religie te.Ieven ) sich sullen laten genoegen 'son~<br />
derveeniqe andere gewijede plaetsen eijqener auttoriteit intonemen<br />
offte andere vutcampsten ofte conventiculen, heimelick<br />
noch openbaere te holden. noch oick kercken ofte gewijede<br />
plaetsen to plunderen. beelden to breecken offte to defigurereri.<br />
Dat die <strong>van</strong> die gereformierde religie hoer predieanten ende<br />
ministers den magistraeth deser stadt sullen presentleren omme<br />
bij die selve geadmitteert ende ontfangen te worden mitz doende<br />
den vairs. maqistraet eedt <strong>van</strong> getrouwicheit, ende onderdameheit<br />
in allen civilen ende politiken saken, sonder dat sie<br />
eenichsins mit saken die jurisdictie ende regieringe .deser stadt<br />
betreffende sich bemoeijen. inmengen offte eetwes -attentieren<br />
sullendat <strong>tot</strong> 'vercleininqe der reputation des magistraetz ende<br />
jurisdictie deser stadt verstaen solde moegen worden directelick<br />
noch indirectelick. Welcke predieanten geholden sulle~ wesen<br />
sich to conformieren der vors. gereformierde religie soe in predigen<br />
als exercitien derselver, sonder die eenichsins to buijten<br />
te gaen.<br />
Dat oick die predieanten ende andere soe <strong>van</strong> die gerefor~<br />
mierde als catholijke religie nijmant vuthgesundert int openbaer<br />
nijet leren' oft eenige propoesten offte leringen uthgeven<br />
sullén die <strong>tot</strong> eenige uproericheit, twist ende tweespalt streeken<br />
ende dat' die predieanten voirs. nijet predigenvleren offt<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)<br />
, \
137<br />
vuthgeven sullen. heijmelick noch oepenbaer, dan dat <strong>tot</strong> stichtinge<br />
ende beteringe der gemeenten ende onderholdinge guedes<br />
vredes ende eendrachts in deser stadt ende <strong>tot</strong>sterckinge der<br />
, union dienende bevonden saIl worden.<br />
Ende <strong>tot</strong> versekerheit, soe well <strong>van</strong> die eene als andere religie<br />
so saIl 'niemant den anderen eenichsins beletten noch<br />
stuijren doen noch laten stuijren ofte beschadigen die diensten.<br />
ceremonien ende andere oeffeningen <strong>van</strong> die catholijcke<br />
noch gereformierde religie.<br />
Dat die maqistraet in hoere protectie ende bescherm~nisse<br />
saIl holden so well dieqhene <strong>van</strong> die eerie als <strong>van</strong> die anderen<br />
religien, soe wel den ghiestlicken staet, hoer kercken, cloesters<br />
ende guideren, hocdanich die sijn, als die <strong>van</strong> die gereformier~<br />
de religie. dieselve voer staen tegens den ghenen die hoer sol..<br />
den willen vercortten, iniurieren ofte leeth doen. in lijve aft<br />
guede ende den overtreders deser ordonantie off 'eeniqen<br />
puncten <strong>van</strong> dien. straffen als seditiousen ende perturbatuers<br />
<strong>van</strong> de qemeene welvaert, ten all twelcke oick die handt holden<br />
sullen alle die hopluiden. lieutenanten. vendrichs, bevelhebberen<br />
ende alle gemeene burgeren ende ingesetenen deser stadt<br />
mitsgaders die predieanten ende ministers <strong>van</strong> die vairs. religie.<br />
Dat alle burgeren endeInqesetenen deser stadt ghiestlick<br />
ende werldtlick soe well <strong>van</strong> die eene als andere religie vrij<br />
ende vranck in dese stadt sullen moegen blijven woenen ende<br />
het hoere in rust ende vrede besitten ende beholden. levende in<br />
saken der religie ende conscientie- in ruste ende stillicheit ende<br />
nae hoer beste verstandt, soe ende als sie verhoepen ten [onqsten<br />
