DE OPKOMST DER AMSTERDAMSE HAVEN - theobakker.net
DE OPKOMST DER AMSTERDAMSE HAVEN - theobakker.net
DE OPKOMST DER AMSTERDAMSE HAVEN - theobakker.net
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
De opkomst der Amsterdamse haven<br />
genoopt werden. Op de Lastage ontbraken brandblusmiddelen,<br />
waaruit gevaar voor de bewoners en de vele in de waal<br />
liggende grote schepen voortsproot, terwijl door het jaarlijks<br />
meer en meer verondiepen van de waal de schepen bij brand<br />
bezwaarlijk verhaald en “geredderd” konden worden. Betreffende<br />
het niet uitdiepen van de grachten werd geklaagd, dat<br />
aan een twee jaar geleden gedaan verzoek tot uitdiepen van<br />
een der burgwallen, waar de geladen schepen en schuiten niet<br />
konden varen en die door haar ondiepte zeer vuil en in de<br />
zomer stinkende was, niet was voldaan zodat de burgers daar<br />
geen koopmanschappen voor hun kaden, op hun zolders of in<br />
hun kelders konden brengen.<br />
Burgemeesteren, die zich puntsgewijze uitvoerig verweerden,<br />
voerden aan dat de dammen in de Singelgracht gelegd<br />
waren voor de zeer noodzakelijke reparatie van de Sint Anthonissluis,<br />
welke werkzaamheden door de hevige vloeden<br />
van 12 juni ‘62 en 29 september ‘64 erg vertraagd waren. De<br />
kwestie van de genoemde nieuwe dam was reeds, tengevolge<br />
van zekere “frivole” klachten van enige geërfden, voor de Geheime<br />
Raad gebracht en door dezen naar het Hof van Holland<br />
verwezen zodat dit een zaak van ordinaris justitie was. Betreffende<br />
het brandgevaar op de Lastage merkten zij op, dat<br />
reeds lang bij ordonnantie verboden was om vuur en licht te<br />
hebben op de in de waal liggende schepen en dat ook in voldoende<br />
getale wakers daarvoor waren aangesteld. Leren emmers,<br />
brandhaken en ladders waren in de stad in groot aantal<br />
aanwezig en konden ook daarbuiten gebruikt worden zoals<br />
reeds vroeger gebeurd was. De eigenaren op de Lastage hadden<br />
echter zelf “de haven benauwd,” door hun “aanwervingen<br />
en timmeragiën” waardoor veel schepen thans in Waterland<br />
opgelegd werden tot groot gevaar en zonder goede bewaring,<br />
terwijl de schepen te Amsterdam wel bewaard pleegden te<br />
zijn. Het brandgevaar van de Lastage was juist toegenomen<br />
door de vele gebouwen die de eigenaren van de wijk in strijd<br />
met de ordonnantie van ‘45 hadden getimmerd. Burgemeesteren<br />
verzekerden tenslotte de waal te zullen vergroten, om<br />
de welvaart van de stad te bevorderen. Aangaande het onvoldoende<br />
uitdiepen van de grachten moest de schuld aan de<br />
burgers zelf geweten worden die de daarop gestelde keuren<br />
niet naleefden; het jukken van de grachten was door de duurte<br />
van de materialen slechts langzaam gevorderd.<br />
Zoals door de doleanten verzocht was droeg de Landvoogdes<br />
het onderzoek van de grieven op aan de Stadhouder, Prins<br />
Willem van Oranje die, vergezeld van twee commissarissen,<br />
Mr. Christiaan de Waert, lid van de Grote Raad te Mechelen<br />
en de ons bekenden Mr. Arnoud Sasbout, Raad bij het Hof, op<br />
8 mei 1565 te Amsterdam verscheen. Reeds op 12 mei ontving<br />
hij een deputatie van een 11-tal van de Lastagiërs, waaronder<br />
de oude Cornelis Boom die, onder overhandiging van een<br />
rekwest, zijn bemiddeling verzocht om de Boomensloot aan<br />
beide zijden of althans provisioneel aan de oostzijde geopend<br />
te krijgen, welk verzoek op 16 mei aan Burgemeesteren werd<br />
overgegeven. De Prins verleende de geërfden een gewillig<br />
gehoor en oefende bij een laatste bespreking op 22 mei vóór<br />
zijn onverwacht vertrek naar Brussel op Burgemeesteren een<br />
krachtige drang om de “schamele luiden op de Lastage” te gerieven<br />
en de sloot voorlopig aan de oostzijde open te stellen.<br />
Burgemeesteren verzetten zich en wilden eerst het resultaat<br />
34