'Pieter van Dooren'te Tilburg - Historisch Centrum Overijssel
'Pieter van Dooren'te Tilburg - Historisch Centrum Overijssel
'Pieter van Dooren'te Tilburg - Historisch Centrum Overijssel
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Textiellabriek <strong>'Pieter</strong> <strong>van</strong> <strong>Dooren'te</strong> <strong>Tilburg</strong><br />
1825-1915<br />
I.M. Bos en Drs. W. de Natris<br />
Resultaten <strong>van</strong> een verkennend onderzoek ter<br />
plaatse en <strong>van</strong> een oriënterend historisch onderzoek.<br />
1. Inleiding<br />
Dit artikel is min of meer toevallig tot stand gekomen. Medio 1974 kwamen beide<br />
auteurs tot de bevinding, dat zij onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar, <strong>van</strong>uit het kader <strong>van</strong><br />
ruimer opgezet onderzoek, de textielfabriek "Pieter <strong>van</strong> Dooren" te <strong>Tilburg</strong> als één<br />
<strong>van</strong> de belangrijkste en gaafste oude fabriekscomplexen <strong>van</strong> ons land moesten beschouwen.<br />
J.M. Bos was toen bezig met inventarisatie en onderzoek naar vroege gemechaniseerde<br />
bedrijven,1) terwijl W. de Natris zojuist een voorlopig onderzoek naar de<br />
architectonische merites <strong>van</strong> 1ge eeuwse fabrieksgebouwen in Nederland had afgesloten.2<br />
) Ze hebben toen ad hoc besloten, vooral omdat gevaar voor sloop niet<br />
ondenkbaar was, zo snel mogelijk deze bevindingen na een meer diepgaand historisch<br />
onderzoek op schrift te stellen.<br />
Vóórdat echter dit onderzoek afgerond kon worden was de situatie rond het behoud<br />
<strong>van</strong> "Pieter <strong>van</strong> Dooren" zó ernstig, dat op verzoek <strong>van</strong> locale belangstellenden<br />
werd overgegaan tot opstelling <strong>van</strong> een rapport op basis <strong>van</strong> de toen bekende<br />
gegevens. Dit rapport 3) heeft "acties" tot geheel of gedeeltelijk behoud <strong>van</strong> het<br />
complex ondersteund. Helaas heeft een en ander niet kunnen voorkomen, dat de<br />
fabriek begin 1975 door de eigenaar met de grond gelijk gemaakt werd.<br />
Op verzoek <strong>van</strong> de redactie <strong>van</strong> Textielhistorische Bijdragen werd genoemd rapport<br />
omgewerkt tot dit artikel. Het onderzoek is echter nog niet afgesloten. De auteurs<br />
hopen t .Z.t . in Textielhistorische Bijdragen nader op de zaak terug te kunnen<br />
komen. Niet alle problemen zijn opgelost. Verder veldwerk is helaas onmogelijk<br />
gemaakt door de sloop. Het onderzoek <strong>van</strong> archiefmateriaal en literatuur wordt<br />
echter door de auteurs voortgezet.<br />
2. <strong>Historisch</strong>e achtergrond<br />
2.1. Schets <strong>van</strong> de <strong>Tilburg</strong>se wolindustrie<br />
De <strong>Tilburg</strong>se wolindustrie kent een veelbewogen geschiedenis. Deze gaat terug tot in<br />
de 15e eeuw,4) beleefde tot aan het einde <strong>van</strong> de 18e eeuw perioden <strong>van</strong> zwakte en<br />
opbloei, maakte een verbazingwekkende ontwikkeling door in de vorige eeuw 5) en<br />
verkeert in onze dagen in een weinig rooskleurige situatie. Vanouds werkte de<br />
<strong>Tilburg</strong>se wolindustrie in opdracht <strong>van</strong> Leidse en Amsterdamse lakenfabrikanten. In<br />
de loop <strong>van</strong> de 17e eeuw begonnen de <strong>Tilburg</strong>se entrepreneurs, "reijers" of "rayers"<br />
genoemd, steeds meer voor eigen rekening te werken; ze werden "fabrikant". Vaak<br />
werkten toen reeds enige arbeiders in een gebouw <strong>van</strong> de "reijer"; daar werd de wol<br />
gewassen, gezuiverd en gekaard; ook bewerkingen als ruwen, vollen, drogen, scheren<br />
en soms verven vonden al plaats in de "fabriekjes". Door de toenemende mechanisatie<br />
in deze nijverheid concentreerden tegen het einde <strong>van</strong> de 18e eeuw zich<br />
steeds meer produktie-fasen in één inrichting. Het spinnen en weven bleef echter<br />
nog tot het midden <strong>van</strong> de 1ge eeuw overwegend georganiseerd als laaggemechaniseerde<br />
huisindustrie. Spinmachines, die in Engeland in de tweede helft <strong>van</strong> de 18e<br />
eeuw in gebruik kwamen, zoals de "Spinning Jenny" <strong>van</strong> Hargraeves, de "Mule"<br />
spinmachine <strong>van</strong> Crompton en de "Water Frame" spinmachine <strong>van</strong> Arkwright
70<br />
komen hier pas in zwang in het begin <strong>van</strong> de 1ge eeuw.<br />
Rond 1800 was <strong>Tilburg</strong> nog niet veel meer dan een verzameling "Gehugten en<br />
Buurten"6) met de wolindustrie als belangrijkste tak <strong>van</strong> nijverheid. Het aantal<br />
grote sterker gemechaniseerde textielbedrijven nam daarna snel toe, eveneens door<br />
de protectionistische politiek <strong>van</strong> de Franse bezetter (1794-1814). Het ondernemingsklimaat<br />
was zelfs zo gunstig, dat de Leidse fabrikanten Paulus en Pieter<br />
Vreede in 1790 hun bedrijf <strong>van</strong>uit Leiden via Lier (België) naar <strong>Tilburg</strong> overplaatsten.<br />
In die tijd nam ook de kwaliteit <strong>van</strong> de produkten toe, vooral <strong>van</strong> wollen<br />
lakens: lakens "welke hier zeer goed geweven worden, en, in deugdzaamheid voor<br />
Verviersche noch Leidsche Lakenen behoeven onder te doen".7) In 1812 waren er<br />
reeds 13 grote bedrijven, waar<strong>van</strong> er sommige enkele honderden arbeiders in dienst<br />
hadden.8 )<br />
2.2. Martinus <strong>van</strong> Dooren (J 765 -1811 J.<br />
Een <strong>van</strong> de textielondernemers uit die tijd was Martinus C. <strong>van</strong> Dooren<br />
(1765-1811), telg uit een oud <strong>Tilburg</strong>sfabrikantengeslacht.9 ) In 1783 richtte hij in<br />
<strong>Tilburg</strong> een <strong>van</strong> de eerste grotere etablissementen op.iO) Van Dooren was een<br />
progressief man en had als weinigen <strong>van</strong> zijn tijd oog voor de mogelijkheden <strong>van</strong> de<br />
techniek.<br />
In 1798 liet hij bijvoorbeeld een windvolmolen i i) bouwen aan de Hoeven, ten<br />
oosten <strong>van</strong> het dorp <strong>Tilburg</strong>, aan het riviertje de Ley.i 2)<br />
Waarschijnlijk als eerste introduceerde Van Dooren in 1809 in het <strong>Tilburg</strong>se de<br />
mechanische spinmachine. i 3) Deze twee assortimen ten spinmachines vervaardigd in<br />
de bekende fabrieken <strong>van</strong> Cockerill te Seraing bij Luik, werden aangedreven door<br />
paarden (rosmolen).<br />
In datzelfde jaar had <strong>Tilburg</strong> stadsrechten verworven en was Martinus <strong>van</strong> Dooren<br />
benoemd tot "maire". Deze "geste" was ongetwijfeld te danken aan de goede<br />
indruk die Lodewijk Napoleon <strong>van</strong> het <strong>Tilburg</strong>se bedrijfsleven had gekregen sinds<br />
zijn bezoek aan de stad. Overigens, Lodewijk had gelogeerd ten huize <strong>van</strong> Van<br />
Dooren. i 4) Dat dit bezoek de <strong>Tilburg</strong>se fabrikanten geen windeieren legde bleek uit<br />
het groot aantal orders <strong>van</strong> het bezettingsleger. De produkten waren vaak <strong>van</strong> goede<br />
kwaliteit, gezien de bekroning met goud die de Firma Van Dooren Van Dam behaalde<br />
op de tentoonstelling voor Volksvlijt te Amsterdam in 1809. i 5)<br />
Martinu's <strong>van</strong> Dooren overleed in 1811. Het bedrijf werd door de familie voortgezet.<br />
Nog enkele jaren gaan de zaken goed, maar na het herstel <strong>van</strong> de onafhankelijkheid<br />
<strong>van</strong> ons land (1814) brak voor de <strong>Tilburg</strong>se nijverheid een tijd <strong>van</strong> economische<br />
teruggang aan. Was in het derde kwart <strong>van</strong> 1813 het aantal stuks geweven wol nog<br />
1824, vijf jaar later in 1818 worden er over het hele jaar slechts 1975 stuks laken en<br />
andere wollen stoffen geproduceerd. i 6 ) Ondanks overheidssteun zettè deze teruggang<br />
zich voort tot het midden <strong>van</strong> de jaren twintig. Rond 1825 wist de <strong>Tilburg</strong>se<br />
fabrikantenwereld zich de Zuidelijke Nederlanden, het tegenwoordige België, als<br />
afzetgebied te verwerven. Tot 1830 heerste weer grote bedrijvigheid in de <strong>Tilburg</strong>se<br />
textielnijverheid.
