PNEUMOLOGIE K12A-07 - UZ Gent
PNEUMOLOGIE K12A-07 - UZ Gent
PNEUMOLOGIE K12A-07 - UZ Gent
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Departement Verpleging<br />
<strong>PNEUMOLOGIE</strong> <strong>K12A</strong>-<strong>07</strong><br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 1
4. VOORSTELLING VAN DE DIENST<br />
4.1. INLEIDING<br />
DIENST <strong>PNEUMOLOGIE</strong> <strong>K12A</strong> – <strong>07</strong><br />
De dienst Pneumologie is gelegen op de 7 de verdieping van K12 IA.<br />
De eenheid is verdeeld in 2 kanten :<br />
Kant 1 : kamer 701 tot 709 (met uitzondering van kamer 702 – 703 – 704 =<br />
eenpersoonskamers) allemaal tweepersoonskamers<br />
Kant 2 : kamer 710 tot 717 ( met uitzondering van kamer 715 – 716 = allemaal tweepersoons-<br />
kamers.<br />
4.2. GRONDPLAN<br />
Zie bijlage 1.<br />
4.3. ORGANISATIE<br />
4.3.1. MEDISCH TEAM<br />
- Diensthoofd : Prof. Dr. PAUWELS<br />
- Leiding afdeling : Pneumoloog<br />
De dagelijkse begeleiding van de patiënten behoort tot de taak van 2 à 3 geneesheer-<br />
Internisten (assistenten) bijgestaan door 2 à 3 stagiairs.<br />
- Wekelijks (dinsdag) is er onder leiding van Prof. Dr. PAUWELS een stafvergadering met<br />
bespreking van alle patiënten. De zaalronde, dossiers opmaken, uitvoeren van onderzoeken<br />
– het instellen van de behandeling en toezicht op het verloop – begeleiden en informeren<br />
van patiënten en familie, …behoren tot de dagelijkse taken van het medisch team.<br />
Volgende taken zijn specifiek voor de dokter-stagiair.<br />
- Bijhouden dossiers (uitslagen en inlichtingen).<br />
4.3.2. VERPLEEGKUNDIG TEAM<br />
d.d. Hoofdverpleegkundige : Mevr. Snoussi Fatima<br />
De Hoofdverpleegkundige is verantwoordelijk voor :<br />
- streven naar een dienstroosterplanning die een zo groot mogelijke continuïteit in de<br />
verpleegkundige zorg toelaat.<br />
- de algemene leiding van het verpleegkundig team : geheel van de verpleegkundige<br />
zorgverlening<br />
- bewaken en bevorderen van de kwaliteit van verpleegkundige zorg<br />
- het dagelijkse opmaken van de patiëntentoewijzing<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 2
- streven naar een open klimaat op de afdeling<br />
- regelmatige evaluatie en bespreekbaarheid van de patiëntentoewijzing<br />
- waakt over en neemt deel aan patiënten bespreking<br />
- contact met de patiënten en hun familieleden<br />
- coördinatie en overleg met andere disciplines<br />
- zorgen voor opleiding en vervolmaking van de verpleegkundigen<br />
De verpleegkundigen zijn verantwoordelijk voor de toegewezen patiënten (bijlage 10)<br />
Dit betekent dat elke verpleegkundige per shift instaat voor :<br />
- opnameprotocol met opnameprofiel<br />
- bewaken van de continuïteit van de zorgverlening, wat een zeer goede verslaggeving in het<br />
verpleegkundig dossier inhoudt.<br />
- assistentie van de artsen tot en met de zaalronde<br />
- informeren van patiënten i.v.m. onderzoeken<br />
- ontslagprocedure<br />
- algemene taken : maaltijden op en afdienen, markeringskaarten invullen, spoelruimte,<br />
medisch materiaal wegbergen.<br />
4.3.3. ADMINISTRATIEF PERSONEEL<br />
De verantwoordelijke voor het secretariaat bekommert zich om alle administratieve taken,<br />
o.a. administratie i.v.m. opname en ontslag van de patiënten<br />
- maakt afspraken voor onderzoeken en consulten<br />
- alle afspraken i.v.m. voeding – herstellingen – hulpmateriaal<br />
- bijhouden en aanvullen formulieren en werkdocumenten<br />
4.3.4. KEUKEN<br />
Keuken en voedingsgebonden activiteiten worden uitgevoerd door stafverpleegkundigen en<br />
studenten + logistieke hulp (indien aanwezig).<br />
- Op en afdienen maaltijden samen met de verpleegkundigen<br />
- Hulp bij voeding<br />
- Bijhouden vochtbalans en voedingslijsten<br />
- Markeringskaarten invullen<br />
- Zorgen aan kamer bij ontslag patiënt<br />
4.3.5. ONDERHOUDSPERSONEEL<br />
Deze mensen werken niet in opdracht van de eenheid, zij staan in voor : onderhoud kamers en<br />
lokalen.<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 3
4.3.6. SOCIALE DIENST<br />
De sociale verpleegkundige, verantwoordelijk voor onze dienst, heeft haar bureel op OK12IE<br />
Zij staat in voor :<br />
- De tegemoetkoming van sociale problemen van patiënt i.v.m. ziekenhuisverblijf<br />
(familiaal,financieel,…)<br />
- Regeling voor ontslag (hulp thuis, plaatsing,…)<br />
4.3.7. KINESITHERAPIE<br />
Een kinesist(e) verantwoordelijk voor de afdeling werkt gevraagde opdrachten uit,<br />
voorgeschreven door de afdelingarts, fysiotherapeut, orthopedist,…<br />
De kinesist(e) wordt gedeeld met verschillende verdiepen. Bij dringende gevallen steeds te<br />
bereiken + in W.E. kiné van wacht.<br />
5. INFORMATIE SPECIFIEK AAN DE DISCIPLINE<br />
5.1. MEDISCH PATIENTENPROFIEL<br />
Meest voorkomende aandoeningen behandeld op de dienst Pneumologie<br />
5.1.1. TUBERCULOSE<br />
Is altijd een gevolg van besmetting met tuberkelbacillen (mycobacterum tuberculosis).Het al of<br />
niet aanslaan van een besmetting, wordt bepaald door de besmettingsdosis, de aanvalskracht<br />
en de gezondheidstoestand van de patiënt. Hoewel tuberkelbacillen langs vele wegen het<br />
menselijk lichaam kunnen binnendringen wordt men meestal besmet via de lucht die men<br />
inademt. Besmette patiënten verspreiden de tuberkelbacillen door hoesten,niezen en via het<br />
sputum.<br />
5.1.2. ACUTE BRONCHITIS<br />
Acute bronchitis duidt erop dat de grote luchtwegen de primaire plaats zijn van een<br />
ontstekingsproces in de respiratoire tractus. Dit acuut ontstekingsproces tast de trachea, grote<br />
en middelgrote bronchi aan, zeldzamer zijn kleinere bronchi en bronchioli hierbij betrokken.<br />
Acute bronchitis treedt op in aansluiting van een veralgemeende acute infectie der bovenste<br />
luchtwegen bij patiënten die overigens een normale respiratoire tractus vertonen.<br />
Daartegenover staat de acute exacerbatie van bronchitis bij COPD-patiënten die een acute<br />
verergering betekent van een chronisch bronchiaal lijden waarbij ondermeer infecties de<br />
uitlokkende factoren kunnen zijn. Acute bronchitis is in de overgrote meerderheid het gevolg<br />
van een virale infectie. Aanvankelijk komen symptomen in de bovenste luchtwegen voor, vooral<br />
nasale en faryngeale symptomen. Na enkele dagen daalt de virusinfectie in de onderste<br />
luchtwegen en de bronchiale component gaat overwegen.<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 4
5.1.3. PNEUMONIE<br />
Acute ontsteking van de tracheobronchiaalboom en van het longparenchym kunnen samen<br />
voorkomen. Onder de term pneumonie bedoelen we een ontsteking van het longparenchym<br />
