12.09.2013 Views

DE VERNIEUWING VAN DE STADSVERNIEUWING

DE VERNIEUWING VAN DE STADSVERNIEUWING

DE VERNIEUWING VAN DE STADSVERNIEUWING

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De Vernieuwing Van De<br />

StaDSVernieuwing<br />

OVer De architectOniSche en<br />

SteDenbOuwkunDige kwaliteit<br />

Van De StaDSVernieuwing<br />

Renate van Schaik


<strong>DE</strong> <strong>VERNIEUWING</strong> <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong><br />

STADS<strong>VERNIEUWING</strong><br />

OVER <strong>DE</strong> ARCHITECTONISCHE EN<br />

STE<strong>DE</strong>NBOUWKUNDIGE KWALITEIT<br />

<strong>VAN</strong> <strong>DE</strong> STADS<strong>VERNIEUWING</strong><br />

RENATE <strong>VAN</strong> SCHAIK<br />

Zamenhofstraat 12<br />

2312 NV Leiden<br />

06 40161581<br />

renate.vanschaik@gmail.com<br />

studentnummer: 5946042<br />

Afstudeerscriptie voor:<br />

MASTER KUNSTGESCHIE<strong>DE</strong>NIS (ARCHITECTUURGESCHIE<strong>DE</strong>NIS)<br />

UNIVERSITEIT <strong>VAN</strong> AMSTERDAM<br />

Scriptiebegeleider:<br />

PROF. DR. V.T. <strong>VAN</strong> ROSSEM<br />

Onderzoek uitgevoerd bij:<br />

<strong>DE</strong> NIJL ARCHITECTEN, ROTTERDAM<br />

LEI<strong>DE</strong>N, 14 MEI 2012


VOORWOORD<br />

Deze scriptie is het sluitstuk van bijna acht jaar studie. Hoewel het officieel de<br />

afstudeerscriptie is van de eenjarige master Architectuurgeschiedenis aan de UvA, beschouw ik<br />

het tevens als het eindpunt en afstudeerproject van mijn totale opleiding. Die opleiding<br />

bestaat naast de master Architectuurgeschiedenis uit een bachelor Kunstgeschiedenis<br />

(Universiteit Leiden) en een bachelor Bouwkunde (TU Delft). Ik wilde graag dat het onderwerp<br />

van mijn afstuderen zich zou bevinden op het raakvlak tussen deze twee vakgebieden. Vandaar<br />

dat ik heb besloten architectuurhistorisch onderzoek uit te voeren tijdens een stage bij een<br />

architectenbureau, namelijk bij De Nijl Architecten in Rotterdam.<br />

Vernieuwing van de Stadsvernieuwing<br />

Het onderzoek dat ik bij De Nijl Architecten heb uitgevoerd was onderdeel van een reeds<br />

opgezet onderzoek getiteld De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing (VVSV). Het<br />

onderzoeksproject, dat wordt uitgevoerd in samenwerking met de TU Delft en KEI<br />

Kenniscentrum Stedelijke Vernieuwing, heeft als doel het in beeld en onder de aandacht<br />

brengen van de ontwerpopgave in de ‘binnenstedelijke bloemkoolstad’ en om nieuwe<br />

ontwerpstrategieën te vinden, die stadsvernieuwingsgebieden weer een positieve impuls<br />

kunnen geven. Veel stadsvernieuwingsgebieden vallen namelijk, ondanks – of wellicht dankzij -­‐<br />

de stadsvernieuwing in de categorie ‘probleemwijk’. In eerst instantie zal het onderzoek van<br />

De Nijl mikken op het formuleren van kleine interventies in het kader van ‘natuurlijke<br />

stadsvernieuwing’: kleine projecten op het niveau van faciliteiten en publieke ruimte. Anders<br />

dan ten tijde van de stadsvernieuwing gaat het om projecten die zowel op buurtniveau als op<br />

het niveau van de gehele stad zullen functioneren.<br />

Om nieuwe ontwerpstrategieën voor stadsvernieuwingswijken te kunnen formuleren,<br />

moet eerst de ontwerpopgave zorgvuldig in kaart worden gebracht. Ten tijde van de<br />

stadsvernieuwing lag de nadruk in eerste instantie op het verbeteren van het woningbestand,<br />

hoewel vanaf de jaren tachtig ook de openbare ruimte is aangepakt. Bij de ‘vernieuwing van de<br />

stadsvernieuwing’ ligt de nadruk niet op het verbeteren van de woningen -­‐ deze voldoen<br />

meestal nog prima -­‐ maar op de aanpak van voorzieningen, verbindingen en de openbare<br />

ruimte.<br />

Bij het formuleren van de opgave wordt vertrokken vanuit de aanwezige sociale en<br />

ruimtelijke kenmerken van het gebied, in plaats van uit een grootschalig masterplan zoals<br />

tegenwoordig gebruikelijk is. Deze sociale en ruimtelijke kenmerken worden in het kader van<br />

het onderzoek van De Nijl geïnventariseerd. Omdat in dit geval de opgave zich bevindt in<br />

historische wijken – namelijk negentiende-­‐ en begin twintigste-­‐eeuwse wijken die vervolgens<br />

in de jaren zeventig zijn aangepakt door de stadsvernieuwing – kan het informatief zijn niet<br />

alleen de huidige situatie in kaart te brengen, maar ook de veranderingen die hebben<br />

plaatsgehad tussen 1970 en 1985. Dit architectuurhistorisch onderzoek binnen het<br />

onderzoeksproject is mij ten deel gevallen. Het was mijn rol om de veranderingen die hebben<br />

plaatsgehad ten tijde van de stadsvernieuwing te inventariseren.<br />

Het VVSV-­‐onderzoek van De Nijl richt zich op vier Nederlandse steden, te weten<br />

Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Leiden. In elk van deze steden is een gebied<br />

geselecteerd dat in aanmerking komt voor het project. Het belangrijkste selectiecriterium was<br />

dat de wijken binnen het gebied zowel stadsvernieuwingswijk als ‘probleemwijk’ waren, dus<br />

dat ze voor kwamen op de lijst van Kamp of als Vogelaarwijk waren aangewezen. Daarnaast<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

1


vinden in de geselecteerde gebieden op dit moment ook diverse transformaties plaats, veelal<br />

op stedelijk of zelfs regionaal niveau. Tevens worden de gebieden doorkruist door een<br />

spoorlijn of een snelweg. Per stad zijn twee wijken geselecteerd die aan de criteria<br />

‘stadsvernieuwingswijk’ en ‘probleemwijk’ voldeden. Dit zijn de Afrikaanderwijk en Hillesluis in<br />

Rotterdam, de Schilderwijk en Transvaalkwartier in Den Haag, de Indische Buurt en Transvaal<br />

in Amsterdam en De Kooi en Noorderkwartier in Leiden. Later zijn Feyenoord in Rotterdam en<br />

De Waard in Leiden nog aan deze lijst toegevoegd, maar deze vallen buiten het onderzoek voor<br />

deze scriptie. Voor de genoemde wijken heb ik aan de hand van de gemeentearchieven en<br />

oude foto’s een overzicht gemaakt van de belangrijkste fysieke veranderingen, waarbij de<br />

nadruk ligt op verkeer en parkeren, voorzieningen en de inrichting van de openbare ruimte. Dit<br />

onderzoek vormt de basis voor deze scriptie.<br />

Ik ben daarom dank verschuldigd aan De Nijl architecten, voor het bieden van een onderwerp<br />

en een werkplek, en het scheppen van een kader voor mijn scriptie. In het bijzonder wil ik Erik<br />

van den Berg en Endry van Velzen bedanken voor het delen van hun visie op de<br />

stadsvernieuwing en het bieden van inzicht in de ontwerppraktijk. Daarnaast wil ik Antonie van<br />

Loon bedanken voor zijn hulp bij het tekenen van het kaartmateriaal. Ten slotte is een<br />

bedankje op zijn plaats voor Vincent van Rossem, die mij heeft begeleid bij het schrijven van<br />

deze scriptie, en mij steeds bewust heeft gemaakt van de kunsthistorische invalshoek, als ik<br />

deze door het werken tussen architecten en stedenbouwkundigen weer eens was<br />

kwijtgeraakt.<br />

Leiden, 14 mei 2012<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

2


INHOUD<br />

VOORWOORD........................................................................................................................1<br />

INLEIDING ..............................................................................................................................5<br />

Methode en invalshoek ............................................................................................................6<br />

Inhoud.......................................................................................................................................7<br />

1. <strong>VAN</strong> STADSSANERING NAAR ‘BOUWEN VOOR <strong>DE</strong> BUURT’..................................................9<br />

STADS<strong>VERNIEUWING</strong> IN <strong>DE</strong> JAREN ZEVENTIG<br />

Krotopruiming en cityvorming..................................................................................................9<br />

Leegloop en verpaupering ......................................................................................................11<br />

In protest ................................................................................................................................12<br />

Bouwen voor de Buurt............................................................................................................14<br />

Verandering van beleid...........................................................................................................15<br />

Stadsvernieuwingsplannen.....................................................................................................15<br />

Een nieuw ontwerpvraagstuk .................................................................................................16<br />

2. BLOEMBAKKEN EN DAKDOZEN.........................................................................................18<br />

<strong>DE</strong> VERAN<strong>DE</strong>RING <strong>VAN</strong> HET STRAATBEELD TIJ<strong>DE</strong>NS <strong>DE</strong> STADS<strong>VERNIEUWING</strong><br />

2.1 BEBOUWING.................................................................................................................................19<br />

Stedenbouwkundige structuur ...............................................................................................19<br />

Samengevoegde bouwblokken...............................................................................................19<br />

Verbrokkeling..........................................................................................................................20<br />

Nieuwbouw.............................................................................................................................21<br />

Ontsluiting ..............................................................................................................................22<br />

Renovatie................................................................................................................................22<br />

Sanitair en woningvergroting .................................................................................................23<br />

Isolatie ....................................................................................................................................23<br />

2.2 WOONOMGEVING EN STRAATINRICHTING ...................................................................................24<br />

Verkeersplannen.....................................................................................................................25<br />

Nieuwe straatprofielen...........................................................................................................25<br />

Straatinrichting en verwoonerving .........................................................................................26<br />

Groen en spelen......................................................................................................................27<br />

Kenmerken..............................................................................................................................27<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

3


3. EEN ROEP OM KWALITEIT.................................................................................................29<br />

KRITIEK OP <strong>DE</strong> STADS<strong>VERNIEUWING</strong><br />

Bouwen voor de stad..............................................................................................................29<br />

Sociologisering van de stedenbouw .......................................................................................31<br />

Van stedenbouw tot ruimtelijke ordening..............................................................................31<br />

Architectuurkritiek..................................................................................................................33<br />

Anti-­‐esthetische jaren zeventig ..............................................................................................34<br />

Onwetende architecten..........................................................................................................35<br />

Truttisme ................................................................................................................................36<br />

Op zoek naar stedenbouwkundige kwaliteit ..........................................................................37<br />

Heden en toekomst ................................................................................................................38<br />

CONCLUSIE ..........................................................................................................................40<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing...................................................................................41<br />

Vernieuwen voor de buurt?....................................................................................................42<br />

De lessen van de stadsvernieuwing........................................................................................42<br />

NOTEN.................................................................................................................................45<br />

LITERATUUR.........................................................................................................................50<br />

HERKOMST AFBEELDINGEN..................................................................................................53<br />

BEELDKATERN<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

4


INLEIDING<br />

“Als architectonisch product zijn de jaren zeventig mislukt. Het heeft geen<br />

nieuwe waardevolle steden of wijken opgeleverd. We zullen niet over vijftig jaar<br />

onze architectuurreizen gaan maken naar de tuinsteden van de jaren zeventig.<br />

Het heeft ook niet geleid tot universele ontwerpprincipes. Behalve de<br />

kleinschaligheid. Dat is ingeslagen als een bom.”<br />

Adri Duivesteijn 1<br />

De jaren zeventig en tachtig zijn ‘hip’. Onder de noemer ‘retro’ of ´vintage´ wordt in de mode-­‐,<br />

interieur-­‐ en designbranche handig ingespeeld op deze trend. Van kleurrijke prints tot bollamp,<br />

het komt allemaal weer terug. Ook van de muziek uit deze periode kan menigeen geen genoeg<br />

krijgen. Behalve dat de muziek uit de jaren zeventig oververtegenwoordigd is in de jaarlijkse<br />

Top2000 Allertijden, gebruiken ook veel hedendaagse muzikanten de ‘seventies’ als<br />

inspiratiebron. The Rolling Stones, The Doors, Queen, Pink Floyd, allemaal zijn ze nog steeds<br />

onvervalst populair.<br />

Deze populariteit geldt echter niet voor alles uit de jaren zeventig en tachtig. De<br />

architectuur bijvoorbeeld, zoals Adri Duivesteijn hierboven impliceert. Volgens hem hebben de<br />

jaren zeventig weinig waardevolle architectuur opgeleverd. Hoewel de ‘bloemkoolwijken’ – die<br />

kronkelige uitbreidingswijken, vol eengezinswoningen met puntdaken, woonerven en<br />

´gezellige´ plantsoentjes – nog redelijk populair zijn, ondanks het gevaar tot verdwalen, wordt<br />

de architectuur uit de jaren zeventig en tachtig meestal niet erg gewaardeerd. Vooral over wat<br />

er destijds is gebouwd in de oude binnensteden en negentiende-­‐eeuwse wijken, beter bekend<br />

als stadsvernieuwing, is weinig positiefs geschreven. Over de architectuur dan, want over<br />

bijvoorbeeld de bouwtechnische kwaliteit is er niets dan lof, die is tijdens de stadsvernieuwing<br />

namelijk ‘met sprongen vooruit gegaan’: in 1985 behoorde nog 19% van de woningvoorraad<br />

tot de categorie ‘slechte’ woningen. In 2000 was dit percentage slechte woningen nog slechts<br />

1%. 2<br />

Ondanks dat de stadsvernieuwing niet ‘hip’ is, staan de stadsvernieuwingswijken volop<br />

in de belangstelling. Eigenlijk zijn deze wijken nooit echt uit de belangstelling geweest, de<br />

negatieve belangstelling welteverstaan. Veel stadsvernieuwingswijken staan namelijk op de<br />

bekende lijst van minister Kamp of zijn aangemerkt als ‘Vogelaarwijk’; het zijn probleemwijken.<br />

Dit maakt dat zij onderwerp zijn van overheidsbeleid, in dit geval van de integrale aanpak van<br />

het Grote Stedenbeleid. Met dit beleid zullen hoofdzakelijk sociaal-­‐economische en sociaal-­‐<br />

maatschappelijke problemen worden aangepakt, in tegenstelling tot wat er tijdens de<br />

stadsvernieuwing is gebeurd, toen de nadruk vooral op het verbeteren van de woningen lag.<br />

Hoewel de huidige problemen in de stadsvernieuwingswijken inderdaad grotendeels<br />

van sociale en economische aard zijn, laat ook de ‘kwaliteit van de woonomgeving’ op veel<br />

plaatsen te wensen over. In een onderzoeksrapport van het ministerie van VROM, waarin de<br />

balans van de stadsvernieuwing wordt opgemaakt, is de kwaliteit van de stadsvernieuwing<br />

gemeten. De kwalitatieve problemen in de stadsvernieuwingswijken, concludeert het rapport,<br />

zitten met name in de woonomgeving. “Opvallend is dat bewoners van<br />

stadsvernieuwingsgebieden – ondanks de grote verbeteringsslag als gevolg van de<br />

stadsvernieuwing – toch nog steeds kritisch zijn. Dit betreft dan ook niet zo zeer de kwaliteit<br />

van de woning en ook niet het voorzieningenniveau als scholen en winkels. Het gaat met name<br />

om diverse leefbaarheidsaspecten in de woonomgeving.” 3 De reden voor het gebrek aan<br />

kwaliteit wordt onder andere gezocht in het gebruik van de openbare ruimte: “In<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

5


stadsvernieuwingsgebieden is wel duidelijk minder groen aanwezig en zijn er minder<br />

parkeervoorzieningen dan in niet-­‐stadsvernieuwingsgebieden”. Daarnaast spelen<br />

beheeraspecten een rol: “Stadsvernieuwingsgebieden – en dan met name die in de grote<br />

steden – hebben veel meer te maken met vervuiling en graffiti” 4 .<br />

Het is opmerkelijk dat in het rapport geen aandacht wordt besteed aan de invloed die<br />

de kwaliteit van de architectuur en stedenbouwkundige structuur zou kunnen hebben op de<br />

leefbaarheid en kwaliteit van de woonomgeving. Vooral aangezien er reeds sinds de jaren<br />

tachtig substantiële kritiek is geweest op het gebrek aan aandacht voor architectonische en<br />

stedenbouwkundige kwaliteit tijdens de stadsvernieuwing. Natuurlijk is het moeilijker om<br />

‘architectonische kwaliteit’ te meten dan ‘bouwtechnische kwaliteit’ of ‘vervuiling en<br />

vandalisme’. Niet zonder reden ligt de nadruk van het onderzoek van VROM op meetbare<br />

kwaliteitsaspecten. Dit is natuurlijk een beperking, want niet alle vormen van kwaliteit zijn<br />

meetbaar. Kwaliteit bevindt zich al snel op het subjectieve vlak, maar dat maakt de het niet<br />

minder relevant. Immers, door simpelweg een wandeling te maken door een doorsnee<br />

stadsvernieuwingswijk, zal het de – al dan niet architectonisch geschoolde – bezoeker opvallen<br />

dat de esthetische kwaliteit in menig andere stadswijk beter is, of zal het hem tenminste<br />

opvallen dat de publieke ruimte er simpelweg niet zo aantrekkelijk is. 5<br />

Het gaat te ver om hier een uitgebreide definitie van het begrip kwaliteit te geven, laat<br />

staan van esthetische kwaliteit of schoonheid. Alleen daarover zou een boek vol geschreven<br />

kunnen worden en zelfs dan zou er hoogstwaarschijnlijk geen feitelijke en objectieve definitie<br />

van het begrip gegeven kunnen worden. Het is echter een wel een feit dat er tijdens de<br />

stadsvernieuwing veel is veranderd in de woonomgeving; zowel fysiek als in het gebruik van de<br />

openbare ruimte. Een feit is ook dat er kritiek is geweest op de architectonische en<br />

stedenbouwkundige kwaliteit van de stadsvernieuwing. Uiteindelijk heeft deze kritiek zelfs<br />

geleid tot een omslag in het overheidsbeleid en in het denken over architectuur en<br />

stedenbouw. 6<br />

De vraag die in deze scriptie centraal staat is wat de meest belangrijke en typerende<br />

veranderingen zijn geweest die de stadsvernieuwing teweeg heeft gebracht in de openbare<br />

ruimte en in het straatbeeld, en welke kritiek destijds is geleverd op de architectonische en<br />

stedenbouwkundige kwaliteit hiervan. Ervan uitgaande dat de architectonische en<br />

stedenbouwkundige kwaliteit wel degelijk bijdragen aan de zogenaamde ‘leefbaarheid’ van<br />

een buurt en aan de ‘kwaliteit van de woonomgeving’, zou deze kennis kunnen worden ingezet<br />

bij het wederom verbeteren van de stadsvernieuwingswijken, bij de vernieuwing van de<br />

stadsvernieuwing.<br />

Methode en invalshoek<br />

De meeste stadsvernieuwingswijken zullen binnen korte tijd wederom toe zijn aan<br />

vernieuwing. Deze notie vormt het uitgangspunt voor deze scriptie, wat enigszins bijzonder is,<br />

aangezien het onderzoek hierdoor niet het verleden maar het heden als startpunt heeft.<br />

Doorgaans begint een architectuurhistorisch onderzoek met een historisch fenomeen. Naar<br />

aanleiding daarvan wordt er een onderzoeksvraag geformuleerd. Een architectuurhistoricus<br />

zou zich eerst over boeken en archieven buigen met de vraag: wat was er en wat is er<br />

verdwenen en wat is er nu nog van over? Het onderzoek voor deze scriptie begon echter met<br />

de vraag: wat is er nu en wat is hiervan in de jaren zeventig tot stand gekomen? Ik ben dan ook<br />

begonnen met het simpelweg bezoeken van en kijken naar enkele stadsvernieuwingswijken.<br />

Natuurlijk ben ik daarna wel de gemeentearchieven in gedoken om te inventariseren wat er<br />

precies in deze wijken was veranderd sinds 1971, maar absoluut niet met het doel een<br />

reconstructie te geven van de oude situatie. De nadruk van het archiefonderzoek lag<br />

voornamelijk op de veranderingen in de verkeerssituatie, de stedenbouwkundige situatie, het<br />

parkeerprobleem, de straatinrichting en de voorzieningen.<br />

De onderzoeksvraag voor de scriptie kwam later, want het archiefonderzoek was in<br />

eerste instantie bedoeld als documentatie bij het onderzoeksproject De vernieuwing van de<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

6


stadsvernieuwing van De Nijl Architecten (zie Voorwoord). Zo kwam het dat de vraagstelling<br />

voor deze scriptie werd geformuleerd nadat het onderzoek, althans het archiefonderzoek,<br />

grotendeels was afgerond. Het archiefonderzoek ligt dus wel aan de basis van deze scriptie,<br />

maar was niet volledig ten dienste van de scriptie. Het kan daarom zijn dat de onderzochte<br />

wijken een wat willekeurige keuze lijken. De stadsvernieuwingswijken van het eerste uur – het<br />

Oude Westen in Rotterdam of de Dapperbuurt en de Nieuwmarktbuurt in Amsterdam –<br />

komen bijvoorbeeld niet uitgebreid aan bod. Dit heeft dus te maken met het startpunt van het<br />

onderzoek. Echter, uit een rondgang door deze ‘klassieke’ stadsvernieuwingswijken zal blijken<br />

dat de meeste beschreven stadsvernieuwingskenmerken ook hier zijn toegepast.<br />

Behalve uit gemeentearchieven is veel informatie geput uit secundaire bronnen; boeken over<br />

stadsvernieuwing, gemeentelijke publicaties, tijdschriftartikelen (met name in Plan en Wonen-­‐<br />

TA/BK) en algemene literatuur over stedenbouw en ruimtelijke ordening in Nederland. Wat<br />

opviel was dat vrijwel geen van deze bronnen iets vermeldde over de architectuur van de<br />

stadsvernieuwing. De nadruk lag meestal op de bestuurlijke en sociale aspecten van de<br />

stadsvernieuwing. Nu is dat op zich niet vreemd, want stadsvernieuwing is namelijk een<br />

fenomeen dat verschillende disciplines doorkruist, zoals volkshuisvesting, ruimtelijke ordening,<br />

stedenbouw, architectuur, woningbouw, sociale wetenschappen, politieke besluitvorming,<br />

economisch/juridische besluitvorming, enzovoorts. Later in deze scriptie zal blijken dat één van<br />

de kritieken op de stadsvernieuwing was, dat het stedenbouwkundig en architectonisch<br />

vakgebied was gesociologiseerd; dat zij zich met alle disciplines bezighield, behalve met<br />

vormgeving. Hetzelfde zou gezegd kunnen worden over de literatuur die de stadsvernieuwing<br />

behandelt. Het lijkt of de moderne architectuurgeschiedschrijving is blijven hangen in die<br />

houding. De nadruk ligt steeds op alles behalve de architectuur en stedenbouw zelf: sociale<br />

aspecten, culturele context, politiek klimaat – alles komt aan bod, behalve hoe de<br />

stadsvernieuwingswijken er daadwerkelijk uitzien. 7 Zelfs in de genoemde<br />

architectuurtijdschriften ging het gros van de artikelen betreffende de stadsvernieuwing over<br />

inspraakprocedures, bewonersprotesten, politiek en beleidsvoering, sociale problematiek,<br />

huurprijzen en de toepassing van nieuwe subsidieregelingen. Kunst-­‐ en architectuurhistorici<br />

komen nauwelijks aan het woord als het om stadsvernieuwing gaat.<br />

Aangezien er genoeg is geschreven over sociale, politieke en bestuurlijke aspecten van<br />

de stadsvernieuwing – en omdat deze scriptie het eindproduct is van een architectuuropleiding<br />

– heb ik geprobeerd zoveel mogelijk een architectuurhistorische invalshoek te hanteren.<br />

Natuurlijk zullen de belangrijkste besluitvormingsprocessen en -­‐documenten aan bod komen,<br />

zullen belangrijke politieke en culturele gebeurtenissen worden genoemd en zal de sociale<br />

problematiek rond de stadsvernieuwing niet overgeslagen worden, maar in de basis is het<br />

onderzoek voor deze scriptie gevoerd vanuit een ruimtelijk en architectonisch perspectief. De<br />

vraag die in deze scriptie gesteld wordt is hoe de stadsvernieuwing ruimtelijk en fysiek een<br />

stempel heeft gedrukt op de wijken en welke kritiek er was op de architectonische en<br />

stedenbouwkundige aspecten van de stadsvernieuwing. Wat er sociaal, economisch, juridisch,<br />

planologisch, enzovoorts speelde is in dit verhaal slechts context.<br />

Inhoud<br />

Deze scriptie bestaat uit drie hoofdstukken. Elk hoofdstuk vertelt over een ander aspect van de<br />

stadsvernieuwing. Allereerst wordt uitgelegd wat stadsvernieuwing precies was en in welke<br />

context het is ontstaan. De stadsvernieuwing wordt daarom in het eerste hoofdstuk geplaatst<br />

in de Nederlandse stedenbouwgeschiedenis. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de<br />

veranderingen in de beleidsvoering die met de stadsvernieuwing werden ingevoerd.<br />

Vervolgens zal in hoofdstuk twee worden getoond wat de belangrijkste fysieke<br />

veranderingen zijn geweest tijdens de stadsvernieuwing. Aan de hand van beeldmateriaal en<br />

vernieuwingsplannen wordt letterlijk een beeld geschetst van de ‘verdiensten’ van de<br />

stadsvernieuwing. Centraal staat de vraag wat de stadsvernieuwingsarchitectuur en<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

7


-­‐stedenbouw zo herkenbaar maakt. Zowel de kenmerken van de bebouwing als die van de<br />

openbare ruimte komen aan bod.<br />

Ten slotte zullen in het derde hoofdstuk de reacties op de stadsvernieuwing worden<br />

behandeld, met name de kritiek op de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit die<br />

werd geuit ten tijde van de stadsvernieuwing. Deze kritiek vormt een soort reflectie op het<br />

tweede hoofdstuk: waarom ziet de stadsvernieuwing eruit zoals ze eruit ziet? Bovendien zal<br />

worden beschreven hoe de stadsvernieuwing invloed heeft gehad op de verdere ontwikkeling<br />

van het stedenbouwbeleid en de stedenbouwkundige en architectonische discipline.<br />

Uiteindelijk, als onderdeel van de conclusie, volgt een kort overzicht van wat we van de<br />

stadsvernieuwing kunnen leren. Vernieuwing van bestaand stedelijk gebied wordt immers een<br />

steeds belangrijkere opgave binnen de stedenbouwkundige en architectonische praktijk.<br />

Daarom zullen enkele handvatten worden geboden waar vernieuwers op kunnen letten bij de<br />

vernieuwing van de stad en dan met name bij de Vernieuwing van de Stadsvernieuwing.<br />

Achterin deze scriptie is een beeldkatern toegevoegd met alle afbeeldingen waarnaar in de<br />

tekst wordt verwezen. De verwijzingen zijn steeds per blad, dus niet per afbeelding: [blad 01].<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

8


<strong>VAN</strong> STADSSANERING NAAR ‘BOUWEN VOOR <strong>DE</strong> BUURT’<br />

STADS<strong>VERNIEUWING</strong> IN <strong>DE</strong> JAREN ZEVENTIG<br />

“Geen enkel decennium is zo getekend door conflicten en tegenstellingen als de<br />

jaren zeventig en geen enkele andere periode in de Nederlandse (architectuur-­‐)<br />

geschiedenis roept zoveel emotie, weerstand en weerzin op – al typeert een<br />

minderheid dit tijdvak als buitengewoon bevrijdend. […] Hoewel het huidige<br />

Nederland definitief vorm kreeg in deze periode, vormen de jaren zeventig<br />

niettemin een gat in ons nationaal geheugen – en dat geldt in het bijzonder<br />

voor architectuur en stedenbouw.”<br />

Martien de Vletter 8<br />

Het is 1968. Terwijl in Vietnam de Koude Oorlog wordt uitgevochten, in Parijs studenten<br />

massaal en gewelddadig in opstand komen tegen de overheid en de The Beatles zingen over<br />

Revolution, wordt in Nederland de laatste hand gelegd de Wederopbouw. De Woningnood, in<br />

1948 uitgeroepen tot Volksvijand nummer één, was bijna ten einde. 9 In twintig jaar tijd waren<br />

buiten de oude stadscentra complete nieuwe woonwijken de grond uit gestampt. Volgens de<br />

destijds algemeen geaccepteerde modernistische inzichten van ‘licht, lucht en ruimte’ zijn<br />

sinds de jaren vijftig tienduizenden nieuwe woningen verrezen. Jonge gezinnen die jarenlang<br />

op zolder bij ouders of hospita’s hadden ingewoond kregen eindelijk hun eigen flat. 10<br />

Rond diezelfde tijd begon zich een nieuw probleem af te tekenen. Terwijl de<br />

grootschalige woningproductie in de buitenwijken in volle gang was, waren de oude<br />

binnensteden verwaarloosd. Vele woningen in de binnenstad bleken in zeer slechte staat te<br />

verkeren; duizenden mensen woonden in krotten. De binnenstad was aan het verpauperen,<br />

want wie het geld had vertrok naar een mooie, ‘luxe’ flat of eengezinswoning aan de rand van<br />

de stad.<br />

Als reactie op deze leegloop en de verdere verkrotting en verpaupering van de<br />

vooroorlogse wijken bracht het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in<br />

1968 de nota De toekomst van het oude woningbestand uit, waarin minister Schut zijn zorgen<br />

uitsprak over de verslechtering van de vooroorlogse woningvoorraad. Volgens de nota telde<br />

het land op dat moment 1,9 miljoen vooroorlogse woningen, waarvan er 321.500 rijp waren<br />

voor de sloop en 250.000 slecht verbeterbaar. Aan deze schrijnende situatie moest wat<br />

worden gedaan. Er werden drie mogelijke strategieën voorgesteld: afbraak en vervanging,<br />

verbetering en tijdelijke verbetering. 11 Met deze nota werd er voor het eerst van rijkswege<br />

nagedacht over de vernieuwing van het bestaande woningbestand.<br />

Het jaar 1968 is daarom niet alleen een mijlpaal in de geschiedenis omdat met de<br />

Parijse jongerenprotesten in heel West-­‐Europa een democratiseringsgolf werd gestart, maar<br />

ook omdat in dat jaar het startschot werd gegeven voor de Nederlandse stadsvernieuwing. Het<br />

betekende een radicale wending in het denken over de stad, het volkshuisvestingsbeleid, de<br />

stedenbouw en de architectuur.<br />

Krotopruiming en cityvorming<br />

Grofweg beslaat de stadsvernieuwing de periode van 1970 tot 1985. In deze periode werden<br />

vrijwel alle Nederlandse binnensteden en negentiende-­‐eeuwse wijken vernieuwd door middel<br />

van kleinschalige woningbouwprojecten, gevoed door bewonersinspraak. De vernieuwing was<br />

voornamelijk gericht op de huidige bewoners: ‘bouwen voor de buurt’ werd dat genoemd. De<br />

bewoners van verpauperde wijken werden van degelijke, betaalbare woningen voorzien. Om<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

9


de woningen betaalbaar te houden werden allerlei subsidies en regelingen het leven in<br />

geroepen. Ook werd woningrenovatie voor het eerst een serieuze optie. Uiteindelijk leidde<br />

deze vernieuwingsmethode tot een zeer herkenbare periode in de architectuur-­‐ en<br />

stedenbouwgeschiedenis, zoals zal blijken.<br />

Dit was echter niet het vernieuwingsbeleid dat minister Schut in 1968 voor ogen had<br />

toen hij de nota De toekomst van het oude woningbestand presenteerde. Aanvankelijk was<br />

stadsvernieuwing een ander woord voor stadssanering en krotopruiming: de oude vervallen<br />

woningvoorraad moest vervangen worden door nieuwbouw naar de modernistische<br />

maatstaven. De oude stad was ‘ziek’ en moest worden gesaneerd: ‘weer gezond worden<br />

gemaakt’. Het idee was om de oude woonwijken compleet af te breken en te bebouwen met<br />

hoogbouw in het groen, zoals de nieuwe uitbreidingswijken aan de rand van de stad.<br />

