Voolopig ontwerp ABEN april 2011 - Gemeente Dordrecht
Voolopig ontwerp ABEN april 2011 - Gemeente Dordrecht
Voolopig ontwerp ABEN april 2011 - Gemeente Dordrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
een project van:<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
Toelichting op het Voorlopig Ontwerp voor de herinrichting van<br />
de Alloijzen- of Bovenpolder, Elzen-Noord en de Noorderdiepzone
Status uitgave: definitief<br />
Rapport nr. en versie: BWZ 09-084.04<br />
Datum uitgave: 11 februari <strong>2011</strong><br />
Titel: Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
Subtitel: Toelichting op het Voorlopig Ontwerp voor de herinrichting<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong><br />
van de Alloijzen- of Bovenpolder, Elzen-Noord en de<br />
Noorderdiepzone<br />
Samenstellers: Drs. R. van de Haterd (Bureau Waardenburg)<br />
Aantal pagina’s exclusief bijlagen:<br />
Drs. T. Boudewijn (Bureau Waardenburg)<br />
Drs. M. van Dorst (BWZ ingenieurs)<br />
Ir. J.W. van Zanten (BWZ Ingenieurs)<br />
Ir. S. Muilwijk (BWZ Ingenieurs)<br />
Ing. J. van den Hurk (BWZ Ingenieurs)<br />
Ing. E. van Mameren (BWZ Ingenieurs)<br />
Ing. P. de Vries (Grondslag)<br />
Drs. L. Smid (CIT Group)<br />
Project nr.: BWZ 09-084<br />
Projectleider: Ing. H. Zwart MSc (BWZ Ingenieurs)<br />
Naam en adres opdrachtgever: Dienst Landelijk Gebied, Regio West<br />
Postbus 19275<br />
2500 CG Den Haag<br />
Referentie aanvrager: NDBAP/2009/69255<br />
Akkoord voor uitgave: Directeur BWZ Ingenieurs<br />
Paraaf:<br />
© BWZ Ingenieurs bv<br />
ir. J.W. (Hans) van Zanten<br />
Niets uit deze offerte mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v.<br />
druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke<br />
toestemming van BWZ Ingenieurs bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden<br />
gebruikt voor enige andere werk dan waarvoor het is vervaardigd.<br />
Postbus 183<br />
4100 AD Culemborg<br />
Telefoon: 0345 523 130<br />
info@bwz-ingenieurs.nl
Inhoudsopgave<br />
1 INLEIDING ................................................................ 4<br />
1.1 Het proces tot nu toe<br />
1.2 Status van het plan<br />
1.3 Relatie met omringende gebieden en projecten<br />
1.4 Leeswijzer<br />
2 UITGANGSPUNTEN EN RANDVOORWAARDEN ...................... 12<br />
3 VISIE OP DE INRICHTING ............................................. 18<br />
4 THEMATISCHE UITWERKING ......................................... 28<br />
4.1 Natuur<br />
4.2 Water<br />
4.3 Landschap en cultuurhistorie<br />
4.4 Recreatie<br />
4.5 Infrastructuur<br />
5 KOSTEN, FINANCIERING EN RISICO’S .............................. 68<br />
5.1 Opzet kostenraming<br />
5.2 Resultaten kostenraming<br />
6 UITVOERINGSASPECTEN ............................................... 70<br />
6.1 Grondstromenplan<br />
6.2 Vergunningen<br />
7 HOE NU VERDER? ........................................................ 74<br />
7.1 Realisatiestrategie<br />
7.2 Onderzoek en nader uit te werken<br />
7.3 Beheer en onderhoud<br />
8 OVERZICHT GEBRUIKTE BRONNEN EN LITERATUUR ............ 80<br />
BIJLAGE A Gebiedskarakteristiek<br />
BIJLAGE B Watersysteem<br />
BIJLAGE C Kaartmateriaal<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong>
1 Inleiding<br />
4<br />
Noorderdiep<br />
Op het Eiland van <strong>Dordrecht</strong> wordt onder het programma Nieuwe Dordtse Biesbosch<br />
gewerkt aan de realisatie van 800 hectare nieuw natuur- en recreatiegebied. Een deel<br />
van het programma is onder de noemer <strong>ABEN</strong> (samenvoeging van de drie deelgebieden<br />
Alloijzen- of Bovenpolder, bestaand bosgebied de Elzen-Noord en de Noorderdiepzone)<br />
in planvorming genomen. Het plangebied beslaat gezamenlijk ongeveer 530 hectare<br />
die verdeeld zijn over ongeveer 200 hectare Ecologische Hoofdstructuur (EHS), 300 hectare<br />
Recreatie om de Stad (RodS) en 30 hectare bestaand bosgebied. Binnen het planvormingsproces<br />
is ook ruimte gelaten voor de waterkwaliteits- en kwantiteitsopgave die<br />
Waterschap Hollandse Delta in het gebied heeft.<br />
Provincie Zuid-Holland heeft haar doelstelling ten aanzien van de EHS en RodS gedelegeerd<br />
naar de gemeente <strong>Dordrecht</strong>. Zij heeft Dienst Landelijk Gebied (DLG) ingeschakeld<br />
voor de realisatie. DLG fungeert als opdrachtgever voor BWZ Ingenieurs dat technisch<br />
inhoudelijk verantwoordelijk is voor het opstellen van het inrichtingsplan. Samen met<br />
de gemeente <strong>Dordrecht</strong>, Waterschap Hollandse Delta, Staatsbosbeheer en het Natuur-<br />
en Recreatieschap de Hollandse Biesbosch is de planvorming ter hand genomen.<br />
De maatregelen die noodzakelijk zijn voor de transformatie van een landbouwgebied<br />
naar een openbaar toegankelijk natuur- en recreatiegebied zijn in dit inrichtingsplan in<br />
beeld gebracht.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Hania’s Polder<br />
Ligging van het projectgebied<br />
Het projectgebied ligt op het Eiland van <strong>Dordrecht</strong> tussen de zuidrand van <strong>Dordrecht</strong> en de<br />
rivier de Merwede. De grenzen worden grofweg gevormd door de Zeedijk en Zuidendijk in<br />
het noorden, de Nieuwe Merwedeweg in het oosten en het Noorderdiep in het zuiden. Achter<br />
tabblad 1d is een kaart met toponiemen en de plangrens opgenomen. Ook in figuur 1.1 op de<br />
volgende pagina zijn toponiemen opgenomen.<br />
1.1 Het proces tot nu toe<br />
In het Structuurschema Groene Ruimte heeft het Rijk in 1993 Strategische Groenprojecten aangewezen.<br />
Deze dienden om de in de 20ste eeuw verloren gegane natuur deels terug te brengen.<br />
De gebieden dienen ook een recreatief doel door op korte afstand van steden aantrekkelijke<br />
recreatiegebieden aan te leggen.<br />
Op het Eiland van <strong>Dordrecht</strong> is het Strategisch Groenproject Nieuwe Dordtse Biesbosch voorzien.<br />
Voor 2013 dient hier, verdeeld over diverse deelplannen, 800 hectare nieuw natuur- en<br />
recreatiegebied te worden gerealiseerd. Hiertoe is in 2006 een raamplan opgesteld. Het inrichtingsplan<br />
voor de Tongplaat is, evenals het plan voor de Louisa- en Cannemanspolder, inmiddels<br />
uitgevoerd. <strong>ABEN</strong> en de Noordbovenpolder zijn in voorbereiding. Daarnaast vormen een<br />
nieuwe landbouwweg (voorbereiding) en een kwaliteitsimpuls van De Elzen-Zuid (in uitvoering)<br />
ook onderdelen uit het Raamplan.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
5
6<br />
In <strong>april</strong> 2009 is door Dienst Landelijk Gebied een zogenaamde schetsschuit georganiseerd.<br />
Een schetsschuit brengt deskundigen samen met mensen uit de streek om de<br />
gebiedsopgave aan te scherpen en wensen vanuit verschillende disciplines te integreren<br />
en in beeld te brengen. Het resultaat van deze bijeenkomst was een voorlopige<br />
inrichtingsschets. De inrichtingsschets is als één van de vertrekpunten meegenomen in<br />
het planvormingsproces.<br />
In 2009 is het <strong>ontwerp</strong>bestemmingsplan voor de Nieuwe Dordtse Biesbosch ter inzage<br />
gelegd. Hierop zijn meer dan 80 zienswijzen gekomen. Deze worden op dit moment<br />
verwerkt. Een volgende versie zal in 2010 opnieuw ter inzage worden gelegd.<br />
1.2 Status van het plan<br />
Het voorliggende inrichtingsplan heeft de status van een voorlopig <strong>ontwerp</strong> (VO). Het<br />
inrichtingsplan vormt tevens de basis voor op te stellen detail<strong>ontwerp</strong>en voor <strong>ABEN</strong>. Dit<br />
betekent dat in dit stadium nog niet alle noodzakelijke en gewenste onderzoeken zijn<br />
uitgevoerd en dat er nog sprake kan zijn van leemten in kennis en bespreek- en beslispunten.<br />
In dit inrichtingsplan zijn deze zoveel mogelijk benoemd.<br />
Het inrichtingsplan is tot stand gekomen in een intensief planproces waarbij op regelmatige<br />
tijden terugkoppeling heeft plaatsgevonden met diverse bestuurslagen, ambtelijke<br />
vertegenwoordigers, belanghebbenden en belangstellenden uit de streek. Het<br />
inrichtingsplan is geen beleidsnota, maar een voorlopig inrichtingsplan dat ter besluitvorming<br />
wordt voorgelegd aan de Stuurgroep Nieuwe Dordtse Biesbosch.<br />
Over de financiering van de inrichtingsmaatregelen en eigendom, beheer en onderhoud<br />
zijn voor dit plan principeafspraken gemaakt.<br />
1.3 Relatie met omringende gebieden en projecten<br />
1.3.1 Overige deelplannen Strategisch Groenproject Eiland van<br />
<strong>Dordrecht</strong><br />
<strong>ABEN</strong> is één van de deelplannen uit het Strategisch Groenproject. Andere deelplannen<br />
zijn Tongplaat (reeds uitgevoerd), Louisa- en Cannemanspolder (reeds uitgevoerd),<br />
Noordbovenpolder, kwaliteitsimpuls De Elzen-Zuid en de aanleg van een nieuwe landbouwweg.<br />
Raamplan Eiland van <strong>Dordrecht</strong><br />
In 1996 is een raamplan opgesteld. Een raamplan is een globale en integrale beleidsvisie<br />
voor een landinrichtingsgebied, waarvan Gedeputeerde Staten de intentie hebben het<br />
in zijn geheel te realiseren. De visie geeft sturing aan de ruimtelijke verbeteringen die<br />
in het verdere proces tot stand zullen komen. Om de milieueffecten van de plannen in<br />
beeld te brengen is in het raamplan tevens een beschrijving opgenomen van de effecten<br />
bij de autonome situatie (als het Strategisch Groenproject niet zou worden uitgevoerd)<br />
en bij uitvoering van het Strategisch Groenproject.<br />
Louisa- en Cannemanspolder<br />
In 2009 is de inrichting van de Louisa- en Cannemanspolder, onderdeel van de Nieuwe<br />
Dordtse Biesbosch, gestart. <strong>Dordrecht</strong> is hiermee 70 hectare recreatiegebied rijker. Er<br />
is 10 hectare bos aangelegd en er is een publiek toegankelijke boomgaard met oude<br />
fruitboomsoorten ingericht. Verschillende poelen moeten dieren en planten de ruimte<br />
geven. Er zijn ecologische oevers aangelegd, de wandel- en ruiterpaden zijn opgeknapt<br />
en er zijn besdragende struiken geplaatst.<br />
De relatie tussen dit inrichtingsplan en dat van <strong>ABEN</strong> is dat in beide plannen is voorzien<br />
in de realisatie van een deel van het recreatief knooppunt Sterren/Schenkel. In het deel-<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
plan <strong>ABEN</strong> moet worden voorzien in een parkeergelegenheid die ook voorziet in de behoefte<br />
van bezoekers aan de Louisa- en Cannemanspolder. Tevens moet in beide plannen goed gekeken<br />
worden naar de onderlinge aansluiting van recreatieve routestructuren.<br />
Polder De Biesbosch en nieuwe landbouwweg<br />
Polder De Biesbosch ligt ten zuiden van het plangebied. Deze polder is nog geen 100 jaar geleden<br />
aan de natuur onttrokken ten behoeve van de landbouw. De polder blijft ook nu haar landbouwfunctie<br />
behouden. Een nieuwe kade en watergang (laagwatersloot) aan de zuidzijde van<br />
het Noorderdiep vormen de scheiding tussen het landbouwgebied van Polder De Biesbosch<br />
en het natuur- en recreatiegebied ten noorden ervan. De laagwatersloot zorgt ervoor dat het<br />
landbouwgebied niet vernat. Het aanleggen van een nieuwe landbouwweg in de Louisapolder<br />
zorgt voor een verbeterde ontsluiting.<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
Noordbovenpolder<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
De Noordbovenpolder grenst in het noorden aan het projectgebied van <strong>ABEN</strong>. Vanuit Deltanatuur<br />
(ontwikkeling robuuste natte natuur met recreatief medegebruik in het mondingsgebied<br />
van Rijn en Maas) komt het gebied in aanmerking voor de realisatie van zoetwatergetijdennatuur.<br />
1.3.2 Groenblauw netwerk Drechtsteden<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
De Drechtsteden worden omringd door een viertal natuurlandschappen: de Dordtse en Sliedrechtse<br />
Biesbosch, de Alblasserwaard, de Hoeksche Waard en IJsselmonde. Een bijzondere<br />
situatie die de woonomgeving uniek maakt. Door de vele barrières door snelwegen, vaarwegen<br />
en railverbindingen is er echter amper verbinding tussen deze gebieden, waardoor de ecologische<br />
diversiteit en recreatieve mogelijkheden beperkt zijn. Om daar verandering in aan te<br />
brengen is in 2008 het “Uitvoeringsprogramma Groenblauw Netwerk Drechtsteden 2008-2013”<br />
op- en vastgesteld.<br />
Meer samenhang, meer groen en meer kwaliteit. Dat zijn op termijn de belangrijkste gevolgen<br />
van de realisatie van het Uitvoeringsprogramma Groenblauw Netwerk Drechtsteden. De ont-<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
<br />
<br />
<br />
7
8<br />
wikkeling van het groenblauwe netwerk biedt daarnaast kansen voor meer recreatie.<br />
Betere toegankelijkheid en meer ecologische diversiteit maken de bestaande en de te<br />
ontwikkelen natuurgebieden tot een aantrekkelijk verblijf voor inwoners en bezoekers<br />
van de regio. Met een uitgekiend systeem van fietspaden, wandelroutes en recreatieve<br />
knooppunten wordt hiervoor gezorgd. Het uitbreiden van het aantal waterbushaltes<br />
biedt meer mogelijkheden om de gebieden fietsend of lopend te bereiken.<br />
Een rondje Drechtsteden gaat tot de mogelijkheden behoren. Bijzondere parels als de<br />
Molens van Kinderdijk, de binnenstad van <strong>Dordrecht</strong> en de Biesbosch zijn onderdelen<br />
van het recreatieve netwerk.<br />
Het project <strong>ABEN</strong> bevindt zich in het hart van het groenblauwe netwerk. <strong>ABEN</strong> zorgt<br />
voor een kwaliteitsimpuls voor het groenblauwe netwerk doordat binnen dit project<br />
zowel voor dieren als mensen de verplaatsingsmogelijkheden worden uitgebreid.<br />
Visiekaart stad-landverbindingen <strong>Dordrecht</strong><br />
1.3.3 Stedelijke Ecologische Structuur <strong>Dordrecht</strong><br />
Op grond van een evaluatie van het beleidsplan Stedelijke Ecologische Structuur uit<br />
1997 is een nieuw beleidsplan opgesteld. In dit herijkte plan is op basis van nieuwe<br />
inzichten en nieuwe en geplande ruimtelijke ontwikkelingen de ecologische structuur<br />
geactualiseerd.<br />
Doelstelling van de Stedelijke Ecologische Structuur (SES) is behoud en ontwikkeling<br />
van natuur met een optimale diversiteit, waarbij zoveel mogelijk wordt uitgegaan van<br />
gebiedseigen soorten en habitats. De SES bestrijkt het gehele stedelijke gebied binnen<br />
de gemeente <strong>Dordrecht</strong> ten noorden van de Wieldrechtse Zeedijk en ten noorden van<br />
het plangebied van de Nieuwe Dordtse Biesbosch. Door middel van de ontwikkeling van<br />
een optimaal netwerk van leefgebieden, stapstenen en verbindingszones voor flora en<br />
fauna, dat aansluit op natuur in het buitengebied (het rivierecosysteem, met het Biesboschecosysteem<br />
en de toekomstige Nieuwe Dordtse Biesbosch) moet de doelstelling<br />
worden gerealiseerd.<br />
De SES draagt bij aan de leefbaarheid van <strong>Dordrecht</strong>, omvat tevens recreatieve verbindingen<br />
en speelt een belangrijke rol in het waterbeheer. De link met <strong>ABEN</strong> betreft het<br />
aantakken van het plangebied van <strong>ABEN</strong> op de bestaande en nieuwe ecozones, zoals<br />
vastgelegd in de SES.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
1.3.4 Dordwijkzone<br />
In 1999 heeft de gemeenteraad een visie voor de gehele Dordwijkzone vastgesteld, “De Dordwijkzone<br />
op de kaart”. In deze groene zone binnen het stedelijke gebied van <strong>Dordrecht</strong> wordt<br />
via een reeks van maatregelen op verschillende locaties versterking van de natuur en ecologische<br />
verbindingen beoogd. Daarnaast worden in de Dordwijkzone ook fiets- en wandelvoorzieningen<br />
gerealiseerd. Verder is het een belangrijke opgave om in de Dordwijkzone de waterbergingscapaciteit<br />
te vergroten. Het Strategisch Groenproject bevat ook de aanleg van bos in de<br />
Dordwijkzone. In het kader van de Dordwijkzone zijn inmiddels diverse projecten uitgevoerd.<br />
Voor het inrichtingsplan van <strong>ABEN</strong> is het belangrijk dat het type natuur aansluit op de natuur<br />
in de Dordwijkzone, zodat een functionerende verbinding tussen de twee gebieden ontstaat.<br />
1.3.5 Nationaal Park de Biesbosch<br />
De Biesbosch is de benaming voor een aantal riviereilanden en zand- en slikplaten in de provincies<br />
Noord-Brabant en Zuid-Holland. Het is gelegen tussen de rivieren Beneden Merwede,<br />
Nieuwe Merwede, Bergsche Maas, Amer en Hollandsch Diep. Aan de oostzijde wordt het begrensd<br />
door het Land van Heusden en Altena. Het is een zoetwatergetijdegebied met kreken<br />
en wilgenvloedbossen. In 1994 werd de status van Nationaal Park toegekend aan het gebied<br />
en het is sindsdien beschermd natuurgebied. Het gebied kent vele recreatieve mogelijkheden,<br />
maar wordt ook gebruikt voor opslag van water voor de drinkwaterbereiding. Er zijn twee bezoekerscentra<br />
in de Biesbosch (in Drimmelen en in de Sliedrechtse Biesbosch) en een museum<br />
bij Lijnoorden midden in de Brabantse Biesbosch.<br />
Positie <strong>ABEN</strong> t.o.v. Nationaal Park De Biesbosch<br />
In de toekomstige inrichting van het <strong>ABEN</strong>-gebied wordt een ecologische verbinding gevormd<br />
tussen de Dordtse Biesbosch en de Sliedrechtse Biesbosch, die beide op het Eiland van <strong>Dordrecht</strong><br />
liggen. Via de uiterwaarden aan de westzijde van de Nieuwe Merwede zijn deze twee<br />
gebieden al enigszins met elkaar verbonden. Voor vissen kan de Merwede ook prima als verbinding<br />
functioneren, maar voor de terrestrische fauna niet. Dit komt omdat:<br />
- de oevers erg smal zijn en aan beide zijden verstoring kennen (drukker weg<br />
en intensief scheepvaartverkeer);<br />
- de oevers op verschillende plaatsen onderbroken worden door havens en wegen,<br />
die bovendien ook weer voor verstoring zorgen;<br />
- de begroeiing op de oever vooral bestaat uit droge rietruigte en wilgenbos. Goed<br />
ontwikkelde moerasvegetaties zijn hooguit plaatselijk aanwezig.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
9
10<br />
Op het gebied van recreatie moet het inrichtingsplan voor het <strong>ABEN</strong>-gebied er voor<br />
zorgen dat een deel van de recreatieve druk op het huidige Nationaal Park wordt afgeleid.<br />
Voor Dordtenaren is er dan minder noodzaak om de rivier over te steken naar<br />
Brabant, omdat er op hun eigen eiland voldoende recreatiemogelijkheden zijn en van<br />
(Biesbosch)natuur kan worden genoten.<br />
Te versterken dijken (bron Waterschap Hollandse Delta)<br />
1.3.6 Dijkversterking Eiland van <strong>Dordrecht</strong> Oost<br />
Waterschap Hollandse Delta heeft op het Eiland van <strong>Dordrecht</strong> een dijkversterkingsproject<br />
in voorbereiding. Het betreft de versterking van de Wantijdijk, de Zeedijk en de<br />
Buitendijk van de Zuidpunt. Op termijn voldoet 8 kilometer van deze dijken niet aan de<br />
wettelijke veiligheidseisen. Dit komt onder andere door een stijgende zeespiegel en een<br />
veranderend klimaat.<br />
Eind 2010 is het versterkingsplan klaar en in <strong>2011</strong> starten de werkzaamheden aan de<br />
dijken. Bij het maken van het versterkingsplan houdt het waterschap rekening met de<br />
omgeving. De verschillende belangen van bewoners, bedrijven, natuur(ontwikkeling)<br />
en landschap worden zo goed mogelijk in het plan ingepast.<br />
Een deel van de te versterken dijken ligt langs de Alloijzen- of Bovenpolder. De versterking<br />
van de dijk loopt vooruit op de uitvoering van het inrichtingsplan <strong>ABEN</strong>. In de<br />
voorbereiding is het van belang dat afstemming met het waterschap plaatsvindt om te<br />
voorkomen dat de plannen straks botsen met de uitgevoerde dijkversterking. Tijdens de<br />
uitvoering bestaat de mogelijkheid dat werkzaamheden voor de dijkversterking en de<br />
uitvoering van het inrichtingsplan <strong>ABEN</strong> gelijktijdig plaatsvinden. Dit hoeft echter niet.<br />
Beide projecten hebben hun eigen planning en procedures. Gezien het belang van een<br />
veilige waterkering zal het waterschap niet wachten op de uitvoering van deelplannen<br />
uit het project Nieuwe Dordtse Biesbosch.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
1.4 Leeswijzer<br />
Na dit algemene inleidende hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 de uitgangspunten en randvoorwaarden<br />
geformuleerd die gebruikt zijn bij het opstellen van het inrichtingsplan. In hoofdstuk<br />
3 wordt het planconcept gepresenteerd en toegelicht. In hoofdstuk 4 vindt een verdere uitwerking<br />
plaats van de thema’s natuur, water, landschap en cultuurhistorie, recreatie, verkeer en<br />
beheer. Ook vindt u in dit hoofdstuk per thema de inrichtingsmaatregelen terug. In hoofdstuk<br />
5 worden de kosten voor de inrichting, de financiering en de risico’s toegelicht. Een aantal aspecten<br />
dat van belang is voor de uitvoering komt in hoofdstuk 6 aan de orde. Tot slot worden in<br />
hoofdstuk 7 vervolgacties beschreven en aanbevelingen gedaan voor uitvoering en contractvormen.<br />
Ook het aspect beheer en onderhoud komt in dit hoofdstuk terug.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
11
2 Uitgangspunten<br />
12<br />
Wilgenbos<br />
en<br />
randvoorwaarden<br />
In hoofdstuk 1 zijn de (ruimtelijke) kaders beschreven, waarbinnen de uitgangspunten<br />
voor het opstellen van het VO zijn geformuleerd. Deze zijn opgenomen in een Programma<br />
van Eisen (PvE). De primaire doelstelling voor het gebied <strong>ABEN</strong> kan worden geformuleerd<br />
als:<br />
“De aanleg van een robuust gecombineerd natuur- en recreatiegebied dat fungeert<br />
als ecologische verbinding (zoet klei-oermoeras) tussen de Dordtse en Sliedrechtse<br />
Biesbosch en aansluit op de ecologische structuren in de stad. Het plangebied<br />
fungeert daarnaast als primair recreatiegebied met een regionaal karakter. Een<br />
logische zonering van de recreatieve voorzieningen (knooppunten, uitloopgebied,<br />
routing etc.) draagt bij aan het optimaal functioneren van het recreatiegebied.<br />
Een bij de beoogde functies passend robuust watersysteem zal zodanig worden<br />
ingericht dat dit de moerasontwikkeling en de diversiteit aan ecosystemen daarbinnen<br />
ondersteunt. Het behouden en zo mogelijk verbeteren van de waterkwaliteit- en<br />
waterkwantiteit is daarbij een pre. Negatieve hydrologische effecten voor de<br />
omgeving moeten worden voorkomen.”<br />
Het PvE is tijdens het planproces voortdurend in ontwikkeling geweest en onder invloed<br />
van voortschrijdend inzicht op onderdelen bijgesteld. Het bijgestelde PvE is uitgangspunt<br />
geweest bij het formuleren van de belangrijkste <strong>ontwerp</strong>opgaven die hieronder<br />
thematisch zijn weergegeven.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Belangrijkste <strong>ontwerp</strong>opgaven<br />
Algemeen<br />
Kreek (Marc van de Valk)<br />
Vanuit ecologisch, landschappelijk en recreatief oogpunt is een goede aansluiting op de omgeving<br />
van groot belang.<br />
Natuur<br />
• De hoofdopgave is het realiseren van een ecologische verbinding tussen de Sliedrechtse Biesbosch<br />
en de Dordtse Biesbosch.<br />
• Uit de analyse van de eisen van de doelsoorten blijkt dat de meeste <strong>ontwerp</strong>opgaven uit het<br />
PvE zijn te realiseren met een brede, natte verbindingszone in de Noorderdiepzone. Zowel doorgaande<br />
verbinding als de benodigde kleine stapstenen worden daarmee gerealiseerd.<br />
• Daarnaast dient één, minimaal 50 hectare grote stapsteen gerealiseerd te worden, bestaande<br />
uit rietland, drassig hooi- en weiland en vochtige oevervegetaties (geschikt voor Noordse woelmuis).<br />
• Ingewikkelde <strong>ontwerp</strong>opgaven bij het realiseren van de ecologische verbinding zijn de kruisingen<br />
met de leidingenstraten en met bestaande dijken, vooral de kruising met de Zeedijk en de<br />
Provincialeweg in het oosten van het gebied.<br />
• Voor het behalen van de natuurdoelen is een goed afgestemde zonering van natuur en recreatie<br />
van groot belang.<br />
• De e ecten van in te stellen peilen (natuurlijk peilbeheer) op de beoogde natuurdoelen en de<br />
wijze waarop dit kan leiden tot het minimaliseren van de hoeveelheid grondverzet is een <strong>ontwerp</strong>opgave<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong> 13
14<br />
• Voor het ontwikkelen van waardevol rietland voor moerasvogels is een natuurlijke waterstands<br />
uctuatie (hoog in de winter en laag in de zomer) nodig, die minimaal 40 cm<br />
bedraagt.<br />
• De geschiktheid van het plangebied voor ganzen dient geminimaliseerd te worden om<br />
overlast voor het blijvend landbouwgebied in Polder de Biesbosch te voorkomen.<br />
Water<br />
• De locatie en uitwerking van het inlaatpunt nabij Oosthaven verdient bijzondere aandacht.<br />
Ook de omvang en locatie van het achter het inlaatpunt voorziene bezinkbassin<br />
is punt van nadere uitwerking.<br />
• Alle peilgebieden moeten gaan voldoen aan het Nationaal Bestuursakkoord Water.<br />
Daarbij is ondermeer van belang dat er reeds een bestaande wateropgave voor Alloijzen-<br />
of Bovenpolder is van 4,7 hectare. De berging dient zodanig ingepast te worden dat<br />
ook voor de waterkwaliteit nog winst te behalen valt. Bijvoorbeeld door het verbreden<br />
van de watergangen langs de Provincialeweg waardoor bladval in het water en beschaduwing<br />
minder aan de orde is.<br />
• Het ingelaten water wordt na voorzuivering verdeeld over vier takken. Het is de bedoeling<br />
dat dit water door middel van vrij verval door het gehele plangebied heen trekt.<br />
• De grote peilverschillen tussen de verschillende deelgebieden zijn een punt van aandacht.<br />
• Hoe wordt omgegaan met randvoorwaarden vanuit kabels en leidingen in relatie tot<br />
beoogde peilopzet en terreinophogingen?<br />
• Hoe wordt omgegaan met de verwachte nalevering van nutriënten (algenbloei).<br />
Landschap en cultuurhistorie<br />
• De Noorderdiepzone dient ruimtelijk gescheiden te zijn van het blijvend landbouwgebied<br />
in Polder De Biesbosch. Deze bu erzone dient ingericht te worden als waterscheiding<br />
tussen natuur en landbouw en kent tevens een recreatieve functie (o.a. een<br />
wandel- en/of ruiterroute). Ten noorden van de kade wordt pleksgewijs struweel aangebracht,<br />
waarbij rekening gehouden dient te worden met karakteristieke zichtlijnen/<br />
uitzichten. De wijze waarop deze bu erzone wordt ingepast en vormgegeven verdient<br />
bijzondere aandacht.<br />
• De (aardhaal)zones langs de Zeedijk en de Alloijzen- of Bovenpolder vragen speciale<br />
aandacht.<br />
• Een aantal oude kreeklopen en wielen dient te worden behouden en waar mogelijk te<br />
worden ingepast.<br />
• Bekende en mogelijke archeologische, aardkundige en cultuurhistorische waarden dienen<br />
te worden behouden en waar mogelijk te worden ingepast in het <strong>ontwerp</strong>.<br />
Aardhaalzone<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Zwemplas, referentie<br />
Recreatie<br />
• In het recreatief knooppunt Knoop in ’t Land (RK1) dient, om overlast voor de omringende gebieden<br />
te voorkomen, voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd te worden.<br />
• In en in aansluiting op recreatief knooppunt Knoop in ‘t Land dient een recreatieplas van minimaal<br />
20 hectaren aangelegd te worden. De plas heeft een goede zwemwaterkwaliteit (inrichting<br />
conform ‘kreekmodel’ (zelfreinigend vermogen door rietoevers) kan hier bijdrage aan leveren),<br />
moet recreatief ervaren worden als een plas en beschikken over een hoofdstrand, enkele kleinere<br />