72<br />
2.3 Pie ter <strong>van</strong> Dooren (1784 - 1845)<br />
Voor de <strong>Tilburg</strong>se textielnijverheid is 1825 een belangrijk jaar. In dat jaar stichtte<br />
Pieter <strong>van</strong> Dooren (1784-1845), oudste zoon <strong>van</strong> Martinus <strong>van</strong> Dooren een eigen<br />
bedrijf voor het spinnen <strong>van</strong> wollen garens en het vollen <strong>van</strong> laken. 1 7 ) Pieter had,<br />
zoals toen gebruikelijk in fabrikantenfamilies een opleiding gehad binnen het bedrijf<br />
<strong>van</strong> zijn vader. Daarnaast had hij, iets wat aanzienlijk minder gewoon was in het<br />
vaderlandse bedrijfsleven <strong>van</strong> die dagen, enige buitenlandse reizen gemaakt, waardoor<br />
hij uitstekend op de hoogte was <strong>van</strong> de ontwikkelingen aldaar. 1 8) .<br />
Vooral was hij onder de indruk gekomen <strong>van</strong> de mogelijkheden <strong>van</strong> de stoommachine<br />
voor het bedrijfsleven. Dat hij deze indrukken in het buitenland op moest<br />
doen was niet zo verwonderlijk. De snelle ontwikkeling <strong>van</strong> de techniek in de<br />
tweede helft <strong>van</strong> de 18e eeuw in het Engelse bedrijfsleven was in ons land kennelijk<br />
nauwelijks opgemerkt. Men moet daarbij niet vergeten, dat men in ons land in het<br />
begin <strong>van</strong> de 1ge eeuw op economisch gebied vooral perspectieven zag in handel en<br />
landbouw. Vandaar de geringe belangstelling voor de industrie en met name ook<br />
voor de mogelijkheden die de stoommachine zou kunnen bieden. Wèl had men<br />
tegen het einde <strong>van</strong> de 18e eeuw experimenten gedaan met stoommachines ten<br />
behoeve <strong>van</strong> de polderbemaling 19) en werd een <strong>van</strong> de eerste bedrijfsstoommachines<br />
geplaatst in een Rotterdamse branderij,2 1) maar tot aan 1820 was toepassing<br />
<strong>van</strong> stoomkracht nog hoge uitzondering,2 1) Eerst in 1824 vond de regering<br />
het noodzakelijk toezicht te gaan houden op stoomkrachtwerktuigen.<br />
In dit licht gezien was Piet er <strong>van</strong> Dooren pionier, toen hij bij de Gedeputeerde<br />
Staten der Provincie Noord-Brabant vergunning aanvroeg tot het plaatsen <strong>van</strong> een<br />
stoomwerktuig voor zijn in 1825 gestichte textielbedrijf. Deze vergunning werd<br />
hem in 1826 verleend.22 ) Van Dooren was daarmee de eerste in de <strong>Tilburg</strong>se regio<br />
die zijn bedrijf voorzag <strong>van</strong> een stoommachine. Het voorbeeld werd enige maanden<br />
later gevolgd door de firma Diepen, Fr. Jellinghaus & Co., maar dit betekende niet<br />
dat het aantal stoommachines in <strong>Tilburg</strong> snel toenam; in 1863 waren <strong>van</strong> de 87<br />
fabrieken slechts 32 overgegaan op stoomkracht.2 3) Overigens was het niet de<br />
eerste stoommachine in het brabantse; reeds in 1820 werd bijvoorbeeld bij het<br />
eindhovense textielbedrijf J. Th. Smits een stoommachine <strong>van</strong> 6 pk geplaatst. 24)<br />
Piet er <strong>van</strong> Dooren's fabriek kwam in het voorjaar <strong>van</strong> 1827 in werking. Het bedrijf<br />
draaide goed tot aan 1830, het jaar waarin de Zuidelijke Nederlanden zich afscheidden<br />
<strong>van</strong> het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De <strong>Tilburg</strong>se textielindustrie<br />
verloor daarbij een groot gedeelte <strong>van</strong> haar afzetmarkt. Een klein winstpunt was<br />
wellicht het wegvallen <strong>van</strong> de concurrentie uit Verviers. Ondanks deze economische<br />
teruggang ging het niet slecht bij Van Dooren, gezien de ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> de stoomketel<br />
in 1833 en de aanvrage <strong>van</strong> een vergunning voor het plaatsen <strong>van</strong> een tweede<br />
st'Jomwerktuig in het jaar daarop.2S) Begin 1836 werd deze tweede stoommachine<br />
in bedrijf gesteld, zodat het aantal stoommachines in de textielindustrie op 10 werd<br />
gebracht.26 )
3. Het complex "Pieter <strong>van</strong> Dooren" in de 1ge eeuw<br />
Foto 1. Briefhoofd 1888 Gemeente Archief <strong>Tilburg</strong><br />
Fig. 1. Schets naar briefhoofd 1888<br />
73
74<br />
Hoe het fabriekscomplex "Pieter <strong>van</strong> Dooren" er in de 1ge eeuw heeft uitgezien, is<br />
afgebeeld op een briefhoofd 2 7) <strong>van</strong> de firma, gedateerd 17 oktober 1888.28 ).<br />
Ter oriëntatie <strong>van</strong> de lezer maken we eerst een korte "wandeling" langs de verschillende<br />
gebouwen, zoals deze in 1888 in vogelvlucht werden weergegeven (foto 1, fig .<br />
1.29 )<br />
Op de voorgrond zien we de huidige Hilvarenbeekseweg. Links komen we (via het<br />
gehucht Broekhoven) uit de richting <strong>Tilburg</strong>, waar<strong>van</strong> de talloze fabrieksschoorstenen<br />
in de verte tegen de lucht afsteken. Komend <strong>van</strong>uit deze kant is het eerste<br />
wat ons opvalt een fraai aangelegde tuin. Voorbij deze tuin, op het briefhoofd<br />
midden op de voorgrond, is aan de Hilvarenbeekseweg een monumentaal hek, dat<br />
toegang geeft tot het fabrieksterrein. Van hieruit lopen we de bedrijfsweg op, waar<br />
we aan de linkerkant eerst de fabrikantenwoning met veranda passeren, daarna het<br />
kantoor en tenslotte een lage fabriekshal met zogenaamde zaagtanddaken (shedbouw).<br />
Aan de rechterkant <strong>van</strong> de bedrijfsweg rijst voor ons een hoog fabrieksgebouw op,<br />
met aan beide zijden een ketel- en machinehuis, elk voorzien <strong>van</strong> een schoorsteen.<br />
Dit is het gebouw, waarvoor de eerste steen in 1826 werd gelegd, <strong>van</strong>daar dat we<br />
het verder zullen aanduiden als "fabriek 1826".<br />
Langs de bedrijfsweg ligt, haaks op de "fabriek 1826", de "smederij". Beide gebouwen<br />
omsluiten een binnenplaats, samen met twee andere panden. Het gebouw<br />
evenwijdig aan de "fabriek 1826" (fig. 1, no. 1) was nog tot aan de sloop vrijwel<br />
intact. We zullen het bij de hierna volgende beschrijving <strong>van</strong> de afzonderlijke gebouwen<br />
aangeven met "boerderij". Achter deze "boerderij" is een bedrijfsgebouw<br />
te zien, dat reeds in 1928 werd gesloopt. Geheel op de achtergrond treffen we<br />
tenslotte nog twee gebouwtjes aan. Het linker geval is het wagenhuis, dat in 1887<br />
werd gebouwd, over het huisje rechts zijn tot nu toe geen gegevens gevonden. Aan<br />
de rechterkant wordt het complex begrensd door het riviertje "de Leij". Vlak bij de<br />
kruising <strong>van</strong> dit watertje met de Hilvarenbeekseweg staat de bij het bedrijf behorende<br />
gasfabriek.<br />
Aan de hand <strong>van</strong> opmetingen <strong>van</strong> het Kadaster te Den Bosch is de groei <strong>van</strong> het<br />
complex gedurende de 1ge eeuw goed te volgen. De opmetingstekeningen geven wat<br />
betreft de 1ge eeuwse zaken echter niet altijd duidelijke informatie; aangevuld met<br />
gegevens uit het veldonderzoek en geraadpleegde literatuur kan een en ander redelijk<br />
gereconstrueerd worden. De hierna volgende beschrijving berust dan ook op<br />
