DE VERNIEUWING VAN DE STADSVERNIEUWING
DE VERNIEUWING VAN DE STADSVERNIEUWING
DE VERNIEUWING VAN DE STADSVERNIEUWING
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De Vernieuwing Van De<br />
StaDSVernieuwing<br />
OVer De architectOniSche en<br />
SteDenbOuwkunDige kwaliteit<br />
Van De StaDSVernieuwing<br />
Renate van Schaik
<strong>DE</strong> <strong>VERNIEUWING</strong> <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong><br />
STADS<strong>VERNIEUWING</strong><br />
OVER <strong>DE</strong> ARCHITECTONISCHE EN<br />
STE<strong>DE</strong>NBOUWKUNDIGE KWALITEIT<br />
<strong>VAN</strong> <strong>DE</strong> STADS<strong>VERNIEUWING</strong><br />
RENATE <strong>VAN</strong> SCHAIK<br />
Zamenhofstraat 12<br />
2312 NV Leiden<br />
06 40161581<br />
renate.vanschaik@gmail.com<br />
studentnummer: 5946042<br />
Afstudeerscriptie voor:<br />
MASTER KUNSTGESCHIE<strong>DE</strong>NIS (ARCHITECTUURGESCHIE<strong>DE</strong>NIS)<br />
UNIVERSITEIT <strong>VAN</strong> AMSTERDAM<br />
Scriptiebegeleider:<br />
PROF. DR. V.T. <strong>VAN</strong> ROSSEM<br />
Onderzoek uitgevoerd bij:<br />
<strong>DE</strong> NIJL ARCHITECTEN, ROTTERDAM<br />
LEI<strong>DE</strong>N, 14 MEI 2012
VOORWOORD<br />
Deze scriptie is het sluitstuk van bijna acht jaar studie. Hoewel het officieel de<br />
afstudeerscriptie is van de eenjarige master Architectuurgeschiedenis aan de UvA, beschouw ik<br />
het tevens als het eindpunt en afstudeerproject van mijn totale opleiding. Die opleiding<br />
bestaat naast de master Architectuurgeschiedenis uit een bachelor Kunstgeschiedenis<br />
(Universiteit Leiden) en een bachelor Bouwkunde (TU Delft). Ik wilde graag dat het onderwerp<br />
van mijn afstuderen zich zou bevinden op het raakvlak tussen deze twee vakgebieden. Vandaar<br />
dat ik heb besloten architectuurhistorisch onderzoek uit te voeren tijdens een stage bij een<br />
architectenbureau, namelijk bij De Nijl Architecten in Rotterdam.<br />
Vernieuwing van de Stadsvernieuwing<br />
Het onderzoek dat ik bij De Nijl Architecten heb uitgevoerd was onderdeel van een reeds<br />
opgezet onderzoek getiteld De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing (VVSV). Het<br />
onderzoeksproject, dat wordt uitgevoerd in samenwerking met de TU Delft en KEI<br />
Kenniscentrum Stedelijke Vernieuwing, heeft als doel het in beeld en onder de aandacht<br />
brengen van de ontwerpopgave in de ‘binnenstedelijke bloemkoolstad’ en om nieuwe<br />
ontwerpstrategieën te vinden, die stadsvernieuwingsgebieden weer een positieve impuls<br />
kunnen geven. Veel stadsvernieuwingsgebieden vallen namelijk, ondanks – of wellicht dankzij -‐<br />
de stadsvernieuwing in de categorie ‘probleemwijk’. In eerst instantie zal het onderzoek van<br />
De Nijl mikken op het formuleren van kleine interventies in het kader van ‘natuurlijke<br />
stadsvernieuwing’: kleine projecten op het niveau van faciliteiten en publieke ruimte. Anders<br />
dan ten tijde van de stadsvernieuwing gaat het om projecten die zowel op buurtniveau als op<br />
het niveau van de gehele stad zullen functioneren.<br />
Om nieuwe ontwerpstrategieën voor stadsvernieuwingswijken te kunnen formuleren,<br />
moet eerst de ontwerpopgave zorgvuldig in kaart worden gebracht. Ten tijde van de<br />
stadsvernieuwing lag de nadruk in eerste instantie op het verbeteren van het woningbestand,<br />
hoewel vanaf de jaren tachtig ook de openbare ruimte is aangepakt. Bij de ‘vernieuwing van de<br />
stadsvernieuwing’ ligt de nadruk niet op het verbeteren van de woningen -‐ deze voldoen<br />
meestal nog prima -‐ maar op de aanpak van voorzieningen, verbindingen en de openbare<br />
ruimte.<br />
Bij het formuleren van de opgave wordt vertrokken vanuit de aanwezige sociale en<br />
ruimtelijke kenmerken van het gebied, in plaats van uit een grootschalig masterplan zoals<br />
tegenwoordig gebruikelijk is. Deze sociale en ruimtelijke kenmerken worden in het kader van<br />
het onderzoek van De Nijl geïnventariseerd. Omdat in dit geval de opgave zich bevindt in<br />
historische wijken – namelijk negentiende-‐ en begin twintigste-‐eeuwse wijken die vervolgens<br />
in de jaren zeventig zijn aangepakt door de stadsvernieuwing – kan het informatief zijn niet<br />
alleen de huidige situatie in kaart te brengen, maar ook de veranderingen die hebben<br />
plaatsgehad tussen 1970 en 1985. Dit architectuurhistorisch onderzoek binnen het<br />
onderzoeksproject is mij ten deel gevallen. Het was mijn rol om de veranderingen die hebben<br />
plaatsgehad ten tijde van de stadsvernieuwing te inventariseren.<br />
Het VVSV-‐onderzoek van De Nijl richt zich op vier Nederlandse steden, te weten<br />
Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Leiden. In elk van deze steden is een gebied<br />
geselecteerd dat in aanmerking komt voor het project. Het belangrijkste selectiecriterium was<br />
dat de wijken binnen het gebied zowel stadsvernieuwingswijk als ‘probleemwijk’ waren, dus<br />
dat ze voor kwamen op de lijst van Kamp of als Vogelaarwijk waren aangewezen. Daarnaast<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
1
vinden in de geselecteerde gebieden op dit moment ook diverse transformaties plaats, veelal<br />
op stedelijk of zelfs regionaal niveau. Tevens worden de gebieden doorkruist door een<br />
spoorlijn of een snelweg. Per stad zijn twee wijken geselecteerd die aan de criteria<br />
‘stadsvernieuwingswijk’ en ‘probleemwijk’ voldeden. Dit zijn de Afrikaanderwijk en Hillesluis in<br />
Rotterdam, de Schilderwijk en Transvaalkwartier in Den Haag, de Indische Buurt en Transvaal<br />
in Amsterdam en De Kooi en Noorderkwartier in Leiden. Later zijn Feyenoord in Rotterdam en<br />
De Waard in Leiden nog aan deze lijst toegevoegd, maar deze vallen buiten het onderzoek voor<br />
deze scriptie. Voor de genoemde wijken heb ik aan de hand van de gemeentearchieven en<br />
oude foto’s een overzicht gemaakt van de belangrijkste fysieke veranderingen, waarbij de<br />
nadruk ligt op verkeer en parkeren, voorzieningen en de inrichting van de openbare ruimte. Dit<br />
onderzoek vormt de basis voor deze scriptie.<br />
Ik ben daarom dank verschuldigd aan De Nijl architecten, voor het bieden van een onderwerp<br />
en een werkplek, en het scheppen van een kader voor mijn scriptie. In het bijzonder wil ik Erik<br />
van den Berg en Endry van Velzen bedanken voor het delen van hun visie op de<br />
stadsvernieuwing en het bieden van inzicht in de ontwerppraktijk. Daarnaast wil ik Antonie van<br />
Loon bedanken voor zijn hulp bij het tekenen van het kaartmateriaal. Ten slotte is een<br />
bedankje op zijn plaats voor Vincent van Rossem, die mij heeft begeleid bij het schrijven van<br />
deze scriptie, en mij steeds bewust heeft gemaakt van de kunsthistorische invalshoek, als ik<br />
deze door het werken tussen architecten en stedenbouwkundigen weer eens was<br />
kwijtgeraakt.<br />
Leiden, 14 mei 2012<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
2
INHOUD<br />
VOORWOORD........................................................................................................................1<br />
INLEIDING ..............................................................................................................................5<br />
Methode en invalshoek ............................................................................................................6<br />
Inhoud.......................................................................................................................................7<br />
1. <strong>VAN</strong> STADSSANERING NAAR ‘BOUWEN VOOR <strong>DE</strong> BUURT’..................................................9<br />
STADS<strong>VERNIEUWING</strong> IN <strong>DE</strong> JAREN ZEVENTIG<br />
Krotopruiming en cityvorming..................................................................................................9<br />
Leegloop en verpaupering ......................................................................................................11<br />
In protest ................................................................................................................................12<br />
Bouwen voor de Buurt............................................................................................................14<br />
Verandering van beleid...........................................................................................................15<br />
Stadsvernieuwingsplannen.....................................................................................................15<br />
Een nieuw ontwerpvraagstuk .................................................................................................16<br />
2. BLOEMBAKKEN EN DAKDOZEN.........................................................................................18<br />
<strong>DE</strong> VERAN<strong>DE</strong>RING <strong>VAN</strong> HET STRAATBEELD TIJ<strong>DE</strong>NS <strong>DE</strong> STADS<strong>VERNIEUWING</strong><br />
2.1 BEBOUWING.................................................................................................................................19<br />
Stedenbouwkundige structuur ...............................................................................................19<br />
Samengevoegde bouwblokken...............................................................................................19<br />
Verbrokkeling..........................................................................................................................20<br />
Nieuwbouw.............................................................................................................................21<br />
Ontsluiting ..............................................................................................................................22<br />
Renovatie................................................................................................................................22<br />
Sanitair en woningvergroting .................................................................................................23<br />
Isolatie ....................................................................................................................................23<br />
2.2 WOONOMGEVING EN STRAATINRICHTING ...................................................................................24<br />
Verkeersplannen.....................................................................................................................25<br />
Nieuwe straatprofielen...........................................................................................................25<br />
Straatinrichting en verwoonerving .........................................................................................26<br />
Groen en spelen......................................................................................................................27<br />
Kenmerken..............................................................................................................................27<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
3
3. EEN ROEP OM KWALITEIT.................................................................................................29<br />
KRITIEK OP <strong>DE</strong> STADS<strong>VERNIEUWING</strong><br />
Bouwen voor de stad..............................................................................................................29<br />
Sociologisering van de stedenbouw .......................................................................................31<br />
Van stedenbouw tot ruimtelijke ordening..............................................................................31<br />
Architectuurkritiek..................................................................................................................33<br />
Anti-‐esthetische jaren zeventig ..............................................................................................34<br />
Onwetende architecten..........................................................................................................35<br />
