Non-Hodgkin Lymfoom - UZ Gent
Non-Hodgkin Lymfoom - UZ Gent
Non-Hodgkin Lymfoom - UZ Gent
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
info voor de patiënt<br />
<strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong><br />
<strong>UZ</strong> <strong>Gent</strong>, Dienst Hematologie - Stamceltransplantatiecentrum
Inhoudsopgave<br />
Inleiding p. 3<br />
<strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> p. 4<br />
Symptomen p. 5<br />
Diagnose p. 6<br />
1 Klierpunctie p. 7<br />
2 Beenmergonderzoek p. 7<br />
3 Klierbiopsie p. 8<br />
4 CT-scan (computertomografie)<br />
van hals, borstkas en buik p. 8<br />
5 PET-scan (Positron Emissie Tomografie) p. 9<br />
6 NMR (Nucleaire Magnetische Resonantie) p. 10<br />
7 Echografie p. 11<br />
Behandeling p. 12<br />
1 Chemotherapie p. 13<br />
2 Radiotherapie p. 15<br />
3 Immunotherapie p. 16<br />
4 Stamceltransplantatie p. 17<br />
Na de behandeling p. 19<br />
Inleiding<br />
U wordt onderzocht of behandeld voor een <strong>Non</strong>–<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong>.<br />
U hebt hierover al uitleg gekregen van uw behandelende arts en van de verpleegkundigen.<br />
Toch kan u nog met vragen blijven zitten.<br />
Deze brochure geeft u meer informatie over de ziekte, onderzoeken en behandeling.<br />
We hopen dat u hiermee alles beter zult begrijpen.<br />
Het kan handig zijn als u deze brochure ook door mensen rondom u laat lezen,<br />
zodat ook zij beter geïnformeerd worden over de aandoening.<br />
Wanneer u vragen hebt, kan u altijd terecht bij uw behandelende arts en verpleegkundigen.<br />
Zij staan klaar met de nodige informatie en bieden indien gewenst<br />
emotionele ondersteuning.<br />
Deze mensen zijn altijd bereid u bij te staan in de periode waarin u in ons ziekenhuis<br />
opgenomen bent.<br />
We wensen u alvast veel goede moed en sterkte in deze moeilijke periode.<br />
2 <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon 3
<strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong><br />
<strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> is een vorm van kwaadaardige kanker ter hoogte van<br />
de lymfeklieren.<br />
Het lymfestelsel (lymfeklieren, lymfevaten en lymfe) vormt een belangrijk onderdeel<br />
van het natuurlijke defensiesysteem van het lichaam tegen allerlei infecties.<br />
In de lymfeklieren bevinden zich de slapende afweercellen, de B- en T-lymfocyten,<br />
die geactiveerd worden als een “boodschappercel” een lichaamsvreemd<br />
antigen presenteert dat de lymfocyten herkennen.<br />
Door de abnormale groei van de lymfocyten (een soort witte bloedcellen) kunnen<br />
deze niet goed meer functioneren. Hierdoor vermindert een deel van de afweer<br />
tegen bacteriën en virussen. Het lichaam wordt dan vatbaarder voor infecties.<br />
<strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> ontstaat meestal in de lymfeklieren, maar de ziekte kan<br />
ook ontstaan in het lymfeweefsel van maag– en darmkanaal, de longen, de lever,<br />
de schildklier of ergens anders in het lichaam. Ook in het beenmerg kan de<br />
ziekte aanwezig zijn.<br />
Via de lymfevaten en het bloed kunnen de zieke cellen zich door het hele<br />
lichaam verspreiden. In het beenmerg worden de voorlopers van alle bloedcellen<br />
gevormd (dus ook de lymfocyten).<br />
Er bestaan ongeveer 30 verschillende soorten <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> met elk<br />
een verschillend verloop en een andere behandeling.<br />
Over de oorzaken is weinig met zekerheid gekend. Van erfelijkheid zou geen of in<br />
beperkte mate sprake zijn. Soms kan een infectie aan de oorzaak liggen.<br />
Deze ziekte is niet besmettelijk.<br />
Symptomen<br />
De klachten van patiënten met <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> zijn zeer divers.<br />