Stadsvernieuwing was dus§ in eerste instantie bedoeld als een soort grootschalige<br />

krotopruiming. De sanering van de stad was sinds de invoering van de Woningwet in 1901<br />

onderdeel van de landelijke wetgeving. Woningen moesten aan bepaalde eisen voldoen en<br />

konden als dit niet het geval was onbewoonbaar worden verklaard. Tot de stadsvernieuwing<br />

waren de krotopruimingen relatief kleinschalige ondernemingen geweest. Er werden wel<br />

grotere plannen gemaakt, maar doordat na de oorlog alle aandacht ging naar het bouwen van<br />

nieuwe woningen aan de stadsrand kwam daar niet veel van terecht. 12 In Den Haag<br />

bijvoorbeeld werd al in 1953 een saneringsnota gepresenteerd, maar de stadssanering kwam<br />

tussen 1960 en 1970 slechts op weinig plaatsen verder dan afbraak, waardoor sanering<br />

synoniem werd met kaalslag. Er kwamen veel terreinen leeg te staan, die vervolgens braak<br />

kwamen te liggen of werden gebruikt als parkeerplaats. Van de grootschalige nieuwbouw<br />

kwam weinig terecht. 13<br />

In Rotterdam werd in 1966 de Saneringsnota gepresenteerd. Hier waren de<br />

omstandigheden rond de bestaande woningvoorraad schrijnender dan elders, aangezien de<br />

stad in de oorlog te maken had gehad met bombardementen, waardoor een groot deel van de<br />

oude bebouwing was beschadigd of zelfs verwoest. Volgens de toen geldende verwachtingen<br />

zou het woningtekort rond 1970 zijn opgelost en zou de gemeente binnen korte tijd kunnen<br />

starten met de vernieuwing van de oude wijken. Deze wijken zouden onder de vlag van<br />

wijksanering volledig worden gesloopt en opnieuw opgebouwd, volgens de principes licht,<br />

lucht en ruimte, met veel groen en voldoende parkeervoorzieningen. 14 De gemeente was zich<br />

er terdege van bewust wat dit voor de zittende bewoners zou betekenen: “Het moet nl.<br />

uitgesloten worden geacht dat men, onder de geldende financiële regelingen, de huidige<br />

bewoners rechtstreeks naar de nieuw te bouwen woningen zou kunnen laten verhuizen, hoe<br />

wenselijk dit ook in vele opzichten zou zijn.” Het was dus evident dat de huidige bewoners<br />

naar elders zouden moeten verhuizen, in het belang van de stad. 15 Dat bewoners het liefst in<br />

hun eigen buurt zouden willen blijven kwam toen blijkbaar niet bij de bestuurders op, of was<br />

tenminste van ondergeschikt belang.<br />

Overigens hing de saneringswoede niet alleen samen met de noodzaak tot<br />

krotopruiming, maar ook met de gemeentelijke wensen tot cityvorming. In de jaren vijftig en<br />

zestig stond het stedenbeleid in het teken van de vooruitgang en geloof in de toekomst; het<br />

ging economisch steeds beter met Nederland en daar moesten de steden op worden<br />

aangepast. Het stadscentrum moest huisvesting gaan bieden aan banken, kantoren,<br />

uitgaansleven en educatie, terwijl het wonen naar de periferie moest worden verplaatst. Deze<br />

perifere woongebieden zouden met de city worden verbonden door brede verkeerswegen;<br />

alles voor de mobiliteit van de burger. Grachten zouden gedempt worden en huizenblokken<br />

doorbroken ten behoeve van verkeersaders en ringwegen. 16<br />

Het probleem met de oude binnensteden was, dat in de huidige centrumstad<br />

ruimtegebrek was voor de grootschalige stedelijke functies die het gemeentebestuur voor<br />

ogen had. Sloop en grootschalige nieuwbouw met vernieuwde infrastructuren leek de enige<br />

oplossing. 17 De sanering van de verkrotte panden werd zelfs vaak gebruikt als een manier om<br />

cityvorming te rechtvaardigen en te versnellen. Vooral in binnensteden zijn veel panden<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

10


gesloopt die er niet eens zo heel slecht aan toe waren, om plaats te maken voor<br />

verkeerdoorbraken en kantoren. 18 De negentiende-­‐eeuwse wijken waren het toonbeeld van<br />

slechte woonvormen, althans, volgens de modernisten. Het feit dat ze onder kapitalistische<br />

omstandigheden waren gebouwd – namelijk door eigenbouwers die de woningen particulier<br />

verhuurden – gaf de woningen nog minder bestaansrecht, zeker in een tijd waarin het<br />

socialisme steeds meer aanhang kreeg. 19 Sloop en nieuwbouw leek daarom de enige juiste<br />

optie.<br />

Ook in Amsterdam leken de doelstellingen in Nota Stadsvernieuwing uit 1969 in geen<br />

geval op wat we nu als stadsvernieuwing beschouwen. Stadsvernieuwing werd ook hier<br />

primair gezien als een overheidstaak, met grootschalige planning van bovenaf.<br />

‘Bewonersparticipatie’ en ‘inspraak’ maakten nog geen deel uit van het stadsvernieuwings-­‐<br />

vocabulaire. Termen die wel veelvuldig voorkwamen in de nota waren ‘reconstructie’ en<br />

‘rehabilitatie’. Reconstructie betekende officieel “verbetering van de stedebouwkundige<br />

structuur van de bebouwde kom of gedeelten ervan; in het algemeen gericht op een adequate<br />

functie van de centra voor de zich uitbreidende nederzettingen” 20 , maar eigenlijk was het<br />

weinig meer dan een mooi woord voor sloop en grootschalige nieuwbouw, al dan niet volgens<br />

de tuinstadgedachte, in combinatie met de aanleg van brede autowegen. Rehabilitatie<br />

verwees naar nieuwbouw en verbetering op basis van de bestaande structuur, maar wel met<br />

de noodzakelijke verkeersdoorbraken en verbreding van de hoofdstraten. Het kwam erop neer<br />

dat nagenoeg de gehele negentiende-­‐eeuwse gordel in aanmerking kwam voor reconstructie<br />

en de hele Amsterdamse binnenstad voor rehabilitatie. 21 Drie jaar later, in 1971, nuanceerde<br />

de gemeente weliswaar haar plannen in de Tweede Nota Stadsvernieuwing, waarin de<br />

reconstructieplannen worden teruggebracht naar slechts drie buurten: de Dapperbuurt, de<br />

Kinkerbuurt en de Oostelijke Eilanden. 22 Maar ook dan is er nog nauwelijks sprake van sociaal<br />

beleid. Bewoners in de te vernieuwen buurten moesten simpelweg naar elders verhuizen.<br />

Leegloop en verpaupering<br />

De ideeën over cityvorming waren ontstaan in de jaren vijftig, maar werden urgenter met de<br />

komst van de Tweede Nota voor de Ruimtelijke Ordening in Nederland uit 1966. Onder het<br />

motto ‘Grenzen aan de groei’ werd het begrip ‘gebundelde deconcentratie’ geïntroduceerd.<br />

De Nederlandse bevolking was explosief aan het groeien en als de bouwproductie aan<br />

stadsranden zich zou voortzetten zou er geen open ruimte in het landschap overblijven.<br />

Steden mochten vanaf nu niet meer ongecontroleerd groeien. Met name in de grote steden<br />

werd de groei beperkt, zij zouden een centrumfunctie gaan innemen voor omliggende steden.<br />

De nieuwbouw van woningen zou zich concentreren in enkele aangewezen steden in de<br />

periferie van de grote centrumsteden, de zogenaamde ‘groeikernen’. Het huisvestingsbeleid in<br />

de grote steden werd zo getransformeerd in ‘overloopbeleid’ en oude stadskernen moesten<br />

worden getransformeerd in moderne stadscentra. In Amsterdam betekende dit dat bewoners<br />

uit de binnenstad zouden verhuizen naar steden als Almere, Purmerend en Zaandam. In Den<br />

Haag was Zoetermeer de grootste groeikern en de krotbewoners uit Rotterdam konden onder<br />

andere verhuizen naar Schiedam, Vlaardingen en Zwijndrecht.<br />

De Tweede Nota uit 1966, in combinatie met de nota De toekomst van het oude<br />

woningbestand uit 1968, zetten gemeentebesturen aan tot het maken van grootschalige<br />

vernieuwingsplannen in het bestaande stedelijk gebied. Voor die tijd was er wel de wens de<br />

oude gebieden te saneren, maar ontbrak het aan concrete plannen. Nu de rijksoverheid het<br />

startschot had gegeven, werden er plannen gemaakt om de inmiddels aanzienlijk verpauperde<br />

oude stadsdelen te saneren.<br />

Ondertussen zorgden de grootschalige nieuwbouwprojecten in buitenwijken en het<br />

overloopbeleid uit de Tweede Nota ervoor dat dezelfde oude stadsdelen in rap tempo leeg<br />

liepen. Tussen 1965 en 1984 boekten de vier grote steden tezamen een netto<br />

bevolkingsverlies van 536.200 inwoners, waarvan twee derde in de eerste tien jaar. 23 Met<br />

name gezinnen met jonge kinderen en meer welgestelde bewoners vertrokken naar een ruime<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

11


flat of eengezinswoning aan de rand van of buiten de stad. Wie het kon betalen vertrok, alleen<br />

de sociaal zwakkere bewoners en de ouderen bleven.<br />

De vertrekkende bewoners maakten plaats voor twee nieuwe bewonersgroepen:<br />

jongeren en – in de grote steden – ‘nieuwkomers’. De jongeren werden aangetrokken tot de<br />

goedkope woningen en het ‘gezellige klimaat’ in de 19de-­‐eeuwse buurten, waar wonen en<br />

bedrijfjes elkaar afwisselden en gezelligheid heerste rond de kroegjes en markten. De tweede<br />

groep, de nieuwkomers, bestond voornamelijk uit niet-­‐westerse allochtonen, die in betere<br />

tijden als gastarbeider naar Nederland waren gekomen. Met het vertrek van de grote<br />

industrieën uit de stad waren velen van hen werkloos geworden, en dat terwijl zij net hun hele<br />

gezin naar Nederland hadden gehaald. Toen in 1975 Suriname onafhankelijk werd, verhuisden<br />

tevens veel ‘rijksgenoten’ naar Nederland, waarvan een groot deel zich in de goedkope<br />

woningen in oude stadswijken vestigde. Afgezien van het feit dat steeds meer jongeren en<br />

buitenlanders zich vestigden in de oude wijken, had zich reeds een andere transformatie van<br />

de bevolkingssamenstelling ingezet. De kinderen van de oorspronkelijke bewoners waren het<br />

huis uit en de vergrijzing nam toe. Daardoor hadden de wijken te kampen met het verschijnsel<br />

‘gezinsverdunning’, een toename van het aantal alleenstaanden en vergrijzing.<br />

Al deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat de oude buurten in sociaal opzicht<br />

kelderden. Jonge en koopkrachtige gezinnen vertrokken, waardoor het bevolkingsaantal<br />

terugliep en de bevolking verarmde. Veel voorzieningen in de buurt waren hierdoor niet meer<br />

rendabel en de meeste buurtwinkels moesten hun deuren sluiten. 24 Daarnaast vertraagde de<br />

onduidelijkheid over eventuele sanering de plannen voor verbetering van de woonsituatie<br />

voor de huidige bewoners in de oude wijken. Immers, als er tot sloop en nieuwbouw zou<br />

worden besloten, zou dit gepaard gaan met de bouw van duurdere woningen of kantoren om<br />

de exploitatiekosten eruit te krijgen. De bewoners leefden in onzekerheid over hun<br />

toekomstige woonsituatie. 25 Onderhoud van bewoonde woningen leek bovendien zinloos,<br />

alles zou toch gesloopt worden. Zo saneerden de negentiende-­‐eeuwse wijken min of meer<br />

zichzelf. 26 Al met al verlamden de cityplannen en saneringsplannen het onderhoud aan en de<br />

verbetering van 19 de -­‐eeuwse wijken, waardoor deze verder verpauperden.<br />

Daarbij kwam dat veel gemeentes reeds vanaf de jaren vijftig waren begonnen met het<br />

geleidelijk opkopen van oude panden, waarvan een groot deel tegen het einde van de jaren<br />

zestig gesloopt was, en de rest was dichtgetimmerd. Binnensteden en oude wijken zaten vol<br />

met gaten, ze waren als een rottend gebit met een aantal missende tanden. Dit droeg ook niet<br />

erg bij aan de leefbaarheid en het imago van de buurt. [blad 01]<br />

In protest<br />

Terwijl in de jaren vijftig nog de positieve sfeer van geloof in de toekomst heerste, werd de<br />

sfeer tegen het einde van de jaren zestig grimmiger. Met name de jongeren gingen zich<br />

verzetten tegen de heersende orde. Bijvoorbeeld de Provobeweging. Net als de Parijse<br />

studenten in 1968 protesteerden de Provo’s tegen het moraliserende beleid van de overheid<br />

en het kleinburgerlijke leven. Zij eisten meer democratie en inspraak. Bovendien kwamen zij in<br />

opstand tegen de leegstand van vele oude panden, terwijl de woningnood nog niet volledig<br />

was opgelost. Zij vonden, samen met de Krakersbeweging die ook rond die tijd het licht zag,<br />

dat de oude woningen nog goed genoeg waren voor tijdelijke bewoning door bijvoorbeeld<br />

studenten. Zo waren er acties om onbewoonbaar verklaarde woningen ‘verklaarbaar<br />

bewoond’ te maken. Het is tevens onder invloed van de Provo’s geweest dat er in 1966 een<br />

opstand ontstond tegen de cityvorming, waarbij werd gepleit voor ‘sociale sanering’. 27 Het<br />

eerste succes werd geboekt in de Jordaan, waar in 1970 de plannen voor de bouw van<br />

kantoren rond een nieuw metrostation werden verworpen. 28<br />

Terwijl de Provo’s doorgaans voornamelijk protesteerden door middel van ludieke<br />

acties (zoals het witte-­‐fietsenplan en het witte-­‐deurenplan) waren er ook serieuzere<br />

protestorganen, zoals de Studentenvakbeweging, opgericht in 1963. Deze organisatie was erop<br />

gebrand de traditionele muur tussen student en maatschappij te doorbreken en zij hield<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

12


egelmatig demonstraties over maatschappelijke kwesties. 29 Onder studenten bouwkunde en<br />

stedenbouw was veel draagvlak voor de Studentenvakbeweging en ook de TH in Delft 30<br />

ontkwam niet aan de studentenrebellie. In 1970 publiceerde een groep linkse studenten een<br />

document getiteld: De Elite. Een analiese van de afdeling Bouwkunde van de techniese<br />

hogeschool te Delft. Hierin werd ‘de elitaire’ Forum-­‐groep (Van Eyck, Herzberger, Bakema), die<br />

het onderwijs in Delft domineerde, verweten dat zij zich te veel richtte op ontwerpkwesties in<br />

plaats van sociale vraagstukken. Met hun gedrag als ‘kunstenaar-­‐architect’ en de daarbij<br />

behorende ‘irrationele opvattingen’ waren zij niet in staat om maatschappelijke veranderingen<br />

tot stand te brengen, iets wat volgens de jonge garde wel tot de taak van de architect<br />

behoorde. 31<br />

Tot grote ergernis van stedenbouwkundige S.J. van Embden (behorende tot de<br />

modernistische ‘elite’) was deze ‘generatie-­‐68’ echter meer geïnteresseerd in de hervorming<br />

van de Hogeschool dan in hun eigen studie: “Voor die studie schreven zij hoogstens scripties,<br />

en de meeste van hen werden eer geïrriteerd dan geïntrigeerd door specifieke vorm-­‐<br />

problemen. Die konden door hen hoogstens worden gezien als uitvloeisels van sociale of<br />

politieke gegevenheden.” 32 Na hun afstuderen zouden deze studenten veelal betrokkenheid<br />

tonen in de bewonersparticipatie tijdens de stadsvernieuwing. 33<br />

Er begon dus wat te broeien in Nederland. Jongeren namen veelal het voortouw en zetten de<br />

buurtbewoners van stadsvernieuwingsbuurten aan tot protest tegen de grootschalige<br />

vernieuwingsplannen. Zij behoorden inmiddels zelf ook tot bewoners van de oude wijken, al<br />

dan niet als kraker. Zij hadden de plaats ingenomen van de inmiddels verhuisde gezinnen,<br />

maar deze jonge intellectuelen waren een stuk mondiger dan de oorspronkelijke bewoners. Zo<br />

werd in 1969 in de Dapperbuurt, onder invloed van (socialistische) jongeren, de<br />

bewonersvereniging ‘De Sterke Arm’ opgericht. Deze club voerde actie tegen grootschalige<br />

sloop en pleitte voor stadsvernieuwing in het belang van de buurtbewoners. 34 In datzelfde jaar<br />

werd Plan Duyff gepresenteerd, dat voorstelde de hele wijk te slopen ten behoeve van<br />

hoogbouw in het groen. Er zouden 5600 woningen gesloopt worden, waarvoor slechts 2300<br />

terug zouden worden gebouwd, dit met het oog op het overloopbeleid. 35 De bewoners zagen<br />

niks in de plannen. Ze wilden helemaal geen dure nieuwbouwwoningen en al helemaal niet<br />

verhuizen naar de verre buitenwijken of zelfs naar een andere stad. Ze wilden dat hun huidige<br />

woningen verbeterd werden, dat lekkages werden verholpen en dat het sanitair werd<br />

verbeterd. 36 In 1973 werd het Plan Duyff onder druk van de De Sterke Arm van tafel geveegd.<br />

Alleen het woningcomplex de Roomtuintjes is uitgevoerd dat qua vormgeving exemplarisch is<br />

voor het soort woningbouw dat de gemeente in alle oude wijken voor ogen had: hoogbouw in<br />

het groen, met balkons op de zon en genoeg licht, lucht en ruimte voor alle bewoners. [blad 02]<br />

De Sterke Arm wist echter wel te bewerkstelligen dat een groot deel van de nieuwe woningen<br />

beschikbaar kwam voor de Dapperbuurters die hun huis vanwege de stadsvernieuwing<br />

moesten verlaten, wat betekende dat de huren kunstmatig laag werden gehouden. Vanaf dat<br />

moment ging de stadsvernieuwing in Amsterdam ‘straat-­‐na straat, blok-­‐voor-­‐blok’, zodat<br />

bewoners de kans kregen binnen hun eigen buurt te verhuizen. 37<br />

Een vergelijkbaar tafereel vond plaats in andere steden en wijken, bijvoorbeeld in de<br />

Haagse Schilderswijk. De wijk was de gemeente een doorn in het oog. Niet alleen was het in<br />

ruimtelijk opzicht een drama -­‐ met een hoge woningdichtheid, bedrijfjes her en der,<br />

hofjeswoningen op binnenterreinen, nauwelijks groen en geen enkele fatsoenlijke weg -­‐ ook<br />

de bevolkingssamenstelling met ‘a-­‐sociale en linkse elementen’ was geenszins wat de<br />

gemeente voor ogen had. De Schilderswijk moest een hoogwaardige woonwijk worden voor<br />

welgestelde kantoorwerknemers in de city. Kaalslag en nieuwbouw was de remedie en in 1968<br />

werd daarom het ontwerp-­‐bestemmingsplan Van grijs naar groen gepresenteerd. De<br />

woonwijk zou bestaan uit hoge maar luxe galerijflats in een zee van groen. De flats zouden<br />

worden verbonden door een loopbruggenstelsel zes meter boven het maaiveld. 38 [blad 03]<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

13


Ook hier kwamen bewoners in opstand; zij zouden door de hoge huren uit hun wijk<br />

worden verdreven, wat overigens ook de bedoeling was. Daarom richtten zij de Bewoners<br />

Organisatie Schilderswijk (B.O.S.) op. Samen met de Aktiegroep Betaalbare Huren werd er een<br />

nieuw plan gemaakt. 39 Er werden diverse acties gehouden, met als hoogtepunt de ‘Zwarte<br />

Vlaggendag’ (1970). Dit was de dag waarop het nieuwbouwplan door de nieuwe wethouder,<br />

W. Nuy (PvdA), terzijde werd geschoven. Het sloopbeleid werd stopgezet en de bewoners<br />

werden betrokken bij het maken van nieuwe plannen. 40<br />

Rond diezelfde tijd vindt er een omslag plaats in het stedenbouwkundig beleid, die in<br />

vrijwel heel Nederland wordt overgenomen: “Abrupt werd een streep gezet door de tot dan<br />

toe geldende stedenbouwkundige denkbeelden, waardoor andere inzichten een kans kregen.<br />

Alle strevingen die de wederopbouwperiode bepaald hadden werden onder vuur genomen: de<br />

cityvorming, de afbraak van oude wijken, de eenzijdige aandacht voor de auto en de ideologie<br />

van de welvaartstaat.” 41 Oude ontwerpers werden langzaam vervangen door nieuwe, jonge<br />

stedenbouwkundigen, zoals de linkse Delftse studenten waar Van Embden het over had.<br />

Inspraak en kleinschaligheid werden de nieuwe sleutelwoorden.<br />

Bouwen voor de Buurt<br />

Ondertussen was er heel wat veranderd in het politieke spectrum. Niet alleen onder de jonge<br />

generatie kreeg het progressief-­‐socialistisch gedachtegoed steeds meer aanhang, maar ook in<br />

de politiek. Tussen 1966 en 1971 was namelijk de vernieuwingsbeweging Nieuw Links actief<br />

binnen de PvdA. Deze groep jonge PvdA’ers streefde naar progressievere standpunten en<br />

meer samenwerking met andere progressieve partijen. In 1967 begon de beweging voet aan<br />

de grond te krijgen binnen de partij en traden enkele Nieuw-­‐Linksers toe tot het dagelijks<br />

bestuur van de PvdA. Vanaf die tijd begint de partij aan een inhaalslag. In 1970 komt de PvdA<br />

aan de macht in de gemeenteraad van Den Haag en in 1972 wordt er voor het eerst sinds jaren<br />

een progressief en socialistisch kabinet verkozen: het kabinet Den Uyl. 42<br />

In 1974 krijgt de PvdA ook in de Rotterdamse gemeenteraad de absolute meerderheid,<br />

en ook hier vindt rond die tijd een omslag in het denken over stedenbouw en<br />

stadsvernieuwing plaats. Hier wordt deze omslag echter sneller dan elders omgezet in beleid.<br />

Vrijwel zodra Jan van der Ploeg in 1974 zijn positie als eerste wethouder Stadsvernieuwing<br />

betrad maakte hij bekend dat hij namens de gemeente alle particuliere woningen in de oude<br />

Rotterdamse wijken ging opkopen. In één klap was de gemeente eigenaar van 17.000<br />

woningen, en dat aantal zou nog groeien tot 50.000. 43 Deze actie wordt door velen beschouwd<br />

als de start van de ‘klassieke stadsvernieuwing’.<br />

Wethouder Van der Ploeg verklaarde de stadsvernieuwing tot de hoogste prioriteit en<br />

initieerde vervolgens een radicale omslag in het stedenbouwbeleid: “Bij stadsvernieuwing<br />

verwerpt men de gedachte aan een niet-­‐bewoond stadscentrum, heeft men argwaan tegen<br />

brede verkeerswegen, wenst men zoveel mogelijk van de oude wijken (en dus ook de hoge<br />

bebouwingsdichtheid) te bewaren en is men van mening dat (veel) woningen waarvan de<br />

constructie nog goed is gerenoveerd moeten worden.” 44 De belangen van de bewoners gingen<br />

zwaarder wegen dan andere belangen, ‘Bouwen voor de Buurt’ werd het motto en de<br />

cityvorming was definitief van de baan. Sociale doelstellingen stonden vanaf nu hoog op de<br />

prioriteitenlijst en de buurtbelangen werden leidend voor het beleid: “Na 25 jaar<br />

welvaartsoffensief werd het tijd voor een welzijnsoffensief waarvan de stadsvernieuwing als<br />

integraal proces van woning-­‐ en wijkverbetering de spil vormde. […] De oude benadering,<br />

waarbij de toekomst van de buurt werd afgeleid uit de toekomstplannen voor de stad, werd<br />

omgekeerd: de toekomst van de wijk ging de toekomst van de stad bepalen.” 45 Dus de nadruk<br />

van het nieuwe beleid lag niet meer op de ontwikkeling van de stad als geheel, maar op de<br />

verbetering en ontwikkeling van de afzonderlijke wijken.<br />

Bijzonder aan het beleid in Rotterdam is dat de gemeente de woonlasten wilde<br />

beperken tot een acceptabel percentage van het inkomen. De gemeente ontwikkelde daarvoor<br />

zelfs een inkomen-­‐woonlastenstelsel, waarbij mensen met te hoge woonlasten subsidie<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

14


ontvingen en waarbij mensen die in verhouding tot hun inkomen een lage huur betaalden zelfs<br />

extra belast werden. Daarnaast was het Rotterdamse beleid bijzonder, omdat er gestreefd<br />

werd naar 100% woningwetwoningen. Bovendien kregen bewoners directe betrokkenheid bij<br />

de planvorming. Voor elk stadsvernieuwingsgebied werd een projectgroep opgericht,<br />

bestaande uit bewonersorganisaties en ambtenaren. 46 De inspraakpolitiek, die zo kenmerkend<br />

is voor de stadsvernieuwing, was geboren.<br />

Verandering van beleid<br />

Het Rotterdamse model werd een voorbeeld voor de stadsvernieuwingspolitiek in andere<br />

steden 47 en het inspraakmodel werd overal – hier en daar in iets gewijzigde vorm –<br />

overgenomen. De nieuwe vorm van stadsvernieuwing werd onder het kabinet Den Uyl zelfs<br />

overheidsbeleid. De centrale doelstelling van het regeerakkoord 48 , “vermindering van<br />

ongelijkheid op het gebied van inkomen, kennis en macht”, werd letterlijk overgenomen in de<br />

Derde Nota Ruimtelijke Ordening uit 1974, waarin het nieuwe stadsvernieuwingsbeleid werd<br />

vastgelegd. 49<br />

Het nieuwe beleid vormt op vrijwel alle vlakken een breuk of zelfs een tegenstelling<br />

met het sanerings-­‐ en cityvormingbeleid van de voorgaande jaren. Ten eerste wil men de<br />

woonfunctie versterken door de leegloop tegen te gaan en het woon-­‐werkverkeer af te<br />

remmen. De woonfunctie wordt nu belangrijker dan de economische functie; reconstructie<br />

wordt afgewezen omdat dit leidt tot woningverlies, ook al brengt nieuwbouw financieel meer<br />

op. Rehabilitatie wordt nu het standaardbeleid in plaats van reconstructie; woningverbetering<br />

krijgt de prioriteit boven sloop en nieuwbouw, behalve bij de meest slechte woningen.<br />

Ten tweede krijgt het stadsvernieuwingbeleid een sociaal-­‐emancipatorische functie.<br />

Dit houdt onder andere in dat de stadsvernieuwing zich gaat zich richten op de financieel<br />

minder draagkrachtigen. "Het stedelijk inrichtingsbeleid als geheel staat dus in het teken van<br />

het, voor het 'klassieke' stadsvernieuwingconcept kenmerkende, socialistisch<br />

gelijkheidsideaal." 50 Het doel is om betaalbare woningen te bouwen, met voorrangsbeleid voor<br />

de aanwezige wijkbevolking. Hiermee wordt het streven naar een ‘evenwichtige<br />

bevolkingssamenstelling’, dat ten grondslag lag aan het vroegere beleid, terzijde geschoven.<br />

Bovendien krijgen de bewoners inspraak in de lokale besluitvorming.<br />

Ten derde moet de bestaande stedenbouwkundige structuur worden behouden. Dit<br />

aspect is volledig tegengesteld aan het oude beleid, waarin met name de negentiende-­‐eeuwse<br />

structuren als verwerpelijk werden beschouwd en dus absoluut niet het behouden waard. "In<br />

plaats van radicale aanpassing van het bestaand stedelijk gebied aan de 'moderne' eisen op<br />

het gebied van wonen en productie, verschuift de ontwerpopgave naar een dusdanige<br />

geleidelijke aanpassing en inpassing van nieuwe elementen aan en in de 'fijnmazige structuur'<br />

van de bestaande stad, dat haar stedebouwkundige structuur zoveel mogelijk behouden en<br />

versterkt wordt." 51 Vanaf nu worden menging van functies 52 , hoge dichtheden en<br />

kleinschaligheid weer gewaardeerd, stuk voor stuk waarden die tegengesteld zijn aan het<br />

modernistisch gedachtegoed van functiescheiding, open ruimte en schaalvergroting.<br />

Functiemening en grote dichtheden worden gezien als voorwaarden voor een 'levendige stad',<br />

inzichten die worden ontleend aan de 'architectonisch-­‐gedragswetenschappelijke stroming'<br />

die rond die tijd opkomt. 53<br />

Stadsvernieuwingsplannen<br />

Niet alleen het beleid en de totstandkoming van de plannen veranderden, ook de plannen zelf<br />

kregen een ander karakter. Sinds de invoering van de Wet op Ruimtelijke Ordening in 1965<br />

werden gemeentes verplicht gesteld om een structuurplan en bestemmingsplannen op te<br />

stellen. Het bestemmingsplan was een soort vlekkenplan waarin functies als wonen, winkels,<br />

bedrijvigheid, enzovoorts werden vastgelegd. Zaken als groen-­‐ en verkeersstructuur werden<br />

vastgelegd in het structuurplan. Bestemmingsplannen, structuurplannen, doelstellingennota’s:<br />

stuk voor stuk bevatten deze documenten vrijwel uitsluitend tekst, hier en daar ‘opgeleukt’<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

15


met een cartoon. Een structuurplan of bestemmingsplan is niet hetzelfde als een<br />

stedenbouwkundig plan, immers, niet de vormgeving werd erin vastgelegd, maar hoe de<br />

ruimte functioneel moest worden geordend. Het stedenbouwkundig plan was een invulling<br />

van het bestemmingsplan, dus een volgende stap in het planningsproces.<br />

Voorbeelden van stedenbouwkundige plannen waren de eerder genoemde Plan Duyff<br />

voor de Dapperbuurt en Van Grijs naar Groen voor de Schildersbuurt. Zij werden visueel<br />

toegelicht met utopische architectonische perspectieven. De stadsvernieuwingsplannen<br />

daarentegen bestonden nagenoeg uitsluitend uit tekst. Eén van de pioniers op het gebied van<br />

verbale plannen was Pietro Hammel, die in 1974 een plan voor het stadsvernieuwingsgebied<br />

het Oude Westen in Rotterdam maakte. Het plan was in tegenstelling tot de tuinstadplannen<br />

geen nieuwbouwplan, maar een visie op wat er al was en hoe dat kon worden verbeterd. Zijn<br />

plan was beeldloos, en bestond slechts uit agendapunten en voornemens. 54 Dit ‘Rotterdamse<br />

werkmodel’ werd vervolgens in heel Nederland toegepast.<br />

Een stadsvernieuwingsplan kan worden beschouwd als een variatie op het<br />

structuurplan, met extra mogelijkheden voor stadsvernieuwingsgebieden. Er wordt<br />

bijvoorbeeld in aangegeven welke bebouwing wordt vernieuwd, hoe dit zal gebeuren en wat<br />

de bouwtechnische staat is van de huidige bebouwing. Het is primair een beleidsdocument,<br />

met uitgangspunten en doelstellingen. Toch werd dit type plannen wel degelijk beschouwd als<br />

stedenbouwkundig plan, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het Stadsvernieuwingsplan Hillesluis<br />

(Rotterdam, 1982) 55 . Het plan bestaat uit twee delen: Inventarisatie en het Stedebouwkundig<br />