Truttisme ................................................................................................................................36<br />
Op zoek naar stedenbouwkundige kwaliteit ..........................................................................37<br />
Heden en toekomst ................................................................................................................38<br />
CONCLUSIE ..........................................................................................................................40<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing...................................................................................41<br />
Vernieuwen voor de buurt?....................................................................................................42<br />
De lessen van de stadsvernieuwing........................................................................................42<br />
NOTEN.................................................................................................................................45<br />
LITERATUUR.........................................................................................................................50<br />
HERKOMST AFBEELDINGEN..................................................................................................53<br />
BEELDKATERN<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
4
INLEIDING<br />
“Als architectonisch product zijn de jaren zeventig mislukt. Het heeft geen<br />
nieuwe waardevolle steden of wijken opgeleverd. We zullen niet over vijftig jaar<br />
onze architectuurreizen gaan maken naar de tuinsteden van de jaren zeventig.<br />
Het heeft ook niet geleid tot universele ontwerpprincipes. Behalve de<br />
kleinschaligheid. Dat is ingeslagen als een bom.”<br />
Adri Duivesteijn 1<br />
De jaren zeventig en tachtig zijn ‘hip’. Onder de noemer ‘retro’ of ´vintage´ wordt in de mode-‐,<br />
interieur-‐ en designbranche handig ingespeeld op deze trend. Van kleurrijke prints tot bollamp,<br />
het komt allemaal weer terug. Ook van de muziek uit deze periode kan menigeen geen genoeg<br />
krijgen. Behalve dat de muziek uit de jaren zeventig oververtegenwoordigd is in de jaarlijkse<br />
Top2000 Allertijden, gebruiken ook veel hedendaagse muzikanten de ‘seventies’ als<br />
inspiratiebron. The Rolling Stones, The Doors, Queen, Pink Floyd, allemaal zijn ze nog steeds<br />
onvervalst populair.<br />
Deze populariteit geldt echter niet voor alles uit de jaren zeventig en tachtig. De<br />
architectuur bijvoorbeeld, zoals Adri Duivesteijn hierboven impliceert. Volgens hem hebben de<br />
jaren zeventig weinig waardevolle architectuur opgeleverd. Hoewel de ‘bloemkoolwijken’ – die<br />
kronkelige uitbreidingswijken, vol eengezinswoningen met puntdaken, woonerven en<br />
´gezellige´ plantsoentjes – nog redelijk populair zijn, ondanks het gevaar tot verdwalen, wordt<br />
de architectuur uit de jaren zeventig en tachtig meestal niet erg gewaardeerd. Vooral over wat<br />
er destijds is gebouwd in de oude binnensteden en negentiende-‐eeuwse wijken, beter bekend<br />
als stadsvernieuwing, is weinig positiefs geschreven. Over de architectuur dan, want over<br />
bijvoorbeeld de bouwtechnische kwaliteit is er niets dan lof, die is tijdens de stadsvernieuwing<br />
namelijk ‘met sprongen vooruit gegaan’: in 1985 behoorde nog 19% van de woningvoorraad<br />
tot de categorie ‘slechte’ woningen. In 2000 was dit percentage slechte woningen nog slechts<br />
1%. 2<br />
Ondanks dat de stadsvernieuwing niet ‘hip’ is, staan de stadsvernieuwingswijken volop<br />
in de belangstelling. Eigenlijk zijn deze wijken nooit echt uit de belangstelling geweest, de<br />
negatieve belangstelling welteverstaan. Veel stadsvernieuwingswijken staan namelijk op de<br />
bekende lijst van minister Kamp of zijn aangemerkt als ‘Vogelaarwijk’; het zijn probleemwijken.<br />
Dit maakt dat zij onderwerp zijn van overheidsbeleid, in dit geval van de integrale aanpak van<br />
het Grote Stedenbeleid. Met dit beleid zullen hoofdzakelijk sociaal-‐economische en sociaal-‐<br />
maatschappelijke problemen worden aangepakt, in tegenstelling tot wat er tijdens de<br />
stadsvernieuwing is gebeurd, toen de nadruk vooral op het verbeteren van de woningen lag.<br />
Hoewel de huidige problemen in de stadsvernieuwingswijken inderdaad grotendeels<br />
van sociale en economische aard zijn, laat ook de ‘kwaliteit van de woonomgeving’ op veel<br />
plaatsen te wensen over. In een onderzoeksrapport van het ministerie van VROM, waarin de<br />
balans van de stadsvernieuwing wordt opgemaakt, is de kwaliteit van de stadsvernieuwing<br />
gemeten. De kwalitatieve problemen in de stadsvernieuwingswijken, concludeert het rapport,<br />
zitten met name in de woonomgeving. “Opvallend is dat bewoners van<br />
stadsvernieuwingsgebieden – ondanks de grote verbeteringsslag als gevolg van de<br />
stadsvernieuwing – toch nog steeds kritisch zijn. Dit betreft dan ook niet zo zeer de kwaliteit<br />
van de woning en ook niet het voorzieningenniveau als scholen en winkels. Het gaat met name<br />
om diverse leefbaarheidsaspecten in de woonomgeving.” 3 De reden voor het gebrek aan<br />
kwaliteit wordt onder andere gezocht in het gebruik van de openbare ruimte: “In<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
5
stadsvernieuwingsgebieden is wel duidelijk minder groen aanwezig en zijn er minder<br />
parkeervoorzieningen dan in niet-‐stadsvernieuwingsgebieden”. Daarnaast spelen<br />
beheeraspecten een rol: “Stadsvernieuwingsgebieden – en dan met name die in de grote<br />
steden – hebben veel meer te maken met vervuiling en graffiti” 4 .<br />
Het is opmerkelijk dat in het rapport geen aandacht wordt besteed aan de invloed die<br />
de kwaliteit van de architectuur en stedenbouwkundige structuur zou kunnen hebben op de<br />
leefbaarheid en kwaliteit van de woonomgeving. Vooral aangezien er reeds sinds de jaren<br />
tachtig substantiële kritiek is geweest op het gebrek aan aandacht voor architectonische en<br />
stedenbouwkundige kwaliteit tijdens de stadsvernieuwing. Natuurlijk is het moeilijker om<br />
‘architectonische kwaliteit’ te meten dan ‘bouwtechnische kwaliteit’ of ‘vervuiling en<br />
vandalisme’. Niet zonder reden ligt de nadruk van het onderzoek van VROM op meetbare<br />
kwaliteitsaspecten. Dit is natuurlijk een beperking, want niet alle vormen van kwaliteit zijn<br />
meetbaar. Kwaliteit bevindt zich al snel op het subjectieve vlak, maar dat maakt de het niet<br />
minder relevant. Immers, door simpelweg een wandeling te maken door een doorsnee<br />
stadsvernieuwingswijk, zal het de – al dan niet architectonisch geschoolde – bezoeker opvallen<br />
dat de esthetische kwaliteit in menig andere stadswijk beter is, of zal het hem tenminste<br />
opvallen dat de publieke ruimte er simpelweg niet zo aantrekkelijk is. 5<br />
Het gaat te ver om hier een uitgebreide definitie van het begrip kwaliteit te geven, laat<br />
staan van esthetische kwaliteit of schoonheid. Alleen daarover zou een boek vol geschreven<br />
kunnen worden en zelfs dan zou er hoogstwaarschijnlijk geen feitelijke en objectieve definitie<br />
van het begrip gegeven kunnen worden. Het is echter een wel een feit dat er tijdens de<br />
stadsvernieuwing veel is veranderd in de woonomgeving; zowel fysiek als in het gebruik van de<br />
openbare ruimte. Een feit is ook dat er kritiek is geweest op de architectonische en<br />
stedenbouwkundige kwaliteit van de stadsvernieuwing. Uiteindelijk heeft deze kritiek zelfs<br />
geleid tot een omslag in het overheidsbeleid en in het denken over architectuur en<br />
stedenbouw. 6<br />
De vraag die in deze scriptie centraal staat is wat de meest belangrijke en typerende<br />
veranderingen zijn geweest die de stadsvernieuwing teweeg heeft gebracht in de openbare<br />
ruimte en in het straatbeeld, en welke kritiek destijds is geleverd op de architectonische en<br />
stedenbouwkundige kwaliteit hiervan. Ervan uitgaande dat de architectonische en<br />
stedenbouwkundige kwaliteit wel degelijk bijdragen aan de zogenaamde ‘leefbaarheid’ van<br />
een buurt en aan de ‘kwaliteit van de woonomgeving’, zou deze kennis kunnen worden ingezet<br />
bij het wederom verbeteren van de stadsvernieuwingswijken, bij de vernieuwing van de<br />
stadsvernieuwing.<br />
Methode en invalshoek<br />
De meeste stadsvernieuwingswijken zullen binnen korte tijd wederom toe zijn aan<br />
vernieuwing. Deze notie vormt het uitgangspunt voor deze scriptie, wat enigszins bijzonder is,<br />
aangezien het onderzoek hierdoor niet het verleden maar het heden als startpunt heeft.<br />
Doorgaans begint een architectuurhistorisch onderzoek met een historisch fenomeen. Naar<br />
aanleiding daarvan wordt er een onderzoeksvraag geformuleerd. Een architectuurhistoricus<br />
zou zich eerst over boeken en archieven buigen met de vraag: wat was er en wat is er<br />
verdwenen en wat is er nu nog van over? Het onderzoek voor deze scriptie begon echter met<br />
de vraag: wat is er nu en wat is hiervan in de jaren zeventig tot stand gekomen? Ik ben dan ook<br />
begonnen met het simpelweg bezoeken van en kijken naar enkele stadsvernieuwingswijken.<br />
Natuurlijk ben ik daarna wel de gemeentearchieven in gedoken om te inventariseren wat er<br />
precies in deze wijken was veranderd sinds 1971, maar absoluut niet met het doel een<br />
reconstructie te geven van de oude situatie. De nadruk van het archiefonderzoek lag<br />
voornamelijk op de veranderingen in de verkeerssituatie, de stedenbouwkundige situatie, het<br />
parkeerprobleem, de straatinrichting en de voorzieningen.<br />
De onderzoeksvraag voor de scriptie kwam later, want het archiefonderzoek was in<br />
eerste instantie bedoeld als documentatie bij het onderzoeksproject De vernieuwing van de<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
6
stadsvernieuwing van De Nijl Architecten (zie Voorwoord). Zo kwam het dat de vraagstelling<br />
voor deze scriptie werd geformuleerd nadat het onderzoek, althans het archiefonderzoek,<br />
grotendeels was afgerond. Het archiefonderzoek ligt dus wel aan de basis van deze scriptie,<br />
maar was niet volledig ten dienste van de scriptie. Het kan daarom zijn dat de onderzochte<br />
wijken een wat willekeurige keuze lijken. De stadsvernieuwingswijken van het eerste uur – het<br />
Oude Westen in Rotterdam of de Dapperbuurt en de Nieuwmarktbuurt in Amsterdam –<br />
komen bijvoorbeeld niet uitgebreid aan bod. Dit heeft dus te maken met het startpunt van het<br />
onderzoek. Echter, uit een rondgang door deze ‘klassieke’ stadsvernieuwingswijken zal blijken<br />
dat de meeste beschreven stadsvernieuwingskenmerken ook hier zijn toegepast.<br />
Behalve uit gemeentearchieven is veel informatie geput uit secundaire bronnen; boeken over<br />
stadsvernieuwing, gemeentelijke publicaties, tijdschriftartikelen (met name in Plan en Wonen-‐<br />
TA/BK) en algemene literatuur over stedenbouw en ruimtelijke ordening in Nederland. Wat<br />
opviel was dat vrijwel geen van deze bronnen iets vermeldde over de architectuur van de<br />
stadsvernieuwing. De nadruk lag meestal op de bestuurlijke en sociale aspecten van de<br />
stadsvernieuwing. Nu is dat op zich niet vreemd, want stadsvernieuwing is namelijk een<br />
fenomeen dat verschillende disciplines doorkruist, zoals volkshuisvesting, ruimtelijke ordening,<br />
stedenbouw, architectuur, woningbouw, sociale wetenschappen, politieke besluitvorming,<br />
economisch/juridische besluitvorming, enzovoorts. Later in deze scriptie zal blijken dat één van<br />
de kritieken op de stadsvernieuwing was, dat het stedenbouwkundig en architectonisch<br />
vakgebied was gesociologiseerd; dat zij zich met alle disciplines bezighield, behalve met<br />
vormgeving. Hetzelfde zou gezegd kunnen worden over de literatuur die de stadsvernieuwing<br />
behandelt. Het lijkt of de moderne architectuurgeschiedschrijving is blijven hangen in die<br />
houding. De nadruk ligt steeds op alles behalve de architectuur en stedenbouw zelf: sociale<br />