basis <strong>van</strong> het veldonderzoek en <strong>van</strong> geraadpleegd bronnenmateriaal, waarbij de<br />
chronologische volgorde <strong>van</strong> de opmetingskaarten <strong>van</strong> het kadaster is gevolgd, beginnend<br />
bij de oudste kaart uit 1832,30)<br />
De "Boerderij"<br />
Waarschijnlijk het oudste gebouw <strong>van</strong> het complex was de zogenaamde boerderij<br />
(fig. 1, no. 1; foto 2, Links). Voor deze benaming is gekozen <strong>van</strong>wege de in oorsprong<br />
drie-beukige constructie, die bij Brabantse agrarische bedrijfsgebouwen vóór<br />
1800 zeer gebruikelijk was,31 ) Gezien ook de vormgeving <strong>van</strong> de ankerbalkgebinten<br />
leek een datering vóór 1800 niet onaannemelijk (foto 3).32)
Foto 2. De "boerderij" (links) en de "smederij" (rechts); de onderdoorgang in de<br />
smederij was recent.<br />
De verbouwing tot uiteindelijk eenoeukige vorm heeft vóór 1888 p1aatsgevonden.33<br />
) Na deze verbouwing ontstond een gebouw bestaand uit een beganegrond-verdieping<br />
en een zolder. De vensters waren gedeeltelijk nog voorzien <strong>van</strong><br />
kleine ruiten in ijzeren roeden. Van de dakkapellen met hijsbalk was er in de<br />
situatie vlak voor de sloop nog maar één aanwezig. Zoals op foto 2 te zien is, werd<br />
de zuid-westelijke eindgevel in later tijd gepleisterd.<br />
Wat de oorspronkelijke functie <strong>van</strong> de "boerderij" betreft, nog een enkele opmerking.<br />
Het is mogelijk, dat het hier ging om een op het door de textielfabrikant<br />
Pieter <strong>van</strong> Dooren in gebruik genomen terrein reeds aanwezige, 18e eeuwse - of<br />
oudere? - boerderij, of een ander niet agrarisch bedrijfsgebouw. Op de kadastrale<br />
kaart <strong>van</strong> 1832 staat het gebouw langer dan de ons bekende eind-situatie en reikt<br />
het bijna tot aan het riviertje De Leij. 34)<br />
"De Smederij"<br />
Van vóór 1832 dateerde in elk geval ook het gebouw, dat we de "smederij" genoemd<br />
hebben (fig. 1, no.2; foto 2, rechts), aangezien het op de eerder vermelde<br />
kadasterkaart <strong>van</strong> 1832 wordt aangegeven.<br />
75
76<br />
De eenvoudige, zakelijke architectuur<br />
was kenmerkend voor veel kleinere<br />
1ge eeuwse fabrieksgebouwen. De op<br />
foto 2 zichtbare topgevel was nog grotendeels<br />
oorspronkelijk. In de top <strong>van</strong><br />
deze gevel was een hijsbalk aangebracht,<br />
waarmee goederen op de zolderverdieping<br />
gehesen konden worden;<br />
op de zolderruimte bevonden zich nog<br />
de uit hout en ijzer samengestelde<br />
wind-as en het trekwiel. De begane<br />
grondvloer werd als werkplaats gebruikt,<br />
de verdieping én de zolder<br />
waarschijnlijk als magazijn. De houten<br />
vloeren werden gedragen door houten<br />
moer- en kinderbalken, waarbij later<br />
geplaatste stijlen de moerbalken in het<br />
midden ondersteunden.<br />
Tijdens het veldonderzoek werden<br />
geen aanwijzingen gevonden, dat in<br />
deze ruimten textiel- of andere machines<br />
in bedrijf zouden zijn geweest.<br />
Wel werden op de begane-grondverdieping<br />
nog een smidsvuur en<br />
andere sporen <strong>van</strong> een ouderwetse<br />
smederij-bankwerkerij aangetroffen.<br />
Een dergelijke smederij-bankwerkerij,<br />
verbonden aan een textielfabriek, was<br />
in de vorige eeuw verre <strong>van</strong> ongebruikelijk.<br />
Veel onderdelen ten behoeve<br />
<strong>van</strong> het bedrijf werden immers<br />
zelf gemaakt, aangezien ze hier, in ons<br />
...<br />
.<br />
Foto 3. "Boerderij", detail <strong>van</strong> constructie.<br />
land, moeilijk te verkrijgen waren, of, omdat ze er gewoon niet waren.<br />
Daarnaast werden de meeste machines geïmporteerd <strong>van</strong>uit landen - fabricage <strong>van</strong><br />
machines wordt in ons land pas tegen het einde <strong>van</strong> de 1ge eeuw meer gewoon -,<br />
waarbij de aanvoer in onderdelen geschiedde. Bij assemblage <strong>van</strong> deze onderdelen<br />
zal hulp <strong>van</strong> smeden en bankwerkers onontbeerlijk zijn geweest. Men kan deze<br />
situatie enigszins vergelijken met de huidige "Technische Diensten" in moderne<br />
bedrijven.<br />
"De fabriek 1826"<br />
Het meest karakteristieke deel <strong>van</strong> het 1ge eeuwse complex was het gebouw waarvoor,<br />
kort na de stichting <strong>van</strong> de firma Piet er <strong>van</strong> Dooren (1825), op 20 april 1826<br />
de eerste steen werd gelegd 35), terwijl in het jaar daarop met de produktie kon<br />
worden begonnen. Omstreeks 1834 36) werd het gebouw (fig. 1, no. 3a) uitgebreid<br />
in westelijke richting ten behoeve <strong>van</strong> een tweede stoom werktuig. Deze uitbreiding
Foto 4. Het oudste gedeelte <strong>van</strong> de fabriek 1826"; re eh ts het latere ketelhuis (J 891 J.<br />
opname <strong>van</strong>af de Hilvarenbeekseweg<br />
(fig. 1, no. 3b) verbond de "fabriek 1826" met de oudere "smederij". Of al <strong>van</strong>af<br />
het begin <strong>van</strong> de bouw <strong>van</strong> de " fabriek 1826" rekening is gehouden met een latere<br />
verbinding met de "smederij", is niet bewezen.<br />
Vanuit architectuur-historisch oogpunt bezien was het gebouw bijzonder interessant.<br />
De eenvoudige, zakelijk zonder opsmuk, uitgevoerde fabriek met de reeksen<br />
uniforme vensters gaf een uitstekend beeld, hoe de grotere fabrieksgebouwen aan<br />
het begin <strong>van</strong> de vorige eeuw in de <strong>Tilburg</strong>se regio eruit hebben gezien. De rode, uit<br />
baksteen opgetrokken gevels waren sober, zonder enige decoratie. Slechts de daklijn<br />
werd benadrukt door een sterk horizontaal werkende, in lichte kleur geschilderde<br />
band én een geprofileerde kroonlijst. Het horizontaal effect <strong>van</strong> de lange gevel<br />
(d.w.z. de gevel aan de kant <strong>van</strong> de Hilvarenbeekseweg, zoals te zien op foto 4)<br />
werd overigens afgezwakt door de kleine vensters in de bostwering.<br />
Het gebouw telde twee verdiepingen, een zolderverdieping en een vliering. De zolderverdieping<br />
is als "halfverdieping" uitgevoerd. De per verdieping in hoogte kleiner<br />
wordende ramen getuigen <strong>van</strong> een eind 18de eeuwse, aan de "burgerlijke" bouwkunst<br />
ontleende architectuuropvatting.<br />
Ook het gevoel voor symmetrie, lang een kenmerk <strong>van</strong> de 1ge eeuwse architectuur,<br />
kwam in het gebouw tot uitdrukking; aan beide kop einden <strong>van</strong> het gebouw waren<br />
77
78<br />
vrijwel indentieke aandrijf-units geplaatst, d.w.z. ketel- en machinehuis met schoorsteen.<br />
De oudste, aan de zuid-oostzijde (fig. 1, no 3a), dagtekende uit het begin ván<br />
de bouw (1826), de tweede (fig. 1, no 3b), aan de noordwestzijde, dateerde uit de<br />
tijd <strong>van</strong> de grote uitbreiding (ca. 1834), toen het gebouw haar uiteindelijke concept<br />
kreeg. Het briefhoofd <strong>van</strong> 1888 (foto 1) geeft een goed beeld <strong>van</strong> deze oorspronkelijke<br />
situatie. Aan beide zijden <strong>van</strong> het gebouw, iets naar voren springend, zijn lage<br />