Plan. In het eerste deel worden de resultaten van het inventarisatieonderzoek gepresenteerd<br />

en in het tweede deel de stedenbouwkundige doelstellingen.<br />

Het inventarisatieonderzoek was een standaard onderdeel van een<br />

stadsvernieuwingsplan en diende als basis voor het formuleren van de uitgangspunten. Het<br />

werd meestal uitgevoerd door een speciaal aangewezen projectgroep binnen de gemeente, en<br />

soms door een extern, sociaal-­‐wetenschappelijk georiënteerd onderzoeksbureau. Het bestond<br />

uit inventarisaties van de huidige situatie, betreffende de functies (wonen, bedrijven, horeca,<br />

winkels, scholen, sociaal/culturele voorzieningen en groen), de bouwtechnische kwaliteit van<br />

de woningen, de eigendomssituaties en de verkeersstructuur, vaak aangevuld met notities<br />

over de bevolkingssamenstelling, woningtypes (aantal kamers en gemiddelde oppervlakte) en<br />

eventuele (sociale) problemen. Vervolgens werd aan de hand van het onderzoek aangegeven<br />

wat de problemen waren in de wijk en met welke doelstellingen deze zouden kunnen worden<br />

opgelost. Deze doelstellingen werden behandeld in het stedebouwkundig plan. Hier was geen<br />

ontwerper aan te pas gekomen, althans, niet om te ontwerpen. Hier en daar wordt het plan<br />

geïllustreerd door middel van een tekening van een voorgestelde verkeerssituatie, of een<br />

plattegrond waarop staat aangegeven op welke plaatsen meer groen komt (liefst met<br />

tekstballonnetjes), maar over het algemeen zijn deze doelstellingen in woorden uitgedrukt.<br />

Overigens werd er überhaupt weinig aandacht besteed aan vormgevingsaspecten in<br />

dergelijke plannen. De nadruk van zowel het onderzoek als het beleid bleef liggen op de<br />

functionele en sociale aspecten van de woonomgeving. Uit beleidsdocumenten uit die tijd is op<br />

te maken dat: “het ruimtelijk aspect van de stadsvernieuwing blijkbaar nauwelijks wordt<br />

onderkend en beleidsmatig noch onderzoeksmatig wordt bestreken.” 56 Hooguit werd<br />

voorgeschreven wat de maximum goothoogte moest zijn en dat platte daken niet wenselijk<br />

waren. Ruimteproblemen behoorden, in de ogen van beleidsmakers, tot de taak van de<br />

architect.<br />

Een nieuw ontwerpvraagstuk<br />

De stadsvernieuwingsarchitect stond echter voor een compleet nieuwe opgave. Bouwen in<br />

bestaand stedelijk gebied was voorheen nauwelijks aan de orde geweest. Tijdens de<br />

stadsvernieuwing is er dan ook veel geëxperimenteerd, met wisselende resultaten. Ook de<br />

nieuwe generatie architecten, die zich volgens Van Embden tijdens de bouwkundestudie meer<br />

had verdiept in sociale en politieke kwesties dan in vormgevingsproblematiek, stortte zich op<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

16


de nieuwe ontwerpopgave. Er werd gestreefd naar een vormentaal die alles was behalve<br />

modernisme; kleinschalig in plaats van hoogbouw, gevarieerd in plaats van uniform, compact<br />

in plaats van open. Immers, de stadsvernieuwing was een reactie op de cityvorming en de<br />

grootschalige modernistische uitbreidingswijken. Dit, in combinatie met de nieuwe opgave van<br />

bouwen in bestaande structuur, leidde tot nieuwe vormen en gebouwtypen: "Ook techniek en<br />

ontwerp van de nieuwbouw krijgen een nieuwe impuls vanwege de beperking van<br />

(vervangende) nieuwbouw tot kleinschalige, in de bestaande bebouwing in te passen,<br />

projecten in zogenaamde 'open gaten'. Dit leidt onder andere tot een herwaardering van de<br />

19 de -­‐eeuwse stedebouwkundig-­‐morfologische typen als het gesloten bouwblok en de straat,<br />

nieuwe architectonische oplossingen en verschijningsvormen en woningtypen." 57 Deze<br />

hernieuwde interesse kwam echter niet direct op gang, althans, niet in weloverwogen en<br />

diepdoordachte vorm. In eerste instantie werden oppervlakkige vormprincipes van de<br />

bestaande bebouwing gecombineerd met de geldende woonnormen en modernistische<br />

typologieën, wat in veel gevallen tot weinig inspirerende nieuwbouw heeft geleid. Hiermee<br />

lopen we echter vooruit op hoofdstuk drie. Allereerst zal worden besproken wat er tijdens de<br />

stadsvernieuwing precies is veranderd.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

17


BLOEMBAKKEN EN DAKDOZEN<br />

<strong>DE</strong> VERAN<strong>DE</strong>RING <strong>VAN</strong> HET STRAATBEELD TIJ<strong>DE</strong>NS <strong>DE</strong> STADS<strong>VERNIEUWING</strong><br />

“Onder druk van sociale wetenschappers, actiegroepen, ‘progressieve’ architecten en<br />

onder een stortvloed van publicaties in bladen als Plan en Wonen-­‐TA/BK, ontstond<br />

de typische architectuur die we allemaal kennen als ‘de stadsvernieuwing’. Maar<br />

architectuur is eigenlijk niet het goede woord. Architectuur veronderstelt immers<br />

ordening en compositie. Dit zijn alleen gestapelde woningen, portieketageflats<br />

bekleed met trespa, met doorzonramen op verzoek van hun toekomstige bewoners,<br />

de gevels overdadig behangen met balkonnetjes.”<br />

Cor Wagenaar 58<br />

Zoals in het voorgaande hoofdstuk is beschreven worden de jaren zeventig gekenmerkt door<br />

een radicale omslag in het stedenbouwbeleid. Niet alleen werden sinds die tijd de<br />

cityvormingsplannen en de grootschalige sloop-­‐nieuwbouwplannen afgezworen ten gunste<br />

van renovatie en het behoud van de bestaande stedenbouwkundige structuur, ook vond er<br />

een verandering plaats in de planvorming, waardoor bewoners nauwer bij het<br />

vernieuwingsproces werden betrokken. De vernieuwingsopgave binnen de oude stad werd op<br />

een geheel andere manier benaderd dan voorheen, namelijk vanuit sociaal-­‐maatschappelijk<br />

perspectief in plaats van ruimtelijk-­‐functioneel. Dit kwam onder andere tot uiting in de manier<br />

waarop stadsvernieuwingsplannen werden gemaakt; de ruimtelijke beelden werden<br />

vervangen door sociale en programmatische doelstellingen.<br />

Deze omslag in aanpak had niet alleen invloed op de bestuurlijke processen en<br />

planvormingsprocessen, waar doorgaans in de literatuur de nadruk op wordt gelegd, maar<br />

vooral ook op hoe de stad er uiteindelijk uit kwam te zien. Terwijl de vernieuwingsplannen uit<br />

de jaren daarvoor brede autowegen, hoogbouw in het groen en vooral veel open ruimte in de<br />

oude buurten projecteerden, moest nu alles binnen de bestaande, dichtbebouwde stedelijke<br />

structuur worden ingepast. Het was een geheel andere opgave dan wat de architecten en<br />

stedenbouwkundigen waren gewend, waardoor er – binnen vrij korte tijd – nieuwe<br />

oplossingen moesten worden bedacht. Oplossingen die nu als kenmerkend voor de<br />

stadsvernieuwing kunnen worden beschouwd.<br />

In dit hoofdstuk wordt de gedaanteverandering van de oude stadswijken beschreven, die door<br />

de stadsvernieuwing teweeg is gebracht. Gepoogd is om een overzicht te geven van de meest<br />

voorkomende veranderingen en fysieke aspecten die kenmerkend zijn voor de<br />

stadsvernieuwing. De Schilderswijk in Den Haag, de Indische Buurt in Amsterdam en de<br />

Afrikaanderwijk in Rotterdam zijn hiervoor grotendeels als voorbeeld genomen.<br />

De veranderingen manifesteren zich op verschillende vlakken. Natuurlijk speelt de<br />

bebouwing een belangrijke rol; zowel de nieuwbouw als – wellicht minder voor de hand<br />

liggend – de renovaties hebben bijgedragen aan een soms verregaande verandering van het<br />

straatbeeld. In het eerste deel van dit hoofdstuk zal de bebouwing centraal staan. Allereerst<br />

zal worden beschreven hoe de stedenbouwkundige structuur is veranderd en vervolgens zal<br />

worden ingegaan op de specifieke kenmerken van stadsvernieuwingsnieuwbouw en<br />

renovaties. Tijdens de stadsvernieuwing is ook veel veranderd in het openbaar gebied, zowel<br />

wat betreft het verkeer als de straatinrichting. Zelfs straten waar de oorspronkelijke<br />

bebouwing tegenwoordig nog redelijk intact is, zijn hierdoor soms nauwelijks herkenbaar ten<br />

opzichte van 1970. Hoe de openbare ruimte en de straatinrichting zijn veranderd wordt<br />

behandeld in het tweede deel van dit hoofdstuk. Behalve de invloed van het verkeer op de<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

18


stadsvernieuwingswijken zal ook de poging de wijken te voorzien van meer groen en<br />

speelruimte aan bod komen.<br />

2.1 BEBOUWING<br />

Met de intrede van de stadsvernieuwing gingen behoud en renovatie deel uitmaken van de<br />

nieuwe beleidspunten. Dit neemt niet weg dat er in die tijd ongelooflijk veel nieuw is gebouwd<br />

en dat de stedenbouwkundige structuur op veel plekken toch is gewijzigd. Toegegeven, de<br />

structuurverandering is meestal lang niet zo ingrijpend als wanneer de grootschalige<br />

tuinstadplannen zouden zijn uitgevoerd, maar ook de relatief kleine ingrepen die tijdens de<br />

stadsvernieuwing plaatsvonden, zoals het samenvoegen of doorbreken van bouwblokken,<br />

hebben veranderingen in het stratenpatroon en in de beleving van de openbare ruimte teweeg<br />

gebracht.<br />

Stedenbouwkundige structuur<br />

Tijdens de stadsvernieuwing zijn er twee belangrijke ingrepen in de stedelijke structuur te<br />

onderscheiden: het samenvoegen van bouwblokken en het doorbreken van bouwblokken.<br />

Beide ingrepen kwamen voort uit de toen nog sterk aanwezige afkeer van negentiende-­‐<br />

eeuwse woonwijken in het algemeen en het gesloten bouwblok in het bijzonder. Het gesloten<br />

bouwblok – dat in de negentiende-­‐eeuwse wijken de boventoon voerde – had namelijk sinds<br />

het modernisme afgedaan en het stond sindsdien symbool voor ongezonde woonsituaties. De<br />

binnenterreinen waren meestal opgedeeld in privétuintjes, die grotendeels waren dichtgeslibd<br />

met schuurtjes, aanbouwen en allerhande troep. De opzet van de negentiende-­‐eeuwse wijken<br />

maakte de situatie nog erger: ten eerste waren de straten erg lang en ten tweede waren veel<br />

bouwblokken heel smal, waardoor de binnenterreinen niet alleen rommelig waren, maar ook<br />

nog eens heel klein. Als reactie hierop werden bouwblokken doorbroken om de straatlengte te<br />

reduceren en werden blokken samengevoegd om het terrein binnen het blok te vergroten.<br />

Met name het samenvoegen van bouwblokken was een veel voorkomende toepassing<br />

tijdens de stadsvernieuwing. Doordat de ruimte binnen een bouwblok zo smal was, viel er<br />

nauwelijks licht op de achterzijde van de woningen: de lichttoetredingsnorm werd niet<br />

gehaald. Vooral als bij nieuwbouw de woningen dieper zouden worden, werd de ruimte<br />

binnen het bouwblok te smal voor de geldende lichttoetredingsnorm. Door blokken samen te<br />

voegen konden diepere woningen worden ontworpen, zonder dat het binnengebied te smal<br />

werd om voldoende licht in de woningen te doen komen.<br />

Bovendien maakte het samenvoegen van bouwblokken het mogelijk om het<br />

binnenterrein in te richten als een collectieve ruimte. Het collectieve binnenterrein kan<br />

worden beschouwd als een compromis op het gesloten bouwblok. Men wilde de rommelige<br />

situatie met privétuintjes voorkomen door het binnenterrein in te richten voor<br />

gemeenschappelijk gebruik. 59 Tijdens de stadsvernieuwing kreeg het collectieve binnenhof<br />

bovendien de betekenis van ‘oase in de stad’. De drukte van de stad werd als ongezond<br />

beschouwd en het hof was een plek om hieraan te ontsnappen. Het collectieve binnenterrein<br />

was dus geheel in lijn met de nieuwe hang naar kleinschaligheid en gezelligheid. 60<br />

Samengevoegde bouwblokken<br />

Enkele voorbeelden van samengevoegde bouwblokken zijn te vinden in de Indische Buurt in<br />

Amsterdam en de Afrikaanderwijk in Amsterdam. [blad 04] Op de kaartjes is te zien hoe de<br />

stedenbouwkundige structuur sinds 1970 is veranderd. In het zuidwestkwadrant van de<br />

Indische Buurt bijvoorbeeld, zijn vijf bouwblokken vervangen door twee grote nieuwe blokken<br />

met een gemeenschappelijk binnenterrein. [blad 05] Op de plattegrond uit 1970 is te zien dat<br />

de oude, smalle binnenterreinen zijn opgedeeld in privétuinen. Op de luchtfoto van de huidige<br />

situatie zijn de binnenterreinen ingericht voor collectief gebruik, met veel groen. Tevens is een<br />

deel van de oorspronkelijke bouwblokken gesloopt om plaats te maken voor twee<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

19


plantsoentjes. Groenvoorzieningen kregen tijdens de stadsvernieuwing duidelijk een hoge<br />

prioriteit. Bij vergelijking van de oude situatie met de nieuwe blijkt bovendien dat de<br />

nieuwbouw iets diepere woningen heeft dan de oorspronkelijke bebouwing. Als de blokken<br />

niet waren samengevoegd, waren de binnenterreinen te smal geworden. Overigens is in het<br />

ontwerp (middelste afbeelding) te zien dat ook de inrichting van de openbare ruimte is<br />

vastgelegd. Zo zijn bijvoorbeeld de geplande parkeerplaatsen (de donkerste kleur) en de<br />

bomen ingetekend. Het parkeerbeleid en de straatinrichting zal later in dit hoofdstuk meer<br />

uitgebreider worden behandeld.<br />

Het samenvoegen van bouwblokken betekende overigens niet dat er uitsluitend<br />

nieuwbouw werd gepleegd. Vaak werd nieuwbouw gecombineerd met renovatie. Dit<br />

gebeurde bijvoorbeeld in het noordoostelijke deel van de Indische Buurt. Hier zijn delen van de<br />

oorspronkelijke bouwblokken gecombineerd met nieuwbouw tot twee grote bouwblokken.<br />

[blad 06] Zoals op de plattegrond uit 1970 is te zien, bestond het linker grote bouwblok<br />

oorspronkelijk uit drie langwerpige bouwblokken. De smalle straten tussen de blokken waren<br />

vanaf de Zeeburgerdijk (noordzijde) bereikbaar via een poort. Het noordelijk deel van de<br />

bouwblokken is afgebroken en vervangen door een nieuwe gevelwand, deze keer zonder<br />

poorten, want de twee straten waar de poorten naar toe leidden zijn nu verdwenen. De<br />

zuidelijke delen van het linker en rechterblok werden vervolgens met elkaar verbonden door<br />

nieuwbouw, waardoor de huidige u-­‐vorm is ontstaan. Het binnenterrein is wederom collectief<br />

gemaakt, zoals op de luchtfoto zichtbaar is.<br />

Ook in Rotterdam werd dit principe, waarbij renovatie en nieuwbouw werden<br />

gecombineerd om één groot bouwblok te creëren, meerdere malen toegepast. In het<br />

Transvaalkwartier van de Afrikaanderwijk zijn twee blokken samengevoegd tot één groot blok,<br />

waarbij alleen nieuwgebouwd is op de plekken waar dat noodzakelijk was om de twee blokken<br />

tot één geheel te maken. [blad 07] De rest van de woningen is ingrijpend gerenoveerd, met<br />

grote gevolgen voor het straatbeeld. [blad 12] Overigens was het grootste van de twee<br />

oorspronkelijke blokken reeds voorzien van een collectief binnenterrein, hier stond namelijk<br />

een buurthuis. Dit kwam wel vaker voor binnen grote bouwblokken; dan stond er een school,<br />

speeltuin of een andere voorziening op de binnenplaats. Waar mogelijk zijn deze functies<br />

behouden en in veel gevallen zijn de omringende privétuinen getransformeerd tot collectief<br />

gebied.<br />

Verbrokkeling<br />

De veranderingen in de stedelijke structuur die door het samenvoegen van bouwblokken<br />

werden veroorzaakt waren niet radicaal. Soms werden de rooilijnen van de nieuwbouw iets<br />

terug gelegd zodat de straat breder werd. Doordat bij het samenvoegen enkele straten<br />

verdwenen, werd de stedenbouwkundige structuur iets minder fijnmazig. Overigens werden<br />

tijdens de stadsvernieuwing ook nieuwe straten aan het stedelijk netwerk toegevoegd. Met<br />

name in negentiende-­‐eeuwse wijken werden (delen van) blokken afgebroken om<br />

dwarsverbindingen te creëren. De structuur in deze wijken bestond oorspronkelijk uit lange,<br />

smalle straten, volgens de maatstaven van de stadsvernieuwing té lang en té smal. Om de<br />

lange gevelwanden te doorbreken werden er dwarsstraten gemaakt. Een van de eerste wijken<br />

waar dit gebeurde was het Oude Westen in Rotterdam en het idee werd in veel andere wijken<br />

overgenomen. [blad 08] De dwarsroutes die in het Oude Westen werden gecreëerd verbonden<br />

enkele (nieuwe) pleintjes met elkaar. Aan deze pleintjes lagen voorzieningen zoals scholen en<br />

winkels. De dwarsroute werd beëindigd met een wijkpark, een ander fenomeen dat tijdens de<br />

stadsvernieuwing in veel wijken is geïntroduceerd. Overigens zijn ook hier bouwblokken<br />

samengevoegd om te smalle binnenterreinen te voorkomen. 61 Op deze manier werden de<br />

bouwblokken in plaats van lang en smal, kort en breed.<br />

Ondanks dat er duidelijk een verandering heeft plaatsgevonden, is de<br />

stedenbouwkundige structuur in het Oude Westen nog redelijk intact. In ieder geval is de<br />

oorspronkelijke structuur nog in de plattegrond te herkennen. Veel radicaler is men te werk<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

20


gegaan in de Schilderswijk in Den Haag. Hier werden niet alleen dwarsverbindingen gecreëerd,<br />

maar werd de oorspronkelijke structuur volledig versnipperd. Het idee hierachter wordt<br />

geïllustreerd door een schema in de Struktuurschets Schilderswijk-­‐Huijgenspark (1974). [blad<br />

09] Het schema toont hoe het oorspronkelijke stratenpatroon kan worden doorbroken door<br />

delen van de bouwblokken af te breken. Zo ontstaat een ‘verbrokkeling’ van de oude<br />

structuur, maar wel enigszins binnen de oorspronkelijke structuur. In de Schilderswijk is deze<br />

verbrokkeling zelfs zo erg, dat de oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur nauwelijks is<br />

te herkennen, althans, in het centrum van de wijk.<br />

Dat de structuur in de Schilderswijk zo is veranderd heeft overigens voor een groot<br />

deel te maken met de aard van de nieuwbouw. Zoals eerder gezegd moest de nieuwbouw in<br />

de Schilderswijk plaatsvinden binnen bestaande blokken, tenzij het nieuwbouwcomplex zo<br />

groot was dat het een ‘afgerond’ woonmilieu vormde. 62 Dit had tot gevolg dat er diverse<br />

‘enclaves’ ontstonden in de Schilderswijk, die nauwelijks aansloten op de oorspronkelijke<br />

stedenbouwkundige structuur of op andere nieuwbouwprojecten. Victor Freijser vat de<br />

gevolgen van de stadsvernieuwing voor Den Haag goed samen: “Op de homogene structuur in<br />

de oude wijken werd nogal eens willekeurig en zonder enig idee waarnaar het geheel zou<br />

moeten leiden gevarieerd. Nieuwe woningblokken werden veelal weinig subtiel in het patroon<br />

van de bestaande bebouwing en straten toegevoegd.” 63 Met de onoverzichtelijke structuur<br />

van de Schilderswijk als gevolg. Overigens was de coherentie niet alleen ver te zoeken in de<br />

stedenbouwkundige structuur, maar ook in de architectuur was er nauwelijks eenheid te<br />

vinden.<br />

Nieuwbouw<br />

Dat behoud van de bestaande structuur en woningrenovatie de voorkeur hadden boven sloop<br />

en nieuwbouw betekende dus niet dat er niets werd gesloopt, integendeel. In de drie<br />

onderzochte wijken is juist heel veel nieuwbouw gepleegd. Op de kaartjes van de drie<br />

onderzochte wijken is te zien hoeveel er sinds de stadsvernieuwing nieuw is gebouwd (oranje).<br />

[blad 04 en 09] Tevens is zichtbaar dat, net als in de Schilderswijk, ook in de Indische Buurt en<br />

de Afrikaanderwijk veel sloop en nieuwbouw heeft plaatsgevonden, ondanks dat de<br />

stedenbouwkundige structuur, op enkele samengevoegde bouwblokken na, nog voor een<br />

groot deel intact is.<br />

De architectuur van de stadsvernieuwing is gevarieerd in vele opzichten, maar tevens<br />

zeer herkenbaar en typisch voor die periode. Er is een aantal kenmerken dat vrijwel overal<br />

voorkomt in de stadsvernieuwingsarchitectuur. In de tijd van de stadsvernieuwing was er een<br />

felle strijd gaande tegen de eentonigheid van de architectuur, en dan met name de moderne<br />

bouw. De modernistische uitbreidingswijken waren in de jaren zeventig het toonbeeld<br />

geworden van hoe het niet moest. Hoogbouw werd afgezworen, evenals de uniformiteit in het<br />

straatbeeld. Kleinschaligheid en variatie werden het nieuwe credo. De eentonigheid in de<br />

gevelwand werd bijvoorbeeld bestreden door middel van een typische jaren zeventig<br />

oplossing: verspringende rooilijnen. Daarnaast kenmerkt de nieuwbouw van de<br />

stadsvernieuwing zich door balkons in alle soorten en maten, erkers en nissen in allerlei<br />

mogelijke vormen, verdiept liggende en uitspringende geveldelen en een combinatie van<br />

verschillende dakvormen.<br />

Daarnaast werd er tijdens de stadsvernieuwing steeds meer gebruik gemaakt van<br />

kleur. Niet alleen kozijnen en deuren werden voorzien van vrolijke verflagen, ook<br />

balkonhekjes, balustrades en de trespa geveldelen 64 werden van allerhande kleuren voorzien.<br />

Zelfs de bakstenen kregen een kleur, want hoewel baksteenarchitectuur weer in de mode was<br />

(als reactie op de betonarchitectuur van het modernisme) werd de traditionele donkerbruine<br />

baksteen nauwelijks meer toegepast. Vaak werd een lichtbruine baksteenvariant gebruikt,<br />

maar gele baksteen en grijze baksteen (of betonsteen die op baksteen lijkt) werden ook<br />

veelvuldig toegepast. [blad 10]<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

21


Ontsluiting<br />

De typische kenmerken van de stadsvernieuwingsarchitectuur beperken zich echter niet tot de<br />

gevels. Ook in de woningtypologie onderscheidt de nieuwbouw zich van de oorspronkelijke<br />

woningen. Niet zelden heeft deze woningtypologie invloed op hoe de openbare ruimte wordt<br />

gebruikt en ingericht, en dus op het straatbeeld.<br />

Een belangrijk aspect in deze categorie is de manier van ontsluiting. De negentiende-­‐<br />

eeuwse panden bestonden meestal uit vier woningen boven elkaar. Er waren op de begane<br />

grond meestal twee voordeuren, één voor de benedenwoning, en één die de woningen op de<br />

verdiepingen ontsloot. Als de woningen werden gespiegeld, waren er steeds vier deuren naast<br />

elkaar. Tijdens de stadsvernieuwing werden er andere ontsluitingstypen in de oude wijken<br />

geïntroduceerd. In de nieuwbouw werden de twee aparte trappenhuizen bijvoorbeeld<br />

vervangen door een gemeenschappelijk trappenhuis, met één entree voor zes tot acht<br />

woningen. Een andere mogelijkheid was de galerijontsluiting aan het binnenterrein. Aan de<br />

straatkant is er dan één deur die tien of meer woningen ontsluit.<br />

Door deze nieuwe ontsluitingstypen is het aantal voordeuren aan de straat drastisch<br />

afgenomen. Daar komt bij dat de eerste woonlaag vaak werd opgetild ten opzichte van het<br />

maaiveld om plaats te maken voor (halfverdiepte) bergingen op de begane grond. In andere<br />

gevallen werd zelfs de hele plint gereserveerd voor parkeergarages, zoals in de Schilderswijk.<br />

Zo ontstond er een (halve) verdieping met een blinde muur, soms met enkele kleine raampjes<br />

er in, of een plint met slechts massieve garagedeuren. Op deze manier werd het contact tussen<br />

de woningen en de straat verminderd, ten eerste doordat de voordeur niet meer direct aan de<br />

straat lag en ten tweede omdat de benedenwoningen niet op straatniveau lagen, maar<br />

daarboven. [blad 11]<br />

Deze ontwikkeling heeft er onder andere voor gezorgd dat de straat op een heel<br />

andere manier wordt gebruikt. Waar de stoep voorheen een verlengde was van de woning,<br />

wordt het nu nadrukkelijk iets wat buiten de woning valt. Vooral daar waar de woningen zijn<br />

georiënteerd op het collectieve binnenterrein. Behalve dat de levendigheid op straat mede<br />

hierdoor een stuk minder is geworden, komt de verandering ook niet ten goede aan de sociale<br />

controle. De vermindering van de levendigheid op straat is overigens ook te wijten aan het<br />

verdwijnen van kleine bedrijven, winkels en horeca. Met de stadsvernieuwing lag de nadruk op<br />

het creëren van een woonwijk. Bedrijfjes werden als hinderlijk beschouwd en moesten<br />

verdwijnen. Winkels en horeca werd zoveel mogelijk geclusterd in bepaalde straten, waardoor<br />

de buurtwinkels en cafés op de meeste straathoeken zijn verdwenen.<br />

Renovatie<br />

Behalve de nieuwbouw heeft ook de renovatie van de bestaande bebouwing op veel plaatsen<br />

een stempel gedrukt op het straatbeeld. Ook, en misschien wel vooral, aan de<br />

renovatieoplossingen is de stadsvernieuwing te herkennen. Het is hierbij belangrijk om te<br />

weten dat de voorkeur voor renovatie in plaats van nieuwbouw weinig te maken had met<br />

nostalgie, zoals tegenwoordig meestal het geval is. De redenering achter renovatie was niet<br />

dat er erfgoed moest worden behouden, of dat de oude woningen zoveel karakter gaven aan<br />

de buurt, maar was van een praktische en economische aard. (Tijdelijke) renovatie was<br />

namelijk goedkoper dan sloop en nieuwbouw. Bovendien leverde het sneller resultaat op,<br />

waardoor bewoners makkelijker in de buurt of zelfs hun eigen woning konden blijven wonen.<br />

In de Afrikaanderwijk heeft men bijvoorbeeld in eerste instantie veel gerenoveerd om de<br />

woningen zo snel mogelijk op een acceptabele woonstandaard te krijgen, met het idee dat de<br />

woningen na een jaar of tien alsnog zouden worden vervangen. Veel nieuwbouw is hier dan<br />

ook van na de stadsvernieuwingsperiode en op sommige plekken in de wijk is de<br />

stadsvernieuwing – tegenwoordig stedelijks vernieuwing of wijkverbetering genoemd – nog<br />

steeds in volle gang.<br />

Omdat het voornaamste doel was de woningen weer bewoonbaar te maken volgens<br />

de minimum eisen, zijn voornamelijk woontechnische en bouwtechnische<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

22


enovatieoplossingen te onderscheiden. Esthetische of cultuur-­‐historische argumenten<br />

speelden hierbij nauwelijks tot geen rol. En dat is meestal wel te zien.<br />

Sanitair en woningvergroting<br />

Het grootste woontechnische probleem bij de oude woningen was het gebrek aan sanitaire<br />

voorzieningen. In de meeste woningen ontbrak een badkamer en in sommige gevallen was er<br />

niet eens een keuken. In de Amsterdamse Transvaalbuurt bijvoorbeeld hadden veel<br />

gemeentewoningen in plaats van een keuken slechts een spoelbak. Een douche was voor de<br />

bewoners van deze woningen een ongekende luxe. 65<br />

Afgezien van het gebrek aan sanitaire voorzieningen, waren de woningen ook erg klein.<br />

Om meer ruimte te creëren zijn van veel vierkamerwoningen tweekamerwoningen gemaakt.<br />

Ook werden tijdens de stadsvernieuwing regelmatig woningen samengevoegd. In Rotterdam<br />

bijvoorbeeld werd de driepandsontsluiting veel toegepast. Dit betekende dat de woningen in<br />

drie naast elkaar gelegen panden gedeeltelijk werden samengevoegd tot twee woningen,<br />

waarbij in een deel van het middelste pand een trappenhuis werd gebouwd. 66<br />

Woontechnische renovaties als het toevoegen van sanitair en het samenvoegen van<br />

kamers of zelfs woningen, zijn niet altijd zichtbaar in het straatbeeld. In het geval van de<br />

samengevoegde woning verdwijnt er wel eens een deur, deze wordt dan meestal vervangen<br />

door een trespa plaat met bellen en brievenbussen. Een enkele keer wordt een raam half<br />

bedekt (ook met trespa) omdat daar een badkamer achter is gemaakt. Dit zijn echter relatief<br />

kleine ingrepen. Op sommige plaatsen bleef het bij deze kleine aanpassingen. Soms is er zelfs<br />

nauwelijks iets van te zien, zoals bijvoorbeeld in de Indische Buurt Noord-­‐West. Daar hebben<br />

veel negentiende-­‐eeuwse woningen hun oorspronkelijke allure behouden (of ze zijn later, toen<br />

men historische en esthetische argumenten wel weer belangrijk vond in oorspronkelijke staat<br />

hersteld), maar in veel andere gevallen zijn de gevels hard aangepakt.<br />

Een van de meest ingrijpende renovatieoplossingen is de plaatsing van de zogenaamde<br />

dakdozen, een methode die vooral in Rotterdam veel werd toegepast. Het hield in dat een<br />

schuin dak werd vervangen door een lichte houtskeletconstructie, veelal bekleed met trespa of<br />

houten platen, die van de zolderverdieping een volwaardige woonlaag maakt. Dit was een<br />

effectieve en relatief goedkope manier om het bruikbare woonoppervlak te vergroten. [blad<br />

12]<br />

De beschreven renovaties hebben stuk voor stuk te maken met de toen geldende<br />

woonnormen. In de Woningwet was vastgelegd wat de minimumeisen waren waaraan een<br />

woning moest voldoen. Vanzelfsprekend behoorde de aanwezigheid van sanitaire<br />

voorzieningen en een minimum woonoppervlak hiertoe. Dit verklaart het samenvoegen van<br />

woningen en het plaatsen van dakdozen. Wat echter ook was vastgelegd in de wet was het<br />

recht op licht en buitenruimte. Een gebrek aan invallend licht werd, zoals eerder is beschreven,<br />

vaak opgelost door bouwblokken samen te voegen en zo de binnenterreinen, en dus de<br />

lichtinvalshoek, te vergroten. Om aan het recht op buitenruimte te voldoen werden de meeste<br />

woningen voorzien van een balkon en dat gold niet alleen voor nieuwbouwwoningen. Als een<br />

oude woning geen balkon had, werd dit er gewoon aan gehangen. Dit gebeurde meestal aan<br />

de achterkant van de woningen, uit het zicht van de straat, maar als de achtergevel zich aan de<br />

schaduwrijke noordkant bevond werden er ook balkons aan de zonnige voorgevel gehangen.<br />

Deze renovatieoplossing heeft, naast de dakdoos, het gevelbeeld en dus het straatbeeld het<br />

meest beïnvloed.<br />

Isolatie<br />

Behalve de beschreven woontechnische renovaties waren er natuurlijk ook bouwtechnische<br />

renovaties. Veel hiervan zijn nauwelijks zichtbaar in het straatbeeld, zoals de verbetering van<br />

vloeren, het aanbrengen van (geluids)isolatie tussen de woningen en verbetering van<br />

funderingen en draagconstructies. Een bouwtechnische ingreep die wel zichtbaar is, is de<br />

vervanging van de oude houten kozijnen door witte kunststof kozijnen met dubbel glas. Dit<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