aspecten, culturele context, politiek klimaat – alles komt aan bod, behalve hoe de<br />
stadsvernieuwingswijken er daadwerkelijk uitzien. 7 Zelfs in de genoemde<br />
architectuurtijdschriften ging het gros van de artikelen betreffende de stadsvernieuwing over<br />
inspraakprocedures, bewonersprotesten, politiek en beleidsvoering, sociale problematiek,<br />
huurprijzen en de toepassing van nieuwe subsidieregelingen. Kunst-‐ en architectuurhistorici<br />
komen nauwelijks aan het woord als het om stadsvernieuwing gaat.<br />
Aangezien er genoeg is geschreven over sociale, politieke en bestuurlijke aspecten van<br />
de stadsvernieuwing – en omdat deze scriptie het eindproduct is van een architectuuropleiding<br />
– heb ik geprobeerd zoveel mogelijk een architectuurhistorische invalshoek te hanteren.<br />
Natuurlijk zullen de belangrijkste besluitvormingsprocessen en -‐documenten aan bod komen,<br />
zullen belangrijke politieke en culturele gebeurtenissen worden genoemd en zal de sociale<br />
problematiek rond de stadsvernieuwing niet overgeslagen worden, maar in de basis is het<br />
onderzoek voor deze scriptie gevoerd vanuit een ruimtelijk en architectonisch perspectief. De<br />
vraag die in deze scriptie gesteld wordt is hoe de stadsvernieuwing ruimtelijk en fysiek een<br />
stempel heeft gedrukt op de wijken en welke kritiek er was op de architectonische en<br />
stedenbouwkundige aspecten van de stadsvernieuwing. Wat er sociaal, economisch, juridisch,<br />
planologisch, enzovoorts speelde is in dit verhaal slechts context.<br />
Inhoud<br />
Deze scriptie bestaat uit drie hoofdstukken. Elk hoofdstuk vertelt over een ander aspect van de<br />
stadsvernieuwing. Allereerst wordt uitgelegd wat stadsvernieuwing precies was en in welke<br />
context het is ontstaan. De stadsvernieuwing wordt daarom in het eerste hoofdstuk geplaatst<br />
in de Nederlandse stedenbouwgeschiedenis. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de<br />
veranderingen in de beleidsvoering die met de stadsvernieuwing werden ingevoerd.<br />
Vervolgens zal in hoofdstuk twee worden getoond wat de belangrijkste fysieke<br />
veranderingen zijn geweest tijdens de stadsvernieuwing. Aan de hand van beeldmateriaal en<br />
vernieuwingsplannen wordt letterlijk een beeld geschetst van de ‘verdiensten’ van de<br />
stadsvernieuwing. Centraal staat de vraag wat de stadsvernieuwingsarchitectuur en<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
7
-‐stedenbouw zo herkenbaar maakt. Zowel de kenmerken van de bebouwing als die van de<br />
openbare ruimte komen aan bod.<br />
Ten slotte zullen in het derde hoofdstuk de reacties op de stadsvernieuwing worden<br />
behandeld, met name de kritiek op de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit die<br />
werd geuit ten tijde van de stadsvernieuwing. Deze kritiek vormt een soort reflectie op het<br />
tweede hoofdstuk: waarom ziet de stadsvernieuwing eruit zoals ze eruit ziet? Bovendien zal<br />
worden beschreven hoe de stadsvernieuwing invloed heeft gehad op de verdere ontwikkeling<br />
van het stedenbouwbeleid en de stedenbouwkundige en architectonische discipline.<br />
Uiteindelijk, als onderdeel van de conclusie, volgt een kort overzicht van wat we van de<br />
stadsvernieuwing kunnen leren. Vernieuwing van bestaand stedelijk gebied wordt immers een<br />
steeds belangrijkere opgave binnen de stedenbouwkundige en architectonische praktijk.<br />
Daarom zullen enkele handvatten worden geboden waar vernieuwers op kunnen letten bij de<br />
vernieuwing van de stad en dan met name bij de Vernieuwing van de Stadsvernieuwing.<br />
Achterin deze scriptie is een beeldkatern toegevoegd met alle afbeeldingen waarnaar in de<br />
tekst wordt verwezen. De verwijzingen zijn steeds per blad, dus niet per afbeelding: [blad 01].<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
8
<strong>VAN</strong> STADSSANERING NAAR ‘BOUWEN VOOR <strong>DE</strong> BUURT’<br />
STADS<strong>VERNIEUWING</strong> IN <strong>DE</strong> JAREN ZEVENTIG<br />
“Geen enkel decennium is zo getekend door conflicten en tegenstellingen als de<br />
jaren zeventig en geen enkele andere periode in de Nederlandse (architectuur-‐)<br />
geschiedenis roept zoveel emotie, weerstand en weerzin op – al typeert een<br />
minderheid dit tijdvak als buitengewoon bevrijdend. […] Hoewel het huidige<br />
Nederland definitief vorm kreeg in deze periode, vormen de jaren zeventig<br />
niettemin een gat in ons nationaal geheugen – en dat geldt in het bijzonder<br />
voor architectuur en stedenbouw.”<br />
Martien de Vletter 8<br />
Het is 1968. Terwijl in Vietnam de Koude Oorlog wordt uitgevochten, in Parijs studenten<br />
massaal en gewelddadig in opstand komen tegen de overheid en de The Beatles zingen over<br />
Revolution, wordt in Nederland de laatste hand gelegd de Wederopbouw. De Woningnood, in<br />
1948 uitgeroepen tot Volksvijand nummer één, was bijna ten einde. 9 In twintig jaar tijd waren<br />
buiten de oude stadscentra complete nieuwe woonwijken de grond uit gestampt. Volgens de<br />
destijds algemeen geaccepteerde modernistische inzichten van ‘licht, lucht en ruimte’ zijn<br />
sinds de jaren vijftig tienduizenden nieuwe woningen verrezen. Jonge gezinnen die jarenlang<br />
op zolder bij ouders of hospita’s hadden ingewoond kregen eindelijk hun eigen flat. 10<br />
Rond diezelfde tijd begon zich een nieuw probleem af te tekenen. Terwijl de<br />
grootschalige woningproductie in de buitenwijken in volle gang was, waren de oude<br />
binnensteden verwaarloosd. Vele woningen in de binnenstad bleken in zeer slechte staat te<br />
verkeren; duizenden mensen woonden in krotten. De binnenstad was aan het verpauperen,<br />
want wie het geld had vertrok naar een mooie, ‘luxe’ flat of eengezinswoning aan de rand van<br />
de stad.<br />
Als reactie op deze leegloop en de verdere verkrotting en verpaupering van de<br />
vooroorlogse wijken bracht het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in<br />
1968 de nota De toekomst van het oude woningbestand uit, waarin minister Schut zijn zorgen<br />
uitsprak over de verslechtering van de vooroorlogse woningvoorraad. Volgens de nota telde<br />
het land op dat moment 1,9 miljoen vooroorlogse woningen, waarvan er 321.500 rijp waren<br />
voor de sloop en 250.000 slecht verbeterbaar. Aan deze schrijnende situatie moest wat<br />
worden gedaan. Er werden drie mogelijke strategieën voorgesteld: afbraak en vervanging,<br />
verbetering en tijdelijke verbetering. 11 Met deze nota werd er voor het eerst van rijkswege<br />
nagedacht over de vernieuwing van het bestaande woningbestand.<br />
Het jaar 1968 is daarom niet alleen een mijlpaal in de geschiedenis omdat met de<br />
Parijse jongerenprotesten in heel West-‐Europa een democratiseringsgolf werd gestart, maar<br />
ook omdat in dat jaar het startschot werd gegeven voor de Nederlandse stadsvernieuwing. Het<br />
betekende een radicale wending in het denken over de stad, het volkshuisvestingsbeleid, de<br />
stedenbouw en de architectuur.<br />
Krotopruiming en cityvorming<br />
Grofweg beslaat de stadsvernieuwing de periode van 1970 tot 1985. In deze periode werden<br />
vrijwel alle Nederlandse binnensteden en negentiende-‐eeuwse wijken vernieuwd door middel<br />
van kleinschalige woningbouwprojecten, gevoed door bewonersinspraak. De vernieuwing was<br />
voornamelijk gericht op de huidige bewoners: ‘bouwen voor de buurt’ werd dat genoemd. De<br />
bewoners van verpauperde wijken werden van degelijke, betaalbare woningen voorzien. Om<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
9
de woningen betaalbaar te houden werden allerlei subsidies en regelingen het leven in<br />
geroepen. Ook werd woningrenovatie voor het eerst een serieuze optie. Uiteindelijk leidde<br />
deze vernieuwingsmethode tot een zeer herkenbare periode in de architectuur-‐ en<br />
stedenbouwgeschiedenis, zoals zal blijken.<br />
Dit was echter niet het vernieuwingsbeleid dat minister Schut in 1968 voor ogen had<br />
toen hij de nota De toekomst van het oude woningbestand presenteerde. Aanvankelijk was<br />
stadsvernieuwing een ander woord voor stadssanering en krotopruiming: de oude vervallen<br />
woningvoorraad moest vervangen worden door nieuwbouw naar de modernistische<br />
maatstaven. De oude stad was ‘ziek’ en moest worden gesaneerd: ‘weer gezond worden<br />
gemaakt’. Het idee was om de oude woonwijken compleet af te breken en te bebouwen met<br />
hoogbouw in het groen, zoals de nieuwe uitbreidingswijken aan de rand van de stad.<br />
Stadsvernieuwing was dus§ in eerste instantie bedoeld als een soort grootschalige<br />
krotopruiming. De sanering van de stad was sinds de invoering van de Woningwet in 1901<br />
onderdeel van de landelijke wetgeving. Woningen moesten aan bepaalde eisen voldoen en<br />
konden als dit niet het geval was onbewoonbaar worden verklaard. Tot de stadsvernieuwing<br />
waren de krotopruimingen relatief kleinschalige ondernemingen geweest. Er werden wel<br />
grotere plannen gemaakt, maar doordat na de oorlog alle aandacht ging naar het bouwen van<br />
nieuwe woningen aan de stadsrand kwam daar niet veel van terecht. 12 In Den Haag<br />
bijvoorbeeld werd al in 1953 een saneringsnota gepresenteerd, maar de stadssanering kwam<br />
tussen 1960 en 1970 slechts op weinig plaatsen verder dan afbraak, waardoor sanering<br />
synoniem werd met kaalslag. Er kwamen veel terreinen leeg te staan, die vervolgens braak<br />
kwamen te liggen of werden gebruikt als parkeerplaats. Van de grootschalige nieuwbouw<br />
kwam weinig terecht. 13<br />
In Rotterdam werd in 1966 de Saneringsnota gepresenteerd. Hier waren de<br />
omstandigheden rond de bestaande woningvoorraad schrijnender dan elders, aangezien de<br />
stad in de oorlog te maken had gehad met bombardementen, waardoor een groot deel van de<br />
oude bebouwing was beschadigd of zelfs verwoest. Volgens de toen geldende verwachtingen<br />
zou het woningtekort rond 1970 zijn opgelost en zou de gemeente binnen korte tijd kunnen<br />
starten met de vernieuwing van de oude wijken. Deze wijken zouden onder de vlag van<br />
wijksanering volledig worden gesloopt en opnieuw opgebouwd, volgens de principes licht,<br />
lucht en ruimte, met veel groen en voldoende parkeervoorzieningen. 14 De gemeente was zich<br />
er terdege van bewust wat dit voor de zittende bewoners zou betekenen: “Het moet nl.<br />
uitgesloten worden geacht dat men, onder de geldende financiële regelingen, de huidige<br />
bewoners rechtstreeks naar de nieuw te bouwen woningen zou kunnen laten verhuizen, hoe<br />
wenselijk dit ook in vele opzichten zou zijn.” Het was dus evident dat de huidige bewoners<br />
naar elders zouden moeten verhuizen, in het belang van de stad. 15 Dat bewoners het liefst in<br />
hun eigen buurt zouden willen blijven kwam toen blijkbaar niet bij de bestuurders op, of was<br />
tenminste van ondergeschikt belang.<br />
Overigens hing de saneringswoede niet alleen samen met de noodzaak tot<br />
krotopruiming, maar ook met de gemeentelijke wensen tot cityvorming. In de jaren vijftig en<br />
zestig stond het stedenbeleid in het teken van de vooruitgang en geloof in de toekomst; het<br />
ging economisch steeds beter met Nederland en daar moesten de steden op worden<br />
aangepast. Het stadscentrum moest huisvesting gaan bieden aan banken, kantoren,<br />
uitgaansleven en educatie, terwijl het wonen naar de periferie moest worden verplaatst. Deze<br />
perifere woongebieden zouden met de city worden verbonden door brede verkeerswegen;<br />
alles voor de mobiliteit van de burger. Grachten zouden gedempt worden en huizenblokken<br />
doorbroken ten behoeve van verkeersaders en ringwegen. 16<br />
Het probleem met de oude binnensteden was, dat in de huidige centrumstad<br />
ruimtegebrek was voor de grootschalige stedelijke functies die het gemeentebestuur voor<br />
ogen had. Sloop en grootschalige nieuwbouw met vernieuwde infrastructuren leek de enige<br />
oplossing. 17 De sanering van de verkrotte panden werd zelfs vaak gebruikt als een manier om<br />
