29.08.2013 Views

De in beginsel strakke regel - Houthoff Buruma

De in beginsel strakke regel - Houthoff Buruma

De in beginsel strakke regel - Houthoff Buruma

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

6 Een ontwikkel<strong>in</strong>g langs twee lijnen<br />

<strong>De</strong> behandel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de rechtspraak van de hiervoor onderscheiden<br />

typen nieuwe standpunten heeft <strong>in</strong> de loop der jaren een<br />

ontwikkel<strong>in</strong>g doorgemaakt. <strong>De</strong> temporele grenzen aan het<br />

<strong>in</strong>nemen van standpunten <strong>in</strong> hoger beroep hebben zich langs<br />

twee lijnen ontwikkeld.<br />

<strong>De</strong> eerste lijn betreft de deadl<strong>in</strong>e voor het naar voren brengen<br />

van bezwaren tegen e<strong>in</strong>dbesliss<strong>in</strong>gen uit de uitspraak<br />

waartegen het appel zich richt. Tot diep <strong>in</strong> de tw<strong>in</strong>tigste eeuw<br />

was de term ‘grief’ gereserveerd voor dit type standpunt. 20 <strong>De</strong><br />

wet van 1838 bepaalde expliciet dat de memorie van eis <strong>in</strong><br />

hoger beroep de bezwaren van appellant tegen het bestreden<br />

vonnis bevatte. 21 <strong>De</strong> desbetreffende bepal<strong>in</strong>g is met de lex<br />

Hartogh <strong>in</strong> 1896 uit de wet verdwenen, maar Hovens laat zien<br />

dat hiermee geen wijzig<strong>in</strong>g van het geldende recht is beoogd. 22<br />

<strong>De</strong> Hoge Raad heeft de memorie van grieven dan ook steeds<br />

gehandhaafd als deadl<strong>in</strong>e voor bezwaren tegen de uitspraak<br />

waarvan beroep. 23 Hij heeft hierover <strong>in</strong> het arrest Broere/<br />

Olivetti 24 het volgende overwogen:<br />

‘(…) het (…) grievenstelsel (…) houdt <strong>in</strong> dat de rechter <strong>in</strong><br />

hoger beroep (…) slechts heeft te oordelen over behoorlijk<br />

<strong>in</strong> het ged<strong>in</strong>g naar voren gebrachte grieven tegen het vonnis<br />

van de eerste rechter. Voor beantwoord<strong>in</strong>g van de vraag<br />

wanneer grieven als behoorlijk naar voren gebracht kunnen<br />

gelden, dient mede maatstaf te zijn of de wederpartij<br />

zich tegen de aangevoerde grieven naar behoren heeft kunnen<br />

verdedigen. Die wederpartij mag er <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel van uitgaan<br />

dat de omvang van de rechtsstrijd <strong>in</strong> appel door de<br />

conclusie van eis is vastgelegd en behoeft er geen reken<strong>in</strong>g<br />

mede te houden dat haar verweer tot nieuwe grieven aanleid<strong>in</strong>g<br />

kan geven. Een en ander brengt mee dat <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel<br />

niet kan worden aanvaard dat de rechter nog let op grieven<br />

die eerst bij pleidooi zijn aangevoerd (…).’<br />

In dit – beperkte – kader heeft de Hoge Raad de term ‘<strong>in</strong><br />

beg<strong>in</strong>sel <strong>strakke</strong> <strong>regel</strong>’ gemunt. 25 Anders dan de geciteerde<br />

overweg<strong>in</strong>gen suggereren, gaat de <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel <strong>strakke</strong> <strong>regel</strong>,<br />