met name van en in de alveolaire ruimten, meestal veroorzaakt door micro-organismen :<br />
bacteriën, virussen, schimmels en ook parasieten. Een alveolair gelokaliseerd<br />
ontstekingsproces kan ook “niet infectieus” van natuur zijn, namelijk tengevolge van chemische<br />
oorzaken vb. maagzuuraspiratie, van fysische oorzaken vb. bestraling, of voorkomen in het<br />
kader van een auto-immuunaandoening zoals lupus erythematodes. De belangrijkste oorzaak<br />
voor het optreden van pneumonieën bij CARA-patiënten ligt in de slechte bronchiale drainage<br />
die hierbij voorkomt. De veralgemeende luchtwegvernauwing, de slijmvliesbeschadiging en<br />
bronchusdeformaties zijn aanleiding tot een verminderde klaring in de luchtwegen en het<br />
optreden van ontstekingen in het longparenchym.<br />
5.1.4. LONGABCES<br />
De symptomatologie van het longabces is uiteraard niet veel verschillend van een pneumonie.<br />
Temperatuursverhoging en koude rillingen zijn vrijwel steeds aanwezig. Na inhalatie van<br />
geïnfecteerd materiaal treedt de koorts meestal met enige vertraging op.Het longabces is in<br />
feite een patholoog anatomisch begrip, waarmede een holte in een long wordt bedoeld,<br />
veroorzaakt door een ontsteking, die met necrose een verettering van het longparenchym<br />
gepaard gaat. Het abces treedt op in aansluiting met een ontsteking in het longparenchym en is<br />
in wezen niet te scheiden van het hoofdstuk pneumonie. Wanneer op het ogenblik van de<br />
diagnose van een pneumonie een kleine holtevorming in de verdichting wordt opgemerkt die<br />
progressief toeneemt, spreekt men van een abcederende pneumonie. Wanneer op het ogenblik<br />
van de diagnose een grote caviteit wordt gezien eventueel met niveaubeeld spreekt men van<br />
longabces.<br />
5.1.5. BRONCHIECTASIEEN<br />
Worden gedefinieerd als irreversibele verwijdingen in de bronchusboom die ofwel in een<br />
beperkt gebied voorkomen en daardoor symptoomarm zijn, ofwel verspreid en uitgebreid in<br />
meerdere longkwabben.<br />
5.1.6. COPD = Chronic Obstructive Pulmonary Disease<br />
COPD is een vier letterwoord dat staat voor chronische aspecifieke respiratoire aandoeningen.<br />
Het COPD syndroom wordt gedefinieerd als een ziektebeeld met paroxysmaal optredende of<br />
resisterende kortademigheid van wisselende intensiteit gepaard gaande met hoesten en/of<br />
opgeven van sputum gedurende minstens twee opeenvolgende jaren, en dit op de meeste<br />
dagen van minimaal drie maanden per jaar . COPD kan uiteraard voorkomen in samenhang<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 5
met andere longziekten zoals tuberculose, sarcoïdose, pneumocociosen, bronchuscarcinoom<br />
en andere.De verschijnselen hoesten, opgeven van sputum en kortademigheid vinden wij bij<br />
verschillende ziektebeelden terug : astma, astmatische of astmatiforme bronchitis, chronische<br />
bronchitis, emfyseem. Met een algemene overkoepelende term COPD syndroom wordt<br />
onderlijnd dat er tussen de ziektebeelden astma, chronische bronchitis; astmatische bronchitis<br />
en emfyseem een fundamentele relatie bestaat.<br />
Al deze ziektebeelden worden gekenmerkt door een diffuse bronchusobstructie, hetzij partieel,<br />
hetzij volledig reversibel. In de pathofysiologie van het COPD syndroom staan twee<br />
fundamentele anomalieën op de voorgrond, met name :<br />
- De allergie of immunologische overgevoeligheid.<br />
- De hyperreactiviteit of overprikkelbaarheid van de luchtwegen.<br />
5.1.6.1. ASTHMA<br />
Asthma bronchiale wordt gekenmerkt door paroxysmale aanvallen van kortademigheid<br />
wisselend van ernst en gepaard gaande met hoesten en geringe expectoratie van wat glazig<br />
sputum, waarbij nadien symptoom vrije intervallen optreden. Een aanval doet zich dikwijls ’s<br />
nachts voor waarbij de patiënt angstig en benauwd is en een piepende ademhaling vertoont.<br />
5.1.6.2 CHRONISCHE BRONCHITIS<br />
Patiënten hoesten sinds jaren alleen wat mukeus, niet-geïnfecteerd sputum op zonder melding<br />
van kortademigheid. Hierbij kunnen eveneens episoden optreden van reversibele<br />
bronchusvernauwing.<br />
5.1.6.3. EMFYSEEM<br />
Chronische bronchitis met irreversibele bronchusobstructie, is te beschouwen als een eindfase<br />
in de evolutie, waarbij het ziektebeeld gecompliceerd wordt met het optreden van emfyseem.<br />
5.1.7. LONGTUMOREN<br />
Maligne tumoren in de long vinden meestal hun oorsprong in de bronchuswand, soms het<br />
longparenchym. Benigne tumoren in de long zijn zeldzaam ten opzichte van het primaire<br />
bronchuscarcinoom.<br />
5.1.7.1. EPIDERMOID CARCINOOM<br />
Deze tumoren zijn opgebouwd uit platte of polygonale neoplastische epitheliale cellen. Op<br />
grond van de histologie onderscheiden we : goed gedifferentieerde, matig, en slecht<br />
gedifferentieerd plaveiselcelcarcinomata. De uitbreiding gebeurt eerst naar de lymfeklieren en<br />
later op afstand. Komen het meest in segmentaire en subsegmentaire bronchi voor.<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 6
5.1.7.2. ADENOCARCINOOM<br />
Vertonen klierstructuren en metastaseren vrij vroeg op afstand. Komen vooral voor perifeer in<br />
de zones distaal van segmentaire en subsegmentaire bronchi.<br />
Kleincellig anaplastisch carcinoom : o.a. oat-cell.<br />
De oorsprongcel is waarschijnlijk een endocriene cel die in de normale bronchusmucosa wordt<br />
aangetroffen. Ze groeien voornamelijk submucaal en infiltreren snel in de bloedbaan, zodat ze<br />
zeer vroeg op afstand metastaseren.<br />
5.1.8. PNEUMOTHORAX<br />
Ziektetoestand waarbij zich lucht tussen de pleurabladen bevindt.<br />
- Primaire spontane pneumothorax (idiopatisch)<br />
Optreden bij patiënten zonder voorafgaande ziekteverschijnselen, ontstaat door een ruptuur<br />
van een subpleurale emfysemateuse bleb, meestal gelokaliseerd in de apex van de long.<br />
Het optreden van deze subpleurale blebs wordt toegeschreven aan een constitutionele<br />
minderwaardigheid van het fibro-elastisch weefsel. Blebs of kleine emfysemateuse blaasjes<br />
met een diameter van 1 à 2 cm, komen solitair of in trosjes voor de apex van de long.<br />
Ondanks het emfyseemkarakter van deze bullae blijken de longen bij deze patiënten een<br />
normaal aspect te hebben en is de longfunctie normaal. Het barsten van bullae kan<br />
voorkomen bij een krachtige inspanning, bij hoesten, maar bij het merendeel van de<br />
patiënten wordt geen onmiddelijke aanleiding gevonden.<br />
Voornaamste symptomen : acute thoraxpijn en dyspnoe.<br />
- Secundaire spontane pneumothorax :<br />
