DE OPKOMST DER AMSTERDAMSE HAVEN - theobakker.net
DE OPKOMST DER AMSTERDAMSE HAVEN - theobakker.net
DE OPKOMST DER AMSTERDAMSE HAVEN - theobakker.net
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De opkomst der Amsterdamse haven<br />
het betalen van de hoofdsom aangesproken of gemaand. Een<br />
en ander werd in een schriftelijk antwoord door Burgemeesteren<br />
uitvoerig weerlegd 159 . De dolerende ingeërfden die door<br />
de uitspraak “grotelick werden gegraveert”, verzochten thans<br />
andere commissarissen te willen deputeren om hun zaak opnieuw<br />
te onderzoeken. In de beide vroedschapvergaderingen<br />
van 21 januari en 1 mei 1602 werd dit verzoek in behandeling<br />
genomen. Boom zetelde weer als burgemeester, evenals het<br />
volgende jaar en daar de raden blijkbaar geen uitweg wisten<br />
werd het verzoek ingewilligd. Vier nieuwe commissarissen<br />
werden benoemd 160 en zij kregen expresse volmacht voorzover<br />
zij de grieven en zwarigheden van de geërfden gegrond<br />
zouden bevinden “de voors. differenten ende swaricheyden af<br />
te handelen ende te decideren”. Vooraf moesten echter Burgemeesteren<br />
en thesauriers worden gehoord en moesten de<br />
geërfden de belofte afleggen de nieuwe uitspraak van commissarissen<br />
te zullen nakomen. In de kantlijn van de resolutie<br />
staat aangetekend dat Boom en Boelensz, alsmede de Lastagiër<br />
Hillebrand Otter, voor Burgemeesteren compareerden<br />
en voor hen zelf en de anderen beloofden het gestipuleerde te<br />
zullen nakomen.<br />
Weer verliep een jaar, zonder dat de zaak enigszins vorderde<br />
en op 7 oktober 1603 161 lezen we dat burgemeester Pieter Boom<br />
159 Antwoord bij de heeren Burgemeesteren ende Thesorieren deser stede<br />
de vier gecommitteerden van den Raed overgelevert tegens de redenen<br />
bij den ingeërffden etc. Ongedateerd, als voren.<br />
160 Dit waren Reijnier Pauw, dr.Sibrand Appelman, schepenen Claes<br />
Simonsz, Van Heemskerck en Roelof Egbertsz, raden.<br />
161 Res. Vroedschap VIIII, fol.876<br />
en Oud-burgemeester Jan Claes Boelensz “als principale ingeërfden<br />
op de Lastage bij den jegenwoirdigen ende oud-burgermeesteren<br />
int vrundelijck vermaent, ende versocht zijnde,<br />
dat hare Ed. soude gelieven, om alle vredes ende eenicheyts<br />
wille naer te commen, ende te acquiesceren de verclaeringen<br />
van commissarissen”, maar het bleek dat “deselven heeren<br />
haer daer toe nyet hebben kunnen laten bewegen overmits de<br />
zeer grote bezwaernisse ende prejudicie die zijlieden sustineren<br />
bij deselve uijtspraecke souden commen te lijden”. Tevens<br />
maakten de nieuw benoemde commissarissen nu bezwaar om<br />
de zaak te beslissen, zodat een tweetal vervangen moest worden<br />
162 . Na lange discussies werd besloten, opdat de langdurige<br />
zaak “mette minste tosten en de meeste eenicheyt tot een<br />
eijnde mach werden gebracht”, de commissarissen te autoriseren<br />
“t’different beroerende de melioratie van de Lastage<br />
bij submissie als minnelijcke compositeurs, eijntelijck affte<br />
handelen, soe zijluden ex equo et bono sonder op het uyterste<br />
recht te letten bevinden sullen te behoren”. Wederom moesten<br />
de geërfden een belofte tot nakoming afleggen, wat op 13 oktober<br />
1603 blijkens kantschrift door Boom en Boelensz voor<br />
hen zelf en de anderen in handen van de presiderende burgemeester<br />
geschiedde. Blijkbaar hadden de 4 commissarissen<br />
nu volkomen vrijheid van handelen gekregen en op 27 januari<br />
1604 viel hun beslissing, waarbij zij aan Burgemeesteren een<br />
lijst overlegden 163 waarop aangegeven stond hoeveel elk van<br />
de geërfden in afwijking van de eerste uitspraak te betalen of<br />
162 Dr. Appelman en Van Heemskerck werden vervangen door Jan Thomasz<br />
en dr. Sebastiaan Egbertsz.<br />
163 Uitspraak 27 januari 1604 met lijst. Stukken Lastage.<br />
56