Kliervergroting is meestal het eerste symptoom. De meest voorkomende plaatsen<br />
zijn de hals, de oksel of een van de liezen. De zwellingen zijn over het algemeen<br />
niet pijnlijk, maar kunnen wel gevoelig zijn als erop gedrukt wordt.<br />
Een <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> dat elders in het lichaam ontstaat geeft klachten<br />
door beschadiging of zwelling van het orgaan waarin het lymfoom ontstaat.<br />
Zo kan er maaglast optreden bij een maaglymfoom.<br />
Behalve lokale verschijnselen kunnen er ook algemene symptomen aanwezig zijn:<br />
• koorts<br />
• vermagering en gebrek aan eetlust<br />
• sterke vermoeidheid zonder aanwijsbare reden<br />
• hevige transpiratie (vooral ’s nachts)<br />
• veelvuldige infecties (ten gevolge van een verminderde weerstand)<br />
4 <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon 5
Diagnose<br />
De arts verricht een algemeen lichamelijk onderzoek waarbij hij controleert<br />
of de milt en de lever al dan niet vergroot zijn. Uw bloed wordt onderzocht.<br />
Deze onderzoeken kunnen aanwijzingen geven over mogelijke oorzaken van de<br />
klachten. Op basis van de uitslag van het bloedonderzoek kan verder onderzoek<br />
nodig zijn en wordt er doorverwezen naar een hematoloog (= een specialist in<br />
bloedziekten). Die zal dan verder onderzoek verrichten om de juiste diagnose te<br />
stellen.<br />
De diverse onderzoeken kunnen omvatten:<br />
• klierpunctie<br />
• beenmergonderzoek<br />
• klierbiopsie<br />
• CT-scan van hals, borstkas en buik<br />
• PET-scan<br />
• NMR<br />
• echografie<br />
1 Klierpunctie<br />
Als u een gezwollen lymfeklier heeft, kan een punctie worden uitgevoerd.<br />
Hierbij worden, met behulp van een dunne naald, weefselcellen en/of –vocht uit<br />
een gezwollen lymfeklier opgezogen. Een punctie kan poliklinisch en meestal<br />
zonder verdoving plaatsvinden. Het onderzoek kan worden uitgevoerd door een<br />
hematoloog, chirurg, radioloog of patholoog.<br />
Nadat de punctie is uitgevoerd, worden de cellen en/of het vocht onder de<br />
microscoop bekeken en beoordeeld. Dit cytologisch onderzoek kan duidelijkheid<br />
geven of de klachten al dan niet door iets anders dan kanker worden veroorzaakt,<br />
bijvoorbeeld door een infectie.<br />
Het duurt meestal enkele dagen voor de uitslag van het onderzoek bekend is.<br />
2 Beenmergonderzoek<br />
Gezien lymfoomcellen zich vaak nestelen in het beenmerg, is het nodig dat niet<br />
alleen een punctie van beenmerg gebeurt, maar ook een stukje bot wordt genomen<br />
(biopsie). Beide onderzoeken gebeuren op hetzelfde moment.<br />
Eerst wordt de prikplaats op de bekkenkam (crista) of op het sternum (borstbeen)<br />
met een injectie lokaal verdoofd. Daarna prikt de specialist met een speciale<br />
holle naald tot in de beenmergholte om een kleine hoeveelheid beenmerg<br />
op te zuigen. Dit veroorzaakt even een stekende pijn en meestal ook een eigenaardig,<br />
trekkerig gevoel, zoals het stoten van de elleboog. De meeste patiënten<br />
omschrijven deze pijn als een elektrische schok.<br />
Het beenmerg ziet er bloederig uit. Dat is normaal.<br />
6 <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon Echogeleide punctie van een halsklier<br />
<strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon 7
Dan wordt de naald geherpositioneerd en wordt een stukje bot losgemaakt.<br />
Dat stukje bot moet losgewrikt worden, wat kort een onaangenaam gevoel geeft.<br />
Het beenmerg en het stukje bot worden verder onderzocht.<br />
3 Klierbiopsie<br />
Om uit te maken of er sprake is van een <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> en om het type<br />
te bepalen, is altijd een biopsie nodig. Dit houdt in dat een lymfeklier, al dan<br />