23


lijkt een kleine ingreep, maar doordat de ramen en kozijnen hierdoor min of meer in één lijn<br />

met de gevel kwamen te liggen (in plaats van verdiept, zoals bij de houten kozijnen) heeft dit<br />

toch een ingrijpende verandering betekend in het gevelbeeld. Ook werden veel voordeuren<br />

vervangen, voornamelijk door blinde deuren, vaak in opvallende kleuren en soms met een<br />

metalen stootbord aan de onderkant. De oude, houten deuren waren meestal voorzien van<br />

kleine raampjes, waardoor er nog enigszins contact was met de straat, maar de nieuwe deuren<br />

lijken de woningen hermetisch af te sluiten. [blad 13]<br />

Ten slotte zijn veel woningen voorzien van een laag stuc. De oude woningen waren<br />

zeer slecht geïsoleerd. De beste manier (in isolatie-­‐technisch opzicht) om gevels te isoleren is<br />

om ze te voorzien van buitengevelisolatie. Dit houdt in dat de gevel aan de buitenzijde geheel<br />

wordt bekleed met isolatiemateriaal dat vervolgens wordt bedekt met een pleisterlaag. Het<br />

behoeft geen uitleg dat de gevel hierdoor soms onherkenbaar wordt. Behalve dat<br />

karakteristieke baksteendetails worden weg gepleisterd, wordt de oorspronkelijk bruine kleur<br />

vervangen door wit, lichtgeel of een grijs/blauwtint. In sommige andere gevallen werden<br />

gevels beschilderd, in vergelijkbare kleuren, waarschijnlijk om beter aan te sluiten bij de<br />

nieuwbouw. [blad 14]<br />

2.2 WOONOMGEVING EN STRAATINRICHTING<br />

Niet alleen in de bebouwing is tijdens de stadsvernieuwing veel gewijzigd. Ook op straat is er in<br />

destijds veel veranderd. Ondanks dat in stadsvernieuwingsplannen weinig concreet werd<br />

vastgelegd hoe de vernieuwde wijk eruit moest gaan zien, zijn stadsvernieuwingsgebieden<br />

vrijwel direct te herkennen. Overal in Nederland zijn nagenoeg dezelfde soort plannen<br />

gemaakt, hetzelfde type ingrepen gepleegd, met overal een vergelijkbaar resultaat. Het<br />

verplicht stellen van een gemeentelijk structuur-­‐ en bestemmingsplan, in combinatie met de<br />

principiële (socialistische) ideeën over kleinschaligheid, zelfontplooiing en ontmoetingen op<br />

straat, maakte namelijk dat de doelstellingen in de stadsvernieuwingsplannen overal ongeveer<br />

hetzelfde waren. Zo waren de verbetering van de verkeersveiligheid – met name voor<br />

voetgangers –, de vergroting van de speelmogelijkheden en zowel de uitbreiding als<br />

verbetering van het openbaar groen standaard onderwerpen in vrijwel elk<br />

stadsvernieuwingsplan. Daarnaast moest de verkeerssituatie in de buurt worden aangepast<br />

aan het Verkeerscirculatieplan, een ander plantype dat in de meeste gemeentes werd<br />

opgesteld. Voor de stadsvernieuwingswijken betekende dit voornamelijk dat er<br />

eenrichtingverkeer werd ingesteld en dat het aantal parkeerplaatsen werd verhoogd. 67<br />

De thema’s verkeer en veiligheid, parkeren, groen en spelen, dat was waar het tijdens<br />

de stadsvernieuwing om ging, althans wat betreft de openbare ruimte. In eerste instantie ging<br />

de stadsvernieuwing natuurlijk om het bieden van degelijke woonruimte aan de bewoners van<br />

de buurt. De verbetering van de woonomgeving maakte officieel geen deel uit van de<br />

‘klassieke’ stadsvernieuwing van het eerste uur, hoewel er rond die tijd wel al werd gewezen<br />

op het belang ervan, bijvoorbeeld door de heer Vermeulen, toenmalig raadslid in Rotterdam.<br />

Hij vroeg in 1975 in een motie om een “betere afstemming van woningverbetering enerzijds en<br />

verbetering van de woonomgeving anderzijds.” 68 De prioriteit ging echter uit naar de<br />

verbetering van de woningen, door nieuwbouw en renovatie. Pas in de jaren tachtig, toen het<br />

ergste achterstallig woningonderhoud was verholpen gingen projectgroepen en bewoners zich<br />

bezig houden met de woonomgeving. Dit was inmiddels hard nodig, want de stadsvernieuwing<br />

had van de oude wijken een rommelige bouwput gemaakt. De straatinrichtingsplannen<br />

werden dus vaak los van de stadsvernieuwingsplannen gemaakt, door speciale projectgroepen<br />

en in samenspraak met bewoners. Deze straatinrichtingsplannen hebben, net als de<br />

bebouwing, hun stempel gedrukt op het straatbeeld in de stadsvernieuwingsgebieden.<br />

Bovendien worden veel inrichtingsprincipes die tijdens de stadsvernieuwing zijn<br />

geïntroduceerd – zoals de straatprofielen met parkeervakken, de hiërarchie in verkeerswegen,<br />

voldoende groen en speelruimte voor kinderen, het belang van bomen, de spreiding van<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

24


collectieve voorzieningen en de concentratie van winkels – tegenwoordig nog steeds toegepast<br />

en in sommige gevallen zelfs als vanzelfsprekend beschouwd.<br />

Verkeersplannen<br />

In de jaren zestig was al duidelijk geworden dat de auto een steeds belangrijkere rol ging<br />

spelen in de stad. In de cityplannen waren brede ringwegen ontworpen, met belangrijke<br />

verkeersaders dwars door de negentiende-­‐eeuwse wijken. In de jaren zeventig, nadat het<br />

beleid was omgeslagen en de cityplannen van tafel waren geveegd, werd het idee van<br />

autovrije binnensteden geïntroduceerd. Grote verkeersaders dwars door de binnenstad waren<br />

nu niet meer nodig. De verkeersplannen werden hierdoor weliswaar minder rigoureus,<br />

waardoor ook de 19 de -­‐eeuwse gordel rond de binnenstad werd ontzien, maar het probleem<br />

van het toenemende autoverkeer bleef. Er kwamen steeds meer gevaarlijke verkeerssituaties,<br />

met alle gevolgen van dien. Ook de parkeeroverlast werd steeds groter. Auto’s parkeerden<br />

overal; te dicht bij kruisingen, op de stoep, in het plantsoen.<br />

In vrijwel elke stad werd daarom begin jaren zeventig een verkeersplan (ook wel<br />

verkeerscirculatieplan genoemd) opgesteld, waarin op stedelijk niveau werd aangegeven<br />

welke (bestaande) wegen zouden gaan behoren tot de nieuwe hoofdwegenstructuur. Tevens<br />

werd er een plan opgesteld voor de aanleg van doorgaande fietsroutes en voor wandel-­‐ of<br />

recreatieroutes. Daarnaast moest, met name in de grote steden, het OV-­‐netwerk worden<br />

verbeterd, als alternatief voor het autogebruik in de oude stad. In Amsterdam, bijvoorbeeld,<br />

waren de voornaamste doelen van het Verkeerscirculatieplan (1978): het uitbreiden van het<br />

tramnetwerk, de aanleg van fietsroutes, harder optreden tegen fout parkeren, meer<br />

parkeerplaatsen scheppen en vermindering van de overlast door het instellen van<br />

buurtcirculatieplannen in woongebieden. 69<br />

De concentratie van het verkeer op hoofdwegen moest ervoor zorgen dat de<br />

verkeersoverlast in de woonwijken werd beperkt. Op buurtniveau betekende dit dat het<br />

verkeer moest worden gestimuleerd zich over de hoofdwegen te bewegen. Daartoe werd een<br />

nieuwe verkeershiërarchie opgesteld, die werd vastgelegd in het wijkcirculatieplan. Grofweg<br />

kwam het erop neer dat er hoofdwegen (ook wel doorgaande verkeersroute of verzamelweg<br />

genoemd), buurtontsluitingswegen en woonstraten kwamen. 70 [blad 15]<br />

Om het doorgaand verkeer uit de woonstraten te weren en naar de verzamelwegen te<br />

leiden, werden diverse maatregelen genomen. In het Verkeerscirculatieplan Rotterdam (1974)<br />

werd het volgende voorgesteld om het doorgaande (sluip)verkeer in de woonstraten te<br />

beperken: oneffenheden in het wegdek, doorgetrokken trottoirs, doodlopende straten,<br />

eenrichtingverkeer en het toelaten van alleen voetgangers (waaronder spelende kinderen). 71<br />

Vooral het instellen van eenrichtingverkeer was een veel toegepaste maatregel, waaraan bijna<br />

geen binnenstedelijke woonstraat is ontkomen. Behalve dat hiermee het doorgaande verkeer<br />

werd beperkt kwam er namelijk ook meer ruimte vrij om te parkeren. Dat was nodig, want<br />

zowel in Amsterdam 72 als in Rotterdam 73 was de parkeernorm verhoogd van 0,4<br />

parkeerplekken per woning naar 0,7.<br />

Nieuwe straatprofielen<br />

Vóór de stadsvernieuwing bestond het profiel van vrijwel elke straat simpelweg uit een<br />

(tweebaans)weg met aan beide kanten een trottoir. Auto’s parkeerden vrij langs de stoeprand.<br />

Dit leverde nauwelijks problemen op in de tijd dat er nog niet zoveel auto’s waren, maar tegen<br />

het eind van de jaren zeventig stonden de stoepranden – en veelal de stoep zelf – vrijwel<br />

permanent vol met geparkeerde auto’s. [blad 16] De bruikbare rijbaan voor het verkeer werd<br />

daardoor smaller, waardoor fietsers nogal eens in de verdrukking kwamen. Dit is mooi<br />

geïllustreerd in Struktuurschets voor de Schilderswijk (ca. 1976) aan de hand van de<br />

straatprofielen van de Hoefkade en de Hobbemastraat in Den Haag. [blad 17] De bovenste<br />

tekening laat zien dat de huidige situatie (in 1976 in dit geval) problematisch is, aangezien<br />

auto’s en vrachtwagens op de stoep parkeren. Zo blijft er op de stoep te weinig ruimte over<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

25


voor voetgangers en op de weg komen fietsers in gevaarlijke situaties terecht als zij zich tussen<br />

de rijdende en geparkeerde auto’s door proberen te manoeuvreren. Om dergelijke gevaarlijke<br />

situaties te voorkomen en de parkeeroverlast te beperken werden nieuwe straatprofielen<br />

voorgesteld. Waar het kon werd bij nieuwbouw de straat verbreed door de rooilijn terug te<br />

leggen. Als dat niet mogelijk was werd er gekozen voor eenrichtingverkeer voor auto’s, waarbij<br />

zij slechts aan de rechter kant van de weg mochten parkeren. Voor fietsers kwam een speciale<br />

fietsstrook in de andere richting, zodat voor hen wel tweerichtingsverkeer mogelijk was.<br />

Tijdens de stadsvernieuwing zijn de meeste straatprofielen in oude wijken gewijzigd. Op welke<br />

manier het straatprofiel werd aangepast hing meestal samen met functie van de straat in de<br />

verkeershiërarchie, zoals deze was vastgelegd in het verkeerscirculatieplan. In Rotterdam werd<br />

voor elk wegtype een straatprofiel voorgeschreven. Hiermee werd bijvoorbeeld vastgelegd<br />

hoe breed de rijbaan moest zijn en of de auto’s langs-­‐ of dwars moesten parkeren. [blad 18] In<br />

Verkeer en Woonomgeving Afrikaanderwijk (1986) wordt bijvoorbeeld voorgesteld om<br />

woonstraten van twaalf tot vijftien meter breed in te richten met langsparkeren aan beide<br />

kanten, met een rijbaan van 3,5 meter breed, terwijl wijkontsluitingswegen een totale breedte<br />

moesten hebben van vijventwintig meter, met dwarsparkeren aan beide kanten en een rijbaan<br />

van zeven meter breed. 74 Deze voorschriften zijn vrijwel overal consequent toegepast en de<br />

beschreven straatprofielen zijn, in ieder geval in Rotterdam, nog steeds herkenbaar aanwezig.<br />

[blad 19]<br />

Dwarsparkeren (of haaksparkeren) kwam voor de stadsvernieuwing nauwelijks voor in<br />

de oude delen van de stad. Dit is echt iets dat tijdens de stadsvernieuwing is geïntroduceerd<br />

om het aantal parkeerplaatsen te vergroten. Als de straat te smal was voor haaksparkeren<br />

werden schuine parkeervakken aangelegd. Deze oplossing is vooral veel in Amsterdam<br />

gebruikt. Een andere parkeeroplossing was om auto’s in woonstraten te laten parkeren aan de<br />

schaduwkant van de straat, zodat kinderen konden spelen op het (extra brede) trottoir aan de<br />

zonnige kant van de straat. 75<br />

Een fenomeen dat eveneens in de jaren zeventig werd geïntroduceerd is de<br />

‘straatkop’. Op straathoeken werd het trottoir verbreed waardoor auto’s er niet konden<br />

parkeren en voetgangers de ruimte kregen om over te steken. Tevens markeerde het verbrede<br />

trottoir waar de parkeervakken begonnen. In de loop van de jaren tachtig wordt de<br />

functiescheiding op straat steeds verder doorgevoerd. Er komt dan ook onderscheid in<br />

straatmaterialen, zoals de bekende grijze dertig bij dertig tegels voor de stoep, klinkers voor<br />

parkeerplaatsen en asfalt voor de (doorgaande) weg. 76<br />

Straatinrichting en verwoonerving<br />

De parkeerplekken waren niet het enige dat aan het straatprofiel werd toegevoegd tijdens de<br />

stadsvernieuwing. Ten eerste werden veel straten voorzien van bomen. Er moest meer groen<br />

in de binnensteden komen, en die doelstelling werd serieus aangepakt. Voor veel wijken werd<br />

er een bomenplan opgesteld. In Rotterdam bijvoorbeeld was er zelfs een bomenplan op<br />

stedelijk niveau, namelijk de nota Bomen in Rotterdam. Dit document diende als basis om de<br />

bomenstructuur per wijk te bepalen. Per blok of zelfs per straat werd vervolgens een<br />

nauwkeurig plan gemaakt, waarin de plaatsing van de bomen en parkeerplaatsen en eventueel<br />

een speelplek werd uitgetekend. De plannen werden toegelicht met straatprofielen en soms<br />

ook met impressietekeningen.<br />

Voorbeelden van dergelijke inrichtingsplannen zijn die van de Steinwegstraat en de<br />

Hilledijk, beide straten in de Afrikaanderwijk. [blad 20] De plannen zijn niet precies uitgevoerd<br />

zoals ze zijn getekend, maar ze geven wel een goed beeld van hoe dergelijke ontwerpen eruit<br />

zagen. Vrijwel altijd werd een plattegrond van de straat getekend met daarin aangegeven waar<br />

parkeervakken, bomen, rijbaan en trottoir kwamen. Waar mogelijk werd ook een<br />

speelgelegenheid ingetekend. Ook drempels en doorgetrokken trottoirs werden aangegeven,<br />

zoals op de Hilledijk. De ingang van de straat wordt gemarkeerd door een doorgetrokken<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

26


trottoir met paaltjes, zodat op deze hoek niet geparkeerd kon worden en voetgangers de<br />

ruimte kregen.<br />

De manier waarop de straten, en met name de pleintjes werden ingericht, was sterk<br />

geïnspireerd door de woonerven die overal in Nederland in de uitbreidingswijken werden<br />

gebouwd. Het inrichtingsontwerp voor de Steinwegstraat is hier een voorbeeld van. De straat<br />

loopt dood op een openbaar gebied binnen een soort peperklipvormig bouwblok. Dit<br />

binnenterrein wordt ingericht met drempels om het verkeer af te remmen. Groenstroken<br />

schermen de ‘parkeerkommen’ af van het speelplaatsje in het midden van het terrein.<br />

Officieel was de definitie van een woonerf: “een gebied voor voetgangers, spelende<br />

kinderen en rijverkeer, waar duidelijk is dat het rijverkeer een ondergeschikte positie<br />

inneemt.” 77 De straat werd ‘gered’ door het als woonerf, dus collectief domein, te<br />

transformeren, naar het ideaal van dorpen of kleine stadjes. In de smalle straten van de oude<br />

stadswijken bleek dit concept niet altijd even praktisch, dus werd tijdens de stadsvernieuwing<br />

de straat geherinterpreteerd naar voorbeeld van het woonerf: de woonstraat, zoals deze<br />

voorkwam in de nieuwe verkeershiërarchie, met enkele verkeer afremmende maatregelen en<br />

andere ‘woonerfachtige’ kenmerken. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in de plaatsing van<br />

plantenbakken, een zigzaggend straatprofiel, afsluiting van een deel van de weg ten behoeve<br />

van een speeltuintje en soms zelfs de algehele afsluiting van de straat voor autoverkeer. Soms<br />

werd, om doorgaand verkeer te beperken, een ‘stop’ aangelegd midden in een straat, zodat<br />

auto’s werden verplicht om te rijden. Ook werd menig straat ingericht met paaltjes om te<br />

voorkomen dat auto’s niet alsnog op de stoep zouden parkeren. Dit plaatsen van paaltjes is in<br />

menig stadsvernieuwingswijk haast een plaag, de stoepen staan er vol mee.<br />

Groen en spelen<br />

Behalve dat de straten van groen werden voorzien door bomen te plaatsen, moesten er ook<br />

meer parkjes komen in de oude buurten. Met name in de negentiende-­‐eeuwse wijken was er<br />

oorspronkelijk heel weinig groen. Soms werden er tijdens de stadsvernieuwing zelfs complete<br />

bouwblokken gesloopt om plaatst te maken voor een groenvoorziening. Dit gebeurde<br />

bijvoorbeeld in de Indische Buurt, zoals eerder in dit hoofdstuk aan bod kwam, maar het is<br />

vooral veel toegepast in de Haagse Schilderswijk. In de Structuurschets Schilderswijk (ca. 1976)<br />

was een tekening opgenomen met de groenstructuur van zowel de oude als de voorgestelde<br />

situatie. [blad 21] Op het planvoorstel is te zien hoe diverse bouwblokken opgeofferd worden<br />

voor diverse soorten groenvoorzieningen, zoals ‘buurtpark’, ‘speelplaats’ en ‘trapveld’. Het<br />

plan is overigens een goed voorbeeld van het ‘tekstballonnenplan’, dat zo typerend was voor<br />

de stadsvernieuwing. 78<br />

Ruimte voor spelende kinderen was heel belangrijk tijdens de stadsvernieuwing. De<br />

auto had de stoep en de straat als speelplek overgenomen en er moesten nieuwe, veilige<br />

speelplekken komen voor kinderen. Natuurlijk zorgden de nieuwe groenvoorzieningen voor<br />

extra speelruimte, maar ook op veel andere plaatsen werden speelplekken gecreëerd. Zoals<br />

hierboven beschreven werden er speelplekken aangelegd in woonstraten, bijvoorbeeld op<br />

brede stoepen of op een ‘stop’, maar daar bleef het niet bij. Zo werd er ook dikwijls een<br />

speelplek gecreëerd op verkeerspleinen, door de doorgaande weg om te leiden. Dat gebeurde<br />

bijvoorbeeld op het Krugerplein in Amsterdam. Het spelende kind kreeg overal voorrang.<br />

Kenmerken<br />

Tijdens de stadsvernieuwing is, zoals uit het voorgaande blijkt, veel veranderd in de inrichting<br />

van de openbare ruimte. Deze veranderingen zijn voornamelijk toe te schrijven aan de<br />

toename van het autoverkeer en de grote waarde die vanaf die tijd werd gehecht aan<br />

openbaar groen. Veel veranderingen waren noodzakelijk en veel ingrepen kwamen ten goede<br />

aan de buurt. Zo valt het niet te ontkennen dat het noodzakelijk was het parkeerprobleem aan<br />

te pakken, of dat het aanplanten van bomen menig straat veel goeds heeft gedaan. Toch komt<br />

de straatinrichting op sommige plekken niet helemaal tot zijn recht. De plannen werden<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

27


namelijk vaak apart van de bouwplannen gemaakt, meestal zelfs achteraf, toen de nieuwbouw<br />

of renovatie reeds was voltooid. Bovendien werden de meeste inrichtingsplannen niet<br />

gemaakt met oog op het grote geheel, maar per straat of zelfs per straatdeel, waardoor de<br />

openbare ruimte tussen de verschillende straten en buurten niet op elkaar was afgestemd. Zo<br />

kwam het voor dat de straatbreedte binnen één straat kon variëren. Daarnaast werden overal<br />

standaardmaterialen en -­‐meubilair gebruikt, wat ertoe heeft geleid dat vrijwel elke straat, in<br />

elke stad, er uiteindelijk ongeveer hetzelfde uitziet.<br />

Kenmerkend voor de stadsvernieuwing is de hang naar variatie, die tegelijkertijd een<br />

zekere eentonigheid met zich meebrengt. De variatie is gekunsteld en bestaat uit<br />

standaardvormen-­‐ en materialen. Bovendien is er absoluut geen rekening gehouden met de<br />

wijk, of zelfs de straat, als geheel. Zo kon het bijvoorbeeld gebeuren dat één straat, namelijk<br />

de Jan van Gojenstraat in de Schilderswijk, negen verschillende straatbreedtes had, en dat<br />

over een lengte van slechts 350 meter. [blad 22] Langs deze straat stonden namelijk twee<br />

‘enclaves’ die stedenbouwkundig niet op elkaar, noch op de oorspronkelijke<br />

stedenbouwkundige structuur, waren afgestemd. Een wandeling door deze straat vat vrijwel<br />

alle kenmerken van de stadsvernieuwing samen: het onoverzichtelijk straatbeeld door de<br />

toepassing van verschillende rooilijnen, de wirwar aan paaltjes, de veranderende<br />

parkeerrichtingen, de verkeersdrempels en doorlopende stoepen, de verspringende<br />

geveldelen, trespa geveldelen, enkele donkere portieken, de verschillende dakvormen, het<br />

kleur-­‐ en materiaalgebruik en de rommelige balkons. Renovatie komt in deze straat ‘helaas’<br />

niet voor, maar gelukkig zijn enkele straten verderop ook de dakdozen, gestucte gevels,<br />

samengevoegde trappenhuizen met trespa bellenblok en aangeplakte stalen balkons te<br />

bewonderen.<br />

Halverwege de jaren tachtig begonnen de gebreken van de stadsvernieuwing door te dringen<br />

tot bestuurders en architecten. De stadsvernieuwingsplannen boden blijkbaar te weinig<br />

houvast voor de vormgeving en inrichting van de stad. Vanaf die tijd is er dan ook een tweede<br />

omslag op handen, wat het einde van de stadsvernieuwing zou betekenen. Sindsdien komt er<br />

steeds meer aandacht voor de fysieke aspecten van de stadsvernieuwing: er komen weer<br />

ruimtelijke, stedenbouwkundige en architectonische doelstellingen. Desondanks heeft de<br />

stadsvernieuwing, in de zeer korte periode dat zij van kracht was, zonder twijfel haar stempel<br />

gedrukt op menig stadswijk en het straatbeeld onmiskenbaar beïnvloed.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

28


EEN ROEP OM KWALITEIT<br />

KRITIEK OP <strong>DE</strong> STADS<strong>VERNIEUWING</strong><br />

“Hoe laag het bewustzijnsniveau van de ontwerper tegenwoordig is, wordt niet<br />

alleen voelbaar in het ontbreken van het architectuurdebat, ook de huidige<br />

ontwerpproductie laat dit zien. (…) De beelddifferentiatie is geringer dan ooit.<br />

Bij deze nieuwe stijl, de Truttigheid, wordt de kleinschaligheid gepresenteerd<br />

door structurele onduidelijkheid, onruimtelijke objectmatigheid, formele<br />

willekeur, ongenuanceerde springerigheid en kappen in alle mogelijke<br />

richtingen, natuurlijke aardse kleuren en materialen – een en ander gedekt door<br />

inspraak.”<br />

Carel Weeber (1979) 79<br />

Inmiddels is de stadsvernieuwing een afgesloten periode in de stedenbouw-­‐ en<br />

architectuurgeschiedenis. Naast een afgesloten periode is het tevens een zeer weinig<br />

gewaardeerde periode. De jaren zeventig worden min of meer beschouwd als een zwarte<br />

bladzijde in de architectuur-­‐ en stedenbouwgeschiedenis; er zou nauwelijks iets van<br />

architectonische waarde zijn gebouwd en niet alleen de architectuur, maar ook de<br />

stedenbouw was behoorlijk in het slop geraakt. In de inleidende citaten van zowel de inleiding<br />

als het eerste hoofdstuk van deze scriptie werd dit reeds onder woorden gebracht: “Als<br />

architectonisch product zijn de jaren zeventig mislukt”, zei Adri Duivesteijn, 80 en “geen enkele<br />

andere periode in de Nederlandse (architectuur-­‐) geschiedenis roept zoveel emotie, weerstand<br />

en weerzin op”, schreef Martien de Vletter. 81 Architectuurhistoricus Cor Wagenaar beweert<br />

zelfs dat in het geval van de stadsvernieuwing niet eens gesproken mag worden van<br />

architectuur, omdat de stadsvernieuwingswijken elke vorm van ordening en compositie<br />

ontberen. 82 De stadsvernieuwing is het predicaat ‘architectuur’ blijkbaar niet waard.<br />

Om een visie te kunnen formuleren op hoe de stadsvernieuwingswijken van toen in de<br />

toekomst verbeterd kunnen worden, kan het van pas komen kennis te hebben van de kritiek<br />

die is geuit op de stadsvernieuwing. Immers, van gemaakte fouten kan men leren. En kritiek is<br />

er is veel geweest, zowel op de architectuur van de jaren zeventig in het algemeen als op die<br />

van de stadsvernieuwing in het bijzonder. Een deel van deze kritiek is in de voorgaande<br />

hoofdstukken ongetwijfeld doorgeschemerd. In dit hoofdstuk zal uitgebreider worden<br />

ingegaan wat deze kritiek precies inhield, welke ontwikkelingen in het vakgebied hierbij een rol<br />

speelden en hoe de onvrede uiteindelijk heeft geleid tot een tweede radicale verandering van<br />

het Ruimtelijke Ordeningsbeleid.<br />

Bouwen voor de stad<br />

Deze tweede radicale verandering van het Ruimtelijke Ordeningsbeleid liet niet lang op zich<br />

wachten. De ‘klassieke’ stadsvernieuwing, zoals deze in 1974 was gestart, heeft niet lang als<br />

zodanig bestaan. Al snel kwam het inzicht dat de kleinschalige, buurtgerichte aanpak niet tot<br />

de gewenste resultaten leidde. In 1985 werd een nieuwe wet ingevoerd, de Wet op Stads-­‐ en<br />

Dorpsvernieuwing (WSDV), waarmee onder andere een einde kwam aan de Interim-­‐saldo-­‐<br />

regeling die de stadsvernieuwing subsidieerde. Dit had ten eerste te maken met economische<br />

motieven; vanwege de economische crisis moest er flink bezuinigd worden. Daarnaast was de<br />

nieuwe wet een reactie op de gebreken van de stadsvernieuwing die inmiddels aan het licht<br />

waren gekomen en werden bekritiseerd.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

29


De oude wijken waren tijdens de stadsvernieuwing voorzien van degelijke woningen,<br />

maar de (sociale) problemen waren hiermee niet opgelost. Daarnaast werd het verwijt<br />

gemaakt dat de stadsvernieuwing teveel gericht was geweest op het verbeteren van<br />

afzonderlijke huizenblokken en te weinig op de verbetering van de stad als geheel. De kritiek<br />

op de stadsvernieuwing is achteraf goed samengevat door Ben Vermeijden: "De 'eenzijdige'<br />

gerichtheid op de volkshuisvesting, met name van lage inkomensgroepen, heeft geleid tot een<br />

sobere, op de gebruikskwaliteit van woningen gerichte aanpak en tot verwaarlozing van<br />

andere functies (zoals groen), de inrichting en belevingswaarde van de openbare ruimte en de<br />

stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit. De naar binnen gerichte wijkaanpak tot de<br />

verwaarlozing en samenhang en de verbindingsfunctie van de openbare ruimte op stedelijk<br />

niveau." 83 Klassieke stadsvernieuwing was volgens Vermeijden primair gericht op handhaving<br />

van bestaande sociale en stedenbouwkundige structuren, dus op de wensen van de huidige<br />

bewoners en op behoud van het stratenpatroon. De prioriteit lag bij volkshuisvesting, terwijl<br />

de aandacht voor de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit op de tweede plaats<br />

kwam.<br />

De invoering van de WSDV betekende echter niet dat de stadsvernieuwing direct werd<br />

stopgezet, immers, de lopende plannen moesten worden afgemaakt. Bovendien vroegen de<br />

problemen met slechte woningen nog steeds om een oplossing. Wel werd het beleid<br />

aangepast; de planvorming werd meer gericht op de stad als geheel in plaats van op<br />

afzonderlijke wijken of buurten. Daarnaast werden er doelen gesteld die meer gericht waren<br />

op kwaliteit, openbare ruimte en op het benadrukken van stedelijkheid. Er kwam meer<br />

aandacht voor de plaatsing van voorzieningen en voor de inrichting van de openbare ruimte<br />

met speelplekken, woonerven en groen, wat overigens in het voorgaande hoofdstuk ook al ter<br />

sprake kwam. Vanaf de invoering van de WSDV wordt de aandacht verschoven van<br />

gebruikswaarde en soberheid naar de belevingswaarde: representativiteit en allure van de<br />

architectonische en stedenbouwkundige vormgeving.<br />

In hetzelfde jaar als de invoering van de WSDV, kwamen zowel Amsterdam, Rotterdam<br />

als Den Haag daarom met plannen waarin ‘bouwen voor de buurt’ werd vervangen door<br />

‘bouwen voor de stad’. Het nieuwe Amsterdamse structuurplan droeg zelfs de titel De stad<br />

centraal. Enkele nieuwe doelstellingen waren het handhaven van het stedelijk karakter en het<br />

bouwen in hoge dichtheden. De overloop naar gemeentes als Almere en Zaandam moest<br />

worden geremd en de woningbehoefte zou weer binnen de gemeente worden opvangen. Er<br />

moest weer gebouwd worden voor de markt, iets dat jarenlang als een taboe was beschouwd.<br />

Met de Nota Vernieuwing van de Stadsvernieuwing, eveneens uit 1985, werd ook het<br />

Rotterdamse beleid meer gericht op kwaliteit en sociale en economische differentiatie van de<br />

woningmarkt. Tevens moest er meer aandacht komen voor de buitenruimte. Zelfs hier, waar<br />

het bouwen voor de buurt was begonnen, kwam er een einde aan de klassieke<br />

stadsvernieuwing. Een jaar later werd het Programma stedelijke ontwikkeling Rotterdam:<br />

bouwen voor de stad gepresenteerd, waarin de nadruk werd gelegd op de attractiviteit van de<br />

stad en aandacht voor een hoogwaardige stedelijke omgeving. Het bouwen voor de markt<br />

werd geherintroduceerd, waarmee het 100% sociale huurbeleid werd afgeschaft. De<br />

wijkaanpak werd losgelaten en vervangen door planvorming op het niveau van de stad. 84<br />

In 1988 kwam de op rijksniveau de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening uit (VINO), ter<br />

vervanging van de Derde Nota uit 1974. Het begrip ‘kwaliteit’ werd hierin aangewezen als een<br />

belangrijk aspect, dat niet voorkwam in de Derde Nota. ‘Kwaliteit’ verwijst hier naar<br />

representativiteit, allure, kenmerkende eigenheid en bovenal verscheidenheid. 85 Deze<br />

aandacht voor kwaliteit was onderdeel van een nieuw beleidselement in de VINO: "het<br />

verhogen van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte". Dit is kenmerkend voor de<br />

omslag van stadsvernieuwing naar stedelijke vernieuwing. 86 Deze roep om kwaliteit kwam in<br />

eerste instantie voort uit economische belangen. Immers, de hoogwaardige kwaliteit van de<br />

openbare ruimte zal hoogwaardige bedrijven aantrekken (vestigingsplaatsfactor). Bovendien<br />

zijn ‘status’ en ‘allure’ onderdeel van de woonvoorkeuren van hogere inkomensgroepen, die<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