Over het algemeen ernstiger dan de primaire omdat hierbij de longfunctie, reeds verminderd<br />
door het onderliggend longproces (COPD patiënten) nog meer gestoord wordt, cyanose en<br />
hypoxemie worden sneller bij deze patiënten gezien.<br />
- Traumatische pneumothorax :<br />
Penetrerend of niet penetrerend. Onder de technieken die tot pneumothorax kunnen leiden<br />
vernoemen we o.a. transthoracale punctie, pleurabiopsie, plexusanesthesie, plaatsen<br />
subclaviakatheter.<br />
5.1.9. LONGEMBOLEN<br />
Beeld gekenmerkt door een acuut optredende dyspnoe, pijn in de zijde met scherp pleuraal<br />
karakter (ademhalings-gebonden), soms opgeven van rood, schuimend sputa en een<br />
prikkelhoest. Meestal veroorzaakt door flebotrombose in het been of het bekken (post-operatief,<br />
bij bedlegerigen, bij carcinoomprocessen).<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 7
5.1.10. SLAAPAPNOE SYNDROOM<br />
De patiënt met “”slaapapnoe” syndroom vertoont ’s nachts verschillende periodes tijdens de<br />
welke de ademhaling stilvalt, waardoor een sterk gestoorde slaap, herhaaldelijk onderbroken<br />
door wakker worden.<br />
Kortstondige apnoefase van 10 sec. of meer komen bij normale individuen tijdens de slaap<br />
voor, en dan vooral bij ouderen.<br />
Wanneer de apnoefasen vijf of meer maal per uur voorkomen en een duur van 10-100<br />
seconden, spreekt men van een slaapapnoe syndroom.<br />
Het klinisch beeld is gekenmerkt door luid snurken met abnormale bewegingen tijdens de slaap.<br />
Tevens treedt ochtendhoofdpijn op en overdag slaperigheid.<br />
Predisponerend is o.a. obesiteit.<br />
De diagnose vereist bevestiging door een slaapstudie waarbij het hartritme, de bloedgassen<br />
gemonitord worden samen met de ademhalingsbewegingen, de luchtstroom en het E.E.G.<br />
Behandeling<br />
− Algemene maatregelen : -alcohol vermijden voor het slapen gaan<br />
-geen slaapmiddelen gebruiken<br />
-proberen vermageren door caloriebeperking<br />
andere slaappositie<br />
− Toedienen van nasale continue positieve druk (CPAP)<br />
Een positieve druk van 5 tot 15 cm is meestal voldoende om de bovenste luchtwegen<br />
open te houden.<br />
5.1.11. PLEURAVOCHTUITSTORTING<br />
Pleuravochtuitstortingen kunnen bij vele ziekten als complicatie voorkomen. Meest frequente<br />
oorzaak van pleura-exsudaten is metastasering van maligne tumoren in de pleura.<br />
Het bronchuscarcinoom, het mamma carcinoom en de lymfomata veroorzaken ¾ van de<br />
maligne pleuravochtuitstortingen.<br />
Diagnose wordt bevestigd via cytologisch onderzoek op pleuravocht via een punctie<br />
afgenomen.<br />
5.1.12. RESPIRATOIRE INSUFFICIENTIE (acute en chronische vorm)<br />
De meest frequente oorzaak is het falen van de oxygenatie. Normale limieten van bloedgassen<br />
:<br />
Art. po2 > 60mm Hg<br />
Art. po2 < 50mm HG<br />
Bij falen : art. po2 is gedaald<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 8
art po2 is normaal tot gedaald.<br />
Alveolaire hypoventilatie leidt tot stijging van pco2. De alveolaire ventilatie kan worden hersteld<br />
door kunstmatige ventilatie. Bij patiënten met uitgesproken of terminale neuromusculaire<br />
aandoening, of bij een jarenlang bestaande thorax afwijking treedt finaal respiratoire<br />
insufficiëntie op In deze gevallen zal kunstmatige beademing chronisch moeten worden<br />
aangehouden. Soms volstaat enkel nachtelijke ventilatie.<br />
Bij neuromusculaire aandoeningen die tot een bijna volledige uitval van de respiratoire spieren<br />
leiden (vb. tetraplegie c1-c2) zal men mechanische ventilatie 24 uur per dag moeten<br />
aanhouden.<br />
Beademingstoestellen : PLV<br />
Dräger EV 800<br />
Monnal D(is verouderd)<br />
Airox(=Home Ventilator)<br />
............................<br />
5.2. TYPISCHE MEDICATIE VOOR DE DIENST <strong>PNEUMOLOGIE</strong><br />
5.2.1. THEOPHYLLINE<br />
is een 1,3 dimethylscanthine, deze molecule verschilt weinig van cafeïne.<br />
2 vormen :<br />
− IV : Theophylline ½ amp. Wordt opgelost in 100 cc glucose 5% AD(minibag) of 100 cc<br />
Fysiologisch en wordt toegediend via een zijinfuus over een ½ uur.<br />
De patiënt kan bij een te snelle toediening klagen over hartkloppingen.<br />
Theophylline wordt nog zelden gegeven.<br />
− Oraal : onder de vorm van tabletten of gelulen met een vertraagde afgifte.<br />
Vb. Theodur 200 mg, 300 mg, 450 mg<br />
Xanthium 200 mg, 300 mg, 400 mg<br />
Dit zijn de belangrijkste<br />
Theolair LA 250 mg, 350 mg (niet in het formularium)<br />
De dosis wordt door de arts bepaald volgens de theophyllinespiegel en wordt meestal<br />
2 maal daags toegediend.<br />
Theophylline ontspant de gladde spieren in de bronchuswand en de maag-darmtractus, het<br />
verwekt vasodilatatie, behalve voor de hersenbloedvaten, waar vasoconstrictie optreedt. Het<br />
centraal zenuwstelsel wordt door Theophylline gestimuleerd waarbij zowel de cerebrale cortex<br />
als het verlengde merg, met name het ademcentrum gestimuleerd worden.<br />
5.2.2. KORTWERKENDE BETA 2 MIMETICA<br />
= bronchusdilatoren<br />
= bij acute aanval van COPD en Astma<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 9
− producten : - Atrovent – Ventolin verstuiving<br />
de gewone dosis : 1 flapulle atrovent + 2 dr. Ventolin<br />
de speciale dosis : 1 flapulle atrovent + 4 dr. Ventolin<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 10
-Duovent verstuiving<br />
½ flapulle per keer tot 1 flapulle per keer (zie opdracht arts)<br />
-Duovent puffs : 4 x 2 puffs/dag<br />
-Ventolin puffs : 4 x 1 puff/dag<br />
5.2.3. LANGWERKENDE BETA 2 MIMETICA<br />
= bronchusdilatoren<br />
= onderhoudsdosis<br />
- producten : - Serevent 2 x 2 puffs / dag<br />
- -Oxis 2 x 2 puffs / dag<br />
5.2.4. INHALATIECORTICOIDEN<br />
= anti-inflammatoire, anti-allergie<br />
- producten : Flixotide 2 x 2 puffs / dag<br />
- Pulmicort 2 x 2 puffs / dag<br />
STEEDS MOND SPOELEN NA PUFFS!- CORTICOIDEN KUNNEN SCHIMMEL GEVEN.<br />
Combinatie : Seretide (serevent+ flixotide) 2 x 2 puffs / dag<br />
Synticort ( oxis + pulmicort) 2 x 2 puffs / dag<br />
Voordeel : patiënt heeft maar 1 puff i.p.v. 2.<br />
5.2.5. CORTICOSTEROIDEN<br />
Het bronchusverwijdend effect van de corticosteroïden berust o.a. op hun antiflogistische en<br />
anti-allergisch effect.<br />
- Parenteraal : Solu-medrol<br />
- Oraal : Medrol ; Methylprednisolone<br />
Tijdens langdurige steroïdtherapie kunnen volgende nevenwerkingen optreden : oedeem,<br />
huidatrofie met subcutane bloedingen, osteoporose, spieratrofie, ulcus pepticum, diabetes<br />
mellitus,…<br />
5.2.6. TUBERCULOSTATICA<br />
Rifampicine : Rifadine : 2 x 300 toe te dienen ’s morgens 1 uur voor ontbijt<br />