strandjes en ligweiden. De plas biedt ruimte voor roeiboten en kano’s.<br />
• Het realiseren van een omvangrijk bosgebied met 1/3 deel nat bos en 2/3 deel droog bos en<br />
open plekken in de Alloijzen- of Bovenpolder. Het bosgebied heeft, als onderdeel van het recreatief<br />
knooppunt Knoop in het Land, een belangrijke recreatieve functie.<br />
• De relatie tussen de parkeervoorziening(en) en (de locatie van) het bezoekercentrum is tevens<br />
een belangrijk aandachtspunt.<br />
• Ten noorden van de Provincialeweg dient in Knoop in ‘t Land een waterpartij voor de waterhuishouding,<br />
mede te gebruiken als hondenzwemplas, te worden ingepast.<br />
• In het recreatief knooppunt Sterren-Schenkel (RK2) dient, om overlast voor de omringende gebieden<br />
te voorkomen, voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd te worden. De omvang van<br />
de parkeervoorziening is, aangezien nog niet geheel duidelijk is hoe het recreatief knooppunt<br />
moet gaan functioneren (ambitieniveau is nog niet helder), niet inzichtelijk. De <strong>ontwerp</strong>opgave<br />
beperkt zich voorlopig tot het uitwerken van het aantakken van de padenstructuur op het<br />
knooppunt en het realiseren van een verkeersveilige oversteek.<br />
Hondenuitlaatzone<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
15
16<br />
Infrastructuur<br />
• Het plangebied wordt op diverse plaatsen “doorsneden” door ondergrondse en bovengrondse<br />
infrastructuur (kabels en leidingen). Dit brengt beperkingen met zich mee ten<br />
aanzien van de voorgenomen inrichting van het gebied. Bestaande infrastructuur dient,<br />
op basis van de voorwaarden en condities die door de beheerders worden gesteld, zo<br />
goed mogelijk te worden ingepast in het inrichtings<strong>ontwerp</strong>. Het voorkomen van schade<br />
is hierbij het belangrijkste uitgangspunt.<br />
• De verkeersveiligheid binnen het plangebied dient gewaarborgd te blijven. Met name<br />
het kruisen van bestaande wegen door etsers en voetgangers is hierbij een aandachtspunt.<br />
Speci eke locaties die aandacht vergen zijn de oversteken van de Provincialeweg<br />
in de Alloijzen- of Bovenpolder, de oversteken van de Oude Veerweg tussen de Noorderdiepzone<br />
en de Louisapolder en Elzen-Noord en de oversteek van de Nieuwe Merwedeweg<br />
in het kader van het aansluiten van het Lange Afstands Wandelpad (LAW)<br />
buitendijks.<br />
Bodem en milieu<br />
• De bodemkwaliteitskaart (BKK) van de gemeente <strong>Dordrecht</strong> is uitgangspunt. Op de BKK<br />
zijn twee zones onderscheiden: zone 2 ten noorden van de Zuidbuitenpolderse Kade/<br />
Zeedijk en zone 21 ten zuiden daarvan.<br />
• Op basis van de BKK is het niet mogelijk dat grond tussen de verschillende zones wordt<br />
verplaatst zonder aanvullende bewijsmiddelen (locatiespeci ek bodembeheerplan, BRL<br />
9335 certi cering of AP04 keuringen).<br />
• Het verplaatsen van grond binnen zone 21 wordt maatwerk. De Milieudienst Zuid-Holland<br />
Zuid geeft vooralsnog geen toestemming om binnen dit terreindeel (willekeurig)<br />
grond te verplaatsen. Mogelijk gaat dit ook voor zone 2 gelden. Vooralsnog wordt er<br />
vanuit gegaan dat de bodemkwaliteit binnen deze zone dermate heterogeen is, dat er<br />
nog veel aanvullende gegevens over de bodemkwaliteit zullen moeten worden verzameld<br />
om een goed grondstromenplan te kunnen maken.<br />
• Het werken met bestaande grond in zone 21 zal worden aangemerkt als een bodemsanering,<br />
in verband met de aanwezigheid van sterk verontreinigde grond (mogelijk gaat<br />
dit ook voor zone 2 gelden).<br />
Beheer en onderhoud<br />
Algemene doelstelling is dat het gebied na inrichting onderhoudsarm dient te zijn. Meer<br />
specifiek kan hierover worden gezegd dat gestreefd dient te worden naar een minimaal<br />
beheer op een zodanige wijze dat successie leidt tot de gewenste natuurdoeltypen en<br />
dat deze door de natuurlijke processen in stand worden gehouden.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Kreek Klein Profijt<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
17
3<br />
18<br />
Zeedijk<br />
Visie op de inrichting<br />
De visie op de inrichting beschrijft de ruimtelijke uitwerking<br />
van de opgaven en doelen (de belangrijkste <strong>ontwerp</strong>opga-<br />
ven) zoals deze verwoord zijn in hoofdstuk 2. Het beschrijft<br />
in algemene termen hoe het gebied er in de toekomst uit zal<br />
zien.<br />
De Alloijzen- of Bovenpolder, Elzen-Noord en de Noorderdiepzone (kortweg <strong>ABEN</strong>) maken<br />
een belangrijk onderdeel uit van de robuuste ecologische verbinding die is voorzien<br />
tussen de Dordtse en de Sliedrechtse Biesbosch. Doel is het gebied te ontwikkelen<br />
tot zoet klei-oermoeras (200 hectare EHS). Naast de natuurdoelstelling is in het gebied<br />
ook veel aandacht voor recreatieve functies (300 hectare RodS). Er zijn twee recreatieve<br />
knooppunten aangewezen waar veel ruimte is voor deze functies, namelijk Knoop in<br />
‘t Land en Schenkel-Sterren. Ook in de resterende gebiedsdelen is invulling gegeven<br />
aan de recreatieopgaven in het kader van de RodS. De monumentale Zeedijk is een belangrijke<br />
verbinding tussen beide recreatieve knooppunten. De landschappelijke functie<br />
van de Zeedijk zal worden versterkt. Het bestaande landschap speelt sowieso een<br />
prominente rol in de voorgenomen inrichting. Bestaande waardevolle en karakteristieke<br />
landschapskenmerken worden zoveel mogelijk behouden en daar waar mogelijk versterkt.<br />
De kenmerkende en gewaardeerde openheid van het landschap speelt hierin een<br />
voorname rol. De ontwikkeling van het gebied <strong>ABEN</strong> tot een natuur- en recreatiegebied<br />
biedt kansen om de bijzondere geschiedenis weer beleefbaar te maken.<br />
Een geïntegreerde benadering van de natuur- en recreatieontwikkeling biedt in het gebied<br />
<strong>ABEN</strong> goede mogelijkheden voor natuur en recreatie. Zo is er binnen de primair<br />
voor natuur bestemde gebieden ruimte voor recreatief medegebruik en binnen de primair<br />
voor recreatie in te richten gebieden ruimte voor natuurontwikkeling. Uitgangspunt<br />
is en blijft echter een gecombineerde en verweven inrichting van het natuur- en<br />
recreatiegebied. Een goede zonering zal hierbij helpen en de invloed van recreatief gebruik<br />
op de aanwezige natuurwaarden beperken. Zowel de recreatie- als natuurfunctie<br />
komen hierdoor beter tot hun recht. De verbinding tussen stad en land wordt verbeterd<br />
door het aanleggen van een uitgekiend netwerk aan fiets- en wandelpaden.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Watersysteem<br />
Fietsroutenetwerk<br />
Het watersysteem zal primair worden ingericht op het bereiken en handhaven van de beoogde<br />
natuurdoelen. Robuustheid van het systeem is uitgangspunt. Het systeem wordt op zodanige<br />
wijze ingericht dat met een beperkte hoeveelheid aan waterhuishoudkundige maatregelen<br />
(kunstwerken) aan de doelstellingen kan worden voldaan. Gebruik maken van natuurlijk verval,<br />
voldoende waterbergend vermogen, een beperkt aantal peilvakken en het borgen van een<br />
goede waterkwaliteit zijn hierbij belangrijke uitgangspunten. Daarnaast dienen maatregelen<br />
getroffen te worden om negatieve gevolgen van veranderingen in de waterhuishouding op de<br />
omgeving te voorkomen.<br />
Het watersysteem zal zo natuurlijk/autonoom mogelijk gaan functioneren. Daarbij is het vasthouden<br />
van water één van de belangrijkste aspecten, ook voor de natuurontwikkeling. Het watersysteem<br />
wordt robuust en kan grote waterstandsverschillen hebben (zomer - winter; droog -<br />
nat). Ondanks het grote aantal functies is getracht om het aantal peilgebieden zo klein mogelijk<br />
te houden, wat de robuustheid van het systeem ten goede komt.<br />
Door vernatting (peilopzet) voor natuurontwikkeling zal de kwel in het plangebied afnemen en<br />
wegzijging op een aantal plaatsen toenemen. Voor de nalevering van nutriënten uit de voedselrijke<br />
bodem is dit een positief neveneffect. Als water ingelaten moet worden, dient dit voor de<br />
natuurdoeleinden te worden voorgezuiverd. Hiervoor wordt een bezinkplas aangelegd die een<br />
groot deel van de nutriënten wegvangt. Het watersysteem is daarbij zo ontworpen dat schoon<br />
water naar vuil water stroomt.<br />
Het wegvallen van kwel heeft als nadeel dat er geen ijzer en calcium meer worden aangevoerd,<br />
die een sterk fosfaatbindend vermogen hebben. De nalevering van fosfaat uit een voedselrijke<br />
bouwvoor is meestal dermate groot dat dit niet gecompenseerd wordt door het bindend ver-<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong> 19
20<br />
mogen van ijzer en calcium in de kwelstroom. Daarom is een geringe mate van wegzijging<br />
in dit geval beter dan een beperkte kwelstroom. De wegzijging moet echter beperkt<br />
blijven, zodat geen gebiedsvreemd water hoeft te worden ingelaten om dit te<br />
compenseren.<br />
Om nadelige effecten bij bestaande bebouwing en infrastructuur te voorkomen, is het<br />
uitgangspunt dat rondom de bebouwing de huidige waterhuishouding gehandhaafd<br />
blijft. Tussen de gebieden met een flexibel waterstand ten behoeve van natuur en de<br />
blijvende bebouwingsblokken komt een kade en een compenserende randsloot te liggen<br />
die wordt aangesloten op de rest van het poldersysteem.<br />
Zoet klei-oermoeras<br />
Er wordt een zoet klei-oermoeras gerealiseerd dat als verbinding functioneert tussen<br />
de Dordtse en de Sliedrechtse Biesbosch. Hierbij wordt vooral ingezet op de ontwikkeling<br />
van rietland, omdat rietland in de omgeving relatief schaars is. De belangrijkste<br />
drager van de ecologische verbinding is de herstelde kreek waarnaar het gebied genoemd<br />
is: het Noorderdiep. Deze kreek wordt verbreed tot 30 tot 50 meter en wordt<br />
geflankeerd door een achterland met 150 tot 200 meter brede moerassen. Daarmee is<br />
deze verbinding voldoende robuust om aan de eisen van de verschillende doelsoorten<br />
te voldoen. Zo is de zone meer dan voldoende breed voor bevers, voldoende nat voor<br />
noordse woelmuis, bevat voldoende rustgebieden voor moerasvogels en barrières voor<br />
vissen en zoogdieren worden opgeheven door ecoduikers en vispassages. In het oosten<br />
van het Noorderdiep wordt een stapsteen ingericht van ruim 50 ha. Een recreatieve zonering<br />
zorgt voor voldoende rust en voldoende recreatieve beleving. Hierdoor ontstaat<br />
een functionerend zoet klei-oermoeras, dat zowel een aanvulling op als een verbinding<br />
tussen de Sliedrechtse en de Dordtse Biesbosch vormt.<br />
figuur 3.1: Principeprofiel Zeedijk - bebouwingsstrook - nieuwe kade - Zuidbuitenpolder<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Zoet klei-oermoeras is een begeleid-natuurlijk type, dat in stand gehouden wordt door grootschalige<br />
landschapsvormende processen (met name waterdynamiek) en niet door beheer. Voor<br />
deze processen en dus voor het functioneren van een zoet-klei-oermoeras is minimaal een oppervlakte<br />
van 500 ha nodig. Binnen het <strong>ABEN</strong>-plangebied is slechts 200 ha beschikbaar als primair<br />
natuurgebied (EHS), naast 300 ha recreatiegebied, dat voor natuur niet geheel optimaal<br />
ingericht kan worden. Een autonoom functionerend zoet-klei-oermoeras is in <strong>ABEN</strong> dan ook<br />
niet mogelijk. Daarom is ingezet op een zoet-klei-oermoeras in samenhang met de Dordtse en<br />
Sliedrechtse Biesbosch. In het VO is gewaarborgd dat:<br />
• <strong>ABEN</strong> voldoet aan de verdeling van natuurtypen conform zoet-klei-oermoeras, waarbij vooral<br />
ingezet is op rietlanden (met name waterriet), die in de andere gebieden ontbreken.<br />
• het gebied functioneert als robuuste ecologische verbinding, conform het handboek robuuste<br />
ecologische verbindingszones.<br />
Optimale inrichting voor natuur en water<br />
Een optimale inrichting van de beschikbare ruimte binnen het gebied <strong>ABEN</strong> is essentieel voor<br />
de gewenste moerasontwikkeling. Het zorgen voor voldoende natte omstandigheden is een<br />
vereiste. In met name de Noorderdiepzone en langs de buitenzijde van de Alloijzen- of Bovenpolder<br />
moet de waterstand, ten minste gedurende een deel van het jaar, op of boven het maaiveld<br />
staan. Deze vernatting wordt vooral bereikt door het opzetten van de waterstand en het<br />
plaatselijk afplaggen van de (fosfaatverzadigde) bovengrond. In perioden van droogte, waardoor<br />
ongewenste situaties voor planten en dieren kunnen ontstaan, wordt water ingelaten.<br />
Overigens zijn in het gebied al enkele diepere plekken gecreëerd die in perioden van droogte<br />
als schuilplaats kunnen fungeren. In de winterperiode kunnen deze plekken dienst doen als<br />
overwinteringplaats voor fauna.<br />
Door de voorgenomen moerasontwikkeling ontstaat uiteindelijk een gevarieerd gebied. Deze<br />
variatie wordt verder vergroot door verschillen in hoogteligging en bodemtypen (bijvoorbeeld<br />
als gevolg van plaggen en de aanwezigheid van kreekruggen). Variatie en gradiënten komen de<br />
ecologische ontwikkeling en de biodiversiteit van de toekomstige moerasnatuur ten goede. Het<br />
in het <strong>ontwerp</strong> geschetste vegetatiebeeld is gebaseerd op de aanwezige ondergrond en de toekomstige<br />
drooglegging, waarbij op een aantal strategische plaatsen gegraven is om extra open<br />
water of rietland te creëren. Het uiteindelijke vegetatiebeeld is natuurlijk ook afhankelijk van<br />
het natuurbeheer. Conform het programma van eisen is uitgegaan van een minimaal beheer in<br />
het eindbeeld. Wel is een overgangsbeheer noodzakelijk om na de inrichting de ontwikkelingen<br />
in de goede richting te sturen. Dit betreft dan met name het voorkomen van wilgenopslag op<br />
plaatsen waar dit niet gewenst is.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
21
22<br />
Landschappelijk en cultuurhistorisch raamwerk<br />
Het polderlandschap ten zuiden van <strong>Dordrecht</strong> is aardkundig, cultuurhistorisch en<br />
door zijn belevingswaarde ook educatief en toeristisch-recreatief van grote waarde.<br />
Met name ten zuiden van Dubbeldam komt in het buitengebied een uniek en kenmerkend<br />
bedijkingenlandschap voor met een hoge dichtheid aan beplante (voormalige)<br />
hoofdwaterkeringen/dijken. Deze dijken plaatsen het gebied als een puzzelstukje in het<br />
grotere geheel. Aan deze structuur zal hoegenaamd niets veranderen. Een bredere bestemming,<br />
scherpe contrasten en een betere recreatieve beleving kunnen deze structuur<br />
zelfs versterken. Het zicht vanaf de dijken op het open landschap is een kwaliteit<br />
die zoveel mogelijk behouden dient te blijven. Voorkomen moet worden dat de randen<br />
verdicht worden. Het zicht wordt het beste geborgd bij openheid.<br />
Het buitengebied van <strong>Dordrecht</strong> werd lange tijd door een fijnmazig, vlechtend krekenstelsel<br />
gecompartimenteerd. Een van de voornaamste kreeksystemen was dat van het<br />
Noorderdiep. Vanwege hun grote historische en esthetische waarde is het behoud en<br />
herstel van in het gebied aanwezige brede en smalle kreekrestanten gewenst. Vooral<br />
in Hania’s Polder en de Zuidbuitenpolder zijn enkele restanten van voormalige smalle<br />
kreken duidelijk herkenbaar in het landschap aanwezig. Ze geven nog een duidelijk<br />
beeld van de geomorfologische gesteldheid die het gebied, voordat het werd bedijkt,<br />
kenmerkte. Door het behoud en herstel van de kreekrestanten ontstaat als het ware een<br />
groenblauwe dooradering die zowel vanuit ecologisch als recreatief oogpunt aantrekkelijk<br />
is.<br />
Naast genoemde kreekrestanten komen ook andere karakteristieke landschapselementen<br />
voor behoud en herstel in aanmerking, waaronder de aardhaalzone ten noorden<br />
van de Zeedijk, een schenkelkade in Hania’s Polder (figuur 3.2), de twee wielen met hun<br />
bosschages en enkele complexen met kadetakkers ten zuiden van de Zeedijk.<br />
figuur 3.2: Schenkelkade Hania’s Polder<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Zonering recreatie - natuur<br />
De zonering en verdeling van recreatieve drukte en specifieke voorzieningen verhoogt de recreatiekwaliteit<br />
van het gebied, het beperkt het voorkomen van onderlinge hinder tussen de<br />
verschillende recreatieve doelgroepen en beschermt natuurwaarden. De zonering tussen natuur<br />
en recreatie uit zich voornamelijk in het inrichtingsniveau en veel minder in het landschappelijke<br />
beeld.<br />
Belangrijk uitgangspunt bij de inrichting van het gebied <strong>ABEN</strong> is dat er sprake is van een geïntegreerde<br />
doelstelling voor natuur en recreatie. In essentie betekent dit dat er in de primair voor<br />
natuur ingerichte gebiedsdelen (EHS) ruimte is voor recreatief medegebruik en in de recreatiegebieden<br />
(RodS) voor de ontwikkeling van natuurwaarden.<br />
Om een grote diversiteit aan natuur te realiseren en om verschillende recreatiedoelgroepen<br />
te kunnen bedienen is zonering noodzakelijk. Bepaalde typen natuur en bepaalde typen recreanten<br />
hebben immers rust en ruimte nodig, andere juist weer niet. De gebieden met een<br />
hoog voorzieningenniveau (recreatieve knooppunten) bieden ruimte aan bijvoorbeeld actieve<br />
recreanten (zwemmers, trimmers) en gezinnen met kinderen die een klein blokje om willen. In<br />
deze gebieden komen natuurwaarden van drogere en besloten (bos)gebieden voor, die over<br />
het algemeen weinig gevoelig zijn voor verstoring. Aan de andere kant van de spectrum staan<br />
een aantal gebieden waarvan de kernwaarde ‘rust en ruimte’ is. In deze gebieden is er ruimte<br />
voor verstoringgevoelige natuur, zoals broedende moerasvogels. Tegelijkertijd spreken deze<br />
gebieden ook andere recreanten aan, zoals natuurliefhebbers en rust- en ruimtezoekers te voet,<br />
op de fiets of te paard. Door de natuurlijke gradiënt van toegankelijkheid (natte omstandigheden)<br />
zijn paden veelal beperkt tot de randen en zijn de kernen van deze gebieden nauwelijks<br />
toegankelijk. Deze gebieden zijn echter uitstekend beleefbaar vanaf de omringende dijken en<br />
te realiseren uitzichtpunten. Het grootste deel van het projectgebied <strong>ABEN</strong> bevindt zich tussen<br />
deze twee uitersten en vormt in feite een geleidelijke overgang daartussen. Een breed scala<br />
aan typen paden biedt ruimte aan wandelen, fietsen, skeeleren en paardrijden. Daarnaast is<br />
er ruimte voor struinen. Naarmate de afstand tot de woonkernen en recreatieve knooppunten<br />
toeneemt, is het voorzieningenniveau lager en het recreatieve gebruik extensiever.<br />
Recreatieve belevingswaarde<br />
Het ruimtelijke kader van het inrichtingsplan bestaat uit dijken en kaden met daarbinnen verschillende<br />
soorten natuur uit het doeltype zoet klei-oermoeras. Recreanten kunnen van deze<br />
natuur genieten vanaf (deels nieuwe) wandel-, fiets- en ruiterpaden die grotendeels over de<br />
dijken en kaden lopen. Het zicht vanaf de dijken is voor de recreant wezenlijk anders (hoog en<br />
droog) dan vanuit het gebied (nat en besloten/intiem). Om het zicht zo goed mogelijk te handhaven,<br />
vindt zo min mogelijk verdichting langs de dijken en kaden plaats. Een uitzondering<br />
hierop vormt het bos bij Knoop in ’t Land. Dit gebied heeft een geheel andere belevingswaarde.<br />
Door de dichtheid van het bos is de opvangcapaciteit voor recreanten groter en kunnen meer<br />
voorzieningen worden ingepast.<br />
Vanaf de Zeedijk heeft de recreant aan de ene zijde uitzicht op het landelijke gebied en aan de<br />
andere zijde op de stadsrand van <strong>Dordrecht</strong>. Onderaan de dijk ligt een aardhaalzone die zich<br />
onderscheidt door een ander kavelpatroon. Ook liggen er twee wielen. Voor wandelaars is het<br />
mogelijk vanaf de Zeedijk op de halfverharde en graspaden te komen die langs de kreken en<br />
door het zeggenmoeras lopen. Ook loopt er een halfverhard pad onderlangs de Zeedijk. Ruiters<br />
hebben hun eigen route parallel aan dit wandelpad. Op diverse plaatsen wordt voorzien in rustplekken<br />
waar recreanten kunnen uitrusten en genieten van het uitzicht en de rust.<br />
Vanaf de Zuidbuitenpoldersekade, waar zowel een fietspad als een halfverhard wandelpad<br />
over- en langslopen, hebben recreanten aan de noordzijde uitzicht over natuurlijke graslanden,<br />
zeggenmoerassen en kreken. Aan de zuidzijde bevindt zich een brede zone rietland langs het<br />
Noorderdiep. Op drie plaatsen zijn rustplekken aanwezig. Eén van deze rustplekken bevindt<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
23
24<br />
zich op een historische verhoging in het landschap. Een andere rustplek bevindt zich op<br />
de kruising van de Van Elzelingenweg en de Zuidbuitenpolderkade. Hier komen fiets-,<br />
wandel- en ruiterpaden bij elkaar.<br />
Vanaf de Zuidbuitenpoldersekade lopen twee vlonderpaden door het rietland richting<br />
de nieuwe kade aan de zuidzijde van het Noorderdiep. Hier kan de route vervolgd worden<br />
over een graspad. Ook ruiters hebben hier hun eigen route, gescheiden van het<br />
wandelpad. Aan de noordzijde biedt het landschap zicht op uitgestrekte rietlanden.<br />
Deze contrasteren sterk met de aan de zuidzijde gelegen landbouwgronden in Polder<br />
De Biesbosch.<br />
In het recreatief knooppunt Knoop in ’t Land is het netwerk aan paden aanzienlijk dichter<br />
dan in de rest van het plangebied. Door het bos lopen verharde en halfverharde<br />
paden. Het dichte bos wordt afgewisseld met open ligweiden. Het bos wordt omsloten<br />
met een kade waarover gewandeld kan worden. Hier beleeft de wandelaar het contrast<br />
van de geslotenheid van het bos met de openheid van rietlanden. De padenstructuur<br />
van het bos en de kade sluiten aan op een rondje rond de recreatieplas. Deels loopt<br />
de route rond de plas over een vlonderpad met (drijvende) bruggen over en tussen de<br />
eilanden dat meteen voor de verbinding tussen de west- en de oostoever zorgt. De eilanden<br />
zijn uitermate bruikbaar om eventueel in te zetten voor bijvoorbeeld specifieke<br />
leeftijdsgroepen/thema’s als een avonturenspeelplek. De route kan tevens de grens vormen<br />
tussen het meest intensief gebruikte noordelijke deel van de plas en de natuurzone<br />
in het zuiden. Langeafstandswandelaars kunnen hier van de route over de dijk afwijken<br />
en kiezen voor de meer aantrekkelijke paden door het plangebied.<br />
figuur 3.3: Zuidbuitenpoldersekade<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Recreatieve knooppunten: Knoop in ‘t Land en Sterren/Schenkel<br />
Het gros van de recreanten zal worden opgevangen in twee recreatieve knooppunten; Knoop<br />
in ‘t Land in het oosten van het plangebied en Sterren/Schenkel in het westen van het plangebied.<br />
Gezamenlijk voorzien beide knooppunten in een extra opvangcapaciteit van ruim 350.000<br />
bezoekers per jaar. Het voorzieningenniveau in beide knooppunten is hierop afgestemd. De<br />
meeste bezoekers (ruim 300.000) kunnen worden opgevangen in knooppunt Knoop in het<br />
Land. Door de aanwezigheid van de Provincialeweg leent deze locatie zich daar ook goed voor.<br />
Binnen het knooppunt is in ieder geval voorzien in de aanleg van een recreatieplas van circa 20<br />
hectaren (ligweiden, strandjes, waterspeelplaats etc.), kleinschalige verblijfsrecreatie en een bezoekerscentrum<br />
inclusief horecavoorziening. Aan goede parkeerfaciliteiten (zowel voor auto’s<br />
als voor fietsers) en verkeersveilige oversteken is veel aandacht besteed. In totaal is voorzien<br />
in 750 parkeerplekken, waarvan er 400 permanent zijn. Voor fietsers zijn fietsparkeerplekken<br />
opgenomen. Een goede landschappelijke inpassing is daarbij van groot belang. Ook aan de<br />
verkeersaantrekkende werking richting de veerverbinding Kop van ‘t Land is zorg besteed. Nabij<br />
de Kop van ‘t Land is, ten behoeve van de bestaande horeca en het haventje, voorzien in extra<br />
parkeercapaciteit.<br />
Na Knoop in ‘t Land is Sterren/Schenkel het tweede recreatieve knooppunt binnen het gebied<br />
<strong>ABEN</strong>. Het voorzieningenniveau is met name gericht op gebruik door lokale bezoekers (Sterrenburg).<br />
Het knooppunt fungeert primair als uitloopgebied voor de nabijgelegen stad. Aangezien<br />
de bereikbaarheid per auto niet optimaal is, zal het gros van de bezoekers op de fiets of te voet<br />
komen. Goede parkeerfaciliteiten zijn echter wel van belang, waarbij ook fietsparkeren en een<br />
goede landschappelijke inpassing essentieel zijn. Er is voorzien in maximaal 25 parkeerplekken.<br />
Het zwaartepunt van het recreatief knooppunt bevindt zich in de Louisa- en Cannemanspolder.<br />
In Hania’s Polder (<strong>ABEN</strong>-gebied) is aanvullend voorzien in een extensieve inrichting voor met<br />
name fietser en wandelaars. De bestaande maneges passen in dit concept en worden aangesloten<br />
op het ruiterroutenetwerk.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
25
26<br />
Elzen-Noord en Viersprong<br />
De wens voor Elzen-Noord is dat het bestaande bos wordt omgevormd tot een meer<br />
duurzaam bos. Uit overleg met Staatsbosbeheer is gebleken dat dit proces al in gang is<br />
gezet.<br />
Twee jaar geleden is begonnen met het omvormen van De Elzen. Strakke verbanden van<br />
populieren zijn doorbroken door om en om een rij te vellen. Er komt zo meer licht op<br />
de bodem waardoor spontane verjonging kan optreden. Langs de Oude Veerweg zijn<br />
stroken populieren gerooid. De opengevallen plekken zijn beplant met allerlei bes- en<br />
bloesemdragende struiken, zoals Gelderse roos, sleedoorn, meedoorn, wilde appel en<br />
egelantier. Langs het wandelpad ontstaat zo een natuurlijke en geleidelijke overgang<br />
van struiken naar boomvormers. Verder zijn al werkzaamheden verricht om de wandelpaden<br />
een slingerend karakter te geven. De watergangen worden op een aantal locaties<br />
vergraven, zodat moeras- en verlandingsvegetaties weer een goede kans krijgen om<br />
zich te vestigen. Een groot aantal greppels is gedicht, waardoor het bos op bepaalde<br />
plekken vernat.<br />
In aanvulling op de ontwikkelingen rond de nieuwe recreatieplas in Knoop in ‘t Land<br />
bestaat de wens om rond de Viersprong om het bestaande strandje met haar voorzieningen<br />
uit te breiden. Op deze wijze kunnen bezoekersstromen beter worden gespreid en<br />
zal in een behoefte worden voorzien. De bestaande, kleinschalige (horeca-)voorzieningen<br />
nabij de Viersprong lenen zich hier uitstekend voor. Door een beperkte uitbreiding<br />
van het zwemstrand met de daarbij behorende (speel)voorzieningen krijgt het gebied<br />
een behoorlijke kwaliteitsimpuls. In samenspraak met de horecaondernemer kan hier in<br />
de toekomst invulling aan worden gegeven.<br />
Routestructuren<br />
De twee recreatieve knooppunten staan niet op zichzelf. Een goede bereikbaarheid en<br />
toegankelijkheid is voor een goed functioneren van essentieel belang. Niet alleen tussen<br />
de knooppunten maar ook vanuit de stad zijn daarom meerdere fiets-, wandel- en<br />
ruiterverbindingen in het plan opgenomen. Het zoveel mogelijk scheiden van de verschillende<br />
recreatieve routes en verbindingen is hierbij uitgangspunt geweest.<br />
figuur 3.4:Noorderdiepzone - nieuwe kade - Polder de Biesbosch<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Kabels en leidingen<br />
