Onderzoeksrapport Meta-onderzoek september 2009 - Artesis ...
Onderzoeksrapport Meta-onderzoek september 2009 - Artesis ...
Onderzoeksrapport Meta-onderzoek september 2009 - Artesis ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>2009</strong><br />
<strong>Artesis</strong> Hogeschool<br />
Antwerpen – Koninklijk<br />
Conservatorium<br />
Wim De Pauw<br />
Pascale De Groote<br />
Hans Dowit<br />
Kevin Voets<br />
META‐ONDERZOEK NAAR<br />
ONDERSTEUNING,<br />
OMKADERING EN<br />
OBJECTIVERING VAN<br />
ONDERZOEK IN MUZIEK EN<br />
PODIUMKUNSTEN
INHOUDSTAFEL<br />
Inleiding 3<br />
Deel 1. Ondersteuning en omkadering van <strong>onderzoek</strong> in muziek en podiumkunsten 6<br />
1. Academisering 6<br />
1.1. Het expliciteren en benoemen van <strong>onderzoek</strong> 6<br />
1.2. Het zichtbaar maken en inventariseren van de aanwezige kennis en expertise 7<br />
1.3. Het ontwikkelen en stimuleren van <strong>onderzoek</strong> 7<br />
1.4. Het aangaan van samenwerkingsverbanden 7<br />
1.5. Verworven kennis en inzichten laten doorstromen/ten dienste stellen van onderwijs 8<br />
2. Basisfilosofie en karakteristieken 9<br />
2.1. Basisfilosofie 9<br />
2.2. Karakteristieken 9<br />
3. Onderzoekstopics 12<br />
3.1. Corebusiness 12<br />
3.2. Onderzoeksdomeinen 12<br />
3.2.1. Analyse en stijl<strong>onderzoek</strong> 12<br />
3.2.2. Historisch‐contextueel <strong>onderzoek</strong> 12<br />
3.2.3. Praktijkgeoriënteerd <strong>onderzoek</strong> 12<br />
3.2.4. (Ped)agogische wetenschappen 12<br />
3.2.5. Onderzoek m.b.t. creatieproces 12<br />
3.3. Bijkomende interessante <strong>onderzoek</strong>spistes 13<br />
4. Uitgangspunten 14<br />
5. Doelstellingen 15<br />
1
5.1. Algemene doelstellingen 15<br />
5.1.1. Voor de opleiding 15<br />
5.1.2. Voor docenten en studenten 15<br />
6. Principes 16<br />
Deel 2. Objectivering van <strong>onderzoek</strong> in muziek en podiumkunsten 17<br />
1. Categorieënsysteem 17<br />
2. Beoordeling 24<br />
2.1. Periode 24<br />
2.2. Beoordelingscommissie 24<br />
2.3. Voorwaarden voor <strong>onderzoek</strong> in de kunsten 25<br />
2.4. Beoordelingsdomeinen 26<br />
2.5. Excellentie‐indicatoren 27<br />
2.6. Beoordelingselementen 29<br />
2.7. Kwaliteitsprofielen 31<br />
2.8. Verdeelsleutel 32<br />
2.9. Globaal kwaliteitsprofiel 33<br />
2.10. Financiering 36<br />
Besluit 37<br />
Bibliografie 38<br />
Dankwoord 39<br />
2
Inleiding 1<br />
Verantwoording<br />
Met het Structuurdecreet (04/04/2003) werd <strong>onderzoek</strong> een verplichting voor alle<br />
hogeschoolopleidingen. De kunstopleidingen kregen daarbij geen eigen en aangepast kader voor de<br />
invulling van de academisering. Gelukkig was de vroeger zeer gespecialiseerde opleiding al<br />
aangevuld met een muziektheoretisch en algemeen vormend reflectief kader bij de opname in de<br />
Hogeschool Antwerpen in 1994 (Hogescholendecreet). Bovendien was er, gezien de diverse al<br />
aanwezige <strong>onderzoek</strong>stradities en ‐activiteiten in Conservatorium Antwerpen, bijvoorbeeld in het<br />
Studiecentrum voor Vlaamse Muziek en in de Werkgroepen Oude en Nieuwe Muziek (WOM en<br />
WHAM), al een vruchtbare bodem aanwezig voor de uitbouw van artistiek <strong>onderzoek</strong> en de<br />
realisatie van de academiseringsvoorwaarde. Vanaf 2003‐2004 kwam <strong>onderzoek</strong> in Muziek en<br />
Podiumkunsten dan ook in een stroomversnelling.<br />
Van de hervorming tot een competentiegericht denken werd meteen ook gebruik gemaakt om aan<br />
de maatschappelijke relevantie van de opleiding te werken. Het in de negentiende eeuw gewortelde<br />
denkpatroon van opleiden tot orkestmusicus, solist of componist werd verlaten en een veel bredere<br />
visie werd ontwikkeld, aangepast aan de actuele ontwikkelingen in de maatschappij, waarbij kunst<br />
niet enkel om zijn esthetische en onderhoudende waarde wordt geapprecieerd, maar ook als<br />
humane waarde.<br />
Tot op vandaag ontbreken sluitende richtlijnen van overheidswege omtrent de invulling van de<br />
academisering van de Vlaamse kunstopleidingen. Er is een algemeen advies omtrent academisering<br />
van de hogeschoolopleidingen goedgekeurd dat duidelijk stelt dat het zich niet over de<br />
kunstopleidingen kan uitspreken. Door de voortdurende polemiek hieromtrent werd nog geen<br />
specifiek normatief stelsel bepaald, waardoor de sector zich genoodzaakt ziet zelf een kader te<br />
ontwikkelen en voor te stellen. Dit vooral omdat de administratieve druk van allerhande<br />
bevragingen momenteel tot kafkaiaanse situaties leidt, met een onsamenhangende wirwar aan<br />
rapporteringsystemen en verantwoordingsdossiers (Zelfevaluatierapporten, Voortgangsdossiers,<br />
OESO‐bevragingen…), telkens met andere criteria, die uiteraard niet vertrekken vanuit een artistiek<br />
organisatieklimaat.<br />
Conservatorium Antwerpen koos voor de vlucht vooruit en lanceerde een <strong>onderzoek</strong>sproject met<br />
het oog op een voorstel van kader voor evaluatie van academisering van Muziek en Podiumkunsten,<br />
dat enerzijds vertrekt vanuit de pedagogische en artistieke organisatie zelf en anderzijds kadert<br />
binnen de internationale visie hierover.<br />
1 Zie ook: W. De Pauw & K. Voets, ‘Tussen Kunst en Kafka’, Forum, jg. 15, nr. 6, p. 30‐32; K. Voets, ‘Tussen<br />
kunst en Kafka II. Voortgang van het meta‐<strong>onderzoek</strong>sproject’, Forum, jg. 16, nr. 6, p. 7‐11.<br />
3
Doelstellingen<br />
De doelstelling van dit ‘meta‐<strong>onderzoek</strong>’ is tweeledig. Vooreerst wordt er gezocht naar een zinvolle<br />
invulling van de academisering voor opleidingen in de studie‐ en <strong>onderzoek</strong>sgebieden muziek en<br />
podiumkunsten. Dit betekent concreet dat de contouren worden uitgetekend waarbinnen het<br />
<strong>onderzoek</strong> binnen deze opleidingen zich in de toekomst zal dienen te ontwikkelen.<br />
Daarnaast is het ook belangrijk om na te denken over hoe de resultaten van <strong>onderzoek</strong> in de kunsten<br />
op een objectieve manier kunnen beoordeeld worden. Dit is noodzakelijk omdat de subsidiërende<br />
overheden ook zicht willen krijgen op de output van de academisering. Er zullen hoe dan ook<br />
waarderingssleutels ontworpen worden om de specifieke output van het <strong>onderzoek</strong> binnen de<br />
opleidingen Muziek en Podiumkunsten te evalueren. Dit <strong>onderzoek</strong> wil proactief een bijdrage<br />
leveren tot de discussies hieromtrent.<br />
Onderzoeksluiken<br />
Het voorafgaande maakt dat voorliggend <strong>onderzoek</strong> wordt opgedeeld in twee <strong>onderzoek</strong>sluiken. Een<br />
eerste luik ‐ ‘Ondersteuning en omkadering van <strong>onderzoek</strong> in Muziek en Podiumkunsten’ ‐<br />
behandelt volgende deelaspecten: academisering, basisfilosofie, <strong>onderzoek</strong>stopics, uitgangspunten,<br />
doelstellingen en principes. Een tweede luik ‘objectivering van <strong>onderzoek</strong> in Muziek en<br />
Podiumkunsten’ omvat twee aspecten: de opmaak van een categorisering waarin output van<br />
<strong>onderzoek</strong> in muziek en podiumkunsten kan worden ondergebracht en het ontwerpen van een<br />
efficiënt evaluatiesysteem dat toelaat om de output van dit <strong>onderzoek</strong> objectiveerbaar en meetbaar<br />
te maken.<br />
Methodologie<br />
Anders dan de zaken uit te denken boven de hoofden van de betrokken personen heen, werd er<br />
doelbewust gekozen voor een <strong>onderzoek</strong>smethode waarbij de deskundigheid van de betrokkenen<br />
centraal staat. Vandaar dat er gewerkt werd met twee teams van deskundigen die in verschillende<br />
rondes de kans kregen om hún visie op de voorliggende <strong>onderzoek</strong>svragen te geven. Het was daarbij<br />
uitdrukkelijk de bedoeling om de meningen van de bevraagde deskundigen optimaal te integreren in<br />
het uiteindelijke <strong>onderzoek</strong>srapport. Bij de samenstelling van de teams van deskundigen werd<br />
gestreefd naar een optimale vertegenwoordiging en evenwichtige verdeling van en tussen<br />
vertegenwoordigers uit de betrokken opleidingen van de <strong>Artesis</strong> Hogeschool Antwerpen.<br />
Een kerngroep – bestaande uit: Frank Agsteribbe, Patricia Beyens, Hans Dowit, Georges Goffin<br />
(AUHA), Pascale De Groote, Koen Kessels, Eugeen Schreurs, Katharina Smets, Kevin Voets, Annouk<br />
Vanmoorsel, en Marleen Vertongen – kwam op maandelijkse basis samen om stapsgewijs<br />
oplossingen te formuleren voor de voorliggende <strong>onderzoek</strong>svragen. De resultaten van deze<br />
bijeenkomsten werden via mail teruggekoppeld naar een ruimer samengesteld deskundigenpanel.<br />
In de allerlaatste fase van het <strong>onderzoek</strong> – waarbij (1) voorwaarden voor <strong>onderzoek</strong> in de kunsten;<br />
(2) excellentie‐indicatoren; (3) kwaliteitsprofielen en (4) het protocol van doorlichting – werden<br />
4
scherp gesteld, werd van deze <strong>onderzoek</strong>smethode licht afgeweken. De kerngroep werd in dit<br />
stadium beperkt tot 3 personen (Wim De Pauw, Hans Dowit en Kevin Voets) dewelke op<br />
tweewekelijkse basis vergaderden. Hun bevindingen werden tenslotte in twee afsluitende<br />