Isoniazide : Nicotibine toe te dienen ’s morgens 1 uur voor ontbijt<br />
Ethambutol : Myambutol : 3 x daags toe te dienen.<br />
Tebrazid : 500 mg 3 x daags<br />
Wekelijks worden levertesten bepaald, daar Rifadine en Nicotibine levertoxisch zijn.<br />
5.2.7. HEPARINE<br />
Het I.V. toedienen van Heparine is de sleutel van een adequate therapie bij de meeste<br />
submassieve longembolen. De bedoeling is door de Heparine emboolrecidiven te voorkomen<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 11
terwijl het organisme over een endogeen lytisch systeem beschikt om trombine in de vaten op<br />
te lossen. Tijdens de eerste 24 uur : hoge dosissen (10 à 15.000 E in bolus). Verder 1.000 tot<br />
1.500 E/uur aangewend volgens APTT = no + 30 sec. en wordt 2x3x verlengd in een constant<br />
infuus, dit gedurende 7 à 10 dagen. (flacon 5.000 E/ml). Steeds dial-o-flow (aantal cc/uur)<br />
tussen de leiding plaatsen om een nauwkeurige toediening te kunnen regelen, de Heparine<br />
wordt volgens voorschrift opgelost in ¼ à ½ L I.V.vocht en loopt over 8 uur. Indien door<br />
omstandigheden de hoeveelheid vloeistof na 8 uur niet leeggelopen is, zeker niet vlugger laten<br />
inlopen (kans op bloeding) en ook niet langer dan 8 uur laten lopen, gezien Heparine-oplossing<br />
na 8 uur geen correcte werking meer heeft (daarom ook maar oplossen voor gebruik).<br />
SC anticoagulantia (fraxiparine, clexane) preventief + behandeling longembool + DVT.<br />
5.2.8. MAREVAN<br />
Orale anticoagulantia. Wordt meestal gestart 48 uur na het begin Heparinekuur (dosis volgens<br />
T.T. voor start Heparinekuur). De dosis wordt dagelijks aangepast tot stabilisatie van<br />
trombotest. (wordt tussen 10 & 17 % gehouden, no 100 %).<br />
De dagelijkse dosis wordt in het verpleegdossier op een anti-coagulatieblad door de arts<br />
ingevuld. Tijdens de therapie met anticoagulantia (parenteraal en oraal) mag de patiënt geen<br />
salicylaten of andere niet-steroïdale – anti-inflammatoire middelen innemen (verhoogt de kans<br />
op bloedingen). Gezien de patiënten meestal de orale therapie nog gedurende minstens 3<br />
maanden thuis verder zetten, moet dit zeer goed en met nadruk aan de patiënt uitgelegd<br />
worden vóór ontslag.<br />
5.2.9. MORFINE<br />
Wordt voornamelijk bij terminale CA-patiënten op voorschrift van de arts toegediend wanneer<br />
blijkt dat andere pijnmedicatie ontoereikend werkt.<br />
a) Morfinesiroop = orale oplossing<br />
Samenstelling : morfinechloorhydraat 2 mg/ml<br />
oranjeschilextract<br />
Dit wordt om de 4 uur toegediend met 5 tot 10 cc volgens voorschrift.<br />
b) MS contin<br />
Morfinesulfaattablet met verlengd vrijkomen (1 tablet/12 uur). De tablet mag niet gebroken<br />
worden : de werking gaat verloren.<br />
Tabletten van 10 mg – 30 mg – 60 mg – 100 mg.<br />
c) Morfinechloorhydraat : ampullen van 10 mg/ml<br />
- SC : om de 4 uur<br />
- IV : in continue infuus<br />
Samenstelling : Morfinehydrochloride 600 mg. Aqua ad 300 ml, suikersiroop 75 ml, alcohol 50<br />
% 75 ml = 2 mg/1ml<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 12
d) Durogesic : pleisters, 25 mg, 50 mg, 100 mg, opname via de huid. Vervangen om de 3<br />
dagen.<br />
5.3. ONDERZOEKEN (worden genoteerd op programmablad BG)<br />
5.3.1. ECHOGRAFIE VAN DE THORAX (of ultrasonografie = geluidsgolven buiten bereik<br />
menselijk oor).<br />
Gebeurt meestal ter lokalisatie van pleuravocht indien moeilijk aan te prikken aan de hand van<br />
de thoraxfoto, wordt hierbij de aanduiding van de punctieplaats gevraagd.<br />
5.3.2. RX - SINUSSEN<br />
Bij een exacerbatie van COPD lijden zonder duidelijke infectie, kan een sinusitis de oorzaak<br />
zijn.<br />
5.3.3. THORAXRONTGENOPNAME<br />
5.3.4. BRONCHOSCOPIE<br />
5.3.5. ENDOSCOPIE<br />
De endoscopie van de tracheobronchiaalboom is één van de belangrijkste technische<br />
onderzoeken, waarbij voor het visualiseren van de diepere luchtwegen gebruik kan worden<br />
gemaakt van de rigiede (zeldzaam ) of flexibele bronchoscoop. De flexibele fiberbronchoscoop<br />
met een diameter van 5 à 8 mm is zeer flexibel en kan aan het uiteinde nog extra bewogen<br />
worden over 160°. Wordt via neus of mond ingevoerd, na keelanesthesie, liefst in zittende<br />
houding.<br />
Voorbereiding : patiënt moet nuchter zijn, wordt steeds vervoerd met bed, en indien<br />
tandprothese, moet deze worden verwijderd voor vertrek. Dossier en foto’s meegeven. Patiënt<br />
zuurstof meegeven.<br />
Nazorg :<br />
- De patiënt nog nuchter houden gedurende 2 uur (keelanesthesie)<br />
- Controle temperatuur : kan stijgen door het meeslepen van materiaal uit de bovenste<br />
luchtwegen.<br />
- Controle hemoptoe : na het nemen van biopten.<br />
Doel :<br />
- Opsporen bronchuscarcinomen<br />
- Hemoptoe.<br />
- Infiltratieve longafwijkingen.<br />
- Therapeutisch : verwijderen vreemde lichamen.<br />
- Afzuigen overvloedige secreten.<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 13
5.3.6. PLEURABIOPSIE<br />
Gebeurt op de poli Pneumologie.<br />
Met de naald van Abrams : 4 mm diameter en een termo-laterale opening, worden biopten voor<br />
histologie van de pleura genomen (centrale opening van de naald wordt tegen de pariëtale<br />
pleurakant geplaatst en met negatieve druk via een aspiratiepomp wordt pleuraweefsel in de<br />
naald gezogen).<br />
Doel :<br />
Wanneer er geen diagnose kan gesteld worden na pleurapunctie.<br />
Voorbereiding :<br />
Patiënt gaat met bed en enkel een RX thorax foto meegeven.<br />
Nazorg :<br />
Controle ademhaling (pneumothorax)<br />
Op de plaats van de punctie is een haakje geplaatst, dit mag verwijderd worden na 7 dagen.<br />
5.3.7. LONGFUNCTIE<br />
De voornaamste stoornis in de fysiologie van de long bij COPD patiënten is de<br />
luchtwegobstructie. Deze obstructie kan kwalitatief bepaald worden door middel van<br />
longfunctieproeven, waarbij het objectiveren belangrijk is voor een accurate diagnostiek, omdat<br />
de graad van luchtwegobstructie niet altijd weerspiegeld wordt in het klachtenpatroon of de<br />
klinische symptomatologie. Hierbij is de spirometer ongetwijfeld de meest gebruikte<br />
longfunctietest. Met de spirometer worden de gasvolumes van de ademhalingsorganen<br />
gemeten.<br />
Voorbereiding :<br />
De ochtend van het onderzoek geen bronchusverwijdende middelen geven via U.S.<br />
5.3.8. HUIDTESTEN<br />
Huidtesten hebben tot doel de aanwijzingen voor allergie die uit de anamnese naar voor komen,<br />
nader te bevestigen.<br />
Gebeuren meestal op de rug via de priktest : een druppel allergeenoplossing (antigeen) wordt<br />
op de huid aangebracht en door de druppel heen wordt de huid met een fijn naaldje aangeprikt.<br />