De ligging van kabels en leidingen en het hoogspanningstracé zijn als uitgangspunt gebruikt in<br />
het <strong>ontwerp</strong>. Wijzigingen aan de ligging van zware kabels en leidingen brengen vaak hoge kosten<br />
met zich mee. Dit betekent dat ter plaatse van kabels en leidingen geen noemenswaardige<br />
peilverhogingen plaatsvinden en geen opgaande beplanting wordt aangebracht of ontwikkeld.<br />
Voor het watersysteem worden de huidige watergangen gebruikt. Deze worden ter plaatse van<br />
kabels en leidingen niet verbreed.<br />
Duurzaamheidsprincipes<br />
Binnen het projectgebied <strong>ABEN</strong> is een aantal duurzaamheidsprincipes toegepast in de<br />
planvorming waaronder:<br />
1. Sluit aan bij (natuurlijke) processen en kansen: maak gebruik van de locale waterkwaliteit,<br />
bodemgesteldheid, topografie, (geo)hydrologie en ecologie.<br />
2. Houd schoon wat schoon is: bij de inrichting van het watersysteem en de waterketen<br />
worden de principes “schone en vuile waterstromen gescheiden houden” en “water stroomt<br />
van schoon naar vuil” gehanteerd.<br />
3. Houd de waterbalans gesloten: ga zuinig om met water. Waterconservering gaat boven<br />
wateraanvoer. De afvoer vanuit een (deel)gebied mag niet leiden tot wateroverlast in een<br />
benedenstrooms gebied.<br />
4. Behoud en versterk aanwezige waarden: behoud en versterk de belevingswaarde,<br />
natuurwaarde en de gebruikswaarde door waterhuishoudkundige, ecologische en<br />
recreatieve functies en verbindingen te behouden en te versterken. Maak water meer<br />
zichtbaar en de functies van het water (natuur, recreatie) herkenbaar.<br />
5. Zorg voor een inrichting en beheer die horen bij de functie: houdt bij de inrichting en het<br />
beheer rekening met de functies die het systeem vervult en de eisen die de functies.<br />
6. Maak bewuste keuzes bij de toepassing van materialen in de bouw en in de openbare ruimte<br />
(geen gebruik van uitlogende materialen).<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
27
4<br />
28<br />
Spindotters<br />
Thematische uitwerking<br />
“De visie op de inrichting is in hoofdstuk 3 op hoofdlijnen ge-<br />
schetst. Een verdieping is echter gewenst. Per thema wordt<br />
in dit hoofdstuk nader ingegaan op de inrichting van het ge-<br />
bied <strong>ABEN</strong>. Vanuit de belangrijkste <strong>ontwerp</strong>opgaven wordt<br />
verwoord hoe deze worden bereikt. Het hoe en waarom van<br />
gemaakte keuzes wordt duidelijk. Samengevat komt het er<br />
op neer dat dit hoofdstuk antwoord geeft p de vraag: ”Waar<br />
willen we naar toe en hoe gaan we dat bereiken?”.<br />
4.1 Natuur<br />
Voor de aanleg van een ecologische verbinding is met name uitgegaan van het handboek<br />
Robuuste Ecologische Verbindingszones (REVZ) (Anonymus 2001). Hierin is voor<br />
een groot aantal soorten een richtlijn opgenomen waaraan de verbindingszone moet<br />
voldoen. Het gaat dan om de breedte en aard van de corridor, de maximale lengte waarover<br />
deze onderbroken mag zijn, en de hoeveelheid en omvang van de tussenliggende<br />
gebieden (stapstenen of sleutelgebieden genoemd). In het Handboek Natuurdoeltypen<br />
zijn bij het natuurdoeltype 2.8 zoet klei-oermoeras in totaal 123 doelsoorten opge-nomen<br />
(Bal et al. 2001). Hieruit zijn soorten geselecteerd die in het plangebied voorkomen<br />
of mogelijk in de toekomst te verwachten zijn. Voor deze soorten moet de verbinding<br />
worden ingericht. Van de soorten die in het handboek REVZ zijn opgenomen, is de informatie<br />
verzameld en gebundeld in tabel 4.1. Een groot deel van de soorten, die genoemd<br />
worden in de ecohydrologische studies, komen in deze tabel weer terug. Algemene<br />
soorten, zoals ree en oranjetipje, stellen geen aanvullende eisen en liften mee op<br />
de eisen van de doelsoorten. Hiermee is het functioneren van de verbinding voldoende<br />
gewaarborgd.<br />
Om een verbinding te kunnen <strong>ontwerp</strong>en die voor al deze soorten functioneert, moet<br />
aan alle eisen worden voldaan. De totale moeraszone moet dan minimaal 50 m breed<br />
zijn (voor bever) en de watergang mag niet onderbroken zijn (voor vissen), de vochtige<br />
zone eventueel wel (maar maximaal over 50 m). Langs de watergang moeten om de 0,5<br />
km een stapsteen van 1 ha en om de 1,25 km een stapsteen van 5,5 ha aanwezig zijn.<br />
Daarnaast moet in het gebied één sleutelleefgebied van 50 ha worden gerealiseerd (op<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Doorlopende corridor van watergang met rietmoeras en rietruigte, minimaal 50 meter breed < onderbreking max. 50 m<br />
Dordtse 1ha 5,5ha 1ha 50ha 1ha 5,5ha 1ha 5,5ha 1ha Sliedrechtse<br />
Biesbos max. 0,5 km Biesbos<br />
max. 1,25 km<br />
figuur 4.1: stapstenen en leefgebieden<br />
maximale afstand 5 km<br />
maximaal 5 km van zowel de Sliedrechtse als de Dordtse Biesbosch). Op basis van deze eisen is<br />
de bovenstaande, schematische figuur 4.1 gemaakt, die als sjabloon is gebruikt in het <strong>ontwerp</strong>proces.<br />
Het <strong>ontwerp</strong> wordt hieraan getoetst.<br />
corridor stapsteen sleutelgebied<br />
min. breedte onderbreking opp (ha) afstand (km) opp (ha) afstand (km)<br />
Bever 50 50 30 5 300 20<br />
Dwergmuis 25 50 1 0,5 5 2<br />
Noordse woelmuis 25 50 5,5 1,25 50 5<br />
Waterspitsmuis 25 50 1 0,5 5 2<br />
Blauwborst - - 30 2,75 300 11<br />
Grote karekiet - - 30 5 300 20<br />
Koninginnepage - - 30 2,75 300 11<br />
Rietzanger - - 5,5 2,75 55 11<br />
Roerdomp - - 75 7,5 750 30<br />
Bittervoorn 10 0<br />
Kleine modderkruiper 25 0<br />
Meerval 50 0<br />
Vetje 25 0<br />
Winde 10 0<br />
tabel 4.1: Overzicht van eisen van soorten van het zoet klei-oermoeras (Bal et al. 2001), die ook<br />
opgenomen zijn in het Handboek Robuuste Ecologische Verbindinsgzones (Anonymus 2001).<br />
Eisen aan de ecologische verbindingszone: kwaliteit<br />
Naast voldoende omvang moet het gebied ook voldoende kwaliteit hebben. Het gaat dan om<br />
de juiste omstandigheden voor het ontwikkeling van bepaalde natuurtypen (o.a. bodem, waterstanden<br />
en waterkwaliteit). Voor de fauna is daarnaast voldoende rust en voedsel van belang.<br />
Een groot aantal doelsoorten is gevoelig voor verstoring. De meeste zoogdieren zijn in hoofdzaak<br />
‘s nachts en in de schemering actief. Voor zoogdieren is het daarom van belang dat de rust<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong> 29
hoogspanningsmast<br />
kleine zilverreiger (fotograaf RVE)<br />
grauwe kiekendief<br />
referentie Noorderdiepzone (BuWa)<br />
30<br />
in het gebied met name ‘s nachts wordt gewaarborgd. Deels zal dit vanzelf gaan, doordat<br />
recreatie in hoofdzaak overdag plaatsvindt en het verkeer ‘s nachts een stuk minder<br />
intensief is. Recreatie- en natuurgebieden zijn ‘s nachts afgesloten, zoals gebruikelijk in<br />
Nederland, maar duidelijke borden en handhaving zijn zo dicht bij de stad nodig. Uit de<br />
meest kwetsbare gedeelten van het gebied (de natuurkernen) moet recreatie geheel<br />
worden geweerd. Recreatie, vooral met honden en kano’s, werkt namelijk zeer verstorend<br />
voor vogels en zoogdieren.<br />
Voor veel soorten moerasvogels geldt dat moerasgebieden een minimale omvang dienen<br />
te hebben om één of meerdere broedparen te kunnen herbergen. Per soort kunnen<br />
de eisen verschillen. De grote karekiet heeft waterriet nodig, terwijl voor de roerdomp<br />
vooral randlengte in de vorm van sloten belangrijk is. Moeras is echter een dynamisch<br />
landschapstype dat gekenmerkt wordt door onder andere verschillen in waterstandsverloop<br />
tussen jaren. Dit betekent dat bij de inrichting van moerasgebieden grotere<br />
eenheden moeten worden nagestreefd om ruimte te bieden voor veranderlijke processen.<br />
Daarnaast is het voor broedvogels van groot belang dat de gebieden waarin<br />
ze voorkomen geïsoleerd liggen ten opzichte van het “vaste land”. De meeste soorten<br />
moerasvogels broeden op de grond of laag in de vegetatie en zijn daardoor kwetsbaar<br />
voor grondpredatoren. Moerasvogels komen dan ook vooral voor in gebieden die ontoegankelijk<br />
zijn voor grondpredatoren, zoals natte rietlanden, eilanden in open water<br />
of ondoordringbaar moerasbos. Bij de inrichting is dit meegenomen; door peilopzet en/<br />
of strategische afgraving worden gebieden moeilijker bereikbaar gemaakt.<br />
Moerasvogels en recreatie<br />
Tussen de verschillende soorten moerasvogels zijn ook duidelijke verschillen in de gevoeligheid<br />
voor recreatieve verstoring. Hierbij geldt dat hoe voorspelbaarder de verstoringsbron<br />
is des te geringer is kans op verstoring. Een fietser op een fietspad levert<br />
veel minder verstoring op dan een kano op het water. Daarnaast is het habitat waar<br />
de soort voorkomt ook belangrijk. Verborgen levende soorten hebben een beduidend<br />
kleinere verstoringsafstand dan soorten die in een meer open habitat leven. Soorten als<br />
grote zilverreiger, purperreiger, roerdomp en lepelaar hebben in open gebieden een<br />
verstoringsafstand van 100-300 m, terwijl kleinere rietvogels een verstoringsafstand van<br />
enkele tientallen meters hebben (Krijgsveld et al. 2008). In gebieden met een gesloten<br />
rietvegetatie is de verstoringsafstand kleiner. Voor de vestiging van verstoringsgevoelige<br />
moerasvogels geldt dan ook dat deelgebieden van voldoende omvang afgesloten<br />
moeten zijn voor recreatie om voldoende rust te kunnen bieden. Hierbij moet niet ingezet<br />
worden op de minimaal benodigde oppervlakte maar juist enige speelruimte<br />
nagestreefd worden, zodat het voor de vogels mogelijk is de meest gunstige plek te<br />
kiezen. Voor de wat gevoeliger soorten geldt ook in een besloten landschap (gesloten<br />
rietvegetatie) een minimale verstoringsafstand voor de grotere soorten van minimaal 50<br />
m, zodat een gebied minstens 200 meter breed moet zijn om van betekenis te zijn voor<br />
deze soorten. Voor een soort als de roerdomp geldt dat een oppervlakte van minstens<br />
25 ha nodig is, terwijl een grote karekiet een oppervlakte van 1 ha geschikt habitat nodig<br />
heeft en een kolonie baardmannetjes een oppervlakte van ongeveer 25 ha (Verbeek<br />
& Van der Winden 2009). Aangezien de verschillende soorten verschillende habitateisen<br />
stellen moet voor rustgebieden, waar verschillende moerasvogels met hoge eisen kunnen<br />
voorkomen, gedacht worden aan afgesloten gebieden met een oppervlakte van<br />
minstens 25-50 ha.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Recreatieve zonering en natuur<br />
Op de zoneringskaart recreatie en rustgebieden (bijlage C) wordt onderscheid gemaakt tussen<br />
drie soorten gebieden. De intensieve recreatiegebieden hebben als hoofdfunctie recreatie en<br />
als nevenfunctie natuur. Hierin is plaats voor niet of weinig verstoringgevoelige natuurwaarden,<br />
zoals planten, paddestoelen en algemene vogels. In de gebieden met extensieve recreatie<br />
(wandelen, paardrijden, etc.) treedt verstoring op vanaf de paden en vaarroutes, maar daartussen<br />
heerst meer rust. Natuur en recreatie zijn hier nevengeschikt, waarbij in Hania’s polder en<br />
de Zuidbuitenpolder het accent wat meer op recreatie ligt (meer paden) en in het Noorderdiep<br />
wat meer op natuur. Zoals gebruikelijk zijn wandelpaden alleen tussen zonsopkomst en zonsondergang<br />
toegankelijk en blijven doorgaande fietspaden ook ‘s nachts open. Door de nachtrust<br />
treden er geen knelpunten op met de verbindende functie voor zoogdieren, die in de nachtelijke<br />
uren actief zijn en dan de paden oversteken. Ten slotte zijn er enkele grotere rustgebieden.<br />
Langs de randen van deze gebieden is ruimte voor de recreant die op zoek is naar rust en ruimte.<br />
De rustgebieden zijn noodzakelijk voor broedende vogels. Op de kaart is rekening gehouden<br />
met een verstoringsafstand van 50 meter, weergegeven als een verlopende kleur. Er zijn twee<br />
grote rustgebieden gepland van 27 en 31 ha, vooral gericht op verstoringsgevoelige soorten<br />
zoals grote zilverreiger, purperreiger, roerdomp en lepelaar. Aan de westkant van het Noorderdiep<br />
liggen aanvullend nog twee rustgebieden van ±15 ha, die een belangrijke rustige schakel<br />
vormen in de verbinding.<br />
Hoogspanningsdraden<br />
Een groter, aaneengesloten moerasgebied kan alleen aan de oostkant van de Noorderdiepzone<br />
gerealiseerd worden, maar hier lopen wel hoogspanningsdraden. Voor de kleinere broedvogels<br />
zijn naar verwachting de risico’s op botsingen met de draden minimaal, omdat ze zich verplaatsen<br />
in de moerasvegetatie of net daar boven. Voor grotere soorten als roerdomp en lepelaar,<br />
die zich zowel overdag als ‘s nachts verplaatsen, bestaat wel het risico dat ze ‘s nachts tegen de<br />
draden kunnen vliegen. Bij de ontwikkeling van een kerngebied in de ecologische verbindingszone<br />
in het oostelijke deel van het plangebied dient in ieder geval het risico op aanvaringen met<br />
de draden beperkt te worden. Dit kan gerealiseerd worden door draadmarkeringen (vogelflappen,<br />
varkensstaarten) op de bliksemdraad aan te brengen, waardoor de draden beter zichtbaar<br />
worden voor vogels.<br />
Noorderdiepzone<br />
De Noorderdiepzone bestaat uit de strook tussen de kreek Noorderdiep en de Zuidbuitenpoldersekade<br />
en het oostelijke deel van de Zuidbuitenpolder (peilgebied 5, zie watersysteemkaart<br />
bijlage C). In deze zone wordt robuuste moerasnatuur ontwikkeld, die vrij goed bestand is tegen<br />
voedselrijke omstandigheden. Het afgraven van de voedselrijke bovenlaag van het gebied<br />
lijkt niet noodzakelijk voor de ontwikkeling van deze natuur. Het is voldoende de voedselrijke<br />
bovenlaag onder te werken door middel van diepploegen (1). Omdat het gebied na opzetten<br />
van de waterstand een infiltratiegebied wordt en geen kwelgebied, zijn er volgens onderzoek<br />
van Witteveen en Bos en Onderzoekscentrum B-Ware betrekkelijk geringe risico’s op fosfaatnalevering.<br />
In de Noorderdiepzone ligt een oude kreek die bij uitstek geschikt is voor de ontwikkeling<br />
van een doorlopende verbindingszone. Deze kreek wordt verbreed tot ongeveer 50 meter<br />
aan de westzijde van het gebied en ongeveer 10 meter aan de oostzijde. Langs de kreek wordt<br />
moeras ontwikkeld door de waterstand op te zetten. Het waterpeil mag op natuurlijke wijze<br />
fluctueren tussen +25 en -35 cm NAP, waarbij zo min mogelijk water wordt in- en uitgelaten (zie<br />
§4.2). Op enkele plaatsen worden diepere plekken gegraven, ten behoeve van overleving van<br />
fauna (o.a. vis) tijdens vorst en lage waterstanden. Mochten de waterstanden langdurig te laag<br />
(of te hoog) zijn voor een goede ecologische ontwikkeling, dan is het waterschap bereid om in<br />
te grijpen. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat dit uitzonderingen zullen zijn. Met de ontwikkeling<br />
van de natte zone wordt aan de oppervlakte-eisen van de corridor en de stapstenen<br />
voldaan. In de driehoek tussen de Zeedijk en de Overtoom wordt een groter leefgebied gereali-<br />
(1) aangezien het Noorderdiep zich in zone 21 (heterogeen verontreinigd (licht, matig en sterk)) van de Bodemkwaliteitskaart bevindt is bij diepploegen afstemming<br />
met het bevoegd gezag noodzakelijk<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
31
lauwborst (fotograaf MaB)<br />
32<br />
seerd, dat niet of nauwelijks wordt doorsneden door dijken of wegen. Hier wordt een nat<br />
moeras ontwikkeld met overgangen naar rietruigte en op beperkte schaal grasland en<br />
bossen), met geschikte omstandigheden voor soorten zoals bever, noordse woelmuis,<br />
waterspitsmuis, grote karekiet en blauwborst. Dit moeras moet zichzelf grotendeels in<br />
stand houden. Maaien of begrazen moet zoveel mogelijk achterwege blijven, omdat<br />
dit met name voor de noordse woelmuis meestal negatief werkt. Het merendeel van<br />
het gebied moet bestaan uit rietland en open water. Om dit te bereiken in dit van nature<br />
vrij hooggelegen gebied wordt het maaiveld plaatselijk verlaagd, waarbij tevens de<br />
voedselrijke en deels vervuilde bovengrond wordt afgevoerd (2). Het klinkt tegenstrijdig<br />
om het grote moeras juist op deze wat hogere gronden te realiseren, maar er zijn geen<br />
alternatieve rustgebieden met voldoende omvang. In de uiterste zuid-oosthoek wordt<br />
van twee percelen de bouwvoor afgegraven en deze percelen worden ontwikkeld tot<br />
grasland. Omdat deze percelen dicht langs de Merwede liggen kan hier rivierkwel optreden.<br />
Het meest zuidelijke perceel krijgt het peil van de Polder de Biesbosch, hier zal<br />
zich droog glanshaver-hooiland ontwikkelen. Het andere perceel heeft dezelfde waterstand<br />
als de Noorderdiepzone en is daarom veel natter. Hier ontwikkelen zich natte tot<br />
vochtige graslanden.<br />
De gebruikte wegzijging komt uit een rapport van Tauw “Wegzijging Noorderdiepzone<br />
Eiland van <strong>Dordrecht</strong>”, 2009 en is gebaseerd op een verandering van oppervlaktewaterpeil,<br />
de invloed op de stijghoogte en de infiltratie en ligt tussen de 0,25-0,55 mm/dag.<br />
Westelijke deel Zuidbuitenpolder en Hania’s polder<br />
In het nu voorliggende <strong>ontwerp</strong> hebben de westzijde van de Zuidbuitenpolder en Hania’s<br />
polder een lager maximumpeil gekregen dan in het schets<strong>ontwerp</strong>. De waterstand<br />
kan fluctueren tussen -40 en -100 cm NAP. Door dit lagere peil ontstaat geen groot open<br />
water meer, de laagste delen groeien nu op termijn dicht met riet. Om te voorkomen<br />
dat in droge zomers de waterfauna in problemen komt, zijn enkele diepe plekken aangelegd.<br />
Op twee percelen zijn ontwikkelingsmogelijkheden gemaakt voor nat grasland,<br />
door de bouwvoor te verwijderen. Op de hogere delen ontstaat vochtige ruigte of wilgenbos<br />
en op de hoogte delen van de kreekruggen ook essen-iepenbos.<br />
Binnen deze polders is veel ruimte voor recreatie, in de vorm van wandel-, fiets- en ruiterpaden<br />
en kanoroutes. De intensievere recreatie heeft een negatieve invloed op de<br />
potenties voor fauna, maar het gebied kan nog steeds een belangrijke rol vervullen.<br />
De gebruikte wegzijging komt uit een rapport van Tauw “Wegzijging Noorderdiepzone<br />
Eiland van <strong>Dordrecht</strong>”, 2009 en is gebaseerd op een verandering van oppervlaktewaterpeil,<br />
de invloed op de stijghoogte en de infiltratie en ligt rond de 0,1 mm/dag.<br />
Alloijzen- of Bovenpolder<br />
In de Alloijzen- of Bovenpolder zijn aanzienlijke oppervlaktes gereserveerd voor de ontwikkeling<br />
van een recreatieplas en een recreatie-/wandelbos. Omwille van de waterkwaliteit<br />
krijgt het zuidelijke deel van de recreatieplas een natuurlijke inrichting. Vanwege<br />
de intensieve recreatie liggen hier relatief weinig natuurpotenties voor de fauna. In het<br />
recreatiebos liggen echter wel potenties voor planten, paddestoelen, algemene bosvogels<br />
en dagvlinders als het oranjetipje. Voor de ontwikkeling van het recreatiebos moet<br />
grond worden opgebracht uit de recreatieplas (3) . Daarbij is het noodzakelijk om de<br />
voedselrijke toplaag onderop te leggen en af te dekken met minstens enkele decimeters<br />
voedselarmere grond (onderuit de recreatieplas). Hiermee wordt voorkomen dat er een<br />
ruig bos vol brandnetels ontstaat (negatief voor de recreant) en ontstaan kansen voor<br />
waardevolle bosplanten en bospaddestoelen van kalkrijke zavelbodems.<br />
(2) over afvoer danwel hergebruik van verontreinigde grond is afstemming met het bevoegd gezag noodzakelijk<br />
(3) bij het opbrengen van grond op verontreinigde grond is afstemming met het bevoegd gezag noodzakelijk<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Rondom het recreatiebos is ruimte voor moerasnatuur. De waterstand kan hier natuurlijk fluctueren<br />
tussen een maximum van -40 cm NAP en -100 cm NAP. In de praktijk zal de waterstand<br />
meestal tussen de -40 en -60 cm NAP liggen, maar in droge jaren kan deze dus verder uitzakken.<br />
Het natuurbeeld zal hier bestaan uit nat rietland, met droog riet, vochtige ruigte en wilgenbos<br />
op de smalle kreekruggen. De hoeveelheid open water is vergroot door wat extra afgraving in<br />
het noordelijke deel. Daarnaast wordt een doorlopende watergang aangebracht door de diepste<br />
delen, om doorspoeling mogelijk te maken.<br />
In de huidige situatie is dit peilgebied een kwelgebied, maar in het rapport van Witteveen en<br />
Bos (4) wordt aangegeven dat er infiltratie zal optreden van ongeveer 0,1 mm/dag in de nieuwe<br />
situatie.<br />
Elzen-Noord<br />
In Elzen-Noord worden de bestaande kreken ontwikkeld, zodat ze aansluiten op de ecologische<br />
verbindingszone door het Noorderdiep. Hiervoor wordt de kreek verbreed met een natuurvriendelijke<br />
oever (5). Voor zoogdieren is hiermee de verbinding naar de Dordtse Biesbosch een feit.<br />
Voor aquatische organismen vormt de zuidwestdijk een grote barrière, omdat het gemaal niet<br />
passeerbaar voor vissen is. Het waterschap heeft ook nog geen plannen hier iets aan te doen.<br />
Voor vissen zal de Nieuwe Merwede dus als verbinding moeten dienen. Wel is het van belang<br />
Elzen-Noord te verbinden met het Noorderdiep (vispasseerbare stuw), omdat Elzen-Noord anders<br />
te geïsoleerd is.<br />
Het bestaande bosgebied Elzen-Noord wordt omgevormd naar een meer natuurlijk bos. Het<br />
bestaat nu uit in rijen beplante, uniforme vakken met deels soorten die niet in de regio thuishoren.<br />
De laatste twee jaar is Staatsbosbeheer al begonnen met het omvormen van De Elzen<br />
(schrift. meded. Jacques van der Neut). De strakke verbanden van de populieren worden doorbroken<br />
door de ene rij om de andere te vellen. Er komt zodoende meer licht op de bodem en<br />
er kan (hopelijk) meer spontane verjonging optreden. Verder zijn er langs de Oude Veerweg<br />
stroken populieren gerooid. De opengevallen plekken zijn beplant met allerlei (bes- en bloesemdragende)<br />
struiken zoals Gelderse roos, sleedoorn, meidoorn, wilde appel en egelantier.<br />
Langs het wandelpad ontstaat zo een natuurlijke en geleidelijke overgang van struiken naar<br />
boomvormers. De watergangen zijn op een aantal locaties worden afgeschraapt, zodat moeras-<br />
en verlandingsvegetaties weer een goede kans krijgen om zich te vestigen. Een aantal greppels<br />
gedicht, waardoor het bos op bepaalde plekken zal gaan vernatten. Er is momenteel gekozen<br />
voor een toekomstig winterpeil van -50 cm NAP en een toekomstig zomerpeil van -70 cm NAP.<br />
Functioneren van de moerasverbinding<br />
Het functioneren van de ecologische verbinding is in beeld gebracht op kaart ‘REVZ functioneren’<br />
(bijlage C). Hierbij is de minimale omvang van de verbinding volgens het handboek Robuuste<br />
Ecologische Verbindingszones geprojecteerd op de plankaart. De heldere delen geven<br />
aan wat de minimale omvang van de REVZ is, op basis van de eisen van de doelsoorten. Hieruit<br />
blijkt dat de ontworpen verbindingszons redelijk voldoet aan deze minimale oppervlakteeisen.<br />
Wel blijkt dat in het smalle middendeel van de Noorderdiepzone de stapstenen van 5,5 ha alleen<br />
in langgerekte vorm passen. De verbindingszone zit hier duidelijk aan zijn minimale breedte. De<br />
hectares natuur in de Zuidbuitenpolder ondersteunen deze smalle strook van de Noorderdiepzone.<br />
Het leefgebied van 50 hectare aan de oostzijde van de Noorderdiepzone past eigenlijk<br />
niet binnen de beschikbare ruimte. Binnen dit gebied zijn nu ook delen met bos, leidingstroken<br />
en de bezinkplas opgenomen, die voor de doelsoorten geen goed habitat vormen. Daarnaast<br />
liggen er in het gebied een paar recreatieve routes, waardoor niet overal de optimale rust en<br />
ruimte aanwezig is. Doordat op andere plaatsen de verbinding wat ruimer is dan het minimum,<br />
kan het geheel nog wel als verbindingszone functioneren. Verdere verkleining of doorsnijding<br />
van de rustgebieden is echter strijdig met het functioneren van de verbindingszone.<br />
(4) effecten peilopzet op vrijkomen van nutriënten en waterkwaliteit in de Nieuwe Dordtse Biesbosch, 2009<br />
(5) er bestaat een reële kans op het aantreffen van verontreinigde grond (zink en arseen) langs de te verbreden kreken. Dit is een aandachtspunt bij het uitvoeren<br />
van nader onderzoek en het opstellen van de grondbalans<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
33
34<br />
Opheffen barrières en knelpunten<br />
De verbindingszone kruist een aantal wegen en dijken die in potentie een barrière kunnen<br />
vormen voor migrerende soorten. Het gaat om een aantal wegen die de Noorderdiepzone<br />
kruisen, de Zeedijk en de aardhaalzone op de grens van het Noorderdiep en de<br />
Alloijzen- of Bovenpolder en ten slotte de Provincialeweg. Door het gebruik van vispasseerbare<br />
duikers worden al deze barrières voor de watersoorten opgeheven. Conform<br />
het PvE (E.0.2.7.2) worden alle duikers passeerbaar voor vis aangelegd. Duikers die onder<br />
drukke wegen doorgaan worden uitgevoerd met loopplank (ecoduiker), zodat ze<br />
ook voor kleine zoogdieren passeerbaar zijn.<br />
figuur 4.2: voorbeeld van ecoduiker<br />
Op de kaart ‘REVZ functioneren in bijlage C) is aangegeven welke duikers cruciaal zijn<br />
voor het functioneren van de verbinding. Voor de grotere zoogdieren is barrièrewerking<br />
minder groot omdat deze enkele tientallen meters over land kunnen overbruggen,<br />
zeker op rustige momenten (migratie vindt vooral ‘s nachts plaats, als de veerpont niet<br />
vaart en er nauwelijks verkeer en recreatie is). De kruising met de Zeedijk wordt uitgevoerd<br />
ter hoogte van een bestaande, natte laagte (voormalig wiel) in de aardhaalzone,<br />
zodat de te overbruggen zone zo kort mogelijk is. De natte verbinding bestaat uit een<br />
waterloop met flauwe oever ten westen van het wiel. Deze waterloop wordt aan de oostzijde<br />
geflankeerd door een nat bos (het wiel) en aan de westzijde door een bestaande<br />
natte ruigte in de aardhaalzone.<br />
Ook stuwen kunnen een barrière vormen voor aquatische fauna. Conform het PvE<br />
(E.0.2.7.1) moeten alle nieuwe stuwen vispasseerbaar worden gemaakt, evenals de verbindingen<br />
tussen de polders, inclusief Polder de Biesbosch. Vispassages vereisen echter<br />
een debiet van 30 tot 50 l/s, dat alleen tijdens perioden met hoge waterstanden beschikbaar<br />
is.<br />
figuur 4.3: Zij-aanzicht hevelvispassage (bron: Ecohydrologisch onderzoek Nieuwe<br />
Dordtse Biesbosch, 2009)<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Op andere momenten zou dit debiet moeten worden gecompenseerd met waterinlaat (ongewenst<br />
vanwege waterkwaliteit) of door terugpompen (bijvoorbeeld met een windmolen).<br />
Daarom zijn in afwijking van het PvE niet alle nieuwe stuwen voorzien van een vistrap. Wel is<br />
vismigratie mogelijk tussen de verschillende polders binnen het plangebied en naar de Polder<br />
de Biesbosch. Tevens is rekening gehouden met het vispasseerbaar maken van gemaal Staring<br />
(E.0.2.7.3), en de optrek van vis vanaf het gemaal Staring het gebied in. Een gedetailleerdere<br />
analyse is nodig om nadelige peiluitzakkingen en suppletie door de vispassages zoveel mogelijk<br />
te voorkomen.<br />
figuur 4.4: Aardhaalzone met ruigte<br />
Volgens het rapport Ecohydrologisch Onderzoek Nieuwe Dordtse Biesbosch zou een hevelvispassage<br />
van Manshanden een oplossing kunnen zijn om een gemaal vispasseerbaar te maken.<br />