cityvorming te rechtvaardigen en te versnellen. Vooral in binnensteden zijn veel panden<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
10
gesloopt die er niet eens zo heel slecht aan toe waren, om plaats te maken voor<br />
verkeerdoorbraken en kantoren. 18 De negentiende-‐eeuwse wijken waren het toonbeeld van<br />
slechte woonvormen, althans, volgens de modernisten. Het feit dat ze onder kapitalistische<br />
omstandigheden waren gebouwd – namelijk door eigenbouwers die de woningen particulier<br />
verhuurden – gaf de woningen nog minder bestaansrecht, zeker in een tijd waarin het<br />
socialisme steeds meer aanhang kreeg. 19 Sloop en nieuwbouw leek daarom de enige juiste<br />
optie.<br />
Ook in Amsterdam leken de doelstellingen in Nota Stadsvernieuwing uit 1969 in geen<br />
geval op wat we nu als stadsvernieuwing beschouwen. Stadsvernieuwing werd ook hier<br />
primair gezien als een overheidstaak, met grootschalige planning van bovenaf.<br />
‘Bewonersparticipatie’ en ‘inspraak’ maakten nog geen deel uit van het stadsvernieuwings-‐<br />
vocabulaire. Termen die wel veelvuldig voorkwamen in de nota waren ‘reconstructie’ en<br />
‘rehabilitatie’. Reconstructie betekende officieel “verbetering van de stedebouwkundige<br />
structuur van de bebouwde kom of gedeelten ervan; in het algemeen gericht op een adequate<br />
functie van de centra voor de zich uitbreidende nederzettingen” 20 , maar eigenlijk was het<br />
weinig meer dan een mooi woord voor sloop en grootschalige nieuwbouw, al dan niet volgens<br />
de tuinstadgedachte, in combinatie met de aanleg van brede autowegen. Rehabilitatie<br />
verwees naar nieuwbouw en verbetering op basis van de bestaande structuur, maar wel met<br />
de noodzakelijke verkeersdoorbraken en verbreding van de hoofdstraten. Het kwam erop neer<br />
dat nagenoeg de gehele negentiende-‐eeuwse gordel in aanmerking kwam voor reconstructie<br />
en de hele Amsterdamse binnenstad voor rehabilitatie. 21 Drie jaar later, in 1971, nuanceerde<br />
de gemeente weliswaar haar plannen in de Tweede Nota Stadsvernieuwing, waarin de<br />
reconstructieplannen worden teruggebracht naar slechts drie buurten: de Dapperbuurt, de<br />
Kinkerbuurt en de Oostelijke Eilanden. 22 Maar ook dan is er nog nauwelijks sprake van sociaal<br />
beleid. Bewoners in de te vernieuwen buurten moesten simpelweg naar elders verhuizen.<br />
Leegloop en verpaupering<br />
De ideeën over cityvorming waren ontstaan in de jaren vijftig, maar werden urgenter met de<br />
komst van de Tweede Nota voor de Ruimtelijke Ordening in Nederland uit 1966. Onder het<br />
motto ‘Grenzen aan de groei’ werd het begrip ‘gebundelde deconcentratie’ geïntroduceerd.<br />
De Nederlandse bevolking was explosief aan het groeien en als de bouwproductie aan<br />
stadsranden zich zou voortzetten zou er geen open ruimte in het landschap overblijven.<br />
Steden mochten vanaf nu niet meer ongecontroleerd groeien. Met name in de grote steden<br />
werd de groei beperkt, zij zouden een centrumfunctie gaan innemen voor omliggende steden.<br />
De nieuwbouw van woningen zou zich concentreren in enkele aangewezen steden in de<br />
periferie van de grote centrumsteden, de zogenaamde ‘groeikernen’. Het huisvestingsbeleid in<br />
de grote steden werd zo getransformeerd in ‘overloopbeleid’ en oude stadskernen moesten<br />
worden getransformeerd in moderne stadscentra. In Amsterdam betekende dit dat bewoners<br />
uit de binnenstad zouden verhuizen naar steden als Almere, Purmerend en Zaandam. In Den<br />
Haag was Zoetermeer de grootste groeikern en de krotbewoners uit Rotterdam konden onder<br />
andere verhuizen naar Schiedam, Vlaardingen en Zwijndrecht.<br />
De Tweede Nota uit 1966, in combinatie met de nota De toekomst van het oude<br />
woningbestand uit 1968, zetten gemeentebesturen aan tot het maken van grootschalige<br />
vernieuwingsplannen in het bestaande stedelijk gebied. Voor die tijd was er wel de wens de<br />
oude gebieden te saneren, maar ontbrak het aan concrete plannen. Nu de rijksoverheid het<br />
startschot had gegeven, werden er plannen gemaakt om de inmiddels aanzienlijk verpauperde<br />
oude stadsdelen te saneren.<br />
Ondertussen zorgden de grootschalige nieuwbouwprojecten in buitenwijken en het<br />
overloopbeleid uit de Tweede Nota ervoor dat dezelfde oude stadsdelen in rap tempo leeg<br />
liepen. Tussen 1965 en 1984 boekten de vier grote steden tezamen een netto<br />
bevolkingsverlies van 536.200 inwoners, waarvan twee derde in de eerste tien jaar. 23 Met<br />
name gezinnen met jonge kinderen en meer welgestelde bewoners vertrokken naar een ruime<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
11
flat of eengezinswoning aan de rand van of buiten de stad. Wie het kon betalen vertrok, alleen<br />
de sociaal zwakkere bewoners en de ouderen bleven.<br />
De vertrekkende bewoners maakten plaats voor twee nieuwe bewonersgroepen:<br />
jongeren en – in de grote steden – ‘nieuwkomers’. De jongeren werden aangetrokken tot de<br />
goedkope woningen en het ‘gezellige klimaat’ in de 19de-‐eeuwse buurten, waar wonen en<br />
bedrijfjes elkaar afwisselden en gezelligheid heerste rond de kroegjes en markten. De tweede<br />
groep, de nieuwkomers, bestond voornamelijk uit niet-‐westerse allochtonen, die in betere<br />
tijden als gastarbeider naar Nederland waren gekomen. Met het vertrek van de grote<br />
industrieën uit de stad waren velen van hen werkloos geworden, en dat terwijl zij net hun hele<br />
gezin naar Nederland hadden gehaald. Toen in 1975 Suriname onafhankelijk werd, verhuisden<br />
tevens veel ‘rijksgenoten’ naar Nederland, waarvan een groot deel zich in de goedkope<br />
woningen in oude stadswijken vestigde. Afgezien van het feit dat steeds meer jongeren en<br />
buitenlanders zich vestigden in de oude wijken, had zich reeds een andere transformatie van<br />
de bevolkingssamenstelling ingezet. De kinderen van de oorspronkelijke bewoners waren het<br />
huis uit en de vergrijzing nam toe. Daardoor hadden de wijken te kampen met het verschijnsel<br />
‘gezinsverdunning’, een toename van het aantal alleenstaanden en vergrijzing.<br />
Al deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat de oude buurten in sociaal opzicht<br />
kelderden. Jonge en koopkrachtige gezinnen vertrokken, waardoor het bevolkingsaantal<br />
terugliep en de bevolking verarmde. Veel voorzieningen in de buurt waren hierdoor niet meer<br />
rendabel en de meeste buurtwinkels moesten hun deuren sluiten. 24 Daarnaast vertraagde de<br />
onduidelijkheid over eventuele sanering de plannen voor verbetering van de woonsituatie<br />
voor de huidige bewoners in de oude wijken. Immers, als er tot sloop en nieuwbouw zou<br />
worden besloten, zou dit gepaard gaan met de bouw van duurdere woningen of kantoren om<br />
de exploitatiekosten eruit te krijgen. De bewoners leefden in onzekerheid over hun<br />
toekomstige woonsituatie. 25 Onderhoud van bewoonde woningen leek bovendien zinloos,<br />
alles zou toch gesloopt worden. Zo saneerden de negentiende-‐eeuwse wijken min of meer<br />
zichzelf. 26 Al met al verlamden de cityplannen en saneringsplannen het onderhoud aan en de<br />
verbetering van 19 de -‐eeuwse wijken, waardoor deze verder verpauperden.<br />
Daarbij kwam dat veel gemeentes reeds vanaf de jaren vijftig waren begonnen met het<br />
geleidelijk opkopen van oude panden, waarvan een groot deel tegen het einde van de jaren<br />
zestig gesloopt was, en de rest was dichtgetimmerd. Binnensteden en oude wijken zaten vol<br />
met gaten, ze waren als een rottend gebit met een aantal missende tanden. Dit droeg ook niet<br />
erg bij aan de leefbaarheid en het imago van de buurt. [blad 01]<br />
In protest<br />
Terwijl in de jaren vijftig nog de positieve sfeer van geloof in de toekomst heerste, werd de<br />
sfeer tegen het einde van de jaren zestig grimmiger. Met name de jongeren gingen zich<br />
verzetten tegen de heersende orde. Bijvoorbeeld de Provobeweging. Net als de Parijse<br />
studenten in 1968 protesteerden de Provo’s tegen het moraliserende beleid van de overheid<br />
en het kleinburgerlijke leven. Zij eisten meer democratie en inspraak. Bovendien kwamen zij in<br />
opstand tegen de leegstand van vele oude panden, terwijl de woningnood nog niet volledig<br />
was opgelost. Zij vonden, samen met de Krakersbeweging die ook rond die tijd het licht zag,<br />
dat de oude woningen nog goed genoeg waren voor tijdelijke bewoning door bijvoorbeeld<br />
studenten. Zo waren er acties om onbewoonbaar verklaarde woningen ‘verklaarbaar<br />
bewoond’ te maken. Het is tevens onder invloed van de Provo’s geweest dat er in 1966 een<br />
opstand ontstond tegen de cityvorming, waarbij werd gepleit voor ‘sociale sanering’. 27 Het<br />
eerste succes werd geboekt in de Jordaan, waar in 1970 de plannen voor de bouw van<br />
kantoren rond een nieuw metrostation werden verworpen. 28<br />
Terwijl de Provo’s doorgaans voornamelijk protesteerden door middel van ludieke<br />
acties (zoals het witte-‐fietsenplan en het witte-‐deurenplan) waren er ook serieuzere<br />
protestorganen, zoals de Studentenvakbeweging, opgericht in 1963. Deze organisatie was erop<br />
gebrand de traditionele muur tussen student en maatschappij te doorbreken en zij hield<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
12
egelmatig demonstraties over maatschappelijke kwesties. 29 Onder studenten bouwkunde en<br />
stedenbouw was veel draagvlak voor de Studentenvakbeweging en ook de TH in Delft 30<br />
ontkwam niet aan de studentenrebellie. In 1970 publiceerde een groep linkse studenten een<br />
document getiteld: De Elite. Een analiese van de afdeling Bouwkunde van de techniese<br />
hogeschool te Delft. Hierin werd ‘de elitaire’ Forum-‐groep (Van Eyck, Herzberger, Bakema), die<br />
het onderwijs in Delft domineerde, verweten dat zij zich te veel richtte op ontwerpkwesties in<br />
plaats van sociale vraagstukken. Met hun gedrag als ‘kunstenaar-‐architect’ en de daarbij<br />
behorende ‘irrationele opvattingen’ waren zij niet in staat om maatschappelijke veranderingen<br />
tot stand te brengen, iets wat volgens de jonge garde wel tot de taak van de architect<br />
behoorde. 31<br />
Tot grote ergernis van stedenbouwkundige S.J. van Embden (behorende tot de<br />
modernistische ‘elite’) was deze ‘generatie-‐68’ echter meer geïnteresseerd in de hervorming<br />
van de Hogeschool dan in hun eigen studie: “Voor die studie schreven zij hoogstens scripties,<br />
en de meeste van hen werden eer geïrriteerd dan geïntrigeerd door specifieke vorm-‐<br />
problemen. Die konden door hen hoogstens worden gezien als uitvloeisels van sociale of<br />
politieke gegevenheden.” 32 Na hun afstuderen zouden deze studenten veelal betrokkenheid<br />
tonen in de bewonersparticipatie tijdens de stadsvernieuwing. 33<br />
Er begon dus wat te broeien in Nederland. Jongeren namen veelal het voortouw en zetten de<br />
buurtbewoners van stadsvernieuwingsbuurten aan tot protest tegen de grootschalige<br />
vernieuwingsplannen. Zij behoorden inmiddels zelf ook tot bewoners van de oude wijken, al<br />
dan niet als kraker. Zij hadden de plaats ingenomen van de inmiddels verhuisde gezinnen,<br />
maar deze jonge intellectuelen waren een stuk mondiger dan de oorspronkelijke bewoners. Zo<br />
werd in 1969 in de Dapperbuurt, onder invloed van (socialistische) jongeren, de<br />
bewonersvereniging ‘De Sterke Arm’ opgericht. Deze club voerde actie tegen grootschalige<br />
sloop en pleitte voor stadsvernieuwing in het belang van de buurtbewoners. 34 In datzelfde jaar<br />
werd Plan Duyff gepresenteerd, dat voorstelde de hele wijk te slopen ten behoeve van<br />
hoogbouw in het groen. Er zouden 5600 woningen gesloopt worden, waarvoor slechts 2300<br />
terug zouden worden gebouwd, dit met het oog op het overloopbeleid. 35 De bewoners zagen<br />
niks in de plannen. Ze wilden helemaal geen dure nieuwbouwwoningen en al helemaal niet<br />
verhuizen naar de verre buitenwijken of zelfs naar een andere stad. Ze wilden dat hun huidige<br />
woningen verbeterd werden, dat lekkages werden verholpen en dat het sanitair werd<br />