Een erytheem en oedeempapel van meer dan 2 mm is onbetwistbaar positief.<br />
Voornaamste stoffen waarmee huidtesten worden verricht zijn : stuifmeel (gras, boom,<br />
kruidachtigen,) huisstofmijt, huidschilfers van katten, honden, paarden.<br />
Voorbereiding :<br />
48 uur voordien antihistaminica stoppen.<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 14
5.3.9. VENTILATIE -PERFUSIESCAN<br />
Wordt toegepast voor detectie van longembolen, binnen de 24 uur na het optreden van<br />
klachten.<br />
Perfusiescan : macro-aggregaten van albumines gelabeld met Technecium, zullen na I.V.<br />
inspuiten bij de eerste passage in de longcirculatie geretineerd worden.<br />
Ventilatiescan : is een gesloten circuit, men laat de patiënt Xenon inhaleren.<br />
Bij patiënten met een longembool wordt een geïsoleerde perfusie-uitval genoteerd, terwijl de<br />
ventilatiescan normaal uitvalt.<br />
5.3.10. DUPLEX ONDERSTE LEDEMATEN.<br />
In 50 % van de gevallen van een longembool is diepe veneuze trombose, van waaruit de<br />
trombus is vertrokken, de oorzaak. Dit kan door een doppler-ultrasound bevestigd worden.<br />
5.3.11. COMPUTERIZED AXIALE TOMOGRAFIE (CAT) of TOMODENSITOMETRIE (TDM)<br />
De CAT of kortweg CT (computer tomografie) is een weinig invasieve röntgentechniek.<br />
Het principe berust op de reconstructie van de verschillende structuren in een horizontale axiale<br />
of transversale coupe, steunend op de absorptiecoëfficiënt van ieder weefsel.<br />
De informatie over de densiteitsverschillen wordt door de computer in beeld omgezet. De<br />
precieze lokalisatie, de grootte en uitgebreidheid evenals karakteristieke kenmerken van<br />
mediastinale processen worden met CAT weergegeven + eventueel de laatst CT-Thorax.<br />
Voorbereiding : nuchter + thoraxfoto meegeven.<br />
5.3.12. BOTSCAN (totaal skeletscan)<br />
Botmetastasen worden best aangetoond door een botscan.<br />
Er is een verhoogde isotoopopname.<br />
Een botscan kan positief zijn zonder klinische of radiologische evidentie van<br />
beendermetastasen.<br />
Geen voorbereiding.<br />
5.3.13. CT ONDERZOEK VAN DE SCHEDEL<br />
Ongeveer 10 % van de patiënten met een kleincellig carcinoom vertonen reeds aantasting van<br />
het centraal zenuwstelsel op het ogenblik van de diagnose (hersenmetastasen).<br />
Geen voorbereiding.<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 15
5.3.14. N.M.R. ( nucleaire magnetische resonantie)<br />
TREFWOORDEN<br />
NMR, beeldvormende technieken.<br />
DEFINITIE<br />
Bij nucleaire resonantie gebruik gemaakt van een zeer sterk magnetisch veld, wisselende<br />
magneetvelden of gradiënten, en radiogolven.<br />
De patiënt wordt in het sterke magnetische veld geplaatst, waardoor de protonen van water<br />
en vet in het lichaam zelf licht magnetisch worden. Met behulp van gepulste radiogolven en<br />
het gebruik van geschakelde magnetische gradiënten kan dan dit magnetisme van het<br />
lichaam in kaart gebracht worden. Aldus krijgen we hoge resolutiebeelden van willekeurige<br />
doorsneden van het lichaam. NMR of MR is dus een tomografische techniek.<br />
Meer en meer wordt de benaming NMR (nucleaire magnetische resonantie) vervangen door<br />
MRI of MR ( magnetische resonantie beeldvorming), omdat de term “nucleair” de mensen<br />
afschrikt en iets negatief oproept.<br />
In feite bestudeert men met MR een laag-energetische eigenschap van atoomkernen in ons<br />
lichaam en er treedt geen ionisatie op zoals dat het geval is bij X-stralen of gamma – stralen.<br />
Voordelen :<br />
♦ Het is een niet invasieve onderzoeksmethode.<br />
♦ Er bestaat een sterk beeldcontrast tussen de verschillende weefsels (vb. onderscheid<br />
tussen witte en grijze stof in de hersenen).<br />
♦ Er wordt geen gebruik gemaakt van ioniserende stralen.<br />
♦ Men kan chemische en fysische veranderingen meten voor er anatomische structurele<br />
veranderingen optreden.<br />
♦ De tomografische sneden zijn in alle richtingen mogelijk.<br />
♦ Een toediening van contraststof is niet nodig.<br />
♦ Zelden allergische reacties op contraststof.<br />
♦ Een lichte maaltijd voor het onderzoek kan geen kwaad. Voor abdominale onderzoeken<br />
Nadelen :<br />
wordt wel gevraagd dat de patiënt 4 u. op voorhand geen maaltijd gebruikt.<br />
♦ Het onderzoek kan lang duren (tussen 15 en 45 minuten).<br />
♦ Er zijn vaak lange wachttijden vooraleer je aan de beurt bent wegens het<br />
tussenschuiven van zeer urgente onderzoeken.<br />
♦ De patiënt moet perfect kunnen stilliggen en moet kunnen meewerken aan het<br />
onderzoek.<br />
♦ Geluidshinder tijdens het onderzoek.<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 16
♦ Geen metalen voorwerpen in het magnetisch veld (vaatclips, pacemaker,<br />
neurostimulatoren).<br />
♦ Er kunnen problemen zijn met patiënten met claustrofobie.<br />
♦ Niet in het eerste trimester van de zwangerschap behalve wanneer absoluut<br />
noodzakelijk.<br />
INDICATIES<br />
♦ Het opsporen van tumoren, bloedingen, infecties, infarcten, mechanische problemen.<br />
♦ Onderzoek van het centraal zenuwstelsel : de hersenen, het ruggemerg en de<br />
wervelzuil.<br />
♦ Onderzoek van de gewrichten en de spieren.<br />
♦ Onderzoek van de buikorganen (van lever tot klein bekken).<br />
♦ Onderzoek van het hart.<br />
♦ Opsporen van borsttumoren en/of meta’s.<br />
TEGENINDICATIES<br />
Absolute tegenindicaties<br />
♦ Patiënten met een pacemaker, cochleair implant, defibrilatro of andere ingeplante<br />
elektronica=> de magneet verstoort de werking van deze elektronica.<br />
♦ Schrapnel (metaalsplinters) : vraag naar beroep (metaalbewerking,…) en<br />
oorlogsverleden of ongevallen.<br />
Relatieve tegenindicaties<br />
♦ Zwangerschap van minder dan 3 maanden.<br />
♦ Patiënten met een oudere soort hartkleppen<br />
♦ Sommige soorten orthopedisch materiaal => vraag na aan de arts.<br />
♦ Patiënten met claustrofobie. Eventueel medicatie toedienen op voorschrift van de arts.<br />
INFORMATIE BESTEMD VOOR DE SECRETARESSE<br />
Afspraak : tel. 40.82. / 40.83.<br />
Afdeling : -1K12 IB<br />
Mee te geven :<br />
♦ Onderzoeksaanvraag in vervoeromslag<br />
♦ Steeds etiket of adrema op aanvraag.<br />
♦ Vorig MR onderzoek of RX-dossier (zeker bij controles!).<br />
Vervoerbriefje aan bed bevestigen.<br />
Duur van het onderzoek : (afhankelijk van soort MR) varieert tussen de 20 min. en<br />
1u30.<br />
Vervoer heen : ongeveer 15 min.<br />
De patiënt zal ongeveer 1 u tot 2 u (afhankelijk van de soort MR) afwezig zijn van de<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 17
afdeling..<br />
Aandachtspunten<br />