niet volledig, verwijderd wordt, of dat er een stukje weggenomen wordt van het<br />
aangetaste orgaan. Afhankelijk van de plaats waar de biopsie wordt genomen,<br />
gebeurt dit onder plaatselijke of algemene narcose.<br />
Bij een goed bereikbare klier wordt een naaldbiopsie gedaan: na een plaatselijke<br />
verdoving maakt de chirurg of radioloog een klein sneetje vlakbij het aangetaste<br />
orgaan en zuigt langs een holle naald een stukje weefsel weg om het te onderzoeken.<br />
Met dit onderzoek is een definitieve diagnose mogelijk. Als wordt vastgesteld dat<br />
de afwijking kwaadaardig is, is verdere behandeling nodig.<br />
Een biopsie kan pijnlijk zijn, ook als die onder plaatselijke verdoving plaatsvindt.<br />
De uitslag van het onderzoek is meestal binnen een week bekend.<br />
4 CT-scan (computertomografie)<br />
van hals, borstkas en buik<br />
Een computertomograaf of CT-scan is een apparaat waarmee organen en/of<br />
weefsels zeer gedetailleerd in beeld kunnen gebracht worden. Er wordt gelijktijdig<br />
gebruikgemaakt van röntgenstraling en een computer.<br />
Het apparaat heeft een ronde opening waar u, liggend op een beweegbare<br />
tafel, doorheen wordt geschoven. Terwijl de tafel verschuift, maakt het apparaat<br />
een serie foto’s (‘dwarsdoorsneden’) waarop telkens een ander deeltje van het<br />
orgaan of weefsel staat afgebeeld. Die beelden kunnen aantonen of er sprake<br />
is van een zwelling van de lymfeklieren en waar ze zich bevinden. Ook kan de<br />
CT-scan informatie opleveren over de toestand van bijvoorbeeld de milt en de<br />
lever.<br />
Om duidelijke foto’s te kunnen maken, is het vaak nodig om een contrastvloeistof<br />
in te spuiten.<br />
Vóór het onderzoek krijgt u hiervoor middelen mee naar huis of ze worden toegediend<br />
op de afdeling. Tijdens het onderzoek worden de contrastvloeistoffen<br />
via een infuus in een bloedvat gespoten. Contrastvloeistof kan een warm en<br />
weeïg gevoel veroorzaken. Sommige mensen worden er een beetje misselijk<br />
van. Om ervoor te zorgen dat u hier zo min mogelijk last van heeft, kan het in<br />
sommige situaties helpen om enkele uren vóór het onderzoek niet te eten en te<br />
drinken. Dit is ook van belang voor de kwaliteit van het onderzoek.<br />
5 PET-scan (Positron Emissie Tomografie)<br />
De meeste kankercellen hebben een verhoogde stofwisseling, waarbij veel<br />
suiker wordt verbruikt. Door aan suikermoleculen een radioactieve stof te koppelen<br />
is het mogelijk om kankercellen via een PET-scan zichtbaar te maken.<br />
Bij een <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> kan met de PET-scan worden aangetoond of<br />
er op een verdachte plaats al dan niet een verhoogde stofwisseling is. Een verhoogde<br />
stofwisseling duidt erop dat de ziekte op de verdachte plaats actief is.<br />
Een PET-scan wordt ook ingezet om te bepalen in welk stadium de ziekte zich<br />
bevindt en om na te gaan of de CT-scan niets ‘gemist’ heeft.<br />
Als voorbereiding op de PET-scan is het belangrijk dat u minimum zes uur vóór<br />
het onderzoek nuchter bent. Drinken is wel toegestaan, zolang de dranken geen<br />
suiker bevatten.<br />
8 <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon CT-scan<br />
<strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon 9
Meestal wordt de radioactieve stof via een ader in uw arm langs een infuus toegediend,<br />
net zoals bij de CT-scan. Daarna wordt van u verwacht dat u enige tijd<br />
stilligt. Deze voorbereiding vindt plaats in een aparte kamer.<br />
Na ongeveer 30 minuten hebben de weefsels voldoende radioactieve stof opgenomen<br />
om visualiseerbaar te zijn. Sneldelende kankercellen hebben meer radioactieve<br />
stof opgenomen. De scanner kan dit in beeld brengen. Het scanonderzoek<br />