verbeterd. 36 In 1973 werd het Plan Duyff onder druk van de De Sterke Arm van tafel geveegd.<br />
Alleen het woningcomplex de Roomtuintjes is uitgevoerd dat qua vormgeving exemplarisch is<br />
voor het soort woningbouw dat de gemeente in alle oude wijken voor ogen had: hoogbouw in<br />
het groen, met balkons op de zon en genoeg licht, lucht en ruimte voor alle bewoners. [blad 02]<br />
De Sterke Arm wist echter wel te bewerkstelligen dat een groot deel van de nieuwe woningen<br />
beschikbaar kwam voor de Dapperbuurters die hun huis vanwege de stadsvernieuwing<br />
moesten verlaten, wat betekende dat de huren kunstmatig laag werden gehouden. Vanaf dat<br />
moment ging de stadsvernieuwing in Amsterdam ‘straat-‐na straat, blok-‐voor-‐blok’, zodat<br />
bewoners de kans kregen binnen hun eigen buurt te verhuizen. 37<br />
Een vergelijkbaar tafereel vond plaats in andere steden en wijken, bijvoorbeeld in de<br />
Haagse Schilderswijk. De wijk was de gemeente een doorn in het oog. Niet alleen was het in<br />
ruimtelijk opzicht een drama -‐ met een hoge woningdichtheid, bedrijfjes her en der,<br />
hofjeswoningen op binnenterreinen, nauwelijks groen en geen enkele fatsoenlijke weg -‐ ook<br />
de bevolkingssamenstelling met ‘a-‐sociale en linkse elementen’ was geenszins wat de<br />
gemeente voor ogen had. De Schilderswijk moest een hoogwaardige woonwijk worden voor<br />
welgestelde kantoorwerknemers in de city. Kaalslag en nieuwbouw was de remedie en in 1968<br />
werd daarom het ontwerp-‐bestemmingsplan Van grijs naar groen gepresenteerd. De<br />
woonwijk zou bestaan uit hoge maar luxe galerijflats in een zee van groen. De flats zouden<br />
worden verbonden door een loopbruggenstelsel zes meter boven het maaiveld. 38 [blad 03]<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
13
Ook hier kwamen bewoners in opstand; zij zouden door de hoge huren uit hun wijk<br />
worden verdreven, wat overigens ook de bedoeling was. Daarom richtten zij de Bewoners<br />
Organisatie Schilderswijk (B.O.S.) op. Samen met de Aktiegroep Betaalbare Huren werd er een<br />
nieuw plan gemaakt. 39 Er werden diverse acties gehouden, met als hoogtepunt de ‘Zwarte<br />
Vlaggendag’ (1970). Dit was de dag waarop het nieuwbouwplan door de nieuwe wethouder,<br />
W. Nuy (PvdA), terzijde werd geschoven. Het sloopbeleid werd stopgezet en de bewoners<br />
werden betrokken bij het maken van nieuwe plannen. 40<br />
Rond diezelfde tijd vindt er een omslag plaats in het stedenbouwkundig beleid, die in<br />
vrijwel heel Nederland wordt overgenomen: “Abrupt werd een streep gezet door de tot dan<br />
toe geldende stedenbouwkundige denkbeelden, waardoor andere inzichten een kans kregen.<br />
Alle strevingen die de wederopbouwperiode bepaald hadden werden onder vuur genomen: de<br />
cityvorming, de afbraak van oude wijken, de eenzijdige aandacht voor de auto en de ideologie<br />
van de welvaartstaat.” 41 Oude ontwerpers werden langzaam vervangen door nieuwe, jonge<br />
stedenbouwkundigen, zoals de linkse Delftse studenten waar Van Embden het over had.<br />
Inspraak en kleinschaligheid werden de nieuwe sleutelwoorden.<br />
Bouwen voor de Buurt<br />
Ondertussen was er heel wat veranderd in het politieke spectrum. Niet alleen onder de jonge<br />
generatie kreeg het progressief-‐socialistisch gedachtegoed steeds meer aanhang, maar ook in<br />
de politiek. Tussen 1966 en 1971 was namelijk de vernieuwingsbeweging Nieuw Links actief<br />
binnen de PvdA. Deze groep jonge PvdA’ers streefde naar progressievere standpunten en<br />
meer samenwerking met andere progressieve partijen. In 1967 begon de beweging voet aan<br />
de grond te krijgen binnen de partij en traden enkele Nieuw-‐Linksers toe tot het dagelijks<br />
bestuur van de PvdA. Vanaf die tijd begint de partij aan een inhaalslag. In 1970 komt de PvdA<br />
aan de macht in de gemeenteraad van Den Haag en in 1972 wordt er voor het eerst sinds jaren<br />
een progressief en socialistisch kabinet verkozen: het kabinet Den Uyl. 42<br />
In 1974 krijgt de PvdA ook in de Rotterdamse gemeenteraad de absolute meerderheid,<br />
en ook hier vindt rond die tijd een omslag in het denken over stedenbouw en<br />
stadsvernieuwing plaats. Hier wordt deze omslag echter sneller dan elders omgezet in beleid.<br />
Vrijwel zodra Jan van der Ploeg in 1974 zijn positie als eerste wethouder Stadsvernieuwing<br />
betrad maakte hij bekend dat hij namens de gemeente alle particuliere woningen in de oude<br />
Rotterdamse wijken ging opkopen. In één klap was de gemeente eigenaar van 17.000<br />
woningen, en dat aantal zou nog groeien tot 50.000. 43 Deze actie wordt door velen beschouwd<br />
als de start van de ‘klassieke stadsvernieuwing’.<br />
Wethouder Van der Ploeg verklaarde de stadsvernieuwing tot de hoogste prioriteit en<br />
initieerde vervolgens een radicale omslag in het stedenbouwbeleid: “Bij stadsvernieuwing<br />
verwerpt men de gedachte aan een niet-‐bewoond stadscentrum, heeft men argwaan tegen<br />
brede verkeerswegen, wenst men zoveel mogelijk van de oude wijken (en dus ook de hoge<br />
bebouwingsdichtheid) te bewaren en is men van mening dat (veel) woningen waarvan de<br />
constructie nog goed is gerenoveerd moeten worden.” 44 De belangen van de bewoners gingen<br />
zwaarder wegen dan andere belangen, ‘Bouwen voor de Buurt’ werd het motto en de<br />
cityvorming was definitief van de baan. Sociale doelstellingen stonden vanaf nu hoog op de<br />
prioriteitenlijst en de buurtbelangen werden leidend voor het beleid: “Na 25 jaar<br />
welvaartsoffensief werd het tijd voor een welzijnsoffensief waarvan de stadsvernieuwing als<br />
integraal proces van woning-‐ en wijkverbetering de spil vormde. […] De oude benadering,<br />
waarbij de toekomst van de buurt werd afgeleid uit de toekomstplannen voor de stad, werd<br />
omgekeerd: de toekomst van de wijk ging de toekomst van de stad bepalen.” 45 Dus de nadruk<br />
van het nieuwe beleid lag niet meer op de ontwikkeling van de stad als geheel, maar op de<br />
verbetering en ontwikkeling van de afzonderlijke wijken.<br />
Bijzonder aan het beleid in Rotterdam is dat de gemeente de woonlasten wilde<br />
beperken tot een acceptabel percentage van het inkomen. De gemeente ontwikkelde daarvoor<br />
zelfs een inkomen-‐woonlastenstelsel, waarbij mensen met te hoge woonlasten subsidie<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
14
ontvingen en waarbij mensen die in verhouding tot hun inkomen een lage huur betaalden zelfs<br />
extra belast werden. Daarnaast was het Rotterdamse beleid bijzonder, omdat er gestreefd<br />
werd naar 100% woningwetwoningen. Bovendien kregen bewoners directe betrokkenheid bij<br />
de planvorming. Voor elk stadsvernieuwingsgebied werd een projectgroep opgericht,<br />
bestaande uit bewonersorganisaties en ambtenaren. 46 De inspraakpolitiek, die zo kenmerkend<br />
is voor de stadsvernieuwing, was geboren.<br />
Verandering van beleid<br />
Het Rotterdamse model werd een voorbeeld voor de stadsvernieuwingspolitiek in andere<br />
steden 47 en het inspraakmodel werd overal – hier en daar in iets gewijzigde vorm –<br />
overgenomen. De nieuwe vorm van stadsvernieuwing werd onder het kabinet Den Uyl zelfs<br />
overheidsbeleid. De centrale doelstelling van het regeerakkoord 48 , “vermindering van<br />
ongelijkheid op het gebied van inkomen, kennis en macht”, werd letterlijk overgenomen in de<br />
Derde Nota Ruimtelijke Ordening uit 1974, waarin het nieuwe stadsvernieuwingsbeleid werd<br />
vastgelegd. 49<br />
Het nieuwe beleid vormt op vrijwel alle vlakken een breuk of zelfs een tegenstelling<br />
met het sanerings-‐ en cityvormingbeleid van de voorgaande jaren. Ten eerste wil men de<br />
woonfunctie versterken door de leegloop tegen te gaan en het woon-‐werkverkeer af te<br />
remmen. De woonfunctie wordt nu belangrijker dan de economische functie; reconstructie<br />
wordt afgewezen omdat dit leidt tot woningverlies, ook al brengt nieuwbouw financieel meer<br />
op. Rehabilitatie wordt nu het standaardbeleid in plaats van reconstructie; woningverbetering<br />
krijgt de prioriteit boven sloop en nieuwbouw, behalve bij de meest slechte woningen.<br />
Ten tweede krijgt het stadsvernieuwingbeleid een sociaal-‐emancipatorische functie.<br />
Dit houdt onder andere in dat de stadsvernieuwing zich gaat zich richten op de financieel<br />
minder draagkrachtigen. "Het stedelijk inrichtingsbeleid als geheel staat dus in het teken van<br />
het, voor het 'klassieke' stadsvernieuwingconcept kenmerkende, socialistisch<br />
gelijkheidsideaal." 50 Het doel is om betaalbare woningen te bouwen, met voorrangsbeleid voor<br />
de aanwezige wijkbevolking. Hiermee wordt het streven naar een ‘evenwichtige<br />
bevolkingssamenstelling’, dat ten grondslag lag aan het vroegere beleid, terzijde geschoven.<br />
Bovendien krijgen de bewoners inspraak in de lokale besluitvorming.<br />
Ten derde moet de bestaande stedenbouwkundige structuur worden behouden. Dit<br />
aspect is volledig tegengesteld aan het oude beleid, waarin met name de negentiende-‐eeuwse<br />
structuren als verwerpelijk werden beschouwd en dus absoluut niet het behouden waard. "In<br />
plaats van radicale aanpassing van het bestaand stedelijk gebied aan de 'moderne' eisen op<br />
het gebied van wonen en productie, verschuift de ontwerpopgave naar een dusdanige<br />
geleidelijke aanpassing en inpassing van nieuwe elementen aan en in de 'fijnmazige structuur'<br />
van de bestaande stad, dat haar stedebouwkundige structuur zoveel mogelijk behouden en<br />
versterkt wordt." 51 Vanaf nu worden menging van functies 52 , hoge dichtheden en<br />
kleinschaligheid weer gewaardeerd, stuk voor stuk waarden die tegengesteld zijn aan het<br />
modernistisch gedachtegoed van functiescheiding, open ruimte en schaalvergroting.<br />
Functiemening en grote dichtheden worden gezien als voorwaarden voor een 'levendige stad',<br />
inzichten die worden ontleend aan de 'architectonisch-‐gedragswetenschappelijke stroming'<br />
die rond die tijd opkomt. 53<br />
Stadsvernieuwingsplannen<br />
Niet alleen het beleid en de totstandkoming van de plannen veranderden, ook de plannen zelf<br />
kregen een ander karakter. Sinds de invoering van de Wet op Ruimtelijke Ordening in 1965<br />
werden gemeentes verplicht gesteld om een structuurplan en bestemmingsplannen op te<br />
stellen. Het bestemmingsplan was een soort vlekkenplan waarin functies als wonen, winkels,<br />
bedrijvigheid, enzovoorts werden vastgelegd. Zaken als groen-‐ en verkeersstructuur werden<br />
vastgelegd in het structuurplan. Bestemmingsplannen, structuurplannen, doelstellingennota’s:<br />
stuk voor stuk bevatten deze documenten vrijwel uitsluitend tekst, hier en daar ‘opgeleukt’<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
15
met een cartoon. Een structuurplan of bestemmingsplan is niet hetzelfde als een<br />
stedenbouwkundig plan, immers, niet de vormgeving werd erin vastgelegd, maar hoe de<br />
ruimte functioneel moest worden geordend. Het stedenbouwkundig plan was een invulling<br />
van het bestemmingsplan, dus een volgende stap in het planningsproces.<br />
Voorbeelden van stedenbouwkundige plannen waren de eerder genoemde Plan Duyff<br />
voor de Dapperbuurt en Van Grijs naar Groen voor de Schildersbuurt. Zij werden visueel<br />
toegelicht met utopische architectonische perspectieven. De stadsvernieuwingsplannen<br />
daarentegen bestonden nagenoeg uitsluitend uit tekst. Eén van de pioniers op het gebied van<br />
verbale plannen was Pietro Hammel, die in 1974 een plan voor het stadsvernieuwingsgebied<br />
het Oude Westen in Rotterdam maakte. Het plan was in tegenstelling tot de tuinstadplannen<br />
geen nieuwbouwplan, maar een visie op wat er al was en hoe dat kon worden verbeterd. Zijn<br />
plan was beeldloos, en bestond slechts uit agendapunten en voornemens. 54 Dit ‘Rotterdamse<br />
werkmodel’ werd vervolgens in heel Nederland toegepast.<br />
Een stadsvernieuwingsplan kan worden beschouwd als een variatie op het<br />
structuurplan, met extra mogelijkheden voor stadsvernieuwingsgebieden. Er wordt<br />