gebouwtjes te zien, haaks op het hoofdgebouw. De schoorstenen stonden op, bijna<br />
tot aan de nok <strong>van</strong> het dak <strong>van</strong> het hoofdgebouw reikende sokkels.<br />
Deze symmetrische opzet kreeg een extra nadruk door het sierlijke dakruitertje.3 7)<br />
Tot aan de sloop, begin 1975, was dit vroeg-1ge eeuwse concept gehandhaafd,<br />
afgezien <strong>van</strong> enige kleine verbouwingen.<br />
Ook de inwendige constructie <strong>van</strong> het gebouw had in de loop der jaren nauwelijks<br />
enige wijziging ondergaan. Zware houten moer- en kinderbalken ondersteunden de<br />
vloeren. In het midden <strong>van</strong> deze houten vloeren waren verstevigde loop- en transportpaden<br />
over de gehele lengte <strong>van</strong> het gebouw. De begane grond-verdieping had<br />
echter wel een stenen vloer. Aan weerszijden <strong>van</strong> deze looppaden stonden oorspronkelijk<br />
de machines opgesteld.<br />
Waarschijnlijk in hoofdzaak houten "spinstoelen", met enige tientallen spillen. Zo<br />
weten we, dat de fabriek, toen rond 1835 de tweede stoommachine was geplaatst,<br />
20 assortimenten telde, waar<strong>van</strong> de nieuwe machine <strong>van</strong> 16 pk 6 wolmolens, 21<br />
schrobbelkaarten en 21 fijnkaardmachines aandreef.38)<br />
Foto 5. "Fabriek 1826", begane-grondverdieping
De lange aandrijfassen voor deze machines liepen over de gehele lengte <strong>van</strong> het<br />
gebouw. De lagers rustten op houten consoles, bevestigd aan houten in het midden<br />
<strong>van</strong> de ruimte geplaatste stijlen. Deze technische oplossing was te vinden op de<br />
begane grond-verdieping (foto 5) en op de eerste verdieping. Aan de korte einden<br />
<strong>van</strong> het gebouw waren interessante sporen te zien <strong>van</strong> drijfwerken en de oudste<br />
stoommachines.<br />
De vormgeving en afwerking <strong>van</strong> de stijlen voor het drijfwerk was duidelijk anders<br />
dan die <strong>van</strong> de moerbalken, waartegen zij bevestigd waren. De stijlen waren dan ook<br />
na het gereedkomen <strong>van</strong> het gebouw, tegelijkertijd met de installatie <strong>van</strong> het machinepark,<br />
aangebracht. Waarschijnlijk waren ze vervaardigd door een plaatselijke<br />
molenmaker , dé ambachtsman die in de 1ge eeuw nog lang specialist bleef op het<br />
gebied <strong>van</strong> installeren <strong>van</strong> drijfwerken en machines.<br />
Foto 6. "Fabriek 1826", zolder, duidelijk zichtbaar is het versterkte houten looppad<br />
op de voorgrond<br />
Al eerder is ingegaan op de interessante aspecten <strong>van</strong> de als ,,halfverdieping" uitgevoerde<br />
zolder. Er waren daar (foto 6) duidelijk aanwijzigingen die het aannemelijk<br />
maken, dat deze verdieping inderdaad werd gebruikt als fabrieksruimte; sporen <strong>van</strong><br />
drijfwerken werden echter niet aangetroffen. Waarschijnlijk stonden hier apparaten,<br />
die met de hand moesten worden bediend.<br />
De houten kapconstructie bestond uit zware, samengestelde spanten, geplaatst op<br />
een hartafstand <strong>van</strong> ongeveer drie en een halve meter. Daglicht werd verkregen door<br />
79
80<br />
kleine vensters in de borstwering en door glazen ruiten in de dakvlakken.<br />
De vliering, hoewel benauwd en zeer spaarzaam verlicht door kleine raampjes in de<br />
dakvlakken, leek eveneens een werkruimte te zijn geweest. Zowel op de zolder als<br />
op . de vliering waren tegen stof, vocht en brandgevaar, gewitte, zogenaamde "Brabantse<br />
wanden" toegepast; houten wanden, plafonds en dakbeschot afgewerkt met<br />
een goedkope, leemachtige pleisterlaag op latjes en stroo.<br />
De ruimte in de kap boven de vliering is nooit als werkruimte in gebruik geweest ;<br />
nokstijlen, schoren, e.d. maakten deze ruimte daarvoor zondermeer ongeschikt.<br />
Het hierboven beschreven fabrieksgebouw was begin 1975 nog vrijwel geheel intact.<br />
Van de beide oorspronkelijke aandrijf-units (de tegen beide kopeinden <strong>van</strong> het<br />
gebouw aangebouwde machine- en ketelhuizen met schoorstenen) was toen wel een<br />
en ander gewijzigd. Weinig verwonderlijk, aangezien de snelle ontwikkeling <strong>van</strong> de<br />
stoommachine in de 1ge eeuw op deze plaatsen dwong tot bouwkundige veranderingen.<br />
Toch was er op de plaats <strong>van</strong> <strong>Tilburg</strong>s eerste stoommachine (fig 1, no 3a) tot<br />
voor kort "stoom" geweest. Er stond nog steeds een schoorsteen op de daarvoor in<br />
1826 bestemde plaats. De nog in 1975 aanwezige aanbouw voor een stoom-economiSer<br />
was gebouwd op de plaats <strong>van</strong> het oorspronkelijke ketel- en machinehuis.<br />
In de jaren negentig 39) werd hier namelijk voor het laatst uitgebreid en gemoderniseerd<br />
(fig. 1, no. 3c,). Haaks op het hoofdgebouwen in het verlengde <strong>van</strong> het<br />
oude ketel- en machinehuis, kwam toen een nieuwe aandrijf-unit, waar<strong>van</strong> het<br />
ketelhuis tot in onze tijd is blijven bestaan. (foto 1, rechts).<br />
Dit ketelhuis werd ontworpen voor een exemplaar <strong>van</strong> het toen zeer moderne type<br />
<strong>van</strong> de waterpijpketel, gezien de breed te-hoogte verhouding <strong>van</strong> deze aanbouw, en<br />
archeologische sporen <strong>van</strong> een dergelijke ketel.<br />
Deze nieuwe aanbouw was een aardig voorbeeld <strong>van</strong> de tegen het eind <strong>van</strong> de 1ge<br />
eeuw opkomende mode om ketel- en machinehuizen een monumentaal aanzien te<br />
geven. De gevel <strong>van</strong> dit ketelhuis bestond voor een groot deel uit een houten pui<br />
met raam- en deuropeningen, waarboven een in verschillende kleuren baksteen uitgevoerde<br />
ontlastingsboog. Diezelfde decoratie werd herhaald in de horizontale gevelafsluiting<br />
met op bakstenen consoles steunend sierboogjes. Zeer kenmerkend<br />
voor de 1ge eeuwse architectuurtraditie was het accent op de midden-as <strong>van</strong> de<br />
gevel door een versierend element bekroond met een klein tympaan.<br />
De aandrijf-unit <strong>van</strong> ca. 1835, aan de andere kant <strong>van</strong> het gebouw, werd toen<br />
afgebroken. 40 ) De sokkel <strong>van</strong> schoorsteen bleef echter gehandhaafd tot even boven<br />
goothoogte. Hij werd gepleisterd en onder meer gebruikt om er een gietijzeren<br />
uurwerk aan te bevestigen (foto 7, rechts).<br />
De fabrikantenwoning<br />
De fabrikanteriwoning (fig. 1, no 4) wordt nog niet vermeld op de kadastrale kaart<br />
<strong>van</strong> 1832. Een vier jaar later getekende kaart 41 ) laat voor het eerst op de plaats <strong>van</strong><br />
deze woning een gebouw zien.<br />
Ook de uiterlijke vormgeving wijst op een datering rond 1835, zoals de witte<br />
bepleistering en de iets kleinere ramen in de eerste verdieping, beide kenmerken <strong>van</strong><br />
eind 18e en begin 1ge eeuwse architectuur (foto 7). In de jaren zestig werd er<br />
volgens het kadaster een kleine uitbreiding gerealiseerd. 42 ). De huidige situatie<br />
-het huis blijft behouden- 43 ) zal dus omstreeks die tijd zijn.