duurt ongeveer 30 à 45 minuten. De camera wordt om u heen geplaatst.<br />
Vlak voor het maken van de foto’s wordt u gevraagd te plassen omdat de hoeveelheid<br />
radioactiviteit in de blaas het onderzoek zou kunnen verstoren.<br />
Na het onderzoek is de radioactiviteit grotendeels uit uw lichaam verdwenen,<br />
er is geen gevaar voor u of uw omgeving.<br />
Tegenwoordig gebeurt vaak een PET/CT-scan waarbij PET en CT worden<br />
gecom bineerd.<br />
6 NMR (Nucleaire Magnetische Resonantie)<br />
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een sterk magneetveld, gecombineerd<br />
met radiogolven en een computer. Er komt hier geen straling aan te pas.<br />
De techniek maakt ‘dwars- of lengtedoorsneden’ van het lichaam zichtbaar,<br />
waardoor organen nauwkeurig in beeld komen.<br />
Tijdens dit onderzoek wordt u in een soort koker gelegd. Sommige mensen<br />
ervaren het onderzoek daardoor als benauwend. Bij angst of problemen kan u<br />
altijd op het belletje drukken dat we u meegeven.<br />
Een NMR-apparaat maakt nogal wat lawaai. Om daar minder last van te hebben,<br />
krijgt u een hoofdtelefoon. Via de intercom blijft er altijd contact bestaan<br />
tussen u en de technieker/verpleegkundige, die tijdens het onderzoek in een<br />
andere ruimte is. Een aantal patiënten krijgt tijdens het onderzoek via een infuus<br />
in de arm een contrastvloeistof toegediend.<br />
7 Echografie<br />
Een echografie is een onderzoek met behulp van geluidsgolven.<br />
Deze golven zijn niet hoorbaar, een computer zet de weerkaatsing (echo) van de<br />
golven om en maakt organen en/of weefsels zichtbaar op een beeldscherm.<br />
De echografie wordt soms gebruikt als aanvullend onderzoek om de grootte van<br />
de lymfeklieren vast te stellen en om een nog beter beeld te krijgen van afwijkingen<br />
in de lever en de milt, die met de CT-scan of NMR zijn gevonden.<br />
Tijdens het onderzoek ligt u op een onderzoektafel. Nadat op uw huid een gel is<br />
aangebracht, wordt daarover een klein apparaat bewogen dat geluidsgolven uitzendt<br />
en de terugkaatsing ervan opvangt. De afbeeldingen op het beeldscherm<br />
kunnen op foto’s worden vastgelegd.<br />
Voor de patiënt is een echografie een niet-belastend, eenvoudig onderzoek.<br />
10 <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon 11
Behandeling<br />
De meest toegepaste behandelingen bij <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfomen zijn:<br />
• chemotherapie (behandeling met medicijnen die de celdeling van alle sneldelende<br />
cellen remmen)<br />
• radiotherapie (bestraling)<br />
• immunotherapie (behandeling die gebruik maakt van de eigen afweer)<br />
• stamceltransplantatie<br />
Vaak krijgt u een combinatie van enkele van deze behandelingsmethoden.<br />
De artsen stellen u een bepaalde behandeling voor op basis van:<br />
• het stadium van de ziekte<br />
• het type cellen waaruit het lymfoom bestaat<br />
• de groeisnelheid van het lymfoom<br />
• uw leeftijd en conditie<br />
• uw persoonlijke wensen en omstandigheden<br />
Doel van de behandeling<br />
Wanneer een behandeling bedoeld is om genezing te bereiken, dan wordt dit<br />
een curatieve behandeling genoemd.<br />
Als de ziekte niet (meer) curatief kan behandeld worden, is een palliatieve behandeling<br />
mogelijk. Deze behandeling is gericht op het remmen van de ziekte en/of<br />
een vermindering van de klachten.<br />
1 Chemotherapie<br />
Chemotherapie is de behandeling van kanker met cytostatica. Dat zijn medicijnen<br />
die schade toebrengen aan het genetisch materiaal (DNA) van sneldelende<br />
cellen, waardoor de celdeling geremd wordt. Er zijn verschillende soorten<br />
cytostatica die elk een eigen invloed hebben op het genetisch materiaal.<br />
De medicijnen kunnen op verschillende manieren toegediend worden. Via het<br />
