5. Verkennende windstudie Eemshaven - Provincie Groningen
5. Verkennende windstudie Eemshaven - Provincie Groningen
5. Verkennende windstudie Eemshaven - Provincie Groningen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Pondera Consult<br />
heldere samenhang is in het terrein (een driedimensionaal beeld) nauwelijks herkenbaar. De<br />
belangrijkste redenen hiervoor luiden als volgt:<br />
- De turbines zijn van een andere (grotere) schaal dan de landschapselementen die met de<br />
bedijkingsgeschiedenis samenhangen (ze zijn beduidend groter en staan op zeer grote<br />
onderlinge afstanden);<br />
- De meeste deelgebieden zijn in verhouding tot de turbines vrij klein (smal); en<br />
- De (bestaande) landschapselementen die met de bedijkingsgeschiedenis te maken hebben<br />
zijn zelf niet altijd even duidelijk als zodanig herkenbaar (afhankelijk van het schaalniveau),<br />
waardoor ook de samenhang daarmee van de nieuwe opstellingen niet goed herkenbaar is.<br />
Belangrijk aandachtspunt is verder dat de bestaande windturbines deel uitmaken van de<br />
nulsituatie waarmee de varianten zijn vergeleken. Een groot deel daarvan, namelijk de turbines<br />
binnen het industriële <strong>Eemshaven</strong>gebied, hangen wel herkenbaar samen met dat industrie- en<br />
havengebied, maar niet met bedijkingsgeschiedenis.<br />
In het tussengebied tussen het <strong>Eemshaven</strong>gebied en de dijklijn bij Oudeschip geldt dat de<br />
huidige samenhang tussen windturbines en industriegebied in alle drie de varianten wordt<br />
losgelaten en ook niet-industrieel gebied wordt gebruikt voor de toepassing van windturbines.<br />
Nu vormt de Kwelderweg nog een duidelijk herkenbare grens en geldt dat windturbines<br />
samenhangen met industriegebied. Die samenhang wordt minder herkenbaar als ook agrarisch<br />
- , recreatief - en glastuinbouwgebied in het tussengebied voor de toepassing van windturbines<br />
wordt ingezet.<br />
Voor de uitbreiding van het industriegebied van <strong>Eemshaven</strong> in zuidoostelijke richting is het maar<br />
de vraag of de lijnopstellingen aldaar (bedoeld om het beloop van de (oorspronkelijke) dijken te<br />
accentueren, wel als zodanig herkenbaar zullen zijn. Dit komt onder andere door de vorm van<br />
het deelgebied (het loopt in een punt toe). Maar ook doordat nu al blijkt dat windturbines binnen<br />
het huidige industriegebied soms nauwelijks opvallen door de enorme schaal van andere<br />
gebiedselementen (installaties, gebouwen, elektriciteitsvoorzieningen en dergelijke). Indien<br />
dergelijke ontwikkelingen ook binnen de uitbreiding van het industriegebied plaatsgrijpen zal dit<br />
effect ook daar optreden.<br />
In de Emmapolder geldt dat de nu duidelijke accentuering van het beloop van de zeedijken door<br />
de twee bestaande lijnopstellingen, door alle varianten wordt afgezwakt en het beeld van een<br />
opgevulde polder ontstaat.<br />
Deze conclusies leiden tot de vraag of het vasthouden aan het gekozen ordeningsprincipe<br />
nodig is om zoveel mogelijk negatieve effecten op het landschap te voorkomen. Omgekeerd<br />
kan de vraag gesteld worden of een andere ordening een positiever effect zal hebben, dan wel<br />
of een andere ordening überhaupt mogelijk is. Immers de beschikbare ruimte voor andere<br />
windturbineopstellingen is door de maatvoering en minimale onderlinge afstanden beperkt.<br />
<strong>5.</strong>3.7 Parkeffect<br />
Het parkeffect is indicatief bepaald op basis van de beschikbare informatie van het<br />
onderzoek naar windenergie te Oosterhorn in combinatie met de overheersende windrichting en<br />
de gehanteerde tussenafstanden. Uit de indicatieve berekeningen komt naar voren dat de<br />
39<br />
<strong>Verkennende</strong> <strong>windstudie</strong> <strong>Eemshaven</strong> | 712016<br />
29 maart 2013 | Definitief