Foto 7. De fabrikantenwoning, gezien <strong>van</strong>af het hek aan de Hilvarenbeekseweg<br />
Voor een dergelijke woning is de architectuur sober. De plattegrond <strong>van</strong> het pand is<br />
nagenoeg vierkant. Het schilddak -aan de achterzijde uitlopend op een topgevelgeeft<br />
de bouwmassa een kubus-achtige bouwvorm, waardoor het gebouw ongetwijfeld<br />
wint aan monumentaliteit. Een zeker horizontaal karakter geeft de natuurstenen<br />
lijst, waarmee beide verdiepingen worden gescheiden, én de brede band <strong>van</strong><br />
sierpleisterwerk onder de goot.<br />
De indeling <strong>van</strong> het pand is, afgezien <strong>van</strong> een kleine verbouwing 44) nog intact. In<br />
het huis zijn nog een eenvoudig trappenhuis met bovenlicht en gestucte wanden en<br />
plafonds te zien, die waarschijnlijk 1ge eeuws zijn.<br />
De veranda met haar sierlijke zuiltjes <strong>van</strong> gietijzer aan de voorzijde <strong>van</strong> de woning<br />
draagt bij iri het landelijk karakter <strong>van</strong> het geheel. Dit rustiek aspect is wel begrijpelijk.<br />
,Immers er was in <strong>Tilburg</strong>, hoewel het sinds 1809 de status <strong>van</strong> stad had, tot<br />
diep· in de 1ge eeuw nog geen sprake <strong>van</strong> een stedelijke gemeenschap. Evenmin<br />
vertoonde het bebouwde milieu het beeld <strong>van</strong> een 1ge eeuwse industriestad, zoals<br />
steden als Leeds en Manchester in Engeland. <strong>Tilburg</strong> was toen nog steeds een losse<br />
agglomeratie <strong>van</strong> enkele dorpskernen en buurtschappen, met veel bouw- en weiland<br />
daartussen. In een dergelijke omgeving is een meer landelijke villa-bouw dan een, in<br />
de steden thuishorende herenhuis-architectuur, een verklaarbare zaak. Op het briefhoofd<br />
<strong>van</strong> 1888 (foto 1) zien we zelfs nog naast de fabrikantenwoning een grote,<br />
81
82<br />
bijna parkachtige aangelegd in typische 1ge eeuwse tuinarchitectuur. Ook lanen en<br />
wegen rond de fabriek waren toen, zo lijkt het altans, voorzien <strong>van</strong> fraaie beplanting.<br />
Dank zij de vrij excentrische ligging <strong>van</strong> het complex "Pieter <strong>van</strong> Dooren" ten<br />
opzichte <strong>van</strong> de stad, had de <strong>Tilburg</strong>se verstedelijking <strong>van</strong>af 1900 hier nauwelijks<br />
invloed gehad op het landschappelijk beeld.<br />
Vóór de sloop was deze landschappelijke situatie <strong>van</strong> tuin en fabrieksterrein nog<br />
vrijwel dezelfde als op het briefhoofd was getekend; zelfs de oorspronkelijke gietijzeren<br />
hekken stonden er nog (foto 4 en 7).<br />
Kantoor, shedbouw en wagenloods<br />
Foto 8. Gevel <strong>van</strong> kantoor, gezien <strong>van</strong>af de "bedrijfsweg"<br />
Tussen 1886 45 ) en 1888 is direct achter de fabriekenwoning een forse uitbreiding<br />
geweest . Het briefhoofd <strong>van</strong> 1888 geeft hier<strong>van</strong> een goed beeld (foto 1, fig. 1, no's<br />
Sa en Sb).<br />
Direct verbonden met de achterzijde <strong>van</strong> de fabrikantenwoning kwam toen, volgens<br />
de eerste steen in de zuid-oostelijke muur in 1887, een kantoorruimte tot stand<br />
(foto 8; fig. 1, no. Sa). De architectuur <strong>van</strong> deze aanbouw had een meer representatief<br />
karakter dan bij de overige gebouwen tot dan toe het gevolg was. Zoals we<br />
ook vaak kunnen zien bij woonhuizen uit die tijd, had men hier op expressieve<br />
wijze gebruik weten te maken <strong>van</strong> gekleurde baksteen; rode, gele en witte baksteen<br />
in sierverband. Opvallend was de fries-achtige gevelafsluiting met fraai gemetselde
consoles onder de geprofileerde goot. Op eenzelfde wijze waren de segmentbogen<br />
boven boven vensters en deur uitgevoerd. Aardig was ook het sierlijk smeedijzeren<br />
hekwerk voor het bovenlicht <strong>van</strong> één <strong>van</strong> de vensters.<br />
Het kantoorgebouw bestond uit een begane grondverdieping en een zolder. Aan de<br />
achterzijde (tuinkant) werd in 1916 een kleine uitbouw toegevoegd. 46 )<br />
In dezelfde tijd, dat het kantoor werd gebouwd, kwam in het verlengde hier<strong>van</strong> een<br />
fabriekshal met zaagtand dakconstructie (zg. shedbouw) tot stand (fig. 1, no Sb).<br />
Hoewel het reeds vaker vermelde briefhoofd <strong>van</strong> 1888 (foto 1) acht kapconstructies<br />
laat zien, wees veldonderzoek uit, dat de uitbreiding heeft bestaan uit negen kappen<br />
(foto 7, op de achtergrond in het midden). Ook was deze shedbouw aanzienlijk<br />
minder breed, dan op het briefhoofd staat getekend (zie noot 27). De gevelbehandeling<br />
was in dezelfde trant als <strong>van</strong> het kantoor, maar minder uitbundig. De houten<br />
kapconstructie <strong>van</strong> de daken werd gedragen door gietijzeren moerbalken, die op<br />
hun beurt weer rustten op gietijzeren (! ) consoles in de bouwmuren. In het midden<br />
werden deze balken ondersteund door gietijzeren kolommen (foto 9). Deze eerste<br />
shedbouw schijnt aan<strong>van</strong>kelijk vooral voor de opslag <strong>van</strong> wol gebruikt te zijn .<br />
Foto 9. Gietijzeren kolom (detail) in de oudste shedbouw (1887)<br />
Enkele jaren later, in 1890 47 ) werd deze shedbouw voor de eerste maal uitgebreid<br />
met een negental kappen (fig. 1, no 6a). De nieuwe sheds waren iets smaller dan die<br />
<strong>van</strong> 1887, maar aan de noord-westzijde was een lagere aanbouw met zadeldak<br />
toegevoegd, . zodat de uiteindelijke breed te overeenkwam met die <strong>van</strong> de oudere<br />
83
84<br />
shedbouw. De uiterlijke vormgeving <strong>van</strong> de nieuwbouw week nauwelijks af <strong>van</strong> de<br />
bestaande shedbouw, alléén de constructie was moderner.<br />
In deze nieuwbouw werden sporen <strong>van</strong> drijfwerk aangetroffen. De plaats <strong>van</strong> de<br />
machinekamer was tussen de oude en de nieuwe shedbouw, maar hier<strong>van</strong> werden<br />
echter geen sporen teruggevonden.4 8)<br />
Het stalgebouw (fig. 1, no Sc), ten noord-oosten <strong>van</strong> de toen bestaande gebouwen,<br />
werd eveneens in 1887 opgetrokken. Ook hier werd hetzelfde decoratieve metselwerk<br />
aangetroffen als bij de hierboven beschreven gebouwen uit dezelfde tijd.<br />
Het gebouw diende voor stalling <strong>van</strong> wagens en paarden, noodzakelijk voor ,,intern"<br />
en "extern" transport. Op het briefhoofd <strong>van</strong> 1888 zien we door paarden getrokken<br />
wagens op en om het fabrieksterrein, waardoor we een aardig beeld kunnen krijgen<br />
<strong>van</strong> de bedrijvigheid rond en op een fabrieksterrein <strong>van</strong> die dagen.<br />
Afgezien <strong>van</strong> de uitbreidingen in de jaren ná 1888 geeft het briefhoofd een uitstekend<br />
beeld <strong>van</strong> de situatie <strong>van</strong> het complex op het einde <strong>van</strong> de 1ge eeuw. Vóór de<br />
sloop was zelfs nog het merendeel <strong>van</strong> de gebouwen, zoals getekend op dit briefhoofd,<br />
nog te zien. Niet meer aanwezig waren toen beide ketel- en machinehuizen,49)<br />
de gasfabriek,50) het gebouw achter de "boerderij" ,51) het gebouwtje<br />
naast de wagenloods,52) terwijl de situatie achter de "fabriek 1826" enigszins<br />
gewijzigd was. 53 )<br />
4. Pieter <strong>van</strong> Dooren in de 20e eeuw<br />
Zoals ter oriëntatie <strong>van</strong> de 1ge eeuwse situatie is gedaan, ook nu even een korte<br />
wandeling "door" het complex, maar dan aan de hand <strong>van</strong> een schematische "vogelvlucht"<br />
naar een luchtfoto uit 1922.54 )<br />
Duidelijk zijn hier de gebouwen uit de 1ge eeuw te !J,erkennen (fig. 2, no's 1 t/m<br />
6a). Op de voorgrond de "fabriek 1826" (fig. 2, no 3) met het oudste ketel- en<br />