vergaderingen voorgelegd in de ruimere kerngroep, waarop een uiteindelijke consensus werd<br />
bekomen over het eindresultaat.<br />
Advisering door externe deskundigen<br />
Gedurende twee sleutelmomenten in het <strong>onderzoek</strong>sproces – één tussentijds en één net voor het<br />
afsluiten van het <strong>onderzoek</strong> ‐ werd advies ingewonnen van internationaal erkende deskundigen op<br />
het gebied van doorlichting en evaluatie van <strong>onderzoek</strong> in diverse kunstdisciplines. Dit maakt dat het<br />
voorliggende voorstel gedragen wordt door een kern van internationaal gerenommeerde experts en<br />
ervaringsdeskundigen ter zake.<br />
In <strong>september</strong> 2008 werd gedurende een studiedag extern advies ingewonnen van Bruce Brown.<br />
Bruce Brown stond als “dean” van de Faculty of Arts van de Universiteit van Brighton in 1996 aan de<br />
wieg van de ontwikkeling van <strong>onderzoek</strong> in de kunsten in het Verenigd Koninkrijk en ontwierp<br />
tegelijkertijd een model voor evaluatie van <strong>onderzoek</strong> dat tegenwoordig door de overheden van het<br />
Verenigd Koninkrijk algemeen wordt toegepast, de ‘Research Assessment Exercise’ (RAE). Dit<br />
overigens niet enkel voor artistiek <strong>onderzoek</strong>, maar voor de studiegebieden Art & Design, History of<br />
Art, Architecture and Design, Drama Dance and Performing Arts, Communication, Cultural and<br />
Media Studies en Music tezamen. In aanwezigheid van de kerngroep werden de tot dan bekomen<br />
<strong>onderzoek</strong>sresultaten aan Bruce Brown voorgelegd. Zijn advies werd ingewonnen en in een verder<br />
stadium, indien relevant bevonden, geïntegreerd in het uiteindelijke rapport.<br />
In de slotfase van het <strong>onderzoek</strong> werd opnieuw uitgebreid overleg gepleegd met enkele Engelse<br />
specialisten ter zake, met name Anne Bodington, dean van de Faculty of Arts te Brighton, Jonathan<br />
Woodham, directeur van het Center for Research and Development te Brighton, en nogmaals met<br />
Bruce Brown. In mei <strong>2009</strong> reisde Kevin Voets, <strong>onderzoek</strong>scoördinator <strong>Artesis</strong> Hogeschool<br />
Antwerpen‐ Koninklijk Conservatorium, naar Brighton om daar enkele openstaande<br />
<strong>onderzoek</strong>svragen voor te leggen, advies in te winnen, alsook bijkomende duiding te vragen bij het<br />
door RAE gehanteerde evaluatiesysteem en het bijhorende protocol. Ook deze bevindingen werden,<br />
indien relevant bevonden, geïntegreerd in het voorliggende <strong>onderzoek</strong>srapport.<br />
Periode<br />
Het <strong>onderzoek</strong> liep tussen 1 oktober 2007 en 31 augustus <strong>2009</strong>, waarbij gedurende bepaalde<br />
periodes intensief gewerkt werd en gedurende andere periodes het actieve <strong>onderzoek</strong>swerk voor<br />
meerdere maanden werd opgeschort, afhankelijk van de beschikbaarheid van de <strong>onderzoek</strong>er.<br />
5
Deel 1. Ondersteuning en omkadering van <strong>onderzoek</strong> in muziek en<br />
podiumkunsten<br />
Alvorens in deel 2 van dit <strong>onderzoek</strong> over te gaan tot de presentatie van een systeem dat toelaat om<br />
via objectieve criteria de output van <strong>onderzoek</strong> in de kunsten meetbaar te maken, wensen we in<br />
deel 1 enkele hieraan gerelateerde begrippen te omschrijven en scherp te stellen. We gaan<br />
achtereenvolgens na wat we begrijpen onder de term ‘academisering’ (1); welke de basisfilosofie is<br />
van <strong>onderzoek</strong> in de kunsten en – hiermee samenhangend – welke de karakteristieken ervan zijn (2);<br />
welke de relevante <strong>onderzoek</strong>stopics zijn voor de opleidingen muziek en podiumkunsten (3); welke<br />
de uitgangspunten zijn inzake <strong>onderzoek</strong> in de kunsten (4); welke de doelstellingen zijn van<br />
<strong>onderzoek</strong> in de kunsten, zowel voor de opleidingen als voor de docenten en studenten (5) en tot<br />
slot welke de belangrijkste principes zijn inzake <strong>onderzoek</strong> in de kunsten (6).<br />
1. Academisering<br />
Academisering kan men in de breedste zin omschrijven als het creëren van een<br />
‘<strong>onderzoek</strong>somgeving’ binnen de opleiding. Verschillende elementen maken daar deel van uit:<br />
expliciteren en benoemen van <strong>onderzoek</strong>;<br />
zichtbaar maken en inventariseren van <strong>onderzoek</strong>;<br />
ontwikkelen en stimuleren van <strong>onderzoek</strong>;<br />
samenwerkingsverbanden aangaan;<br />
doorstroming verzekeren naar studenten.<br />
1.1. Het expliciteren en benoemen van <strong>onderzoek</strong><br />
Vaak gebeuren er doorheen het artistieke proces impliciet en intuïtief heel wat zaken die als<br />
<strong>onderzoek</strong> benoemd zouden kunnen worden. Alleen gebeurt dit nog niet altijd. Binnen een<br />
‘<strong>onderzoek</strong>somgeving’ komt het er op aan om ‐ vanuit respect voor de eigenheid van de<br />
onderscheiden opleidingen en afstudeerrichtingen ‐ deze aspecten van <strong>onderzoek</strong> te expliciteren en<br />
als dusdanig te benoemen.<br />
Om te achterhalen wat kan benoemd worden als <strong>onderzoek</strong>, kan het helpen om na te gaan wat de<br />
lijnen van ‘reflectie’ zijn binnen een artistiek creatieproces en daarin structuren te onderkennen. Dit<br />
kan zowel intern (door rechtstreekse betrokkenen) als extern (door observator) gebeuren. In het<br />
eerste geval komen de betrokkenen er door zelfobservatie en ‐reflectie zelf achter wat kan benoemd<br />
worden als <strong>onderzoek</strong>. In het tweede geval kan dit gebeuren door een neutrale observator.<br />
Belangrijk hierbij is dat deze binnen een leerproces geen impact heeft op dit proces en geen<br />
waardeoordeel vormt.<br />
6
Beide methoden zijn waardevol en kunnen worden toegepast, al dan niet in combinatie, al naar<br />
gelang de specificiteit van de opleiding/afstudeerrichting en/of de wensen van de artistiek<br />
<strong>onderzoek</strong>er.<br />
1.2. Het zichtbaar maken en inventariseren van de aanwezige kennis en expertise<br />
Er is ongetwijfeld heel wat kennis en expertise aanwezig binnen de verschillende opleidingen. Vaak<br />
verdiepen docenten zich in deelaspecten van hun discipline. Al dan niet wordt dit reeds benoemd als<br />
‘<strong>onderzoek</strong>’. Maar collega’s weten niet steeds van elkaar waar ze mee bezig zijn, waardoor ze los van<br />
elkaar, elk op hun eigen eiland functioneren. Het komt er daarom op aan om, in een eerste fase, de<br />
aanwezige kennis en expertise zichtbaar te maken. Op die manier functioneert een<br />
‘<strong>onderzoek</strong>somgeving’ als een “uithangbord” waarop staat waar mensen mee bezig zijn. Er ontstaat<br />
m.a.w. een informatieplatform waarbinnen aanwezige kennis en know‐how zichtbaar gemaakt<br />
wordt. Via dit kanaal worden mensen zowel op een formele als een informele manier uitgenodigd<br />
om aan te sluiten bij bestaande initiatieven en projecten of worden ze geënthousiasmeerd om er<br />
nieuwe op te zetten. Suggesties om dit concreet te maken zijn bijvoorbeeld: het oprichten van een<br />
forum dat <strong>onderzoek</strong>(sresultaten) toelicht (zowel aan studenten als docenten), het uitgeven van een<br />
toegankelijke brochure en het uitgeven van binnen het onderwijs bruikbare publicaties.<br />
Eens datgene wat bestaat zichtbaar gemaakt is, komt het er ook op aan om dit te inventariseren. Dit<br />
betekent de veelheid aan initiatieven, kennis, … te ordenen, te structureren en in kaart te brengen.<br />
Dit kan patronen blootleggen van waar samenwerking en synergieën zinvol zijn. Op die manier<br />
worden connecties gemaakt, worden mensen samengebracht en wordt ontmoeting gestimuleerd. Er<br />
worden m.a.w. bruggen gebouwd tussen voorheen afzonderlijke opererende eilanden. Dit<br />
samenbrengen van mensen en initiatieven kan zowel op een formele of informele manier. Het kan<br />
ertoe leiden dat vonken overslaan, dat embryonale projecten uitbreiding krijgen, dat nieuwe ideeën<br />
en initiatieven opborrelen, …<br />
1.3. Het ontwikkelen en stimuleren van <strong>onderzoek</strong><br />
Naast dit receptieve luik (1.1. en 1.2.) dienen er binnen een ‘<strong>onderzoek</strong>somgeving’ ook op een<br />
actieve manier nieuwe <strong>onderzoek</strong>simpulsen (nieuwe <strong>onderzoek</strong>en, ideeën, <strong>onderzoek</strong>spistes, …) te<br />
worden gegeven en dienen nieuwe <strong>onderzoek</strong>sdomeinen en prioriteiten te worden bepaald. Hierin<br />
werden reeds diverse initiatieven ontwikkeld door de directie en de <strong>onderzoek</strong>sraad.<br />
De werkgroepen van de opleiding Muziek bijvoorbeeld (Werkgroep Oude Muziek, Werkgroep<br />
Hedendaagse en Actuele Muziek, en “Missing Link” voor de romantische en orkestmuziek) vormen<br />
de pleisterplaatsen bij uitstek om de beoogde kruisbestuiving tussen <strong>onderzoek</strong>sprojecten enerzijds,<br />
en de artistieke activiteiten van de opleiding anderzijds, te realiseren. Het is evident dat de<br />
bibliotheek een voorname plaats inneemt wat betreft initiëren en begeleiden van<br />
<strong>onderzoek</strong>sprojecten; minder voor de hand liggend is echter de actieve manier waarop ze studenten<br />