30


de gemeente (opnieuw) wilde aantrekken aangezien de vestiging van deze groepen tevens de<br />

vestiging van hoogwaardige economische functies en voorzieningen stimuleert. Kortom,<br />

ruimtelijke kwaliteit zou de toekomstwaarde en dus de marktwaarde van een gebied<br />

verhogen.<br />

Het stedelijk-­‐vernieuwingsdenken is dus wederom tegengesteld aan het<br />

stadsvernieuwingsdenken, vooral in haar waardensysteem. Eigenlijk greep men deels terug op<br />

de ideeën van de jaren zestig, maar dan zonder de grootschalige infrastructuren en grote<br />

kantoorgebouwen. 'Klassieke stadsvernieuwing' was primair gericht op handhaving van<br />

bestaande sociale en stedenbouwkundige structuren. Met stedelijke vernieuwing was er weer<br />

plek voor ingrijpende vernieuwingen in bestaand stedelijk gebied, met name met het oog op<br />

nieuw te vestigen bedrijven en het aantrekken van de ‘bovenkant’ van de woningmarkt, maar<br />

deze keer wel met respect voor de bestaande stedelijke structuur en waardering voor de<br />

bestaande bebouwing. Toen stadsvernieuwing werd vervangen door stedelijke vernieuwing,<br />

werd de volkshuisvestingspolitiek van de jaren zeventig aangevuld met schoonheid en<br />

cultuur. 87<br />

Deze radicale beleidsomslag impliceert dat de stadsvernieuwing niet onverdeeld als<br />

een succes werd beschouwd. Blijkbaar was er te weinig aandacht besteed aan de vormgeving<br />

van de stad. Maar wat was er mis gegaan tijdens de stadsvernieuwing? Waarom was er in de<br />

jaren zeventig blijkbaar te weinig aandacht voor schoonheid en cultuur, voor stedelijkheid en<br />

allure, kortom, voor architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit?<br />

Sociologisering van de stedenbouw<br />

Architect Carel Weeber wijt het gebrek aan kwaliteit en vormbesef in de architectuur aan de<br />

afbraak van de stedenbouwkundige discipline. In diens inmiddels bekende artikel in Plan uit<br />

1979, Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van rationele planning,<br />

verwijt hij de architectuur en stedenbouw dat zij zich met van alles bezig houden, behalve met<br />

architectuur. De architectuur en stedenbouw droegen volgens Weeber het ‘masker van andere<br />

disciplines’, waardoor ze het belang van de formele kwaliteit waren vergeten: “De architectuur<br />

is in de hoek gedreven en lijkt zich sindsdien nog slechts te legitimeren via andere disciplines;<br />

zij lijkt gesociologiseerd, geëcologiseerd, gebiologiseerd, gesemiologiseerd,<br />

gepoliticologiseerd, gepsychologiseerd, geantropologiseerd, geëconomiseerd, gehistoriseerd.<br />

[…] Het gevolg is een ontwerpproductie die a-­‐architectonisch is. In dit bouwen ontbreekt de<br />

architectonische en stedelijke ruimte en beheersing van het beeld.”<br />

Hoewel Weeber niet specifiek over de stadsvernieuwing sprak, maar over de<br />

architectuur sinds 1970 in het algemeen, zijn bovenstaande woorden zonder meer toepasbaar<br />

op de stadsvernieuwingsarchitectuur. Juist tijdens de stadsvernieuwing voerden niet-­‐<br />

architectonische motieven de boventoon. In plaats van architectonische idealen lagen sociale,<br />

economische en politieke doelen ten grondslag aan de stadsvernieuwing.<br />

Van stedenbouw tot ruimtelijke ordening<br />

Deze sociologisering , economisering, politicologisering van de stedenbouw en architectuur,<br />

waar Weeber het over heeft, was niet iets dat rond de jaren zeventig zomaar de kop op stak en<br />

het is zeker niet uitsluitend kenmerkend voor de stadsvernieuwing. Rond die tijd bereikt deze<br />

tendens echter wel haar hoogtepunt. Dit kan deels toegeschreven worden aan de sfeer van de<br />

jaren zeventig zelf, toen, met de opkomst van het postmodernisme, multidisciplinariteit en<br />

maatschappijkritiek de norm werden binnen de kunsten. Echter, binnen de stedenbouw was er<br />

al langer een ontwikkeling gaande die het vakgebied steeds verder deed verwijderen van haar<br />

essentie: de ontwerparbeid.<br />

Volgens Umberto Barbieri en Cees Boekraad is de architectonische ontwerpdiscipline<br />

ingrijpend veranderd sinds zij “dwingend werd geconfronteerd met het vraagstuk van de<br />

huisvesting van de bevolking en de planning van steden, namelijk sinds de invoering van de<br />

Woningwet in 1901. 88 Met deze wet werden voor het eerst eisen vastgesteld waaraan<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

31


woningen minimaal moesten voldoen. Het volk zou niet in krotten hoeven te wonen, en het<br />

werd mogelijk om woningen ‘onbewoonbaar’ te laten verklaren. Bovendien werden onder<br />

invloed van de Woningwet de eerste woningcorporaties opgericht, wat min of meer de start<br />

betekende van de sociale woningbouw.<br />

Zoals in het eerste hoofdstuk ter sprake kwam is de stadsvernieuwing een modernere<br />

en grootschalige uitvoering van de Woningwet uit 1901, ook hier was immers sprake van<br />

krotopruiming. Maar terwijl rond 1900 bij het maken van nieuwbouwplannen stedenbouw en<br />

architectuur nauw met elkaar waren verbonden – toen geloofde men dat een stad van een<br />

bestendige schoonheid de weg naar een meer welvarende toekomst zou kunnen wijzen, ook<br />

(of juist) voor de lagere sociale klassen 89 – was architectuur in de jaren zeventig gedegradeerd<br />

tot slechts één van de vele stappen in het ruimtelijke ordeningsproces. Een belangrijke mijlpaal<br />

in deze ontwikkeling is de wijziging van de Woningwet in 1931. Vanaf toen werd er<br />

onderscheid gemaakt tussen een ‘plan in hoofdzaken’ en een ‘plan in bijzaken’, waardoor het<br />

makkelijker werd de plannen op veranderende (maatschappelijke) omstandigheden aan te<br />

passen. Het stadsbeeld werd hierbij gezien als een resultaat van het planningsproces; het werd<br />

in een later stadium vormgegeven als onderdeel van het ‘plan in bijzaken’. 90<br />

Daarbij kwam dat vormgeving destijds eerder als een bijzaak in het stedenbouwkundig<br />

ontwerpproces werd gezien dan als de kerntaak. Stedenbouwkundigen beschouwden namelijk<br />

sociaal-­‐ en demografisch onderzoek als een minstens zo ‘kenmerkend facet’ van hun<br />

vakgebied, “waarmee het mogelijk is stedenbouwkundige – lees: maatschappelijke –<br />

ontwikkelingsprocessen te plannen en te beheersen.” 91 Deze nadruk op onderzoek als<br />

grondslag voor stedenbouwkundig ontwerpen was in 1934 geïntroduceerd met de publicatie<br />

van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) voor Amsterdam. Het programma hiervoor werd<br />

geheel onderbouwd aan de hand van cijfermateriaal uit statistisch onderzoek, zoals<br />

bijvoorbeeld de verwachte bevolkingsgroei en verkeersontwikkeling. De stedenbouwkundig<br />

ontwerper hoefde, aldus C. van Eesteren, die het AUP had ontworpen, nu niet meer op zijn<br />

intuïtie te vertrouwen bij het ontwerpen, maar kon de statistiek als uitgangspunt nemen. 92<br />

Overigens was Van Eesteren niet tegen vormgeving; hij zag het onderzoek meer als instrument<br />

ten dienste van de vormgeving, een modernistische vormgeving welteverstaan. Volgens Rein<br />

Geurtsen wordt stedebouw door velen nog altijd als een pragmatische ingenieurstaak<br />

beschouwd, die pas achteraf om enige verfraaiing vraagt. 93 Deze verfraaiing lag vanaf die tijd<br />

eerder in de handen van de architect dan van de stedenbouwkundige. Bovendien werd het<br />

met deze nieuwe manier van planvorming steeds onmogelijker om het planbeeld te<br />

garanderen. 94<br />

Na de oorlog werden het ‘algemeen bestemmingsplan’ en het principe van ‘bewuste<br />

planmatigheid’ aan de hand van cijfermateriaal, die in het AUP waren geïntroduceerd, als<br />

vaste onderdelen van het stedenbouwkundig vakgebied beschouwd. Sociaal-­‐maatschappelijk<br />

onderzoek is dan niet meer los te denken van de stedenbouw. In de jaren vijftig en zestig<br />

houden stedenbouwstudenten zich dan ook “op hogere abstractieniveaus bezig met<br />

modelmatige technieken en met vakgebieden die gelieerd zijn aan de mens-­‐ en<br />

maatschappijwetenschappen.” 95 Het is overigens volgens Weeber een ‘bekend geheim’ dat in<br />

de jaren vijftig en zestig door de TH Delft aan zwakke ontwerpers werd aangeraden ‘maar’<br />

stedenbouw te gaan doen. Ontwerpvaardigheid was dus blijkbaar niet zo belangrijk. De<br />

stedenbouwkundige was eerder een begeleider van planningsprocessen en onderzoeker van<br />

sociologische vraagstukken, dan een ontwerper van stedelijke ruimte. Bovendien verdwijnt de<br />

ontwerper als persoonlijkheid en auteur uit het proces. “In de wederopbouwtijd wordt het<br />

bouwen steeds minder een zaak van personen, en steeds meer van procedures, instituties,<br />

normen. De ontwerper – de architect of stedebouwkundige – wordt haast onzichtbaar.” 96<br />

Uiteindelijk werd in 1965 de Wet op Ruimtelijke Ordening ingevoerd. De basis van de<br />

ruimtelijke ordening bevond zich vanaf nu op rijksniveau. Aan de hand van de nationale<br />

beleidslijnen worden provinciale streekplannen gemaakt, en die vormen een kader voor de<br />

gemeentelijke structuur-­‐ en bestemmingsplannen. Deze structuur-­‐ en bestemmingsplannen,<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

32


die elke gemeente verplicht moest opstellen, bestonden voornamelijk uit functionele en<br />

maatschappelijke doelen. Het ging niet meer om de vormgeving van de ruimte, maar om de<br />

ordening van de ruimte: “Niet te ontkennen valt bij dit alles dat de radicale verruiming van het<br />

arbeidsveld in de richting van de ruimtelijke ordening veler aandacht heeft weggetrokken van<br />

de typische stedebouw in engere zin naar het nieuwe terrein van het grootschalige werk. Een<br />

verschuiving van aandacht die ongetwijfeld ten koste is gegaan van de minutieuze zog voor de<br />

voor de burger zo belangrijke details van het lokale leefmilieu,” 97 aldus stedenbouwkundige S.<br />

van Embden. De architectuur en het stedenbouwkundig ontwerpen schoven dus nog verder<br />

naar de achtergrond, ten gunste van planningsmechanismes: “Na 1970 evolueerde de<br />

ruimtelijke ordening in luttele jaren tot geleiding van ruimtelijke processen met behulp van<br />

flexibele en aanpasbare plannen. Zij maakte zich daarmee definitief los van haar wortels, de<br />

architectuur en stedenbouw, en betrad het terrein van de strategische besluitvorming,” stellen<br />

Hans van der Cammen en Len de Klerk. 98 De stedenbouw was overgenomen door de<br />

ruimtelijke ordening en de architect was slechts een spil in het totale ruimtelijke<br />

ordeningsproces geworden.<br />

Architectuurkritiek<br />

Stedenbouw was dus verworden tot een beleidsvorm, en de architect was slechts een schakel<br />

in de planningsmachine geworden. Het gekke was, dat in de architectuurkritiek ook geen<br />

tegenwicht werd geboden. Namelijk, ook hier had de ‘sociologisering’ toegeslagen. Volgens<br />

Weeber was de architectuurkritiek sinds de democratiseringsgolf eind jaren zestig niet meer<br />

wat het geweest was: “Weinig is sindsdien over architectuur gesproken en geschreven. In<br />

bladen als Plan en Wonen-­‐TA/BK staat veel zinnigs, maar weinig meer over architectuur. […]<br />

De architectuurkritiek bestaat niet meer en voor kunsthistorici lijkt architectuur nog steeds na<br />

1880 te zijn opgehouden te bestaan.” 99<br />

Met name in Wonen-­‐TA/BK ging het gros van de artikelen betreffende de<br />

stadsvernieuwing over inspraakprocedures, bewonersprotesten, politiek en beleidsvoering,<br />

sociale problematiek, huurprijzen en de toepassing van nieuwe subsidieregelingen.<br />

Stadsvernieuwing werd boven alles beschouwd als een volkshuisvestelijke opgave. Het<br />

voornaamste doel was om goede woningen te bouwen in de vervallen en verafschuwde<br />

negentiende-­‐eeuwse woonwijken rond de binnenstad. Wát er precies werd gebouwd kwam<br />

nauwelijks aan de orde, behalve als het om aantallen woningen of vierkante meters ging.<br />

Deze houding gold overigens niet alleen tijdens de stadsvernieuwing, maar is daarna<br />

voortgezet. Het blijkt nog steeds moeilijk inhoudelijke informatie te vinden over wat de<br />

stadsvernieuwing architectonisch en ruimtelijk voor een stad of wijk heeft betekend. Dit heeft<br />

er voor een groot deel mee te maken dat de belangrijkste boeken over stadsvernieuwing zijn<br />

geschreven door sociologen, planologen en politicologen, zoals in de inleiding van deze scriptie<br />

reeds ter sprake kwam. Kunst-­‐ en architectuurhistorici nemen nauwelijks het woord, behalve<br />

bij het beschrijven (en verdedigen) van de oorspronkelijke stedelijke structuur en bebouwing<br />

van de gesloopte wijken. 100<br />

In 1981 verwoordt architectuurhistoricus Ed Taverne in Stad als object voor historisch<br />

onderzoek zijn kritiek op dit ‘cultureel onvermogen’ om de ontwerppraktijk, het ruimtelijk<br />

beleid, de geschiedenis en de reflectie hierop met elkaar in verband te brengen. Hij spreekt<br />

van een ‘cultureel vacuüm’, waarin de architectuurtijdschriften, de massamedia en de<br />

kunsthistorische opleidingen niet in staat zijn het architectonisch vakgebied voldoende<br />

tegenwicht en kritiek te bieden. Taverne constateert dat inmiddels ook architecten,<br />

stedenbouwkundigen en critici zich van dit cultureel vacuüm bewust zijn, maar dat het debat<br />

hierover voornamelijk uiting geeft aan hun gevoel van onvermogen om dit te kunnen<br />

oplossen. 101<br />

Als er in 1984 onderzoek wordt gedaan naar de verdiensten na tien jaar<br />

stadsvernieuwing in Rotterdam wordt er geen woord gerept over ruimtelijke problemen. De<br />

onderzoekers – die overigens allen afkomstig zijn van verzets-­‐studiegroepen binnen de TH<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

33


Delft, waarover in hoofdstuk één is gesproken – richten zich vooral op de gevoerde<br />

bevolkingspolitiek. De architectonische of stedenbouwkundige verdiensten worden niet<br />

besproken. 102 Dit is opmerkelijk, en tevens tekenend voor de architectonische situatie tijdens<br />

de stadsvernieuwing. Niet alleen verdween de architectuur uit het stedenbouwkundig<br />

vakgebied, ook in de architectuurkritiek en de architectuurhistorie verschoof de aandacht naar<br />

andere disciplines dan de architectuur zelf.<br />

Er waren wel historici en architecten die zich kritisch uitlieten over het bouwen in de<br />

bestaande omgeving en over de weinig vormgevings-­‐bewuste houding, zoals Carel Weeber,<br />

Rein Geurtsen, Umberto Barbieri en Cees Boekraad, maar het duurde nog tot ver in de jaren<br />

tachtig voordat hun kritiek daadwerkelijk tot uiting kwam in de ontwerpproductie.<br />

Anti-esthetische jaren zeventig<br />

Niet voor niks typeerde Rein Geurtsen, een van de kritische architect-­‐historici uit die tijd, de<br />

zeventiger jaren later als “…een periode waarin een taboe op schoonheid gold, de anti-­‐<br />

esthetische jaren zeventig, toen het debat over de stad overal over ging, behalve over vorm en<br />

ruimtelijke samenhang.” 103 En Geurtsen was niet de enige die deze mening droeg. In de loop<br />

van de jaren zeventig en begin jaren tachtig gaan enkele architecten, zoals Geurtsen, zich<br />

verdiepen in architectuurgeschiedenis en stadsmorfologie, waarna zij zich realiseren dat de<br />

samenhang tussen architectuur en stedenbouw ergens tijdens het modernisme zoek is<br />

geraakt. Zo bepleitte H.P. Berlage reeds rond 1900 nog dat de schoonheid van de stedelijke<br />

vorm niet langer een prijzig privilege zou moeten zijn, maar een factor tot ‘Nut van ’t<br />

Algemeen’, een fenomeen met een uitdrukkelijke sociale en functionele betekenis. Dit<br />

gedachtegoed was echter in de loop der jaren in onbruik geraakt, ondanks dat Berlage als<br />

architect onder de modernisten zeer werd gewaardeerd. Geurtsen bemerkt dan ook een<br />

terugval in de stedenbouwkundige discipline, dat volgens hem “…sinds de jaren dertig te<br />

leiden heeft gehad van uitholling, van het afschaffen van vanzelfsprekende kwaliteiten en van<br />

verlies van vakmanschap.” 104 Hij geeft als voorbeeld het in onbruik geraakte woord<br />

‘stadsesthetiek’, dat aan het begin van de twintigste eeuw nog een volkomen normale term<br />

was in het openbaar debat.<br />

Woorden als ‘schoonheid’ en ‘esthetiek’, door Berlage nog vaak aangehaald, zijn<br />

nadien lange tijd uit het architectonische vocabulaire verdwenen geweest. Sinds het<br />

modernisme werd er niet meer gesproken over stadsesthetiek, maar over functionaliteit en<br />

efficiëntie. Hoe gevoelig het gebruik van het woord ‘schoonheid’ ligt wordt geïllustreerd door<br />

een opmerking van de modernistische architect en stedenbouwkundige S.J. van Embden, die in<br />

1985 de Amsterdamse Beurs van H.P. Berlage beschrijft als een “overtuigende demonstratie<br />

van onbetwistbare architectonische vormkwaliteit”. Hij schrijft ‘vormkwaliteit’ want, zo geeft<br />

hij toe: “de term ‘Schoonheid’ wil vandaag niet meer – of nog niet weer – zo vlot uit de<br />

pen”. 105<br />

Overigens betekent deze houding niet dat er in het geheel niet mooi werd gebouwd.<br />

Mooi bouwen had simpelweg niet de hoogste prioriteit, zeker niet bij de sociale woningbouw.<br />

Schoonheid werd beschouwd als een overbodige uiting van luxe, terwijl woningbouw een<br />

bittere noodzaak was. Sociale woningbouw moest er zelfs altijd een beetje armoeiig uitzien,<br />

‘sober en doelmatig’. De woningen moesten vooral goedkoop lijken, zodat het leek of er geen<br />

overbodig geld was gespendeerd. Zelfs na de invoering van de WSDV, toen er meer dan tijdens<br />

de stadsvernieuwing werd gepleit voor kwaliteit, bleef de architectonische kwaliteit van de<br />

woningwetwoningen achter. Ondanks het schijnbare taboe op het woord ‘schoonheid’, wordt<br />

een aantal jaren na de invoering van de WSDV in Den Haag de oproep gedaan om ‘mooi’ te<br />

bouwen, om ‘aan de “Bouwkunst” niet alleen de functionele eis te stellen, maar ook de<br />

esthetische eis van schoonheid’ en bovenal om ‘kwaliteit’ wederom als ‘richtinggevend<br />

beginsel van de volkshuisvesting en stedebouw’ te beschouwen. 106 Deze Oproep, die op 16 mei<br />

1988 werd gepubliceerd door de Werkgroep 5x5 (bestaande uit een wethouder, twee<br />

directeuren van woningcorporaties en twee medewerkers van de Nationale Woningraad)<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

34


esulteerde uiteindelijk in de publicatie Voorbij het Gangbare, waarin het gebrek aan kwaliteit<br />

in de volkshuisvesting en stedenbouw aan de kaak werd gesteld. De Werkgroep was opgericht<br />

uit onvrede over de manier waarop volkshuisvestingsprojecten werden vormgegeven.<br />

In de publicatie wordt onder andere felle kritiek geuit op het feit dat sociale<br />

woningbouw niet mooi mocht zijn. Zo vertelt architecte Francine Houben dat het haar door<br />

ambtenaren van de Rotterdamse dienst voor volkshuisvesting kwalijk werd genomen “…dat we<br />

van sociale woningbouw iets moois wilden maken. Dat mocht niet. Het moest er goedkoop<br />

uitzien, elke verfraaiing was overbodig.” 107 De Werkgroep 5x5 constateert dat in de loop der<br />

jaren de minimumeisen de norm zijn geworden. De minimumeisen waren ooit opgesteld om<br />

een bepaalde minimumkwaliteit van woningen te kunnen waarborgen. Echter, het was<br />

inmiddels een ongeschreven regel geworden dat deze minimumeisen goed genoeg waren voor<br />

sociale woningen, en dus werden ze de (maximum) norm. “Als er dan iemand komt met een<br />

ontwerp dat aan de regels voldoet, binnen het budget blijft, procedureel goed is behandeld,<br />

maar er mooi uitziet, maar de bewoners iets extra’s biedt, dan is dat een overtreding van de<br />

ongeschreven regel.” 108 De Werkgroep 5x5 pleitte er daarom voor dat architecten en<br />

opdrachtgevers, juist bij de sociale woningbouw, zouden streven naar het beste resultaat<br />

binnen de mogelijkheden. Dat zij zouden streven naar een zo hoog mogelijke kwaliteit, in<br />

plaats van tevreden te zijn als de minimumnorm werd behaald: “Een ieder die meewerkt aan<br />

de volkshuisvesting zou dat moeten doen met idealisme, bevlogenheid, betrokkenheid,<br />

inspiratie, verantwoordelijkheidsgevoel, durf, intelligentie, ambachtelijkheid. Zou nooit<br />

tevreden moeten zijn met een 6-­‐ als het, met meer inzet, ook een 8 had kunnen zijn.” 109<br />

Onwetende architecten<br />

Naast het gebrek aan betrokkenheid, idealisme en kwaliteitszin van coöperaties en<br />

beleidsmakers, rekende de Werkgroep 5x5 het gebrek aan kwaliteit toe aan een zeker<br />

onvermogen van de architect. Sinds de woningnood had de overheid massaproductie en het<br />

toepassen van standaardplattegronden gestimuleerd. Destijds was het belangrijk dat er zo snel<br />

mogelijk veel woningen werden gebouwd. Volgens de Werkgroep 5x5 is in de zucht naar<br />

aantallen de zorg om kwaliteit verslonsd: “Op de woningplattegronden is niet zoveel aan te<br />

merken, maar verder zijn de meeste flatgebouwen Spartaans ingericht, met tochtige galerijen,<br />

groezelige trappehuizen en een entree met de allure van een barak. De eventuele bemoeienis<br />

van een stedebouwkundige is in de loop van het besluitvormingsproces goed weggewerkt,<br />

voor zover die bemoeienis kostenverhogende aantrekkelijkheden bevatte.” 110 Ten tijde van het<br />

begin van de stadsvernieuwing was deze standaardisatie zo ver doorgevoerd en algemeen<br />

geaccepteerd, dat de invloed van de architect en stedenbouwkundige sterk was afgenomen.<br />

De ontwerpers maakten gebruik van vaste typologieën en bouwmethoden om tot een ontwerp<br />

te komen, waardoor een ontwerp eerder een compositie was van standaardplattegronden en<br />

vormprincipes dan een ruimtelijk, creatief ontwerp. En dat zo goedkoop mogelijk, het was<br />

immers sociale woningbouw.<br />

In de jaren zeventig wordt de grootschalige bouwwijze verworpen als fantasieloos en<br />

bureaucratisch en begon er weer vraag te komen naar architecten en stedenbouwkundigen.<br />

De standaardisatie had er – samen met de hiervoor beschreven anti-­‐esthetische houding,<br />

gebrek aan relevante kritiek en de sociologisering, institutionalisering en bureaucratisering van<br />

de stedenbouw – toe geleid dat de architectonische en stedenbouwkundige ontwerpdiscipline<br />

tegen die tijd behoorlijk in het slop waren geraakt. “Door de grootschalige bouwmethoden zijn<br />

in de jaren vijftig en zestig de architecten misschien niet helemaal weggestandaardiseerd,<br />

maar hun positie is wel danig verzwakt. Als er in de jaren zeventig weer vraag is naar (een<br />

andere) architectuur hebben ze weinig om op terug te vallen,” aldus wederom de Werkgroep<br />

5x5. 111<br />

Terwijl de oude garde, hoewel modernistisch in hart en nieren, nog een traditionele<br />

architectonische en stedenbouwkundige educatie had gehad (van Embden was bijvoorbeeld<br />

een leerling geweest van Grandpré Molière) had de jonge generatie nauwelijks kaas gegeten<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

35


van traditionele ontwerpprincipes. Het bouwen in bestaand stedelijk gebied was een compleet<br />

nieuwe opgave voor hen, zij waren immers opgeleid om te ontwerpen in een tabula rasa;<br />

voorheen had de opgave bestaan uit het vormgeven van uitbreidingswijken of gesaneerde<br />

(platgegooide) binnenstedelijke gebieden. Tijdens de stadsvernieuwing moest ineens rekening<br />

worden gehouden met de bestaande stedelijk structuur, waar ze weinig ervaring mee hadden.<br />

Tegelijkertijd werd de architectuur bevrijd van de dogma’s van het modernisme. Ook<br />

hier konden de jonge architecten dus niet uit putten. Volgens de Werkgroep 5x5 vullen zij deze<br />

leemte deels op met: “…voor de hand liggende beelden die afwisseling suggereren zonder dat<br />

de bouwindustrie inhoudelijke afwisseling kan of wil verwerkelijken.” 112 Wat er gebeurde was<br />

dat architecten de woonnormen en typologieën waarmee zij bekend waren probeerden te<br />

combineren met een vormentaal die zij redelijk willekeurig afleidden van de bestaande stad<br />

waarin zij moesten bouwen.<br />

In het eerste hoofdstuk is reeds beschreven dat de structuurschetsen,<br />

bestemmingsplannen, doelstellingennota’s en stadsvernieuwingsplannen grotendeels uit tekst<br />

bestonden, hier en daar voorzien van een cartoon, toegelicht met tekstballonnen. Zelfs<br />

vormgevingsproblematiek komt uitsluitend verbaal aan de orde. Architecten waren relatief vrij<br />

in de invulling van deze plannen, aangezien hierin niks over de inrichting en vormgeving van de<br />

openbare ruimte was vastgelegd, als zij maar binnen de bestaande stedelijke structuur<br />

bleven. 113 Ook hier maakte Carel Weeber zich overigens zorgen over: “De gangbare<br />

stedebouwpraktijk gebruikt bij voorkeur methodieken waarbij in verbale vorm, door middel<br />

van doelstellingen, beoogde beeldkwaliteiten worden omschreven; de materialisering ervan<br />

wordt overgelaten aan de volgende planfase: de architectuur. Deze methode is weinig<br />

operationeel, omdat de door middel van doelstellingen beschreven (belevings)kwaliteiten het<br />

aan dit planproces inherente wisselen van media (van schrijven naar tekenen) niet blijken te<br />

overleven.” 114<br />

Dit alles leidde tot een vreemde willekeur van vormen, tot ongenoegen van de oude<br />

garde, zoals Van Embden. Hij schreef: “Wat, in reactie op de na-­‐oorlogse prestaties, ten<br />

genoegen van de insprekende massa’s, overal met meer of minder talent werd nagestreefd,<br />

was vóór alles een zekere knusse ‘mens-­‐vriendelijkheid’, gezocht in een opzettelijke<br />

kleinschaligheid en – gewoonlijk ongemotiveerde – wisselvalligheden, en veelal met<br />

(onhandige) reminiscenties aan (slecht begrepen) historische vorm-­‐details.” 115 Zo ontstonden<br />

de typische jaren zeventig-­‐ontwerpen, met de toepassing van ‘variatie’, schuine daken,<br />

verschillende dakvormen en gevels die verspringen ten opzichte van de rooilijn. Dit alles in<br />

combinatie met de door de woonnormen voorgeschreven balkons in de zon (buitenruimte),<br />

grote ramen (veel licht), standaardplattegronden en bergingen op de begane grond.<br />

Wat er uit voortkwam was een vreemde vorm van pluriformiteit, maar juist door de<br />

wirwar van gebouwde vormen en gehanteerde principes werd de architectuur van deze tijd<br />

echter zeer herkenbaar: “De behoefte aan (en de mogelijkheid tot) een veelheid aan keuzes<br />

leidden er in de architectuur toe dat geen enkele nieuwe stijl of stroming dominant werd in<br />

Nederland, terwijl vreemd genoeg de resultaten wel als typische ‘jaren zeventig architectuur’<br />

herkenbaar zijn”, schrijft Martien Vletter. 116<br />

Truttisme<br />

Naar dergelijke praktijken verwijst Carel Weeber met de term ‘Truttigheid’ in het inleidend<br />

citaat aan het begin van dit hoofdstuk. Hij betichtte de stadsvernieuwers onder andere van het<br />

toepassen van “structurele onduidelijkheid, onruimtelijke objectmatigheid, formele willekeur,<br />

ongenuanceerde springerigheid en kappen in alle mogelijke richtingen, … een en ander gedekt<br />

door inspraak.” 117 Umberto Barbieri probeert in zijn artikel De nieuwe truttigheid is dood, wat<br />

nu? in Plan (1979), uitgekomen in hetzelfde jaar als Weebers tekst, te reconstrueren hoe deze<br />

Truttigheid zich heeft ontwikkeld. Het begon volgens Barbieri toen aan het eind van de jaren<br />

zestig de Stichting Nieuwe Woonvormen werd opgericht. Deze zette zich af tegen de<br />

‘burokratiese ontwerppraktijk’ van de voorgaande jaren, die werd gerepresenteerd door<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

36


overheidsinstanties en grote bouwondernemingen, die volgens o.a. Aldo van Eyck ‘iedere<br />

kreatieve daad verlamde’. Het was de bedoeling dat architectuur weer een kunstvorm werd;<br />

geen massaproductie, maar toegesneden op de toekomstige bewoners en hun wensen. Vooral<br />

de woningbouw had te lijden gehad onder de bureaucratie, die een ‘gemassificeerde,<br />

gesocialiseerde (Wenken en Voorschriften) en kwaliteitsloze (op het nivo van vorm)<br />

architektoniese produktie (de volkshuisvesting)’ tot gevolg had, aldus kriticus J. de Heer, die<br />

door Barbieri wordt geciteerd. 118<br />

Onder invloed van de Stichting Nieuwe Woonvormen werden nieuwe plattegronden<br />

en een nieuwe beeldtaal ontwikkeld, die een alternatief vormden op de fantasieloze<br />

bouwproductie van de voorgaande jaren. Wat er volgens Barbieri gebeurde was dat de<br />