Deze passage bestaat uit een traditionele vistrap met schotten die de stroomsnelheid remmen.<br />
Door deze af te sluiten en vacuüm te trekken kan een groter hoogteverschil over een dijk heen<br />
worden overbrugd, met een minimaal debiet. Andere mogelijkheden zullen waarschijnlijk kostbaarder<br />
zijn. De kosten voor het vispasseerbaar maken van gemaal Johannes Vis zou met een<br />
hevelvispassage liggen tussen de € 400.000,= en € 500.000,=.<br />
Verbinding drogere habitats<br />
Naast de moerasverbinding vormt het gebied ook een verbinding voor soorten van drogere<br />
habitats, met name bossen. Het gaat dan bijvoorbeeld om vleermuizen, ree, een aantal kleine<br />
zoogdieren en dagvlinders zoals het oranjetipje. In het gebied zijn een tweetal kleine boskernen<br />
voorzien die een verbinding vormen tussen het bestaande bosgebied de Elzen en het nieuw<br />
te ontwikkelen recreatiebos in de Alloijzen- of Bovenpolder. Het gaat om de boskern op de<br />
kreekruggen in het oosten van de Noorderdiepzone en langs de herstelde kreken in het westen<br />
van de Zuidbuitenpolder. De Zeedijk en Zuidbuitenpoldersekade vormen de droge verbindende<br />
structuren tussen deze bossen en sluiten tevens aan op de stedelijke ecologische zone.<br />
Juist voor soorten van drogere omstandigheden is de verbinding naar stadsparken van belang.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
35
36<br />
Muggenproblematiek<br />
De mug die in Nederland die meeste overlast veroorzaakt is de huissteekmug, met<br />
de wetenschappelijk naam Culex pipiens. De larve van deze mug leeft over het<br />
algemeen niet in natuurgebieden, maar juist in kleine wateren in de stad. Bekende<br />
plekken zijn regentonnen, dakgoten die nodig moeten worden schoongemaakt,<br />
natte plantenbakken, emmers met regenwater en kleine tuinvijvers (bakken) zonder<br />
verdere levensgemeenschap. In natte natuurgebieden komen andere soorten<br />
muggen wel veel voor. De belangrijkste groep wordt gevormd door de dansmuggen,<br />
die in hoge aantallen kunnen voorkomen. Ze worden vaak geassocieerd met<br />
steekmuggen, maar kunnen niet steken en hierdoor geen overlast veroorzaken.<br />
Naast dansmuggen komen in natte natuurgebieden moerassteekmuggen voor,<br />
met de wetenschappelijke naam Aedes. Deze leven vooral in beschut liggende,<br />
opdrogende wateren, zoals broekbossen. Rietmoerassen zijn bij deze soorten veel<br />
minder in trek, hoewel ze hier wel in voor kunnen komen. In het water komen<br />
veel diersoorten voor die graag muggenlarven eten, zoals vissen, amfibieën en<br />
waterinsecten (bijv. waterkevers). Door te zorgen dat deze groepen gezonde<br />
populaties op kunnen bouwen, kan het aantal muggenlarven worden beperkt. Voor<br />
vissen worden daarom voldoende diepe plekken aangelegd zodat deze de winter<br />
kunnen overleven en in het voorjaar de rietvelden intrekken. De jonge vis groeit dan<br />
op in de rietvelden en eet de muggenlarven grotendeels op.<br />
Steekmuggen zijn vooral in de schemering actief, en overdag op beschaduwde en<br />
beschutte plaatsen. Open stukken grasland of water van meer dan 60-100 meter<br />
worden echter vrijwel nooit overgestoken; muggen volgen zones met ruigte of bos,<br />
zoals houtkades. Door dit soort verbindende elementen tussen bebouwing en het<br />
moeras te voorkomen kan worden tegen gegaan dat muggen vanuit natuurgebieden<br />
de bebouwing bereiken.<br />
Samengevat worden de volgende maatregelen voorgesteld om muggenoverlast te<br />
voorkomen:<br />
- een goede waterkwaliteit met gezonde levensgemeenschappen met veel muggen<br />
eters;<br />
- een goede inrichting voor vis, met name diepe plekken in de winter;<br />
- een goede landschappelijke inrichting om verspreiding van muggen te voorkomen;<br />
- mogelijkheden voor het doorspoelen van locaties met veel mensen, zoals de recre<br />
atieplas;<br />
- een goede voorlichting;<br />
- eventueel opzet van monitoring om de voorlichting te ondersteunen.<br />
Grootste knelpunt wat betreft de muggenproblematiek is de inrichting van natte<br />
recreatiebossen in de Alloijzen- of Bovenpolder. In deze bossen bestaat een<br />
reëel risico op muggenoverlast, en door het aangesloten bosgebied kunnen de<br />
muggen zich eenvoudig verplaatsen naar het drogere bosgebied en de bebouwing.<br />
Aanbevolen wordt de bodem van de recreatiebossen zodanig op te hogen dat er in<br />
het muggenseizoen geen water op het maaiveld staat. De natte bossen zullen dan<br />
waarschijnlijk veranderen in vochtige bossen.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Ganzenproblematiek<br />
De aantallen ganzen die in Nederland broeden zijn het laatste decennium sterk<br />
toegenomen. Een soort als de grauwe gans broedt in moerasgebieden en trekt met zijn<br />
jongen naar opgroeigebieden: dit zijn grasstroken direct grenzend aan open water. In<br />
recreatiegebieden kan de volksgezondheid in het geding komen doordat de uitwerpselen<br />
van ganzen een negatief effect hebben op de kwaliteit van het zwemwater, zowel door de<br />
verrijking met nutriënten, waardoor blauwalgen kunnen ontstaan, als door een bacteriële<br />
last. Daarnaast kunnen strandjes gebruikt worden door rustende ganzen en ligweiden<br />
kunnen in de vroege ochtend als foerageergebied gebruikt worden. De vele ganzenkeutels<br />
op de ligweiden en strandjes kunnen door de recreanten als hinderlijk worden ervaren,<br />
waardoor het gebruik van de recreatieplas door recreanten afneemt (Lensink et al. 2010).<br />
De functie als opgroeigebied wordt beperkt door nergens de ligweiden direct aan het<br />
water te laten grenzen. Er is altijd een rietoever of een strandje aanwezig. Indien de<br />
ligweiden toch gebruikt worden als foerageergebied kan langs de rietkraag in de periode<br />
<strong>april</strong>-juni een laag raster geplaatst worden om de begrazing door ganzen te beperken. Dit<br />
beperkt echter niet het gebruik als foerageergebied door vliegvlugge ganzen.<br />
Het is belangrijk om het broeden van ganzen in en bij de recreatieplas zoveel mogelijk<br />
te beperken. In dit verband dient voorkomen te worden dat er eilandjes ontstaan waar<br />
ganzen veilig voor grondpredatoren kunnen broeden. Dit is echter, gezien de recreatieve-<br />
en waterdoelstellingen, een probleem wat lastig op te lossen is. Een oplossing kan zijn om<br />
schiereilandjes aan te leggen waardoor grondpredatoren de eilandjes kunnen bereiken.<br />
Ook het plaatsen van een laag raster kan het probleem periodiek verminderen. Nadeel is<br />
echter dat ook andere faunasoorten niet op de eilandjes kunnen komen. Indien er toch<br />
ganzen gaan broeden kunnen de eieren ook geschud of geolied worden om te voorkomen<br />
dat er jongen uit het ei komen.<br />
Beheer<br />
Conform het programma van eisen wordt ingezet op sturen met waterstand en inrichting, waarbij<br />
het natuurbeheer in de eindsituatie beperkt zal blijven. Uiteraard moeten wel paden en bermen<br />
worden onderhouden en enkele graslanden moeten worden gemaaid. Het beheer volgens<br />
de SNL-systematiek is opgenomen in de beheerkaart.<br />
Voor grote delen van het gebied zal jarenlang omvormingsbeheer nodig zijn. Het gaat dan met<br />
name over het voorkomen van wilgenopslag en het bevorderen van rietontwikkeling. Binnen<br />
SNL is een speciale plek ingeruimd voor de categorie ’nog om te vormen’. Via die constructie<br />
zal misschien ook een deel van het omvormingsbeheer gefinancierd moeten worden tot de<br />
gewenste natuurwaarden bereikt worden. Het is echter ook dan van belang om met het oog op<br />
de benodigde budgetten aan te geven naar welke beheertypen wordt toegewerkt. Daarnaast<br />
lijkt het mogelijk om voor beheerproblemen die samenhangen met omvorming (bijvoorbeeld<br />
terugdringen van opslag) een vergoeding voor omvormingsbeheer te krijgen naast de beheervergoeding<br />
voor het SNL-pakket. Hier moet meer duidelijkheid over komen.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
37
38<br />
4.2 Water<br />
Peilgebieden huidige situatie<br />
In de huidige situatie bevinden er zich binnen het plangebied zes peilgebieden (zie figuur<br />
4.5 en tabel 4.2). Het projectgebied maakt deel uit de bemalingsgebieden Johan<br />
Vis en Staring. Tot het bemalingsgebied Johan Vis behoren de polders De Biesbosch,<br />
Hania’s polder en de Zuidbuitenpolder. Het totale bemalingsgebied is 1100 ha groot.<br />
Water kan worden ingelaten via het bemalingsgebied Johan Vis door een persleiding bij<br />
het gelijknamige gemaal.<br />
Het water wordt uitgeslagen vanuit peilvak 21-5 via gemaal Johan Vis via het Zuid-Maartensgat<br />
op het Hollandsch Diep. De overige peilvakken lozen via stuw of gemaal op peilvak<br />
21-5. Het peilgebied Elzen Noord (21-4) pompt via gemaal De Biesbosch water op<br />
peilvak 21-5. Water kan worden ingelaten middels een duiker bij het gemaal Johan Vis.<br />
Naast de gemalen Johan Vis en Staring bevinden er zich ook twee gemalen (pompen)<br />
in het plangebied: hulpbemaling bij Hania’s polder (nabij Hoveniersbedrijf ) en gemaal<br />
de Biesbosch (Elzen Noord). Binnen het plangebied zijn er in totaal vijf stuwen en elf (afsluitbare)<br />
duikers. Tot het bemalingsgebied Staring behoren de polders de Alloijzen- of<br />
Bovenpolder en een gedeelte van de Zuidpolder, waarbij alleen het oostelijke deel van<br />
de Alloijzen- of Bovenpolder in het projectgebied valt. De totale polder is 477 ha groot.<br />
Aanvullend op het PvE is er volgens het waterschap in de Alloijzen- of Bovenpolder 4,7<br />
ha extra waterberging nodig in de huidige situatie. Deze waterberging kan worden gerealiseerd<br />
door de watergangen ten noorden en zuiden van de Provincialeweg en ten<br />
westen van de Zuidendijk in de Alloijzen- of Bovenpolder (m.u.v. stroken met kabels en<br />
leidingen en bebouwing) met 10 meter te verbreden en natuurvriendelijk aan te leggen.<br />
Hiermee wordt al 2,1 ha waterberging verkregen (2100 x 10m). Daarnaast wordt met<br />
de hondenzwemplas ten noorden van de Provincialeweg en het verbreden van overige<br />
watergangen in het bosgebied nog eens 2,6 ha verkregen. Voor de nieuwe situatie is<br />
herberekening gewenst.<br />
Peilgebieden nieuwe situatie<br />
Het voorstel voor de nieuwe peilgebiedsindeling is opgenomen op de themakaart watersysteem<br />
(bijlage C). Naar aanleiding van het <strong>ontwerp</strong> zijn binnen het plangebied acht<br />
peilgebieden ontstaan (zie figuur 4.6 ). Dit wordt vooral veroorzaakt door de differentiatie<br />
in functies (landgebruik). De extra peilgebieden bevinden zich in de Alloijzen of<br />
Bovenpolder, waar het aantal van één naar drie peilgebieden gaat.<br />
Polder de Biesbosch blijft binnen het plangebied uit vijf peilgebieden bestaan. Peilgebied<br />
4 zal als een apart peilgebied functioneren (apart van peilgebied 5) vanwege de<br />
mogelijkheid om de peilgebieden in de Alloijzen of Bovenpolder van water te kunnen<br />
voorzien, zonder het peil in peilgebied 5 te beïnvloeden. Hierdoor kan het peil in peilgebied<br />
5 een meer natuurlijk peilverloop in het seizoen hebben, en als een ecologisch<br />
gebied met peilgebied 6 functioneren (ecologische verbinding). Het nieuwe peilgebied<br />
2 staat in open verbinding met het oude peilgebied 22-1.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
figuur 4.5: huidige peilgebiedsindeling en plangrens<br />
Tabel xx. Huidige peilen en peilvakindeling<br />
peilvak Opp huidige peil huidig landgebruik<br />
(ha) zp (m NAP) wp (m NAP)<br />
Alloijzen- of Bovenpolder* (22-1) deel 428 -1,70 -1,90 Grasland/akkerbouw<br />
(22-2) 2 -1,50 -1,50 Water<br />
(22-3) 2 -1,50 -1,50 Water<br />
(22-4)
40<br />
Voorstel watersysteem<br />
In de Oosthaven aan de Nieuwe Merwede wordt via een nieuwe hevel water ingelaten in<br />
peilgebied 4 waar tevens een bezinkplas ligt. Vanuit de bezinkplas kan het water rechtstreeks<br />
afstromen naar zes peilgebieden. Het betreft:<br />
• peilgebied 1 (langs de westkant van het wiel);<br />
• de recreatieplas in peilgebied 3;<br />
• peilgebied 8 voor aanvoer naar de wijk Sterrenburg;<br />
• peilgebied 7 (via peilgebied 5);<br />
• peilgebied 5 (Noorderdiep);<br />
• Polder de Biesbosch (21-5).<br />
Peilgebied 4 en 5 hebben hetzelfde peil en zijn met een stuw afsluitbaar om, zonder<br />
eventueel het peil in peilgebied 5 te beïnvloeden, water te kunnen leiden naar de andere<br />
peilgebieden.<br />
Vanuit peilgebied 5 stroomt het water over stuwen naar peilgebied 6 (Elzen Noord) en<br />
8 (nabij hoveniersbedrijf ). Vanuit peilgebied 7 stroomt het water naar peilgebied 8 en<br />
van daaruit via peilgebied 22-2 naar de Alloijzen of Bovenpolder en ook richting de wijk<br />
Sterrenburg (zie kaart watersysteemkaart in bijlage C).<br />
Vanuit peilgebied 4 worden de peilgebieden 1, 2 en 3 van water voorzien. Van hieruit<br />
stroomt het water naar peilgebied 2 dat direct is aangesloten op het gemaal. Aan<br />
weerszijden van de Provincialeweg wordt door ophoging van peilgebied 1 “nat” bos gecreëerd.<br />
Ook het middelste deel van peilgebied 2 wordt opgehoogd voor realisatie van<br />
“droog” bos. Hierdoor is het niet noodzakelijk extra peilgebieden te maken.<br />
De recreatieplas wordt vanuit peilgebied 4 van water voorzien en watert weer af op<br />
peilgebied 2. Vanuit peilgebied 4 kan het water ook direct via een stuw naar polder de<br />
Biesbosch stromen.<br />
Met deze stromingsrichtingen zal het water altijd van schoon naar vuil stromen en blijft<br />
doorspoeling en peilbeheersing gegarandeerd.<br />
Capaciteit watergangen<br />
Op basis van de inlaatbehoefte (zie tabel 4.3), en de aanvoer- afvoer capaciteit van respectievelijk<br />
0,5 en 2 l/s/ha per deelgebied, is de capaciteit van de watergangen (zie bijlage<br />
B) bepaald. Voor de bepaling van het doorstroomprofiel is gebruik gemaakt van<br />
een toegestane stroomsnelheid van 0,1 m/s bij aanvoer van water en 0,2 m/s bij afvoer<br />
van water.<br />
De meeste watergangen zijn aanvoer watergangen, omdat voor natuur in tijden van<br />
overlast water kan worden vastgehouden (extra peilopzet van 10 cm in tijden van hevige<br />
neerslag). Zo is de watergang naar Sterrenburg (door peilgebied 8), Dordtwijkzone<br />
en Landbouwpolders Alloij-zen of Bovenpolder een aanvoerwatergang met een capaciteit<br />
van 3,8 m2 (1,6 + 1,4 + 0,8 m2). Voor de afvoer naar het gemaal in de Alloijzen of<br />
Bovenpolder zal juist minimaal een doorstroomprofiel van 7,5 m2 nodig zijn.<br />
Peilverloop in peilgebieden<br />
De bandbreedte van de peilen geven de range aan waarbinnen de waterstand mag fluctueren.<br />
In het voorjaar en zomer zal het waterpeil afnemen en in het najaar en winter<br />
zal de waterstand juist stijgen. Het verwachte peilverloop op basis van neerslag, inlaat,<br />
wegzijging/kwel en verdamping ligt tussen deze minimale en maximale waarden in. Er<br />
hoeft pas water in- of uitgelaten te worden als per maand de waterstand respectievelijk<br />
onder het minimale of boven het maximale peil uitkomt. Door deze ruime marge in het<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
peilverloop kan het watersysteem zo natuurlijk mogelijk functioneren en wordt het systeem hiermee,<br />
ook in de toekomst, robuust en duurzaam.<br />
De peilen worden onderstaand per peilgebied nader toegelicht. Voor de winter- en zomersituatie<br />
is een droogleggingskaart vervaardigd en opgenomen in bijlage C. Hier bevindt zich ook een kaart<br />
van het watersysteem.<br />
Deelgebied<br />
Oppervlakte<br />
(ha)<br />
aanvoer<br />
*(m3/s)<br />
afvoer<br />
(m3/s)<br />
minimaal<br />
doorstroomprofiel<br />
aanvoer<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
minimaal<br />
doorstroomprofiel<br />
afvoer<br />
Bovenpolder 210 0,1 0,4 1,1 2,1<br />
Noorderdiepzone 309 0,2 0,6 1,5 3,1<br />
Elzen-noord 34 0,0 0,1 0,2 0,3<br />
Subtotaal natuur NDB 553 0,3 1,1 2,8 5,5<br />
Polder Biesbosch 757 0,4 1,5 3,8 7,6<br />
Subtotaal Plangebied NDB 1310 0,7 2,6 6,6 13,1<br />
Sterrenburg 321 0,2 0,6 1,6 3,2<br />
Totaal Raamplan 1631 0,8 3,3 8,2 16,3<br />
Dordtwijkzone 275 0,1 0,6 1,4 2,8<br />
Landbouwpolders Alloijzen<br />
polder 154 0,1 0,3 0,8 1,5<br />
Totaal maximum oppervlak 2060<br />
*Inlaatbehoefte per deelgebied (nieuwe primaire watergangen worden aangelegd met een aanvoercapaciteit van 0,5 l/s/ha,<br />
Waterbeheersplan 2009 -2015<br />
tabel 4.3: inlaatbehoefte per deelgebied<br />
figuur 4.6: nieuwe peilgebieden <strong>ABEN</strong><br />
41
42<br />
Beschrijving peilgebieden<br />
Peilgebied 1 is gelegen in de Alloijzen- of Bovenpolder. Voor de optimalisatie van de<br />
peilen voor de ecologische doelstelling, wordt een minimumpeil NAP -1,00 m en maximum<br />
peil NAP -0,40 m (vaste stuwhoogte) voorgesteld. Op basis van een meerjarige<br />
reeks neerslag en verdamping (2003-2009, KNMI) is een waterbalans en een daaraan<br />
gekoppeld peilverloop bepaald. In de huidige situatie is dit peilgebied een kwelgebied,<br />
maar in het rapport van Witteveen en Bos 6 wordt aangegeven dat er infiltratie zal optreden<br />
van ongeveer 0,1 mm/dag in een nieuwe situatie. Deze is gebruikt voor het opstellen<br />
van de waterbalans en is voor alle maanden gelijk gesteld.<br />
In het droge jaar van 2003 zakt het peil bijna 50 cm. In de jaren erop treedt ongeveer een<br />
fluctuatie op van 20 cm en stijgt het peil tot aan het maximum peil. Vanaf 2005 verloopt<br />
het peil aan het maximale peil om in 2009 weer uit te zakken. De fluctuatie die hierbij<br />
optreden zijn voldoende voor de ecologische ontwikkeling<br />
De infiltratie is nu gebaseerd op basis van een inschatting uit het rapport van Witteveen<br />
en Bos. De ingeschatte infiltratie speelt in deze balans slechts een beperkte rol bij het<br />
opstellen van de waterbalans. Hoewel in de studie “Effecten peilopzet op vrijkomen van<br />
nutriënten en waterkwaliteit in de Nieuwe Dordtse Biesbosch” en de ecohydrologische<br />
studie wordt vermeld dat het sterke aanbeveling verdient de hoeveelheid infiltratie te<br />
onderzoeken met behulp van een grondwatermodel, is de verwachting dat deze niet zoveel<br />
zal afwijken van de ingeschatte infiltratie (mogelijk een afwijking in enkele tienden<br />
van millimeters per dag). Deze verwachting is gebaseerd op het grondwatermodel van<br />
Tauw voor de Noorderdiepzone, die vergelijkbare waarden geeft.<br />
Om de peilgebieden ten noorden en zuiden van de Provincialeweg met elkaar te verbinden,<br />
wordt voorgesteld om ter hoogte van de Heerenweg een ecoduiker of sifon aan te<br />
leggen. Deze zal onder de Provincialeweg door moeten lopen en over de duiker die de<br />
watergang naar het gemaal voert. Of een ecoduiker, gezien de hoogte van de weg ten<br />
opzichte van het omliggende terrein en de drooglegging van de weg, mogelijk is, dient<br />
nog te worden bepaald (o.a. situatietekening, meting en grondbalans). Hierbij wordt<br />
uitgegaan van de ophoging van de Heerenweg en niet het creëren van een apart peilvak<br />
voor de drooglegging van de bestaande weg. Wel zal onder de Heerenweg een duiker<br />
moeten worden aangelegd. Andere opties zijn wellicht een extra inlaat bij gemaal Staring<br />
of een doorsteek onder de Provincialeweg aan de westzijde van dit peilgebied. Om<br />
de afwatering en toevoer goed te laten verlopen, zal een aantal watergangen worden<br />
gegraven en verbreed en een aantal verbindingen met de omliggende peilvakken worden<br />
gedempt. Het gedeelte waar nat bos is voorgesteld, zal zodanig worden opgehoogd<br />
dat hiervoor gunstige groeiomstandigheden ontstaan.<br />
Het wiel wordt in het voorliggend voorstel gespaard en er wordt een watergang aan<br />
de westzijde aangelegd, samen met bijbehorende kades om peilgebied 1 van water te<br />
kunnen voorzien. Op deze locatie wordt het water door de aardhaalzone zowel naar de<br />
recreatieplas (peilgebied 3) en naar de Alloijzen of Bovenpolder (peilgebieden 1 en 2)<br />
geleid. Omdat de duiker door een secundaire kering voert is deze duiker afsluitbaar.<br />
Peilgebied 2 is gelegen in de Alloijzen of Bovenpolder. Dit peilgebied behoudt in het<br />
voorstel het oude peil (ZP: NAP -1,70 m; WP: NAP -1,90 m). Het peilgebied beslaat de<br />
aardhaalzone. Het peilgebied krijgt water aangevoerd van alle omliggende peilgebieden<br />
en eventueel via de inlaat bij het gemaal Staring. Daarnaast kan water worden uitgemalen<br />
bij het gemaal en het middengedeelte van de in het plangebied gelegen polder.<br />
Vooralsnog is er vanuit gegaan dat de drooglegging noodzakelijk is voor de daarin<br />
gelegen infrastructuur en bebouwing. Daarnaast is het niet wenselijk het peil op te zetten,<br />
omdat afwatering naar het gemaal onder vrij verval vanuit de rest van de polder<br />
6<br />
Effecten peilopzet op vrijkomen van nutriënten en waterkwaliteit in de Nieuwe Dordtse Biesbosch, 2009<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
uiten het plangebied dan niet meer mogelijk is. De meeste watergangen in het gebied blijven<br />
behouden. Het gedeelte waar droog bos komt zal worden opgehoogd en wordt heringericht.<br />
Daarnaast is door een groot aantal watergangen te verbreden (10 m) en natuurvriendelijk in te<br />
te richten en een hondenplas extra waterberging gecreëerd van 4,7 ha.<br />
Peilgebied 3 is gelegen in de Alloijzen- of Bovenpolder. Hierbij is een peilopzet gehanteerd van<br />
0,70 m ten opzichte van de huidige situatie. Met deze peilopzet treedt in dit peilvak geen kwel<br />
meer op 7 . Het waterpeil is maximaal NAP -1,00 m (WP) en mag wegzakken tot NAP -1,25 m (ZP).<br />
Het peilgebied bestaat voor het grootste gedeelte uit de recreatieplas (model Kreekplas en is<br />
20 ha groot met verspreid eilanden en kreken). Het peilgebied ontvangt water aan de zuidkant<br />
uit peilgebied 1 en laat water af aan de noordkant in peilgebied 2.Door een directe verbinding<br />
met de bezinkplas in peilgebied 4 is, in het geval van waterkwaliteitsproblemen, de plas altijd<br />
doorspoelbaar.<br />
Peilgebied 4 is gelegen in Polder de Biesbosch. Dit peilgebied wordt voorgesteld om de bezinkplas<br />
te herbergen, water in te laten vanuit de Nieuwe Merwede en water te verdelen over<br />
het plangebied. Zoals hiervoor beschreven staat dit peilgebied in de meeste gevallen in open<br />
verbinding met peilgebied 5. In geval van calamiteiten kan de stuw tussen 4 en 5 opgezet worden.<br />
Tevens zorgt deze stuw er voor dat het peilgebied niet wordt beïnvloed door eventuele<br />
kunstmatige peilschommelingen voor inlaatbehoefte van andere peilgebieden. Ook hier wordt<br />
zoveel mogelijk natuurlijk peilbeheer toegepast en zal het peil bewegen tussen maximaal NAP<br />
0,25 m (vast stuwpeil) tot minimaal NAP -0,35 m (zie kaart watersysteem). In het peilgebied ligt<br />
de bezinkplas van 2,5 ha groot met gemiddelde diepte van 1,5 m 8 .<br />
Peilgebied 5 is gelegen in Polder de Biesbosch (Noorderdiepzone) en gedeeltelijk in de Zuid<br />
Buiten-polder. Het peilgebied zal voornamelijk bestaan uit rietvegetatie. Evenals peilgebied 4<br />
wordt voor de optimalisatie van de ecologische doelstelling een maximumpeil van NAP 0,25 m)<br />
en minimum peil van NAP -0,35 m (vaste stuwhoogte) voorgesteld<br />
Voor dit peilgebied is een waterbalans opgesteld en is op basis van een meerjarige reeks gemiddelde<br />
neerslag en verdamping (2003 - 2009, KNMI) en een daaraan gekoppeld peilverloop<br />
bepaald. De gebruikte wegzijging komt uit een rapport van Tauw “Wegzijging Noorderdiepzone<br />
Eiland van <strong>Dordrecht</strong>”, 2009 en is gebaseerd op een verandering van oppervlaktewaterpeil, de<br />
invloed op de stijghoogte en de infiltratie (zie tabel 4.4).<br />
De grafiek waterbalans Noorderdiep is opgenomen in bijlage B. Ook hier zorgt het droge jaar<br />
van 2003 voor een daling van het waterpeil van 50 cm, maar komt pas in 2008 aan maximale<br />
peil. In 2009 zakt het peil weer bijna 50 cm. De fluctuatie die in deze 7 jaar optreedt is voldoende<br />
voor de ecologische doelen. Wat opvalt is dat ondanks de relatief grote infiltratie (wegzijging;<br />
0,25-0,55 mm/dag) er in dit voorbeeld geen water hoeft te worden ingelaten.<br />
De lineaire relatie tussen het oppervlaktepeil en infiltratie is gebruikt in de waterbalans.<br />
Peilgebied 6 is gelegen in de Elzen-Noord. In dit peilgebied wordt voorgesteld het peil op te<br />
zetten naar WP NAP -0,50 m en dit kan in de zomer uitzakken naar ZP NAP -0,70 m (ecohydrologische<br />
studie). Het peil in de zomer is dan gelijk aan het peil in polder de Biesbosch (peilgebied<br />
21-5).<br />
Door de stuw in de zomer te laten zakken kan het peilvak mee in de peilbeheersing van Polder<br />
de Biesbosch (21-5). Het peilgebied ontvangt water van peilgebied 5 en laat water af naar Polder<br />
de Biesbosch dat via gemaal Johan Vis het water loost op Zuid-Maartensgat.<br />
7<br />
Analyse toekomstige waterkwaliteit recreatieplas Nieuwe Dordtse Biesbosch, Waterschap Hollandse Delta, Witteveen + Bos en B-Ware, 2009<br />
8<br />
Dimensionering en Inrichting van Inlaat en Zuiveringssysteem, waterschap Hollandse Delta, DLG, 2009<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
43
44<br />
Peilgebied 7 beslaat de Hania’s polder en een westelijk deel van de Zuidbuitenpolder.<br />
Ook voor dit peilgebied zijn drie waterbalansvarianten opgesteld. Het stuwpeil (maxpeil<br />
NAP -0,40 m; minpeil NAP -1,00 m) is op basis van een meerjarige reeks neerslag<br />
en verdamping (2003-2009, KNMI), een waterbalans en een daaraan gekoppeld peilverloop<br />
bepaald. De gebruikte wegzijging komt uit een rapport van Tauw “Wegzijging<br />
Noorderdiepzone Eiland van <strong>Dordrecht</strong>”, 2009 en is gebaseerd op een verandering van<br />
oppervlaktewaterpeil, de invloed op de stijghoogte en de infiltratie (zie tabel 4.4). De<br />
waterbalans van Hania’s polder is opgenomen in blijage B.<br />
Ook in dit peilgebied zakt het peil in 2003 ongeveer 50 cm, maar haalt in 2006 alweer<br />
het maximale peil, veroorzaakt door de lagere peilen en dus geringere infiltratie. De<br />
natuurlijke peilfluctuatie in deze reeks is voldoende voor de ecologische doelstelling.<br />
Een groot deel van de het gebied komt echter droog te vallen en zal in zomer de grondwaterspiegel<br />
dieper uitzakken. Door monitoring moet worden nagegaan of er dan water<br />
moet worden ingelaten.<br />
Peilgebied 8 ligt aan de noordkant van de Hania’s Polder en Zuidbuitenpolder langs de<br />
zuidkant van de Zeedijk. Dit peilgebied is voorgesteld om de drooglegging van infrastructuur<br />
en bebouwing te garanderen. Het peilvoorstel is hetzelfde als het huidige peil<br />
(vast NAP -1,35 m) om wateroverlast te voorkomen. Het peilgebied ontvangt water uit<br />
peilgebied 4, 5 (via hoveniersbedrijf ) en 7 (Hania’s polder) en laat water af naar peilgebied<br />
22-2 in de Alloijzen- of Bovenpolder. Dit peilgebied kan water aflaten naar gemaal<br />
Staring nabij Kop van ’t land of naar de wijk Sterrenburg.<br />
Peilgebieden 7 en 8 gaan in de nieuwe situatie (via 22-2) lozen op de Alloijzen- of Bovenpolder<br />
(peilgebied 2). Bij het instellen van het peil in peilgebied 7 kan er meer water<br />
worden geloosd op peilgebied 2 en kan het zijn dat dit extra wordt belast, als de lozing<br />
plaatsvindt tijdens hevige neerslag in die periode. Om dit te voorkomen is het mogelijk<br />
de peilen in de peilgebieden 1, 4, 5 en 7 door de stuwen nog eens 10 cm extra op te zetten<br />