en docenten betrekt in het lopend <strong>onderzoek</strong>.<br />
1.4. Het aangaan van samenwerkingsverbanden<br />
Een vierde element van een ‘<strong>onderzoek</strong>somgeving’ bestaat eruit om de brug te slaan naar andere<br />
kennisinstellingen (universiteiten…) in binnen‐ en buitenland. Het kan hierbij zinvol zijn om<br />
samenwerkingsverbanden aan te gaan met partners die inhoudelijk nauw aansluiten bij het eigen<br />
7
<strong>onderzoek</strong>sdomein. Maar het kan ook net een meerwaarde betekenen om<br />
samenwerkingsverbanden aan te gaan met partners die buiten het eigen domein liggen. 2 Het<br />
aangaan van samenwerking met universiteiten en andere partners maakt dat er een ‘omgeving’<br />
ontstaat die de eigen onderwijsinstelling overstijgt. En dit zorgt dan weer voor nieuwe impulsen. Een<br />
partner die binnen de opleidingen muziek en podiumkunsten een belangrijke meerwaarde vormt, is<br />
de ‘Internationale Kunstcampus deSingel’. Voor muziek in het bijzonder is het Studiecentrum<br />
Vlaamse Muziek, op dezelfde site gehuisvest, ook een belangrijke partner.<br />
Er dient op gewezen dat momenteel al heel wat uitwisseling en interactie bestaat. Deze bevatten<br />
mogelijkheden tot verdere uitbouw:<br />
uitwisseling op het niveau van kunstpraktijk en –onderwijs (vb. masterclasses);<br />
uitwisseling en internationale expertise binnen academisch <strong>onderzoek</strong> rond kunst;<br />
uitwisseling en kruisbestuiving tussen verschillende kunstvormen;<br />
…<br />
Dergelijke samenwerkingen dienen als een meerwaarde te worden beschouwd en kunnen aan de<br />
basis liggen van diepgaander, uitgebreider of nieuw <strong>onderzoek</strong>.<br />
1.5. De verworven kennis en inzichten laten doorstromen naar de studenten / ten dienste stellen<br />
van het onderwijs<br />
Essentieel bij een ‘<strong>onderzoek</strong>somgeving’ is dat de resultaten van <strong>onderzoek</strong> ten dienste worden<br />
gesteld van de opleiding en de studenten (vb.: studenten krijgen toegang tot lopend <strong>onderzoek</strong> of<br />
<strong>onderzoek</strong>sresultaten). Een <strong>onderzoek</strong>somgeving zorgt ervoor dat verworven kennis niet verloren<br />
gaat, maar ten goede komt van de opleiding en de studenten. Een <strong>onderzoek</strong>somgeving zorgt er<br />
m.a.w. voor dat het verwerven van kennis en know how de individuele aangelegenheid (deze van de<br />
<strong>onderzoek</strong>er) overstijgt en gedeeld wordt met de ruimere onderwijsomgeving. Een<br />
‘<strong>onderzoek</strong>somgeving’ zorgt op die manier voor een “rijke” leeromgeving voor de studenten.<br />
Docenten kunnen opgedane kennis en kunde doorgeven aan / delen met studenten. Vaak gaat het<br />
daarbij om kennis die anders geen plaats zou krijgen binnen het onderwijscurriculum. Dit werkt zeer<br />
stimulerend en kan studenten helpen om te komen tot een eigen visie en interpretatie. Essentieel is<br />
dat een <strong>onderzoek</strong>somgeving de studenten helpt bij het ontwikkelen van hun artistieke ontplooiing.<br />
Daarnaast schept dit proces ook mogelijkheden in omgekeerde richting: studenten verrichten in<br />
kader van de academisering meer en meer eigen <strong>onderzoek</strong>, al dan niet gekoppeld aan hun<br />
masterproeven, en kunnen met hun projecten aansluiting zoeken bij docenten<strong>onderzoek</strong> door<br />
bijvoorbeeld vervolg<strong>onderzoek</strong>en, toegepast <strong>onderzoek</strong>, of deel<strong>onderzoek</strong>en voor rekening te<br />
nemen.<br />
2 zie hiervoor ook: BROUWERS, T. e.a., Onderzoek naar synergieën tussen UA‐kunststudies en HA‐<br />
kunstopleidingen, en de actoren in het werkveld, Antwerpen, <strong>Onderzoeksrapport</strong> KCA, 2007.<br />
8
2. Basisfilosofie en karakteristieken<br />
2.1. Basisfilosofie<br />
Onderzoek in de kunsten speelt zich af binnen een kunstzinnig kader en bestaat uit het streven naar<br />
een doorgedreven synergie tussen artistieke praxis, theorie en <strong>onderzoek</strong>. Hierbij dient aangestipt<br />
dat <strong>onderzoek</strong> van artistieke praxis – al dan niet theoretisch ingebed ‐ een volwaardige vorm van<br />
<strong>onderzoek</strong> is die beschikt over een eigen ‘natuur’.<br />
Ook <strong>onderzoek</strong> door middel van of in de artistieke praxis is, zo leert de kunstgeschiedenis ons, reeds<br />
eeuwen een volwaardige vorm van <strong>onderzoek</strong>. Denken we hierbij maar aan de aandacht die in de<br />
romantiek werd besteed aan de schildertechniek van Rubens. Hierbij werd niet alleen theoretisch<br />
<strong>onderzoek</strong> gedaan over de artistieke praxis, maar zo deed Eugene Delacroix bijvoorbeeld ook door<br />
middel van of in zijn artistieke praxis daarover <strong>onderzoek</strong>.<br />
2.2. Karakteristieken<br />
Onderzoek in de kunsten gaat uit van een onlosmakelijke verwevenheid van een wetenschappelijke<br />
en artistieke <strong>onderzoek</strong>sbenadering binnen één en hetzelfde <strong>onderzoek</strong> en dit zowel in proces als in<br />
resultaat als inzake de mensen die hierbij betrokken worden. Binnen deze onlosmakelijke<br />
verwevenheid kunnen beide polen in verschillende gradaties aanwezig zijn, afhankelijk van het<br />
specifieke <strong>onderzoek</strong>. Bij <strong>onderzoek</strong> in de kunsten is er met andere woorden een artistieke<br />
benadering en een wetenschappelijke benadering die in een veranderend evenwicht in verschillende<br />
verhoudingen steeds aanwezig zijn. De specificiteit van beide polen laat zich in een aantal<br />
kenmerken vertalen:<br />
afstand – nabijheid;<br />
exclusief – inclusief;<br />
waarheid – werkelijkheid.<br />
Afstand versus nabijheid<br />
Theoretici/<strong>onderzoek</strong>ers kijken eerder van op een afstand; kunstenaars/<strong>onderzoek</strong>ers zitten eerder<br />
middenin het proces. Dit betekent dat wetenschappelijk <strong>onderzoek</strong> eerder beschouwend te werk<br />
gaat en <strong>onderzoek</strong> doet over de materie, terwijl artistiek <strong>onderzoek</strong> eerder van nabij betrokken is en<br />
hierdoor eerder <strong>onderzoek</strong> doet vanuit de materie.<br />
Exclusief versus inclusief<br />
Theoretici/<strong>onderzoek</strong>ers werken eerder specialistisch en voeren daardoor <strong>onderzoek</strong> dat exclusief<br />
en uitsluitend is. Wetenschappelijk <strong>onderzoek</strong> zal eerder betrokken zijn op één aspect of een<br />
deelaspect van het creatieve proces of het eindresultaat; Kunstenaar/<strong>onderzoek</strong>ers voeren eerder<br />
<strong>onderzoek</strong> dat inclusief en insluitend is. Dit betekent dat het <strong>onderzoek</strong> vaak rechtstreeks of<br />
onrechtstreeks in interactie treedt met meerdere aspecten van het creatieve proces of met het<br />
totale eindresultaat.<br />
9
Waarheid versus werkelijkheid<br />
Wetenschappelijk <strong>onderzoek</strong> zal eerder gericht zijn op het doen van uitspraken omtrent ‘de<br />
waarheid’ (causaliteit van een fenomeen); artistiek <strong>onderzoek</strong> zal eerder gericht zijn op het doen van<br />
uitspraken omtrent ‘de werkelijkheid’ (concrete verschijningsvorm van een fenomeen). Streven naar<br />
waarheid impliceert het zoeken naar een (zo) eenduidig (mogelijk) antwoord, terwijl het verkennen<br />
van een werkelijkheid een meerduidige benadering voorop stelt.<br />
“Eigen” methode<br />
Hieronder maken we een oplijsting van enkele kenmerken die – zij het niet exclusief ‐ kunnen<br />
worden toegeschreven aan <strong>onderzoek</strong> in de kunsten:<br />
permanente bevraging;<br />
impact op de artistieke praktijk;<br />
cyclisch procesverloop;<br />
labo en experiment;<br />
interdisciplinaire benadering.<br />
Continue bevraging<br />
Kenmerkend voor <strong>onderzoek</strong> in de kunsten is de continue bevraging van de gebruikte<br />
<strong>onderzoek</strong>smethodologie.<br />
Impact op de artistieke praktijk<br />
Onderzoek in de kunsten staat in nauwe relatie en treedt in wisselwerking met de praktijk en heeft<br />
daardoor vaak ook (een rechtstreekse) impact op de praktijk.<br />
Cyclisch procesverloop tussen <strong>onderzoek</strong>, artistieke praktijk en onderwijs<br />
Deze wisselwerking maakt dat <strong>onderzoek</strong> in de kunsten vaak een cyclisch procesverloop kent. Er is<br />
veelal sprake van een wederzijdse beïnvloeding tussen <strong>onderzoek</strong> en artistieke praktijk, waardoor<br />
vanuit de praktijk nieuwe <strong>onderzoek</strong>svragen rijzen en vice versa.<br />
Het cyclische heeft ook betrekking op de voortdurende wisselwerking tussen onderwijs en<br />
<strong>onderzoek</strong>. Wat er vanuit het <strong>onderzoek</strong> komt, gaat terug naar het onderwijs en geeft vaak<br />
aanleiding tot meer of uitgebreider <strong>onderzoek</strong>.<br />
Labo en experiment<br />
Onderzoek in de kunsten heeft een belangrijke laboratoriumfunctie. Om deze functie ten volle te<br />
kunnen opnemen is experiment een aangewezen <strong>onderzoek</strong>smethode. De waarde van de uitkomst<br />
van experimenteel artistiek <strong>onderzoek</strong> ligt zowel vervat in het bereiken van voorspelbaarheid en<br />
herhaalbaarheid als in het bereiken van het onverwachte en afwijkende: experimenten die leiden<br />
