herbestemming van wederopbouwkerken - 1meter98
herbestemming van wederopbouwkerken - 1meter98
herbestemming van wederopbouwkerken - 1meter98
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
2.3 Om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het probleem<br />
De secularisatie brengt steeds minder mensen naar de kerkdiensten waardoor kerkgebouwen<br />
hun oorspronkelijke functie verliezen. De vergrijzing lijkt toe te slaan in de<br />
ledenaantallen <strong>van</strong> diverse geloofsstromingen. De leden die naar kerken gaan om de<br />
godsdienst uit te oefenen doen dit minder regelmatig dan voorheen.<br />
De komende tien jaar zullen gemiddeld twee kerken per week komen leeg te staan,<br />
waaronder ook de <strong>wederopbouwkerken</strong>. De grootste groep <strong>van</strong> gesloopte kerken<br />
bestaat uit kerken die gebouwd zijn in de wederopbouwperiode.<br />
Volgens gegevens <strong>van</strong> de prof. Dr. G <strong>van</strong> der Leeuwstichting, ‘Lijst <strong>van</strong> Nederlandse<br />
kerken’ en ‘Nederland in en uit de steigers’ uit 1963 zijn er 1565 kerken gebouwd. In<br />
de komende 10 jaar komen 1000 tot 1200 kerken leeg te staan. Volgens het Belvedere<br />
onderzoek kerken uit 2008 zijn er 32 procent <strong>van</strong> het de leegstaande kerken<br />
gesloopt. Er<strong>van</strong> uitgaande dat deze trend zich doorzet resulteert dit in de sloop <strong>van</strong><br />
ruim 320 kerken in 10 jaar. Dit is ongeveer 3 kerken per maand. Zie de bijlagen voor<br />
de uitwerking in percentages <strong>van</strong> leegstand <strong>van</strong> <strong>wederopbouwkerken</strong>.<br />
2.4 Criteria die de cultuurhistorische waarde bepalen<br />
Wanneer uitspraken moeten worden gedaan over een bepaalde waarde <strong>van</strong><br />
<strong>wederopbouwkerken</strong>, moeten daar een aantal zaken voor worden uitgezocht. De RCE<br />
heeft dit in het verleden gedaan.<br />
Wanneer er over ‘bijzonder’ wordt gesproken betekent dat een object een meerwaarde<br />
heeft boven de rest. Er moet dus een vergelijking plaatsvinden. In deze<br />
vergelijking kunnen gemeenschappelijke kenmerken en/of waarden worden gevonden<br />
die groepen aanbrengen en specifieke objecten onderscheid <strong>van</strong> anderen. Aan de<br />
hand <strong>van</strong> criteria kunnen objecten worden gewaardeerd en vergeleken.<br />
De RACM heeft dit proces in het verleden doorlopen. Hierbij is uitgegaan <strong>van</strong> het stelsel<br />
‘Inventariseren, Selecteren en Beschermen’. Hieronder volgt een kort overzicht:<br />
2.4.1 Monumenten Inventarisatie Project (MIP)<br />
Het MIP werd in 1987 opgesteld om in kaart te brengen welke bouwwerken uit de<br />
periode 1850 tot 1940 in aanmerking zouden moeten komen voor rijksbescherming.<br />
Er is geïnventariseerd welke objecten er zijn gebouwd in de vooroorlogse periode <strong>van</strong><br />
1850 tot en met 1940. Het doel hier<strong>van</strong> was een overzicht te creëren. Dit overzicht<br />
resulteerde in dataverzameling <strong>van</strong> gebouwen waarin feitelijke gegevens zoals het<br />
bouwjaar en omschrijvingen <strong>van</strong> in- en exterieur waren opgenomen. Hiernaast werd<br />
ook de context <strong>van</strong> de omgeving onderzocht om op die manier een totaalbeeld te<br />
kunnen creëren.<br />
2.4.2 Monumentenwet<br />
Om vast te kunnen stellen welke objecten wel en niet voor bescherming moeten<br />
worden voorgedragen is de monumentenwet uit 1988 in het leven is geroepen.<br />
Hierin is de basis gelegd voor de criteria die bepalen of een object de titel monument<br />
mag voeren. De monumentenwet stelt een concrete eis: gebouwen moeten in eerste<br />
instantie minimaal 50 jaar oud zijn. Om verschil aan te brengen tussen gebouwen<br />
onderling moeten de bouwwerken ‘<strong>van</strong> algemeen belang’ zijn. Het algemene belang<br />
wordt omschreven als: bijzondere schoonheid, betekenis voor de wetenschap en de<br />
cultuurhistorische waarde. Wanneer een object drie <strong>van</strong> deze elementen bevat kan hij<br />
volgens de monumentenwet worden aangewezen als monument.<br />
2.4.3 Monumenten Selectie Project (MSP)<br />
Vanwege het feit dat de criteria uit de monumentenwet niet specifiek genoeg omschreven<br />
waren om te kunnen toepassen, werd het Monumenten Selectie Project in<br />
1994 opgesteld. Hierin zijn de criteria <strong>van</strong> de monumentenwet uitgewerkt in een vijftal<br />
selectiecriteria.<br />
2.4.4 Categoriaal onderzoek wederopbouw 1940-1965<br />
In het onderzoek Kerken, categoriaal onderzoek wederopbouw 1940 – 1965 uit<br />
december 2006 wat is uitgevoerd door Michiel Kruidenier worden de criteria <strong>van</strong><br />
het landelijke Monumenten Selectie Project opnieuw onder de loep genomen en<br />
toegespitst op <strong>wederopbouwkerken</strong>. Het doel <strong>van</strong> dit onderzoek was om de meest<br />
behoudeniswaardige kerken uit de wederopbouwperiode in kaart te brengen met<br />
als uiteindelijk doel een selectie te kunnen maken voor aanwijzing <strong>van</strong> wederopbouwmonumenten.<br />
De MSP criteria blijken nog voldoende toepasbaar op de later<br />
gebouwde <strong>wederopbouwkerken</strong>. Echter zijn deze criteria enigszins aangepast aan de<br />
specifieke karakteristieken <strong>van</strong> Wederopbouwkerken. Hieronder worden deze karakteristieken<br />
met betrekking tot wederopbouwmonumenten omschreven.<br />
De MSP criteria zijn onder te verdelen in de volgende hoofdgroepen:<br />
• Cultuurhistorische waarde;<br />
• Architectuur- en kunsthistorische waarde;<br />
• Stedenbouwkundige- en ensemblewaarde;<br />
• Gaafheid / herkenbaarheid;<br />
• Zeldzaamheid.<br />
ONDERZOEK HERBESTEMMING VAN WEDEROPBOUWKERKEN<br />
13