MANUALplus 4110 - heidenhain

ICP-programmering
44
ICP-programmering
Na het oproepen van een ICP-cyclus wordt de ICP-editor ingeschakeld
met “ICP-Edit”.
ICP-contour maken of uitbreiden
Een ICP-contour wordt gemaakt door achtereenvolgens de
contourelementen in te voeren. Vormelementen (afschuiningen,
afrondingen, draaduitlopen) worden ingevoerd terwijl de contour wordt
gemaakt of, nadat de basiscontour is gemaakt, overlappend
aangebracht. De overgang naar het volgende contourelement wordt
met de functietoets “tangentiale overgang” vastgelegd.
Als een ICP-contour wordt uitgebreid, wordt het nieuwe element aan het
laatste contourelement “gehangen”. Het laatste contourelement wordt
gekenmerkt door een vierkantje, wanneer de ICP-contour wordt
weergegeven maar niet wordt bewerkt.
Elk onvolledig berekend contourelement wordt met een symbooltje
onder het grafisch venster aangegeven.
Contourrichting: met ICP-cycli wordt in contourrichting verspaand of
afgewerkt. Met “Contour omdraaien” wordt de contourrichting gewijzigd.
Contourelement wijzigen
U selecteert het te wijzigen element en drukt op “Wijzigen”. De gegevens
worden voor de bewerking beschikbaar gesteld.
Indien er “onvolledig berekende” elementen zijn, kunnen er geen “volledig
berekende” elementen worden gewijzigd. Bij het element vóór het
onvolledig berekende contourgedeelte kan de “tangentiale overgang”
worden ingesteld of gewist.
Als er een onvolledig berekend element moet worden
gewijzigd, wordt het bijbehorende symbool als “geselecteerd”
gekenmerkt.
Het elementtype en de rotatierichting van een cirkelboog kan
niet worden gewijzigd.
Functiestoetsen Symbool
Keuze “Overlapping”
Tangentiale overgang
van lineair naar rond element
Tangentiale overgang
van rond naar rond element of
lineair element (voor rotatierichting
zie symbool)
Kleuren van de contourweergave
geel: voor volledig berekende elementen
grijs: voor onvolledig berekende elementen die
kunnen worden weergegeven
rood: geselecteerde oplossing, geselecteerd
element, geselecteerde hoek
blauw: restcontour