bloed verspreiden zij zich door het lichaam en kunnen ze op vrijwel alle plaatsen<br />
in uw lichaam kankercellen bereiken.<br />
Bij de behandeling van een <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> zijn verschillende cytostaticakuren<br />
mogelijk. De duur van de totale kuur kan variëren. Bij een intraveneuze<br />
toediening wordt u voor de duur van de kuur opgenomen op de afdeling of komt<br />
u naar de dagkliniek.<br />
De behandeling is in de eerste plaats gericht op het bereiken van complete remissie.<br />
Met ‘remissie’ bedoelen we dat er geen kankercellen meer aantoonbaar zijn.<br />
Normaal worden de cytostatica gedurende een aantal dagen toegediend volgens<br />
een vooraf vastgesteld schema.<br />
Na deze periode volgt een rustperiode van een aantal dagen tot weken waarin<br />
u geen cytostatica toegediend krijgt. Zo’n kuur wordt een paar keer herhaald.<br />
De exacte kuur die bij u wordt toegepast, wordt uiteraard met u besproken door<br />
uw arts.<br />
Bijwerkingen<br />
Cytostatica tasten alle sneldelende cellen aan, dus naast kankercellen worden<br />
ook gezonde cellen aangevallen.<br />
Hierdoor kunnen onaangename bijwerkingen optreden zoals verminderde eetlust,<br />
misselijkheid, braken, haaruitval, darmklachten, vermoeidheid (door het<br />
verminderd aantal rode bloedcellen) en een verhoogde kans op infecties (door<br />
het verminderd aantal witte bloedcellen) en/of bloedingen (door het verminderd<br />
aantal bloedplaatjes).<br />
Een deel van de bijwerkingen kan bestreden worden met medicijnen. De bijwerkingen<br />
verminderen meestal geleidelijk nadat de cytostaticatoediening is beëindigd.<br />
Vermoeidheid en verminderde eetlust kunnen na de behandeling echter<br />
nog lang aanhouden.<br />
12 <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon 13
Chemotherapie kan ook de vruchtbaarheid aantasten. Vooral voor vrouwen<br />
schept dit problemen. Dit risico neemt toe naarmate een vrouw ouder wordt.<br />
Voor de man<br />
Chemotherapie kan het aantal zaadcellen en hun beweeglijkheid verminderen.<br />
Dit kan leiden tot tijdelijke of blijvende onvruchtbaarheid. Bespreek mogelijke<br />
gevolgen met uw behandelende arts. Wanneer u een kinderwens zou hebben,<br />
kan u vooraf sperma laten invriezen.<br />
Chemotherapie kan moeilijkheden geven bij het ontwikkelen van een erectie<br />
en kan ook schade toebrengen aan de chromosomen. Daarom is het aan te<br />
raden om voorbehoedmiddelen te gebruiken zodat een zwangerschap vermeden<br />
wordt.<br />
Voor de vrouw<br />
Chemotherapie heeft een invloed op de eierstokken en kan de hormoonproductie<br />
beïnvloeden. Dit kan leiden tot tijdelijke of blijvende onvruchtbaarheid.<br />
Bespreek mogelijke gevolgen met uw behandelende arts. Of onvruchtbaarheid<br />
optreedt en hoe lang de onvruchtbaarheid duurt, hangt van vele factoren af (type<br />
en dosis van de chemotherapie en de leeftijd van de patiënt).<br />
Chemotherapie kan menopauzale klachten geven zoals warmte-opwellingen<br />
(‘vapeurs’) en vaginale slijmvliezen die veel droger zijn. Dit geeft op zijn beurt<br />
een verhoogd risico op het ontwikkelen van blaasinfecties. Dergelijke infecties<br />
moeten onmiddellijk behandeld worden. Ook kan de kans op osteoporose (botontkalking)<br />
toenemen.<br />
Afhankelijk van de toegediende cytostatica kan de menstruatie onregelmatiger<br />
worden of geheel verdwijnen. Ook kunnen de bloedingen heviger worden.<br />
Zonodig kan uw arts een anticonceptie voorschrijven om die bloedingen tegen<br />
te gaan. Bij jonge vrouwen komt de menstruatie meestal terug op gang na de<br />
behandeling, bij oudere vrouwen kan dit leiden tot een vervroegde menopauze.<br />
Voor vrouwen die nog een kinderwens hebben, bestaat ondermeer de mogelijkheid<br />