om wateroverlast in het overige deel te voorkomen.<br />
Oppervlaktepeil (m<br />
tov NAP)<br />
Bezinkplas<br />
Om het plangebied van water te voorzien moet water worden ingelaten uit de Nieuwe<br />
Merwede. Omdat het water van de Nieuwe Merwede hoge nutriëntgehalten heeft, is<br />
zuivering noodzakelijk. In een eerder gedane studie 9 is gebleken dat een bezinkplas<br />
zeer effectief is in het verwijderen van de gebonden fractie nutriënten (80% van totaal)<br />
en de meeste voordelen heeft (kosten en inpassing) ten opzichte van andere zuiveringsmogelijkheden.<br />
De bezinkplas is gelegen in peilgebied 4. Met een plas van 2,5 ha en<br />
1,5 m diep wordt de maximale bezinking voor een inlaatdebiet van 44 m3/s bereikt.<br />
Voor Ptot (totaal fosfaat) is de uitstroomconcentratie dan beneden de KRW-norm. De<br />
stikstofwaarde blijft nog wel boven de MTR-norm, maar is niet bepalend voor algenbloei<br />
als Ptot voldoet aan de KRW-norm. Uit dezelfde studie blijkt dat bij een verschil van een<br />
binnen- en buitenwaterstand van 10 cm een heveldiameter van 1250 mm nodig is. Verwacht<br />
wordt dat het ten alle tijden mogelijk is om water in te laten, omdat het water in<br />
de zomer (wanneer de inlaatbehoefte het meest kritisch is) kan wegzakken (in Noorderdiepzone<br />
tot NAP -0,35 m). Bij deze waterstanden bestaat de kans dat minder dan 3 keer<br />
per jaar tijdelijk niet kan worden ingelaten vanaf de rivier4. Daarnaast kan peilgebied 4<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong><br />
Toename in stijghoogte tov huidige situatie<br />
(m)<br />
0,60 1,11 0,74<br />
0,20 0,80 0,53<br />
-0,20 0,48 0,32<br />
Gemiddelde infiltratie<br />
(mm/dag)<br />
tabel 4.4: Berekende toename van de stijghoogte en gemiddelde infiltratie (Tauw, 2009)
afgezonderd worden van peilgebied 5 door middel van een stuw en kan tijdelijk het peil lager<br />
gezet worden om ten alle tijden water in te kunnen laten. In de winter kan de inlaat over een<br />
grote tijd worden verspreid (winterperiode) zodat bij hoge rivierstanden eventueel ook een hoger<br />
peil in het Noorderdiep bereikt kan worden. In het document Dimensionering en Inrichting<br />
van Inlaat en Zuiveringssysteem, Waterschap Hollandse Delta, 2009 is voor de dimensionering<br />
van de bezinkplas en de hevel een inlaatnorm van 0,4 l/s/ha voor natuur aangehouden (Integraal<br />
waterbeheersplan 2009-2015). De norm is opgesteld voor peilhandhaving en het voorkomen<br />
van ernstige kwaliteitsproblemen. Gezien er in het voorlopig <strong>ontwerp</strong> uit is gegaan van<br />
natuurlijk peilbeheer hoeft er nauwelijks water te worden ingelaten. Er is daarom ons inziens<br />
geen reden om aan te nemen dat de inlaatnorm omhoog zou moeten en de bezinkplas en de<br />
hevel niet voldoen.<br />
Recreatieplas<br />
De recreatieplas ligt in peilgebied 3 en beslaat ongeveer 20 ha. Er is uitgaan van het model<br />
kreekplas afkomstig uit de studie Analyse toekomstige waterkwaliteit Nieuwe Dordtse Biesbosch.<br />
Hierin wordt vermeld dat bij een peilopzet van 70 cm er geen kwel meer optreedt. Om<br />
ook zoveel mogelijk infiltratie (wegzijging) te voorkomen is gekozen voor een peil van NAP -1,00<br />
m dat kan wegzakken tot NAP 1,25 m. Het water is voorgezuiverd in de bezinkplas en door de<br />
aanwezige oevervegetatie op de route naar de recreatieplas. Daarnaast stroomt het water eerst<br />
door een krekenpatroon om alvorens in het water van de plas uit te komen. Kleine eilanden in<br />
de plas moeten de strijklengte beperken. De plas heeft diepe delen (3 m) en ondiepe delen met<br />
begroeide en zandoevers.<br />
Deze diepte is groter dan in de studie aangegeven diepte van Witteveen + Bos (Toekomstige<br />
waterkwaliteit recreatieplas Nieuwe Dordtse Biesbosch, 2009), omdat wij verwachten dat bij<br />
een diepte van 2 m teveel waterplanten gaan groeien en het recreëren wordt bemoeilijkt. De<br />
diepe delen hebben naar ons inziens geen nadelige gevolgen op de waterkwaliteit.<br />
Meer dan 25% van het gebied bestaat uit rietmoeras met enkele hoge delen begroeid met wilgenbos.<br />
Hiermee wordt voldaan aan de eis van minimale begroeiing van 20%.<br />
De strijklengte (en breedte) wordt enigszins overschreden; de strijklengte is vanuit het zuidwesten<br />
nu ongeveer 200 m. Door vergroting van het oppervlak treedt meer beleving op van een<br />
plas. Doordat de eilanden op hoogste plekken en de omgeving van de plas zijn begroeid treedt<br />
mogelijk windbreking op en zal windwerking die golfslag en opstuwing veroorzaakt erg worden<br />
beperkt. Het effect van windbreking dient nader te worden onderzocht.<br />
Het water wordt aangevoerd via een krekenstelsel waarbij de dimensies van de watergangen er<br />
voor zorgen dat een gelijkmatige verdeling plaatsvindt over de kreekarmen. Om bij calamiteiten<br />
toch gericht te kunnen doorspoelen in bepaalde hoeken zijn op de vier armen schotbalkstuwen<br />
aangebracht die in normale omstandigheden open staan.<br />
tabel 4.5: Indeling zandwinplas<br />
9<br />
Dimensionering en Inrichting van Inlaat en Zuiveringssysteem, Waterschap Hollandse Delta, 2009<br />
Categorie opp m2 percentage<br />
bovenwater 26338 16%<br />
strand 7489 5%<br />
water 88918 54%<br />
waterriet 40493 25%<br />
Eindtotaal 163239 100%<br />
<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
45
46<br />
Het totale volume van de recreatieplas is ongeveer 200.000 m 3 . Volgens het rapport Analyse<br />
toekomstige waterkwaliteit recreatieplas Nieuwe Dordtse Biesbosch, 2009 moet het<br />
water in 2-3 weken kunnen worden doorgespoeld. Dit betekent een debiet van 0,11<br />
m3/s, dat overeenkomt met de inlaatbehoefte voor de Bovenpolder. Daarnaast is, op<br />
aanraden van hiervoor genoemde rapport, de recreatieplas zo ingericht (met krekenstelsel<br />
en schotbalkstuwen) dat gedeelten zijn af te sluiten en de plas nog sneller en<br />
gerichter is door te spoelen. Daarnaast wordt aangeraden de plas alleen door te spoelen<br />
op momenten dat dit nodig is vanuit fecale/ bacteriële verontreinigingen of blauwalgen,<br />
om de externe belasting zoveel mogelijk te beperken.<br />
Wiel<br />
De ligging van het grote wiel is een uitstekende locatie om het water van Polder de Biesbosch<br />
in de Alloijzen- of Bovenpolder te krijgen. De aardhaalzone wordt met een relatief<br />
kleine ingreep door de aanleg van kades gepasseerd en is visueel goed in te passen in de<br />
bestaande situatie. In de voorgestelde situatie zal een watergang langs de westzijde van<br />
het wiel lopen om peilgebied 1 en 2 van water te voorzien. De huidige situatie van het<br />
wiel zal hierdoor gehandhaafd blijven. Om de doorspoelbaarheid van de aardhaalzone<br />
(peilgebied 2) te garanderen stellen wij voor een stuw te plaatsen voor de stuw richting<br />
de recreatieplas en een duiker onder de ecoduiker die door de Zeedijk gaat.<br />
Kades en steunbermen<br />
Voor de peilopzet zijn in een aantal peilgebieden kades nodig. Aan de randen van deze<br />
peileenheden wordt het maaiveld op voldoende hoogte gebracht in de vorm van een<br />
lage kade om leeglopen van het natuurgebied door oppervlakkige afvoer over de percelen<br />
te voorkomen. Uitgangspunt is dat de kruin van de kade minimaal 0,50 meter boven<br />
het maximale waterpeil komt te liggen.<br />
Aan de grenzen van het plangebied liggen twee gedeelten primaire waterkering. Aan de<br />
oostzijde liggen de Zeedijk en de Oostdijk. Daarvan is de Zeedijk een onderdeel van het<br />
dijkversterkingprogramma van het waterschap Hollandse Delta. Langs de westzijde van<br />
het plangebied ligt de Westdijk. Het dijktalud wordt, in verband met de voorgenomen<br />
peilopzet, aan de binnenzijde voorzien van een steunberm om te voorkomen dat het<br />
polderwater direct tegen de dijk aan komt te staan. Deze steunberm kan ook bijdragen<br />
aan de benodigde dijkversterking. De vormgeving van de steunberm is afgestemd op<br />
het programma ven eisen en is tenminste 5 meter breed en 0,30 meter boven het hoogste<br />
waterpeil.<br />
figuur 4.7: Zicht vanaf Zeedijk op westzijde wiel<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
figuur 4.8: Voorbeeld van primaire kering: Zeedijk<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
47
48<br />
4.3 Landschap en cultuurhistorie<br />
Als basis voor het landschappelijke <strong>ontwerp</strong> heeft het bestaande landschap en de wijze<br />
waarop het gebied in de loop der eeuwen is gebruikt (cultuurhistorie) gediend. Concreet<br />
komt dit er op neer dat waardevolle elementen in het gebied behouden en/of<br />
versterkt worden. Een belangrijk aspect daarbij is dat de kenmerkende openheid zoveel<br />
mogelijk behouden blijft. Op de kaart ‘cultuurhistorie en archeologie’ (zie tabblad 1d<br />
van de productenmap) is te zien waar alle genoemde elementen zich bevinden.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
figuur 4.9: Historische kaart 1850: overgang polder - ‘Biesbosch’<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
49
50<br />
Landschappelijk en cultuurhistorisch raamwerk<br />
Op De Elzen en enkele verspreide bosjes na bestaat het plangebied uit open gebieden,<br />
omkaderd door dijken met bomen. Deze dijken horen onlosmakelijk bij het landschap<br />
van het <strong>ABEN</strong>-gebied en vormen een belangrijk onderdeel van het landschappelijk<br />
raamwerk.<br />
In het <strong>ontwerp</strong> wordt een verdichting voorgesteld om de recreatieve opvangcapaciteit<br />
te vergroten en stapstenen te bieden voor fauna. In de Noorderdiepzone worden daarom<br />
enkele kleine bosjes ontwikkeld. Rond de Overtoom komen enkele grotere bosvlakken.<br />
De grond is op deze locatie erg geschikt voor bosontwikkeling. Tot slot komt er een<br />
grootschalig bosgebied in de Bovenpolder (Knoop in het Land).<br />
De Zuidbuitenpoldersekade is tot ongeveer 100 jaar geleden de grens geweest tussen<br />
het ingepolderde land en de getijdennatuur langs de Merwede. In het nieuwe <strong>ontwerp</strong><br />
vormt deze kade ook de grens tussen (natte) natuur met recreatief medegebruik en een<br />
moeraszone met riet en bosschages waar de natuur het voor het zeggen heeft. Het dijklichaam<br />
van de Zuidbuitenpoldersekade wordt, om de doorgaande historische structuur<br />
te accentueren, op enkele plaatsen worden hersteld. Bijvoorbeeld ter plaatse van<br />
de kruising met de Van Elzelingenweg. Het provinciaal fietspad 220 dat op de Zuidbuitenpolderskade<br />
is getraceerd, wordt hier van de kade afgeleid om een verkeersveilige<br />
oversteek te creëren.<br />
Op een aantal plekken wordt de Zuidbuitenpoldersekade gekruist door bestaande, te<br />
verbreden en nieuw aan te leggen/herstellen kreken. Het aanbrengen van nieuwe coupures<br />
in het dijklichaam zal vanuit historisch perspectief niet aan de orde zijn. Kruisingen<br />
tussen de Zuidbuitenpoldersekade en de genoemde kreken worden gerealiseerd<br />
door middel van duikers.<br />
In het Beeldkwaliteitsplan is een aantal zichtlijnen aangegeven. Deze blijven intact. Dat<br />
wil zeggen dat er geen elementen boven ooghoogte in de zichtlijn worden aangebracht.<br />
In het gebied worden conform het Beeldkwaliteitsplan nieuwe bomenrijen aangebracht<br />
en bestaande bomenrijen aangevuld om de structuur te accentueren en te verstevigen.<br />
Dezelfde plantafstand wordt toegepast als bij de bestaande bomen. Doordat deze<br />
plantafstand klein is, ontstaat een kathedraaleffect van hoge stammen op korte afstand<br />
van elkaar. Als boomsoort stellen wij de es voor. Deze boom komt al voor in het plangebied<br />
en is meer duurzaam dan de eveneens veel toegepaste populier.<br />
figuur 4.10: Aansluiting Zuidbuitenpolderse Kade bij Zeedijk<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Omgang met cultuurhistorische waarden<br />
In de ontstaansgeschiedenis van het gebied is het landschap regelmatig aan verandering onderhevig<br />
geweest door overstromingen. De mens heeft het land stukje bij beetje teruggewonnen<br />
op het water. Dit aspect is nog duidelijk zichtbaar in het landschap. Het uitgangspunt is<br />
dat cultuurhistorische relicten, zoals vastgelegd in de Atlas Cultuurhistorische Objecten IJsselmonde<br />
en Eiland van <strong>Dordrecht</strong>, intact blijven. Dit zijn bijvoorbeeld de wielen, de aardhaalzone,<br />
kooibosjes en waterhuishoudkundige relicten als stuwen en sluisjes. Deze laatstgenoemde<br />
objecten zullen niet altijd meer hun functie vervullen, maar blijven wel zichtbaar aanwezig in<br />
het landschap. Ook worden andere aanwezige waarden gerespecteerd die niet als zodanig zijn<br />
vastgelegd in de Atlas. De kenmerkende kadetakkers langs de Zeedijk zijn hier een voorbeeld<br />
van. Op deze percelen vindt geen grondwerk plaats. Ook wanneer peilopzet plaatsvindt, zal de<br />
structuur nog steeds zichtbaar zijn door het vegetatiepatroon dat zich langjarig zal onderscheiden<br />
van de omgeving.<br />
figuur 4.11: Kreekrestant Noorderdiep<br />
Krekenstelsel<br />
Onder invloed van menselijk handelen (inpoldering) zijn op diverse plaatsen oude kreeklopen<br />
verdwenen. Enkele van deze kreken worden op een historisch verantwoorde wijze gereconstrueerd.<br />
Op basis van historisch kaartmateriaal zijn de locaties in kaart gebracht en opgenomen in<br />
het <strong>ontwerp</strong>. De gereconstrueerde kreken krijgen een kreekprofiel met en een zandige oeverwal<br />
die iets hoger ligt dan het omringende land. Het materiaal dat gebruikt wordt voor het aanvullen<br />
van de zandige oeverwal zal gebiedseigen zijn en bijvoorbeeld vrijkomen onder uit de te graven<br />
recreatieplas. Op enkele plaatsen wordt een doorbraak geforceerd waardoor een natte vlakte met<br />
rietmoeras tussen de kreken ontstaat. De oeverwal kan gebruikt worden als onverharde wandelroute.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
51
52<br />
Bekadingen<br />
In de Bovenpolder hebben in het verleden diverse bekadingen gelegen doordat de polder<br />
stukje bij beetje is teruggewonnen op het water. De structuur van de bekading rond<br />
de Provincialeweg is bijvoorbeeld nog zichtbaar in het slotenpatroon. Deze kade wordt<br />
gereconstrueerd en vormt de begrenzing van het nieuwe bosgebied. Binnen de kade<br />
komt bos, buiten de kade is het landschap moerassig. De kade zelf biedt een uitstekend<br />
tracé voor een halfverhard wandelpad waar vanaf de recreant de tegenstelling tussen<br />
het open moeraslandschap en het dichte bosgebied kan beleven.<br />
Schenkelkade<br />
Op de overgang van de Hania’s Polder en de Zuidbuitenpolder bevinden zich restanten<br />
van een voormalige schenkelkade. Deze kade zal worden hersteld en weer op hoogte<br />
worden gebracht. Op de kade wordt tevens een halfverhard wandelpad aangelegd,<br />
waardoor het mogelijk is een kort ommetje vanuit de aangrenzende woonwijk te maken.<br />
Aardhaalzone<br />
Ten noorden van de Zeedijk ligt een smalle zone die iets lager ligt dan de aangrenzende<br />
gronden. Dit zijn zogenaamde aardhaalgronden. Zoals de naam al zegt, waren<br />
deze gronden bestemd om aarde vandaan te halen voor de versterking van de Zeedijk.<br />
Deze aardhaalzone zal grotendeels worden behouden. Ter plaatse van de Zeedijk (tussen<br />
Nieuwe Merwedeweg en Kop van ‘t Land) is echter wel sprake van een knelpunt in<br />
relatie tot de voorgenomen dijkversterking aldaar. Plaatselijk kan dit ten koste gaan van<br />
een deel van de aardhaalzone. In combinatie met de voorgenomen moerasontwikkeling<br />
aldaar zal dit in de toekomst nader worden uitgewerkt.<br />
figuur 4.12: Principe profiel overgang recreatief bos - Bovenpolder<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Wielen<br />
Ten noorden van de Zeedijk bevinden zich in de aardhaalzone enkele wielen. Deze wielen zijn<br />
verworden tot elzenbroekbos en min of meer volledig dicht gegroeid. De wielen beschikken<br />
over hoge natuurwaarden. Behoud van deze wielen is gewenst.<br />
Omgang met archeologische waarden<br />
In zones met een grote archeologische trefkans worden grootschalige graafwerkzaamheden<br />
zoveel mogelijk voorkomen.<br />
Voor de recreatieplas wordt maximaal drie tot vijf meter diep gegraven ter plaatse van een<br />
gordel met een redelijk tot grote archeologische trefkans (tegen de oeverzone van de Dubbel,<br />
maar wel in het komkleigebied). Hier geldt dat bodemingrepen dieper dan 1,00 meter beneden<br />
maaiveld vooraf moeten worden gegaan door een archeologisch vooronderzoek. Ook voor de<br />
bezinkplas wordt dieper gegraven, namelijk 2,00 meter. De bezinkplas ligt voor een groot deel<br />
in een gebied met hoge archeologische verwachting (oeverzone van de Dubbel). Hier geldt<br />
dat bij bodemingrepen dieper dan 0,70 meter beneden maaiveld archeologisch (voor)onderzoek<br />
(d.m.v. boren) moet worden gedaan. Wanneer kreken op precies dezelfde plek worden<br />
aangelegd als ze vroeger stroomden, hoeft geen archeologisch (voor)onderzoek te worden<br />
uitgevoerd, mits de originele omvang (breedte en diepte) van de vroegere kreek wordt aangehouden.<br />
Gaat het graafwerk dieper of breder, dan is onderzoek wellicht wel noodzakelijk. Rond<br />
de Overtoom ligt in een gebied waarvoor bodemroering dieper dan 0,70m beneden maaiveld<br />
moet worden voorkomen, omdat anders archeologisch (voor)onderzoek uitgevoerd zal moeten<br />
worden. Ten noorden van de Provincialeweg is voorzien in het graven van een hondenzwemplas<br />
ter plaatse van de huidige boomgaard. Ook hier geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 0,70<br />
meter beneden maaiveld archeologisch (voor)onderzoek (d.m.v. boren) moet worden gedaan.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
53
54<br />
4.4 Recreatie<br />
Het VO speelt in op de geformuleerde ambities en doelen door een plek te geven aan<br />
diverse recreatieve voorzieningen voor verschillende recreatieve doelgroepen, het creeren<br />
van een afwisselend landschapsbeeld en een goede bereikbaarheid en parkeercapaciteit.<br />
De recreatieve inrichting betreft niet alleen plaatsgebonden recreatie (knooppunten),<br />
maar ook een breed aanbod aan routegebonden recreatie (fiets-, wandel- en<br />
ruiterpaden etc.).<br />
Recreatieve zonering, diversiteit en samenhang<br />
De zonering en verdeling van recreatieve drukte en specifieke recreatieve voorzieningen<br />
verhoogt de recreatiekwaliteit van het gebied, beperkt het voorkomen van onderlinge<br />
hinder en overlast tussen verschillende doelgroepen en beschermt natuurwaarden. De<br />
zonering tussen natuur en recreatie uit zich voornamelijk in het inrichtingsniveau en<br />
veel minder in het landschapsbeeld.<br />
Om te voorkomen dat recreanten met de auto door het hele buitengebied rijden zijn<br />
bij de wegen die vanuit het stedelijk gebied naar buiten leiden (op de overgang van<br />
stedelijk naar landelijk gebied) recreatieve knooppunten voorzien: Knoop in ‘t Land en<br />
Sterren/Schenkel. In beide knooppunten zijn parkeervoorzieningen opgenomen voor<br />
bezoekers die met de auto komen. Op deze plekken zijn ook informatiepanelen met<br />
informatie over het gebied en de recreatieve voorzieningen aanwezig.<br />
Om het gebied als een geheel te laten functioneren is er in het VO rekening mee gehouden<br />
dat de gebiedsdelen die bereikbaar en toegankelijk moeten zijn dat in werkelijkheid<br />
ook zijn. Tussen de recreatieve knooppunten komen voldoende fiets- en wandelverbindingen.<br />
Hiermee wordt, zoals al eerder opgemerkt, voorkomen dat recreanten met de<br />
auto gaan rondrijden. Een goede toegankelijkheid en bereikbaarheid zorgt er ook voor<br />
dat recreanten niet alleen korte ommetjes, maar ook wat langere afstanden kunnen afleggen.<br />
Tijdens een bezoek kan de recreant op deze manier de verschillende sferen in<br />
het gebied ervaren.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Recreatieve opvangcapaciteit en doelgroepen<br />
Om de beoogde bezoeken te kunnen accommoderen, is een uitgebreid padennetwerk noodzakelijk.<br />
Hoe dichter bij de stad hoe intensiever de padenstructuur en type verharding, hoe verder<br />
weg van de stad hoe extensiever de padenstructuur wordt en hoe extensiever de toplaag is of<br />
zelfs helemaal ontbreekt. Het merendeel van de paden zal jaarrond begaanbaar (moeten) zijn,<br />
ook buiten de recreatieve knooppunten. Een groot deel van het gebied wordt in meer of mindere<br />
mate nat. Om de functie van recreatiegebied jaarrond te kunnen vervullen, moet hier bij<br />
de aanleg van de paden rekening mee worden gehouden. De paden komen veelal op dijken of<br />
kades te liggen. Indien dit niet het geval is worden de paden circa 0,50m hoger aangelegd dan<br />
de directe omgeving zodat de paden niet drassig worden of onder water komen te staan.<br />
Bos, opgaande beplanting, bomenrijen/singels en rietruigte zijn een goed middel om de zogenaamde<br />
‘opvangcapaciteit’ van een gebied te vergroten. In het VO is gezocht naar een optimale<br />
verhouding tussen de gewenste openheid en het bieden van beslotenheid voor recreanten.<br />
Tevens zijn ze vanwege de afwisseling die geboden wordt van belang voor de belevingswaarde<br />
van het gebied. In het programma van eisen is als uitgangspunt gehanteerd dat het recreatiegebied<br />
(300 hectare RodS) een gewenste opvangcapaciteit moet krijgen van 20 personen/ha/dag.<br />
Binnen het gebied <strong>ABEN</strong> is ruimte voor verschillende recreatieactiviteiten: landrecreatie, oever-<br />
en waterrecreatie (zwemmen, vissen, varen e.d.) en routegebonden recreatie (wandelen, fietsen,<br />
skaten, paardrijden). Het gebied biedt op deze manier ruimte aan verschillende recreatieve<br />
doelgroepen of motiefgroepen. Natuurliefhebbers zullen vooral op de natuurinrichting in de<br />
Noorderdiepzone afkomen. Een netwerk aan onverharde paden (graspaden) zal het gebied voor<br />
deze doelgroep ontsluiten. Voor de gezelligheidszoeker biedt met name het recreatief knooppunt<br />
Knoop in ‘t Land mogelijkheden. De groep ‘er even tussenuit’ kan in het gehele gebied<br />
goed terecht. De groep ‘interessezoeker’ in het bezoekerscentrum.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
55
56<br />
Recreatief knooppunt: Knoop in ‘t Land<br />
Dit recreatief knooppunt ligt in het westen van de Alloijzen- of Bovenpolder en krijgt<br />
een dermate hoog voorzieningenniveau dat hier de meeste recreanten opgevangen<br />
kunnen worden. Het aantal bezoekers is voorlopig geraamd op 300.000 per jaar met<br />
een mogelijke uitloop naar 360.000. Het voorzieningenniveau, waaronder de parkeercapaciteit,<br />
wordt daar op afgestemd. De belangrijkste elementen zijn een afwisselend en<br />
gevarieerd bosgebied, een recreatieplas en een bezoekerscentrum. Tevens is een parkeervoorziening<br />
in het plan opgenomen (zie hiervoor paragraaf 4.5.).<br />
Bosgebied<br />
Het bosgebied binnen knooppunt Knoop in ‘t Land bestaat voor 2/3 deel uit droog bos<br />
en voor 1/3 deel uit nat bos. Het droge bos is voorzien in het westelijke deel en het<br />
natte bos in het oostelijke deel. Het bosgebied kent zowel open als meer besloten delen,<br />
waardoor vanaf de Provincialeweg een afwisselend coulisselandschap is te ervaren.<br />
Het droge bos wordt, in verband met het zoveel mogelijk sluitend krijgen van de grondbalans,<br />
opgehoogd met enkele decimeters arm zand dat vrijkomt bij het graven van de<br />
recreatieplas (onderuit de plas). Bijkomend voordeel is dat op deze wijze omstandigheden<br />
worden gecreëerd die verruiging van het bosgebied met bijvoorbeeld brandnetel<br />
moeten voorkomen. Zowel de recreant als de ecologie is hier bij gebaat.<br />
In het bosgebied worden tevens enkele dagrecreatieterreinen ingepast. Dit zijn open<br />
plekken in het bosgebied met kort gras die voorzien zijn van zitgelegenheid (meubilair)<br />
en afvalbakken. Op deze terreinen kan gesport, gespeeld, gebarbecued en gepicknickt<br />
worden. Tevens is op deze plekken plaats voor het aanleggen van enkele speelplekken<br />
voor kinderen.<br />
Recreatieplas<br />
De plas is vormgegeven als een open plas met strandjes en een krekengebied aan de<br />
zuidzijde. De kreken zijn zodanig vormgegeven dat het water langs alle kreken een even<br />
lange weg aflegt de plas in. In het krekengebied ligt verder een aantal kreken (vooralsnog<br />
wordt ervan uitgegaan dat dit geen probleem voor de waterkwaliteit hoeft te leve-<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
en). Op deze wijze vormt het krekengebied een groot deel van de oeverlengte van de recreatieplas.<br />
Doordat het ingelaten water eerst door het krekengebied wordt geleid, heeft dit een extra<br />
voorzuiverend effect op het ingelaten water. Het krekengebied kan daarnaast dienen als een<br />
spannend ‘kanodoolhof’. Tevens kan, ten behoeve van de recreant, een knuppelpad/roosterpad<br />
worden aangelegd, waardoor een wandeling rond de plas mogelijk wordt.<br />
Voorgesteld wordt om enkele eilanden in het krekenstelsel in te richten als avontureneiland,<br />
speeleiland of natuurspeelplek. Door middel van het aanbrengen van substantiële hoogteverschillen<br />
in combinatie met vlonderbruggen, boomstammen, duikers en andere speelelementen<br />
kan hier invulling aan worden gegeven. Door de eilanden op deze wijze in te richten ontstaat<br />
een grote aantrekkingskracht en een bijzondere speellocatie.<br />
De recreatieplas heeft een totale bruto oppervlakte van circa 20 hectare. Rondom liggen ligweiden<br />
met strandjes en rietoevers. De ligweiden en strandjes lopen met een helling van 1:17<br />
tot 1:40 af naar het water. De eerste zone vanaf de waterkant is 0,50 meter diep. Vervolgens verloopt<br />
de waterbodem redelijk snel naar een diepte van 1,50 meter. Op de overgang wordt, op de<br />
plaatsen waar ook kinderen worden verwacht, gedeeltelijk een drijflijn aangebracht. De diepste<br />
punten van de plas bedragen conform het programma van eisen maximaal 3 tot 5 meter.<br />
De recreatieplas dient op piekdagen over een opvangcapaciteit van circa 3.000 bezoekers te<br />
beschikken. Indien wordt uitgegaan van een gemiddelde oppervlakte van 6 m2 strand/ligweide<br />
per bezoeker op piekdagen dan dient ruim 500 meter strand/ligweide (strand 10 meter breed,<br />
ligweide 25 meter breed) te worden aangelegd. In het plan is voorzien in een hoofdstrand van<br />
300 meter en twee kleinere stranden van 100 meter elders langs de plas. Het hoofdstrand is qua<br />
doelgroep primair gericht op gezinnen met kinderen en bevindt zich nabij het bezoekerscentrum.<br />
Hier zijn ook de meeste voorzieningen geconcentreerd, zoals (kleinschalige) horeca, een<br />
toilet- en douchegebouw en (water-)speelplekken. Aan de noord- en westzijde van de open<br />
plas bevinden zich de andere twee strandjes. Het strand aan de westzijde van de plas is geschikt<br />
voor mensen die minder behoefte hebben aan voorzieningen en zal daardoor rustiger zijn. Het<br />
strandje in de noordoosthoek kan specifiek ingericht worden voor de jeugd, waarbij aanvullende<br />
voorzieningen als een (beach)volleybalveld, tafeltennis of een kampvuurplek in de nabijheid<br />
liggen. De stranden zijn verboden voor honden. Dit wordt middels bebording aangegeven.<br />
Handhaving hiervan ligt bij de beheerder.<br />
De ligweiden bestaan uit kortgemaaid gras met solitaire bomen en boomgroepen. Op de ligweiden<br />
worden speelvoorzieningen, picknickbanken en afvalbakken geplaatst. Op een aantal<br />
plaatsen in de recreatieplas worden steigers geplaatst waar kano’s en roeiboten kunnen aanleggen.<br />