machinehuis nog gedeeltelijk intact (fig. 2, no 3a) en de laatste verbouwing <strong>van</strong> de<br />
jaren negentig <strong>van</strong> de vorige eeuw (fig. 2, no 3c); links achter dit gebouw is nog een<br />
gedeelte <strong>van</strong> het zadeldak <strong>van</strong> de "smederij" (fig. 2, no 2) te zien; nauwelijks<br />
zichtbaar achter het hoofdgebouw zijn de daken <strong>van</strong> de uitbreiding in de jaren<br />
negentig <strong>van</strong> de 1ge eeuw (fig. 2, no 6b) en <strong>van</strong> de "boerderij" (fig. 2 no 1);<br />
daarachter staan het "onbekende" fabrieksgebouw (fig. 2, no 3d) en de wagenloods<br />
(fig. 2, no Sc); links op de schets staan respectievelijk afgebeeld de fabrikantenwoning<br />
(fig. 2, no 4), het kantoor (fig. 2, no Sa), de oudste shedbouw (fig. 2, no<br />
Sb) en de nieuwere shedbouw (fig. 2, no 6a).<br />
De uitbreidingen <strong>van</strong> de twintigste eeuw zijn de no's 7 t/m 10. Wat betreft deze<br />
uitbreidingen: achter de fabrikantenwoning betekende dit zonder meer aanbouwen,<br />
terwijl voor de uitbreidingen achter de "fabriek 1826" oudere gebouwen geheel of<br />
gedeeltelijk moesten worden gesloopt. Op de hierbij afgebeelde schets is nog de<br />
situatie te zien vóór de grote bouw campagne in 1928.<br />
Uitbreidingen tot aan 1915<br />
Omdat het in de oude shedbouw <strong>van</strong> 1887 gevestigde wolmagazijn inmiddels werd
Foto 10. Luchtfoto <strong>van</strong> het complex "Pieter <strong>van</strong> Dooren ",1922<br />
Fig. 2. Schets naar luchtfoto (1922)<br />
85
86<br />
gebruikt als spinnerij, moest gezocht worden naar andere mogelijkheden voor opslag.<br />
Hierdoor was rond 1900 55) al gebruik gemaakt <strong>van</strong> beschikbare ruimte in de<br />
"fabriek 1826". Blijkbaar was deze ruimte onvoldoende, of wilde men een magazijn<br />
dicht in de buurt <strong>van</strong> de productielijn; in ieder geval kreeg architect F .e. de Beer de<br />
opdracht een nieuw wolmagazijn te ontwerpen, dat geprojecteerd werd ten noordwesten<br />
<strong>van</strong> de shedbouw <strong>van</strong> 1887 (fig. 2, no 7).56) In 1907 werd met de bouw<br />
begonnen. Dit nieuwe magazijn had een plat houten dak met een grote houten<br />
lichtkap. Zoals toen nog steeds gebruikelijk werden gietijzeren kolommen voor de<br />
ondersteuning <strong>van</strong> de dakconstructie aangewend.<br />
Foto 11. Ketelhuis en machinekamer, rechts het ketelhuis (1910), links de machinekamer<br />
(1912)<br />
In 1909 werd besloten tot verdere uitbouw <strong>van</strong> het bedrijf tot een moderne spinnerij.<br />
De eerste stap hiertoe was de bouw <strong>van</strong> een ketelhuis met aanbouw voor een<br />
economiser (fig. 2, no 8a en 8b), aansluitend aan de oude machinekamer in de<br />
shedbouw <strong>van</strong> 1887. Ook deze nieuwbouw was naar ontwerp <strong>van</strong> architect De<br />
Beer.57 )<br />
De architectuur <strong>van</strong> deze nieuwbouw (voltooid in 1910) illustreerde duidelijk de<br />
toenmalige ommekeer in de opvattingen in de fabrieksarchitectuur, als we het<br />
gebouw bijvoorbeeld vergelijken met het in 1891 gebouwde ketelhuis. De uitvoering<br />
<strong>van</strong> het gebouw (foto 10) is uitermate zakelijk; zelfs de stalen puibalk was zichtbaar
gelaten. Slechts in de topgevels en aan de lange zijde, onder de goot, was metselwerk<br />
in sierverband toegepast, echter nu zonder gekleurde baksteen. De kapconstructie<br />
was geheel <strong>van</strong> ijzer, terwijl het dakbeschot bestond uit houten planken.<br />
Karakteristiek is de gevelbeëindiging met een rij dakpannen <strong>van</strong> bijzondere vorm,<br />
waarbij nok- en voetpannen <strong>van</strong> een eenvoudig ornament waren voorzien.<br />
De waterpijpketel in het gebouw werd geleverd door de Engelse firma Babcock &<br />
Wilcock, London/Glasgow. 58) De economiser was eveneens <strong>van</strong> Engelse makelij<br />
(Green & Son).<br />
De in 1909 geplande uitbreidingen werden in 1913 afgerond met de bouw <strong>van</strong> een<br />
machinekamer en een spinnerij .5 9) Deze bouwcampagne stond onder leiding <strong>van</strong> de<br />
Enschedese architect G. Beltman. 60 ) De nieuwbouw kwam ten noordwesten <strong>van</strong> de<br />
shedbouw (1887), tussen het wolmagazijn (1907) en het ketelhuis uit 1910 (fig. 2,<br />
no 9a en 9b).<br />
Het machinehuis (fig. 2, no 9a) kreeg dezelfde uiterlijke vormgeving als het eerder<br />
gebouwde ketelhuis <strong>van</strong> De Beer (foto 10 , links). Het interieur was indrukwekkend;<br />
op een hoog, betonnen fundament stond de stoommachine en <strong>van</strong>uit de ingang<br />
moest eerst een ijzeren trap beklommen worden om daar bij te kunnen komen. Via<br />
een bordes en trap in de spinnerij kon men <strong>van</strong>uit de machinekamer afdalen naar de<br />
fabrieksruimte.<br />
Foto 12. De tandem-compoundstoommachine<br />
87
88<br />
De grote tandem-compoundstoommachine met kleppen had een vermogen <strong>van</strong> ca.<br />
500 pk. Het geheel was vervaardigd door de "Anciens Ateliers de Construction Van<br />
den Kerkhove S.A." te Gent.61 ) In de kelder onder de machine stond o.a. de<br />
luchtpomp/condensor. De stoommachine werd eveneens gebruikt om het bedrijf<br />
<strong>van</strong> eigen elektriciteit te voorzien. Het complete ensemble, de stoommachine (foto<br />
11), de Brown-Boveri-generator,6 2) de transformator (fabrikaat Smit/Nijmegen) en<br />
het marmeren schakelpaneel (fabrikaat Rogier Smagghe/<strong>Tilburg</strong>) was voor de sloop<br />
nog volledig.intact!<br />
Een dergelijke stoommachine, typisch voor de "textiel", en wel in zijn meest geperfectioneerde<br />
uitvoering, én in zijn complete omgeving was -voor zover ons bekend-<br />
in ons land niet meer te zien. Zelfs buiten onze grenzen zijn dergelijke<br />
complete "stoom-ensembles" zeldzaam. Engeland, de bakermat <strong>van</strong> de "fabrieksstoommachine",<br />
kent nog maar enkele complete "mill-engines" in situ. In dit verband<br />
moet opgemerkt worden, dat buiten de textielnijverheid dergelijke ensembles<br />
in ons land even uitzonderlijk zijn.<br />
De nieuwe spinnerij was een moderne shedconstructie: een stalen kapconstructie en<br />
dragende bakstenen muren. Voor het eerst zien we hier op het complex stalen<br />
kolommen toegepast in plaats <strong>van</strong> de gebruikelijke <strong>van</strong> gietijzer. Het grote voordeel<br />
hier<strong>van</strong> was, dat het dragend vermogen aanzienlijk groter was, zodat de ruimte<br />
tussen deze kolommen groter kon worden.<br />
Met nog enkele kleinere uitbreidingen en verbouwingen in 1914 en 1915 was met<br />
de bouw <strong>van</strong> het machinehuis en de spinnerij de eerste grote bouwcampagne <strong>van</strong> de<br />
20e eeuw voltooid.<br />
De laatste grote uitbreiding 1928<br />
In 1928, vlak voor de economische wereldcrisis, werd het bureau A. en G. Beltman<br />
te Enschede nogmaals ingeschakeld voor een laatste grote uitbreiding <strong>van</strong> het<br />
bedrijf. De bedoeling was drie afzonderlijke gebouwen: een elektrische spinnerij,<br />
een nieuwe maalderij, en een nieuwe wasserij.64).<br />
Aan de noord-oostzijde <strong>van</strong> de in 1913 voltooide spinnerij kwam een moderne<br />
elektrische spinnerij (fig. 2, no lOa). Een eigentijdse fabriekshal met shedkappen,<br />
uitgevoerd in staalconstructie en gedragen door stalen kolommen. In deze hal hoefden<br />
de architecten geen rekening meer te houden met aandrijfassen, e.d. voor de<br />
machines. Een nieuwe "Industriële Revolutie" had de stoomkracht ver<strong>van</strong>gen door<br />
elektriciteit; elke machine had zijn eigen krachtbron, de elektro-motor, op zijn<br />
beurt merkwaardig genoeg weer voorzien <strong>van</strong> stroom, opgewekt door de<br />
stoommachine!<br />
Voor de bouw <strong>van</strong> de maalderij (plattegrond lOb) werd een oud gebouw tot aan de<br />