bijvoorbeeld in aangegeven welke bebouwing wordt vernieuwd, hoe dit zal gebeuren en wat<br />
de bouwtechnische staat is van de huidige bebouwing. Het is primair een beleidsdocument,<br />
met uitgangspunten en doelstellingen. Toch werd dit type plannen wel degelijk beschouwd als<br />
stedenbouwkundig plan, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het Stadsvernieuwingsplan Hillesluis<br />
(Rotterdam, 1982) 55 . Het plan bestaat uit twee delen: Inventarisatie en het Stedebouwkundig<br />
Plan. In het eerste deel worden de resultaten van het inventarisatieonderzoek gepresenteerd<br />
en in het tweede deel de stedenbouwkundige doelstellingen.<br />
Het inventarisatieonderzoek was een standaard onderdeel van een<br />
stadsvernieuwingsplan en diende als basis voor het formuleren van de uitgangspunten. Het<br />
werd meestal uitgevoerd door een speciaal aangewezen projectgroep binnen de gemeente, en<br />
soms door een extern, sociaal-‐wetenschappelijk georiënteerd onderzoeksbureau. Het bestond<br />
uit inventarisaties van de huidige situatie, betreffende de functies (wonen, bedrijven, horeca,<br />
winkels, scholen, sociaal/culturele voorzieningen en groen), de bouwtechnische kwaliteit van<br />
de woningen, de eigendomssituaties en de verkeersstructuur, vaak aangevuld met notities<br />
over de bevolkingssamenstelling, woningtypes (aantal kamers en gemiddelde oppervlakte) en<br />
eventuele (sociale) problemen. Vervolgens werd aan de hand van het onderzoek aangegeven<br />
wat de problemen waren in de wijk en met welke doelstellingen deze zouden kunnen worden<br />
opgelost. Deze doelstellingen werden behandeld in het stedebouwkundig plan. Hier was geen<br />
ontwerper aan te pas gekomen, althans, niet om te ontwerpen. Hier en daar wordt het plan<br />
geïllustreerd door middel van een tekening van een voorgestelde verkeerssituatie, of een<br />
plattegrond waarop staat aangegeven op welke plaatsen meer groen komt (liefst met<br />
tekstballonnetjes), maar over het algemeen zijn deze doelstellingen in woorden uitgedrukt.<br />
Overigens werd er überhaupt weinig aandacht besteed aan vormgevingsaspecten in<br />
dergelijke plannen. De nadruk van zowel het onderzoek als het beleid bleef liggen op de<br />
functionele en sociale aspecten van de woonomgeving. Uit beleidsdocumenten uit die tijd is op<br />
te maken dat: “het ruimtelijk aspect van de stadsvernieuwing blijkbaar nauwelijks wordt<br />
onderkend en beleidsmatig noch onderzoeksmatig wordt bestreken.” 56 Hooguit werd<br />
voorgeschreven wat de maximum goothoogte moest zijn en dat platte daken niet wenselijk<br />
waren. Ruimteproblemen behoorden, in de ogen van beleidsmakers, tot de taak van de<br />
architect.<br />
Een nieuw ontwerpvraagstuk<br />
De stadsvernieuwingsarchitect stond echter voor een compleet nieuwe opgave. Bouwen in<br />
bestaand stedelijk gebied was voorheen nauwelijks aan de orde geweest. Tijdens de<br />
stadsvernieuwing is er dan ook veel geëxperimenteerd, met wisselende resultaten. Ook de<br />
nieuwe generatie architecten, die zich volgens Van Embden tijdens de bouwkundestudie meer<br />
had verdiept in sociale en politieke kwesties dan in vormgevingsproblematiek, stortte zich op<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
16
de nieuwe ontwerpopgave. Er werd gestreefd naar een vormentaal die alles was behalve<br />
modernisme; kleinschalig in plaats van hoogbouw, gevarieerd in plaats van uniform, compact<br />
in plaats van open. Immers, de stadsvernieuwing was een reactie op de cityvorming en de<br />
grootschalige modernistische uitbreidingswijken. Dit, in combinatie met de nieuwe opgave van<br />
bouwen in bestaande structuur, leidde tot nieuwe vormen en gebouwtypen: "Ook techniek en<br />
ontwerp van de nieuwbouw krijgen een nieuwe impuls vanwege de beperking van<br />
(vervangende) nieuwbouw tot kleinschalige, in de bestaande bebouwing in te passen,<br />
projecten in zogenaamde 'open gaten'. Dit leidt onder andere tot een herwaardering van de<br />
19 de -‐eeuwse stedebouwkundig-‐morfologische typen als het gesloten bouwblok en de straat,<br />
nieuwe architectonische oplossingen en verschijningsvormen en woningtypen." 57 Deze<br />
hernieuwde interesse kwam echter niet direct op gang, althans, niet in weloverwogen en<br />
diepdoordachte vorm. In eerste instantie werden oppervlakkige vormprincipes van de<br />
bestaande bebouwing gecombineerd met de geldende woonnormen en modernistische<br />
typologieën, wat in veel gevallen tot weinig inspirerende nieuwbouw heeft geleid. Hiermee<br />
lopen we echter vooruit op hoofdstuk drie. Allereerst zal worden besproken wat er tijdens de<br />
stadsvernieuwing precies is veranderd.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
17
BLOEMBAKKEN EN DAKDOZEN<br />
<strong>DE</strong> VERAN<strong>DE</strong>RING <strong>VAN</strong> HET STRAATBEELD TIJ<strong>DE</strong>NS <strong>DE</strong> STADS<strong>VERNIEUWING</strong><br />
“Onder druk van sociale wetenschappers, actiegroepen, ‘progressieve’ architecten en<br />
onder een stortvloed van publicaties in bladen als Plan en Wonen-‐TA/BK, ontstond<br />
de typische architectuur die we allemaal kennen als ‘de stadsvernieuwing’. Maar<br />
architectuur is eigenlijk niet het goede woord. Architectuur veronderstelt immers<br />
ordening en compositie. Dit zijn alleen gestapelde woningen, portieketageflats<br />
bekleed met trespa, met doorzonramen op verzoek van hun toekomstige bewoners,<br />
de gevels overdadig behangen met balkonnetjes.”<br />
Cor Wagenaar 58<br />
Zoals in het voorgaande hoofdstuk is beschreven worden de jaren zeventig gekenmerkt door<br />
een radicale omslag in het stedenbouwbeleid. Niet alleen werden sinds die tijd de<br />
cityvormingsplannen en de grootschalige sloop-‐nieuwbouwplannen afgezworen ten gunste<br />
van renovatie en het behoud van de bestaande stedenbouwkundige structuur, ook vond er<br />
een verandering plaats in de planvorming, waardoor bewoners nauwer bij het<br />
vernieuwingsproces werden betrokken. De vernieuwingsopgave binnen de oude stad werd op<br />
een geheel andere manier benaderd dan voorheen, namelijk vanuit sociaal-‐maatschappelijk<br />
perspectief in plaats van ruimtelijk-‐functioneel. Dit kwam onder andere tot uiting in de manier<br />
waarop stadsvernieuwingsplannen werden gemaakt; de ruimtelijke beelden werden<br />
vervangen door sociale en programmatische doelstellingen.<br />
Deze omslag in aanpak had niet alleen invloed op de bestuurlijke processen en<br />
planvormingsprocessen, waar doorgaans in de literatuur de nadruk op wordt gelegd, maar<br />
vooral ook op hoe de stad er uiteindelijk uit kwam te zien. Terwijl de vernieuwingsplannen uit<br />
de jaren daarvoor brede autowegen, hoogbouw in het groen en vooral veel open ruimte in de<br />
oude buurten projecteerden, moest nu alles binnen de bestaande, dichtbebouwde stedelijke<br />
structuur worden ingepast. Het was een geheel andere opgave dan wat de architecten en<br />
stedenbouwkundigen waren gewend, waardoor er – binnen vrij korte tijd – nieuwe<br />
oplossingen moesten worden bedacht. Oplossingen die nu als kenmerkend voor de<br />
stadsvernieuwing kunnen worden beschouwd.<br />
In dit hoofdstuk wordt de gedaanteverandering van de oude stadswijken beschreven, die door<br />
de stadsvernieuwing teweeg is gebracht. Gepoogd is om een overzicht te geven van de meest<br />
voorkomende veranderingen en fysieke aspecten die kenmerkend zijn voor de<br />
stadsvernieuwing. De Schilderswijk in Den Haag, de Indische Buurt in Amsterdam en de<br />
Afrikaanderwijk in Rotterdam zijn hiervoor grotendeels als voorbeeld genomen.<br />
De veranderingen manifesteren zich op verschillende vlakken. Natuurlijk speelt de<br />
bebouwing een belangrijke rol; zowel de nieuwbouw als – wellicht minder voor de hand<br />
liggend – de renovaties hebben bijgedragen aan een soms verregaande verandering van het<br />
straatbeeld. In het eerste deel van dit hoofdstuk zal de bebouwing centraal staan. Allereerst<br />
zal worden beschreven hoe de stedenbouwkundige structuur is veranderd en vervolgens zal<br />
worden ingegaan op de specifieke kenmerken van stadsvernieuwingsnieuwbouw en<br />
renovaties. Tijdens de stadsvernieuwing is ook veel veranderd in het openbaar gebied, zowel<br />
wat betreft het verkeer als de straatinrichting. Zelfs straten waar de oorspronkelijke<br />
bebouwing tegenwoordig nog redelijk intact is, zijn hierdoor soms nauwelijks herkenbaar ten<br />
opzichte van 1970. Hoe de openbare ruimte en de straatinrichting zijn veranderd wordt<br />
behandeld in het tweede deel van dit hoofdstuk. Behalve de invloed van het verkeer op de<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
18
stadsvernieuwingswijken zal ook de poging de wijken te voorzien van meer groen en<br />
speelruimte aan bod komen.<br />
2.1 BEBOUWING<br />
Met de intrede van de stadsvernieuwing gingen behoud en renovatie deel uitmaken van de<br />
nieuwe beleidspunten. Dit neemt niet weg dat er in die tijd ongelooflijk veel nieuw is gebouwd<br />
en dat de stedenbouwkundige structuur op veel plekken toch is gewijzigd. Toegegeven, de<br />
structuurverandering is meestal lang niet zo ingrijpend als wanneer de grootschalige<br />
tuinstadplannen zouden zijn uitgevoerd, maar ook de relatief kleine ingrepen die tijdens de<br />
stadsvernieuwing plaatsvonden, zoals het samenvoegen of doorbreken van bouwblokken,<br />
hebben veranderingen in het stratenpatroon en in de beleving van de openbare ruimte teweeg<br />
gebracht.<br />
Stedenbouwkundige structuur<br />
Tijdens de stadsvernieuwing zijn er twee belangrijke ingrepen in de stedelijke structuur te<br />
onderscheiden: het samenvoegen van bouwblokken en het doorbreken van bouwblokken.<br />
Beide ingrepen kwamen voort uit de toen nog sterk aanwezige afkeer van negentiende-‐<br />
eeuwse woonwijken in het algemeen en het gesloten bouwblok in het bijzonder. Het gesloten<br />
bouwblok – dat in de negentiende-‐eeuwse wijken de boventoon voerde – had namelijk sinds<br />
het modernisme afgedaan en het stond sindsdien symbool voor ongezonde woonsituaties. De<br />
binnenterreinen waren meestal opgedeeld in privétuintjes, die grotendeels waren dichtgeslibd<br />
met schuurtjes, aanbouwen en allerhande troep. De opzet van de negentiende-‐eeuwse wijken<br />
maakte de situatie nog erger: ten eerste waren de straten erg lang en ten tweede waren veel<br />
bouwblokken heel smal, waardoor de binnenterreinen niet alleen rommelig waren, maar ook<br />
nog eens heel klein. Als reactie hierop werden bouwblokken doorbroken om de straatlengte te<br />
reduceren en werden blokken samengevoegd om het terrein binnen het blok te vergroten.<br />
Met name het samenvoegen van bouwblokken was een veel voorkomende toepassing<br />
tijdens de stadsvernieuwing. Doordat de ruimte binnen een bouwblok zo smal was, viel er<br />
nauwelijks licht op de achterzijde van de woningen: de lichttoetredingsnorm werd niet<br />
gehaald. Vooral als bij nieuwbouw de woningen dieper zouden worden, werd de ruimte<br />
binnen het bouwblok te smal voor de geldende lichttoetredingsnorm. Door blokken samen te<br />
voegen konden diepere woningen worden ontworpen, zonder dat het binnengebied te smal<br />
werd om voldoende licht in de woningen te doen komen.<br />
Bovendien maakte het samenvoegen van bouwblokken het mogelijk om het<br />
binnenterrein in te richten als een collectieve ruimte. Het collectieve binnenterrein kan<br />
worden beschouwd als een compromis op het gesloten bouwblok. Men wilde de rommelige<br />
situatie met privétuintjes voorkomen door het binnenterrein in te richten voor<br />
gemeenschappelijk gebruik. 59 Tijdens de stadsvernieuwing kreeg het collectieve binnenhof<br />
bovendien de betekenis van ‘oase in de stad’. De drukte van de stad werd als ongezond<br />
beschouwd en het hof was een plek om hieraan te ontsnappen. Het collectieve binnenterrein<br />
was dus geheel in lijn met de nieuwe hang naar kleinschaligheid en gezelligheid. 60<br />
Samengevoegde bouwblokken<br />