‘woonbeelden’ die toen werden ontwikkeld wederom werden overgezet naar massaproductie<br />

ten behoeve van de volkshuisvesting – geheel tegen de principes in: “kenmerkend voor het<br />

truttisme is en blijft namelijk de overbrenging van ‘woonbeelden’ naar de montageketen van<br />

de huisvestingspraktijk en naar het bouwproces.” Overigens concludeert Umberto Barbieri aan<br />

het eind van zijn artikel dat het truttisme toch ook een positieve uitwerking heeft gehad: het<br />

heeft namelijk laten zien hoe het niét moet. 119<br />

Op zoek naar stedenbouwkundige kwaliteit<br />

Hoe het dan wél moest, daar waren de architect-­‐onderzoekers en de andere critici nog niet<br />

helemaal uit. In de jaren tachtig spitst het debat zich dan ook voornamelijk toe op de vraag wat<br />

stedenbouwkundige kwaliteit precies is. Een belangrijke bijdrage in dit debat werd geleverd<br />

door de Werkgroep 5x5, die hiervoor reeds aan bod is gekomen. In hun Pleidooi voor kwaliteit<br />

van volkshuisvesting en stedenbouw is het voornamelijk een kwestie van betrokkenheid en<br />

aandacht. Ontwerpen moeten zorgvuldig worden uitgevoerd, met zowel oog voor detail als<br />

voor het grote geheel. Om dit te kunnen doen moeten architecten hun klassieken kennen: “ze<br />

moeten warm kunnen lopen voor de kwaliteiten van de grote voorbeelden uit het verleden,<br />

zonder in de val van klakkeloze imitatie te trappen.” 120 Met deze vakkennis, een duidelijke<br />

architectuuropvatting, durf, fantasie en vakmanschap, zouden zij steviger in hun schoenen<br />

staan zodat zij bewoners en opdrachtgevers beter het hoofd kunnen bieden. Voorheen hebben<br />

architecten maar al te vaak het potlood uit handen gegeven, waardoor hun aanzien nogal is<br />

teruggelopen.<br />

Rond diezelfde tijd begonnen enkele architecten zich inderdaad te verdiepen in de<br />

vormprincipes van de oude stad, waaronder Casper van der Hoeven en Jos Louwe. Zij<br />

ontdekten tijdens een ontwerpopdracht in bestaand stedelijk gebied dat zij worstelden met<br />

het vinden van een acceptabele stedenbouwkundige kwaliteit en besloten een analyse te<br />

maken van specifieke vormaspecten van hun locatie. Uiteindelijk maakten zij een<br />

morfologische studie van de stad Amsterdam, waarbij zij zich richtten op stedenbouwkundige<br />

principes die de architect zou kunnen inzetten in zijn ontwerpproces.<br />

Van der Hoeve en Louwe zijn van mening dat het de taak van ontwerpers is om een<br />

ruimtelijk plan te maken; een schema of procedure voldoet niet als ontwerp. Aangezien het<br />

product dat een architect levert driedimensionaal is, moet een eventuele analyse dit ook zijn,<br />

en daarom dus “primair op de ruimtelijke opbouw van de stad ingaan en niet op de sociale of<br />

ekonomiese processen die zich daar afspelen.” 121 Dat laatste gebeurde tijdens de<br />

stadsvernieuwing maar al te vaak. Daarom ontwikkelden zij een tekenwijze die architecten<br />

kunnen gebruiken bij hun analyse van de stad, zodat zij zich konden richten op vormaspecten,<br />

morfologie en typologie, in plaats van louter op economische en sociale processen.<br />

Overigens verzetten Van der Hoeve en Louwe zich ook tegen een klakkeloze<br />

reproductie van het bestaande, wat ze beschouwen als een ‘kortzichtige en naïeve wijze van<br />

omgaan met de geschiedenis’. 122 De analyse die ze ontwikkelden was een instrument om de<br />

geschiedenis van de stad en de stadsvorm te leren kennen en begrijpen. Op die manier kan bij<br />

een nieuw ontwerp met zorg worden omgesprongen met de oorspronkelijke toestand en kan<br />

deze eventueel worden geherinterpreteerd naar de huidige of toekomstige situatie.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

37


Hun boek Amsterdam als stedelijk bouwwerk (1985) is inmiddels zeer bekend en een<br />

inspiratiebron geweest voor vele architecten. Het markeert een nieuw standpunt in het<br />

denken over architectuur en stedenbouw, althans, zo constateert Prof. Ir. Tj. Dijkstra in het<br />

Voorwoord van het boek: “Het zijn niet meer aan het eigenlijk ontwerpen vreemde, ideologies<br />

bepaalde motiveringen die de legitimatie voor nieuwe vormvoorstellingen moeten opleveren.<br />

Het is de partituur van de kompositie van de stad zelf die bestudeerd wordt om de<br />

karakteristieken te kunnen bepalen van een eigen herkenbare inzet, die blijkbaar ten doel<br />

heeft deel te worden van een groter geheel. Dat is voor de vandaag zo verarmde praktijk van<br />

de stedebouwkundige vormgeving een goede zaak.” 123<br />

Sinds de jaren tachtig zijn diverse architecten zich gaan verdiepen in de vormprincipes<br />

van de bestaande stad. Rein Geurtsen, die reeds eerder is genoemd, behoorde ook tot deze<br />

groep. Rond die tijd worden woorden als stadsesthetiek weer mondjesmaat onderdeel van het<br />

architectonisch vocabulaire, onder andere doordat men zich weer gaat verdiepen in<br />

stedenbouwkundige principes van onder andere Berlage en Sitte. Ook kwam er langzaam aan<br />

een herwaardering voor de negentiende-­‐eeuwse architectuur en vormprincipes.<br />

Een goed voorbeeld van de nieuwe houding in de architectuur is de vernieuwing van<br />

de Vaillantlaan in Den Haag door architect Jo Coenen. Het is een van de eerste<br />

stadsvernieuwingsprojecten waarbij stedenbouw weer prominent deel uitmaakte van het<br />

ontwerpproces. Het project maakte deel uit van de actie Stadsvernieuwing als Kulturele<br />

Aktiviteit, die was gestart door de wethouder stadsvernieuwing, Adri Duivesteijn. De actie was<br />

een reactie op het stadsvernieuwingsbeleid van de voorgaande jaren, waarbij soberheid en<br />

‘gezellige’ variatie de norm waren, wat een warrige structuur tot gevolg had gehad. Vanaf nu<br />

was er een grotere aandacht voor architectuur en stedenbouw als ‘kunst’. De vernieuwing van<br />

de Vaillantlaan, een belangrijke verkeersweg die dwars door de Schilderswijk loopt, moest niet<br />

alleen eenheid in het straatbeeld terugbrengen, maar de buurt ook een ruggengraat met allure<br />

bieden. 124<br />

Het was een project waarbij architectuur en stedenbouw nauw met elkaar waren<br />

verbonden. Normaal werden in een stedenbouwkundig plan alleen de rooilijn, bouwhoogte,<br />

volume of materiaalgebruik vastgelegd, maar Coenen ontwierp niet alleen de openbare<br />

ruimte, maar legde ook strikte voorwaarden vast voor de opbouw en het materiaalgebruik van<br />

gevels. De architecten die de invulling van het stedenbouwkundig plan verzorgden kregen een<br />

‘blokkendoos’ met 86 gevelelementen mee en moesten hiermee de gevels opbouwen. Alleen<br />

achter de gevels konden zij vrij ontwerpen. De laan werd op die manier als één geheel<br />

ontworpen, als een stadsinterieur. Het werd een straat met coherente wanden in plaats van<br />

een verkeersroute langs afzonderlijke gebouwen. [blad 23]<br />

Ondanks dat het ontwerp van de Vaillantlaan een redelijk extreem geval is qua invloed<br />

van de stedenbouwer op het architectonisch beeld, zelf in onze tijd, bevestigt het wel dat het<br />

denken over architectuur en stedenbouw volledig was omgeslagen ten opzichte van de<br />

voorgaande jaren. Overigens kwam het vanaf die tijd vaker voor dat architectenbureaus de<br />

opdracht kregen één of meerder straten in een stedenbouwkundige plan te ontwerpen, om<br />

een homogener beeld te verkrijgen. Het project toont aan dat het debat over het doel en de<br />

aard van het stedenbouwkundig ontwerpen weer was geopend. Architecten en beleidsmakers<br />

begonnen zich opnieuw bewust te worden van de waarde van stedelijke kwaliteit. Hiermee<br />

was het ‘architectonisch vacuüm’ van de stadsvernieuwing voorgoed ten einde gekomen.<br />

Althans, voorgoed?<br />

Heden en toekomst<br />

Volgens Kees de Graaf is de oproep van de Werkgroep 5x5 tegenwoordig nog onverminderd<br />

actueel. Hij pleit zelfs voor een herdruk van Voorbij het gangbare. Het zou verplichte stof<br />

moeten zijn voor studenten bouwkunde en moeten worden verspreid onder jonge,<br />

aanstormende projectontwikkelaars en gemeentebestuurders. 125 Hoewel er tegenwoordig<br />

meer aandacht is voor kwaliteit, is er nog steeds sprake van massale volkshuisvestelijke<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

38


praktijken, waarbij eerder wordt ontwikkeld op complexniveau dan gebiedsgewijs. De roep om<br />

meer bevlogenheid en deskundigheid in het opdrachtgeverschap en meer kwaliteit in de<br />

gebouwde omgeving kan daarom niet vaak genoeg worden herhaald.<br />

Adri Duivesteijn, die behalve wethouder Stadsvernieuwing van Den Haag ook één van<br />

de deelnemers van de Werkgroep 5x5 was, merkt twintig jaar na de Oproep op dat de<br />

resultaten van de volkshuisvesting nog steeds niet volledig bevredigend zijn, ondanks het<br />

hogere niveau waarop de woningbouw sindsdien onmiskenbaar terecht is gekomen en dat er<br />

nu meer gewerkt wordt vanuit een ‘gevoel van schoonheid’. Duivesteijn gelooft dat<br />

opdrachtgevers en architecten worden beperkt door de regels van de markt; deze bieden<br />

namelijk te weinig ruimte voor diversiteit. “De ‘kwaliteit’ beperkt zicht tot ‘upgrading’ van een<br />

standaardproduct. […] De met de mond beleden wens om een divers aanbod tot stand te<br />

brengen blijft te vaak beperkt tot ‘variaties op een thema’.” 126 Dit lijkt verrassend veel op het<br />

truttisme zoals Barbieri dit omschreef. Zelfs variatie wordt een vorm van massaproductie.<br />

Hoe krijg je de idealen van 5x5 weer binnen handbereik, vraagt Duivesteijn zich af. Volgens<br />

hem zouden de gemeenten hun verantwoordelijk moeten nemen door de stedenbouw weer<br />

serieus te nemen. Projectontwikkelaars zijn bedrijven, ze kunnen nog zoveel idealen hebben,<br />

maar uiteindelijk moet er winst gemaakt worden. Gemeentes zijn daarentegen in staat ook<br />

andere belangen te dienen dan de economie, zoals maatschappelijke doelen, culturele doelen<br />

en sociale doelen. Daarom is het belangrijk dat juist de gemeenten een duidelijke opvatting<br />

durven te formuleren over complexe opgaven, zoals centrumgebieden en zorginstellingen,<br />

terwijl zij waar het kan woningbouw aan de burgers overlaten. Duivesteijn geeft hierbij<br />

Roombeek in Enschede als voorbeeld, waar grote diversiteit is ontstaan doordat een<br />

‘wethouder met lef’ ruimte creëerde om naast projectontwikkelaars en woningcorporaties ook<br />

particulieren te laten bouwen.<br />

De tijd dat gemeenten inderdaad een dergelijke verantwoordelijkheid kunnen nemen<br />

is bijna aangebroken. De stadsvernieuwingswijken van toen zijn binnenkort wederom toe aan<br />

vernieuwing. Op dit moment worden de na-­‐oorlogse wijken massaal aangepakt en het zal niet<br />

lang duren voor de stadsuitbreidingen en binnenstedelijke vernieuwing uit de jaren zeventig<br />

aan de beurt zijn. Het is daarom heel goed dat er nu onderzoek wordt gedaan naar de<br />

stadsvernieuwingswijken, zodat er als zij daadwerkelijk aan de beurt zijn voor vernieuwing een<br />

bevredigend plan klaarligt. Juist hier kan het verleden, in dit geval de stadsvernieuwing, de<br />

resultaten en de kritiek hierop, inspiratie bieden voor de toekomst – zij is immers een diepe<br />

put aan goede en slechte ideeën, briljante ingrepen, verschrikkelijke lelijkheid, domme<br />

blunders en hier en daar een aangename verrassing.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

39


CONCLUSIE<br />

“Stadsvernieuwing is een formule met vele variabelen, een struikeltocht door<br />

onbekend gebied. Dat valt aan elk stadsvernieuwingsgebied af te lezen: zo’n<br />

buurt is een boeiende mengeling van geslaagde renovaties en nieuwbouw, met<br />

daartussen ook een scala aan verkeerd begrepen goede bedoelingen, resolute<br />

veranderingen van inzicht, scherp bevochten slappe compromissen, ten halve<br />

ingeslagen dwaal-­‐ of droomwegen, toch gebouwde kinderziekten en tussendoor<br />

enkele juwelen.”<br />

Werkgroep 5x5 (1989) 127<br />

Na het voorgaande zal allereerst met klem moeten worden benadrukt dat de stadsvernieuwing<br />

alles behalve een mislukte operatie en een zwarte bladzijde in de stedenbouwgeschiedenis<br />

was. De stadsvernieuwing heeft namelijk ook veel positieve veranderingen teweeg gebracht.<br />

Om te beginnen zijn tijdens de stadsvernieuwing duizenden mensen die voorheen in een krot<br />

woonden voorzien van een degelijke woning. Daarnaast moet worden opgemerkt dat de<br />

stadsvernieuwing ook bestuurlijk een belangrijke episode was in de Nederlandse geschiedenis.<br />

Meer dan ooit kregen burgers de mogelijkheid hun stem te laten horen in gemeentelijke<br />

planningsprocessen. Bovendien zijn veel subsidieregelingen (zoals huursubsidie), waar een<br />

groot aantal mensen nu nog steeds dankbaar (of minder dankbaar, met een gevoel van<br />

vanzelfsprekendheid) gebruik van maakt, tijdens de stadsvernieuwing gestart. Ten slotte heeft<br />

de hernieuwde interesse voor de historische omgeving, die tijdens de jaren zeventig en tachtig<br />

is begonnen, ertoe geleid dat er sindsdien zorgvuldiger wordt omgesprongen met<br />

oorspronkelijke bebouwing en stedenbouwkundige structuur.<br />

Nooit mag worden vergeten dat de stadsvernieuwingswijken destijds met<br />

verschillende problemen kampten. Naast het probleem van de verkrotte woningen, was er een<br />

verkeers-­‐ en parkeerprobleem en hiermee samenhangend een gebrek aan veilige speelruimte<br />

voor kinderen. De stadsvernieuwers hebben getracht, met de beste bedoelingen, beschikbare<br />

middelen en inzichten uit die tijd, een zo goed mogelijke oplossing te vinden voor deze<br />

problemen. Sindsdien zijn er een hoop speelplekken en groenvoorzieningen bijgekomen, is<br />

doorgaand verkeer geweerd uit woonstraten en hebben geparkeerde auto’s een plek<br />

gekregen. De bouwkundige kwaliteit van de destijds nieuw gebouwde<br />

stadsvernieuwingswoningen is nog steeds bovengemiddeld. De woorden ‘krot’ en<br />

‘achterbuurt’ zijn inmiddels historisch geworden; van de bouwvallige troep die vóór 1970 het<br />

straatbeeld bepaalde kan bijna niemand zich meer een voorstelling maken. 128<br />

Het is dan ook te makkelijk om de stadsvernieuwing te bekritiseren vanuit een vals<br />

gevoel van vroeger-­‐was-­‐alles-­‐beter-­‐nostalgie. De situatie was wel degelijk in veel gevallen zeer<br />

slecht te noemen en het lag buiten kijf dat er iets aan gedaan moest worden en dat dit vooral<br />

snel moest gebeuren. Het is daarbij ook op zijn minst bewonderenswaardig dat er in de jaren<br />

zeventig en tachtig zo’n hoge bouwproductie is bereikt. Bij een dergelijk grote operatie kan het<br />

bijna niet anders dan dat er concessies moesten worden gedaan, bijvoorbeeld op het gebied<br />

van tijd en geld, zorgvuldigheid en oog voor detail. Het is niet te ontkennen dat er op veel<br />

plekken te weinig aandacht is besteed aan de inrichting van de openbare ruimte, aan de<br />

kwaliteit van de openbare ruimte, aan architecturale waarden, aan diversiteit van<br />

voorzieningen en woningtypes, etc. De belangrijkste reden hiervoor ligt in de aard van de<br />

stadsvernieuwing besloten: het was een volkshuisvestelijk vraagstuk, waarin politieke, sociale,<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

40


functionele en economische belangen zwaarder wogen dan architectonische,<br />

stedenbouwkundige en esthetische argumenten.<br />

Het is daarom ook enigszins een luxeprobleem om nu te gaan klagen over hoe de<br />

stadsvernieuwingsarchitectuur eruit ziet en hoe de openbare ruimte was ingericht. Het<br />

primaire doel was namelijk nooit om de wijken mooi te maken. Het doel van de<br />

stadsvernieuwing was om de bewoners van een goede woning te voorzien, tegen een<br />

betaalbare huurprijs, in een verkeersveilige buurt. Dat de woningen tegenwoordig niet<br />

allemaal aan de huidige woonwensen voldoen, is dan ook deels een hedendaags probleem, dat<br />

voortkomt uit onze wens om steeds ruimer te wonen en uit de steeds hogere eisen die wij<br />

tegenwoordig aan onze woonomgeving stellen. Het gebrek aan kwaliteit in de<br />

stadsvernieuwingswijken dat door de nieuwe woonwensen wordt ervaren, is daarom niet toe<br />

te rekenen aan de stadsvernieuwers. De nieuwe eisen en wensen die tegenwoordig worden<br />

gesteld liggen hoogstens aan de basis van de nieuwe vernieuwingsopgave die nu voor ons ligt:<br />

de vernieuwing van de stadsvernieuwing.<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing<br />

De vernieuwing van de stadsvernieuwing zal binnenkort een steeds belangrijkere opgave<br />

worden. Veel stadsvernieuwingsbuurten kampen (nog steeds) met sociale problemen en ook<br />

het gebrek aan ‘leefbaarheid’ of ‘kwaliteit van de woonomgeving’ is een terugkerend thema.<br />

Een slechte leefbaarheid wordt meestal gekoppeld aan een slecht onderhouden openbare<br />

ruimte, overlast van rondzwervend afval, graffiti en soms ook aan vandalisme of zelfs<br />

criminaliteit. De openbare ruimte van stadsvernieuwingswijken is vaak rommelig en het<br />

onderhoud van de groenvoorzieningen en het straatmeubilair ondermaats. Paaltjes die<br />

parkeren op de stoep moeten voorkomen staan scheef of zijn beschadigd, stoeptegels liggen<br />

los, bloembakken die parkeerplaatsen afscheiden staan leeg of vol onkruid en in de loze<br />

hoeken van de verspringende nieuwbouwgevels verzamelt zich rondslingerend afval. De<br />

plantsoentjes en parkjes die tijdens de stadsvernieuwing zijn aangelegd vergen onderhoud,<br />

terwijl hier het geld en de aandacht voor ontbreekt.<br />

Bovendien is de samenhang tussen architectuur en stedenbouw, die zo kenmerkend is<br />

voor oude stadswijken, tijdens de stadsvernieuwing verloren gegaan. Omdat de<br />

vernieuwingsprojecten kleinschalig waren en onvoldoende in verband werden gebracht met<br />

de rest van de wijk, het stadsdeel of zelfs de stad, bestaan de stadsvernieuwingswijken nu uit<br />

allerlei losse elementen, die een versnipperd straatbeeld tot gevolg hebben. Deze<br />

architectonische versnippering wordt versterkt door de (rommelige) balkons aan de<br />

voorgevels, blinde muren op straathoeken, bergingen op de begane grond en de reductie van<br />

het aantal woningingangen aan de straat. Met name dit laatste verbreekt de binding tussen<br />

straat en woning, waardoor de sociale controle minder is geworden. Ook het onlogische<br />

stratenpatronen (veelal ontstaan door het samenvoegen en doorbreken van bouwblokken) en<br />

de onoverzichtelijke inrichting van de openbare ruimte dragen bij aan de vermindering van<br />

stedenbouwkundige kwaliteit.<br />

Stedenbouwkundige of architectonische kwaliteit vallen echter officieel niet onder<br />

‘leefbaarheidsaspecten’ zoals deze gedefinieerd zijn door VROM in hun rapport over de<br />

verdiensten van Stadsvernieuwing. 129 Toch kan wel met enige zekerheid worden gezegd dat de<br />

weinig inspirerende architectuur van de stadsvernieuwing en de in sommige gevallen<br />

afzichtelijke renovaties in ieder geval geen positief effect hebben op de leefbaarheid van een<br />

buurt. De verbetering van de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit -­‐ en dus van<br />

het straatbeeld -­‐ kan daarom alleen maar gunstig uitpakken. Overigens zullen veel woningen in<br />

stadsvernieuwingsbuurten binnen twintig jaar aan vernieuwing toe zijn. Immers, woningen<br />

worden gebouwd met een beoogde levensduur van gemiddeld vijftig jaar. Dit betekent niet<br />

per se dat de buurten (wederom) gesloopt moeten worden, maar wel dat er op zijn minst<br />

groot onderhoud nodig zal zijn. Een mooie kans dus om de stadsvernieuwingswijken aan te<br />

pakken en de ‘fouten’ uit de jaren zeventig recht te trekken.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

41


Vernieuwen voor de buurt?<br />

Op dit moment is een dergelijk vernieuwingsproces gaande in de uitbreidingswijken van de<br />

jaren vijftig en zestig, waarbij menig galerijflat wordt afgebroken om plaats te maken voor luxe<br />

appartementen. De opbrengst van deze nieuwe luxe woningen kan vervolgens worden<br />

gestoken in het opknappen van de openbare ruimte en de paar sociale woningen die mochten<br />

blijven staan. Een buurt krijgt zo meer aanzien en (zo verwacht men) minder sociale<br />

problemen. Maar waar blijven de gezinnen die moeten vertrekken? Worden de problemen op<br />

deze manier niet verplaatst of verstopt achter mooie gevels en goedverzorgde straten en<br />

plantsoenen? Er wordt op die manier niet meer gebouwd voor de mensen van de buurt, maar<br />

voor het imago van de buurt. Is het niet raar als dit ook zou gebeuren in de<br />

stadsvernieuwingsbuurten, waar veertig jaar geleden werd gestreden om te bouwen voor de<br />

buurt, tegen betaalbare huurprijzen? Wat hier destijds uit voortkwam was weliswaar houtje-­‐<br />

touwtje beleid en de oplossingen waren vaak onbeholpen, maar ze werden uitgevoerd met de<br />

beste (sociale) bedoelingen. Zou het niet zonde zijn om deze sociale verdiensten van de<br />

stadsvernieuwing teniet te doen door de buurten bloot te stellen aan grootschalige<br />

gentrification, zoals nu in de wederopbouwwijken gebeurt?<br />

Natuurlijk zijn de tijden veranderd en wordt belang gehecht aan andere zaken dan<br />

veertig jaar geleden, maar dat maakt het niet minder belangrijk om over dit soort<br />

vraagstukken na te denken. Op die manier kan het vernieuwingsproces goed worden<br />

voorbereid. Eén van de kritiekpunten op de stadsvernieuwing was immers dat alles te snel,<br />

ondoordacht en goedkoop was gebouwd. Aangezien we nu al weten dat de<br />

stadsvernieuwingsbuurten vernieuwd zullen moeten worden, is dit tenminste één valkuil die<br />

omzeild kan worden. Met de kennis van nu van de beperkingen van toen is het wellicht<br />

mogelijk deze buurten met enkele (kleine) ingrepen een positieve ‘boost’ te geven.<br />

De lessen van de stadsvernieuwing<br />

Van de fysieke veranderingen die hebben plaatsgevonden tijdens de stadsvernieuwing en de<br />

kritiek die hierop is geuit kunnen we zeker één en ander leren. Het gaat te ver om hier een<br />

oplossing te bieden voor alle problemen waar de stadsvernieuwingswijken mee kampen – met<br />

name de sociale problemen liggen ver buiten ons bereik -­‐ maar voor de problemen op het<br />

gebied van openbare ruimte en straatbeeld kunnen wel degelijk enige handvatten worden<br />

geboden op basis van het voorgaande.<br />

Zorgvuldig ontwerpen<br />

Een van de belangrijkste lessen die we kunnen leren van de stadsvernieuwing is het belang van<br />

zorgvuldigheid en betrokkenheid in het ontwerpproces. Door net even wat langer en beter na<br />

te denken over bepaalde ontwerpingrepen kunnen domme fouten en onzorgvuldigheden<br />

worden voorkomen. Hieronder valt onder meer het met zorg ontwerpen van het maaiveld:<br />

portieken, garages en entree partijen zijn nu nog vaak vandalismegevoelig en zien er<br />

bovendien in veel gevallen armoedig uit. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan het<br />

contact tussen de woningen en het maaiveld. De straat moet weer van de bewoners worden.<br />

Bovendien zou er meer eenheid moeten worden aangebracht in de bebouwing. Straatwanden<br />

zouden vaker kunnen worden ontworpen als geheel, zoals bij de Vaillantlaan. Vooral aan<br />

straathoeken zou meer aandacht moeten worden besteed, zodat er geen blinde muren meer<br />

zijn. Mocht er gekozen worden voor balkons aan de voorgevel, dan zou een gesloten balkon<br />

beter zijn, omdat eventuele rotzooi van bewoners dan uit het zicht blijft. Nog beter zijn (deels)<br />

inpandige balkons of Franse balkons. De straten zijn vaak al redelijk smal, wat wordt versterkt<br />

door te ver uitstekende balkons.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

42


Differentiatie<br />

Tijdens de stadsvernieuwing zijn heel veel kleine appartementen gebouwd. De<br />

woningdifferentiatie is hierdoor gering; er is qua woningvoorraad veel van hetzelfde. Op dit<br />

moment is de tendens om in dit soort gevallen panden af te breken en te vervangen door<br />

voornamelijk luxe woningen. Differentiatie is echter meer dan het aantrekken van meer<br />

welgestelde bewoners. Door verschillende woningtypes te bouwen krijgen bewoners eerder<br />

de kans om binnen hun buurt te verhuizen naar een andere, bijvoorbeeld grotere, woning. Nu<br />

gebeurt het vaak dat jonge gezinnen of bewoners bij wie het financieel voor de wind gaat naar<br />

een andere buurt vertrekken. Als zij de kans zouden krijgen binnen hun eigen buurt door te<br />

verhuizen zou er ook meer differentiatie in bewonersgroepen ontstaan, terwijl er tegelijkertijd<br />

meer binding zal ontstaan tussen de bewoners en hun buurt. Als er bij de vernieuwing wordt<br />

gekozen voor het bouwen van nieuwe woningen, hoeven dit dus niet per se dure luxe<br />

appartementen te zijn, maar simpelweg andere woningtypes dan het huidige aanbod in de<br />

buurt.<br />

Onderhoud en beheer publieke ruimte<br />

De straat moet worden beschouwd als een omsloten ruimte, met wanden, een vloer en een<br />

meubilair. Net als in een woning moeten de inrichting en het straatmeubilair zorgvuldig<br />

worden gekozen: het moet functioneel zijn, maar ook mooi. Op dit moment staan op veel<br />

plekken scheve paaltjes, betonblokken en bloembakken. Stoeptegels liggen dikwijls los,<br />

stoepranden zijn beschadigd en parkjes en perkjes zijn vaak armoedig ingericht en ook nog<br />

eens slecht onderhouden. Bij de vernieuwing zou er meer aandacht moeten worden besteed<br />

aan het beeld, maar er moet ook rekening worden gehouden met de manier waarop het kan<br />

worden onderhouden en beheerd. Op dit moment wordt de openbare ruimte in<br />

stadsvernieuwingswijken te vaak verwaarloosd. Belangrijk is dat de openbare ruimte eenduidig<br />

en herkenbaar is. Het moet duidelijk zijn wat openbaar is en wat privé, zodat ook duidelijk is<br />

wie waarvoor verantwoordelijk is. Daarnaast zou niet alleen de openbare ruimte goed moeten<br />

worden onderhouden en beheerd, maar ook de publieke of collectieve ruimte binnen de<br />

gebouwen, zoals portieken, entrees en galerijen. Tevens moet worden nagedacht over betere<br />

oplossingen voor huisafval.<br />

Bouwen voor de buurt én voor de stad<br />

Wat er tijdens de stadsvernieuwing dikwijls fout is gegaan, is dat men het overzicht over het<br />

grotere geheel is kwijtgeraakt. De verdienste van de stadsvernieuwing daarentegen is geweest<br />

dat er weer werd nagedacht over het belang van de buurt en haar bewoners. In de toekomst<br />

zou een combinatie van beide ideaal zijn: niet alleen denken in oplossingen voor de buurt,<br />

maar ook over de positie van de buurt in de stad. Zo kunnen bijvoorbeeld andere<br />

stadsbewoners worden aangetrokken met bepaalde bovenwijkse voorzieningen, zoals<br />

specifieke winkeltypes, een markt of een bioscoop, waardoor de buurt de kans krijgt van het<br />

negatieve imago af te komen.<br />

Sterke punten<br />

Ten slotte is het vooral belangrijk om ook de sterke punten van de stadsvernieuwingswijken te<br />

onderzoeken en om deze bij de vernieuwing te versterken. Stadsvernieuwingsbuurten zijn<br />

dikwijls multicultureel in hun bevolkingssamenstelling. In plaats van hier de negatieve kanten<br />

van te zien, kunnen ook de mogelijkheden worden benut. Zo zou bijvoorbeeld de traditionele<br />

hoekwinkel terug kunnen worden gebracht in het straatbeeld, maar nu met een Turkse bakker,<br />

een Griekse delicatessenzaak of een Indiase toko erin. Dit brengt de levendigheid terug op<br />

straat en geeft de buurt een eigen identiteit.<br />

Wat hiervoor beschreven is zijn nadrukkelijk slechts handvatten; mogelijke denkrichtingen die<br />

kunnen worden ingezet bij de Vernieuwing van de Stadsvernieuwing. Wat vooral erg belangrijk<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

43


is, is dat de vernieuwers van de toekomst weten in welke context de stadsvernieuwing heeft<br />

plaatsgevonden alvorens er een oordeel over te vellen. Weliswaar zijn de wijken niet overal<br />

even mooi en kampen ze met verschillende problemen, maar ze zijn vernieuwd met specifieke<br />

(sociale) bedoelingen. Bij een toekomstige vernieuwing mogen deze doelen absoluut niet uit<br />

het oog worden verloren, want juist de manier waarop de stadsvernieuwingswijken tot stand<br />

zijn gekomen, met inspraak van de bewoners, maakt hen bijzonder. Hiermee wil ik niet zeggen<br />

dat de wijken zo moeten blijven als ze zijn, als monument voor de stadsvernieuwing, maar wel<br />

dat de vernieuwing zorgvuldig moet gebeuren. Juist dat hebben we namelijk van de<br />

stadsvernieuwing geleerd. Wat vooral belangrijk is als er wordt besloten om een wijk aan te<br />

pakken, is dat dit weldoordacht, met zowel oog voor het grote geheel als voor detail, en vooral<br />

met voldoende financiële middelen gebeurt. Pas dan kan een buurt een plek worden waar de<br />

bewoners trots op kunnen zijn.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

44


NOTEN<br />

1<br />

Adri Duivesteijn, geïnterviewd in: Martien de Vletter, De kritiese jaren zeventig. Architectuur en<br />

stedenbouw in Nederland 1968-­‐1982 (Rotterdam: NAi, 2004), 137. Publicatie verschenen bij de<br />

tentoonstelling 'Woonerven & Zitkuilen' in het NAi, 18 juni – 4 oktober 2004<br />

2<br />

VROM, "Stadsvernieuwing gemeten. KWR 2000 maakt balans op," (Den Haag: ABF Research (Delft),<br />

september 2002), 6. Met ‘slechte woningen’ worden woningen bedoeld waarvan de herstelkosten 25%<br />

of meer bedragen in verhouding tot de nieuwbouwwaarde. Hoewel de ´traditionele´ stadsvernieuwing<br />

in 1985 was afgelopen, was het pas ver in de jaren ´90 voltooid.<br />

3<br />

Ibid., 8.<br />

4<br />

Veel meer vergeleken met niet-­‐stadsvernieuwingsgebieden in ‘bestaand stedelijk gebied’ (gebouwd<br />

vóór 1971)<br />

5<br />

Ondanks dat het woord ‘mooi’ (bijna) verdwenen is uit het vocabulaire van de architect en<br />

architectuurhistoricus.<br />

6<br />

Ben Vermeijden, Stedelijke vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering (Delft: Publicatiebureau<br />

Bouwkunde, TU Delft, 1994), 109. “De aandacht voor kwaliteit van de openbare ruimte [in de Vierde<br />

Nota Ruimtelijke Ordening, 1988] wortelt in een impliciete kritiek op een aantal kenmerken van de<br />

'klassieke' stadsvernieuwing. De 'eenzijdige' gerichtheid op de volkshuisvesting, met name van lage<br />

inkomensgroepen, heeft geleid tot een sobere, op de gebruikskwaliteit van woningen gerichte aanpak<br />

en tot verwaarlozing van andere functies (zoals groen), de inrichting en belevingswaarde van de<br />

openbare ruimte en de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit. De naar binnen gerichte<br />

wijkaanpak tot de verwaarlozing en samenhang en de verbindingsfunctie van de openbare ruimte op<br />

stedelijk niveau." (zie ook hoofdstuk 4 van deze scriptie)<br />

7<br />

Sociale aspecten: Gerard Anderiesen en Arnold Reijndorp, Eigenlijk een geniale wijk. Dagelijks leven in<br />

de Indische Buurt (Amsterdam: Het Spinhuis, 1990); ———, Van volksbuurt tot stadswijk (1990). LISWO<br />

en dS+V, Binnenstebuiten ondersteboven. Vijfentwintig jaar stadsvernieuwing in Rotterdam (Rotterdam:<br />