tot voorspelbaarheid en herhaalbaarheid kunnen ondersteunend werken bij de ontwikkeling van<br />
het vakmanschap (vb. verwerven van methoden en technieken); experimenten die leiden tot<br />
onverwachte en afwijkende resultaten kunnen nieuwe inzichten genereren en hierdoor een<br />
10
ijdrage leveren aan innovatie en ontwikkeling (bijvoorbeeld: improvisaties rond een thema vanuit<br />
verschillende disciplines).<br />
Onderzoek in de kunsten kan soms ook wel de vergelijking met de alchemie doorstaan; je treedt het<br />
laboratorium binnen met afzonderlijke elementen en poogt met goud naar buiten te komen. Maar<br />
zoals hierboven reeds gesuggereerd, kan inzake artistiek <strong>onderzoek</strong> ook net de uitkomst van een<br />
“mislukt” experiment, zeer waardevol materiaal opleveren. Ook zonder dat men het labo buiten<br />
stapt met goud in de handen, kan het experiment aan zich of de uitkomst ervan nieuwe inzichten<br />
opleveren.<br />
Toch dienen we er hier ook uitdrukkelijk op te wijzen dat niet alle <strong>onderzoek</strong> in de kunsten<br />
experimenteel van aard is. Vaak is er wel degelijk ook een grote kenniscomponent aanwezig onder<br />
de vorm van literatuur<strong>onderzoek</strong>, bronnen<strong>onderzoek</strong> of historisch <strong>onderzoek</strong> (vb. binnen de<br />
muziekopleiding: naar instrumentarium, uitvoeringspraktijk, …)<br />
De specificiteit van <strong>onderzoek</strong> in de kunsten ligt hem dus evenzeer in het samengaan van<br />
experimenteel en traditioneel ‘wetenschappelijk’ <strong>onderzoek</strong> als in het <strong>onderzoek</strong> dat uitsluitend op<br />
experiment gebaseerd is.<br />
Interdisciplinaire benadering<br />
Onderzoek in de kunsten wordt in meerdere of mindere mate steeds gekenmerkt door een<br />
interdisciplinaire aanpak.<br />
11
3. Onderzoekstopics<br />
3.1. Corebusiness<br />
De corebusiness of kernactiviteit van <strong>onderzoek</strong> in de kunsten wordt gevormd door ‘INNOVATIE’ en<br />
‘ONTWIKKELING’.<br />
Het is dan ook noodzakelijk om te benoemen wat we begrijpen onder de begrippen ‘innovatie’ en<br />
‘ontwikkeling’. We beschrijven de cluster ‘innovatie en ontwikkeling’ in relatie tot het <strong>onderzoek</strong> in<br />
de kunsten daarom als: ‘Een originele bijdrage leveren aan het bestaande artistieke en<br />
wetenschappelijke patrimonium’.<br />
3.2. Onderzoeksdomeinen<br />
We onderkennen enkele specifieke <strong>onderzoek</strong>sdomeinen voor Muziek en Podiumkunsten<br />
waarbinnen <strong>onderzoek</strong> kan plaatsvinden. Door de interdisciplinaire benadering overlappen deze van<br />
de podiumkunsten (PK) vaak geheel of gedeeltelijk met deze van muziek (M).<br />
3.2.1. Analyse en stijl<strong>onderzoek</strong>: stelt literatuur (PK) en muziek (M) centraal en relateert haar<br />
<strong>onderzoek</strong>sresultaten meestal aan een artistieke interpretatie. Hierbij kan tevens aandacht<br />
worden besteed aan minder bestudeerd repertoire dat via een kritisch/wetenschappelijke<br />
editie kan worden ontsloten;<br />
3.2.2. Historisch‐contextueel <strong>onderzoek</strong>: de podiumkunsten en muziek worden in hun breder<br />
contemporain kader gesitueerd (sociaal, cultureel, …) en daardoor ook beter begrepen.<br />
Zo detecteert het ruimer historisch kader een aantal mechanismen die aan de basis liggen<br />
van het (historisch) uitvoeringsproces (M);<br />
3.2.3. Praktijkgeoriënteerd <strong>onderzoek</strong>: spitst zich toe op de methodologie voor de diverse<br />
theatrale vormen en de interdisciplinaire samenwerking (PK) en groepeert <strong>onderzoek</strong> naar<br />
toepassing, verbetering, specialisatie of verruiming van de actuele muziekuitvoering (M);<br />
3.2.4. (Ped)agogische Wetenschappen: bundelt <strong>onderzoek</strong> met betrekking tot onderricht en<br />
educatie in de muziek en podiumkunsten, alsook m.b.t. de sociaal‐artistieke sector, met<br />
specifieke aandacht voor de relatie tussen theorie en praktijk (M en PK);<br />
3.2.5. Onderzoek mbt creatie en creatieproces: <strong>onderzoek</strong> dat zich toespitst op het proces<br />
waarbinnen kunst tot stand komt (M en PK)<br />
12
3.3. Bijkomende interessante <strong>onderzoek</strong>spistes<br />
productionele en omgangsfactoren;<br />
materiële en technische aspecten;<br />
economische aspecten;<br />
sociale context van kunst;<br />
evoluties in omschrijving van kunst; ook in relatie tot erkenning / subsidiëring /<br />
ondersteuning van kunst (canon, hoge/lage cultuur, …);<br />
management en ondernemerschap;<br />
kunst en onderwijs;<br />
technologie, toenemende relatie tussen (podium)kunsten en technologie<br />
…<br />
Op dit moment is niet voor elk van deze pistes voldoende know‐how aanwezig binnen de opleiding<br />
om deze als volwaardige <strong>onderzoek</strong>sdomein te kunnen uitbouwen. Wanneer er een consensus<br />
bestaat over het nut van deze pistes verdient het aanbeveling om deze in eerste instantie in een<br />
lange termijnplanning op de nemen. Dit zou dan ook parallel moeten verlopen met de evolutie van<br />
het onderwijsaanbod op lange termijn, door het ontwikkelen van nieuwe mogelijkheden in eigen<br />
huis of door het aangaan van samenwerkingsverbanden.<br />
In plaats van deze <strong>onderzoek</strong>sdomeinen zelf uit te bouwen binnen de eigen onderwijsinstelling, kan<br />
het ook zinvol zijn om samenwerkingsverbanden te creëren met faculteiten waar deze<br />
<strong>onderzoek</strong>sdomeinen wel aan bod komen.<br />
13
4. Uitgangspunten<br />
Onderzoek in de kunsten is het proces en resultaat van het beantwoorden van een relevante<br />
vraag. Dikwijls gaat het hierbij om een centrale vraag waaronder meerdere deelvragen<br />
schuil gaan. De centrale relevante vraag is vaak (rechtstreeks) gelinkt aan de uitvoering /<br />
performance. De antwoorden op de onderliggende relevante vragen leveren elke op zich<br />
een bijdrage aan het beantwoorden van de centrale vraag of hoofdvraag. Bijvoorbeeld:<br />
<strong>onderzoek</strong> naar historische uitvoeringspraktijk van een bepaald werk leidt tot onderliggende<br />
deelvragen.<br />
Anderzijds ontstaat ook soms via deductie een nieuw inzicht dat niet vervat was in de<br />
<strong>onderzoek</strong>svraag. M.a.w. dé vraag kan je niet steeds vooraf stellen, soms is het startpunt van<br />
artistiek <strong>onderzoek</strong> ook een cluster aan vragen. Bijvoorbeeld: aan de hand van verschillende<br />
deelanalyses van composities inzicht krijgen in de totstandkoming van een creatief proces.<br />
Onderzoek in de kunsten is resultaatgericht. Dit betekent dat de output ervan vaak concreet<br />
waarneembare (zichtbare, hoorbare, …) resultaten aanneemt in de vorm van bijvoorbeeld<br />
opvoeringen of concerten.<br />
Onderzoek in de kunsten heeft hiernaast ook oog voor het proces waarbinnen kunst tot<br />
stand komt met hierbij aandacht voor zowel interne factoren (persoonlijk – individueel)<br />
evenals externe factoren (technologie, economie, maatschappij, …).<br />
Onderzoek in de kunsten is zichtbaar en bruikbaar. Onderzoek in de kunsten staat in relatie<br />
met de artistieke praktijk. Hierdoor is het resultaat ervan ook zichtbaar in en bruikbaar voor<br />
de artistieke praktijk. Op de <strong>onderzoek</strong>sresultaten van <strong>onderzoek</strong> in de kunsten kan worden<br />
voortgebouwd of er kan iets tegenover geplaatst worden.<br />
Onderzoek in de kunsten wordt gekenmerkt door een interdisciplinaire benadering (al is dit<br />
geen dwingend kenmerk) Interdisciplinariteit slaat hierbij enerzijds op aanwezigheid van en<br />
samenwerking tussen uiteenopende artistieke en/of wetenschappelijke disciplines en<br />
anderzijds op de benadering waarbij vanuit verschillende invalshoeken gefocust wordt op<br />
één bepaalde artistieke discipline.<br />
Onderzoek in de kunsten is in belangrijke mate een internationale activiteit.<br />
Onderzoek in de kunsten is het resultaat van teamwerk en kritisch overleg.<br />
Onderzoek in de kunsten levert een kritische bijdrage aan de kunsten en de<br />
kunstopleidingen. En dit zowel op het vlak van kennis als van kunde. Het resultaat van<br />
<strong>onderzoek</strong> heeft dus niet alleen repercussies op kennisniveau, maar ook op<br />
<br />
vaardigheidsniveau.<br />
Onderzoek in de kunsten levert een bijdrage aan de bredere samenleving en heeft een<br />
bredere maatschappelijke relevantie, dewelke aan de basis staat van een kunstgericht,<br />
kunstbegrijpend en kunstminnend publiek evenals van opgroeiende kunstenaars.<br />
Opmerking: Voor de meeste van deze kenmerken geldt overigens niet dat deze uitsluitend op<br />
artistiek <strong>onderzoek</strong> van toepassing zijn; ook wetenschappelijk <strong>onderzoek</strong> is vaak internationaal<br />
gericht, is het resultaat van teamwerk, …<br />
14
5. Doelstellingen<br />
5.1. Algemene doelstellingen (departementaal niveau)<br />
Het creëren van meerwaarde voor de opleiding, docenten en studenten door:<br />
5.1.1. Voor de opleiding:<br />
het up to date houden en ontwikkelen van de kennis binnen de betrokken vakgebieden;<br />
het bouwen van bruggen tussen afzonderlijke expertisecentra;<br />