grond toe afgebroken (het "onbekende" gebouw achter de boerderij). De nieuwbouw<br />
werd een functioneel geheel met één bouwlaag, dragende bakstenen wanden,<br />
betonnen dakbalken en plat dak, afgedekt met sintelbetonnen platen. Het daglicht<br />
kwam hoofdzakelijk door lichtkappen op het dak.<br />
Afbraak <strong>van</strong> het zuid-oostelijk gedeelte <strong>van</strong> de "boerderij" en het gebouw tussen<br />
"boerderij" en "fabriek 1826" was noodzakelijk voor de constructie <strong>van</strong> een
nieuwe wasserij (in feite een uitbreiding, aangezien in deze oude gebouwen de<br />
wasserij was ondergebracht). Deze nieuwbouw had nauwelijks architectonische<br />
pretenties. Het gebouw <strong>van</strong> twee verdiepingen was geconstrueerd uit een mengelmoes<br />
<strong>van</strong> materialen, zoals beton, baksteen en staal. Het uiteindelijk resultaat, dus<br />
met inbegrip <strong>van</strong> de bestaande oudere, intact gebleven gebouwen, gaf het wonderlijke<br />
en bizarre aanzicht, dat zo vaak karakteristiek is voor oude industriegebouwen,<br />
waar in de loop <strong>van</strong> de tijd zoveel kan veranderen.<br />
5 Nawoord: "De zaak Pieter <strong>van</strong> Dooren", een waarschuwing<br />
Uit bovenstaande beschrijving blijkt, dat het complex "Pieter <strong>van</strong> Dooren" vóór de<br />
sloop een voortreffelijke staalkaart <strong>van</strong> de technische ontwikkeling in de textielindustrie<br />
te bieden had. Daarbij gaf het complex een uitstekend beeld <strong>van</strong> de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> de bedrijfsarchitectuur. Maar dat niet alleen: de gebouwen op<br />
deze plaats waren een afspiegeling <strong>van</strong> het werk <strong>van</strong> ondernemers en arbeiders, <strong>van</strong><br />
bazen en boekhouders, <strong>van</strong> stokers en machinisten; een afspiegeling <strong>van</strong> een situatie<br />
die vooral tussen ca. 1820 en ca. 1930 de sociaal-economische structuur -en daarmee<br />
ook het dagelijks leven- in de <strong>Tilburg</strong>se regio ingrijpend deed veranderen.<br />
Ofwel, het complex "Pieter <strong>van</strong> Dooren" was niet alleen een historisch monument,<br />
maar ook historisch "document".<br />
Met de sloop <strong>van</strong> de fabriek is een <strong>van</strong> de belangrijkst -en dit is niet overdreven<br />
"industriële ensembles" uit de geschiedenis <strong>van</strong> de textielindustrie <strong>van</strong> ons land<br />
domweg opgeruimd. Ongetwijfeld een verlies op een gebied, waar<strong>van</strong> in ons land<br />
geen equivalent meer is te vinden. Van de andere kant een duidelijke waarschuwing<br />
om niet te overhaast te handelen, wanneer het gaat om sloop <strong>van</strong> dergelijke zaken.<br />
Dit impliceert niet, dat alle fabrieksgebouwen zonder meer gehandhaafd moeten<br />
worden. Wel zullen we haast moeten maken met het nagaan <strong>van</strong> wat er in ons land<br />
op dit gebied nog te zien is. Dit om te voorkomen, dat belangwekkende dingen<br />
verloren gaan, terwijl minder <strong>van</strong> belang zijnde zaken behouden blijven. Laat de<br />
"Zaak Pieter <strong>van</strong> Dooren" in deze een waarschuwing zijn.<br />
89
NOTEN<br />
1. J.M. Bos, werkzaam als conservator voor ambachten en bedrijven aan het Rijksmuseum<br />
voor Volkskunde. Het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem is al geruime tijd bezig<br />
met deze zaken.<br />
2. Wim de Natris, De uiterlijke vormgeving <strong>van</strong> fabrieksgebouwen in Nederland 1811·1914,<br />
niet gepubliceerde doctoraalscriptie, Nijmegen, mei 1974.<br />
3. J.M. Bos/Wim de Natris, Textielfabriek "Pieter <strong>van</strong> Dooren" te <strong>Tilburg</strong> 1825-1973,<br />
Verslag <strong>van</strong> de resultaten <strong>van</strong> een eerste verkennend onderzoek ter plaatse en <strong>van</strong> een<br />
oriënterend historisch onderzoek, Arnhem/Nijmegen, november 1974 (niet meer verkrijgbaar).<br />
4. H.J.A.M. Schurink/J.H. Mosselveld (red), Van heidorp tot industriestad, verkenningen in<br />
het verleden <strong>van</strong> <strong>Tilburg</strong>, <strong>Tilburg</strong> 1955.<br />
5. P.C. Boeren, 100 jaar Kamer <strong>van</strong> Koophandel te <strong>Tilburg</strong>, Het hart <strong>van</strong> Brabant, 1842<br />
-11 oktober- 1942, <strong>Tilburg</strong> 1942, passim.<br />
H.F.J.M. <strong>van</strong> den Eerenbeemt/H.J.A.M. Schurink (red.), De opkomst <strong>van</strong> <strong>Tilburg</strong> al<br />
industriestad, uitgave <strong>van</strong> de Stichting tot bevordering <strong>van</strong> de studie der sociale en economische<br />
geschiedenis te Vught, 1959, passim.<br />
6. Steph. Hanewinkel, Geschiedenis en aardrijkskundige Beschrijving der Stad en Meijerij<br />
<strong>van</strong> 's Hertogenbosch, Nijmegen 1803, p 484.<br />
7. Hanewinkel, o.c., p 484.<br />
8. Boeren, o.c., vermeldt, dat de firma Paulus en Pieter Vreede in 1812 280 arbeiders in<br />
dienst had, waar<strong>van</strong> 200 thuiswerkers; Van Dooren & Dams verschafte aan 177 arbeiders<br />
werk (1816); p 47.<br />
9. Boeren, o.c., over Martinus <strong>van</strong> Dooren, passim.<br />
10. Of dit werkelijk de eerste grote fabriek is geweest, zoals in de gangbare literatuur vaak<br />
wordt gesteld, blijft voor alsnog onzeker. A.W.M . Keune, "De industriële ontwikkeling<br />
gedurende de 1ge eeuw", in: H.F.J.M. <strong>van</strong> den Eerenbeemt/H.J.A.M. Schurink (red.),<br />
o.c., noemt op de fotopagina tegenover p. 16 een in 1766 door Martinus <strong>van</strong> Bommel<br />
gebouwde fabriek aan de Nieuwen Dijk - de huidige Bisschop Zwijssenstraat.<br />
11. Hanewinkel, o.c. vermeldt de molen op een bijgevoegde kaart.<br />
12. Boeren, o.c., p 49; hij toont daarbij een afbeelding <strong>van</strong> de molen (p 47), maar vermeldt<br />
niet, waar deze afbeelding zich bevindt.<br />
13. Boeren, o.c., p 49.<br />
14. J.H. <strong>van</strong> Mosselveld, De magistraat <strong>van</strong> <strong>Tilburg</strong> in de Franse tijd", in: H.J.A.M. Schurink/<br />
J.H. Mosselveld (red.), o.c., p 160-2.<br />
15. zie hierover: A.J.A.C. <strong>van</strong> Delft, <strong>Tilburg</strong> als woonstad en nijverheidscentrum, <strong>Tilburg</strong><br />
1927, p 102.<br />
16. Keune, o.c., tabellen op p 14 en 17.<br />
17. A.J.A.C. <strong>van</strong> Delft, "Van vroeger dagen LXVII, Mannen <strong>van</strong> naam '(IV)", in: Nieuwe<br />
<strong>Tilburg</strong>sche Courant, 5 maart 1927.<br />
18. zie vorige noot; Van Delft maakt melding <strong>van</strong> een uitvoerige briefwisseling <strong>van</strong> Pieter <strong>van</strong><br />
Dooren <strong>van</strong>uit Engeland.<br />
19. F. Muller, "De eerste stoommachines <strong>van</strong> ons land", in: De Ingenieur, 52 (1937), p. W<br />
103-WI14.<br />
20. Z.W. Sneller, "Anderhalve eeuw stoomwezen in Nederland", in: De Ingenieur, 52<br />
(1937), P A 391 - A 396.<br />
21. zie o.a. I.J. Brugmans, Statistieken <strong>van</strong> de Nederlandse Nijverheid en Handel, R.P.G.,<br />
Den Haag 1956.<br />
22. Van Delft, o.c.<br />
23. Keune, o.c., p 46<br />
24. F.B.A.M. Verhagen, "Uit de geschiedenis der Eindhovense linnen-industrie", in: Oud<br />
Eindhoven, deel I, reeks Bijdragen tot de studie <strong>van</strong> het Brabants Heem, Eindhoven<br />
1950, p 158.<br />
25. A.J.A.C. <strong>van</strong> Delft, "Van vroeger dagen (XVIII, 'n oud stoomwerktuig", in: Nieuwe<br />
<strong>Tilburg</strong>sche Courant, 12 maart 1927.<br />
26. Keune, o.c., p 25<br />
27. Afbeeldingen <strong>van</strong> fabrieken op briefhoofden en reclame-materiaal zijn niet altijd in over-<br />
91
92<br />
eenstemming met de werkelijkheid. Het hier aangehaalde briefhoofd komt echter vrij<br />