Bij het maken van de afspraak, vermelden van :<br />
♦ Naam van de patiënt<br />
♦ Naam behandelende arts + zoemnummer of dectnummer<br />
♦ Adremanummer.<br />
♦ Verpleegafdeling.<br />
♦ Soort MR (terug te vinden op de onderzoeksaanvraag).<br />
♦ Indicatie : klinische inlichtingen.<br />
Lange wachttijden, ook al is het onderzoek lange tijd vooraf gepland. Informeer de patiënt over<br />
de mogelijke lange wachttijden op de MR-afdeling zelf.<br />
INFORMATIE BESTEMD VOOR DE VERPLEEGKUNDIGE<br />
ACTIVITEITEN OP DE VERPLEEGAFDELING<br />
Voorbereiding<br />
De patiënt inlichten over het onderzoek.<br />
Nagaan of er geen tegenindicaties zijn voor de MR (zie tegenindicaties en nadelen).<br />
Nagaan of de patiënt alle metalen voorwerpen verwijderd heeft.<br />
Voorwerpen zoals uurwerk, kettingen, haarspelden, BH met beugels, oorringen, ringen,<br />
bankkaarten,...worden best achtergelaten op, de afdeling.<br />
De patiënt vragen om geen make-up (kan metalen bevatten) te gebruiken aangezien<br />
dit storingen kan geven.<br />
Indien de trouwring niet verwijderd kan worden, kan dit geen of weinig kwaad (= een<br />
edel metaal).<br />
Patiënt moet ongeveer 30 min. kunnen stilliggen en meewerken.<br />
Potentiële zwangerschap (minder dan 3 maanden) nagaan.<br />
Nazorg<br />
Vragen aan de patiënt hoe het onderzoek verlopen is.<br />
VERLOOP VAN HET ONDERZOEK OP DE MTD<br />
De verpleegkundige begeleidt de patiënt vanuit de wachtzaal naar de kleedkamer.<br />
De patiënt kleedt zich uit, behalve een T-shirt en onderbroek. De dames dragen geen<br />
BH tenzij een BH zondermetaal.<br />
Bedlegerige patiënten worden door de verpleegkundige geholpen.<br />
De verpleegkundige installeert de patiënt op de beweegbare onderzoekstafel.<br />
Men plaats een versterkende antenne (een radiofrequente spoel) rondom het te<br />
onderzoeken lichaamsdeel. De beelden zijn hierdoor veel scherper.<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 18
De patiënt krijgt een alarmbel en oordopjes en/of een hoofdtelefoon tegen het lawaai<br />
(een ratelend geluid dat lijkt op een machinegeweer) van het toestel.<br />
De patiënt wordt in het toestel geschoven.<br />
De patiënt wordt verzocht zeer goed stil te liggen voor de duur van het onderzoek.<br />
De patiënt wordt met het orgaan dat onderzocht wordt naar het centrum van de<br />
magneet geschoven.<br />
De verpleegkundige neemt de tomografische sneden.<br />
Na de opname mag de patiënt van de onderzoekstafel komen en mag hij zich terug<br />
aankleden.<br />
Soms is contraststof noodzakelijk om de beelden nog meer te verduidelijken<br />
(bijvoorbeeld bij opsporen van tumoren en meta's).<br />
De contraststof dient men toe IV, rechtstreeks in de ader.<br />
De contraststof wordt ingespoten terwijl de patiënt op de onderzoekstafel ligt en/of in<br />
het toestel ligt.<br />
De contraststof heeft bijna geen nevenwerkingen.<br />
5.3.15. HRCT<br />
5.3.16. PET-scan<br />
5.4. VERPLEEGKUNDIG DOSSIER<br />
Via dit schriftelijk communicatie-instrument dat per patiënt wordt bijgehouden creëert men een<br />
humane zorg afgestemd op de individuele behoeften van de patiënt .<br />
Zie inleiding 3.5. Verpleegkundig Dossier.<br />
5.5. AANDACHTSPUNTEN BIJ BASISZORGEN EN OBSERVATIES<br />
Terug te vinden in zorgenplan :<br />
5.5.1. ADEMHALING<br />
- Bij zuurstoftoediening steeds hoeveelheid, toedieningswijze (meestal via neusbril) en<br />
continuïteit nakijken.<br />
Aandacht of er voldoende vocht (steriel water) in de aquapack is en/of het toedieningsmateriaal<br />
niet moet vernieuwd worden (wordt om de 3 dagen vernieuwd). Indien de patiënt continu<br />
zuurstof nodig heeft, er steeds voor zorgen dat dit mogelijk is, ook als patiënt opzit of op toilet is<br />
(verlengdraad gebruiken). De toe te dienen zuurstof is steeds vermeld aan bed van de patiënt<br />
op een daartoe bestemd formulier, waarop ook de toe te dienen aërosols staan vermeld en het<br />
aantal puffs per dag. Indien aspiratie nodig is, frequentie en toegangsweg nakijken. De<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 19
zuurstofmeting kan bij de patiënt continue gebeuren via de zuurstofsaturatiemeter. Door een<br />
vingerprobe of oorprobe bij de patiënt te fixeren krijgen we zuurstof en hartritme-waarden op het<br />
scherm. Het is tevens mogelijk deze waarden continue te laten uitprinten.<br />
5.5.2. VOEDING<br />
- Nakijken of de patiënt hulp nodig heeft.<br />
- Steeds bedlegerige patiënten installeren in een zittende comfortabele houding.<br />
- Aandacht voor de vochtinname : stimuleren of beperking (noteren op vochtbalansformulier<br />
op kamer).<br />
5.5.3. HYGIENISCHE ZORGEN EN MOBILITEIT<br />
Sommige patiënten zij zeer hulpbehoevend, kunnen weinig of geen inspanning aan door<br />
kortademigheid, pijn. Daarom dagelijks volgens de toestand van de patiënt de graad van hulp<br />
die wij geven aanpassen op zorgenplan. Soms hebben patiënten verplichte bedrust, door hun<br />
fysische toestand (vb. pneumothorax, longembool, evenwichtsstoornissen; aanzienlijke<br />
pijnstilling).<br />
Aandacht hebben voor de detailzorgen zoals mondtoilet, haartooi en baardzorg bij mannen. Bij<br />
alle patiënten die bedlegerig zijn gebeurt een klein toilet of meer tijdens de namiddagverzorging.<br />
5.6. AANDACHTSPUNTEN BIJ SPECIFIEKE ZORGEN<br />
5.6.1. MAAGKATHETER<br />
Fixatie controleren, voor toediening medicatie of voeding steeds de lokalisatie controleren. Bij<br />
continue drip om de 4 uur controle van de lokalisatie. Bij twijfel over de lokalisatie steeds<br />
verpleegkundige verwittigen! Wordt wekelijks vernieuwd (cfr. zorgenplan).<br />
5.6.2. BLAASKATHETER<br />
Fixatie en continue afloop controleren, (nooit sleek gebruiken). Behalve siliconesonden worden<br />
alle blaassonden wekelijks vernieuwd (cfr. zorgenplan).<br />
5.6.3. INFUUSKATHETER<br />
5.6.3.1. Perifeer<br />
Controle verband, nooit sleek gebruiken direct op de huid, om de katheter te fixeren; wel<br />
primapore en de leiding eventueel fixeren met een zwachtel. Toezicht op lokale ontstekingen en<br />
zwelling, doorgankelijkheid en snelheid indruppeling (afhankelijk van de hoeveelheid vocht toe<br />
te dienen per 24 uur). Perifere katheters worden om de 72 uur vervangen. Dit wordt op de<br />
dagfiche aangeduid en afgetekend. (naargelang staand order).<br />
5.6.3.2. Centraal<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 20
Meestal jugularis- of subclaviakatheter. Steeds opsite op de insteekplaats, zodat een continue<br />
controle op bloeding en ontsteking mogelijk is. Datum wanneer de trousses vernieuwd worden<br />
staan vermeld op dagfichen (vernieuwen verband, volgens voorschrift in het ziekenhuis<br />