Om conflicten met zwemmers te voorkomen, komen deze steigers niet in de directe nabijheid<br />
van de strandjes te liggen.<br />
Bezoekerscentrum<br />
Het bezoekerscentrum ligt in de noordoosthoek aan de recreatieplas. Het is bereikbaar via<br />
een fietspad en wandelpad/brug en ligt dichtbij ligt de hoofdparkeerplaats van het recreatief<br />
knooppunt. Het voorzieningenniveau en de omvang van het bezoekerscentrum is nog onderwerp<br />
van gesprek.<br />
Hondenlosloopgebied<br />
Ten noorden van de Provincialeweg zal een aparte hondenzwemplas worden ingericht in combinatie<br />
met een kleine parkeervoorziening. Dit geeft tevens voor een deel invulling aan de wens<br />
van het waterschap voor aanvullende waterberging in de Knoop in ‘t Land. Rond de plas worden<br />
veldjes ingericht waar honden los kunnen lopen. Deze veldjes worden omzoomd met een lage<br />
haag met meerdere ingangen die afgesloten worden met een klaphek. Binnen de haag worden<br />
enkele banken geplaatst. Door het plaatsen van een zakjesdispenser en afvalbak kunnen de<br />
hondenbezitters de uitwerpselen opruimen.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
57
58<br />
Recreatief knooppunt: Sterren/Schenkel<br />
Dit recreatief knooppunt ligt in de Louisapolder, Cannemanspolder, Hania’s Polder en<br />
de Nieuwe Hania Polder. Na Knoop in ‘t Land is dit het tweede belangrijke recreatieve<br />
knooppunt in het gebied <strong>ABEN</strong>. De ligging is vlak nabij de woonwijk Sterrenburg, de nabij<br />
gelegen sportvelden en het bos De Elzen. De voorzieningen in Hania’s Polder (<strong>ABEN</strong>gebied)<br />
hebben voornamelijk een extensief karakter en zijn primair gericht op wandelen<br />
en ruitersport. Tevens is een kleine parkeervoorziening in het plan opgenomen (zie<br />
hiervoor paragraaf 4.5).<br />
Wandelen<br />
In Hania’s Polder en de Zuidbuitenpolder is voorzien in een onverharde (graspad) en<br />
halfverharde padenstructuur die bedoeld is voor wandelen door de polder. Vanuit de<br />
aangrenzende woonwijk bestaat de mogelijkheid om een korte of desgewenst langere<br />
rondwandeling te maken. De routes lopen overwegend over de oeverwallen van het<br />
krekenstelsel dat weer in ere wordt hersteld (zie paragraaf 4.3.) en takken aan op de<br />
Zuidbuitenpoldersekade en de Zeedijk.<br />
Ruitersport<br />
Het huidige beleid van de gemeente <strong>Dordrecht</strong> is erop gericht om de paardensport in<br />
het buitengebied te concentreren rond het Knooppunt Sterren/Schenkel (kruispunt<br />
Oude Veerweg/Wieldrechtse Zeedijk). Rond het knooppunt is ruimte gemaakt voor vier<br />
maneges (drie ten zuiden en een ten noorden van de Zeedijk) en is een netwerk van<br />
ruiterpaden voorzien. Zo is in de Noorderdiepzone ten zuiden van de Zeedijk een ruiterroute<br />
opgenomen, waar de maneges gebruik van kunnen maken. Een ruiterroute ten<br />
noorden van de Zeedijk (Knoop in ‘t Land) is niet voorzien in het inrichtingsplan.<br />
Routegebonden recreatie<br />
Mogelijkheden voor routegebonden recreatie vormen de basis van een goed functionerend<br />
recreatiegebied. Wandelen is erg populair en wandelpaden vormen dan ook een<br />
stevig onderdeel in het inrichtingsplan. Maar daarnaast komen er ook fietspaden en<br />
ruiterpaden. De recreatiepaden worden niet verlicht. De verbindingen voeren zoveel<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
mogelijk langs cultuurhistorisch en landschappelijke waardevolle elementen (aardhaalzone,<br />
eendenkooi, Zeedijk, Noorderdiep etc.). Nieuwe routes zijn in verband met de privacy van bewoners<br />
niet direct langs of naast een bouwblok geprojecteerd. Als vuistregel is gehanteerd dat<br />
paden minimaal 25 meter van de erfgrens en 50 meter van de woning verwijderd blijven. Daar<br />
waar deze afstanden om ecologische of landschappelijke redenen niet mogelijk mochten blijken<br />
te zijn dan wordt in het kader van het definitief <strong>ontwerp</strong> in overleg getreden met de betrokken<br />
eigenaren.<br />
Om de recreanten op te vangen is een inrichting met 150 - 300 meter aan paden per hectare<br />
gemiddeld voor het recreatiegebied gewenst. In het natuurgebied is 50 - 150 meter pad per<br />
hectare gewenst. Beide normen zijn gebaseerd op de systematiek van SBB – LNV, ofwel Index<br />
Natuur & Landschap; recreatiedoeltypen. Voor het recreatiegebied (300 hectare RodS) is uitgegaan<br />
van het type Opengesteld RodS en voor het natuurgebied (200 hectare EHS) van het type<br />
DOELREALISATIE RECREATIE<br />
Opengesteld Plus.<br />
Het padennetwerk zorgt ervoor dat niet alleen van punt naar punt gewandeld kan worden, maar<br />
dat er ook rondwandelingen gemaakt kunnen worden. Het netwerk takt aan op de verschillende<br />
entrees (vanuit de wijk, parkeerplaatsen en recreatieve knooppunten) naar het gebied.<br />
Er is voorzien in aansluitingen op:<br />
- de Oude Veerweg / Schenkeldijk;<br />
- de Zeedijk;<br />
- de Zuidendijk;<br />
- de Provincialeweg;<br />
- de ets- en wandelroutes door De Elzen;<br />
- het Lange Afstands Wandelpad.<br />
Norm Plan<br />
meter per hectare lengte Totaal lengte meter per hectare<br />
R3 Opengesteld, plus (200 ha)<br />
Gemarkeerd wandelpad 10 - 25 3.500<br />
Fietspad 5 - 20 1.500<br />
Ruiterpad 5 - 20 1.500<br />
Gemarkeerd wandelpad 12.500<br />
Fietspad 9.000<br />
Ruiterpad 7.000<br />
R4 Opengesteld, RodS (300 ha)<br />
Gemarkeerd wandelpad 25 - 65 9.000<br />
Fietspad 30 - 45 7.500<br />
Ruiterpad 15 - 40 5.500<br />
22.720<br />
9.790<br />
12.890<br />
Vanuit de hoofdentrees is er altijd keuzemogelijkheid voor wandelen. Het wandelnetwerk is<br />
uitgebreid en divers van karakter. Er zijn kleinere en grotere wandelingen te maken en er is van<br />
diverse typen paden gebruik te maken. Ze takken aan op de wijken en de parkeervoorzieningen<br />
en slingeren langs en door de verschillende landschapstypen.<br />
Fietspaden<br />
De Wieldrechtse Zeedijk en de Zuidbuitenpoldersekade worden met elkaar verbonden door<br />
een fietsverbinding over de Van Elzelingenweg. Het nieuw aan te leggen provinciaal fietspad<br />
220 sluit aan de westzijde van het gebied aan op de fietsroute door Elzen-Noord en loopt ten<br />
zuiden van knooppunt Sterren/Schenkel over de Zuidbuitenpoldersekade in de richting van de<br />
Zeedijk. Via het nieuwe fietspad langs de recreatieplas en de Zuidendijk wordt aangesloten op<br />
het bestaande fietspad langs de Provincialeweg. Tussen de stad en de Zeedijk zijn drie fietsverbindingen<br />
gewenst. Eén fietspad loopt reeds over de Schenkeldijk. Eén fietspad kan worden<br />
gerealiseerd tussen de Dordwijkzone en Belthurepark (valt buiten plangebied). De derde (en<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
45<br />
20<br />
26<br />
59
60<br />
vierde) verbinding zijn de nieuwe fietspaden aan weerszijden van de recreatieplas.<br />
De fietspaden zijn 3 meter breed en geasfalteerd. Het asfalt wordt niet afgestrooid, zodat<br />
het ook door skaters en skeelers prettig kan worden gebruikt. Kruisingen met watergangen<br />
worden in principe vormgegeven met dammen en duikers. In de Noorderdiepzone<br />
worden kruisingen daar waar nodig opgelost met bruggen.<br />
Wandelpaden<br />
Voor wandelaars is veel afwisseling in beleving een belangrijke wens. Dit wordt bereikt<br />
door een zorgvuldige routing waarbij openheid en beslotenheid elkaar afwisselen en<br />
genoten kan worden van mooie uitzichten over diverse soorten natuur. Er zijn korte (tot<br />
circa 5 kilometer) en lange routes (tot circa 20 kilometer) mogelijk over verschillende<br />
soorten paden (geasfalteerd, halfverhard, avontuurlijke vlonderpaden en graspaden)<br />
zodat het gebied voor ieder type wandelaar aantrekkelijk is. Tevens is voorzien in een<br />
aantakking op het Lange-Afstand-Wandelpad (LAW) dat vanaf de brug naar de Sionpol-<br />
der over de Zeedijk (bij de Noordbovenpolder) naar Oosthaven loopt.<br />
De bredere, geasfalteerde paden liggen voornamelijk in het bosgebied in recreatief<br />
knooppunt Knoop in ‘t Land (de Bovenpolder). Hier is de recreatie intensiever en dienen<br />
de paden goed begaanbaar te zijn zodat ook mindervaliden en mensen met kinderwagens<br />
er comfortabel gebruik van kunnen maken. De paden zijn zo gesitueerd dat naar<br />
eigen keuze kortere of langere rondjes gewandeld kunnen worden. De wandelpaden<br />
langs de Zuidbuitenpoldersekade en over de nieuwe kade rond het bos in de Bovenpolder<br />
zijn halfverhard. De paden langs de kreken in Hania’s Polder en de Zuidbuitenpolder<br />
bestaan uit opgehoogde graspaden en stukjes knuppelpad. Kruisingen met watergangen<br />
worden opgelost met een dam met duiker.<br />
Ruiterpaden<br />
Ruiters kunnen gebruik maken van het nieuwe ruiterpad dat onderlangs de Zeedijk<br />
(door Hania’s Polder en de Zuidbuitenpolder) en dwars door de Noorderdiepzone loopt.<br />
De route kan worden ingekort via het ruiterpad in de berm van de Van Elzenlingenweg.<br />
De totale lengte van het ruiterpad bedraagt ongeveer 13 kilometer waardoor, afhankelijk<br />
van de gekozen route, mogelijkheden worden gecreëerd voor 1 tot 2 uur rijden.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Voor de ruiterpaden is het erg belangrijk dat de drooglegging voldoende is. Kruisingen met<br />
watergangen worden opgelost met een dam met duiker.<br />
Ruiters wordt de mogelijkheid geboden om een lange route te kiezen. Voor zowel paard als<br />
ruiter is het prettig als er onderweg rustmogelijkheden zijn. Voorgesteld wordt om daarvoor<br />
enkele paarden-picknickplekken in te richten. Deze bestaat uit een grote drinktrog met daarbij<br />
een emmer aan een ketting waarmee water uit een naastliggende sloot kan worden gehaald.<br />
Ook wordt voorzien in meerdere aanbindvoorzieningen. De paardenpicknickplek kunnen worden<br />
gecombineerd met een recreatief rustpunt voor recreanten (zitbank en afvalbak).<br />
Kanoën<br />
De recreatieplas is als zelfstandig functionerende eenheid ook geschikt voor kanovaren. Bij het<br />
bezoekerscentrum kunnen hiervoor kano’s worden gehuurd.<br />
Bruggen<br />
Het type brug dat wordt toegepast, hangt af van de recreatieve route en het type gebruikers. In<br />
halfverharde en onverharde wandelroutes worden watergangen gepasseerd met eenvoudige<br />
houten bruggen van ongeveer 1 meter breed met eenzijdig een leuning. In geasfalteerde fietsroutes<br />
worden, daar waar nodig, bruggen aangebracht die belastbaar zijn tot 12 ton waardoor<br />
ze ook geschikt zijn voor onderhoudsverkeer. Voor alle bruggen geldt dat ze een eenvoudige,<br />
functionele uitstraling hebben en robuust zijn uitgevoerd, passend in een grootschalig natuur-<br />
en recreatiegebied.<br />
Om een gevoel van samenhang te creëren, is het van belang dat de bruggen ondanks het verschil<br />
in functie gelijkenis met elkaar tonen. Dit kan tot uiting worden gebracht in materiaalgebruik,<br />
hoofdvormgeving, kleurgebruik en /of detaillering. Wij adviseren om de bruggen in de<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
61
62<br />
vervolgfase nader te laten uitwerken.<br />
Overige recreatieve voorzieningen<br />
Recreatieve rustpunten<br />
Verspreid over het gebied worden in aansluiting op de recreatieve routestructuren zitbanken,<br />
picknickbanken, afvalbakken en bebording aangebracht. Deze inrichtingselementen<br />
hebben een eenvoudige, robuuste uitstraling en zijn zo veel mogelijk bestand<br />
tegen vandalisme.<br />
Routing en bewegwijzering<br />
Omdat het een recreatiegebied met veel recreatieve routes betreft, is ook een goede<br />
bewegwijzering en informatievoorziening van belang.<br />
Hengelsport<br />
In het plan zijn voorzieningen voor de sportvisserij opgenomen. Verspreid over het gebied<br />
worden hiervoor enkele vissteigers aangelegd. Enkele daarvan zijn ook voor mindervaliden<br />
geschikt en bereikbaar.<br />
Observatie- en uitkijkvoorzieningen<br />
In zowel het oostelijk deel van de Noorderdiepzone als in de Bovenpolder is voorzien in<br />
het aanleggen van een vogelobservatiehut. Het natuurgebied is hier vandaan goed te<br />
overzien. In de nabijheid van deze voorzieningen zullen kleine parkeervoorzieningen<br />
worden aangelegd om parkeren in de bermen te voorkomen. Specifieke aandacht zal bij<br />
de uitwerking besteed worden aan de bruikbaarheid en toegankelijkheid voor mindervaliden.<br />
Het pad tussen de parkeervoorziening en de observatie- en uitkijkvoorziening<br />
dient in ieder geval verhard en drempelvrij te zijn. Daarnaast is de uitkijkvoorziening<br />
voorzien van een hellingbaan, zodat deze toegankelijk is voor rolstoelen.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Barbecueplekken<br />
Aangezien er op dit moment geen gereguleerde plekken in het gebied aanwezig zijn om te<br />
barbecuen gebeurt dit ‘her en der’. Het is daarom gewenst om hier specifieke, al dan niet gedeeltelijk<br />
overdekte, plekken voor te maken. De meest logische plekken hiervoor liggen in de<br />
recreatieve knooppunten Sterren-Schenkel en Knoop in ‘t Land. Ook moeten er spelregels worden<br />
opgesteld voor de gebruikers van de barbecueplekken, waaronder een eindtijd van de activiteiten.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
63
64<br />
4.5 Infrastructuur<br />
In deze paragraaf worden zowel de boven- als ondergrondse infrastructuur behandeld.<br />
4.5.1 Parkeren<br />
Op basis van divers afstemmingsoverleg en de hieruit voortvloeiende advisering is in<br />
het plan rekening gehouden met de aanleg van maximaal 400 vaste parkeerplaatsen<br />
en 350 overloopparkeerplaatsen (grasveldjes) in de Knoop in ‘t Land. Een en ander is<br />
gebaseerd op een bijgesteld bezoekersaantal van 300.000 (met uitloop naar 360.000<br />
afhankelijk van het voorzieningenniveau van het bezoekerscentrum en Knoop in ‘t Land)<br />
en een percentage bezoekers dat per fiets komt van 60%.<br />
Voor het parkeren wordt onderscheid gemaakt tussen permanente parkeerplaatsen en<br />
overloopparkeerplaatsen. De parkeervakken hebben een afmeting van 5,2 bij 2,5m. De<br />
rijbaanbreedte is 5,6m. Dit leidt tot een ruimtebeslag van 20m2 per parkeervak.<br />
Het grootste deel van de parkeerplaatsen ligt bij de recreatieplas en het bezoekerscentrum.<br />
De overloop is alleen nodig op topdagen. 350 permanente en 350 overloopplaatsen<br />
worden daarom ten zuiden van de Provincialeweg aangelegd. 50 parkeerplekken<br />
ten noorden van de Provincialeweg is voldoende voor de te realiseren voorzieningen<br />
aldaar. Deze plekken worden gesitueerd tegenover de toegangsweg naar het grote parkeerterrein<br />
om zodoende zoekverkeer te vermijden op het vervolg van de Provincialeweg.<br />
Bij knooppunt Sterren-Schenkel wordt een kleine parkeervoorziening aangelegd die<br />
centraal gelegen is tussen <strong>ABEN</strong> en de Louisa- en Cannemanspolder. Hier zijn maximaal<br />
25 parkeervakken voorzien. De parkeervoorziening fungeert tevens als startlocatie voor<br />
de ruiterroute door de Noorderdiepzone. Er is daarom ruimte gereserveerd voor enkele<br />
paardentrailers.<br />
De parkeerplaatsen hebben een natuurlijke uitstraling. Bij de permanente parkeerplaatsen<br />
bestaat de rijweg uit een betonklinkerverharding en bestaan de vakken uit grasbetontegels.<br />
Afhankelijk van de intensiteit van het gebruik groeit in de open vakken in<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
deze tegels gras waardoor de parkeerplaats een groen uiterlijk krijgt. Tussen de rijen worden<br />
bomen geplant. Deze versterken de natuurlijke uitstraling en bieden beschutting en verkoeling<br />
op warme, zomerse dagen. Op de parkeerplaatsen worden lichtmasten geplaatst, omdat<br />
ze ook in de donkere wintermaanden bruikbaar moeten zijn. Bij voorkeur wordt gekozen voor<br />
een systeem dat reageert op aanwezigheid. Onnodig branden van verlichting en de daarbij behorende<br />
verstoring worden zo voorkomen. De toegang tot de parkeerplaatsen wordt geregeld<br />
met een slagboom. Dit biedt de mogelijkheid het parkeerterrein op bepaalde tijden geheel af<br />
te sluiten.<br />
De overloopparkeerplaatsen bestaan uit versterkt gras met een toplaag van lava. Op het oog is<br />
het een grasveld of berm, maar het terrein beschikt wel over de draagkracht die nodig is voor<br />
een parkeerplaats. Op de overloopparkeerplaatsen worden geen bomen aangeplant, om de terreinen<br />
niet het traditionele beeld van een parkeerplaats te geven. Ook lichtmasten worden niet<br />
aangebracht, omdat deze parkeerplaatsen alleen gebruikt worden op de zomerse topdagen en<br />
dan is het lang licht. Er worden wel afvalbakken geplaatst, bij voorkeur in combinatie met een<br />
recreatieve route, zodat ze wel bruikbaar zijn voor mensen die van het overloopparkeerterrein<br />
gebruik maken, maar de rest van het jaar ook door andere recreanten kunnen worden gebruikt.<br />
De toegang tot het overloopparkeerterrein wordt geregeld met een slagboom. De beheerder<br />
bepaalt wanneer deze slagboom wordt opengezet.<br />
Op de Provincialeweg wordt een verkeersremmende voorziening gerealiseerd ter hoogte van<br />
de uitritten van de parkeerplaatsen en op de plek waar een doorgaand wandelpad de Provincialeweg<br />
kruist. Het betreft twee plateaus waarbij met borden een lagere snelheid wordt aangekondigd.<br />
Mindervaliden<br />
Voor mindervaliden wordt een aantal plaatsen gereserveerd dicht bij de voorzieningen. Het<br />
gaat om 5 parkeervakken op de parkeerplaats bij het bezoekerscentrum en 2 parkeervakken op<br />
de parkeerplaats aan de noordzijde van de Provincialeweg. Vanaf hier kunnen mindervaliden<br />
via een verhard pad het bezoekerscentrum bereiken of een rondje maken over de aanwezige<br />
verharde padenstructuur door het recreatiebos.<br />
Fietsparkeren<br />
De aantrekkelijkheid van het <strong>ABEN</strong>-gebied moet tot uiting komen in goede en goed gepositioneerde<br />
fietsparkeervoorzieningen. Fietsers laten zich lastig sturen, waardoor het zaak is de<br />
stallingen zo dicht mogelijk bij de attractiepunten te leggen. In het geval van <strong>ABEN</strong> dus dicht<br />
bij de strandjes en het bezoekerscentrum. Het parkeren voor auto’s is altijd verderop voorzien.<br />
Op diverse plaatsen worden in aansluiting op wandelpaden fietsparkeerplaatsen gerealiseerd.<br />
Deze bestaan uit een ondergrond van puin. De gradatie dient fijn te zijn en zonder glas om<br />
lekrijden van fietsbanden te voorkomen. De fietsen kunnen gestald worden tegen robuuste,<br />
houten leunhekken.<br />
4.5.2 Kabels en leidingen<br />
Over het Eiland van <strong>Dordrecht</strong> lopen grote transportleidingen als ruw- en drinkwaterleidingen<br />
en een stikstofleiding. Daarnaast lopen in de wegbermen distributieleidingen van gas, water,<br />
elektra en dergelijke. Ook loopt er een hoogspanningsleiding door het gebied.<br />
De netbeheerders van de kabels en leidingen stellen eisen aan de nieuwe inrichting. Hierbij kan<br />
worden gedacht aan het bereikbaar blijven van leidingen, drukstations en afsluiters, het respecteren<br />
van de beschermingszone, de wijze van graven nabij een leiding, etc. De werkzaamheden<br />
die nodig zijn om het inrichtingsplan ten uitvoer te brengen, zorgen voor risico’s ten aanzien<br />
van de kabels en leidingen die aanwezig zijn in het gebied.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
65
66<br />
Risico’s zijn:<br />
• opdrijven en stabiliteit leidingen bij opzet waterpeil;<br />
• opdrijven en stabiliteit leidingen bij verlaging van het maaiveld;<br />
• opdrijven en stabiliteit leidingen bij verlaging van het maaiveld en peilopzet;<br />
• stabiliteit en bereikbaarheid leidingen bij verhoging maaiveld ter plaatse van bijvoorbeeld<br />
nieuwe kades;<br />
• stabiliteit van hoogspanningsmasten als gevolg van verlaging/verhoging maaiveld of<br />
graven watergangen;<br />
• bereikbaarheid leidingen en masten als gevolg van aanleg watergangen en vernatting<br />
van de terreinen<br />
• beplanting onder en boven de tracés.<br />
Onderstaand wordt aangegeven op welke wijze er bij de planvorming rekening is gehouden<br />
met de aanwezigheid van kabels en leidingen.<br />
Wijzigingen waterpeil<br />
De Gasunie houdt bij aanleg van de gasleiding rekening met een waterpeil gelijk aan<br />
maaiveld (worst case). De peilopzet heeft dan ook geen invloed op de stabiliteit van de<br />
gasleiding. De leidingen van Evides zijn alleen gevoelig voor opdrijving bij leegstand<br />
als er onderhoud wordt gepleegd. Air Liquide accepteert geen peilopzet. Echter het risico<br />
op opdrijven is voor de stikstofleiding, op basis van het onderzoek door Tauw, niet<br />
aanwezig.<br />
Ontgrondingen<br />
Alle partijen geven aan dat ontgrondingen boven leidingen invloed hebben op de stabiliteit<br />
van die leidingen. De Gasunie heeft op sommige plaatsen rekening gehouden met<br />
nieuwe watergangen en waterpartijen bij de aanleg van haar nieuwe leiding.<br />
Ophogingen<br />
• De mofspieleidingen van Evides zijn zeer gevoelig voor plaatselijke drukverhoging.<br />
• De Gasunie heeft bij de aanleg van haar nieuwe leiding op sommige plaatsen rekening<br />
gehouden met eventuele maaiveldverhogingen. Air Liquide en Evides willen middels<br />
berekeningen aangetoond hebben dat maaiveldverhogingen geen e ect hebben.<br />
• De kabels en leidingen van KPN en Stedin mogen maximaal 1 meter onder maaiveld liggen,<br />
omdat ze anders onbereikbaar zijn bij calamiteiten.<br />
• Voor de nieuwe kade langs het Noorderdiep betekent dit dat bekeken moet worden of<br />
de leidingen van Evides (onderheid) en Air Liquide de grotere bovenbelasting aan kunnen.<br />
Kruising Zeedijk ten behoeve van waterverbinding<br />
Het waterschap wil dat de kruising plaatsvindt d.m.v. een afsluitbare (eco)duiker met<br />
aan beide zijden een afsluiter. De aanleg dient plaats te vinden d.m.v. een open ontgraving.<br />
De combinatie van bepaalde werkzaamheden en leidingtype kan leiden tot de noodzaak<br />
van aanvullende berekeningen om aan te tonen welke invloed de werkzaamheden<br />
hebben.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
67
5<br />
68<br />
Kostenraming<br />
5.1 Opzet kostenraming<br />
De kosten voor de uitvoering van het inrichtingsplan zijn in beeld gebracht met behulp<br />
van een SSK-raming. Deze systematiek heeft een aantal voordelen. Niet alleen de kostenbepalende<br />
elementen, maar ook onzekerheden en risico’s worden zichtbaar. Daardoor<br />
is het in een vroeg stadium mogelijk om keuzes te maken ten aanzien van de budgetreservering<br />
of te sturen op de inrichting. De systematiek maakt het tevens mogelijk<br />
om de kostenraming op ieder gewenst moment, als gevolg van gewijzigde inzichten of<br />
loon- en prijsstijgingen, aan te passen.<br />
Om een beter inzicht te krijgen in de betrouwbaarheid van de raming is een probabilistische<br />
analyse uitgevoerd. Hierbij worden bandbreedtes aangegeven rondom hoeveelheden<br />
en prijzen. Op basis van de uitkomsten van een computersimulatie kunnen<br />
gefundeerde uitspraken worden gedaan over de betrouwbaarheid en de bandbreedte<br />
van de raming. Ook kan worden vastgesteld welke posten de grootste bijdrage leveren<br />
aan de onzekerheid van de totale raming.<br />
Deze wijze van kostenramen resulteert niet in slechts een eindbedrag, maar geeft twee<br />
bedragen waarbinnen de hoogte van de investeringskosten met een bepaalde trefzekerheid<br />
uitkomen. Als bandbreedte op de raming is een trefzekerheid aangehouden<br />
van 50%. Dit houdt in dat er een kans van 70% is dat de raming daadwerkelijk binnen de<br />
bandbreedte uitkomt. Er is dus een kans van 35% dat de raming hoger uitvalt dan het<br />
hoogste bedrag van de bandbreedte, maar er is tevens een kans van 35% dat de raming<br />
lager uitvalt dan het laagste bedrag van de bandbreedte.<br />
5.2 Resultaten kostenraming<br />
De investeringskosten (inclusief BTW en prijspeil januari <strong>2011</strong>) van het VO <strong>ABEN</strong> komen<br />
met een trefzekerheid van 50% uit tussen 15,1 miljoen en 18,3 miljoen euro. In tabel<br />
5.1 is de samenvatting van de raming opgenomen, met hierbij een specificering in de<br />
bouwkosten.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
In genoemde bedragen is geen rekening gehouden met indexering van gestegen prijzen. In<br />
het jaar van uitvoering zal het budget in de tijd geïndexeerd worden naar het op dat moment<br />
geldende prijspeil.<br />
Omschrijving post Totaal Risico- Totaal Totaal Totaal BTW<br />
Voorziene reservering BTW Inclusief %<br />
kosten Voorzien BTW<br />
Indeling naar categorieën:<br />
INVESTERINGSKOSTEN<br />
Bouwkosten voorbereidende werkzaamheden € 413.159 € - € 413.159 € 78.500 € 491.659 19,00%<br />
Bouwkosten grondwerk € 4.156.756 € - € 4.156.756 € 693.448 € 4.850.204 16,68%<br />
Bouwkosten kunst- en bouwwerken € 2.888.831 € - € 2.888.831 € 457.398 € 3.346.229 15,83%<br />
Bouwkosten recreatieve infrastructuur € 2.093.680 € - € 2.093.680 € 397.799 € 2.491.479 19,00%<br />
Bouwkosten infrastructuur en parkeervoorzieningen € 1.186.473 € - € 1.186.473 € 225.430 € 1.411.903 19,00%<br />
Bouwkosten beplantingen € 402.432 € - € 402.432 € 76.462 € 478.894 19,00%<br />
Bouwkosten terreininrichting € 333.766 € - € 333.766 € 63.416 € 397.182 19,00%<br />
TOTAAL BOUWKOSTEN € 11.475.098 € - € 11.475.098 € 1.992.453 € 13.467.551 17,36%<br />
TOTAAL ENGINEERINGSKOSTEN € 1.308.640 € - € 1.308.640 € 248.642 € 1.557.281 19,00%<br />
SUBTOTAAL INVESTERINGSKOSTEN € 12.783.737 € - € 12.783.737 € 2.241.095 € 15.024.832 17,53%<br />
Objectoverstijgende risicoreservering investeringskosten € 1.477.599 € 1.477.599<br />
€ 1.758.408 19,00%<br />
INVESTERINGSKOSTEN DETERMINISTISCH € 12.783.737 € 1.477.599 € 14.261.337 € 2.241.095 € 16.783.239 17,68%<br />
Scheefte investeringskosten € 40.732<br />
INVESTERINGSKOSTEN PROBABILISTISCH ( Mu waarde) € 14.294.534<br />
€ 16.823.971<br />
tabel 5.1: samenvatting raming<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong> 69
6<br />
70<br />
Uitvoeringsaspecten<br />
6.1 Grondstromenplan<br />
Om de natuurdoelen te realiseren en recreatief medegebruik mogelijk te maken, zijn<br />
ophogingen en ontgravingen nodig. Sommige terreinen worden opgehoogd, andere<br />
terreinen worden afgegraven, watergangen worden verbreed, kreken worden gereconstrueerd<br />
en kaden worden opgeworpen. Voor de ontwikkeling van de natuurdoelen is<br />
zoveel mogelijk gekeken naar de huidige hoogteligging van de percelen. Indien mogelijk<br />
wordt peilbeheer toegepast om de juiste vochthuishouding te verkrijgen. Af-graven<br />
en ophogen vindt alleen plaats als de natuurdoelen anders niet gerealiseerd kunnen<br />
worden.<br />
Op basis van het voorlopig <strong>ontwerp</strong> (VO) is een globaal grondstromenplan opgesteld op<br />
basis van theoretische profielen. Hierin is aangegeven hoeveel m3 op welke plek wordt<br />
ontgraven of opgehoogd. Bij voorkeur wordt vrijkomende grond zo dicht mogelijk bij<br />
de ontgravingslocatie verwerkt. In het grondstromenplan is rekening gehouden met<br />
een (tussen)depot waarin de resterende vrijgekomen grond, al dan niet gescheiden, kan<br />
worden gestort alvorens het naar andere verwerkingslocatie wordt getransporteerd.<br />
Mogelijke verwerkingslocaties zijn, afhankelijk van de kwaliteit van de vrijgekomen<br />
grond, maaiveldverhogingen in Polder De Biesbosch, de voorgenomen dijkversterking<br />
en aanvullende maaiveldverhogingen in het recreatiebos (Knoop in ‘t Land). Dit dient<br />
nader onderzocht te worden.<br />