dicht bij de oorspronkelijke situatie.<br />
28. Gemeente Archief <strong>Tilburg</strong>.<br />
29. De nummering in de schematische tekening naar het briefhoofd <strong>van</strong> 1888 komt overeen<br />
met de nummering in de plattegrond én in fig. 2 .<br />
30. Vanaf 1832 zijn in deze regio de eerste opmetingen gedaan door het kadaster. De door<br />
ons geraadpleegde kaart werd getekend door de Landmeter <strong>van</strong> de Eerste Klasse A (? )<br />
Knaap.<br />
Kadaster Den Bosch, Kaart Gemeente <strong>Tilburg</strong>, Sectie C, genaamd Oerie, Tweede Blad ,<br />
perceelno. 802 (tegenwoordig <strong>Tilburg</strong>, Sectie Y. M2. 114).<br />
31. R.C. Hekker, .. De ontwikkeling <strong>van</strong> de boerderijvormen in Nederland", in Duizend jaar<br />
bouwen in Nederland, Amsterdam 1957, deel 2, p 291 - 3.<br />
32. Ook het in de juiste volgorde staan <strong>van</strong> de telmerken op deze gebinten zou kunnen<br />
wijzen op de ouderdom <strong>van</strong> het gebouw_ Bij een tweede gebruik <strong>van</strong> de gebinten, hetgeen<br />
niet ongewoon was, zou deze volgorde waarschijnlijk niet het geval zijn.<br />
33. Op het briefhoofd <strong>van</strong> 1888 is de oorspronkelijke driebeukige bouwwijze al niet meer te<br />
zien (zie ook fig . I, no 1 en vergelijk bijv. het schema <strong>van</strong> Hekker, o .c., p 293).<br />
34. Dt' functie <strong>van</strong> het gebouw blijft onduidelijk. Op de kadastrale kaart <strong>van</strong> 1832 staat bij<br />
het perceel vermeld: "Het Fabriek en Volmolen". De schrijvers hebben niet kunnen<br />
achterhalen of hier op deze plaats ooit een volmolen heeft gestaan vóór de bouw <strong>van</strong> de<br />
.. fabriek 1826". Waarschijnlijk niet; Hanewinkel, o.c., toont op deze plaats géén molen<br />
en de windvolmolen, gesticht door de vader <strong>van</strong> Pieter, Martinus <strong>van</strong> Dooren lag aanzienlijk<br />
noorderlijker (wordt wel door Hanewinkel vermeld). Archeologische sporen waren<br />
niet te vinden. Gezien het type <strong>van</strong> de toenmalige volmolens lijkt het ons niet onaannemelijk,<br />
dat de "boerderij" wel omgebouwd kan zijn ten behoeve <strong>van</strong> een volinstallatie.<br />
De ligging dicht bij het water en een lange uitbouw aan de achterzijde <strong>van</strong> de "fabriek<br />
1826" in de richting <strong>van</strong> de "boerderij" (misschien een overdekt bouwsel ten behoeve<br />
<strong>van</strong> een aandrijfriem <strong>van</strong> de stoommachine naar de volinstallatie? ) zouden deze veronderstelling<br />
kunnen staven.<br />
35. Van Delft, o.c. (5 maart 1927)<br />
36. Officiële vergunning voor het stoomwerktuig verleend 24 januari 1834 (Van Delft, o.c.<br />
12 maart 1927). De nieuwe aanbouw staat getekend op kaart: Kadaster, Gemeente<br />
<strong>Tilburg</strong>, Sectie C, 2e Blad, hulpkaart 45, 1836.<br />
37. Binnenwerks, aan de voet <strong>van</strong> het torentje werden in de kapconstructie en bij het<br />
dakbeschot echter geen sporen aangetroffen <strong>van</strong> een uurwerk of een klok.<br />
38. Van Delft, o.c. (12 maart 1927).<br />
39. Nieuwbouw aangegeven op kadastrale kaart; Kadaster Den Bosch, Gemeente <strong>Tilburg</strong>,<br />
Sectie C, 2e Blad, hulpkaart 174,1892.<br />
40. Aangegeven op boven vermelde kadastrale kaart (noot 39).<br />
41. Kadaster Den Bosch, Gemeente <strong>Tilburg</strong>, Sectie C, 2e Blad, Hulpkaart 7, 1836.<br />
42. Kadaster Den Bosch, Gemeente <strong>Tilburg</strong>, Sectie C, 2e Blad, Hulpkaart 45, 1861.<br />
43. Het behoud <strong>van</strong> de fabrikantenwoning getuigt <strong>van</strong> de nog steeds heersende opvattingen<br />
op het gebied <strong>van</strong> monumentenbehoud, o.i. heeft het weinig zin deze woning zo geisoleerd,<br />
ontdaan <strong>van</strong> de contekst, te behouden; ofwel een kras staaltje <strong>van</strong> geschiedvervalsing<br />
op gebied <strong>van</strong> monumentenbehoud.<br />
44. Aan de zuid-westzijde o.l.v. 1. <strong>van</strong> der Valk; Publieke Werken <strong>Tilburg</strong>, Bouwen Woningtoezicht,<br />
bundel 1860, dossier 418.<br />
45. In het Gemeente Archief <strong>Tilburg</strong> bevindt zich een briefhoofd uit het jaar 1886. Hier is<br />
een afbeelding <strong>van</strong> het complex op te zien, gezien <strong>van</strong>af het noorden; men kijkt dus<br />
tegen de achterzijde <strong>van</strong> het complex aan. Op de plaats, waar in 1887 werd uitgebreid<br />
zijn daar nog enige kleinere gebouwen, direct in het verlengde <strong>van</strong> het fabrikantenhuis, te<br />
zien. Op die plaats vermeldt de eerste kadasterkaart (1832) eveneens al een bebouwing.<br />
46. Publieke Werken <strong>Tilburg</strong>, Bouwen Woningtoezicht, bundel 61, dossier 244; architecten<br />
Machen en Meyneken.<br />
47. Den Bosch, Kadaster, Gemeente <strong>Tilburg</strong>, Sectie C, 2e Blad Hulpkaart 174,1892.<br />
48. Publieke Werken <strong>Tilburg</strong>, Bouw- en Woningtoezicht, Bundel 61, dossier 184; de oude<br />
machinekamer wordt als dusdanig aangegeven op het plan <strong>van</strong> het ketelhuis en gebouw
voor economiser (1910). Wij hebben nog niet kunnen ontdekken. wanneer deze machinekamer<br />
in feite is ingericht.<br />
49. Afgebroken ca. 1891. vergelijk noot 39.<br />
50. Volgens Van Delft. o.c. (12 maart 1927). werd de oprichting <strong>van</strong> de gasfabriek al in 1855<br />
koninklijk goedgekeurd. Het gebouwtje wordt slechts op de kadastrale kaarten <strong>van</strong> 1880,<br />
1888 en 1892 vermeld. Verder ontbreken gegevens. Vlak vóór de sloop stond op de<br />
plaats <strong>van</strong> de voormalige gasfabriek een olie(? )reservoir.<br />
51 . Over dit gebouw zijn nog geen gegevens; gesloopt in 1928.<br />
52. Dit gebouwtje staat op geen enkele kadastrale kaart opgetekend; misschien fantasie <strong>van</strong><br />
de tekenaar; mogelijk een foute waarneming?<br />
53. Tussen .. boerderij" en "Fabriek 1826" werd volgens gedenkstenen met de data 1896.<br />
1903 en 1915 nog een gebouw neergezet. Het gebouw. met mansarde-dak. werd ten<br />
behoeve <strong>van</strong> de wasserij, tegelijk met een gedeelte <strong>van</strong> de "boerderij" in 1928 gesloopt.<br />
54. Gemeente Archief <strong>Tilburg</strong>.<br />
55. Gegeven uit artikeltje uit onbekend tijdschrift. Gemeente Archief <strong>Tilburg</strong>.<br />
56. Publieke Werken <strong>Tilburg</strong>, Bouwen Woningtoezicht. Bundel 61. dossier 436.<br />
57. Ibidem. Bundel 1860. dossier 253.<br />
58. Het vroegste voorbeeld <strong>van</strong> een dergelijk type waterpijp ketel. dat door de auteurs in<br />
Nederland is waargenomen.<br />
59. Publieke Werken <strong>Tilburg</strong>. Bouw· en Woningtoezicht. Bundel 61, dossier 184.<br />
60. Het Bureau Beltman. Enschede. was een <strong>van</strong> de eerste architectenbureaus. dat zich op<br />
grote schaal bezig hield met het ontwerpen <strong>van</strong> bedrijfsgebouwen. vooral in de textielindustrie.<br />
Zie ook: Gedenkboek " N.V. Bouwontwerpgroep Beltman. Van Oosterom. Van Waalwijk.<br />
Van Tussenbroek. 1870-1970/ 100 jaar Bouwkundig Ingenieursbureau Beltman<br />
N.V .... z.p. (Enschede). z.j. (1970).<br />
61. De stoommachine blijft "behouden"; evenals het .. behoud" <strong>van</strong> de fabrikantenwoning.<br />
een merkwaardig staaltje op het gebied <strong>van</strong> behoud : een compleet ensemble, nota bene<br />
nog in situ aangetroffen. wordt uit zijn omgeving gehaald om straks. totaal geïsoleerd.<br />
aan den volke te worden vertoond.<br />
62. De generator wekte zowel wissel· als gelijkstroom op.<br />
63. Onder meer: transformatorhuisje (1912). bazenlokaal (1914) en haspelzaal (1915).<br />
64. Publieke Werken <strong>Tilburg</strong>. Bouw· en Woningtoezicht. Bundel 61. dossier 526 (alle uit·<br />
breidingen <strong>van</strong> 1928.)<br />
93