het uitoefenen van maatschappelijke invloed binnen het vakgebied;<br />
het creëren van een wisselwerking tussen de ‘kenniskring’. Dit betekent dat er enerzijds<br />
impulsen uitgaan vanuit de opleiding naar buiten uit (= het werkveld) en dat er anderzijds<br />
impulsen van buiten uit terug naar binnen (= de opleiding) komen;<br />
het uitbouwen van kennisexpertisecentra;<br />
het stimuleren van doctoraal <strong>onderzoek</strong> in het kader van de academiseringsopdracht;<br />
het stimuleren en institutionaliseren van <strong>onderzoek</strong>;<br />
een actieve bijdrage leveren aan de uitbouw en ontwikkeling van de kennismaatschappij;<br />
het genereren van bijkomende financiële middelen hetzij via het aantrekken van externe<br />
financiering, hetzij via de valorisatie van <strong>onderzoek</strong>sresultaten;<br />
het uitbouwen en stimuleren van loopbaanmogelijkheden voor jonge medewerkers,<br />
inzonderheid ondersteuning van de doctoraatsmogelijkheden.<br />
5.1.2. Voor de docenten en studenten:<br />
het vergroten van intellectuele nieuwsgierigheid en kritische ingesteldheid op<br />
wetenschappelijk en artistiek niveau ;<br />
het vergroten van de mogelijkheden in het ontwikkelingsproces;<br />
aansluiting genereren met een deel van de arbeidsmarkt die op sommige domeinen<br />
stijgende <strong>onderzoek</strong>scompetenties vergt.<br />
Langs de andere kant vormen de geheroriënteerde opleidingsprogramma’s met hun betrokkenen op<br />
hun beurt sturende factoren in de ontwikkeling en het karakter van het <strong>onderzoek</strong> in de kunsten.<br />
15
6. Principes<br />
Onderzoek in de kunsten streeft naar een aanpak waarbij volgende principes optimaal<br />
gerespecteerd worden:<br />
artistiek kapitaal: er wordt in hoge mate vertrokken van de artistieke <strong>onderzoek</strong>expertises<br />
en – activiteiten die reeds aanwezig zijn binnen het Conservatorium, voor de inhoudelijke<br />
invulling van het <strong>onderzoek</strong>sbeleid;<br />
internationale aanpak: aansluiting vinden bij de internationale ontwikkelingen van het<br />
<strong>onderzoek</strong> in de kunsten is een prioriteit;<br />
samenwerking: voor het uitbouwen van kennisexpertisecentra worden zowel bestaande<br />
partners aangesproken, als nieuwe samenwerkingsverbanden aangegaan;<br />
interdisciplinariteit: een grensoverschrijdende benadering van <strong>onderzoek</strong> en het verbinden<br />
van diverse artistieke en andere <strong>onderzoek</strong>sdisciplines wordt gestimuleerd;<br />
artistieke praxis: muziek en podiumpraktijk blijft het uitgangspunt van het Conservatorium.<br />
Onderzoeksvaardigheden, ‐activiteiten en –resultaten vinden zoveel mogelijk een direct<br />
klankbord in de pedagogische inhoud van de opleidingen.<br />
16
Deel 2. Objectivering van <strong>onderzoek</strong> in muziek en podiumkunsten<br />
Dit tweede <strong>onderzoek</strong>sluik valt uiteen in twee subdelen. In een eerste luik presenteren we een<br />
model dat toelaat om de verschillende vormen van <strong>onderzoek</strong>soutput inzake muziek en<br />
podiumkunsten te registreren. In een tweede deel stellen we een systeem voor dat het mogelijk<br />
maakt om deze <strong>onderzoek</strong>soutput ook te evalueren en te objectiveren. Basisprincipe daarbij is dat<br />
we kiezen voor een kwalitatief evaluatiesysteem, gebaseerd op de beoordeling door peers. We<br />
kiezen uitdrukkelijk voor kwalitatieve beoordelingselementen en een kwalitatief beoordelingsmodel<br />
omdat dit optimaal toelaat om de eigenheid van het <strong>onderzoek</strong> in de kunsten te respecteren en te<br />
waarborgen.<br />
1. Categorieënsysteem<br />
Hieronder presenteren we een categorieënsysteem dat toelaat om de <strong>onderzoek</strong>soutput, geleverd<br />
binnen de domeinen muziek en podiumkunsten, op een gestructureerde manier te inventariseren en<br />
te classificeren. We onderscheiden 4 grote categorieën van <strong>onderzoek</strong>soutput: (A) presentatie, (B)<br />
publicatie, (C) implementatie van <strong>onderzoek</strong> in onderwijs en onderwijs in <strong>onderzoek</strong> en (D)<br />
uitstraling en dienstbetoon.<br />
A. PRESENTATIE<br />
Auteur(s) + Beschrijving<br />
project / titel<br />
A1. Uitvoering, vertoning<br />
Plaats van opvoering +periode Publieke Karakter<br />
(openbaar, semi en niet<br />
openbaar)<br />
Als (co‐)auteur: componist (muziek), schrijver (drama), choreograaf (dans)<br />
Als (co‐)maker: dirigent, arrangeur (muziek); regisseur, dramaturg (drama); dansmeester (dans)<br />
Als (co‐)uitvoerder: zanger, muzikant (muziek); acteur (drama), danser (dans)<br />
17
Als (co‐)organisator (= artistiek coordinator)<br />
Als (co‐)collectief / multifunctioneel verantwoordelijke (= verantw. op versch. echalons)<br />
A2. Productie bedoeld voor uitzending, broadcast, documentaire, radio‐ en televisieproductie<br />
Als (co‐)auteur<br />
Als (co‐)maker<br />
Als (co‐)uitvoerder<br />
Als (co‐)collectief / multifunctioneel verantwoordelijke<br />
Als (co‐)uitvoerder<br />
Als (co‐)organisator<br />
Als (co‐) collectief / multifunctioneel verantwoordelijke<br />
A3. Lecture performance<br />
Als (co‐)auteur<br />
Als (co‐)maker<br />
Als (co‐)uitvoerder<br />
Als (co‐)organisator<br />
Als (co)collectief/multifunctioneel verantwoordelijke<br />
A4. Tentoonstelling<br />
18
Als (co‐)auteur (= deelnemend artiest)<br />
Als (co‐)maker (= curator, samensteller)<br />
Als (co‐)organisator (= artistiek coördinator)<br />
A5. Voordracht, lezing, lezingenreeks<br />
Als spreker<br />
Als organisator<br />
A5. Debat (miv moderatie)<br />
Als spreker<br />
Als organisator<br />
B. PUBLICATIE<br />
Auteur(s) + titel publicatie Plaats en datum van publicatie Mate van oorspronkelijkheid<br />
(origineel / bewerking) indien<br />
van toepassing<br />
B1. CD, DVD of andere drager (miv radio‐opname)<br />
Als (co‐)auteur<br />
Als (co‐)producer, opnameleider<br />
Als (co‐)uitvoerder<br />
NVT<br />
NVT<br />
19
B2. Verzamel CD, DVD of andere drager<br />
Als (co‐)auteur<br />
Als (co‐)producer, opnameleider<br />
Als (co‐)uitvoerder<br />
B3. Theatertekst (drama) & Partituur (muziek)<br />
Als (co‐)auteur<br />
B4. Vertaling (drama)<br />
Als (co‐)auteur<br />
B5. Boek, boekenreeks<br />
Als (co‐)auteur<br />
Als (co‐)redacteur, (co‐)samensteller<br />
B6. Hoofdstuk in boek<br />
Als (co‐)auteur<br />
B7. Bijdrage in encyclopedie, tentoonstellingscatalogus, biografische naslagwerken<br />
Als (co‐)auteur<br />
B8. Tijdschrift, e‐zine<br />
Als (co‐)auteur<br />
Als (co‐)redacteur, (co‐)samensteller<br />
B9. Rapport, paper dat na voltooiing werd ingediend bij opdrachtgevende instantie<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
20
Als (co‐)auteur<br />
Als (co‐)redacteur, (co‐)samensteller<br />
B10. Programmaboek, brochure<br />
Als (co‐)auteur<br />
Als (co‐)redacteur, (co‐)samensteller<br />
B11. Begeleidend boekje bij CD, DVD of andere drager<br />
Als (co‐)auteur<br />
Als (co‐)redacteur, (co‐)samensteller<br />
B12. Catalogus, discografie, repertorium, inventaris, ontsluiting<br />
Als (co‐)auteur<br />
Als (co‐)redacteur, (co‐)samensteller<br />
B13. Informatieve, beknopte, vulgariserende publicatie<br />
Als (co‐)auteur<br />
Als (co‐)redacteur, (co‐)samensteller<br />
B14. Recensie, review, bespreking, interview<br />
Als (co‐)auteur<br />
Als (co‐)redacteur<br />
B15. Bijdrage in congresproceeding (integraal of samenvatting)<br />
Als (co‐)auteur<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
NVT<br />
21
Als (co‐)redacteur, (co‐)samensteller<br />
NVT<br />
NVT<br />
C. IMPLEMENTATIE VAN ONDERZOEK IN ONDERWIJS EN<br />
ONDERWIJS IN ONDERZOEK<br />
C1. Implementatie van <strong>onderzoek</strong> in onderwijs (doorstroming van <strong>onderzoek</strong>sresultaten naar de<br />
studenten van <strong>onderzoek</strong> dat gevoerd wordt door de docent)<br />
C2. Implementatie van onderwijs in <strong>onderzoek</strong> (participatie van studenten aan de<br />
<strong>onderzoek</strong>sactiviteiten van docenten en het aanleren van een <strong>onderzoek</strong>shouding)<br />
C3. Ontwikkelen van nieuwe werkvormen (de manier waarop de docent nieuwe werkvormen<br />
ontwikkelt om <strong>onderzoek</strong> aan te brengen en / of de mate waarin externe deskundigen worden<br />
aangetrokken om onderwijs te verstrekken; vb. labovorm, masterclasses, begeleide rondleiding)<br />
C4. Disseminatie (doorgeven, implementeren, verspreiden, toegankelijk maken van en bekendheid<br />
geven aan het <strong>onderzoek</strong>)<br />
D. UITSTRALING EN DIENSTBETOON<br />
D1. Prijzen en onderscheidingen<br />
D2. Lidmaatschap<br />
22
D3. Jury<br />
D4. (co‐)begeleiding en (co‐)promotorschap van thesissen, projecten, doctoraten<br />
D5. Participatie aan / ter beschikking stellen van expertise en deskundigheid in <strong>onderzoek</strong>s‐ en<br />
stuurgroepen<br />
D6. Verworven kredieten<br />
D7. Recensies<br />
23
2. Beoordeling<br />
Hieronder presenteren we een concreet voorstel over hoe een doorlichting van een<br />
<strong>onderzoek</strong>sinstelling in de praktijk zou kunnen verlopen. Daarbij gaat zowel aandacht naar<br />
procedurele als naar inhoudelijke aspecten. We baseerden ons hiertoe hoofdzakelijk op het<br />