gehanteerd). Steeds voor toedienen I.V. medicatie of per 4 uur lokalisatie-katheter controleren.<br />
Trousse + 3 wegkraan + verband vernieuwen om de 3 dagen.<br />
5.6.4. URINECOLLECTIE EN FAECESKONTROLE<br />
De urineverzameling gedurende 24 uur staat vermeld in het verpleegdossier bij de uitscheiding<br />
en op een briefje op de toiletdeur van de patiëntkamer. De urine wordt verzameld in een bokaal<br />
met deksel en staat in de toiletruimte van de patiënt. Zowel op de urinaal of bedpan en op de<br />
bokaal wordt het bednummer van de patiënt vermeld. De urine 24 uur wordt gestart en/of<br />
afgesloten om 8 uur s' morgens en de hoeveelheid wordt vermeld in het verpleegdossier. Bij het<br />
afsluiten steeds urinaal, bedpan en bokaal reinigen.<br />
Bij urinecollecties waarbij een urinestaal noodzakelijk is steeds de totale hoeveelheid urine<br />
vermelden op het identificatievignet van het staal en op het aanvraagformulier.<br />
Faeces hematest : staat genoteerd op het deksel van de bedpan en op een briefje aan de<br />
toiletdeur, de patiënt verwittigen om te bellen na defaecatie zodat een staal kan genomen<br />
worden dat samen met een aanvraagformulier wordt opgestuurd naar labo voor onderzoek.<br />
5.6.5. BEHANDELING<br />
Op het zorgenplan staat een speciale rubriek voor o.a. zorgen aan chirurgische en traumatische<br />
wonde, Thoraxdrain, specifieke opdrachten en eventuele aandachtspunten.<br />
5.6.6. ZORGEN AAN THORAXDRAIN bijlage 9<br />
Bij drainage van pleuravocht wordt de Thoraxdrain III aangesloten op de pleuradrain (zie<br />
documentatie). Voordeel ten opzichte van de pleur-evac die gebruikt wordt bij een<br />
pneumothorax, is dat de collector dagelijks kan geledigd worden. Steeds hoeveelheid nakijken<br />
en noteren in V.P.K. dossier. Men moet er steeds voor zorgen dat de leiding niet is afgeknikt en<br />
er geen tractie op is, daartoe kan men best de leiding met een lus in bed aan het steeklaken<br />
fixeren. Er wordt veronderstelt dat ieder student tijdens of na de verzorging aan de<br />
verantwoordelijke verpleegkundige verslag uitbrengt betreffende het verloop van de zorgen.<br />
Verband wordt gewisseld bij bevuiling, onvoldoende fixatie of op voorschrift : maar ZEKER om<br />
de 2 dagen.<br />
5.6.7. PSYCHISCHE BEGELEIDING<br />
Naast de optimale verzorging van de patiënt op fysisch vlak moet eveneens de nodige<br />
aandacht worden besteed aan de psyche van de patiënt. Er wordt verwacht van de studenten<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 21
dat zij tijdens de uitvoering van hun opdrachten contact hebben met de patiënt en een praatje<br />
met hem/haar slaan en eventuele opmerkingen of problemen melden aan de verantwoordelijke<br />
verpleegkundige.<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 22
5.7. VERPLEEGKUNDIGE TECHNIEKEN<br />
5.7.1. PLEURAPUNKTIE<br />
- diagnostisch : inlichtingen i.v.m. formulieren en recipiënten voor staalafname, zie<br />
programmaboek verpleeglabo.<br />
- evacuerend : afhankelijk van de werkwijze van de geneesheer wordt ofwel de set gebruikt<br />
ofwel via een angiocath en een trousse in een recipiënt verzameld.<br />
- pleuraspoeling : met de standaardset, er wordt met minimun een 1/2 à 1 liter fysiologisch<br />
water op lichaamstemperatuur gebracht, gespoeld. Het fysiologisch water wordt in een<br />
steriele verbandkom gegoten en het spoelvocht wordt opgevangen in een bokaal.<br />
5.7.2. PLEURODESE of talkage<br />
Wordt uitgevoerd bij :<br />
- maligne pleuritis met blijvende vochtsecretie.<br />
- bij pneumothorax.<br />
Voorbereiding en nazorg.<br />
a. De patiënt : 30 minuten voor starten van de pleurodese krijgt de patiënt 1/2 amp.<br />
Morfine SC en 2,5mg. Temesta p.o.<br />
b. Materiaal<br />
- xylocaïne 2 % zonder adrenaline 12,5 cc + 38,5 cc fysiologisch optrekken in een spuit van<br />
60 cc.<br />
- deze oplossing wordt IP ingespoten via de drain en nagespoeld met 10 cc fysiologisch.<br />
- de thoraxdrain wordt afgeklemd met een beklede kocher.<br />
- de patiënt wordt afwisselend in trendelenburg, anti-trendelenburg, li- en re-zijlig gebracht<br />
(ongeveer 10 minuten in dezelfde houding).<br />
- de arts bepaald de hoeveelheid toe te dienen steriele talk volgens gewicht van de patiënt.<br />
De toe te dienen medicatie (1) wordt opgelost in 50 cc. Fysiologisch. Een spuit van 50 cc.<br />
Fysiologisch wordt klaargelegd om na te spoelen (2).<br />
- beide spuiten (1)+(2) worden door de arts IP toegediend.<br />
- de drain wordt opnieuw afgeklemd met een beklede kocher.<br />
- de patiënt wordt gedurende 2 uur gepositioneerd (afwisselend 30 minuten in dezelfde<br />
houding).<br />
- nadien wordt de klem op verzoek van de arts gelost. Meestal wordt gevraagd de drain te<br />
laten aanzijgen aan 20cm. H2O.<br />
- de drain wordt liefst aangesloten op een thoraxdrain III daar deze dagelijks moet geledigd<br />
worden. De hoeveelheid pleuravocht wordt dagelijks op het behandelingsblad genoteerd.<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 23
5.7.4. MANTOUXTEST<br />
Gebeurt met een tuberculinespuit waarin 0,1 ml van een gezuiverde tuberculine-oplossing<br />
intracutaan op de binnenzijde van de voorarm ingespoten wordt (huid is er dikker), dit<br />
veroorzaakt een witte intracutane papel. Bij het aflezen van de reactie, na 72 uur (dag inspuiting<br />
meegerekend) wordt zorgvuldig de induratiemeter genoteerd. Een induratie waarbij de grootste<br />
diameter 10 mm of meer is, mag als positief aanzien worden. De tuberculinespuit wordt door de<br />
arts voorgeschreven en geleverd door de dienst apotheek.<br />
5.8. STAALAFNAMES : worden genoteerd op keerzijde van het programmablad B6<br />
5.8.1. SPUTUMKWEEK EN CYTOLOGIE<br />
Gebeurt steeds 's morgens daar de secreten zich 's nachts opstapelen. Patiënten aansporen<br />
secreten uit de diepere luchtwegen op te hoesten, bij moeilijk ophoesten, kiné vragen voor<br />
tapottage, bronchusverwijdende farmaca vernevelen en nadien de patiënt laten ophoesten. Bij<br />
patiënten met canule via aspiratie in een mucusextractor. Bij vermoeden van T.B.C. wordt<br />
eventueel een maagtubage uitgevoerd indien er geen sputum kan opgehoest worden.<br />
5.8.2. PLEURAVOCHT<br />
Bij pleurapunctie of uit de collector bij een thoraxdrainage.<br />
5.9. BLOEDAFNAMES<br />
Complet : bij iedere opgenomen patiënt<br />
Theophyllinespiegel : gestold bloed, waarbij vnl. de dalspiegel wordt bepaald, m.a.w. juist voor<br />
de inname of toediening van een theophyllinepreparaat.<br />
Immunologische batterij : 2 buizen gestold bloed.<br />
- IgE totaal (RIST = paper radio immuno sorbent test)<br />