Enkele voorbeelden van samengevoegde bouwblokken zijn te vinden in de Indische Buurt in<br />
Amsterdam en de Afrikaanderwijk in Amsterdam. [blad 04] Op de kaartjes is te zien hoe de<br />
stedenbouwkundige structuur sinds 1970 is veranderd. In het zuidwestkwadrant van de<br />
Indische Buurt bijvoorbeeld, zijn vijf bouwblokken vervangen door twee grote nieuwe blokken<br />
met een gemeenschappelijk binnenterrein. [blad 05] Op de plattegrond uit 1970 is te zien dat<br />
de oude, smalle binnenterreinen zijn opgedeeld in privétuinen. Op de luchtfoto van de huidige<br />
situatie zijn de binnenterreinen ingericht voor collectief gebruik, met veel groen. Tevens is een<br />
deel van de oorspronkelijke bouwblokken gesloopt om plaats te maken voor twee<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
19
plantsoentjes. Groenvoorzieningen kregen tijdens de stadsvernieuwing duidelijk een hoge<br />
prioriteit. Bij vergelijking van de oude situatie met de nieuwe blijkt bovendien dat de<br />
nieuwbouw iets diepere woningen heeft dan de oorspronkelijke bebouwing. Als de blokken<br />
niet waren samengevoegd, waren de binnenterreinen te smal geworden. Overigens is in het<br />
ontwerp (middelste afbeelding) te zien dat ook de inrichting van de openbare ruimte is<br />
vastgelegd. Zo zijn bijvoorbeeld de geplande parkeerplaatsen (de donkerste kleur) en de<br />
bomen ingetekend. Het parkeerbeleid en de straatinrichting zal later in dit hoofdstuk meer<br />
uitgebreider worden behandeld.<br />
Het samenvoegen van bouwblokken betekende overigens niet dat er uitsluitend<br />
nieuwbouw werd gepleegd. Vaak werd nieuwbouw gecombineerd met renovatie. Dit<br />
gebeurde bijvoorbeeld in het noordoostelijke deel van de Indische Buurt. Hier zijn delen van de<br />
oorspronkelijke bouwblokken gecombineerd met nieuwbouw tot twee grote bouwblokken.<br />
[blad 06] Zoals op de plattegrond uit 1970 is te zien, bestond het linker grote bouwblok<br />
oorspronkelijk uit drie langwerpige bouwblokken. De smalle straten tussen de blokken waren<br />
vanaf de Zeeburgerdijk (noordzijde) bereikbaar via een poort. Het noordelijk deel van de<br />
bouwblokken is afgebroken en vervangen door een nieuwe gevelwand, deze keer zonder<br />
poorten, want de twee straten waar de poorten naar toe leidden zijn nu verdwenen. De<br />
zuidelijke delen van het linker en rechterblok werden vervolgens met elkaar verbonden door<br />
nieuwbouw, waardoor de huidige u-‐vorm is ontstaan. Het binnenterrein is wederom collectief<br />
gemaakt, zoals op de luchtfoto zichtbaar is.<br />
Ook in Rotterdam werd dit principe, waarbij renovatie en nieuwbouw werden<br />
gecombineerd om één groot bouwblok te creëren, meerdere malen toegepast. In het<br />
Transvaalkwartier van de Afrikaanderwijk zijn twee blokken samengevoegd tot één groot blok,<br />
waarbij alleen nieuwgebouwd is op de plekken waar dat noodzakelijk was om de twee blokken<br />
tot één geheel te maken. [blad 07] De rest van de woningen is ingrijpend gerenoveerd, met<br />
grote gevolgen voor het straatbeeld. [blad 12] Overigens was het grootste van de twee<br />
oorspronkelijke blokken reeds voorzien van een collectief binnenterrein, hier stond namelijk<br />
een buurthuis. Dit kwam wel vaker voor binnen grote bouwblokken; dan stond er een school,<br />
speeltuin of een andere voorziening op de binnenplaats. Waar mogelijk zijn deze functies<br />
behouden en in veel gevallen zijn de omringende privétuinen getransformeerd tot collectief<br />
gebied.<br />
Verbrokkeling<br />
De veranderingen in de stedelijke structuur die door het samenvoegen van bouwblokken<br />
werden veroorzaakt waren niet radicaal. Soms werden de rooilijnen van de nieuwbouw iets<br />
terug gelegd zodat de straat breder werd. Doordat bij het samenvoegen enkele straten<br />
verdwenen, werd de stedenbouwkundige structuur iets minder fijnmazig. Overigens werden<br />
tijdens de stadsvernieuwing ook nieuwe straten aan het stedelijk netwerk toegevoegd. Met<br />
name in negentiende-‐eeuwse wijken werden (delen van) blokken afgebroken om<br />
dwarsverbindingen te creëren. De structuur in deze wijken bestond oorspronkelijk uit lange,<br />
smalle straten, volgens de maatstaven van de stadsvernieuwing té lang en té smal. Om de<br />
lange gevelwanden te doorbreken werden er dwarsstraten gemaakt. Een van de eerste wijken<br />
waar dit gebeurde was het Oude Westen in Rotterdam en het idee werd in veel andere wijken<br />
overgenomen. [blad 08] De dwarsroutes die in het Oude Westen werden gecreëerd verbonden<br />
enkele (nieuwe) pleintjes met elkaar. Aan deze pleintjes lagen voorzieningen zoals scholen en<br />
winkels. De dwarsroute werd beëindigd met een wijkpark, een ander fenomeen dat tijdens de<br />
stadsvernieuwing in veel wijken is geïntroduceerd. Overigens zijn ook hier bouwblokken<br />
samengevoegd om te smalle binnenterreinen te voorkomen. 61 Op deze manier werden de<br />
bouwblokken in plaats van lang en smal, kort en breed.<br />
Ondanks dat er duidelijk een verandering heeft plaatsgevonden, is de<br />
stedenbouwkundige structuur in het Oude Westen nog redelijk intact. In ieder geval is de<br />
oorspronkelijke structuur nog in de plattegrond te herkennen. Veel radicaler is men te werk<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
20
gegaan in de Schilderswijk in Den Haag. Hier werden niet alleen dwarsverbindingen gecreëerd,<br />
maar werd de oorspronkelijke structuur volledig versnipperd. Het idee hierachter wordt<br />
geïllustreerd door een schema in de Struktuurschets Schilderswijk-‐Huijgenspark (1974). [blad<br />
09] Het schema toont hoe het oorspronkelijke stratenpatroon kan worden doorbroken door<br />
delen van de bouwblokken af te breken. Zo ontstaat een ‘verbrokkeling’ van de oude<br />
structuur, maar wel enigszins binnen de oorspronkelijke structuur. In de Schilderswijk is deze<br />
verbrokkeling zelfs zo erg, dat de oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur nauwelijks is<br />
te herkennen, althans, in het centrum van de wijk.<br />
Dat de structuur in de Schilderswijk zo is veranderd heeft overigens voor een groot<br />
deel te maken met de aard van de nieuwbouw. Zoals eerder gezegd moest de nieuwbouw in<br />
de Schilderswijk plaatsvinden binnen bestaande blokken, tenzij het nieuwbouwcomplex zo<br />
groot was dat het een ‘afgerond’ woonmilieu vormde. 62 Dit had tot gevolg dat er diverse<br />
‘enclaves’ ontstonden in de Schilderswijk, die nauwelijks aansloten op de oorspronkelijke<br />
stedenbouwkundige structuur of op andere nieuwbouwprojecten. Victor Freijser vat de<br />
gevolgen van de stadsvernieuwing voor Den Haag goed samen: “Op de homogene structuur in<br />
de oude wijken werd nogal eens willekeurig en zonder enig idee waarnaar het geheel zou<br />
moeten leiden gevarieerd. Nieuwe woningblokken werden veelal weinig subtiel in het patroon<br />
van de bestaande bebouwing en straten toegevoegd.” 63 Met de onoverzichtelijke structuur<br />
van de Schilderswijk als gevolg. Overigens was de coherentie niet alleen ver te zoeken in de<br />
stedenbouwkundige structuur, maar ook in de architectuur was er nauwelijks eenheid te<br />
vinden.<br />
Nieuwbouw<br />
Dat behoud van de bestaande structuur en woningrenovatie de voorkeur hadden boven sloop<br />
en nieuwbouw betekende dus niet dat er niets werd gesloopt, integendeel. In de drie<br />
onderzochte wijken is juist heel veel nieuwbouw gepleegd. Op de kaartjes van de drie<br />
onderzochte wijken is te zien hoeveel er sinds de stadsvernieuwing nieuw is gebouwd (oranje).<br />
[blad 04 en 09] Tevens is zichtbaar dat, net als in de Schilderswijk, ook in de Indische Buurt en<br />
de Afrikaanderwijk veel sloop en nieuwbouw heeft plaatsgevonden, ondanks dat de<br />
stedenbouwkundige structuur, op enkele samengevoegde bouwblokken na, nog voor een<br />
groot deel intact is.<br />
De architectuur van de stadsvernieuwing is gevarieerd in vele opzichten, maar tevens<br />
zeer herkenbaar en typisch voor die periode. Er is een aantal kenmerken dat vrijwel overal<br />
voorkomt in de stadsvernieuwingsarchitectuur. In de tijd van de stadsvernieuwing was er een<br />
felle strijd gaande tegen de eentonigheid van de architectuur, en dan met name de moderne<br />
bouw. De modernistische uitbreidingswijken waren in de jaren zeventig het toonbeeld<br />
geworden van hoe het niet moest. Hoogbouw werd afgezworen, evenals de uniformiteit in het<br />
straatbeeld. Kleinschaligheid en variatie werden het nieuwe credo. De eentonigheid in de<br />
gevelwand werd bijvoorbeeld bestreden door middel van een typische jaren zeventig<br />
oplossing: verspringende rooilijnen. Daarnaast kenmerkt de nieuwbouw van de<br />
stadsvernieuwing zich door balkons in alle soorten en maten, erkers en nissen in allerlei<br />
mogelijke vormen, verdiept liggende en uitspringende geveldelen en een combinatie van<br />
verschillende dakvormen.<br />
Daarnaast werd er tijdens de stadsvernieuwing steeds meer gebruik gemaakt van<br />
kleur. Niet alleen kozijnen en deuren werden voorzien van vrolijke verflagen, ook<br />
balkonhekjes, balustrades en de trespa geveldelen 64 werden van allerhande kleuren voorzien.<br />
Zelfs de bakstenen kregen een kleur, want hoewel baksteenarchitectuur weer in de mode was<br />
(als reactie op de betonarchitectuur van het modernisme) werd de traditionele donkerbruine<br />
baksteen nauwelijks meer toegepast. Vaak werd een lichtbruine baksteenvariant gebruikt,<br />
maar gele baksteen en grijze baksteen (of betonsteen die op baksteen lijkt) werden ook<br />
veelvuldig toegepast. [blad 10]<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
21
Ontsluiting<br />
De typische kenmerken van de stadsvernieuwingsarchitectuur beperken zich echter niet tot de<br />
gevels. Ook in de woningtypologie onderscheidt de nieuwbouw zich van de oorspronkelijke<br />
woningen. Niet zelden heeft deze woningtypologie invloed op hoe de openbare ruimte wordt<br />
gebruikt en ingericht, en dus op het straatbeeld.<br />
Een belangrijk aspect in deze categorie is de manier van ontsluiting. De negentiende-‐<br />
eeuwse panden bestonden meestal uit vier woningen boven elkaar. Er waren op de begane<br />
grond meestal twee voordeuren, één voor de benedenwoning, en één die de woningen op de<br />
verdiepingen ontsloot. Als de woningen werden gespiegeld, waren er steeds vier deuren naast<br />
elkaar. Tijdens de stadsvernieuwing werden er andere ontsluitingstypen in de oude wijken<br />
geïntroduceerd. In de nieuwbouw werden de twee aparte trappenhuizen bijvoorbeeld<br />
vervangen door een gemeenschappelijk trappenhuis, met één entree voor zes tot acht<br />
woningen. Een andere mogelijkheid was de galerijontsluiting aan het binnenterrein. Aan de<br />
straatkant is er dan één deur die tien of meer woningen ontsluit.<br />
Door deze nieuwe ontsluitingstypen is het aantal voordeuren aan de straat drastisch<br />
afgenomen. Daar komt bij dat de eerste woonlaag vaak werd opgetild ten opzichte van het<br />
maaiveld om plaats te maken voor (halfverdiepte) bergingen op de begane grond. In andere<br />
gevallen werd zelfs de hele plint gereserveerd voor parkeergarages, zoals in de Schilderswijk.<br />
Zo ontstond er een (halve) verdieping met een blinde muur, soms met enkele kleine raampjes<br />
er in, of een plint met slechts massieve garagedeuren. Op deze manier werd het contact tussen<br />
de woningen en de straat verminderd, ten eerste doordat de voordeur niet meer direct aan de<br />
straat lag en ten tweede omdat de benedenwoningen niet op straatniveau lagen, maar<br />
daarboven. [blad 11]<br />
Deze ontwikkeling heeft er onder andere voor gezorgd dat de straat op een heel<br />
andere manier wordt gebruikt. Waar de stoep voorheen een verlengde was van de woning,<br />
wordt het nu nadrukkelijk iets wat buiten de woning valt. Vooral daar waar de woningen zijn<br />
georiënteerd op het collectieve binnenterrein. Behalve dat de levendigheid op straat mede<br />
hierdoor een stuk minder is geworden, komt de verandering ook niet ten goede aan de sociale<br />
controle. De vermindering van de levendigheid op straat is overigens ook te wijten aan het<br />