beoordelingssysteem zoals dat momenteel gehanteerd wordt door de Research Asssessment<br />
Exercise (RAE). 3 We nemen dit kwalitatieve model als uitgangspunt omdat dit in het verleden reeds<br />
bewezen heeft goed te functioneren en ook internationaal als dusdanig erkend wordt.<br />
Desalniettemin achtten we het nodig om hier op bepaalde punten van af te wijken om aldus te<br />
komen tot een systeem dat: 1) is afgestemd op de Vlaamse situatie; 2) is afgestemd op de<br />
specificiteit van <strong>onderzoek</strong> in muziek en podiumkunsten. Dit belet niet dat in een verder stadium dit<br />
systeem kan uitgebreid worden naar andere disciplines. We achten dit overigens wenselijk. Omwille<br />
van de nauwe relatie tussen het hieronder gepresenteerde model en het RAE‐model, wordt waar<br />
relevant ook verwezen naar het RAE systeem.<br />
2.1. Periode<br />
Onderwijsinstellingen worden om de 5 jaar doorgelicht. Deze periode stemt overeen met periode<br />
van een standaard bamacyclus.<br />
2.2. Beoordelingscommissie<br />
De beoordeling gebeurt door een peergroup, bestaande uit 12 personen.<br />
De te beoordelen instellingen dragen daartoe personen voor aan de inrichtende instantie.<br />
Het is de inrichtende instantie die op basis van de aangeleverde voorstellen overgaat tot de<br />
definitieve samenstelling van de peergroup.<br />
Criteria die gehanteerd dienen te worden inzake de samenstelling van de peergroup zijn:<br />
- internationale samenstelling / ervaring;<br />
- deskundigheid op vlak van:<br />
o artistieke praxis;<br />
o <strong>onderzoek</strong>;<br />
o onderwijs;<br />
- (ped)agogische bekwaamheid.<br />
Er dient te worden gestreefd naar een samenstelling waarbij een evenwichtige verhouding tussen<br />
deze verschillende criteria wordt gerealiseerd.<br />
3 http://www.rae.ac.uk<br />
24
2.3. Voorwaarden voor <strong>onderzoek</strong> in de kunsten<br />
Vooraleer te kunnen overgaan tot beoordeling, dient te worden omschreven wat precies verstaan<br />
wordt onder <strong>onderzoek</strong> in de kunsten. In tegenstelling tot de RAE, die een definitie hanteert van<br />
<strong>onderzoek</strong>, opteren wij voor een reeks voorwaarden waaraan <strong>onderzoek</strong> in de kunsten dient te<br />
voldoen. Dit laat toe om in een eerste beoordelingsfase te evalueren of de <strong>onderzoek</strong>soutput al dan<br />
niet kan omschreven worden als het resultaat van <strong>onderzoek</strong> in de kunsten.<br />
a. Onderzoek volgens de RAE<br />
De RAE geeft volgende definitie van <strong>onderzoek</strong>: “Research for the purpose of the RAE is to be<br />
understood as original investigation undertaken in order to gain knowledge and understanding. It<br />
includes work of direct relevance to the needs of commerce, industry and to the public and<br />
voluntary sectors: scholarship, the invention and generation of ideas, images, performances,<br />
artefacts including design, where these lead to new or substantially improved insights; and the use<br />
of existing knowledge in experimental development tot produce new or substantially improved<br />
materials, devices, products and processes, including design and construction.<br />
It excludes routine testing and routine analysis of materials, components and processes such as for<br />
the maintenance of national standards, as distinct from the development of new analytical<br />
techniques. It also excludes the development of teaching materials that do not embody original<br />
research.<br />
Scholarschip for the RAE is defined as the creation, development and maintenance of the intellectual<br />
infrastructure of subjects and disciplines, in forms such as dictionaries, scholarly editions, catalogues<br />
and contributions to major research databases.” 4<br />
b. Eigen omschrijving<br />
We streven naar een eigen omschrijving van <strong>onderzoek</strong> waarbij we rekening houden met de eerder<br />
bepaalde uitgangspunten en tevens volgende overwegingen in acht nemen:<br />
1) we opteren niet voor een definitie, wel voor de opsomming van een aantal ‘voorwaarden’<br />
waaraan <strong>onderzoek</strong> in de kunsten dient te voldoen;<br />
2) in tegenstelling tot in de door de RAE gehanteerde definitie, beslissen we ook om niet te<br />
bepalen wat we uitsluiten als <strong>onderzoek</strong> in de kunsten. We gaan er vanuit dat het haast<br />
onmogelijk is om tot een exhaustieve opsomming te komen van wat uit te sluiten valt als<br />
<strong>onderzoek</strong>. We opteren daarom voor een systeem waarbij het de peers zijn die beslissen of<br />
iets al dan niet tot <strong>onderzoek</strong> kan worden gerekend.<br />
Hierop voortbouwend komen we tot een eigen omschrijving, waarbij volgende voorwaarden<br />
gekoppeld worden aan <strong>onderzoek</strong> in de kunsten:<br />
4 RAE 2008, Panel criteria and working methods. Panel O, january 2006 (Annex 3).<br />
25
0. het wordt uitgevoerd door een kunstenaar of vanuit de hoedanigheid van kunstenaar 5 ;<br />
1. het is artistiek innovatief en draagt bij tot ontwikkeling van de kunsten;<br />
2. het beantwoordt een artistiek relevante vraag en levert een bijdrage:<br />
a. op vlak van kennis en vaardigheid;<br />
b. aan de bredere samenleving waardoor het ook een bredere maatschappelijke<br />
relevantie heeft;<br />
3. het is resultaatgericht: het resultaat bevat een artistieke uiting;<br />
4. het is procesgericht:<br />
a. het hanteert een expliciete methodologie die indien nodig voortdurend<br />
herbevraagd wordt;<br />
b. het heeft oog voor het proces waarbinnen kunst tot stand komt met daarbij<br />
aandacht voor zowel interne factoren (persoonlijk – individueel) evenals externe<br />
factoren (technologie, economie, maatschappij, ...);<br />
5. het <strong>onderzoek</strong> speelt zich af in een artistieke, intellectuele internationale context;<br />
6. het is toetsbaar in een dialoog met peers.<br />
2.4. Beoordelingsdomeinen<br />
a. Beoordelingsdomeinen volgens RAE<br />
RAE voert een doorlichting door op drie niveau’s: op het niveau van de ‘<strong>onderzoek</strong>soutput’, op het<br />
niveau van de ‘<strong>onderzoek</strong>somgeving’ en op het niveau van de ‘waardering’.<br />
b. Eigen beoordelingsdomeinen<br />
We nemen deze onderverdeling deels over, maar ‘waardering’ wordt vervangen door ‘uitstraling’.<br />
Dit betekent dat <strong>onderzoek</strong>sinstellingen worden doorgelicht:<br />
- op niveau van de <strong>onderzoek</strong>soutput;<br />
- op niveau van de <strong>onderzoek</strong>somgeving;<br />
- op niveau van de ruimere uitstraling.<br />
5 RAE raadt af om dit zo scherp te stellen. Ze adviseren om te evolueren van ‘arrogance’ naar ‘confidence’. Ze raden aan om niet de<br />
verschillen, maar net de gelijkenissen te benadrukken tussen het traditioneel wetenschappelijk <strong>onderzoek</strong> en het <strong>onderzoek</strong> in de<br />
kunsten. Hierbij dient opgemerkt dat het Verenigd Koninkrijk wat dit betreft in een andere context opereert. Vooreerst werden<br />
kunstopleidingen van de ene dag op de andere opgenomen in de universiteit zonder voorafgaand academiseringsproces. Het is pas nadien<br />
dat de ontwikkeling inzake <strong>onderzoek</strong> in de kunsten zich heeft voltrokken. In Vlaanderen wordt de academisering gezien als een<br />
voorwaarde voor een eventuele inkanteling in de universiteiten. Een tweede belangrijk verschil is dat in het Verenigd Koninkrijk<br />
doctoraten geen voorwaarde vormen om te doceren aan de universiteit. Vanuit deze dubbele optiek vinden we het belangrijk om te<br />
blijven benadrukken dat <strong>onderzoek</strong> in de kunsten dient te gebeuren door een kunstenaar of vanuit de hoedanigheid van kunstenaar. Dit<br />
heeft overigens het bijkomende voordeel dat dit toelaat een bewijs te vragen van artistieke activiteit als een voorwaarde om te worden<br />
toegelaten tot <strong>onderzoek</strong> in de kunsten.<br />
26
Visueel kan deze driedeling als volgt voorgesteld worden:<br />
Het schema maakt nogmaals duidelijk dat de doorlichting van de instelling gebeurt op 3 “niveau’s”,<br />
waarbij de kern gevormd wordt door de concrete <strong>onderzoek</strong>soutput, maar waarbij tegelijkertijd ook<br />
aandacht gaat naar de ruimere <strong>onderzoek</strong>somgeving (= de instelling) en de mate waarin het<br />
<strong>onderzoek</strong> uitstraalt op de <strong>onderzoek</strong>s‐ en de ruimere maatschappelijke omgeving.<br />
2.5. Excellentie‐indicatoren<br />
Onder excellentie‐indicatoren verstaan we de beoordelingscriteria die toelaten om de verschillende<br />
beoordelingsniveau’s te evalueren.<br />
a. Excellentie‐indicatoren volgens RAE<br />
Onderzoeks‐<br />
output<br />
Onderzoeks‐<br />
omgeving<br />
Uitstraling<br />
RAE omschrijft haar excellentie‐indicatoren volgens een systeem van triangulatie. Aan elk van de<br />
drie hoofdcategorieen ‐ ‘<strong>onderzoek</strong>soutput’, ‘<strong>onderzoek</strong>somgeving’ en ‘waardering’ – worden<br />
telkens drie parameters opgehangen. Zo wordt de <strong>onderzoek</strong>soutput bepaald door de parameters<br />
‘significance’ (betekenis/belang), ‘originality’ (originaliteit) en ‘rigour’ (accuraatheid); de<br />