om de eierstokken hormonaal te beschermen door maandelijkse of driemaandelijkse<br />
inspuitingen van hormonen die de eierstok “stilleggen”. Verder is<br />
het mogelijk om eierstokweefsel in te vriezen vóór de chemotherapie start.<br />
2 Radiotherapie<br />
Radiotherapie of bestraling is een plaatselijke behandeling met als doel de<br />
kanker cellen op die plaats te vernietigen.<br />
Men kan de toestellen steeds beter afstellen, zodat vooral de kwaadaardige cellen<br />
worden bestraald, maar er blijft toch ook steeds schade aan de omringende<br />
gezonde cellen.<br />
Kankercellen verdragen straling slechter dan gezonde cellen en herstellen er<br />
minder goed van. Gezonde cellen herstellen zich over het algemeen wel goed.<br />
Als radiotherapie bij een <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> wordt gegeven, gebeurt dat<br />
gericht op de plaatsen waar het lymfoom actief is. Dit betekent dat het bestralingsgebied<br />
van patiënt tot patiënt verschilt.<br />
De totale bestralingsbehandeling duurt meestal drie tot vier weken. Meestal vindt<br />
de bestraling vijf keer per week plaats. Dit aantal kan uiteraard verschillen en is<br />
dus afhankelijk van het behandelingsschema dat de arts opgesteld heeft.<br />
Bijwerkingen<br />
Zoals gezegd, beschadigt de bestraling niet alleen kankercellen, maar ook<br />
gezonde cellen. Daardoor kan u geconfronteerd worden met een aantal bijwerkingen.<br />
Over het algemeen hebben patiënten tijdens de bestralingsperiode last van vermoeidheid.<br />
Een ander veelvoorkomend probleem is een plaatselijke reactie van<br />
de huid. Op de bestraalde plaats kan de huid er donker of roodverkleurd uitzien<br />
en soms ontstaan blaren.<br />
De meeste klachten die tijdens de behandelperiode ontstaan, verdwijnen meestal<br />
enkele weken na de behandeling. De vermoeidheid kan echter nog een tijdje na<br />
het beëindigen van de behandeling blijven.<br />
Op de bestralingsafdeling krijgt u gerichte adviezen om zo weinig mogelijk last<br />
te hebben van de bijwerkingen. Bestraling leidt tot onvruchtbaarheid, maar<br />
enkel als de eierstokken of de teelballen in het gebied liggen dat bestraald moet<br />
worden.<br />
14 <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon 15
3 Immunotherapie<br />
Immunotherapie is een behandeling met medicijnen die gebruik maakt van het<br />
eigen afweersysteem (immuunsysteem) om kankercellen te herkennen, aan te<br />
vallen en te vernietigen. Het immuunsysteem is een verdedigingssysteem, dat<br />
voornamelijk bestaat uit zeven soorten witte bloedcellen. Het verzet zich tegen<br />
bacteriën, virussen en andere organismen die ons ziek kunnen maken.<br />
Soms kan het immuunsysteem kankercellen onderscheiden van gewone,<br />
gezon de cellen. Hierdoor zullen de kankercellen aangevallen worden en mogelijks<br />
worden uitgeschakeld. Het komt helaas vaak voor dat kankercellen niet als<br />
‘vreemd’ worden herkend, waardoor er geen afweerreacties opgeroepen worden.<br />
Deze kankercellen ontsnappen dan aan het immuunsysteem.<br />
Immunotherapie bij <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> bestaat uit het toedienen van<br />
antilichamen die de bepaalde lymfeklierkankercellen herkennen. Die antilichamen<br />
binden zich aan de kankercellen, die daarna worden gedood.<br />
Aan antilichamen kunnen ook chemotherapeutische of radioactieve stoffen<br />
gekoppeld worden, die het celdodend effect kunnen versterken.<br />
De toediening gebeurt meestal via een infuus en neemt enkele uren in beslag.<br />
Deze behandeling vindt normaal plaats in de dagkliniek.<br />
Bijwerkingen<br />
De belangrijkste bijwerkingen van immunotherapie treden op tijdens de toediening,<br />
ten gevolge van een, al dan niet allergische, reactie op het antilichaam:<br />