Dienst Stedebouw en Volkshuisvesting (dS+V), 1999). Culturele context: Cor Wagenaar, Town Planning<br />

in the Netherlands since 1800 (Rotterdam: 010 Publishers, 2011). Vletter, De kritiese jaren zeventig.<br />

Architectuur en stedenbouw in Nederland 1968-­‐1982. Beleid en politiek: Herman de Liagre Böhl,<br />

Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing (Amsterdam: Boom, 2010). Victor Freijser,<br />

Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse stedenbouw 1890-­‐1990<br />

(Zwolle: Waanders, 1991). Hugo Priemus, Stadsvernieuwing: problemen en perspectieven. Analyse van<br />

de Rotterdamse aanpak (Alphen aan den Rijn: Samson Uitgeverij, 1978). Vermeijden, Stedelijke<br />

vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering.<br />

8<br />

Vletter, De kritiese jaren zeventig. Architectuur en stedenbouw in Nederland 1968-­‐1982: 17.<br />

9<br />

Hoewel er een nieuw probleem ontstond door de gezinsverdunning en de toename van het aantal<br />

alleenstaanden en eenoudergezinnen.<br />

10<br />

VPRO NTR, "Woningnood: Volksvijand nr.1," in Andere Tijden (Nederland 1, 26 maart 2011). TV-­‐<br />

Documentaire.<br />

11<br />

Hans van der Cammen en Len de Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.<br />

(Utrecht: Het Spectrum, 2003), 248.<br />

12 Ibid., 244-­‐249.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

45


13<br />

Michelle Provoost, "De grenzen van de metropool, Den Haag in de jaren 1950-­‐1970," in Het<br />

veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse stedenbouw 1890-­‐1990., ed.<br />

Victor Freijser (Zwolle: Waanders, 1991), 152.<br />

14<br />

J.G. van der Ploeg, Dit was het begin. Verantwoording van het stadsvernieuwingsbeleid 1974-­‐1982<br />

(Rotterdam: Wethouder Stadsvernieuwing, 1982).<br />

15<br />

Priemus, Stadsvernieuwing: problemen en perspectieven. Analyse van de Rotterdamse aanpak: 22-­‐23.<br />

16<br />

Ploeg, Dit was het begin. Verantwoording van het stadsvernieuwingsbeleid 1974-­‐1982.<br />

17<br />

Hans van Rossum en Jeroen Verhulst, "Tien jaar Nota's. Beleid en realiteit in de Amsterdamse<br />

stadsvernieuwing," Wonen-­‐TA/BK 20/21(1979).<br />

18<br />

Liagre Böhl, Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing: 9-­‐11.<br />

19<br />

Hong Seng Yap, "Stadsvernieuwing en het verschijnsel van veronachtzaming," Wonen-­‐TA/BK 12(1974).<br />

20<br />

Volgens de Wet op Ruimtelijke Ordening en de nota De toekomst van het oude woningbestand: ibid.<br />

21<br />

Liagre Böhl, Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing: 83-­‐87.<br />

22<br />

Ibid., 85-­‐86.<br />

23<br />

Cammen en Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.: 244.<br />

24<br />

Liagre Böhl, Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing: 9-­‐11.<br />

25<br />

Cammen en Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.: 244-­‐249.<br />

26<br />

Yap, "Stadsvernieuwing en het verschijnsel van veronachtzaming."<br />

27<br />

Met sociale sanering wordt hier bedoeld dat bij de sanering van de wijken rekening zou worden<br />

gehouden met de huidige bewoners. In een andere context kan sociale sanering ook betekenen dat<br />

sociaal minder wenselijke bewonersgroepen de buurt uit worden gesaneerd door dure woningen te<br />

bouwen. Dit laatste wordt tegenwoordig ook wel gentrification genoemd.<br />

28<br />

Cammen en Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.: 244-­‐249.<br />

29<br />

S.J. Embden, "Over vormgevers en vormgeving in de Nederlandse stedebouw van de 20e eeuw," in<br />

Stedebouw in Nederland. 50 jaar bond van Nederlandse stedebouwkundigen, ed. de F. Jong (Zutphen: De<br />

Walburg Pers, 1985), 72.<br />

30<br />

Sinds 1986 TU Delft, in 1985 bepaalde een nieuwe Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs dat de<br />

benaming 'hogeschool' alleen nog gold voor hoger beroepsonderwijs. Zo ontstond op 1 september 1986<br />

de Technische Universiteit Delft.<br />

31<br />

Wagenaar, Town Planning in the Netherlands since 1800: 483-­‐484.<br />

32<br />

Embden, "Over vormgevers en vormgeving in de Nederlandse stedebouw van de 20e eeuw," 73.<br />

33<br />

Een voorbeeld van zo’n scriptie is het boek Kritiek en Ontwerp van Barbieri en Boekraad (1982), waar<br />

elders in dit werk naar wordt verwezen. Zij schreven artikelen in tijdschriften als Plan en Wonen-­‐TA/BK<br />

en publiceerden deze boekvorm als afstudeerscriptie.<br />

34<br />

Liagre Böhl, Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing: 197.<br />

35<br />

Ton Heijdra en Max Popma, Stomweg gelukkig in Amsterdam Oost (Alkmaar: René Milliano, 2001).<br />

36<br />

Andere Tijden: Docu over Schaefer<br />

37<br />

Heijdra en Popma, Stomweg gelukkig in Amsterdam Oost.<br />

38<br />

Provoost, "De grenzen van de metropool, Den Haag in de jaren 1950-­‐1970," 164-­‐166.<br />

39<br />

Ronnie Jongert, "10 Jaar Haagse Stadsvernieuwing. Geschiedenis van luchtkastelen en windeieren.,"<br />

Plan 1(1981): 41-­‐42.<br />

40<br />

Richard Kleinegris, "Democratisering van de stedebouw. Den Haag in de jaren 1970-­‐1980," in Het<br />

veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse stedenbouw 1890-­‐1990, ed.<br />

Victor Freijser (Zwolle: Waanders, 1991).<br />

41<br />

Provoost, "De grenzen van de metropool, Den Haag in de jaren 1950-­‐1970," 159-­‐160.<br />

42<br />

http://www.parlement.com/9291000/modulesf/gcmg7cx3<br />

43<br />

Willem Nettinga, ed. Een nieuwe stad in oude wijken (Rotterdam: Dienstenstructuur Ruimtelijke<br />

Ordening en Stadsvernieuwing (DROS) gemeente Rotterdam, Projectorganisatie Stadsvernieuwing,<br />

1990), 13.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

46


44<br />

Ploeg, Dit was het begin. Verantwoording van het stadsvernieuwingsbeleid 1974-­‐1982.<br />

45<br />

Cammen en Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.: 251.<br />

46<br />

Ploeg, Dit was het begin. Verantwoording van het stadsvernieuwingsbeleid 1974-­‐1982.<br />

47<br />

Hoewel niet overal direct, in Amsterdam werden ‘behoud en herstel’ en ‘bouwen voor de buurt’ pas<br />

in 1978 standaard beleid, met de komst van wethouder Jan Schaefer (PvdA).<br />

48<br />

Het regeerakkoord tussen de PvdA, D’66 en PPR. Kabinet-­‐Den Uyl bestond naast PvdA, D’66 en PPR<br />

ook uit de KVP en ARP. Het was eigenlijk een extraparlementair kabinet en had daarom officieel geen<br />

regeerakkoord, maar een regeringsprogramma.<br />

49<br />

Vermeijden, Stedelijke vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering: 34.<br />

50<br />

Ibid., 67.<br />

51<br />

Ibid., 68.<br />

52<br />

Menging van functies is hier relatief, het ging wel om menging van functies die bij elkaar passen.<br />

Hinderlijke bedrijvigheid moest wel uit de woongebieden worden verbannen.<br />

53<br />

Met invloedrijke publicaties als Jane Jacobs The Death and Life of Great American Cities, (1961)<br />

54<br />

Crimson, Re-­‐Urb. Nieuwe plannen voor oude steden (Rotterdam: Uitgeverij 010, 1997), 10.<br />

55<br />

Projectbureau Hillesluis. Stadsvernieuwingsplan Hillesluis, 1983-­‐1993 (Rotterdam, april 1982).<br />

56<br />

M. Bierman en J.R. Verdenius, "Stadsvernieuwingsonderzoek -­‐ van facade tot fundament," Plan 1979.<br />

57<br />

Vermeijden, Stedelijke vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering: 68.<br />

58<br />

Jaap Evert Abrahamse, "Stadsvernieuwing in Amsterdam,"<br />

http://www.archined.nl/opinie/stadsvernieuwing-­‐amsterdam/.<br />

59<br />

“Dapperbuurt 1981. Aanwijzing tot stadsvernieuwingsgebied en vaststelling van herindelingsplannen<br />

krachtens de beschikking geldelijke steun stadsvernieuwing”. Stadsarchief Amsterdam 15030:88292<br />

60<br />

Gijs Wallis de Vries, "Architectuur in de stadsvernieuwing," O8 (Ontwerp, Onderzoek, Onderwijs)<br />

(1984).<br />

61<br />

F. de Jong, ed. Stedebouw in Nederland. 50 jaar bond van Nederlandse stedebouwkundigen (Zutphen<br />

De Walburg Pers, 1985), 265.<br />

62<br />

Kleinegris, "Democratisering van de stedebouw. Den Haag in de jaren 1970-­‐1980," 199-­‐201.<br />

63<br />

Freijser, Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse stedenbouw<br />

1890-­‐1990: 254-­‐255.<br />

64<br />

Trespa is de merknaam voor een type gevelbekleding dat tijdens de stadsvernieuwing veel is<br />

toegepast. Het bestaat uit massieve, compacte platen die zijn opgebouwd uit houtvezels of papier, met<br />

daaraan een op fenolhars gebaseerd bindmiddel toegevoegd. De platen kunnen in vrijwel elke kleur<br />

worden vervaardigd, waar overigens dankbaar gebruik van werd gemaakt.<br />

65<br />

Ambtelijke Werkgroep Transvaalbuurt Amsterdam, "Wat moet er met de Transvaalbuurt gebeuren?<br />

Een verkenning," (Amsterdam1977).<br />

66<br />

Nettinga, Een nieuwe stad in oude wijken, 35.<br />

67<br />

De hier beschreven doelstellingen komen rechtstreeks uit het stadsvernieuwingsplan voor de<br />

Amsterdamse Transvaalbuurt, maar zouden net zo goed voor elke andere stadsvernieuwingsbuurt<br />

opgesteld kunnen zijn. Ambtelijke Werkgroep Transvaalbuurt Amsterdam en Afdeling Coordinatie<br />

Stadsvernieuwing, "Stadsvernieuwing in de Transvaalbuurt," (Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam,<br />

Secretarie; afdeling Coördinatie Stadsvernieuwing, toegangsnummer 5474, inventarisnummer 495,<br />

1985).<br />

68<br />

Nettinga, Een nieuwe stad in oude wijken, 41.<br />

69<br />

Hilde de Haan en Ids Haagsma, Stadsvernieuwingsgids van Amsterdam (Amsterdam: Contact, 1985).<br />

70<br />

In Rotterdam was er een vierde soort: wijkontsluitingsweg (in de hiërarchie tussen ‘verzamelwegen’<br />

en buurtontsluitingswegen)<br />

71 Verkeersdienst Rotterdam, "Verkeerscirculatieplan Rotterdam," (februari 1974).<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

47


72<br />

Gemeente Amsterdam, "Aanwijzing van een gedeelte van de Indische Buurt tot<br />

stadsvernieuwingsgebied en vaststelling van een herindelingsplan voor dat gedeelte krachtens de<br />

beschikking geldelijke steun stadsvernieuwing. Interim-­‐saldo-­‐regeling," (augustus 1978).<br />

73<br />

Projectgroep SV Afrikaanderwijk, "Ontwerp Bestemmingsplan Afrikaanderwijk (Toelichting),"<br />

(Rotterdam: Dienst Stadsontwikkeling, maart 1986). Nieuwe parkeernorm: 2 plekken voor 3 woningen.<br />

74<br />

DROS, "Verkeer en Woonomgeving," (Rotterdamfebruari 1986).<br />

75<br />

O.a. in: Stadsdeel Zeeburg, "Indische Buurt in de jaren negentig. Stadsvernieuwingsnota Zeeburg.<br />

Concept," (Stadsarchief Amsterdam, bibliotheek 15030: 738339, 1994). en: Dienstenstructuur<br />

Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing, "Bestemmingsplan Hillesluis," (Rotterdam1986).<br />

76<br />

Jan Stigter, "Het beeld van de straat. Amsterdams straatprofiel 1950-­‐2000," Plan Amsterdam maart<br />

1999.<br />

77<br />

Instituut voor toegepaste sociologie, Neeskens e.a., 198, geciteerd uit: Ivan Nio, "Mythen van het<br />

Woonerf," Lay-­‐out 08 2009.<br />

78<br />

Dienst Stadsontwikkeling, "Voorstel Struktuurschets Schilderswijk, toelichting," (Den Haagca. 1976).<br />

79<br />

Carel Weeber, "Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van rationele<br />

planning," Plan 11(1979).<br />

80<br />

Adri Duivesteijn, geïnterviewd in: Vletter, De kritiese jaren zeventig. Architectuur en stedenbouw in<br />

Nederland 1968-­‐1982: 137. Publicatie verschenen bij de tentoonstelling 'Woonerven & Zitkuilen' in het<br />

NAi, 18 juni – 4 oktober 2004<br />

81<br />

Ibid., 17.<br />

82<br />

Abrahamse, "Stadsvernieuwing in Amsterdam".<br />

83<br />

Vermeijden, Stedelijke vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering: 99.<br />

84<br />

LISWO en dS+V, Binnenstebuiten ondersteboven. Vijfentwintig jaar stadsvernieuwing in Rotterdam: 9-­‐<br />

10.<br />

85<br />

Vermeijden, Stedelijke vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering: 99.<br />

86<br />

Ibid., 106.<br />

87<br />

Crimson, Re-­‐Urb. Nieuwe plannen voor oude steden: 64.<br />

88<br />

Umberto Barbieri en Cees Boekraad, Kritiek en Ontwerp. Proeven van architektuurkritiek (Nijmegen:<br />

SUN, 1982), 13.<br />

89<br />

Rein Geurtsen en Max van Rooy, Een gat in de ruimte. Berlage’s Mercatorplein en de reconstructie van<br />

een toren (Amsterdam: De Balie, 1991), 71. Hier wordt verwezen naar de stadsesthetiek van H.P.<br />

Berlage.<br />

90<br />

Cammen en Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.: 138.<br />

91<br />

R.A.F. Smook, "Het vak stedebouw in de 19de eeuw aan de hand van het beeld van veranderende<br />

Nederlandse (binnen)steden in deze periode," in Stedebouw in Nederland, ed. de F. Jong (Zutphen: De<br />

Walburg Pers, 1985), 207.<br />

92<br />

Barbieri en Boekraad, Kritiek en Ontwerp. Proeven van architektuurkritiek: 24.<br />

93<br />

Geurtsen en Rooy, Een gat in de ruimte. Berlage’s Mercatorplein en de reconstructie van een toren:<br />

71-­‐72.<br />

94<br />

Casper van de Hoeven en Jos Louwe, Amsterdam als stedelijk bouwwerk, een morfologiese analyse<br />

(Nijmegen: SUN, 1985), 159.<br />

95<br />

Weeber, "Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van rationele planning."<br />

96<br />

Werkgroep 5x5, Voorbij het gangbare. Een pleidooi voor de kwaliteit van volkshuisvesting en<br />

stedebouw (Amsterdam: De Balie, 1989), 47.<br />

97<br />

Embden, "Over vormgevers en vormgeving in de Nederlandse stedebouw van de 20e eeuw," 67.<br />

98<br />

Cammen en Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.: 240.<br />

99<br />

Weeber, "Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van rationele planning,"<br />

29.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

48


100<br />

Wallis de Vries, "Architectuur in de stadsvernieuwing." Vincent van Rossem, "Een oude wijk als nieuw<br />

ontwerpprobleem. Architectuur en stadsvernieuwing," in De Jordaan gaat nooit verloren, ed. Paul Spies<br />

(Amsterdam: Island Publishers, 1997).<br />

101<br />

Ed Taverne, "Stad als object voor historisch onderzoek," Plan 9(1981).<br />

102<br />

Dion Kooijman, "De schaamte overleeft. 10 jaar stadsvernieuwing rotterdam; onderzoek en politiek,"<br />

O8 (Ontwerp, Onderzoek, Onderwijs) (1984).<br />

103<br />

Geurtsen en Rooy, Een gat in de ruimte. Berlage’s Mercatorplein en de reconstructie van een toren:<br />

72.<br />

104<br />

Ibid.<br />

105<br />

Embden, "Over vormgevers en vormgeving in de Nederlandse stedebouw van de 20e eeuw," 19.<br />

106<br />

Werkgroep 5x5, Voorbij het gangbare. Een pleidooi voor de kwaliteit van volkshuisvesting en<br />

stedebouw: 12-­‐22. Cursief en aanhalingstekens in oorspronkelijk citaat.<br />

107<br />

Ibid., 41.<br />

108<br />

Ibid., 17-­‐18.<br />

109<br />

Ibid., 14.<br />

110<br />

Ibid., 52.<br />

111<br />

Ibid., 48.<br />

112<br />

Ibid.<br />

113<br />

Jutten, Lofvers, en Van der Leun, "Studie woonerven. Focus op kwaliteiten," Lay-­‐out 08<br />

Stimuleringsfonds voor Architectuur(2009).<br />

114<br />

Weeber, "Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van rationele planning."<br />

115<br />

Embden, "Over vormgevers en vormgeving in de Nederlandse stedebouw van de 20e eeuw," 74.<br />

116<br />

Vletter, De kritiese jaren zeventig. Architectuur en stedenbouw in Nederland 1968-­‐1982: 23.<br />

117<br />

Weeber, "Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van rationele planning."<br />

118<br />

J. de Heer in Bouwkunde Nieuws (1978), geciteerd in Umberto Barbieri, "De nieuwe truttigheid is<br />

dood, wat nu?," Plan (1979).<br />

119<br />

Ibid.<br />

120<br />

Werkgroep 5x5, Voorbij het gangbare. Een pleidooi voor de kwaliteit van volkshuisvesting en<br />

stedebouw: 98.<br />

121<br />

Hoeven en Louwe, Amsterdam als stedelijk bouwwerk, een morfologiese analyse: 9.<br />

122<br />

Ibid., 155.<br />

123<br />

Tj. Dijkstra in het voorwoord van: ibid., 8.<br />

124<br />

Crimson, Re-­‐Urb. Nieuwe plannen voor oude steden: 180-­‐191.<br />

125<br />

Kees de Graaf, "Roep om goed opdrachtgeverschap onverminderd actueel," PRO Magazine 10(2006).<br />

126 Adri Duivesteijn, "Nieuw evenwicht kan verschraling tegen gaan," PRO Magazine 10(2006).<br />

127 Werkgroep 5x5, Voorbij het gangbare. Een pleidooi voor de kwaliteit van volkshuisvesting en<br />

stedebouw: 54.<br />

128 Liagre Böhl, Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing: 11-­‐12.<br />

129 VROM, "Stadsvernieuwing gemeten. KWR 2000 maakt balans op."<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

49


LITERATUUR<br />

Abrahamse, Jaap Evert. "Stadsvernieuwing in Amsterdam."<br />

http://www.archined.nl/opinie/stadsvernieuwing-­‐amsterdam/.<br />

Ambtelijke Werkgroep Transvaalbuurt Amsterdam. "Wat moet er met de Transvaalbuurt<br />

gebeuren? Een verkenning." Amsterdam, 1977.<br />

Ambtelijke Werkgroep Transvaalbuurt Amsterdam, en Afdeling Coordinatie Stadsvernieuwing.<br />

"Stadsvernieuwing in de Transvaalbuurt." Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam,<br />

Secretarie; afdeling Coördinatie Stadsvernieuwing, toegangsnummer 5474,<br />

inventarisnummer 495, 1985.<br />

Anderiesen, Gerard, en Arnold Reijndorp. Eigenlijk een geniale wijk. Dagelijks leven in de<br />

Indische Buurt. Amsterdam: Het Spinhuis, 1990.<br />

———. Van volksbuurt tot stadswijk1990.<br />

Barbieri, Umberto. "De nieuwe truttigheid is dood, wat nu?" Plan (1979).<br />

Barbieri, Umberto, en Cees Boekraad. Kritiek en Ontwerp. Proeven van architektuurkritiek.<br />

Nijmegen: SUN, 1982.<br />

Bierman, M., en J.R. Verdenius. "Stadsvernieuwingsonderzoek -­‐ van facade tot fundament."<br />

Plan, 1979, 8-­‐12.<br />

Cammen, Hans van der, en Len de Klerk. Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot<br />

vinexwijk. Utrecht: Het Spectrum, 2003.<br />

Crimson. Re-­‐Urb. Nieuwe plannen voor oude steden. Rotterdam: Uitgeverij 010, 1997.<br />

Dienst Stadsontwikkeling. "Voorstel Struktuurschets Schilderswijk, toelichting." Den Haag, ca.<br />

1976.<br />

Dienstenstructuur Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing. "Bestemmingsplan Hillesluis."<br />

Rotterdam, 1986.<br />

DROS. "Verkeer en Woonomgeving." Rotterdam, februari 1986.<br />

Duivesteijn, Adri. "Nieuw evenwicht kan verschraling tegen gaan." PRO Magazine 10 (2006): 3.<br />

Embden, S.J. "Over vormgevers en vormgeving in de Nederlandse stedebouw van de 20e<br />

eeuw." In Stedebouw in Nederland. 50 jaar bond van Nederlandse stedebouwkundigen,<br />

edited by de F. Jong, 14-­‐76. Zutphen: De Walburg Pers, 1985.<br />

Freijser, Victor. Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse<br />

stedenbouw 1890-­‐1990. Zwolle: Waanders, 1991.<br />

Gemeente Amsterdam. "Aanwijzing van een gedeelte van de Indische Buurt tot<br />

stadsvernieuwingsgebied en vaststelling van een herindelingsplan voor dat gedeelte<br />

krachtens de beschikking geldelijke steun stadsvernieuwing. Interim-­‐saldo-­‐regeling."<br />

augustus 1978.<br />

Geurtsen, Rein, en Max van Rooy. Een gat in de ruimte. Berlage’s Mercatorplein en de<br />

reconstructie van een toren. Amsterdam: De Balie, 1991.<br />

Graaf, Kees de. "Roep om goed opdrachtgeverschap onverminderd actueel." PRO Magazine 10<br />

(2006): 12-­‐13.<br />

Haan, Hilde de, en Ids Haagsma. Stadsvernieuwingsgids van Amsterdam. Amsterdam: Contact,<br />

1985.<br />

Heijdra, Ton, en Max Popma. Stomweg gelukkig in Amsterdam Oost. Alkmaar: René Milliano,<br />

2001.<br />

Hoeven, Casper van de, en Jos Louwe. Amsterdam als stedelijk bouwwerk, een morfologiese<br />

analyse. Nijmegen: SUN, 1985.<br />

Jong, F. de, ed. Stedebouw in Nederland. 50 jaar bond van Nederlandse stedebouwkundigen.<br />

Zutphen De Walburg Pers, 1985.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

50


Jongert, Ronnie. "10 Jaar Haagse Stadsvernieuwing. Geschiedenis van luchtkastelen en<br />

windeieren." Plan 1 (1981): 29-­‐53.<br />

Jutten, Lofvers, en Van der Leun. "Studie woonerven. Focus op kwaliteiten." Lay-­‐out 08<br />

Stimuleringsfonds voor Architectuur (2009).<br />

Kleinegris, Richard. "Democratisering van de stedebouw. Den Haag in de jaren 1970-­‐1980." In<br />

Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse<br />

stedenbouw 1890-­‐1990, edited by Victor Freijser. Zwolle: Waanders, 1991.<br />

Kooijman, Dion. "De schaamte overleeft. 10 jaar stadsvernieuwing rotterdam; onderzoek en<br />

politiek." O8 (Ontwerp, Onderzoek, Onderwijs) (1984): 31-­‐35.<br />

Liagre Böhl, Herman de. Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing.<br />

Amsterdam: Boom, 2010.<br />

LISWO, en dS+V. Binnenstebuiten ondersteboven. Vijfentwintig jaar stadsvernieuwing in<br />

Rotterdam. Rotterdam: Dienst Stedebouw en Volkshuisvesting (dS+V), 1999.<br />

Nettinga, Willem, ed. Een nieuwe stad in oude wijken. Rotterdam: Dienstenstructuur<br />

Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing (DROS) gemeente Rotterdam,<br />

Projectorganisatie Stadsvernieuwing, 1990.<br />

Nio, Ivan. "Mythen van het Woonerf." Lay-­‐out 08, 2009.<br />

NTR, VPRO. "Woningnood: Volksvijand nr.1." In Andere Tijden: Nederland 1, 26 maart 2011.<br />

Ploeg, J.G. van der. Dit was het begin. Verantwoording van het stadsvernieuwingsbeleid 1974-­‐<br />

1982. Rotterdam: Wethouder Stadsvernieuwing, 1982.<br />

Priemus, Hugo. Stadsvernieuwing: problemen en perspectieven. Analyse van de Rotterdamse<br />

aanpak. Alphen aan den Rijn: Samson Uitgeverij, 1978.<br />

Projectgroep SV Afrikaanderwijk. "Ontwerp Bestemmingsplan Afrikaanderwijk (Toelichting)."<br />

Rotterdam: Dienst Stadsontwikkeling, maart 1986.<br />

Provoost, Michelle. "De grenzen van de metropool, Den Haag in de jaren 1950-­‐1970." In Het<br />

veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse<br />

stedenbouw 1890-­‐1990., edited by Victor Freijser, 143-­‐188. Zwolle: Waanders, 1991.<br />

Rossem, Vincent van. "Een oude wijk als nieuw ontwerpprobleem. Architectuur en<br />

stadsvernieuwing." In De Jordaan gaat nooit verloren, edited by Paul Spies, 119-­‐154.<br />

Amsterdam: Island Publishers, 1997.<br />

Rossum, Hans van, en Jeroen Verhulst. "Tien jaar Nota's. Beleid en realiteit in de Amsterdamse<br />

stadsvernieuwing." Wonen-­‐TA/BK 20/21 (1979): 28-­‐34.<br />

Smook, R.A.F. "Het vak stedebouw in de 19de eeuw aan de hand van het beeld van<br />

veranderende Nederlandse (binnen)steden in deze periode." In Stedebouw in<br />

Nederland, edited by de F. Jong, 194-­‐208. Zutphen: De Walburg Pers, 1985.<br />

Stadsdeel Zeeburg. "Indische Buurt in de jaren negentig. Stadsvernieuwingsnota Zeeburg.<br />

Concept." Stadsarchief Amsterdam, bibliotheek 15030: 738339, 1994.<br />

Stigter, Jan. "Het beeld van de straat. Amsterdams straatprofiel 1950-­‐2000." Plan Amsterdam,<br />

maart 1999.<br />

Taverne, Ed. "Stad als object voor historisch onderzoek." Plan 9 (1981): 26-­‐29.<br />

Verkeersdienst Rotterdam. "Verkeerscirculatieplan Rotterdam." februari 1974.<br />

Vermeijden, Ben. Stedelijke vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering. Delft: Publicatiebureau<br />

Bouwkunde, TU Delft, 1994.<br />

Vletter, Martien de. De kritiese jaren zeventig. Architectuur en stedenbouw in Nederland 1968-­‐<br />

1982. Rotterdam: NAi, 2004.<br />

VROM. "Stadsvernieuwing gemeten. KWR 2000 maakt balans op." Den Haag: ABF Research<br />

(Delft), september 2002.<br />

Wagenaar, Cor. Town Planning in the Netherlands since 1800. Rotterdam: 010 Publishers,<br />

2011.<br />

Wallis de Vries, Gijs. "Architectuur in de stadsvernieuwing." O8 (Ontwerp, Onderzoek,<br />

Onderwijs) (1984): 6-­‐11.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

51


Weeber, Carel. "Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van<br />

rationele planning." Plan 11 (1979): 26-­‐35.<br />

Werkgroep 5x5. Voorbij het gangbare. Een pleidooi voor de kwaliteit van volkshuisvesting en<br />

stedebouw. Amsterdam: De Balie, 1989.<br />

Yap, Hong Seng. "Stadsvernieuwing en het verschijnsel van veronachtzaming." Wonen-­‐TA/BK<br />

12 (1974): 11-­‐23.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

52


HERKOMST AFBEELDINGEN<br />

Voorblad Aktieprogramma Schilderswijk, maart 1980, Gemeente ‘s Gravenhage. Haags<br />

Gemeentearchief, bibliotheek 719.2 Lw.148<br />

Blad 01 1 Collectie Stadsarchief Amsterdam, 010122035863<br />

2 Nationaal Archief, Collectie Nationaal Fotopersbureau (NFP 142)<br />

3 Nationaal Archief, Collectie Fotopersbureau (NFP 142)<br />

Blad 02 1 Nationaal Archief, Fotocollectie Anefo, toegangsnummer 2.24.01.05<br />

2 http://www.archined.nl/opinie/stadsvernieuwing-­‐amsterdam/<br />

3 Amsterdams Stadsarchief, Archief Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting,<br />

5293FO014668<br />

Blad 03 1-­‐3 Freijser, Victor. Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen<br />

in de Haagse stedenbouw 1890-­‐1990. Zwolle: Waanders, 1991. p. 217-­‐218<br />

Blad 04 1-­‐6 De Nijl Architecten<br />

Blad 05 1 De Kaart van Amsterdam, sectie K7, 1969 en K8, 1970 (detail) Amsterdams<br />

Stadsarchief, Collectie Stadsarchief Amsterdam: kaarten Dienst der Publieke<br />

Werken en rechtsopvolgers, 10039:987 en 998<br />

2 Begrenzing openbaar gebied rond 20 vernieuwingsgebieden in de Indische Buurt,<br />

maart 1978, Dienst Publieke Werken Amsterdam, Stadsontwikkeling. Schaal<br />

1:1000. Dit is een kaart uit: Interim-­‐saldo-­‐regeling. Aanwijzing van een gedeelte<br />

van de Indische Buurt tot stadsvernieuwingsgebied en vaststelling van een<br />

herindelingsplan voor dat gedeelte krachtens de beschikking geldelijke steun<br />

stadsvernieuwing. Augustus 1978. Gemeente Amsterdam. Amsterdams<br />

Gemeentearchief 15030:86993<br />

3 Google Earth<br />

Blad 06 1 De Kaart van Amsterdam, sectie J8, 1965 (detail) Amsterdams Stadsarchief,<br />

Collectie Stadsarchief Amsterdam: kaarten Dienst der Publieke Werken en<br />

rechtsopvolgers, 10039:858<br />

2 Begrenzing openbaar gebied rond 20 vernieuwingsgebieden in de Indische Buurt,<br />

maart 1978, Dienst Publieke Werken Amsterdam, Stadsontwikkeling. Schaal<br />

1:1000. Dit is een kaart uit: Interim-­‐saldo-­‐regeling. Aanwijzing van een gedeelte<br />

van de Indische Buurt tot stadsvernieuwingsgebied en vaststelling van een<br />

herindelingsplan voor dat gedeelte krachtens de beschikking geldelijke steun<br />

stadsvernieuwing. Augustus 1978. Gemeente Amsterdam. Amsterdams<br />

Gemeentearchief 15030:86993<br />

3,5 Google Earth<br />

4 Beeldbank Stadsarchief Amsterdam: 010122036114<br />

Blad 07 1 Basisplattegrond Afrikaanderwijk. 25/5/1973. Schaal 1:1000. Gemeentearchief<br />

Rotterdam: Tekeningenarchief Stadsvernieuwing 491:03 doos 22<br />

2 Verkeer en woonomgeving Afrikaanderwijk, februari 1986, Dienstenstructuur<br />

Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing (DROS): Rotterdam. Gemeente Archief<br />

Rotterdam: Archief Projectgroep Stadsvernieuwing Afrikaanderwijk, 809:94<br />

3 Google Earth<br />

Blad 08 Jong, F. de, ed. Stedebouw in Nederland. 50 jaar bond van Nederlandse<br />

stedebouwkundigen. Zutphen De Walburg Pers, 1985. 262-­‐263 (Kleuren van mij)<br />