Voor het berekenen van de hoeveelheden is gebruik gemaakt van het programma Auto-<br />
CAD Civil 3D. In tabel 6.1 is de globale grondbalans opgenomen.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Grond ontgraven:<br />
afgraven diverse terreinen 92.358<br />
graven en vergraven watergangen 334.278<br />
graven bezinkbassin, zwemplas en plas in droog bos 413.300<br />
graven poelen 12.730<br />
graven noorderdiep en natuurvriendelijke oevers 32.950<br />
afgraven grond tbv aanleg zandstranden 24.080<br />
totaal: 909.695<br />
Verwerken gebiedseigen grond:<br />
verwerken in kades 111.400<br />
verwerken op kabels en leidingstroken 47.550<br />
verwerken in droog bos 263.475<br />
verwerken in nat bos 16.100<br />
verwerken in Zuidbuitenpoldersekade 1.000<br />
verwerken in Schenkelkade 1.000<br />
verwerken in eendenkooi 5.000<br />
totaal: 445.525<br />
Afvoeren grond:<br />
vervoeren grond naar depot binnen 5 km 464.170<br />
Verwerken aan te kopen grond:<br />
verwerken in steunbermen 23.850<br />
verwerken in ophoging Heerenweg en Elzingenweg 268<br />
verwerken in ophoging voetpad, fietspad en ruiterpad 5.000<br />
verwerken in zandstrand 24.080<br />
tabel 6.1: grondbalans<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong> 71
72<br />
Bodem (kwaliteit)<br />
Uitgangspunt bij het opstellen van het grondstromenplan is de bodemkwaliteitskaart<br />
van de gemeente <strong>Dordrecht</strong> geweest. Voor de haalbaarheid van het plan is het nog wel<br />
nodig om vast te stellen of de huidige milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geschikt<br />
is voor de toekomstige natuur- en recreatiebestemming (toets bodemkwaliteit bij<br />
bestemmingsplannen).<br />
Binnen een deel van het plangebied komen incidenteel sterke verhogingen voor aan<br />
metalen in grond. De oorzaak van de sterke verhogingen vindt zijn oorsprong in de aanwezigheid<br />
van voormalige kreken, die door het plangebied lopen, waarin de oorspronkelijke<br />
waterbodem verontreinigd was. De verwachting is, dat sprake is van een zeer<br />
wisselend verontreinigingspatroon, zowel in horizontale als in verticale richting. Een<br />
belangrijke oorzaak hiervan is de voormalige loop van het krekenstelsel en de daarop<br />
volgende dempingen en vergravingen.<br />
Het is van belang om in het kader van de verdere uitwerking van het VO de exacte verontreinigingsituatie<br />
in beeld te brengen. De aanpak is onderstaand in grote lijnen geformuleerd:<br />
• In de zuidelijke helft van het plangebied is de grond heterogeen verontreinigd met metalen,<br />
waarbij plaatselijk de achtergrondwaarde, de tussenwaarde en ook de interventiewaarde<br />
wordt overschreden.<br />
• De bodemverontreiniging kan invloed hebben op het toekomstige terreingebruik. Mogelijk<br />
is de bodem plaatselijk, voor bepaalde bestemmingen niet geschikt.<br />
• Er dient duidelijkheid te komen over de verontreinigingssituatie in de zuidelijke helft<br />
van het plangebied. Dit kan op verschillende manieren, variërend van stapsgewijs tot<br />
intensief, waarbij de gewenste informatiedichtheid op een bepaald moment belangrijk<br />
is.<br />
• Nadat er duidelijkheid is over de verontreinigingssituatie kan deze worden getoetst aan<br />
het beleid. Het beleid kan ook al van invloed zijn op de onderzoeksopzet.<br />
• Geadviseerd wordt om in samenspraak met de Milieudienst Zuid-Holland Zuid een stappenplan<br />
voor de verontreinigingssituatie op te stellen.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
6.2 Vergunningen<br />
Alvorens het inrichtingsplan kan worden uitgevoerd, dienen diverse vergunningen en ontheffingen<br />
te worden aangevraagd. Vanaf 1 oktober 2010 is de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht<br />
(Wabo) landelijk ingevoerd en kan een omgevingsvergunning worden aangevraagd<br />
bij de gemeente via www.omgevingsloket.nl . De omgevingsvergunning vervangt een groot<br />
aantal oude vergunningen.<br />
De nieuwe omgevingsvergunning maakt het aanvragen van vergunningen overzichtelijker en<br />
bespaart tijd en geld. De watervergunning gaat niet mee in de omgevingsvergunning, maar<br />
de ministeries gaan ervoor zorgen dat beide vergunningen in één keer kunnen worden aangevraagd<br />
bij het digitale omgevingsloket. Een watervergunning dient aangevraagd te worden bij<br />
het waterschap.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
73
7<br />
74<br />
Hoe nu verder?<br />
Binnen het VO zijn verschillende onderwerpen aan de orde<br />
gekomen die nog niet zijn uitgekristalliseerd in relatie tot de<br />
uitvoering. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke onder-<br />
werpen dit zijn en welke vervolgacties nodig zijn. Er worden<br />
aanbevelingen gedaan voor gefaseerde uitvoering en con-<br />
tractvormen. Tevens worden leemten in kennis inzichtelijk<br />
gemaakt. Ook het aspect beheer en onderhoud zal in dit<br />
hoofdstuk terugkomen.<br />
7.1 Realisatiestrategie<br />
Behalve het traject dat thans wordt doorlopen om te komen tot een nieuw bestemmingsplan,<br />
zal een traject worden vormgegeven dat moet leiden tot een definitief <strong>ontwerp</strong>,<br />
een bestek cq vraagspecificatie en uitvoering. De uitvoering zal gefaseerd plaatsvinden<br />
in clusters cq. deelgebieden van voldoende omvang (hectares). De snelheid<br />
waarmee het gebied haar uiteindelijke gedaanteverandering ondergaat, is hierdoor in<br />
belangrijke mate afhankelijk van het tempo van grondverwerving.<br />
In grote lijnen zal deze route bestaan uit:<br />
• het, al dan niet in deelgebieden, opstellen van een de nitief <strong>ontwerp</strong> (DO) voor de inrichting<br />
van <strong>ABEN</strong>;<br />
• keuze contractvorm/aanbestedingsvorm (bestek cq. vraagspeci catie);<br />
• opstellen bestek/cq. vraagspeci catie;<br />
• aanbesteding en gunning;<br />
• uitvoering.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
7.2 Onderzoek en nader uit te werken<br />
Het VO is gebaseerd op de nu bekende onderzoeksgegevens. Voordat de uitvoering kan aanvangen<br />
moet het VO concreter worden gemaakt en is aanvullend onderzoek nodig. Hieronder<br />
volgt een opsomming van enkele nog uit te voeren onderzoeken.<br />
Natuur<br />
• De fosfaatbelasting van de bovengrond is slechts op een beperkt aantal locaties inzichtelijk. Om<br />
een goede uitspraak te kunnen doen over het al dan niet afgraven van percelen en het risico<br />
op algenbloei is nader onderzoek noodzakelijk. Speciale aandacht verdienen hierbij botanisch<br />
waardevolle graslanden.<br />
• Het is niet geheel duidelijk of het onderwerken van de voedselrijke bovenlaag in de Alloijzen- of<br />
Bovenpolder voldoende is om nalevering van fosfaat te voorkomen. Cruciaal hierin is hoe het<br />
grondwater stroomt na peilopzet en of er kwel optreedt vanuit de rivier of vanuit het Noorderdiep<br />
en in hoeverre hiermee fosfaten worden aangevoerd.<br />
Water<br />
• De nalevering van nutriënten uit de bodem en de nutriënten uit het inlaat en kwelwater geven<br />
reden tot zorg over de waterkwaliteit. Witteveen & Bos en Onderzoekscentrum B-Ware hebben<br />
een voorstudie gedaan naar de waterkwaliteitsproblemen. Zij constateerden dat de problemen<br />
beheersbaar zijn bij een goede inrichting (diepte, strijklengte, aandeel moeras etc.). Ten<br />
opzichte van dit onderzoek wordt er in het voorliggende VO minder water ingelaten; de overige<br />
nutriëntenstromen zijn vergelijkbaar. De waterkwaliteit van het VO zal dan ook nog beter be-<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong> 75
76<br />
heersbaar zijn. Toch zijn in beide de onzekerheden groot, met name door onzekerheden<br />
in de bodemopbouw, die via kwel uxen doorwerken in de waterbalans. Daarnaast<br />
is onduidelijk wat de nalevering van fosfaat zal zijn in de verschillende deelgebieden.<br />
Aanbevolen wordt eerst deze onzekerheden te verkleinen (door aanvullend bodem- en<br />
grondwateronderzoek) en vervolgens een nieuwe water- en sto enbalans op te stellen.<br />
Zowel op het niveau van de zwemplas als op het niveau van het hele gebied kan een waterkwaliteitsstudie<br />
(biologische kwaliteit en zwemwaterkwaliteit) worden uitgevoerd.<br />
• De strijklengte (en breedte) wordt enigszins overschreden; de strijklengte is vanuit het<br />
zuidwesten nu ongeveer 200 meter. Door vergroting van het oppervlak treedt meer beleving<br />
op van een plas. Doordat de eilanden op hoogste plekken en de omgeving van<br />
de plas zijn begroeid treedt mogelijk windbreking op en zal windwerking die golfslag en<br />
opstuwing veroorzaakt erg worden beperkt. Het e ect van windbreking dient nader te<br />
worden onderzocht, bijvoorbeeld in een ruimtelijk model.<br />
• De waterpeilen gaan in de Alloijzen- of Bovenpolder en de Noorderdiepzone hoger worden<br />
dan in de huidige situatie. Nog onduidelijk is wat het regionale e ect is van deze<br />
peilopzet, zoals op het agrarische deel van de Biesbosch, de bebouwingsstrook langs de<br />
Zeedijk en de Provincialeweg.<br />
• De dimensionering van de kwelsloot in Polder de Biesbosch vereist nader onderzoek.<br />
Hierbij dient te worden onderzocht hoeveel kwel moet worden weggevangen en welke<br />
dimensies de sloot krijgt.<br />
• Nader uitwerken/onderzoeken mogelijkheden van sifon of duiker onder de Provincialeweg<br />
om peilgebied 1 met elkaar te verbinden.<br />
• Herberekening van de benodigde waterberging op basis van nieuwe functies is gewenst.<br />
• Het aanbrengen van vispassages bij stuwen vereist een waterafvoer (30-50 l/s). Of dit<br />
‘lekkageverlies’ is te compenseren met bijvoorbeeld een windmolen (bv. Bosman of vergelijkbaar)<br />
in tijden van de vistrek dient nader te worden onderzocht.<br />
Landschap en cultuurhistorie<br />
• De archeologische waarden zijn gebaseerd op bureauonderzoek. Een verkennend veldonderzoek<br />
biedt een beter beeld van de archeologische waarden op de plekken waar<br />
gegraven wordt. Op basis van dit onderzoek kan een uitvoeringsstrategie worden opgesteld.<br />
Alvorens een veldonderzoek kan worden uitgevoerd, dient eerst het de nitieve<br />
inrichtingsplan gereed te zijn.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Recreatie<br />
• Om een gevoel van samenhang te creëren, is het van belang dat de bruggen ondanks het verschil<br />
in functie gelijkenis met elkaar tonen. Dit kan tot uiting worden gebracht in materiaalgebruik,<br />
hoofdvormgeving, kleurgebruik en /of detaillering. Wij adviseren om de bruggen in de<br />
vervolgfase nader te laten uitwerken.<br />
• De in dit VO voorgestelde landschappelijke en ruimtelijke inrichting van de recreatieplas en het<br />
recreatief knooppunt Knoop in ‘t Land (recreatiebos) verdient nog nadere uitwerking. Met behulp<br />
van burgerparticipatie zal daar invulling aan worden gegeven. Speci ek aandachtspunt bij<br />
de uitwerking van de recreatieplas is het aspect (zwem)waterkwaliteit. Aandachtspunt bij de uitwerking<br />
van het recreatiebos is de mogelijkheden voor inpassing van intensieve en spannende<br />
recreatievormen (buitensporten) waardoor de motiefgroep ‘uitdagingszoeker’ nadrukkelijker<br />
worden bediend.<br />
• Nadere uitwerking van de recreatieve inrichting, waarbij onderscheid wordt gemaakt in een<br />
basisinrichting (binnen 1-3 jaar) en een aanvullende inrichting die op termijn (3-10 jaar) plaatsvindt.<br />
De aanvullende inrichting zal in belangrijke mate worden afgestemd op de ontwikkelingen<br />
(gebruik, behoefte e.d.) die het gebied doormaakt.<br />
Infrastructuur<br />
• Aanvullend onderzoek naar mogelijkheden en onmogelijkheden op kabel- en leidingstroken.<br />
Nadere afstemming met leidingbeheerders is van groot belang.<br />
• De Provincialeweg is door de gemeente aangewezen als gebiedsontsluitingsweg waar 80 kilometer<br />
per uur mag worden gereden. De in het VO opgenomen verkeersremmende maatregelen<br />
in de vorm van plateaus passen bij een erftoegangsweg waar 60 km/u gereden mag worden. Het<br />
principe van de plateaus is akkoord, maar er moet wel altijd een goede balans blijven die vier seizoenen<br />
lang acceptabel is. Dat betekent dat er niet alleen gekeken moet worden naar verkeerstechnische<br />
oplossingen, maar ook naar de poortfunctie. Als weggebruiker moet je beleven dat<br />
je een bijzonder gebied doorsnijdt. Nadere uitwerking van de inrichting van de Provincialeweg<br />
ter hoogte van recreatief knooppunt Knoop in ‘t Land is derhalve gewenst.<br />
• Nadere uitwerking (recreatieve) verkeersstromen (regionaal en lokaal) in een verkeersplan. Speci<br />
eke aandacht voor routing en knelpunten.<br />
Diversen<br />
• Het is van belang om, in relatie tot de gestelde doelen, de mogelijkheden voor het oplossen van<br />
het grondoverschot (gesloten grondbalans) aan te geven. In dit kader is het wenselijk om de<br />
kansen voor het afzetten van grond buiten het plangebied (bijvoorbeeld in het blijvend agrarisch<br />
gebied in Polder De Biesbosch of in projecten in de omgeving) te inventariseren en te benoemen.<br />
• Onderzoek naar de risico’s van de huidige milieukwaliteit van de bodem voor de toekomstige<br />
inrichting en het grondstromenplan.<br />
• Als aandachtspunt voor de nadere uitwerking kan ook de inventarisatie van verdachte locaties<br />
(wegen, kavelpaden, dammen, erven etc) worden genoemd.<br />
• In dit VO wordt stilgestaan bij verschillende aspecten, waarbij met name natuur, water en recreatie<br />
een belangrijke rol spelen. Met name de natuurwaarden en het daarop afgestemde natuurlijk<br />
peilbeheer zal intensief worden gemonitord. Op basis van de (tussen)resultaten van het<br />
monitoringsprogramma is bijvoorbeeld bijstelling van de peilen mogelijk.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
77
78<br />
7.3 Beheer en onderhoud<br />
Uitgangspunten<br />
De algemene doelstelling is dat het gebied na inrichting onderhoudsarm dient te zijn.<br />
Dit betekent dat gestreefd dient te worden naar een minimaal beheer op een zodanige<br />
wijze dat successie leidt tot de gewenste natuurdoeltypen. Dit is alleen te bereiken<br />
door te zorgen voor een goede uitgangssituatie in combinatie met een overgangsbeheer<br />
in de eerste jaren. Het overgangsbeheer richt zich vooral op het voorkomen van<br />
wilgenopslag en het stimuleren van rietontwikkeling. Dit kan door gebruik te maken<br />
van bestaande groeiplaatsen van riet, in combinatie met inzaai of aanplant. Hiervoor<br />
wordt zoveel mogelijk lokaal riet gebruikt, bijvoorbeeld dat bij verbreding van kreken<br />
vrij komt. Bij een abrupte opzet van het waterpeil zou een groot deel van bestaande<br />
riet afsterven. Daarom is gekozen voor een gefaseerd en geleidelijk opzetten van de<br />
waterstand, waarmee kan de ontwikkeling van riet gestuurd worden. Hiermee zijn in<br />
andere gebieden, zoals bijvoorbeeld de Groene Jonker (Nieuwkoop) goede resultaten<br />
bereikt. Mogelijk moeten droge delen eerst ingezaaid worden met gras om opslag van<br />
wilgen in het stadium direct na aanleg te voorkomen. De grasvegetaties worden bij het<br />
geleidelijk opzetten van het waterpeil over meerdere jaren op termijn vervangen door<br />
riet. Doordat de geleidelijke opzet van de waterstand de ontwikkeling van het riet volgt,<br />
wordt tevens voorkomen dat er in de beginjaren grote waterplassen ontstaan, die vervolgens<br />
moeilijk dichtgroeien. Omdat de ontwikkelingen in hoge mate afhankelijk zijn<br />
van onvoorspelbare factoren als klimaat en vestiging van riet, moet dit proces in nauw<br />
overleg tussen de waterbeheerder (WSHD) en de natuurbeheerder (SBB) plaatsvinden.<br />
Het zal naar verwachting ongeveer tien jaar duren voordat het eindbeeld (en de eindwaterstand)<br />
is bereikt. Gedurende deze periode moeten ongewenste ontwikkelingen worden<br />
tegengegaan door waterbeheer of natuurbeheer. Het eindbeeld is een duurzaam<br />
en zelfregulerend ecosysteem, waarbij de beheersintensiteit fors omlaag kan.<br />
figuur 7.1: principe ontwikkeling: oplevering - na 2-5jaar - eindbeeld (van boven naar beneden)<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
CONCEPT BEHEERRAMING <strong>ABEN</strong><br />
Bepaling jaarlijkse beheerkosten<br />
Totaaloppervlakte 462,00<br />
normkosten totaal<br />
Natuur NBL (Staatsbosbeheer) eenheid prijs bedrag<br />
04.02 zoete plas (ondiep water) 12,00 ha 100,39 1.204,68<br />
05.01 moeras 234,00 ha 840,94 196.779,96<br />
10.02 vochtig hooiland 8,00 ha 1.440,31 11.522,48<br />
12.03 glanshaverhooiland (incl. leidingstroken) 22,00 ha 757,84 16.672,48<br />
14.01 rivier- en beekbegeleidende bossen 69,00 ha 74,35 5.130,15<br />
14.03 haagbeuk- en essenbos 50,00 ha 97,53 4.876,50<br />
R3 recreatie Opengesteld Plus 395,00 ha 177,82 70.238,90<br />
Recreatie (Parkschap NP De Biesbosch)<br />
R4 recreatie RodS - Knoop in het Land (bosgebied + recreatieplas) 67<br />
Infrastructuur (gemeente <strong>Dordrecht</strong>)<br />
fietspaden verhard, asfalt 3,0 m1 breed (excl. bermen) 9.790<br />
Beheerders<br />
subtotaal 306.425,15<br />
ha 4.907,00 328.769,00<br />
subtotaal 328.769,00<br />
m1 2,55 24.964,50<br />
subtotaal 24.964,50<br />
Watersysteem (waterschap Hollandse Delta) PM<br />
subtotaal <br />
-<br />
Jaarbedrag exclusief BTW 635.194,15<br />
+ BTW 19% 19% 120.686,89<br />
Jaarbedrag inclusief BTW 755.881,04<br />
gemiddeld totaal per ha areaal per jaar 1.636,11<br />
tabel 7.1: concept beheerraming<br />
In het raamplangebied worden de volgende beheerders actief: Staatsbosbeheer, Natuur- en Recreatieschap<br />
De Hollandse Biesbosch, waterschap Hollandse Delta en de gemeente <strong>Dordrecht</strong>.<br />
De hoofdlijnen voor een verdeling van eigendom beheer en onderhoud zien er als volgt uit:<br />
• Staatsbosbeheer gaat de gebieden beheren die het karakter hebben van min of meer aaneengesloten<br />
bos- en natuurgebied. De recreatievoorzieningen in deze gebieden, die passen binnen<br />
de tussen het ministerie van LNV en Staatsbosbeheer overeengekomen recreatiedoel-typen,<br />
maken onderdeel uit van dit beheer;<br />
• Het Natuur- en Recreatieschap neemt het beheer c.q. de beheerskosten voor zijn rekening van<br />
voorzieningen in de bossen en natuurgebieden die qua voorzieningenniveau uitstijgen boven<br />
de tussen LNV en Staatsbosbeheer overeengekomen recreatiedoeltypen;<br />
• Het Natuur- en Recreatieschap gaat de gebieden beheren met intensieve recreatiefuncties en<br />
de gebieden waar ontwikkelingen voorzien worden met een belangrijke inbreng voor private<br />
partijen (bijv. horeca, recreatievoorzieningen e.d.);<br />
• Het waterschap heeft het (juridische) beheer van alle wateren. Het onderhoud van de verschillende<br />
watergangen ligt bij de onderhoudsplichtige: (hoofdwatergangen het waterschap, dijksloten<br />
het waterschap, wegsloten de wegbeheerder en overige watergangen de aanliggende<br />
eigenaren).<br />
• <strong>Gemeente</strong> <strong>Dordrecht</strong> beheert enkele etspaden in het buitengebied.<br />
• De algemene doelstelling is dat het gebied na inrichting onderhoudsarm dient te zijn. Dit betekent<br />
dat gestreefd dient te worden naar een minimaal beheer op een zodanige wijze dat successie<br />
leidt tot de gewenste natuurdoeltypen.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
79
Nieuwe Dordtse Biesbosch<br />
8<br />
Beeldkwaliteitplan<br />
Ten behoeve van ter visie legging Ontwerp-Bestemmingsplan De Nieuwe Dordtse Biesbosch, juni 2009<br />
80<br />
Beeldkwaliteitsplan<br />
1<br />
Overzicht gebruikte<br />
literatuur en bronnen<br />
Anonymus, 2001. Handboek robuuste verbindingen. Ecologische randvoorwaarden.<br />
Alterra / LNV, Wageningen.<br />
Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal & F.J. van Zadelhoff,<br />
2001. Handboek Natuurdoeltypen. Tweede, geheel herziene editie. Rapportnummer<br />
2001/020. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Expertisecentrum LNV,<br />
Wageningen.<br />
Berendsen, H.J.A, ‘Landschappelijk Nederland’, 2005<br />
Boudewijn, T.J., E.J.F. de Boer, R.J.W. van de Haterd & S.M. Veen, 2002. Hoogwaardige natuur<br />
bij IJsselmonde. Analyse van inrichtingsconcepten. Bureau Waardenburgrapportnr<br />
01-117, i.o.v. Provincie Zuid-Holland Culemborg.<br />
Boudewijn, T.J., F.J. van der Linden, E.J.F. de Boer & E.O.A.M. de Swart, ‘Hydro-ecologische<br />
systeemanalyse Eiland van <strong>Dordrecht</strong>’ , Bureau Waardenburg / IWACO, 1999.<br />
Brongers, M., R. Jalving & I. Bax, 1997, ‘De vegetatie van een deel van het Stragisch<br />
Groenproject ‘Eiland van <strong>Dordrecht</strong>” in 1997’, A&W-rapport 160. Altenburg & Wymenga,<br />
Veenwouden.<br />
Dienst Landelijk Gebied, ‘Raamplan Eiland van <strong>Dordrecht</strong>, Strategisch Groenproject<br />
Eiland van <strong>Dordrecht</strong>’, december 2006<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Dienst Landelijk Gebied, ‘Raamplan Eiland van <strong>Dordrecht</strong>, Strategisch Groenproject Eiland van<br />
<strong>Dordrecht</strong>’, december 2006<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Dordrecht</strong>, Sector Stadsontwikkeling, ‘Uitvoeringsprogramma Stedelijke Ecologische<br />
Structuur <strong>Dordrecht</strong> 2009-2013’, 2008.<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Dordrecht</strong>, dienst Stadsontwikkeling, ‘Ontwerp-bestemmingsplan “Nieuwe Dordtse<br />
Biesbosch’, juni 2009<br />
Haan, A., R. Haan, N. Smits & L. Veen, ‘Het Strategisch Groenproject Eiland van <strong>Dordrecht</strong> en de<br />
Natuurwetgeving (Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998, Ecologische Hoofdstructuur)’,<br />
Rapport W271. Natuur-Wetenschappelijk Centrum, <strong>Dordrecht</strong>, 2008.<br />
Kemmers, R.H., P.C. Jansen & S.P.J. van Delft, 2001. Waterbeheer en indirecte eutrofiëring. Effecten<br />
op het Weidekervelgrasland (Sanguisorbo-Silaetum) in de Hengstpolder nabij Sliedrecht.<br />
Alterrra-rapportnr 413, Wageningen.<br />
Krijgsveld, K.L., R.R. Smits & J. van der Winden, 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels.<br />
Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Rapport08-173. Bureau Waardenburg,<br />
Culemborg.<br />
Landschapsbeheer Nederland, ‘Atlas cultuurhistorische objecten IJsselmonde en Eiland van<br />
<strong>Dordrecht</strong>’, 2009<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong> 81
82<br />
Lensink, R., P.W. van Horssen & J. de Fouw, 2010. Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-<br />
Holland. Hoofddocument bij zeven regoplannen. Rapport 09-115. Bureau Waardenburg,<br />
Culemborg.<br />
Lola en <strong>Gemeente</strong> <strong>Dordrecht</strong>, ‘Beeldkwaliteitsplan Nieuwe Dordtse Biesbosch’, juni<br />
2009<br />
OD205, ‘Eiland van <strong>Dordrecht</strong> en Merwelanden’<br />
Tauw, ‘Onderzoek kabels en leidingen Nieuwe Dordtse Biesbosch’, 8 december 2009<br />
Verbeek, R.G. & J. van der Winden, 2010. Randvoorwaarden voor optimaal moeras in<br />
Polder Groot Mijdrecht Noord-Oost. Rapport 09-173. Bureau Waardenburg, Culemborg.<br />
Verdonschot, P.F.M., 2009. Verkenning van de steekmuggen- en knuttenproblematiek<br />
bij klimaatverandering en vernatting. Alterrarapportnr 1856, Wageningen.<br />
Visscher, H.A., ‘Het landschapspark Buitendordt’,<br />
Waterschap de Groote Waard, ‘Toelichting op het peilbesluit voor het gemaal van het<br />
bemalingsgebied Johan Vis’, december 1999<br />
Waterschap Hollandse Delta en Dienst Landelijk Gebied, ‘Ecohydrologisch onderzoek<br />
Nieuwe Dordtse Biesbosch’, 2009<br />
Waterschap Hollandse Delta, ‘Definitieve Waterbeheersplan’, vastgesteld op 26 november<br />
2009<br />
Weeda, E.J., 1991. Het Sanguisorbo-Silaetum ex Hundt 1964 en verwante graslandvegetaties<br />
in het midden-Nederlandse rivierengebied. Stratiotes 3:3-32.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Websites<br />
www.geo.zuid-holland.nl<br />
www.AHN.nl<br />
Alterra, Bodemkundig informatiesysteem http://www.bodemdata.nl<br />
www.waarneming.nl<br />
Geoportaal waterschap Hollandse Delta: http://www.wshd.nl/partners/geoportaal<br />
Alterra, 2010. Landelijke vegetatie databank. www.synbiosys.alterra.nl/lvd (met uit dit gebied<br />
vooral gegevens uit 1970-1980 van de Provincie Zuid-Holland).<br />
Overige bronnen<br />
<strong>Gemeente</strong>lijke archeologische verwachtingskaart (2009)<br />
Ongepubliceerde waarnemingen R. Verbeek<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
83
84<br />
Kop van ´t Land 1625<br />
Bijlage A<br />
Gebiedskarakteristiek<br />
Wordingsgeschiedenis en bodem<br />
<strong>Dordrecht</strong> heeft een ingewikkelde geologische ontstaansgeschiedenis. Rond het begin<br />
van de jaartelling bestond het gebied uit veenlandschap waar rivieren als de Maas naar<br />
de zee doorheen stroomden. Door overstromingen uit zee werd afwisselend klei en<br />
veen (o.a. Hollandveen) afgezet. Het totale gebied behoort volgens Berendsen (2005)<br />
tot de fysisch geografische regio van het Zuidwestelijk Zeekleigebied.<br />
De rond 1300 aanwezige veenbodem, doorsneden door rivieren en veenstromen, werd<br />
tijdens de Sint Elisabethsvloed in 1421 op sommige plaatsen weggespoeld. Op de veenrestanten<br />
ontstonden door aanslibbingen klei- en zandruggen waardoor een klei-opveenlandschap<br />
met stroomgordelafzettingen in de ondergrond is ontstaan. Op veel<br />
plekken ligt de komklei die in de Middeleeuwen is afgezet op het veen nog onaangeroerd<br />
aan de oppervlakte.<br />
Het gebied viel op twee manieren droog, door opwassen en door aanwassen. Aanwassen<br />
ontstonden daar, waar sedimentatie plaats vond aan bestaand land, namelijk de<br />
oude stadskern van <strong>Dordrecht</strong>, de Noorddijk van de vroegere waard en de Alloijzen-<br />
of Bovenpolder. Opwassen ontstonden doordat door sedimentatie platen worden gevormd,<br />
die later langdurig droogvielen, zoals de driehoek Willemsdorp-Cannemanspolder-Krabbepolder,<br />
de polder de Biesbosch en aangrenzende buitendijkse gronden en de<br />
Merwelanden. Verschillen tussen opwassen en aanwassen zijn dat opwassen onderling<br />
gescheiden worden door water en kleiner en minder strak van inrichting zijn dan aanwassen.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Eerste Biesbosch Mijlpaal<br />
Vóór de Elizabethvloed maakte het gebied deel uit van De Groote Waard. De (her)inpoldering<br />
van het eiland van <strong>Dordrecht</strong> is begonnen rond 1600. De eerste polder was in 1603 gereed, ’t<br />
Oude Land van Dubbeldam. Tot de jaren ’20 van de vorige eeuw werd het land stukje bij beetje<br />
teruggewonnen op het water. De huidige dijkenstructuur met veel dijken op korte afstand van<br />
elkaar en de schenkelkaden zijn stille getuigen van dit proces. Polder De Biesbosch was tot<br />
voor kort nog een zoetwatergetijdegebied, resten van getijdenkreken zijn nog zichtbaar in de<br />
polder. Deze polder is pas in 1926 ingepolderd. Het totale gebied is daarna nogmaals getroffen<br />
door de overstroming van 1953 . Alle deelgebieden bevinden zich op jonge rivierkleiontginningen.<br />
De bodem in het projectgebied bestaat uit kalkrijke poldervaaggronden. Vaaggronden worden<br />
gekenmerkt door het ontbreken van de B-horizont. Hier hebben na de sedimentatie geen bodemvormende<br />
processen meer plaatsgevonden. De textuur verschilt van zware zavel rondom<br />
de oude kreken tot zware klei op enige afstand van de kreken. De gronden zijn vruchtbaar en<br />
hebben een goed vochtleverend vermogen.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong> 85
86<br />
Ruimtelijke opbouw<br />