<strong>onderzoek</strong>somgeving door de parameters ‘strategie’ (beleid), ‘people’ (mensen) en ‘structure’<br />
(structuur) en de waardering door de parameters ‘recognition’ (erkenning), ‘influence’ (invloed) en<br />
27
‘benefit’ (bijdrage). Hieronder geven we het volledige schema, zoals het gehanteerd wordt door de<br />
RAE. 6<br />
1. Research Outputs<br />
Significance. The degree to which the work has enhanced, or is likely to enhance,<br />
knowledge, thinking, understanding and/or practice in its field.<br />
Originality. The degree to which the work has developed new formulations or data<br />
and/or initiated new methods and/or forms of expression.<br />
Rigour. The degree of intellectual precision, systematic method and/or integrity<br />
embodied in the research.<br />
2. Research Environment<br />
Strategy. The degree to which research strategies have contributed to the research<br />
environment and its sustainability.<br />
People. The degree to which support and training has enhanced and sustained the work<br />
of the people who undertake research.<br />
Structure. The degree to which intellectual and operational infrastructures, in their<br />
immediate and wider contexts, have enhanced and sustained research.<br />
3. Esteem Indicators<br />
Recognition. The degree to which, individually and collectively, the work of researchers<br />
has been recognised externally.<br />
Influence. The degree of influence and/or contribution made to research practices and<br />
their debates in the wider context.<br />
Benefit. The degree to which researchers and the research environment have benefited<br />
through the esteem in which the research is held.<br />
b. Eigen omschrijving<br />
Ons baserend op de omschrijving van RAE en rekening houdend met de eerder vooropgestelde<br />
uitgangspunten en voorwaarden, komen we tot volgende excellentie‐indicatoren per niveau.<br />
1. Onderzoeksoutput<br />
Betekenis / belang<br />
de mate waarin het werk bijdraagt tot het verhogen van artistieke kennis en vaardigheden,<br />
het denken over en het begrijpen van het <strong>onderzoek</strong>sveld;<br />
de bijdrage die het <strong>onderzoek</strong> levert aan de samenleving met een bredere maatschappelijke<br />
relevantie in een internationale context.<br />
6 RAE 2008, Panel criteria and working methods. Panel O, january 2006, 20.<br />
28
Originaliteit<br />
De mate waarin het <strong>onderzoek</strong>swerk nieuwe formuleringen, nieuwe data, nieuwe methoden<br />
en/of nieuwe expressievormen ontwikkelt.<br />
Accuraatheid<br />
Accuraatheid omschrijven we algemeen als: ‘de sterkte van de ketting‐van‐redeneren dewelke<br />
de <strong>onderzoek</strong>svraag verbindt met het <strong>onderzoek</strong>santwoord.’ 7<br />
Meer specifiek wordt met accuraatheid aangeduid:<br />
o de mate waarin intellectuele precisie en/of systematische methode en/of integriteit<br />
belichaamd wordt in het werk;<br />
o de mate waarin het resultaat toetsbaar is in dialoog met peers;<br />
o de mate waarin het werk oog heeft voor het persoonlijk proces waarbinnen kunst<br />
tot stand komt met daarbij aandacht voor zowel interne (persoonlijk – individueel)<br />
als externe (technologie, economie, maatschappij, ...) factoren.<br />
2. Onderzoeksomgeving<br />
De mate waarin de <strong>onderzoek</strong>somgeving in (2.1.) strategische, (2.2.) personele en (2.3.)<br />
(infra)structurele zin voldoet aan volgende voorwaarden:<br />
3. Uitstraling<br />
o draagt bij tot innovatie en ontwikkeling;<br />
o verhoogt en ondersteunt de mogelijkheid tot het beantwoorden van de relevante<br />
vraag;<br />
o draagt bij tot een resultaat dat toetsbaar is in dialoog met peers;<br />
o ondersteunt procesgerichtheid;<br />
o ontwikkelt zich in wisselwerking met de internationale context.<br />
De mate waarin het <strong>onderzoek</strong> de erkenning, de waardering en de invloed van de instelling<br />
bevordert in een ruimere artistieke <strong>onderzoek</strong>scontext en de ruimere samenleving.<br />
2.6. Beoordelingselementen<br />
Om de beoordelingscommissie in staat te stellen om aan de hand van de excellentie‐indicatoren de<br />
verschillende beoordelingsdomeinen te evalueren, dient de instelling per niveau op voorhand<br />
omschreven “bewijslasten” aan te dragen. We beperken ons in dit overzicht tot de grote lijnen,<br />
dewelke op moment van eventuele toepassing van dit systeem uiteraard verder in detail dienen te<br />
worden uitgewerkt.<br />
7<br />
Bruce Brown, tijdens de studiedag, gehouden aan de <strong>Artesis</strong> Hogeschool, Koninklijk Conservatorium in<br />
<strong>september</strong> 2008.<br />
29
a. Onderzoeksoutput<br />
Elke aan de instelling verbonden <strong>onderzoek</strong>er levert een volledig overzicht aan van<br />
<strong>onderzoek</strong>sactiviteiten van de afgelopen 5 jaar op een te ontwikkelen online digitale databank (zie:<br />
categorieënsysteem).<br />
Elke aan de instelling verbonden <strong>onderzoek</strong>er levert daarnaast 3 <strong>onderzoek</strong>soutputs aan van de<br />
afgelopen 5 jaar op een te ontwikkelen online digitale databank.<br />
b. Onderzoeksomgeving<br />
- gegevens m.b.t. strategie:<br />
o vb:<br />
- gegevens m.b.t. personeel:<br />
o vb:<br />
gedetailleerde gegevens mbt de door de instelling uitgezette<br />
<strong>onderzoek</strong>slijnen;<br />
gedetailleerde gegevens mbt de door de instelling ingerichte<br />
<strong>onderzoek</strong>somgeving;<br />
gedetailleerd overzicht van interne en externe <strong>onderzoek</strong>smiddelen;<br />
…<br />
gedetailleerde gegevens mbt onderwijzend personeel (aantal, cv’s, aantal<br />
FTE, ...);<br />
gedetailleerde gegevens mbt <strong>onderzoek</strong>spersoneel (aantal, cv’s, aantal FTE,<br />
...);<br />
gedetailleerd overzicht met <strong>onderzoek</strong>sondersteunend personeel (aantal,<br />
cv’s, aantal FTE, …)<br />
…<br />
- gegevens m.b.t. infrastructuur:<br />
o vb:<br />
gedetailleerde gegevens mbt bibliotheek;<br />
gedetailleerde gegevens mbt technische uitrusting;<br />
gedetailleerde gegevens mbt voorstellingsruimtes;<br />
...<br />
30
c. Uitstraling<br />
Gemotiveerd verslag (met in bijlage eventuele bewijsstukken) over de mate waarin het geleverde<br />
<strong>onderzoek</strong> in positieve mate invloed uitoefent op de waardering, de erkenning en de invloed van de<br />
instelling.<br />
2.7. Kwaliteitsprofielen<br />
Met kwaliteitsprofielen bedoelen we de omschrijving van de verschillende kwaliteitsniveau’s die<br />
worden toegekend aan de afzonderlijke beoordelingsdomeinen.<br />
a) kwaliteitsprofielen volgens RAE<br />
RAE omschrijft haar kwaliteitsprofielen als volgt (vb.: voor research output):<br />
4* Quality that is world‐leading in terms of originality, significance and rigour.<br />
3* Quality that is internationally excellent in terms of originality, significance and rigour but which<br />
nonetheless falls short of the highest standards of excellence.<br />
2* Quality that is recognised internationally in terms of originality, significance and rigour.<br />
1* Quality that is recognised nationally in terms of originality, significance and rigour.<br />
Unclassified Quality that falls below the standard of nationally recognised work. Or work which does<br />
not meet the published definition of research for the purposes of this assessment.<br />
b) eigen kwaliteitsprofielen<br />
We brengen volgende nuance aan en omschrijven voor wat betreft de drie beoordelingsdomeinen<br />
de niveau’s als volgt:<br />
31
Niveau 4* Niveau dat kan worden omschreven als ‘wereldtop’<br />
Niveau 3* Niveau dat kan worden omschreven als ‘internationaal excellent’<br />
Niveau 2* Niveau dat kan worden omschreven als ‘internationaal erkend’<br />
Niveau 1* Niveau dat kan worden omschreven als ‘nationaal erkend’<br />
Niet gekwalificeerd (ng) Valt onder de standaard van ‘nationaal erkend’ of voldoet niet aan de<br />
voorwaarden<br />
2.8. Verdeelsleutel<br />
a. Verdeelsleutel volgens RAE<br />
RAE hanteert een verdeelsleutel waarbij aan elk van de drie beoordelingsdomeinen een bepaald<br />
gewicht wordt toegekend. Dit betekent concreet dat <strong>onderzoek</strong>soutput in de eindberekening meer<br />
(70%) doorweegt dan <strong>onderzoek</strong>somgeving (20%) en <strong>onderzoek</strong>swaardering (10%). Het totaal van<br />
deze drie levert dus een globaal kwaliteitsprofiel op.<br />
Onderz. output<br />
Gewicht: 70%<br />
Globaal<br />
kwaliteitsprofiel<br />
Totaal: 100%<br />
Onderz. Omgeving<br />
Gewicht: 20%<br />
Onderz. Waardering<br />
Gewicht: 10%<br />
32
) eigen verdeelsleutel<br />
We stellen een systeem voor waarbij het gewicht dat wordt toegekend aan de 3 categorieën<br />
gradueel verschuift gedurende de eerste drie beoordelingsperiodes, waarbij ‘<strong>onderzoek</strong>soutput’ in<br />
belang toeneemt en <strong>onderzoek</strong>somgeving in belang afneemt naar mate de beoordelingsperiodes<br />
elkaar opvolgen. De motivering daarachter is dat, bij de eerste doorlichting de instellingen<br />
hoofdzakelijk nog werk zullen moeten maken van het uitbouwen van de <strong>onderzoek</strong>somgeving. Door<br />
aan dat aspect een groot gewicht toe te kennen, worden instellingen ook gemotiveerd om werk te<br />