een algemeen verzwakt gevoel, koorts en een gedaalde of gestegen hartslag of<br />
bloeddruk.<br />
Allergische reacties kunnen optreden. Dit blijkt dan meestal bij de eerste of<br />
tweede toediening. De allergie uit zich vooral in een lage bloeddruk en klachten<br />
van kortademigheid.<br />
Vóór elke toediening wordt een combinatie van drie producten gegeven om een<br />
allergische reactie te vermijden. Van een van deze producten kan u slaperig<br />
worden.<br />
Mocht u toch nog allergisch reageren, wordt een bijkomend product toegediend.<br />
Bij elke volgende behandeling krijgt u deze medicatie vooraf om te voorkomen<br />
dat u nog allergisch zou reageren.<br />
4 Stamceltransplantatie<br />
Wanneer een gewone behandeling voor <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> niet voldoende<br />
effect heeft of de kanker na verloop van tijd terugkomt, wordt aan bepaalde<br />
patiënten een stamceltransplantatie aangeraden. Hierbij wordt vooraf een<br />
bepaalde hoeveelheid stamcellen (moedercellen) bij de patiënt afgenomen,<br />
en bewaard tot op het moment van de stamceltransplantatie.<br />
Stamcellen worden meestal verkregen uit het bloed, soms moeten zij uit het<br />
beenmerg worden gehaald. Om stamcellen vanuit het beenmerg naar het bloed<br />
te brengen, kan eerst een medicijn toegediend worden, een zgn. groeifactor.<br />
Door de groeifactor gaan stamcellen tijdelijk meer delen en worden ze ook losgelaten,<br />
zodat ze in de bloedbaan terecht komen. Vervolgens worden de stamcellen<br />
met een speciaal centrifugeapparaat uit het bloed gehaald.<br />
Het afnemen van de stamcellen duurt twee tot vier uur en wordt meestal de<br />
volgende dag herhaald totdat er voldoende stamcellen zijn verkregen. Indien<br />
u hierover meer informatie wenst, zal de verpleegkundige u graag een aparte<br />
brochure aanbieden.<br />
De stamcellen worden bij u afgenomen op het moment dat u reeds een<br />
behan deling hebt gehad en in remissie bent (geen meetbare ziekte meer).<br />
Soms volgt dan eerst nog een behandeling vooraleer de transplantatie wordt<br />
gepland.<br />
Voor de transplantatie wordt u opgenomen op de isolatie-eenheid. U krijgt een<br />
intensieve behandeling met cytostatica om zo veel mogelijk kankercellen te<br />
vernietigen. U bent door deze behandeling tijdelijk erg vatbaar voor infecties.<br />
Daarom is een zorgvuldige verpleging met maatregelen ter isolatie en ter voorkoming<br />
van infecties noodzakelijk (bv. toedienen van antibiotica).<br />
De stamceltransplantatie is nodig, omdat de vóór de transplantatie toegediende<br />
zware cytostaticakuur ook het gezonde beenmerg voor een deel vernietigt, waardoor<br />
er geen stamcellen meer zijn waaruit zich bloedcellen kunnen ontwikkelen.<br />
Deze behandeling wordt hoofdzakelijk aangeboden aan patiënten met een<br />
agressieve vorm van <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong>. Niet iedereen komt dus voor deze<br />
behandeling in aanmerking.<br />
Na de cytostaticabehandeling krijgt u de eerder afgenomen stamcellen via een<br />
infuus toegediend. Dit neemt ongeveer een half uur tot een uur in beslag. Het<br />
duurt ongeveer twee weken totdat er zekerheid is of het beenmerg weer voldoende<br />
bloedcellen aanmaakt. In die periode blijft u vatbaar voor infecties. Spe-<br />
16 <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon 17
ciale zorg blijft dan ook noodzakelijk. Om de patiënten te beschermen, verblijven<br />
ze in een isolatiekamer zodat het infectiegevaar minimaal is. Er gebeuren ook<br />
frequent transfusies van bloed en bloedplaatjes.<br />
Er bestaan 2 vormen van stamceltransplantatie:<br />
• autologe stamceltransplantatie<br />
• allogene stamceltransplantatie<br />
