02.09.2013 Views

Hfst. VI Plato, i.h. bijz. Plato's Timaios - Stichting Open Veldwerk

Hfst. VI Plato, i.h. bijz. Plato's Timaios - Stichting Open Veldwerk

Hfst. VI Plato, i.h. bijz. Plato's Timaios - Stichting Open Veldwerk

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>VI</strong> PLATO, IN HET BIJZONDER PLATO'S TIMAIOS 101<br />

Hoewel zeker niet allemaal in rechtstreeks verband met ons eigenlijke onderwerp, geven<br />

deze bijlagen de mogelijkheid om bij <strong>Plato</strong> bepaalde begrippen duidelijker in hun historische<br />

context te zien. Dat zal de beoordeling van zijn relatie met het kwalitatieve getals-aspect<br />

ten goede kunnen komen, temeer omdat we gezien hebben dat dit aspect reeds ver voor<br />

<strong>Plato</strong> en in verschillende culturen tot uitdrukking kwam.<br />

We houden het allerminst voor uitgesloten dat de hier verzamelde<br />

'Merkwaardigheden met betrekking tot het kwalitatief aspect van getallen' -<br />

over meer dan 45 eeuwen - een tot dusverre onbekende vingerwijzing inhouden<br />

naar wat bij <strong>Plato</strong> de 'Ideeënleer' genoemd wordt. En de polariteit, als we dat<br />

woord hier mogen gebruiken, tussen het kwalitatieve en het kwantitatieve<br />

aspect van het getal, waarbij in de huidige cultuur zo'n uitgesproken accent valt<br />

op het laatste - naast een bijkans ontoegankelijk zijn van het eerste - roept een<br />

onweerstaanbare associatie op met . . . . . de relatie tussen Aristoteles en <strong>Plato</strong>.<br />

Waar in deze bijlagen verder nog iets naar voren komt van<br />

'Raakpunten met het kwalitatieve aspect van getallen'<br />

zullen we dat afzonderlijk vermelden.<br />

6.02: De platonische lichamen<br />

Een ruimtelijk analogon van 'een innerlijk iets'<br />

We vallen met deze benaming met de deur in huis, om in een later stadium en geleidelijk<br />

aan, aannemelijk te maken dat het gestelde als een vanzelfsprekendheid te voorschijn komt<br />

uit hetgeen <strong>Plato</strong> met <strong>Timaios</strong> aan de orde stelde. We bedienen ons daarbij naar behoefte<br />

van een drietal vertalingen. 1<br />

Van alle mogelijke posities en afmetingen van regelmatige lichamen, ten opzichte van de<br />

5e, de dodecaëder, ‘het lichaam dat God gebruikte voor het Heelal’ (Tim. 55-c), vraagt één<br />

samenstelling onze <strong>bijz</strong>ondere aandacht. Het is die waarvan elk hoekpunt gelegen is op een<br />

snijpunt van verbindingslijnen tussen de hoekpunten van de dodecaëder. 2 Anders gezegd:<br />

elk hoekpunt van zo'n lichaam betreft<br />

een Ontmoetingspunt in de relaties tussen de dodecaëderhoekpunten.<br />

Met een model - een bol, met daarop als hulpmiddel de projectie van een dodecaëder -<br />

wordt eenvoudig aantoonbaar, resp. zichtbaar:<br />

iedere dodecaëder omvat en vormt de basis van een unieke<br />

verzameling van 22 regelmatige lichamen, waarvan het geheel<br />

van de hoekpunten ligt uitgespannen op 71 diagonalen, die we als 31<br />

zien. In het kwalitatief aspect van die getallen ligt een verwijzing naar<br />

het Goddelijk Kind (71),<br />

als versluierde aanwezigheid in<br />

het Einde, de 0plossing, de Vernietiging, de Dood (31).<br />

De 2x71 hoekpunten van de 22 lichamen betreffen zoals gezegd, Ontmoetingspunten in de<br />

hoekpuntrelaties van de dodecaëder. Daarvan blijken er echter meer te zijn, namelijk: 3<br />

1 Schumacher: ---; Ars Floreat: ---; Xaveer de Win: ---. 2 Zie afb. 5, p. 14. 3 Bijlage B, punt 5.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!