maken van de uitbouw van hun <strong>onderzoek</strong>somgeving. Bij de daaropvolgende doorlichtingen<br />
verschuift het zwaartepunt van het gewicht geleidelijk van de <strong>onderzoek</strong>somgeving naar de<br />
<strong>onderzoek</strong>soutput.<br />
Schematisch kunnen we dit als volgt weergeven:<br />
Eerste<br />
assessment<br />
periode<br />
Tweede<br />
assessment<br />
periode<br />
Derde<br />
assessment<br />
periode<br />
2.9. Globaal kwaliteitsprofiel<br />
Onderzoeksoutput Onderzoeksomgeving Uitstraling Globaal<br />
kwaliteitsprofiel<br />
30% 60% 10% 100%<br />
45% 45% 10% 100%<br />
60% 30% 10% 100%<br />
Elke individuele peer oordeelt over de mate waarin de <strong>onderzoek</strong>soutput, de <strong>onderzoek</strong>somgeving<br />
en de waardering scoren op de verschillende excellentie‐indicatoren. Via gezamenlijk overleg wordt<br />
per <strong>onderzoek</strong>sdomein een globaal kwaliteitsprofiel toegekend. Op basis van het gewicht dat aan elk<br />
van de drie beoordelingsdomeinen wordt toegekend, levert dit na berekening een globaal<br />
kwaliteitsprofiel op.<br />
33
Voorbeeld:<br />
Hieronder presenteren we een fictief voorbeeld van hoe, voor wat betreft de eerste assessment<br />
periode, een globaal kwaliteitsprofiel wordt toegekend op basis van de kwaliteitsprofielen op de<br />
afzonderlijke beoordelingsdomeinen.<br />
Onderzoeksoutput<br />
4* 3* 2* 1* ng<br />
10% 25% 40% 15% 10%<br />
Gewicht 30%<br />
Onderzoeksomgeving<br />
4* 3* 2* 1* ng<br />
20% 30% 15% 20% 15%<br />
Gewicht 60%<br />
Uitstraling<br />
4* 3* 2* 1* ng<br />
30% 25% 10% 20% 15%<br />
Gewicht 10%<br />
Globaal kwaliteitsprofiel<br />
4* 3* 2* 1* ng<br />
18% 28% 22% 18,5% 13,5%<br />
34
In het fictieve voorbeeld hierboven betekent dit concreet dat:<br />
- 10% van de <strong>onderzoek</strong>soutput van instelling X behoort tot niveau 4*, 25% tot niveau 3*,<br />
40% tot niveau 2*, 15% tot niveau 1* en 10% van de <strong>onderzoek</strong>soutput behoort tot de<br />
categorie ‘niet gekwalificeerd’;<br />
- 20% van de <strong>onderzoek</strong>somgeving van instelling X behoort tot niveau 4*, 30% tot niveau 3*,<br />
15% tot niveau 2*, 20% tot niveau 1* en 15 van de <strong>onderzoek</strong>somgeving behoort tot de<br />
categorie ‘niet gekwalificeerd’;<br />
- 30% van de uitstraling van instelling X behoort tot niveau 4*, 25% tot niveau 3*, 10% tot<br />
niveau 2*, 20% tot niveau 1* en 15% van de uitstraling behoort tot de categorie ‘niet<br />
gekwalificeerd’.<br />
Rekening houdend met het gewicht dat aan elk van de 3 beoordelingsniveau’s wordt toegekend,<br />
levert dit volgend globaal kwaliteitsprofiel op:<br />
- 18% van de globale <strong>onderzoek</strong>sactiviteit van instelling X behoort tot niveau 4*;<br />
- 28% tot niveau 3*;<br />
- 22% tot niveau 2*;<br />
- 18,5% tot niveau 1*;<br />
- 13,5% tot de categorie ‘niet gekwalificeerd’.<br />
Onderzoeks‐<br />
output<br />
Onderzoeks‐<br />
omgeving<br />
4* 3* 2* 1* ng<br />
10% 25% 40% 15% 10%<br />
20% 30% 15% 20% 15%<br />
Uitstraling 30% 25% 10% 20% 15%<br />
Gewogen:<br />
30%<br />
Gewogen:<br />
60%<br />
Gewogen:<br />
10%<br />
Globaal<br />
kwaliteits‐<br />
profiel<br />
3% 7,5% 12% 4,5% 3%<br />
12% 18% 9% 12% 9%<br />
3% 2,5% 1% 2% 1,5%<br />
18% 28% 22% 18,5% 13,5%<br />
35
2.10. Financiering<br />
a. Financiering volgens de RAE<br />
Het globale kwaliteitsprofiel is uiteraard bepalend voor de financiering van de instelling. In grote<br />
lijnen verloopt het financieringssysteem bij RAE volgens een eenvoudige formule op basis van<br />
volgende parameters: 1) het percentage behaald op de verschillende kwaliteitsniveau’s; 2) een vast<br />
bedrag / kwaliteitsniveau; 3) het aantal <strong>onderzoek</strong>ers verbonden aan de instelling.<br />
Aan elk kwaliteitsniveau wordt een bepaald bedrag / persoon toegekend. Bijvoorbeeld: categorie 4*:<br />
1000 pond / persoon; categorie 3*: 500 pond / persoon; categorie 2*: 300 pond / persoon; categorie<br />
1*: 150 pond / persoon.<br />
Voorbeeld berekening:<br />
Gesteld dat in ons fictieve voorbeeld van <strong>onderzoek</strong>sinstelling X hierboven 50 <strong>onderzoek</strong>ers<br />
verbonden zijn betekent dit het volgende:<br />
- Instelling X scoort 18% op categorie 4*:<br />
18% van 1000 pond, vermenigvuldigd met 50 = 9000 pond<br />
- Instelling X scoort 28% op categorie 3*:<br />
28% van 500 pond, vermenigvuldigd met 50 = 7000 pond<br />
- Instelling X scoort 22% op categorie 2*:<br />
22% van 300 pond, vermenigvuldigd met 50 = 3300 pond<br />
- Instelling X scoort 18,5% op categorie 1*<br />
18,5% van 150 pond, vermenigvuldigd met 50 = 1387,5 pond<br />
In totaal ontvangt instelling X dus 9000 + 7000 + 3300 + 1387,5 = 20687,5 pond.<br />
b. eigen voorstel<br />
We stellen voor om dit verdelingssysteem ook toe te passen in het Vlaamse model. De bedragen die<br />
aan elke categorie verbonden worden dienen in een verder stadium bepaald te worden.<br />
36
Besluit<br />
Bij wijze van besluit geven we hierna nog een bondig overzicht van de in dit <strong>onderzoek</strong> belangrijkste<br />
conclusies en aanbevelingen. We vertrekken vanuit de basisfilosofie dat <strong>onderzoek</strong> in de kunsten<br />
zich afspeelt in een kunstzinnig kader. Het streeft naar een doorgedreven synergie tussen artistieke<br />
praxis, theorie en <strong>onderzoek</strong>. De core business of kernactiviteit van <strong>onderzoek</strong> in de kunsten wordt<br />
gevormd door innovatie en ontwikkeling. Dit begrippenpaar omschreven we als ‘Een originele<br />
bijdrage leveren aan het bestaande artistieke en wetenschappelijke patrimonium.’<br />
Inzake de beoordeling van <strong>onderzoek</strong> in muziek en podiumkunsten opteren we voor een systeem<br />
waarbij gewerkt wordt met kwalitatieve beoordelingselementen die beoordeeld worden door een<br />
groep van peers. We zijn van oordeel dat dergelijk systeem de eigenheid van <strong>onderzoek</strong> in de<br />
kunsten het meest respecteert. Een kwantitatief systeem doet afbreuk aan de beoordeling van het<br />
<strong>onderzoek</strong> in de kunsten, gezien het kwalitatieve aspect inherent is aan “onze” specifieke<br />
<strong>onderzoek</strong>scontext.<br />
Om het door ons voorgestelde kwalitatieve beoordelingsmodel in praktijk te kunnen brengen,<br />
adviseren we aan de inrichtende overheid om twee online databanken aan te maken waarin de<br />
<strong>onderzoek</strong>soutput, samen met andere voor beoordeling noodzakelijke documenten, digitaal kunnen<br />
worden aangeleverd. Een eerste te ontwikkelen databank laat toe aan <strong>onderzoek</strong>ers om een volledig<br />
overzicht te geven van de door hen afgeleverde <strong>onderzoek</strong>sprestaties. We ontwikkelden daartoe<br />
een categorieënsysteem (deel 2, punt 1). Een tweede te ontwikkelen databank laat toe om de<br />
gegevens met betrekking tot de <strong>onderzoek</strong>soutput, de <strong>onderzoek</strong>somgeving en de waardering<br />
digitaal aan te leveren.<br />
De ontwikkeling van dergelijke databank kan eventueel gebeuren in samenwerking met of naar<br />
voorbeeld van FRIS (Flanders Research Information Space, de uitbouw van een<br />
informatiearchitectuur over alle spelers in het domein economie, wetenschap en innovatie) en/of<br />
IWETO (Inventaris Wetenschappelijk en Technologisch Onderzoek Vlaanderen, een geautomatiseerd<br />
en permanent toegankelijk systeem van data betreffende het lopend <strong>onderzoek</strong> aan de Vlaamse<br />
universiteiten). Indien overgegaan wordt tot toepassing van dergelijk systeem dienen de nodige<br />
waarborgen te worden ingebouwd i.v.m. auteursrechten.<br />
Met betrekking tot het beoordelingsprotocol pleiten we voor een 5‐jaarlijkse doorlichting,<br />
uitgevoerd door een 12‐ledige peergroup. De beoordeling gebeurt op 3 “domeinen”, namelijk op<br />
niveau van de <strong>onderzoek</strong>soutput, op niveau van de <strong>onderzoek</strong>somgeving en op niveau van de<br />
uitstraling. Per domein omschreven we ook nauwgezette excellentie‐indicatoren of<br />
beoordelingscriteria die gehanteerd dienen te worden om de verschillende beoordelingsdomeinen<br />
te evalueren. De individuele beoordeling van de peers per domein leidt via een systeem van een<br />
verdeelsleutels tot een globaal kwaliteitsprofiel. Het is dit uiteindelijke globale kwaliteitsprofiel over<br />
de totale <strong>onderzoek</strong>sactiviteit dat de basis vormt voor de financiering van de <strong>onderzoek</strong>sinstellingen.<br />
37
Bibliografie<br />
RAE 2008, Panel criteria and working methods. Panel O, january 2006.<br />
Geraadpleegde website:<br />
http://www.rae.ac.uk<br />
38
Dankwoord<br />
We wensen uitdrukkelijk iedereen te danken die constructief bijdroeg aan de totstandkoming van dit<br />
<strong>onderzoek</strong>, in het bijzonder de kerngroep, bestaande uit: Frank Agsteribbe, Patricia Beijsens,<br />
Georges Goffin, Koen Kessels, Eugeen Schreurs, Katharina Smets, Annouk Vanmoorsel en Marleen<br />
Vertongen. Hun onvoorwaardelijke inzet ligt aan de basis van het welslagen van dit project.<br />
Ook de buitenlandse experts danken we voor hun kritische feedback en constructieve input: Anne<br />
Bodington, Bruce Brown en Jonathan Woodham.<br />
39