20. Zie HR 24 april 1981 (Jansen/MBI), LJN AG4182, NJ 1981, 495 m.nt.<br />

W.H. Heemskerk, en eerder bijv. HR 21 april 1967 (Leppers/Van de<br />

Wouw), LJN AC4735, NJ 1967, 240.<br />

21. W.H. Heemskerk <strong>in</strong> zijn noot sub 2 onder HR 1 juli 1988 (FCI/Joustra),<br />

LJN AB7694, NJ 1989, 156, meent dat de Hoge Raad vóór Broere/<br />

Olivetti milder was voor nieuwe grieven. <strong>De</strong>ze stell<strong>in</strong>g wordt onderschreven<br />

door H.E. Ras, <strong>De</strong> grenzen van de rechtsstrijd <strong>in</strong> hoger beroep <strong>in</strong> burgerlijke<br />

zaken, Arnhem: Gouda Qu<strong>in</strong>t 1992, nr. 29, die schrijft: ‘Voordien<br />

kende de Hoge Raad niet een speciale <strong>regel</strong> voor grieven.’ Aldus ook<br />

de door A. Hammerste<strong>in</strong> bewerkte tweede druk uit 2001. In de derde<br />

druk uit 2004, eveneens bewerkt door A. Hammerste<strong>in</strong>, is de tekst aangepast:<br />

‘Voordien kende de Hoge Raad niet een speciale <strong>regel</strong> voor nieuwe<br />

feiten.’ <strong>De</strong> achtergrond van deze aanpass<strong>in</strong>g, die is gehandhaafd <strong>in</strong> de<br />

vierde druk uit 2011, kan ik niet duiden.<br />

22. Waarover Hovens 2005, nr. 283.<br />

23. L.E.H. Rutten, <strong>De</strong> devolutieve werk<strong>in</strong>g van het appel (diss. Nijmegen),<br />

Utrecht/Nijmegen: <strong>De</strong>kker & Van de Vegt 1945, p. 93; J.J. Vriesendorp,<br />

Ambtshalve aanvullen van rechtsgronden (diss. Leiden), Zwolle:<br />

W.E.J. Tjeenk Will<strong>in</strong>k 1970, nr. 135, steeds met nadere verwijz<strong>in</strong>gen.<br />

24. HR 11 november 1983 (Broere/Olivetti), LJN AG4687, NJ 1984, 298<br />

(kopje), RvdW 1983, 194, r.o. 3.6.<br />

25. In HR 26 april 1991, LJN ZC0225, NJ 1992, 407 m.nt. J.B.M. Vranken.<br />

74 T C R 2 0 1 2 , n u m m e r 3<br />

zoals gezegd, verder dan hoor en wederhoor eisen. Dit laat zich<br />

erdoor rechtvaardigen dat de bestreden uitspraak de aanleid<strong>in</strong>g<br />

voor het hoger beroep vormt, zodat van appellant verwacht<br />

kan worden dat hij zijn bezwaren tegen die uitspraak bij<br />

memorie van grieven compleet <strong>in</strong> beeld weet te brengen. <strong>De</strong><br />

bestreden uitspraak is het resultaat van het partijdebat uit de<br />

vorige <strong>in</strong>stantie. <strong>De</strong> desbetreffende materie is derhalve al eerder<br />

onderdeel van het partijdebat geworden. Het hoger beroep<br />

kent <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel slechts een enkele conclusieronde, zodat geïntimeerde<br />

alleen op bij de conclusie van eis <strong>in</strong> hoger beroep<br />

<strong>in</strong>genomen standpunten automatisch een voldoende reactiemogelijkheid<br />

heeft.<br />

<strong>De</strong> tweede ontwikkel<strong>in</strong>gslijn betreft de grenzen aan de toelaatbaarheid<br />

van <strong>in</strong> appel <strong>in</strong> te nemen nieuwe standpunten<br />

anders dan grieven <strong>in</strong> de hiervoor aangeduide enge z<strong>in</strong>. Het<br />

ongeschreven procesrecht dat zich <strong>in</strong> dit kader heeft ontwikkeld,<br />