daege vair Godt to verbidden ende to verantwoorden<br />
ofte tertijdt tho. dat anderswee vurs. hier inne geordiniert saIl<br />
wesen.<br />
Dat nijemandt soe <strong>van</strong> de catholijke als gereformierde religie.<br />
hij sij giestlick ofte werltlick die eene up den anderen uth saken<br />
<strong>van</strong> hoere religie nijet saIl moegen iniurieren, schelden. bemoeijen<br />
offte eenige hindemissen doen offte ergernissen geven<br />
ende dat een ijder sich entholden saIl to komen ter plaetzen,<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
138<br />
-daer men andere religie als die sijne oefenende werdt sijn,<br />
tensij hie. sich wachte voer ergernisse ende si~h regulieren nae<br />
der ordonantie <strong>van</strong> der selver kercken, dair hij sich will vinden<br />
laeten. .<br />
Ende dat oick hiermede verboden sail sijn to singen ofte int<br />
oepenbaer to spreiden eeniqe schampere eerroerige ende in:"<br />
.iunose lieden. refereinen. libellen ofte schilderlen ende dat oick<br />
nijmant sulcke famose libellen, liederen. refereinen ofte schilderien<br />
drucken. vereoepen offte vuthgeven sail. soe well <strong>van</strong><br />
der eener als andere zijden.<br />
Ende sullen soe well die <strong>van</strong> der eene als <strong>van</strong> die andere<br />
religie habell ende ontfanckelijck sijn, om ampten <strong>van</strong> justitie<br />
te bedienen <strong>tot</strong> scepenen, Raeth. qemeentzluiden ende andere<br />
offitien gecoeren. oick in gasthuijsen ontfangen te worden ende<br />
dat derhalven het mandament gemaecket op denghenen soe<br />
'inden Raede gecoeren sullen worden. hervorder nijet qeachtervolcht<br />
noch der gemeenten int vernijeuwen des Radts nieth<br />
meer vorqeholden sail worden.<br />
Dat alle burgeren ende inqesetenen soe <strong>van</strong> die eene als an-<br />
·dere-religie soe well giestlicken als werltlicken, die bevonden<br />
worden eenige <strong>van</strong> den vairs. articulen overgetreden te hebhen .<br />
.geachtet ende gestraffet sullen worden als verstuijrers ende<br />
vredebrekers der gemene ruste endeals 'uproeriqen.<br />
Dat oick een ider burger ende ingeseten <strong>van</strong> wat religie ende<br />
conditie hij sij als vairs. geholden saIl wesen die authoriteit<br />
ende reputation des magistraetz deser stadt tho respectleren<br />
ende in alle geboerlicke gehoersaemheit ende onderdenicheit<br />
to leisten und dat int straffen <strong>van</strong> die overtreders deser ordonantie<br />
ende articulen ende ander administratie <strong>van</strong> justitie. soe<br />
wall <strong>van</strong> die eene als <strong>van</strong> die andere religie. geholden sail<br />
sijn, des versacht wesende. den magistraeth ofte overicheit<br />
deser stadt to assistieren. hulpe ende bijstandt <strong>tot</strong> vollen-<br />
.streckinqe der execution over den overtreders to bewijsen, dat<br />
Burqemeisteren, Schepenen ende Raeden, sampt die ,gezwoe~<br />
ren gemeenten. voorts hopluiden.vlieutenanten, vendrichs ende<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)
139 ,<br />
bevelhebbern beloeven sullen mitz hoere ondertekenin-ge deser<br />
articulen in eedes stadt alle dese puncten ende articulen to<br />
achtervolgen ende vollentrecken. oick ter versuecke des magistraetz<br />
assistentie te doen <strong>tot</strong> straffe der overtreders.<br />
Gepubliciert upten 28 Junij aO 79 in bijwesen der Burgermeisteren<br />
indertijdt...... Bartolt <strong>van</strong> Wilsum ende Ottho<br />
Gansneb genant Tengnaegell der rechten doctor.<br />
VORG, Verslagen en mededeelingen 67 (1952)