Bij een autologe stamceltransplantatie worden de stamcellen uit het bloed van<br />
de patiënt zelf gebruikt. De eigen stamcellen worden afgenomen op het moment<br />
dat de ziekte zo ver mogelijk is teruggedrongen. De afgenomen stamcellen worden<br />
nadien intraveneus bij de patiënt toegediend.<br />
Bij een allogene stamceltransplantatie worden de stamcellen uit het bloed of<br />
het beenmerg van een geschikte donor gehaald. Meestal wordt daarvoor een<br />
beroep gedaan op familieleden.<br />
Een allogene stamceltransplantatie wordt zelden overwogen bij een patiënt met<br />
<strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong>.<br />
Herstel na stamceltransplantatie<br />
De totale opname duurt doorgaans drie tot vijf weken. Na de eerste periode van<br />
herstel van de bloedvorming is nog een langere periode nodig voor herstel van<br />
de afweer.<br />
Meestal zult u een aantal maanden na de transplantatie weer een redelijk normale<br />
activiteit kunnen ontplooien en soms zelfs opnieuw aan het werk kunnen<br />
gaan. Bij sommige patiënten duurt het herstel wat langer.<br />
U zult gedurende het eerste jaar nogal wat beperkingen ondervinden in het<br />
dagelijkse leven. Zo zal u ondervinden dat uw uithoudingsvermogen een stuk<br />
gedaald is, dat u vlugger moe bent,…<br />
Zowel in lichamelijk als in emotioneel opzicht vraagt de totale behandeling<br />
vaak veel van patiënten. Voor ondersteuning kan in het ziekenhuis een beroep<br />
gedaan worden op een psycholoog, een sociaal verpleegkundige of een pastoraal<br />
mede werker. Ook uw huisarts kan adviseren over verdere ondersteuning en<br />
begelei ding buiten het ziekenhuis.<br />
Na de behandeling<br />
Na de behandeling van een <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> <strong>Lymfoom</strong> is het belangrijk goed bij uw<br />
arts onder controle te blijven gaan.<br />
U kan nog een hele periode last hebben van sneloptredende vermoeidheid.<br />
Uw huid kan gevoeliger zijn, waardoor u bijvoorbeeld makkelijker verbrandt in<br />
de zon.<br />
Het is niet van zelfsprekend snel de draad van uw gewoon leven<br />
terug op te nemen. Samen met uw partner, kinderen, familieleden en vrienden<br />
krijgt u veel te verwerken. Emoties zoals machteloosheid, verdriet,<br />
onzekerheid, kwaadheid, wisselende stemmingen en toch weer hoop en<br />
doorzettingsvermogen wisselen elkaar af. Vaak vindt u steun door goede<br />
informatie te vragen en openlijk te communiceren. Belevenissen uitwisselen<br />
met lotgenoten kan helpen om een moeilijke periode door te komen.<br />
Situaties vergelijken, is echter niet zinvol. U kan steeds een beroep doen op<br />
professionele hulp en begeleiding, onder andere in zelfhulpgroepen.<br />
Vergeet ook niet dat er veel kracht in uzelf zit en dat een positieve benadering<br />
van de dingen de beste ondersteuning biedt.<br />
18 <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon <strong>Non</strong>-<strong>Hodgkin</strong> Lymfoon 19
Dienst Hematologie - Stamceltransplantatiecentrum<br />
De Pintelaan 185<br />
9000 <strong>Gent</strong><br />
K12IB - 9 de verdieping<br />
Tel. +32 (0)9 332 33 00<br />
Deze brochure werd enkel ontwikkeld voor gebruik binnen het <strong>UZ</strong> <strong>Gent</strong>. Alle rechten voorbehouden.<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand<br />
of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming<br />
van het <strong>UZ</strong> <strong>Gent</strong>.<br />
Universitair Ziekenhuis <strong>Gent</strong><br />
De Pintelaan 185 - 9000 <strong>Gent</strong><br />
Tel. +32 (0)9 332 21 11 - Fax +32 (0)9 332 38 00<br />
info@uzgent.be - www.uzgent.be<br />
v.u.: F. Colardyn, afgevaardigd bestuurder <strong>UZ</strong> <strong>Gent</strong>, De Pintelaan 185, 9000 <strong>Gent</strong><br />
MODULO.be 118111 - 08/2008