De Noorderdiepzone is zeer open met weidse uitzichten en wordt begrensd en doorsneden<br />
door de Zeedijk en de Zuidbuitenpoldersekade. De verkaveling staat haaks op<br />
de Zeedijk.<br />
Het hoog opgaande bos De Elzen contrasteert met de openheid van de Noorderdiepzone.<br />
Langs de Zeedijk liggen twee percelen met bos en rietland die massa geven aan een<br />
verder vrij open ruimte. Kenmerkend voor het Eiland van <strong>Dordrecht</strong> zijn de laanbeplantingen<br />
op de Dijken. De Alloijzen- of Bovenpolder is een grootschalige en langgerekte<br />
aanwas aan het oude land. Het is een relatief open polder met een verkavelingsrichting<br />
vanuit de Zuidendijk.<br />
Hoogteligging<br />
figuur A.1: Hoogtekaart (bron: AHN)<br />
Van de schenkelkade die de Zuidbuitenpolder en de Hania’s polder scheidde bleef het<br />
tracé nog herkenbaar. In de Zuidbuitenpolder zijn enkele bochtige sloten restanten van<br />
smalle kreken. Ze geven nog een duidelijk beeld van de geomorfologische gesteldheid,<br />
die het gebied van de polder vlak voor zijn bekading kenmerkte. Een van de kreekjes is<br />
vanuit de Zeedijk over grote lengte te overzien.<br />
Kop van ’t Land is een markante plek. De lijnen van het landschap, zoals dijken, kreken,<br />
wegen en bomenrijen komen hier samen.<br />
De laagste gedeelten van het plangebied liggen in Alloijzen- of Bovenpolder en de Hania’s<br />
Polder. De maaiveldhoogtes liggen hier grotendeels onder of rond NAP. Het oostelijk<br />
deel van de Noorderdiepzone is hoger gelegen tot wel één meter boven NAP.<br />
Cultuurhistorie en archeologie<br />
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (kortweg CHS) geeft een overzicht<br />
van het cultureel erfgoed in Zuid-Holland op de thema’s archeologie, landschap en nederzetting.<br />
Zowel de kenmerken (wat is het?) als de waarden (wat is het belang ervan?)<br />
zijn in kaart gebracht. Overblijfselen die nog voldoende herkenbaar zijn als een kenmerk<br />
van de regionale bewonings- en ontginningsgeschiedenis zijn op kaart gezet en<br />
gewaardeerd. Wat betreft de historischcultuurlandschappelijke objecten zijn de gegevens<br />
in de ‘Atlas cultuurhistorische objecten IJsselmonde en Eiland van <strong>Dordrecht</strong>’ (raad-<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
pleegbaar via Bureau Monumentenzorg en Archeologie van de gemeente <strong>Dordrecht</strong>) en het<br />
rapport ‘Het landschapspark Buitendordt’ het meest gedetailleerd. De informatie is aangevuld<br />
met gegevens uit het ‘Ontwerp-bestemmingsplan Nieuwe Dordtse Biesbosch’ en het ‘Beeldkwaliteitsplan<br />
Nieuwe Dordtse Biesbosch’. In het nieuwe bestemmingsplan zullen de historische<br />
cultuurlandschappelijke waarden integraal worden opgenomen. Wat betreft de archeologische<br />
waarden wordt de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart (inclusief het rapport ‘Stad<br />
en slib’) gehanteerd, boven de archeologische kaarten van de CHS. Deze is raadpleegbaar via<br />
Bureau Monumentenzorg en Archeologie van de gemeente <strong>Dordrecht</strong>. In de maak is nog een<br />
beleidswaardenkaart die straks leidend zal zijn. Het gemeentelijk archeologisch beleid wordt<br />
echter al conform deze kaart uitgevoerd via het bestemmingsplan.<br />
Op inventarisatiekaart 5 achter tabblad 1d van de productenmap staan onderstaande archeologische<br />
en cultuurhistorische kenmerken en waarden weergegeven.<br />
Archeologische kenmerken en waarden<br />
De verschillende polders bestaan uit een mengeling van komafzettingen en geulafzettingen<br />
(stroomgordels). Elzen-Noord ligt geheel op komgronden en in de rest van het gebied wisselen<br />
komgronden en geulafzettingen elkaar af. De komafzettingen zijn ongeveer vanaf de Middeleeuwen<br />
bewoond. Ter plaatse van geulafzettingen kunnen bewoningssporen worden aangetroffen<br />
vanaf Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd en plaatselijk vanaf het Neolithicum.<br />
In de noordoosthoek van de Noorderdiepzone loopt een brede strook met een zeer grote kans<br />
op archeologische sporen. Het betreft hier een oude rivierloop. Tevens zijn hier en in de andere<br />
polders diverse locaties met een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. Voor de<br />
oudere, prehistorische stroomgordels geldt dat de sporen zo diep onder maaiveld zitten dat ze<br />
geen invloed hebben op het inrichtingsplan. Sporen van de Dubbel en het Oude Maasje kunnen<br />
wel dicht onder het oppervlak worden aangetroffen. In de Elzen-Noord is de kans klein dat<br />
archeologische waarden worden aangetroffen.<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
figuur A.2: Archeologische verwachtingskaart <strong>Gemeente</strong> <strong>Dordrecht</strong><br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
87
88<br />
Landschappelijke kenmerken en waarden<br />
In het plangebied liggen meerdere (verstoorde) dijkwielen met een redelijk hoge waarde.<br />
In de Bovenpolder heeft in de 16de en 17de eeuw een grote kooiplas gelegen. Ook<br />
elders in het plangebied waren in het verleden eendenkooien te vinden. Tussen de Alloijzen-<br />
of Bovenpolder en de Noordbovenpolder ligt een in gave staat verkerende rivierdijk<br />
van voor 1945. De Alloijzen- of Bovenpolder en de Noorderdiepzone worden<br />
omsloten door gave poldergrenzen, de Zeedijk en de Zuidbuitenpoldersekade. De poldergrenzen<br />
en dijk hebben een hoge waarde. De zuidgrens van de Noorderdiepzo-ne<br />
wordt gevormd door een in gave staat verkerende hoofdwetering met een zeer hoge<br />
waarde. Langs de Nieuwe Merwede ligt een zone met kazemattenstelling, welke een<br />
redelijk hoge waarde heeft.<br />
Kop van ’t Land is een zogenaamd knooppuntdorp dat zich heeft ontwikkeld rond de<br />
aanlegplaats van het veer. De oorspronkelijke structuur is nog intact en de bebouwing is<br />
redelijk gaaf. De veerstoep met de monumentale bomen en wachthokje zijn cultuurhistorisch<br />
waardevol. Aan de Heerenweg bevindt zich een gemeentelijke monument, het<br />
voormalige waterbedrijf van Dubbeldam, thans in bezit van waterbedrijf Evides.<br />
Overige landschappelijke cultuurhistorische waarden in het plangebied zijn:<br />
• de mijlpaal op het kruispunt van de Oude Veerweg en de Zuidbuitenpolderse kade;<br />
• het elzenbroekbos in de Alloijzenpolder;<br />
• de aardhaalzone in de Alloijzenpolder;<br />
• Kooikil;<br />
• de oude sluis naar de Nieuwe Hania Polder;<br />
• een gebouwencomplex nabij Kop van ’t Land;<br />
• de herdenkingsboom ‘Prins Hendrikboom’;<br />
• diverse kadet-akkers;<br />
• plasjes en restanten van vroegere geulen;<br />
• sluisje met gemetselde duiker;<br />
• betonnen stuw;<br />
• Bosmanmolen (2x);<br />
• relict van een kooibosje nabij de Overtoom;<br />
• de Heerenweg (17de eeuws);<br />
• de Zuidbuitenpoldersekade<br />
• oude structuren van omkadingen;<br />
• twee begroeide wielen;<br />
• dijkkrommingen rond twee oude (droge) wielen.<br />
Watersysteem: grond- en oppervlaktewater<br />
Grondwatersysteem<br />
Het grootste gedeelte van het projectgebied heeft een grondwatertrap VI waarbij de gemiddeld<br />
hoogste grondwaterstand fluctueert tussen de 40 en 80 cm beneden maaiveld<br />
en de gemiddeld laagste grondwaterstand lager is dan 120 cm. De delen waar zware klei<br />
voorkomt, waaronder het deel ten zuiden van de Zeedijk, heeft een grondwatertrap V<br />
waarbij de gemiddeld hoogste grondwaterstand fluctueert tussen de 25 en 40 cm beneden<br />
maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand lager is dan 120 cm.<br />
De grondwaterstroming in het 1ste watervoerende pakket (13 tot 25 m -mv en bestaande<br />
uit grove, grindhoudende zanden) wordt beïnvloed door polderpeilen en rivierwaterstanden.<br />
De stroming is vooral van rivier naar polder. In de zomer is de waterstand<br />
van de Merwede aanzienlijk lager waardoor de kwelflux naar de polders afneemt.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Oppervlaktewatersysteem<br />
Het projectgebied maakt deel uit de bemalingsgebieden Johan Vis en Staring. Tot het bemalingsgebied<br />
Johan Vis behoren de polders De Biesbosch, Hania’s polder en de Zuidbuitenpolder.<br />
Het totale bemalingsgebied is 1100 ha groot. Het bemalingsgebied heeft vijf peilvakken,<br />
waarvan peilvak 21-5 (polder De Biesbosch) meer dan 80 % van het oppervlak uit maakt van het<br />
bemalingsgebied. Slechts het deel boven het Noorderdiep van deze polder gaat deel uit maken<br />
van het projectgebied. De huidige peilen, ligging oppervlakteverdeling is weergegeven in onderstaande<br />
figuren. Het water wordt uitgeslagen vanuit peilvak 21-5 via gemaal Johan Vis via<br />
het Zuid-Maartensgat op het Hollandsch Diep. De overige peilvakken lozen via stuw of gemaal<br />
op peilvak 21-5.<br />
Tot het bemalingsgebied Staring behoren de polders Alloijzen- of Bovenpolder en een gedeelte<br />
van de Zuidpolder, waarbij alleen het oostelijke deel van de Alloijzen- of Bovenpolder in het<br />
projectgebied valt. De totale polder is 477 ha groot. De polder heeft in de huidig situatie zes<br />
peilvakken (zie onderstaande figuren). De peilvakken 22-2, 22-3, 22-4 en 22-bestaan geheel uit<br />
water. Het overtollige water wordt via gemaal Staring (nabij Kop van ’t Land) uitgeslagen op<br />
de Nieuwe Merwede. Water kan worden ingelaten via het bemalingsgebied Johan Vis door een<br />
persleiding bij het gelijknamige gemaal.<br />
peilvak oppervlakte (ha) peil m t.o.v. NAP landgebruik<br />
Zuid Buitenpolder* (21-1) 87 Vast -1,35 Grasland/akkerbouw<br />
Hania’s Polder* (21-2) 48 Vast -1,50 Grasland/akkerbouw<br />
Tuincentrum* (21-3) 13 Vast -1,35 Grasland/akkerbouw<br />
Elzen Noord* (21-4) 60 Vast -1,20 Grasland/akkerbouw<br />
Polder de Biesbosch* (21-5) 892 ZP/WP -0,70/-1,00 Grasland/akkerbouw<br />
* benaming afkomstig uit ecohydrologische studie<br />
tabel A.1: Overzicht peilvlakken bemalingsgebied Johan Vis<br />
figuur A.3: ligging peilvlakken, maaiveldhoogte en oppervlakteverdeling<br />
bemalingsgebied Johan Vis<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
89
90<br />
Waterkwaliteit<br />
De grondwaterkwaliteit heeft vooral invloed op het watersysteem daar waar sprake is<br />
van kwel. Dit is het geval in de zuidwestelijke rand van polder De Biesbosch en in de polders<br />
ten noorden van de Zeedijk. Beide polders worden beïnvloed door ijzerrijke kwel<br />
met een matige kwaliteit.<br />
De nutriëntengehalten in de Alloijzen- of Bovenpolder zijn relatief hoog. In polder De<br />
Biesbosch zijn lagere gehalten waargenomen en liggen dicht bij de normen. Naast de<br />
kwel en landbouw is de rivier een belangrijke bron voor voedingsstoffen.<br />
peilvak Oppervlakte (ha) peil m t.o.v. NAP landgebruik<br />
Alloijzen- of Bovenpolder*<br />
(22-1) 428<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong><br />
ZP/WP -1,70/-1,90 Grasland/akkerbouw<br />
22-2 2 Vast -1,50 Water<br />
22-3 2 Vast -1,50 Water<br />
22-4
In polder De Biesbosch, deelgebied de Elzen, zijn twee waterlichamen van de KRW aanwezig;<br />
De Viersprong en Kwalgat/Midden Els. Hiervan valt De Viersprong binnen het projectgebied. De<br />
Viersprong is tevens als zwemwater gekarakteriseerd. De actuele toestand van de waterkwaliteit<br />
(fysisch chemisch) is hier matig tot goed.<br />
Op de waterkwaliteitskaart van het waterbeheerplan van het waterschap haalt het waterslichaam<br />
De Viersprong met de STOWA beoordelingssystematiek voor trofie IV (bijna hoogste<br />
niveau) en variant eigen karakter III (middelste niveau) voor opname jaar 2008.<br />
Bij gemaal Staring is ook een meetpunt gesitueerd en hier scoren de sloten op structuur/variant<br />
eigen karakter en trofie/saprobie beide III. Dit betekent dat gemiddeld genomen er een redelijk<br />
tot goede ecologische waterkwaliteit aanwezig is.<br />
Voor de typering van de fysisch chemische waterkwaliteit zijn meetgegevens bekend van chloride,<br />
stikstof en fosfaat. Chloride heeft in 2008 een waarde van
92<br />
De natuurwaarden van de wateren zijn in hoge mate afhankelijk van het hydrologisch<br />
systeem. In de Bovenpolder Zuid en Noord is volgens modelberekeningen sprake van<br />
kwel, evenals in de zuidkant van de Hania’s polder en in de Cannemanspolder. De Zuidbuitenpolder<br />
staat als kwelneutraal aangegeven, terwijl de Noorderdiepzone als infiltratiegebied<br />
staat weergegeven. Bij een vegetatiekartering in 1997 werden juist veel<br />
kwelindicatoren en waterplanten die duiden op water met een grondwaterachtig karakter<br />
in de Zuidbuitenpolder vastgesteld. Ook werden hier op enkele plaatsen lokale<br />
kwelverschijnselen geconstateerd. Op enkele plaatsen in Noordbovenpolder werden<br />
ook kwelindicatoren aangetroffen evenals in de Noorderdiepzone. In de Hania’s polder<br />
en de Cannemanspolder werden geen kwelindicatoren vastgesteld, terwijl er zelfs geen<br />
waterplanten voorkwamen van voedselarm tot matig voedselrijk water. Wel kwamen in<br />
de Cannemanspolder lokaal soorten van helder, voedselrijk water voor. Dit laatste geldt<br />
ook voor de Noorderdiepzone. Bij de kartering in 1997 hadden de meeste sloten in de<br />
Hania’s polder en de Cannemanspolder een diepte van minder dan 30 cm.<br />
Voor vleermuizen zijn de polders van beperkt belang als foerageergebied voor gewone<br />
dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis. Lijnvormige<br />
structuren zoals de Zeedijk en bomenrijen langs wegen worden gebruikt als<br />
migratieroute. Over het gebruik van gebouwen als zomer- en winterverblijf voor vleermuizen<br />
zijn geen gegevens. Net buiten het plangebied zijn waterspitsmuis en noordse<br />
woelmuis aangetroffen, die het gebied na inrichting kunnen koloniseren. Ook de spindotterbloem<br />
komt buiten het plangebied voor .<br />
Recreatie en toerisme<br />
Het plangebied is voor Dordtenaren een belangrijk uitloopgebied waar vooral veel<br />
wordt gefietst. Een doorgaand vrijliggend fietspad verbindt Willemsdorp met Kop van<br />
’t Land. Er zijn echter nauwelijks vrijliggende fietspaden die het lange fietspad langs de<br />
Nieuwe Merwede en de Biesbosch met de woongebieden verbinden. Het bos De Elzen<br />
biedt mogelijkheden voor wandelen, voor (beperkt) zwemmen, er is een horecagelegenheid<br />
en een accommodatie van de Natuur- en Vogelwacht. Ook is hier een aantal<br />
(in slechte staat verkerende) ruiterpaden aanwezig. Door de vele maneges en pensionstallen<br />
in de omgeving is de vraag naar ruitervoorzieningen groot. Bij Kop van ’t Land<br />
is een horecavoorziening aanwezig.<br />
Bodem en milieu<br />
Voor wat betreft de milieukundige kwaliteit van de bodem is er onderscheid in twee verschillende<br />
zones. De grens tussen beide zones is op de kaart in de bijlage weergegeven,<br />
door middel van een rode lijn. De nummers van de hierna genoemde zones komen uit<br />
de bodemkwaliteitskaart van de gemeente.<br />
Zone 2 betreft de noordzijde van het plangebied van de Nieuwe Dordtse Biesbosch<br />
(NDB). In de bodemkwaliteitskaart heet deze zone “buitengebied” en de grond is gemiddeld<br />
schoon.<br />
Zone 21 betreft de zuidzijde van de NDB. In de bodemkwaliteitskaart heet deze zone<br />
“Polder De Biesbosch” en de grond is hierin heterogeen verontreinigd (licht, matig en<br />
sterk).<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Spindotter<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
93
94<br />
Achtergronden/historie van de verontreinigingen in het plangebied<br />
De polder betreft een voormalig buitendijks terrein met veel kreken, dat omstreeks 1930<br />
is ingepolderd. Met name in de oude kreken is sterk verontreinigde grond aanwezig. De<br />
oorzaak hiervan kan zijn de kwaliteit van afzettingen in het verleden of de kwaliteit van<br />
het gebruikte dempingsmateriaal ten tijde van de inpoldering. Het verschil in bodemkwaliteit<br />
tussen voormalige kreken en voormalige tussenliggende stroken grond is niet<br />
waarneembaar. Ook is inmiddels bekend dat niet alle grond in de kreken in dezelfde<br />
mate verontreinigd is. Er komt naast sterk verontreinigde grond ook veel licht en matig<br />
verontreinigde grond voor. Er is door de Milieudienst Zuid-Holland Zuid (MDZHZ) een<br />
schets gemaakt, waar de kreken hebben gelopen en er is een schets waarop het globale<br />
verontreinigingspatroon is weergegeven.<br />
Consequenties van de aangetroffen verontreiniging<br />
De aanwezigheid van verontreinigde grond heeft een aantal gevolgen voor de planvorming.<br />
In deze tussentijdse rapportage worden er reeds enkele genoemd:<br />
1. Het is niet mogelijk dat grond vanuit de ene zone wordt verplaatst naar de<br />
andere zone.<br />
2. Het verplaatsen van grond binnen zone 21 wordt eveneens maatwerk. De<br />
MDZHZ geeft voor-alsnog geen toestemming om binnen dit terreindeel (wil<br />
lekeurig) grond te verplaatsen. Vooralsnog wordt er van uit gegaan dat de<br />
bodemkwaliteit binnen deze zone dermate heterogeen is, dat er nog veel<br />
aanvullende gegevens over de bodemkwaliteit zullen moeten worden verza<br />
meld om een goed grondstromenplan te kunnen maken.<br />
3. Het werken met bestaande grond in zone 21 zal worden aangemerkt als een<br />
bodemsanering, in verband met de aanwezigheid van sterk verontreinigde<br />
grond. Dit heeft flinke consequenties voor te volgen procedures en te hante<br />
ren veiligheidsmaat-regelen op het werk.<br />
4. Er is sprake van een herinrichting van het terrein. Voor de nieuwe bestemmin-<br />
gen (waaronder natuur en recreatie) zal een zeer goed onderbouwde<br />
risicobeoordeling moeten worden opgesteld. Het is zeer wel denkbaar dat<br />
nieuwe bestemmingen niet (of pas na het treffen van maatregelen) kunnen<br />
worden gerealiseerd als gevolg van de verontreinigingen.<br />
Acties/mogelijkheden/overwegingen:<br />
a. Opstellen grondstromenplan: maken van een inschatting van de benodigde<br />
grondstromen, gewenste verdiepingen en gewenste ophogingen.<br />
b. Graafwerk en verdieping liever in noordelijke deel, ophogingen liever in<br />
zuidelijke deel.<br />
c. Wellicht aanvullende actie om gedetailleerd inzicht te krijgen in bodemkwali-<br />
teit zuidelijke deel (raster van boringen), als graafwerk/verdieping in zuidelij-<br />
ke deel noodzakelijk is.<br />
Infrastructuur<br />
De pont tussen Kop van ’t Land en Werkendam wordt intensief gebruikt door recreatieverkeer,<br />
woon-werkverkeer en landbouwverkeer. Als gevolg hiervan staat er regelmatig<br />
een file op de Provinciale weg.<br />
Een snelle en efficiënte verbinding tussen het landbouwgebied van <strong>Dordrecht</strong> en de<br />
Hoeksche Waard wordt gemist. Het huidige landbouwverkeer maakt veelal gebruik van<br />
de smalle Wieldrechtse Zeedijk waardoor conflicten ontstaan met het langzaam verkeer.<br />
Bovendien ontstaat ter hoogte van de kruising met het spoor een gevaarlijke situatie.<br />
Aan de hand van de resultaten van diverse onderzoeken heeft de gemeente <strong>Dordrecht</strong><br />
besloten dat een alternatieve route moet worden aangelegd tussen de Oude Veerweg,<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
de Zanddijk en de Vlaakweg. De Wieldrechtse Zeedijk kan hierdoor grotendeels autoluw worden<br />
gemaakt.<br />
Kabels en leidingen<br />
Over het Eiland van <strong>Dordrecht</strong> lopen grote transportleidingen als ruw- en drinkwaterleidingen<br />
en een stikstofleiding. De aanleg van een zware gasleiding van Wijngaarden naar Klundert is in<br />
2010 in volle gang. Daarnaast lopen in de wegbermen distributieleidingen van gas, water, elektra<br />
en dergelijke. Ook loopt er een hoogspanningsleiding door het gebied.<br />
Beheerders<br />
De volgende netbeheerders hebben een belang in het gebied:<br />
• Stedin elektriciteit, gas lage druk, gas hoge druk<br />
• Gasunie gas hoge druk<br />
• Evides ruwwater, bronwater<br />
• Air Liquide stikstof hoge druk<br />
• KPN telecommunicatie<br />
• TenneT hoogspanning<br />
In het rapport van Tauw staan de kenmerken van de leidingen nader beschreven. Ook is verwoord<br />
welke eisen de netbeheerders stellen aan de nieuwe inrichting. Hierbij kan worden gedacht<br />
aan het bereikbaar blijven van leidingen, drukstations en afsluiters, het respecteren van<br />
de beschermingszone, de wijze van graven nabij een leiding, etc.<br />
Uitgangpunten<br />
De oevers langs het Noorderdiep worden vergraven en aan de zuidzijde wordt een nieuwe kade<br />
aangelegd. Tussen de kade en het Noorderdiep komen houtwallen. De oevers van de Overtoom<br />
worden vergraven.<br />
Hoogspanning (TenneT)<br />
Pal aan de noordoever van het Noorderdiep staat een hoogspanningsmast. Aan de zuidzijde<br />
staat een mast op circa 95 meter afstand. Op korte afstand van de noordoever van de Overtoom<br />
staat ook een mast. De beschermingszone heeft een breedte van 75 meter, maar is feitelijk breder<br />
doordat de zone het Noorderdiep en de Overtoom niet haaks kruist.<br />
Eisen die TenneT stelt en die van invloed kunnen zijn op het <strong>ontwerp</strong> voor het Noorderdiep en<br />
de Overtoom zijn de volgende:<br />
• beplantingen moeten op de door TenneT aangegeven hoogte worden gehouden. Dit betreft<br />
een lengte van 300 meter langs het Noorderdiep waar mogelijk de houtwallen niet gerealiseerd<br />
kunnen worden.<br />
• indien binnen 30 meter van de mastvoeten aanpassingen aan het maaiveld worden gemaakt<br />
dan dient middels berekening worden aangetoond dat dit geen nadelige invloed heeft op de<br />
stabiliteit van de masten. Dit betreft de 2 masten die direct langs de oever staan. Graafwerk aan<br />
de oever moet binnen de 30 meterzone beperkt worden of om moeilijkheden te vermijden helemaal<br />
niet uitgevoerd worden.<br />
• 6 meter uit de mast met een talud van 1:4 tot de hoogste grondwaterstand en vandaar met een<br />
helling van 1:7 mag helemaal niet gegraven worden. Dit betreft de 2 masten die direct langs de<br />
oever staan. Graafwerk aan de oever is hier over deze afstand niet mogelijk.<br />
Stikstof hoge druk (Air Liquide)<br />
De Overtoom en het Noorderdiep worden gekruist door de stikstofleiding. De zakelijk rechtstrook<br />
bedraagt 6 meter aan weerszijden van de leiding.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
95
96<br />
Eisen die Air Liquide stelt en die van invloed kunnen zijn op het <strong>ontwerp</strong> voor het Noorderdiep<br />
en de Overtoom zijn de volgende:<br />
• de leiding moet zichtbaar zijn vanuit de lucht (dus er mogen geen gesloten beplantingen<br />
op het tracé worden aangebracht). Dit betekent een onderbreking van circa 20 meter<br />
in de houtwal.<br />
• bij wijzigingen van het maaiveldpeil moet Air Liquide worden gecontacteerd. Er wordt<br />
niet aangegeven dat hier beperkingen aan zitten, maar dat wil niet zeggen dat deze er<br />
niet zijn.<br />
• Bij werken binnen 2 meter afstand van de leiding moet Air Liquide worden gecontacteerd.<br />
• De bestaande zinker is maatgevend voor het te creëren natte pro el<br />
Ruwwaterleiding (Evides)<br />
Het Noorderdiep wordt gekruist door 2 ruwwaterleidingen. De breedte van de zakelijk<br />
rechtstrook is onduidelijk. De eisen die Evides stelt en die van invloed kunnen zijn op<br />
het <strong>ontwerp</strong> zijn:<br />
• de gemeente heeft in haar vergunningverlening vastgelegd dat indien de bestemming<br />
van de percelen wijzigt en dit tot gevolg heeft dat het tracé van de ruwwaterleidingen<br />
moet worden gewijzigd Evides dat op haar kosten moet doen binnen een redelijk korte<br />
afstand van het huidige tracé.<br />
• De bestaande zinkers zijn te kort om de oevers te kunnen vergraven.<br />
Hogedruk gasleiding (Gasunie)<br />
Het Noorderdiep en de Overtoom worden beide gekruist door de gasleiding die een<br />
beschermingszone heeft van 5 meter aan weerszijden.<br />
• de leiding moet zichtbaar zijn vanuit de lucht. De Gasunie hanteert beperkingen aan<br />
beplantingen op de leiding. Dit betekent mogelijk een onderbreking van circa 20 m in<br />
de houtwal.<br />
• De Gasunie dient betrokken te worden bij ontgrondingen of ophogingen van het maaiveld<br />
boven de leiding. Mogelijk komen hier beperkingen uit voort voor het graven van<br />
de oevers of het aanleggen van de kade.<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
97
98<br />
Gemaal Johan Vis<br />
Bijlage B Watersysteem<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong> 99<br />
Gemaal Johan Vis
100<br />
Bijlage B.1 Stuwen<br />
Uit de beleidsregel stuwen :<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Bijlage B.2 Doelstelling waterhuishoudkundige functies<br />
(Waterbeheersplan 2010 -2015)<br />
Aanvullend op het basisniveau gelden de volgende doelstellingen voor de waterhuishoudkundige<br />
functies:<br />
• Voldoende aan- en afvoercapaciteit:<br />
- Afvoer capaciteit bestaande primaire watergangen/kunstwerken 1,5l/s/ha;<br />
- Afvoercapaciteit nieuw aan te leggen primaire watergangen/kunstwerken 2l/s/ha;<br />
- In bestaande primaire watergangen en kunstwerken is een aanvoercapaciteit van minaal<br />
0,4 l/s/ha gewenst;<br />
- Nieuwe primaire watergangen en kunstwerken worden aangelegd met een aanvoercapa-<br />
citeit van minimaal 0,5 l/s/ha.<br />
• Inboezemwatereneenpeilbeheerdatrekeninghoudtmetstabiliteitboezemwaterkeringen;<br />
• Minimale waterdiepte:<br />
- Voor primaire watergangen minimaal1m;<br />
- Voor secundaire watergangen minimaal0,5m;<br />
- Voor secundaire watergangen vanaf 4m breedte een minimale waterdiepte van 1m.<br />
• Stabiele taluds waar bij de volgende richtlijnen gelden:<br />
- Voor primaire watergangen is minimaal 1:2 gewenst;<br />
- Voor bestaande secundaire watergangen minimaal 1:1;<br />
- Voor nieuwe secundaire watergangen minimaal 2:3.<br />
• Oevers zijn voldoende bereikbaar voor inspectie, beheer- en onderhoudswerkzaamheden.<br />
Uit zoetwatertracé door Oostvoorne, Royal Haskoning, 2009.<br />
Het Waterschap Hollandse Delta hanteert in een stationaire aanvoersituatie de volgende <strong>ontwerp</strong>normen<br />
voor hoofdwatergangen:<br />
• minimale waterdiepte 1 m;<br />
• minimale bodembreedte 1 m;<br />
• taluds van nieuwe watergangen 1:3;<br />
• maximaal toelaatbaar verhang in watergangen 0,04 m/km;<br />
• maximale stroomsnelheid 0,2 m/s (aanvoersituatie).<br />
Het Waterschap Hollandse Delta hanteert in een stationaire aanvoersituatie de volgende <strong>ontwerp</strong>normen<br />
voor kunstwerken:<br />
• De minimale afmeting van duikers in hoofdwatergangen is rond 1000 mm;<br />
• maximaal rond 1500 mm, bij grotere afmetingen rechthoekige duikers gebruiken.<br />
• De aanleg van 2 duikers rond 1000 mm naast elkaar is niet toegestaan;<br />
• een duiker moet worden aangelegd met 1/3 lucht tot een maximum van 250 mm bij het<br />
hoogst vigerende peil;<br />
• bij stroomsnelheden in de duiker hoger dan 0,6 m/s moet aan de uitstroomzijde bodembescherming<br />
worden toegepast;<br />
• het maximaal toelaatbare verval over de duiker bedraagt 4 mm;<br />
• de minimale afstand tussen 2 kunstwerken moet 10 m bedragen;<br />
• duikers moeten vervaardigd zijn van duurzaam materiaal, bij voorkeur beton.<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
101
102<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Bijlage B.3 Waterbalans-grafieken<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong><br />
103
104<br />
Detail waterkaart<br />
Bijlage C Kaartmateriaal<br />
Intro<br />
BWZ Ingenieurs , 11 februari <strong>2011</strong>
Detail recreatiekaart<br />
Voorlopig Ontwerp <strong>ABEN</strong> 105
106