'Pacta sunt servanda' of 'Iustum pretium' - DSpace at Open Universiteit
'Pacta sunt servanda' of 'Iustum pretium' - DSpace at Open Universiteit
'Pacta sunt servanda' of 'Iustum pretium' - DSpace at Open Universiteit
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
‘Pacta <strong>sunt</strong> servanda’ <strong>of</strong> ‘iustum pretium’?<br />
voor een contractpartij. Indien dit nadeel aanzienlijk is, levert d<strong>at</strong> het bewijsrechtelijk vermoeden op<br />
d<strong>at</strong> de overeenkomst in deze vorm niet gewild is. Een dergelijke overeenkomst is, vanwege het grote<br />
nadeel, onrechtvaardig, en zou alleen al vanwege d<strong>at</strong> buitensporige nadeel ( evenals vanwege het<br />
ontbreken van wilsovereenstemming ) vernietigbaar moeten zijn.<br />
2) Het enkel ontbreken van een toetsingsnorm waardoor het de rechter onmogelijk zou zijn om vast<br />
te stellen <strong>of</strong> een prijs rechtvaardig is, komt op mij niet over als een sterk argument. Heel principieel is<br />
het in ieder geval niet; degene die dit argument hanteert lijkt te aanvaarden d<strong>at</strong>, mocht een<br />
criterium wel vast te stellen zijn, er in d<strong>at</strong> geval ruimte voor de iustum pretium‐leer <strong>of</strong> in ieder geval<br />
de laesio enormis zou moeten zijn binnen het Nederlands recht.<br />
Hoewel niet in alle gevallen eenvoudig vast te stellen, is het wel degelijk mogelijk de rechter een<br />
criterium aan te reiken d<strong>at</strong> als toetsingsnorm kan dienen bij het vaststellen van het al dan niet<br />
rechtvaardig zijn van een prijs. D<strong>at</strong> criterium kan omschreven worden als ‘d<strong>at</strong> w<strong>at</strong> gebruikelijk is’. Als<br />
excessief wordt afgeweken van w<strong>at</strong> gebruikelijk is, is het vermoeden gerechtvaardigd d<strong>at</strong> we te<br />
maken hebben met een onrechtvaardige overeenkomst. Bijzondere omstandigheden kunnen maken<br />
d<strong>at</strong> een forse afwijking van w<strong>at</strong> gebruikelijk is, toch niet als onrechtvaardig moet worden beoordeeld.<br />
Het lijkt mij d<strong>at</strong> dit eerder uitzondering dan regel zal zijn Als regel zoekt de mens zijn eigen nadeel<br />
niet. Het ligt daarom meer in de rede in een geval van buitengewoon ongelijkwaardige prest<strong>at</strong>ies, uit<br />
te gaan van ongewild nadeel dan te veronderstellen d<strong>at</strong> ook de benadeelde partij dit nadeel heeft<br />
gewild.<br />
3) Het Nederlands recht kent benadeling niet als zelfstandig criterium voor aantasting van een<br />
overeenkomst. Nu het evenredigheidsbeginsel inmiddels stevig in ons vermogensrecht is<br />
verankerd, 66 ontbreken in feite argumenten om de eis van evenredigheid van prest<strong>at</strong>ies niet duidelijk<br />
in ons recht vast te leggen. D<strong>at</strong> kan, mijns inziens, door in het Burgerlijk Wetboek op te nemen d<strong>at</strong> bij<br />
buitensporige (objectieve)ongelijkwaardigheid van prest<strong>at</strong>ies vermoed wordt d<strong>at</strong> er sprake is van<br />
een in die vorm ( er is sprake van benadeling) niet gewilde overeenkomst. Een beroep op een<br />
dergelijke benadeling maakt aantasting van de overeenkomst mogelijk. De bewijslast dient in d<strong>at</strong><br />
geval, zoals ook is geregeld in 7: 176 BW in het geval van een schenking, bij de bevoordeelde partij te<br />
worden gelegd.<br />
Hoe verhoudt een dergelijk bewijsrechtelijk vermoeden zich met w<strong>at</strong> het BW bepaalt over<br />
rechtshandelingen? En w<strong>at</strong> is daarbij de rol van nadeel <strong>of</strong> schade? D<strong>at</strong> zijn onderwerpen die in het<br />
volgende ho<strong>of</strong>dstuk aan de orde komen.<br />
66 Asser/Vranken 2005, p. 133<br />
22