Hfst. VI Plato, i.h. bijz. Plato's Timaios - Stichting Open Veldwerk
Hfst. VI Plato, i.h. bijz. Plato's Timaios - Stichting Open Veldwerk
Hfst. VI Plato, i.h. bijz. Plato's Timaios - Stichting Open Veldwerk
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Geheimnis des Raumes', zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van 23 in relatie met<br />
Ritme. Ook hier gaat het om 'eeuwige dingen', die we daarom niet zomaar vanuit een<br />
ontstaansproces kunnen projecteren. Het is echter 'terwille van het onderricht' dat we dit<br />
onderwerp toch als zodanig trachten te naderen. We krijgen dan het volgende beeld:<br />
als 'vanuit het oneindige' 10 richtingen geaccentueerd worden in het middelpunt<br />
van een willekeurige bol - bijvoorbeeld als lichtstralen - dan zullen die lichtstralen,<br />
indien ze regelmatig over de ruimte zijn verdeeld, op zo'n bol de 20 hoekpunten van<br />
een regelmatig 12-vlak insnijden. Het middelpunt is hier wellicht te vergelijken met<br />
de vormgevende Eén.<br />
In de ruimte roepen op hún beurt de relaties tussen die 10x2 hoekpunten, de<br />
hoekpunten op van de andere regelmatige lichamen. Maar juist deze, dat wil zeggen<br />
de 4 elementen die ze representeren, zijn in <strong>Plato</strong>'s voorstelling de bestanddelen van<br />
het Lichaam der Wereld. Het geheel doet denken aan hetgeen is vermeld in bijlage H,<br />
onder W-12. Zie ook afb. 5 op p. 14, met eventueel de toelichting in bijlage B;<br />
ad c: als 'aantal' is deze '10' uiteraard gelijk aan 1+2+3+4, dat wil zeggen rekenkundig<br />
gezien. Binnen de groep als geheel is echter geen enkele subgroep aan te wijzen die<br />
zich in dit verband onderscheidt van de andere lichtstralen (diagonalen). Niet één<br />
kunnen we er aan ontnemen, zonder de 'gelijkmatige verdeling over de ruimte' van<br />
de overige te verstoren. Hun <strong>bijz</strong>onderheid ontlenen ze juist aan hun '10-zijn' en als<br />
zodanig vinden we ze als het ware aan de oorsprong van <strong>Plato</strong>'s Kosmos:<br />
vanuit het Middelpunt<br />
'dat overal is'<br />
roept de '10' via de bol alles op wat <strong>Plato</strong> in <strong>Timaios</strong><br />
- in het 'Vader-Moeder-Kind' model -<br />
met betrekking tot 'de Schepping der Wereld' aan de orde stelde,<br />
resp. 'met zijn vinger aanwees waar hij iets niet met name wilde noemen'.<br />
Dit sluit merkwaardig aan - zie bijlage H onder W-21/25 - op<br />
de <strong>bijz</strong>ondere plaats van de '10' in <strong>Plato</strong>'s ideegetallen.<br />
Als hoogste ideegetal gold de '10',<br />
het getal dat op aarde uitdrukking geeft aan het Allerhoogste. 1<br />
Het is als het ware de grondslag van<br />
'het lichaam, dat God gebruikte voor het Heelal, toen Hij daar tekens op aanbracht',<br />
het lichaam dat door <strong>Plato</strong> in <strong>Timaios</strong> niet met name werd genoemd:<br />
de dodecaëder.<br />
Zo valt inderdaad te vermoeden wat we in de Inleiding op p. 98 reeds vermeld hebben:<br />
<strong>Plato</strong> heeft met <strong>Timaios</strong> 'op verborgen wijze aangetoond' dat de oude Mysteriewijsheid<br />
met betrekking tot getallen, óók (!) betrekking heeft op hetgeen in de<br />
wetmatigheid van de Ruimte tot uitdrukking komt. Hij heeft daarmee, aan de<br />
vooravond van het natuurwetenschappelijk denken, 'stilzwijgend gewezen' op het<br />
feit dat ook het verstándelijk toegankelijke, een uitdrukking is van het verstandelijk<br />
ontoegankelijke, van de 'wereld der ideeën', met name wat betreft de daarbij aan het<br />
licht tredende getallen. Stilzwijgend, want het betrof Mysteriegeheim, dat wil zeggen<br />
1 Meer over het getal 10 in hoofdstuk <strong>VI</strong>II.<br />
<strong>VI</strong> PLATO, IN HET BIJZONDER PLATO'S TIMAIOS 131<br />
toekomstgeheimenis.