- Allergeen-specifiek IgE (RAST = radio-allergo sorbent test) hierbij worden de IgE-AL<br />
specifiek voor een bepaald allergeen gemeten.<br />
-Immuuncomplexen : (antigeen-antilichaamcomplex)<br />
- Precipitines : aantoonbaar door agargeldiffusie, bepaald AL-reaktie.<br />
- Spiegels : Digoxine<br />
- APTT : stolling : marevan,…<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 24
5.10. TOESTELLEN<br />
5.10.1. DOSISAEROSOL<br />
Per puff wordt een constante hoeveelheid product in fijne partikels verstoven, samen met het<br />
drijfgas. Zeer frequent wordt de dosis-aërosol op ,een incorrecte wijze gebruikt. Daarom is het<br />
van groot belang een goede instructie aan de patiënt mee te geven voor een adequaat gebruik.<br />
Aanwijzingen : voldoende schudden, het mondstuk tussen de gesloten lippen plaatsen,<br />
geleidelijk alle lucht uit de longen blazen, afdrukken bij het begin van een langzame diepe<br />
inademing, de adem ophouden gedurende een 10-tal seconden in volledige inspiratiestand.<br />
5.10.2. MASKERS VOOR VERNEVELING MET ZUURSTOFDRUK<br />
Dergelijke medicamenteuze nevel heeft een optimaal penetratievermogen en dringt door tot in<br />
de tracheo-broncholen.<br />
5.10.3. VOLUMATIC (bijlage) : vergemakkelijkt het gebruik van doseeraërosols.<br />
Verpleegkundige taken.<br />
- de patiënt uitleggen wat doel en werking is van het toestel en de duur van de behandeling<br />
mededelen.<br />
- patiënt erop attent maken dat hij gedurende de behandeling dient in te ademen langs de<br />
mond en uit te ademen langs de neus.<br />
- de lippen moeten goed gesloten worden rond het mondstuk.<br />
- de volumatic moet regelmatig huishoudelijk proper gemaakt worden. Patiënt ook wijzen op<br />
hygiëne thuis.<br />
5.10.3.PEAK FLOWMETER bijlage 7<br />
Voor het meten van de expiratie piekstroom. Dit apparaat meet op een eenvoudige wijze de<br />
maximale uitademingssnelheid (uitgedrukt in liters per minuut). De patiënt voert een<br />
geforceerde uitademing uit door het mondstuk van het apparaat, dit gebeurt 3x na elkaar,<br />
waarbij de hoogste waarde als representatief wordt aanzien. De resultaten van dit onderzoek<br />
zijn in hoge mate afhankelijk van de medewerking van de patiënt. Gebeurt meestal telkens voor<br />
er medicamenteuze verstuiving wordt toegediend en bij acuut dyspnoe-aanval. De waarden<br />
worden op een speciaal formulier genoteerd op de kamer. Bijlage 7 bis.<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 25
5.11. ALGEMENE RICHTLIJNEN VOOR DE STUDENT-VERPLEEGKUNDE OP DE<br />
DIENST <strong>PNEUMOLOGIE</strong><br />
_ Eerste dag : zich voorstellen aan de hoofdverpleegkundige :<br />
* er wordt gevraagd om het leerlingenboek in te vullen (naam – voornaam - studiejaar en<br />
uren -school) en ligt in het staflokaal.<br />
* wijzigingen in werkrooster steeds tijdig doorgeven en aanpassen in het leerlingenboek.<br />
* doelstellingen, zoals vermeld op het evaluatieformulier, worden samen met de student<br />
doorgenomen.<br />
* kennismaking met de dienst : architectonisch - organisatorisch<br />
Dagelijks wordt de student, volgens het patiëntentoewijzingsformulier (bijlage 10) toegewezen<br />
aan één bepaalde verpleegkundige voor een bepaald aantal patiënten.<br />
Derdejaarsstudenten kunnen onder leiding van de verantwoordelijke verpleegkundige, de<br />
totaalzorg van een aantal patiënten toegewezen krijgen.<br />
Verloop stage :<br />
* je moet je iedere morgen aanmelden bij de verpleegkundige met wie je zal samenwerken<br />
en het evaluatieblad doornemen van de toegewezen patiënten volgens de toewijzingslijst.<br />
* het zorgenplan doornemen samen met de verantwoordelijke verpleegkundige om<br />
eventuele wijzigingen, naargelang de opmerkingen genoteerd op de evaluatiebladen,<br />
onmiddellijk aan te passen.<br />
* bij het betreden van de kamer het nodige materiaal verzamelen.<br />
* samen met de verantwoordelijke verpleegkundige de zorgenplannen invullen en de<br />
schriftelijke communicatie aanvullen.<br />
* gebruik je de lavabo, eerst reinigen met detergent oplossing (pat. braken, fluimen soms in<br />
de lavabo of gieten er drankresten in). Eveneens reinigen na gebruik.<br />
* strikte opvolging van voorgeschreven isolatiemaatregelen<br />
* voor het beëindigen van de stage, uw evaluatieformulier voorleggen aan de<br />
verantwoordelijke verpleegkundige (liggen in de receptie).<br />
Materiaal:<br />
-1 geïntegreerde zorgwagen<br />
- 1 linnenkar met plastiekzakken voor de vuile was<br />
- 1 vuilzak (blauw)<br />
- nooit gebruikt verzorgingsmateriaal (pampers, onderleggers, of verbandstof) in het<br />
vuilnisbakje op de kamer deponeren.<br />
- nooit proper linnen of materiaal leggen op de linnenkar voor vuil linnen.<br />
Persoonlijke hygiëne :<br />
- steeds in uniform : propere schort, verzorgd kapsel, aangepast schoeisel, naamplaatje<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 26
- steeds handen wassen voor en na verzorging van iedere patiënt en/of ontsmettingsmiddel<br />
voor handen gebruiken.<br />
Nazorg patiënten en kamers<br />
- bed voorzien van peroquet en optrekbeugel<br />
- kledingstukken in de daarvoor voorziene kastjes opbergen<br />
- geen linnen, proper of vuil achterlaten op de kamer<br />
- zowel bij binnen- of buitengaan hoort de urinaal LEEG op het nachtkastje te staan<br />
- mannen aansporen om te bellen TELKENS er urine in de urinaal is<br />
- iedere patiënt heeft een nierbekken, om wat vuile zakdoekjes of andere kleine afval in te<br />
doen of om te gebruiken indien hij moet braken, verversen telkens als nodig<br />
- handy-bags hangen bij de patiënten die weinig mobiel zijn, en dit op een gemakkelijk te<br />
bereiken plaats (nachtkastje, leuning zetel). Verversen indien nodig en zeker dagelijks<br />
- in de kamer waar isolatiemateriaal is, dagelijks na de patiëntenzorg alles verversen<br />
(afvalzakken, linnenzakken, plastiekschortjes,….)<br />
- bel, nierbekken, papieren zakdoeken en drinken steeds in bereik van de patiënt zetten<br />
of fixeren, waar hij zich bevindt<br />
- de deuren van de kamers zoveel mogelijk dichthouden<br />
- alles moet na gebruik terug op zijn oorspronkelijke plaats gelegd worden<br />
Bij eventuele opmerkingen, problemen of suggesties steeds raad vragen aan de<br />
verantwoordelijke verpleegkundige of de hoofdverpleegkundige.<br />
Indien meer informatie nodig i.v.m. pathologie, onderzoeken,…is het ganse team bereid voor<br />
hulp .<br />
Het verplegend team van de afdeling Pneumologie wensen jullie een leerrijke en aangename<br />
stage toe.<br />
DV/DEF/DEF/200201867<strong>K12A</strong><strong>07</strong><strong>PNEUMOLOGIE</strong>/lec - 4/08/2008 27