Blad 09 1-­‐3 De Nijl Architecten<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

53


4 Struktuurschets Schilderswijk-­‐Huijgenspark (1974) Gemeente ‘s-­‐Gravenhage,<br />

Dienst voor de stadsontwikkeling<br />

Blad 10 1-­‐3 Google Earth<br />

Blad 11 1 Beeldbank Stadsarchief Amsterdam 010122044318<br />

2 Beeldbank Haags Gemeentearchief 6.16927<br />

3 Beeldbank Stadsarchief Amsterdam B000000218811<br />

4-­‐6 Google Earth<br />

Blad 12 1,4 De Nijl Architecten<br />

2-­‐3 Google Earth<br />

Blad 13 1 Bothastraat, Rotterdam (1965), Beeldbank Gemeentearchief Rotterdam 1998-­‐372<br />

2 Gorontalostraat, Amsterdam (1975), Beeldbank Stadsarchief Amsterdam<br />

10009009458<br />

3 Putselaan, Rotterdam (1925), Beeldbank Gemeentearchief Rotterdam PBK 1993-­‐<br />

932<br />

4-­‐6 Google Earth<br />

Blad 14 1 Beeldbank Stadsarchief Amsterdam 010122038367 (Valentijnkade)<br />

2 Beeldarchief Stadsarchief Amsterdam 010122038369 (Valentijnkade)<br />

3 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.19537<br />

4 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.64833<br />

5-­‐7 Google Earth<br />

Blad 15 1-­‐2 Nota van uitgangspunten Indische Buurt, augustus 1981, Gemeente Amsterdam.<br />

Amsterdams Stadsarchief 993:13<br />

3-­‐4 Interim-­‐saldo-­‐regeling. Aanwijzing van een gedeelte van de Indische Buurt tot<br />

stadsvernieuwingsgebied en vaststelling van een herindelingsplan voor dat<br />

gedeelte krachtens de beschikking geldelijke steun stadsvernieuwing. Augustus<br />

1978. Gemeente Amsterdam. Amsterdams Gemeentearchief 15030:86993<br />

Blad 16 1 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.18503<br />

2 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.18524<br />

3 Google Earth<br />

Blad 17 1-­‐2 Struktuurschets Schilderswijk (ca. 1976) Dienst Stadsontwikkeling. Bibiotheek<br />

Haags Gemeentearchief: 987.5 18B v 52<br />

3 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.28139<br />

4 Google Earth<br />

Blad 18 1, 3 Verkeer en woonomgeving Afrikaanderwijk, februari 1986, Dienstenstructuur<br />

Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing (DROS): Rotterdam. Gemeentearchief<br />

Rotterdam, Archief Projectgroep Stadsvernieuwing Afrikaanderwijk, 809:94<br />

2 Gemeentearchief Rotterdam: Archief Projectgroep Stadsvernieuwing<br />

Afrikaanderwijk, 809:94<br />

Blad 19 1 Beeldbank Gemeentearchief Rotterdam: PBK 1997-­‐21<br />

2 Google Earth<br />

Blad 20 1-­‐3 Afrikaander Wijkberichten, 19 november 1979. Gemeente Archief Rotterdam:<br />

Archief Projectgroep Stadsvernieuwing Afrikaanderwijk, 809:94<br />

4 Google Earth<br />

Blad 21 1 Struktuurschets Schilderswijk (ca. 1976) Dienst Stadsontwikkeling Den Haag.<br />

Bibliotheek Haags Gemeentearchief, 987.5 18B v 52<br />

2 Eigen tekening<br />

Blad 22 1 Freijser, Victor. Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen<br />

in de Haagse stedenbouw 1890-­‐1990. Zwolle: Waanders, 1991. 255<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

54


1-­‐3, 5 Google Earth<br />

4 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.31300<br />

Blad 23 1 Ravestein, Albert. Jo Coenen en de Vaillantlaan. Een nieuwe visie op stedenbouw<br />

en stadsvernieuwing.<br />

2 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.70849<br />

3 http://anderetijdenarchitectuur.wordpress.com/2012/04/17/vaillantlaan/<br />

4 Flickr<br />

Bijlagen De Nijl Architecten<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

55


Beeldkatern


StadSSanering en cityvorming<br />

DichtgetimmerDe woningen en kaalgeslagen plekken<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Amsterdam, Indische Buurt.<br />

Celebesstraat 39-46. De<br />

ramen zijn dichtgetimmerd<br />

i.v.m. sloop en nieuwbouw.<br />

Den Haag, Schilderswijk.<br />

Straat met slooppanden, de<br />

ramen dichtgetimmerd of<br />

dichtgemetseld.<br />

Den Haag, Schilderswijk.<br />

Braakliggend terrein waar<br />

woningen zijn gesloopt in<br />

afwachting van nieuwbouw.<br />

Beeldkatern blad 01


StadSSanering en cityvorming<br />

Dapperbuurt: De sterke arm en roomtuintjes<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Spandoeken in de Dapperbuurt van aktiegroep<br />

De Sterke Arm, 15 november 1972<br />

Rond 1970 werden in diverse steden<br />

en wijken acties gehouden tegen de<br />

saneringsplannen en de grootschalige<br />

nieuwbouw, en voor betaalbare huren. In de<br />

Dapperbuurt was dit Aktiegroep De Sterke<br />

Arm.<br />

De Roomtuintjes in de Amsterdamse Dapperbuurt is een van de weinige grootschalige<br />

vernieuwinsgprojecten uit Plan Duyff die wel is uitgevoerd. Het plan was om het 19deeeuwse<br />

stratenpatroon van de Dapperbuurt te vervangen door wooncomplexen zoals de<br />

Roomtuintjes: hoogbouw in het groen, gebouwd volgens de modernistische principes van<br />

licht, lucht en ruimte. Dit is o.a. door acties van De Sterke Arm voorkomen. De Roomtuintjes<br />

werden wel gebouwd, maar door speciale huurregelingen konden ook de oorspronkelijke<br />

Dapperbuurters er wonen.<br />

Beeldkatern blad 02


StadSSanering en cityvorming<br />

schilDerswijk: in protest tegen Van Grijs naar Groen<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Maquette en tekening uit het<br />

vernieuwingsplan Van Grijs<br />

naar Groen voor de Haagse<br />

Schilderswijk uit 1968.<br />

De Schilderswijk zou worden<br />

afgebroken, om plaats te<br />

maken voor luxe hoogbouw<br />

voor de kantoormedewerkers<br />

in de city.<br />

Ook dit plan is niet<br />

doorgegaan.<br />

Zwarte Vlaggendag in Den<br />

Haag, 1970.<br />

Naar aanleiding van dergelijke<br />

acties werd het plan Van Grijs<br />

naar Groen van tafel geveegd.<br />

Samen met bewoners en leden<br />

van de actiegroepen werd een<br />

nieuw plan opgesteld.<br />

Beeldkatern blad 03


De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />

De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl De / www.denijl.nl<br />

Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />

Le g e nda<br />

oorspronkelijke bebouwingsstructuur<br />

StedenBouwkundige Structuur: Samenvoegen van BouwBlokken<br />

rotterDamse afrikaanDerwijk en amsterDamse inDische buurt<br />

Bebouwingsstructuur voor 1970<br />

Bebouwingsstructuur 2011<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 24 januari 2012<br />

N<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Le g e nda<br />

Le g e nda<br />

Le g e nda<br />

oorspronkelijk en gerenoveerd<br />

nieuwbouw<br />

oorspronkelijk en gerenoveerd<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing O ors pronke lijke be bouwing s s truc tuur<br />

N<br />

schaal 1:10.000<br />

nieuwbouw<br />

/ 24 januari 2012<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing O ors pronke lijke be bouwing s s truc tuur<br />

N<br />

schaal 1:10.000 / 1 februari 2012<br />

Nieuwbouw na 1970<br />

Rotterdam, Afrikaanderwijk<br />

Schaal 1:20000<br />

Le g e nda<br />

De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl De / www.denijl.nl<br />

Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl<br />

De<br />

/<br />

Nijl<br />

www.denijl.nl<br />

Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 1 februari 2012<br />

N<br />

Amsterdam, Indische Buurt<br />

Schaal 1:20000<br />

In zowel de Afrikaanderwijk in Rotterdam als de Indische Buurt in Amsterdam is de<br />

stedenbouwkundige structuur redelijk intact gebleven. In de Indische Buurt beperken de<br />

veranderingen zich tot de samengevoegde bouwblokken. Het noord-westelijk deel van de<br />

buurt is oorspronkelijk negentiende-eeuws, hierin is relatief veel behouden gebleven. De rest<br />

van de wijk dateert uit de Amsterdamse stadsuitbreiding van ‘20-40. De stadsplattegrond<br />

werd toen al ruimer opgezet dan in het negentiende-eeuwse, met meer minder langwerpige<br />

bouwblokken, meer ruimte voor groen en bredere straten.<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 1 februari 2012<br />

N<br />

De Vernieuwing Afrikaanderwijk van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw dateert oorspronkelijk schaal 1:10.000 / 24 januari 2012 uit de negentiende eeuw. Aanvankelijk is hier veel<br />

N<br />

gekozen voor renovatie. Een groot deel van de nieuwbouw dateert hier dan ook van de jaren<br />

‘90 (na de stadsvernieuwing). Dit is helaas niet van de kaartjes af te lezen.<br />

Beeldkatern blad 04


StedenBouwkundige Structuur: Samenvoegen van BouwBlokken<br />

amsterDam, inDische buurt, zuiDwestkwaDrant<br />

1970<br />

1978<br />

2011<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />

In de Indische Buurt zijn<br />

diverse bouwblokken<br />

samengevoegd zodat er één<br />

groot bouwblok ontstond,<br />

met een gemeenschappelijk<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 1 februari 2012<br />

N<br />

binnenterrein (zie oranje<br />

omlijnde blokken).<br />

Delen van de oorspronkelijke<br />

blokken worden ‘opgeofferd’<br />

voor een plantsoen (groene<br />

lijn).<br />

Op de plantekening uit 1978<br />

is te zien dat de nieuwe<br />

woningen dieper zouden<br />

worden dan de oude.<br />

In dit geval werd het<br />

ontwerp van de openbare<br />

ruimte direct in de plannen<br />

vastgelegd (dit was niet<br />

altijd en overal het geval).<br />

In het zwart is aangegeven<br />

waar parkeervakken moesten<br />

komen. Er komen ook diverse<br />

plantsoentjes in het plan voor.<br />

Op deze luchtfoto van de<br />

huidige situatie is goed te zien<br />

dat in de grote bouwblokken<br />

een gemeenschappelijke<br />

binnentuin is aangelegd.<br />

Overigens geldt dat niet alleen<br />

voor de samengevoegde<br />

blokken, maar ook voor de<br />

meeste andere blokken.<br />

Beeldkatern blad 05


StedenBouwkundige Structuur: Samenvoegen van BouwBlokken<br />

amsterDam, inDische buurt, noorDoostkwaDrant<br />

1970<br />

1978<br />

2011<br />

Tussen de twee bouwblokken ligt de Gorontalostraat, hier afgebeeld in 1973 en in 2011. De<br />

straat wordt vanaf de Zeeburgerdijk (noordkant) ontsloten door een poort. Dit gold ook voor<br />

de andere straten in het blok.<br />

Aan de Gorontalostraat is de rechterkant van de straat vervangen door nieuwbouw, het<br />

bruggebouw aan de Zeeburgerdijk is gesloopt. De straat is een typisch voorbeeld van een<br />

stadsvernieuwingsstraat: bloembakken, variaties in parkeerrichtingen en stoepbreedtes, en<br />

balkons aan de straatkant.<br />

Beeldbank Stadsarchief Amsterdam: 010122036114<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />

Bouwblokken werden ook<br />

wel samengevoegd met een<br />

combinatie van nieuwbouw<br />

en renovatie, zoals hier, in<br />

/<br />

N<br />

het noorden van de Indische<br />

Buurt.<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 1 februari 2012<br />

De donkergekleurde vlakken<br />

markeren de nieuwbouw. Er<br />

is een kleine wijziging in het<br />

plan geweest: blok Ar3 en Ar5<br />

zijn uiteindelijk met elkaar<br />

verbonden, waardoor de<br />

u-vorm is ontstaan.<br />

Binnen de bouwblokken<br />

zijn gemeenschappelijke<br />

binnenterreinen gemaakt.<br />

Beeldkatern blad 06


StedenBouwkundige Structuur: Samenvoegen van BouwBlokken<br />

rotterDam, afrikaanDerwijk, transvaalbuurt<br />

1973<br />

1986<br />

2011<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />

Le g e nda<br />

Le g e nda<br />

Situatie in 1973 en heden.<br />

De blokken binnen de oranje<br />

lijn zijn samengevoegd,<br />

met zoveel mogelijk behoud<br />

van de oorspronkelijke<br />

bebouwing. Deze is ingrijpend<br />

gerenoveerd (zie blad 12).<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 24 januari 2012<br />

N<br />

De (geplande) nieuwbouw<br />

is donker gekleurd. In het<br />

plan is ook aangegeven hoe<br />

de openbare ruimte wordt<br />

ingericht met bomen en<br />

parkeerplaatsen.<br />

Het gebouw binnen in het<br />

bouwblok is behouden,<br />

de openbare ruimte<br />

binnen het blok is zelfs<br />

uitgebreid.<br />

De platte daken in<br />

de oude bebouwing<br />

zijn vrijwel allemaal<br />

dakdozen.<br />

oorspronkelijk en gerenoveerd<br />

nieuwbouw<br />

Beeldkatern blad 07


StedenBouwkundige Structuur: doorBreken van BouwBlokken<br />

rotterDam, ouDe westen<br />

Stadsvernieuwing in het Oude Westen in Rotterdam. Links de oude situatie en rechts<br />

de nieuwe situatie, waarin de ‘pijpela’s van straten’ zijn doorbroken met pleintjes en<br />

dwarsverbindingen.<br />

De dwarsverbindingen zijn hoofdzakelijk wandelroutes (zwarte pijlen) en zij verbinden<br />

enkele nieuw aangelegde pleinen (lichtgroen) en een buurtpark (donkergroen) met elkaar.<br />

Aan de pleinen zijn voorzieningen geclusterd, zoals scholen en winkels.<br />

Ook hier zijn enkele bouwblokken samengevoegd om een groter (collectief) binnenterrein<br />

aan te kunnen leggen (oranje) en om de lichttoetreding te bevorderen. In de oude situatie<br />

zijn veel bouwblokken bijna geheel dichtgeslibt. In de nieuwe situatie zijn de meeste<br />

binnenterreinen weer open.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Beeldkatern blad 08


StedenBouwkundige Structuur: verBrokkeling<br />

De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />

De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />

rchitecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />

Den haag, schilDerswijk<br />

Bebouwingsstructuur voor 1970<br />

Bebouwingsstructuur 2011<br />

Nieuwbouw na 1970<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing O ors pronke lijke be bouwing s s truc tuur schaal 1:10.000 / 1 februari 2012<br />

N<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 1 februari 2012<br />

N<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Den Haag, Schilderswijk<br />

Schaal 1:20000<br />

Met name in Den Haag is de<br />

stedenbouwkundige structuur<br />

tijdens de stadsvernieuwing<br />

ingrijpend veranderd,<br />

vooral in het midden van de<br />

Schilderswijk.<br />

In Den Haag werd uitgegaan<br />

van het principe van<br />

‘verbrokkeling’ van de<br />

stedelijke structuur. Dit<br />

wordt in de Struktuurschets<br />

Schilderswijk-Huigenspark<br />

(1974) uitgelegd aan de hand<br />

van het bovenstaand schema.<br />

Er is ook zeer veel nieuwbouw<br />

gepleegd in de Schilderswijk.<br />

Eigenlijk is er weinig van de<br />

oorspronkelijke bebouwing<br />

over. In het westelijk deel<br />

van de Schilderswijk is echter<br />

wel veel nieuwbouw binnen<br />

de oorspronkelijke structuur<br />

gebouwd.<br />

Legenda<br />

Nieuwbouw na 1970<br />

Oorspronkelijke<br />

bebouwing/ renovatie<br />

Beeldkatern blad 09


nieuwBouw: kenmerken<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Den Haag, Oranjeplein<br />

- Combinatie van verschillende<br />

kleuren baksteen<br />

- Kleurgebruik op de kozijnen<br />

- Balkons aan de voorgevel<br />

- Plint met bergingen en kleine<br />

ramen<br />

- Nauwelijks woningingangen<br />

aan de straatkant<br />

Amsterdam, Formosastraat<br />

- Balkons aan de voorgevel<br />

- Plint met bergingen<br />

- Nauwelijks woningingangen<br />

aan de straatkant<br />

- Verspringende rooilijn<br />

- Nissen bij de entrees<br />

Rotterdam, Steinwegstraat<br />

- Plint bestaat uit bergingen en<br />

is geheel gesloten, op enkele<br />

massieve deuren met metalen<br />

stootplaten na<br />

- Gevel van grijze steen en<br />

blauw trespa<br />

- Balkons aan gevel<br />

- Kleurgebruik om het ‘op te<br />

leuken’<br />

NB. Wat je hier ziet is eigenlijk<br />

de achtergevel. Aan de voorkant<br />

is een portiekontsluiting.<br />

Waar normaal de achtertuinen<br />

zouden zijn is nu een soort<br />

woonerf gemaakt met<br />

parkeervoorzieningen en een<br />

speelplaats (zie ook blad 20).<br />

Beeldkatern blad 10


nieuwBouw: kenmerken<br />

vergelijking ouD en nieuw<br />

Amsterdam, Menadostraat, 1973 en heden (zie ook blad 06). De poort en de achterliggende<br />

straat zijn verdwenen om plaats te maken voor een collectieve binnentuin. De nieuwbouw<br />

kenmerkt zich door verschillende dakvormen, verspringende geveldelen, relatief weinig<br />

entrees, die zijn gesitueerd in een nis (vergelijk met de vier voordeuren naast elkaar in de<br />

oude situatie) en de variatie in raamvormen.<br />

Den Haag, Hobbemastraat op de hoek bij Om en Bij, 1976 en heden. De winkels op de<br />

begane grond hebben plaats gemaakt voor woningen en bergingen. De nieuwbouw rechts<br />

kenmerkt zich door balkons aan de voorgevel, verspringende rooilijnen, gele baksteen en<br />

kleurgebruik op kozijnen en balkons. De nieuwbouw links kenmerkt zich door de grijze kleur<br />

baksteen, verdiepte geveldelen (op de hoek) en het gebruik van trespa (de witte geveldelen).<br />

Beide blokken hebben weinig voordeuren (waarschijnlijk een galerijontsluiting aan het<br />

binnenterrein).<br />

Amsterdam, Minahassastraat, 1979 en heden. In het zuidelijk deel van de Indische Buurt<br />

stond oorspronkelijk veel Amsterdamse School-achtige architectuur. Met de nieuwbouw (die<br />

overigens noodzakelijk was wegens verzakte funderingen) zijn de winkels op de begane<br />

grond verdwenen. De nieuwbouw kenmerkt zich door de vele balkons aan de voorgevel,<br />

dieper liggende geveldelen en nissen bij de ingang. Ook hier zijn de voordeuren aan de straat<br />

verdwenen.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Beeldkatern blad 11


enovatie<br />

DakDozen en balkons in rotterDam<br />

Gerenoveerde woningen in de Afrikaanderwijk (zie blad 07). De negentiende-eeuwse gevels<br />

zijn voorzien van balkons, en op enkele plaatsen van stucwerk (voor isolatie). De meeste<br />

kozijnen zijn vervangen door kunststof kozijnen. De woningen zijn uitgebreid met een trespa<br />

dakdoos: deze maakte van de zolderetage een volwaardige woonlaag. De deuren zijn ook<br />

vervangen door de felgekleurde standaarddeuren die typerend zijn voor de stadsvernieuwing.<br />

Een dubbele dakdoos op de hoek Nieuwe<br />

Binnenweg en Pupillenstraat. Bij deze<br />

woningen zijn maar liefst twee etages<br />

toegevoegd door middel van een dakdoos,<br />

waardoor de gevel uit proportie raakt. De<br />

balkons maken het helemaal af.<br />

Trespa kwam in vele kleuren, links in grijs en blauw, rechts in roodbruin. Op de rechter foto is<br />

ook te zien dat er een nieuw trappenhuis is aangebracht bij de renovatie. Waar oorspronkelijk<br />

twee deuren naast elkaar waren, is nu slechts een deur met daarnaast een brievenbussen en<br />

deurbellen unit. Deze ene deur ontsluit nu zeven woningen.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Beeldkatern blad 12


enovatie<br />

kunststof kozijnen, samengevoegDe trappenhuizen en stanDaarDDeuren<br />

Rotterdam, Bothastraat, 1965 en heden. De kozijnen zijn vervangen door kunststof. De<br />

trappenhuizen zijn samengevoegd; een van de twee deuren is vervangen door plaatmateriaal.<br />

Amsterdam, Gorontalostraat, 1975 en heden. De oorspronkelijke kozijnen zijn vervangen door<br />

kunststof, waardoor de diepte uit de gevel is verdwenen. Tevens standaarddeuren geplaatst.<br />

Rotterdam, Putselaan, 1925 en heden. Er is een aantal dakdozen geplaatst met balkon,<br />

deuren in ‘vrolijke’ kleuren en natuurlijk kunststofkozijnen.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Beeldkatern blad 13


enovatie<br />

gestukte en geschilDerDe gevels<br />

Amsterdam, Valentijnkade, 1982 en heden. De gevels zijn voorzien van een stuclaag met<br />

isolatie, op de begane grond is de gevel bekleed met bruine tegels. De oorspronkelijke (rijkgedetailleerde)<br />

deuren zijn vervangen door felgekleurde standaarddeuren. De details in het<br />

metselwerk en boven het deurenblok zijn allemaal bedekt onder de stuclaag.<br />

Den Haag, Frans Halsstraat 1975 en heden. Ook hier zijn de gevels bedekt met isolatie en<br />

stuc, hier in een gelige kleur. Dezelfde standaard-deuren als hierboven.<br />

Den Haag, Smitsstraat 1976 en heden. Behalve dat de bakstenen gevels zijn bedekt met<br />

isolatie en stuc, zijn ze hier ook voorzien van balkons. Op de foto van de huidige situatie is te<br />

zien hoe deuren zijn vervangen door trespa platen bij het samenvoegen van woningen. Ook<br />

zijn alle kozijnen vervangen door kunststof en de deuren door groene standaardmodellen.<br />

De foto links illustreert overigens redelijk goed het parkeerprobleem van die tijd, terwijl<br />

de foto rechts de typische straatinrichting van de stadsvernieuwing toont: parkeervakken,<br />

paaltjes waar parkeren verboden is, drempels om het verkeer te vertragen en bomen voor het<br />

noodzakelijk groen.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Beeldkatern blad 14


verkeerSplannen<br />

amsterDam, inDische buurt<br />

In de Indische Buurt behoorden meer wegen tot de hoofdroutes dan wenselijk was. Links de<br />

situatie in 1981 en rechts een mogelijk toekomstige situatie. Het aantal hoofdwegen moest<br />

worden gereduceerd, zodat diverse woonstraten en winkelstraten als de Borneostraat en het<br />

noordelijk deel van de Molukkenstraat werden ontlast.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

In de woonstraten was<br />

eenrichtingverkeer ingesteld<br />

om het doorgaand verkeer<br />

naar de hoofdroute te leiden.<br />

Toen enkele bouwblokken<br />

in de Indische Buurt-zuid<br />

werden samengevoegd<br />

moest het buurtcirculatieplan<br />

worden aangepast.<br />

Beeldkatern blad 15


woonomgeving en Straatinrichting: parkeeroverlaSt<br />

Den haag, engelenburgstraat<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Ca. 1960. Er waren nog<br />

nauwelijk auto’s op straat<br />

1978. Parkeeroverlast. Auto’s<br />

parkeerden op de stoep en<br />

voetgangers kwamen in de<br />

verdrukking.<br />

2011. Paaltjes voorkomen<br />

dat auto’s fout parkeren<br />

op de stoep. Rechts is een<br />

eenrichtingstraat.<br />

De straat is onherkenbaar<br />

veranderd; alle<br />

oorspronkelijke panden zijn<br />

gesloopt en vervangen door<br />

nieuwbouw.<br />

De nieuwbouw links is<br />

uitgevoerd met de gele<br />

baksteen die tijdens de<br />

stadsvernieuwing veel werd<br />

gebruikt. Rechts wordt<br />

gevarieerd met verschillende<br />

soorten baksteen.<br />

Beeldkatern blad 16


nieuwe Straatprofielen: parkeeroverlaSt en gevaarlijke SituatieS<br />

Den haag, schilDerswijk: hoefkaDe en hobbemastraat<br />

Hobbemastraat.<br />

1982. Parkeren langs de<br />

stoep. De straat staat vol met<br />

geparkeerde auto’s waardoor<br />

de bruikbare rijbaan smaller<br />

is geworden.<br />

2011. Nieuwbouw met arcade<br />

om ruimte te bieden aan<br />

winkelende voetgangers.<br />

Langsparkeren in de vakken<br />

aan beide zijden van de<br />

straat.<br />

Hoefkade.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Door de parkerende auto’s langs de<br />

stoeprand en op de stoep komen fietsers en<br />

voetgangers in de verdrukking.<br />

Voorgesteld alternatief in de bestaande<br />

situatie: eenrichtingverkeer voor auto’s,<br />

langsparkeren aan één kant en een fietspad<br />

in de andere richting.<br />

Voorgesteld alternatief bij nieuwbouw:<br />

het straatprofiel wordt verbreed tot<br />

15 meter. Tweerichtingverkeer, met<br />

langsparkeren aan beide zijden en voldoende<br />

ruimte voor fietsers.<br />

Beeldkatern blad 17


nieuwe Straatprofielen: verkeerShiërarchie en parkeren<br />

rotterDam, afrikaanDerwijk<br />

Het profiel van 25 meter<br />

is een voorbeeld van een<br />

wijkontsluitingsweg, met<br />

dwarsparkeren aan beide<br />

kanten en een rijbaan van<br />

7 meter. Het profiel van 20<br />

meter is een voorbeeld van<br />

een buurtontsluitingsweg,<br />

met éénmaal dwars-, éénmaal<br />

langsparkeren en een rijbaan<br />

van 5 meter. De profielen<br />

van 15 en 12 meter zijn<br />

voorbeelden van woonstraten,<br />

met tweemaal langsparkeren<br />

en een rijbaan van 3,5 meter.<br />

Voor verzamelwegen werden<br />

door een middenberm<br />

gescheiden rijbanen<br />

voorgesteld, met éénzijdig<br />

langsparkeren en een<br />

minumumbreedte van 30 meter<br />

(hier niet afgebeeld).<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Hiërarchie van de<br />

verkeersstructuur,<br />

met verzamelwegen,<br />

wijkontsluitingswegen,<br />

buurtontsluitigswegen en<br />

woonstraten. Bij elk type<br />

weg hoorde een bepaald<br />

straatprofiel.<br />

Buurtcirculatieplan:<br />

om de auto’s over<br />

de ontsluitingsweg<br />

te laten rijden werd<br />

eenrichtingverkeer ingesteld<br />

Beeldkatern blad 18


nieuwe Straatprofielen: Bomenplan en parkeren<br />

rotterDam, westerbeekstraat<br />

Westerbeekstraat in 1946 en 2011. Deze straat heeft het profiel van een typische<br />

Rotterdamse woonstraat, met langsparkeren aan beide kanten en bomen in de straat.<br />

De wonigen zijn gerenoveerd. Aan de blauwe trespa platen in sommige kozijnen is te zien dat<br />

er op die plek een badkamer is gemaakt. Op de straathoeken zijn balkons toegevoegd (omdat<br />

hier aan de achterkant geen plek voor is bij hoekwoningen, de rest van de woningen zal<br />

balkons hebben gekregen aan de achterzijde).<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Beeldkatern blad 19


inrichtingSplannen<br />

rotterDam, afrikaanDerwijk: steinwegstraat en hilleDijk<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />

Le g e nda<br />

Le g e nda<br />

oorspronkelijk en gerenoveerd<br />

nieuwbouw<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 24 januari 2012<br />

N<br />

Voor elke straat werd<br />

een apart inrichtingsplan<br />

gemaakt, in samenspraak<br />

met de bewoners. Dit zijn de<br />

inrichtingsplannen voor de<br />

Steinwegstraat en de Hilledijk<br />

uit 1979.<br />

Er is ruimte voor spelen,<br />

parkeren en groen. De<br />

gegroepeerde parkeervakken<br />

in combinatie met het<br />

speeltuintje zijn typerend<br />

voor de stadsvernieuwing.<br />

De paaltjes op de Hilledijk<br />

werden neergezet om fout<br />

parkeren te voorkomen.<br />

Overigens wordt er nu<br />

geparkeerd aan één kant<br />

van de weg en het geplande<br />

speelplekje is ook niet<br />

uitgevoerd. Let ook op het<br />

verschil in de bebouwing, er<br />

is ingrijpend gerenoveerd.<br />

De gevel is grijs geschilderd<br />

en voorzien van balkons en<br />

nieuwe deuren en kozijnen.<br />

Beeldkatern blad 20


l Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />

Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie u<br />

groen en Spelen<br />

Den haag, schilDerswijk<br />

Voorstel voor een toekomstige groenstructuur in de Schilderswijk, ingetekend in de oude<br />

situatie. Er was nauwelijks groen in de wijk en daar moest verandering in komen. Daarom zijn<br />

verschillende bouwblokken afgebroken ten behoeve van een groenvoorziening.<br />

De afbeelding is overigens ook een goed voorbeeld van een tekstballonnenplan. De<br />

tekstballon met vijf armen zegt ‘buurtparken’, net als de twee grootste ballonnen links. De<br />

overige ballonnen zeggen ‘speelplaats’ of ‘trapveld’. Het is niet goed te zien, maar ook staat<br />

aangegeven waar de bomen moesten komen.<br />

Park in Transvaal,<br />

ook hiervoor zijn diverse<br />

bouwblokken<br />

gesloopt.<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

In het schema links is te zien waar<br />

bouwblokken zijn afgebroken voor een<br />

groenvoorziening.<br />

Legenda<br />

Parken en plantsoenen die tijdens de<br />

stadsvernieuwing zijn ontstaan door het<br />

afbreken of doorbreken van bestaande<br />

bebouwing.<br />

Parken en plantsoenen die er voor de<br />

stadsvernieuwing al waren.<br />

Beeldkatern blad 21


typiSch StadSvernieuwing<br />

Den haag, schilDerswijk: jan van gojenstraat<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Balkons aan<br />

de voorgevel,<br />

dwarsparkeren,<br />

paaltjes op de<br />

stoep, verschillende<br />

kleuren baksteen,<br />

variatie in dakvorm<br />

en achterin de foto<br />

een autostop met<br />

doorgang voor<br />

fietsers.<br />

Eén voordeur voor<br />

zes woningen,<br />

balkons,<br />

wisseling van<br />

parkeerrichting,<br />

verkeersdrempel,<br />

variatie in<br />

dakvorm,<br />

nissen in gevel,<br />

kleurgebruik.<br />

Verspringende<br />

rooilijn (links en<br />

rechts), overdaad<br />

aan paaltjes,<br />

doorgetrokken<br />

stoep, weer andere<br />

dakvorm, trespa<br />

platen aan gevel,<br />

en wederom<br />

wisseling van<br />

parkeerrichting.<br />

Jan van<br />

Gojenstraat in<br />

1969. De straat<br />

heeft over zijn<br />

gehele lengte één<br />

profiel: auto’s<br />

parkeren langs de<br />

stoep. De rooilijn is<br />

kaarsrecht.<br />

Zigzag in de weg,<br />

verschillende<br />

parkeer-richtingen,<br />

balkons, trespa<br />

geveldelen (links)<br />

en verschillende<br />

kleuren baksteen.<br />

Beeldkatern blad 22


Stedelijke vernieuwing<br />

Den haag, schilDerswijk: vaillantlaan<br />

De typologische bouwdoos van de Vaillantlaan en het straatbeeld. Architecten kregen de<br />

opdracht de gevels op te bouwen met vaststaande modellen<br />

De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />

Vaillantlaan gezien vanaf<br />

het Vaillantplein, ca. 1950<br />

en heden. Hier is de stad<br />

vernieuwd met allure. Het<br />

is een enorm verschil met<br />

de stadsvernieuwingsarchitectuur<br />

in de zijstraten<br />

van de Vaillantlaan<br />

Beeldkatern blad 23

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!