26 is m<strong>in</strong>der casusgericht dan men <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie zou<br />

denken. Er heeft zich een aantal vrij goed hanteerbare <strong>regel</strong>s<br />

gevormd. Zo brengt de goede procesorde wat betreft nieuwe<br />

feiten met zich dat 27<br />

‘(…) de rechter feiten die eerst bij pleidooi zijn gesteld, terzijde<br />

kan laten op de grond dat de tegenpartij daarop niet<br />

meer voldoende heeft kunnen reageren of dat zij een nader<br />

onderzoek nodig zouden maken waarvoor het ged<strong>in</strong>g geen<br />

gelegenheid meer biedt (…)’.<br />

Nieuwe feiten bij pleidooi zijn, zo laat zich uit deze overweg<strong>in</strong>g<br />

afleiden, <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel toelaatbaar. 28 Voor de hand ligt dat<br />

dit evenzeer geldt <strong>in</strong>dien na memorie, maar voorafgaand aan<br />

pleidooi nieuwe feiten worden aangevoerd. 29 In de praktijk<br />

van de laatste decennia van de tw<strong>in</strong>tigste eeuw lijkt vrij mild<br />

met nieuwe feiten te worden omgegaan. 30<br />

Dit laatste gold ook voor de wijze waarop de wijzig<strong>in</strong>g van<br />

(de grondslag van de) eis <strong>in</strong> appel <strong>in</strong> de rechtspraak werd bejegend.<br />

31 <strong>De</strong> voormalige wettelijke criteria van art. 134 lid 2<br />

(oud) Rv blijven na hun vervang<strong>in</strong>g door de algemene maatstaf<br />

van de goede procesorde <strong>in</strong> art. 130 lid 1 Rv relevant, nu<br />

zij een uitwerk<strong>in</strong>g van deze algemene maatstaf vormden. <strong>De</strong><br />

criteria ‘onredelijke bemoeilijk<strong>in</strong>g van de verdedig<strong>in</strong>g’ en de<br />

26. Zie over de goede procesorde Van der Wiel 2004, § 4.2-4.3 en met name<br />

V.C.A. L<strong>in</strong>dijer, <strong>De</strong> goede procesorde (diss. Gron<strong>in</strong>gen), <strong>De</strong>venter: Kluwer<br />

2006. Ook de ‘<strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel <strong>strakke</strong> <strong>regel</strong>’ vloeit uit de goede procesorde<br />

voort. Zie Bakels e.a. 2009, nr. 161.<br />

27. HR 14 januari 1983 (Hazjiani/Van Woerden), LJN AG4523, NJ 1983,<br />

457 m.nt. P.A. Ste<strong>in</strong>, r.o. 3.5, op het voetspoor van HR 6 april 1979<br />

(Reuvers/Gem. Zwolle), LJN AH8595, NJ 1980, 34 m.nt. C.J.H. Brunner.<br />

28. Aldus ook Snijders en Wendels 2009, nr. 184, met aanhal<strong>in</strong>g van voorbeelden<br />

uit de rechtspraak.<br />

29. Aldus ook Snijders en Wendels 2009, nr. 176, met aanhal<strong>in</strong>g van voorbeelden<br />

uit de rechtspraak.<br />

30. Zie de voorbeelden genoemd bij Ras/Hammerste<strong>in</strong> 2011, nr. 29; Snijders<br />

en Wendels 2009, nr. 176 en 184; Van der Wiel 2004, nr. 287.<br />

31. Zie de bronnen genoemd bij Ras/Hammerste<strong>in</strong> 2011, nr. 38; Van der<br />

Wiel 2004, nr. 283, en Valk 2009, p. 27-28. Opmerk<strong>in</strong>g verdient wel dat<br />

wijzig<strong>in</strong>g van (de gronden van de) eis bij akte dient te geschieden. Zie HR<br />

30 september 2005 (Koker/Cornelius), LJN AR7928, NJ 2007, 154<br />

m.nt. J.B.M. Vranken.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!