verdwijnen van kleine bedrijven, winkels en horeca. Met de stadsvernieuwing lag de nadruk op<br />
het creëren van een woonwijk. Bedrijfjes werden als hinderlijk beschouwd en moesten<br />
verdwijnen. Winkels en horeca werd zoveel mogelijk geclusterd in bepaalde straten, waardoor<br />
de buurtwinkels en cafés op de meeste straathoeken zijn verdwenen.<br />
Renovatie<br />
Behalve de nieuwbouw heeft ook de renovatie van de bestaande bebouwing op veel plaatsen<br />
een stempel gedrukt op het straatbeeld. Ook, en misschien wel vooral, aan de<br />
renovatieoplossingen is de stadsvernieuwing te herkennen. Het is hierbij belangrijk om te<br />
weten dat de voorkeur voor renovatie in plaats van nieuwbouw weinig te maken had met<br />
nostalgie, zoals tegenwoordig meestal het geval is. De redenering achter renovatie was niet<br />
dat er erfgoed moest worden behouden, of dat de oude woningen zoveel karakter gaven aan<br />
de buurt, maar was van een praktische en economische aard. (Tijdelijke) renovatie was<br />
namelijk goedkoper dan sloop en nieuwbouw. Bovendien leverde het sneller resultaat op,<br />
waardoor bewoners makkelijker in de buurt of zelfs hun eigen woning konden blijven wonen.<br />
In de Afrikaanderwijk heeft men bijvoorbeeld in eerste instantie veel gerenoveerd om de<br />
woningen zo snel mogelijk op een acceptabele woonstandaard te krijgen, met het idee dat de<br />
woningen na een jaar of tien alsnog zouden worden vervangen. Veel nieuwbouw is hier dan<br />
ook van na de stadsvernieuwingsperiode en op sommige plekken in de wijk is de<br />
stadsvernieuwing – tegenwoordig stedelijks vernieuwing of wijkverbetering genoemd – nog<br />
steeds in volle gang.<br />
Omdat het voornaamste doel was de woningen weer bewoonbaar te maken volgens<br />
de minimum eisen, zijn voornamelijk woontechnische en bouwtechnische<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
22
enovatieoplossingen te onderscheiden. Esthetische of cultuur-‐historische argumenten<br />
speelden hierbij nauwelijks tot geen rol. En dat is meestal wel te zien.<br />
Sanitair en woningvergroting<br />
Het grootste woontechnische probleem bij de oude woningen was het gebrek aan sanitaire<br />
voorzieningen. In de meeste woningen ontbrak een badkamer en in sommige gevallen was er<br />
niet eens een keuken. In de Amsterdamse Transvaalbuurt bijvoorbeeld hadden veel<br />
gemeentewoningen in plaats van een keuken slechts een spoelbak. Een douche was voor de<br />
bewoners van deze woningen een ongekende luxe. 65<br />
Afgezien van het gebrek aan sanitaire voorzieningen, waren de woningen ook erg klein.<br />
Om meer ruimte te creëren zijn van veel vierkamerwoningen tweekamerwoningen gemaakt.<br />
Ook werden tijdens de stadsvernieuwing regelmatig woningen samengevoegd. In Rotterdam<br />
bijvoorbeeld werd de driepandsontsluiting veel toegepast. Dit betekende dat de woningen in<br />
drie naast elkaar gelegen panden gedeeltelijk werden samengevoegd tot twee woningen,<br />
waarbij in een deel van het middelste pand een trappenhuis werd gebouwd. 66<br />
Woontechnische renovaties als het toevoegen van sanitair en het samenvoegen van<br />
kamers of zelfs woningen, zijn niet altijd zichtbaar in het straatbeeld. In het geval van de<br />
samengevoegde woning verdwijnt er wel eens een deur, deze wordt dan meestal vervangen<br />
door een trespa plaat met bellen en brievenbussen. Een enkele keer wordt een raam half<br />
bedekt (ook met trespa) omdat daar een badkamer achter is gemaakt. Dit zijn echter relatief<br />
kleine ingrepen. Op sommige plaatsen bleef het bij deze kleine aanpassingen. Soms is er zelfs<br />
nauwelijks iets van te zien, zoals bijvoorbeeld in de Indische Buurt Noord-‐West. Daar hebben<br />
veel negentiende-‐eeuwse woningen hun oorspronkelijke allure behouden (of ze zijn later, toen<br />
men historische en esthetische argumenten wel weer belangrijk vond in oorspronkelijke staat<br />
hersteld), maar in veel andere gevallen zijn de gevels hard aangepakt.<br />
Een van de meest ingrijpende renovatieoplossingen is de plaatsing van de zogenaamde<br />
dakdozen, een methode die vooral in Rotterdam veel werd toegepast. Het hield in dat een<br />
schuin dak werd vervangen door een lichte houtskeletconstructie, veelal bekleed met trespa of<br />
houten platen, die van de zolderverdieping een volwaardige woonlaag maakt. Dit was een<br />
effectieve en relatief goedkope manier om het bruikbare woonoppervlak te vergroten. [blad<br />
12]<br />
De beschreven renovaties hebben stuk voor stuk te maken met de toen geldende<br />
woonnormen. In de Woningwet was vastgelegd wat de minimumeisen waren waaraan een<br />
woning moest voldoen. Vanzelfsprekend behoorde de aanwezigheid van sanitaire<br />
voorzieningen en een minimum woonoppervlak hiertoe. Dit verklaart het samenvoegen van<br />
woningen en het plaatsen van dakdozen. Wat echter ook was vastgelegd in de wet was het<br />
recht op licht en buitenruimte. Een gebrek aan invallend licht werd, zoals eerder is beschreven,<br />
vaak opgelost door bouwblokken samen te voegen en zo de binnenterreinen, en dus de<br />
lichtinvalshoek, te vergroten. Om aan het recht op buitenruimte te voldoen werden de meeste<br />
woningen voorzien van een balkon en dat gold niet alleen voor nieuwbouwwoningen. Als een<br />
oude woning geen balkon had, werd dit er gewoon aan gehangen. Dit gebeurde meestal aan<br />
de achterkant van de woningen, uit het zicht van de straat, maar als de achtergevel zich aan de<br />
schaduwrijke noordkant bevond werden er ook balkons aan de zonnige voorgevel gehangen.<br />
Deze renovatieoplossing heeft, naast de dakdoos, het gevelbeeld en dus het straatbeeld het<br />
meest beïnvloed.<br />
Isolatie<br />
Behalve de beschreven woontechnische renovaties waren er natuurlijk ook bouwtechnische<br />
renovaties. Veel hiervan zijn nauwelijks zichtbaar in het straatbeeld, zoals de verbetering van<br />
vloeren, het aanbrengen van (geluids)isolatie tussen de woningen en verbetering van<br />
funderingen en draagconstructies. Een bouwtechnische ingreep die wel zichtbaar is, is de<br />
vervanging van de oude houten kozijnen door witte kunststof kozijnen met dubbel glas. Dit<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
23
lijkt een kleine ingreep, maar doordat de ramen en kozijnen hierdoor min of meer in één lijn<br />
met de gevel kwamen te liggen (in plaats van verdiept, zoals bij de houten kozijnen) heeft dit<br />
toch een ingrijpende verandering betekend in het gevelbeeld. Ook werden veel voordeuren<br />
vervangen, voornamelijk door blinde deuren, vaak in opvallende kleuren en soms met een<br />
metalen stootbord aan de onderkant. De oude, houten deuren waren meestal voorzien van<br />
kleine raampjes, waardoor er nog enigszins contact was met de straat, maar de nieuwe deuren<br />
lijken de woningen hermetisch af te sluiten. [blad 13]<br />
Ten slotte zijn veel woningen voorzien van een laag stuc. De oude woningen waren<br />
zeer slecht geïsoleerd. De beste manier (in isolatie-‐technisch opzicht) om gevels te isoleren is<br />
om ze te voorzien van buitengevelisolatie. Dit houdt in dat de gevel aan de buitenzijde geheel<br />
wordt bekleed met isolatiemateriaal dat vervolgens wordt bedekt met een pleisterlaag. Het<br />
behoeft geen uitleg dat de gevel hierdoor soms onherkenbaar wordt. Behalve dat<br />
karakteristieke baksteendetails worden weg gepleisterd, wordt de oorspronkelijk bruine kleur<br />
vervangen door wit, lichtgeel of een grijs/blauwtint. In sommige andere gevallen werden<br />
gevels beschilderd, in vergelijkbare kleuren, waarschijnlijk om beter aan te sluiten bij de<br />
nieuwbouw. [blad 14]<br />
2.2 WOONOMGEVING EN STRAATINRICHTING<br />
Niet alleen in de bebouwing is tijdens de stadsvernieuwing veel gewijzigd. Ook op straat is er in<br />
destijds veel veranderd. Ondanks dat in stadsvernieuwingsplannen weinig concreet werd<br />
vastgelegd hoe de vernieuwde wijk eruit moest gaan zien, zijn stadsvernieuwingsgebieden<br />
vrijwel direct te herkennen. Overal in Nederland zijn nagenoeg dezelfde soort plannen<br />
gemaakt, hetzelfde type ingrepen gepleegd, met overal een vergelijkbaar resultaat. Het<br />
verplicht stellen van een gemeentelijk structuur-‐ en bestemmingsplan, in combinatie met de<br />
principiële (socialistische) ideeën over kleinschaligheid, zelfontplooiing en ontmoetingen op<br />
straat, maakte namelijk dat de doelstellingen in de stadsvernieuwingsplannen overal ongeveer<br />
hetzelfde waren. Zo waren de verbetering van de verkeersveiligheid – met name voor<br />
voetgangers –, de vergroting van de speelmogelijkheden en zowel de uitbreiding als<br />
verbetering van het openbaar groen standaard onderwerpen in vrijwel elk<br />
stadsvernieuwingsplan. Daarnaast moest de verkeerssituatie in de buurt worden aangepast<br />
aan het Verkeerscirculatieplan, een ander plantype dat in de meeste gemeentes werd<br />
opgesteld. Voor de stadsvernieuwingswijken betekende dit voornamelijk dat er<br />
eenrichtingverkeer werd ingesteld en dat het aantal parkeerplaatsen werd verhoogd. 67<br />
De thema’s verkeer en veiligheid, parkeren, groen en spelen, dat was waar het tijdens<br />
de stadsvernieuwing om ging, althans wat betreft de openbare ruimte. In eerste instantie ging<br />
de stadsvernieuwing natuurlijk om het bieden van degelijke woonruimte aan de bewoners van<br />
de buurt. De verbetering van de woonomgeving maakte officieel geen deel uit van de<br />
‘klassieke’ stadsvernieuwing van het eerste uur, hoewel er rond die tijd wel al werd gewezen<br />
op het belang ervan, bijvoorbeeld door de heer Vermeulen, toenmalig raadslid in Rotterdam.<br />
Hij vroeg in 1975 in een motie om een “betere afstemming van woningverbetering enerzijds en<br />
verbetering van de woonomgeving anderzijds.” 68 De prioriteit ging echter uit naar de<br />
verbetering van de woningen, door nieuwbouw en renovatie. Pas in de jaren tachtig, toen het<br />
ergste achterstallig woningonderhoud was verholpen gingen projectgroepen en bewoners zich<br />
bezig houden met de woonomgeving. Dit was inmiddels hard nodig, want de stadsvernieuwing<br />
had van de oude wijken een rommelige bouwput gemaakt. De straatinrichtingsplannen<br />
werden dus vaak los van de stadsvernieuwingsplannen gemaakt, door speciale projectgroepen<br />
en in samenspraak met bewoners. Deze straatinrichtingsplannen hebben, net als de<br />
bebouwing, hun stempel gedrukt op het straatbeeld in de stadsvernieuwingsgebieden.<br />
Bovendien worden veel inrichtingsprincipes die tijdens de stadsvernieuwing zijn<br />
geïntroduceerd – zoals de straatprofielen met parkeervakken, de hiërarchie in verkeerswegen,<br />
voldoende groen en speelruimte voor kinderen, het belang van bomen, de spreiding van<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
24
collectieve voorzieningen en de concentratie van winkels – tegenwoordig nog steeds toegepast<br />
en in sommige gevallen zelfs als vanzelfsprekend beschouwd.<br />
Verkeersplannen<br />
In de jaren zestig was al duidelijk geworden dat de auto een steeds belangrijkere rol ging<br />
spelen in de stad. In de cityplannen waren brede ringwegen ontworpen, met belangrijke<br />
verkeersaders dwars door de negentiende-‐eeuwse wijken. In de jaren zeventig, nadat het<br />
beleid was omgeslagen en de cityplannen van tafel waren geveegd, werd het idee van<br />
autovrije binnensteden geïntroduceerd. Grote verkeersaders dwars door de binnenstad waren<br />
nu niet meer nodig. De verkeersplannen werden hierdoor weliswaar minder rigoureus,<br />
waardoor ook de 19 de -‐eeuwse gordel rond de binnenstad werd ontzien, maar het probleem<br />
van het toenemende autoverkeer bleef. Er kwamen steeds meer gevaarlijke verkeerssituaties,<br />
met alle gevolgen van dien. Ook de parkeeroverlast werd steeds groter. Auto’s parkeerden<br />
overal; te dicht bij kruisingen, op de stoep, in het plantsoen.<br />
In vrijwel elke stad werd daarom begin jaren zeventig een verkeersplan (ook wel<br />
verkeerscirculatieplan genoemd) opgesteld, waarin op stedelijk niveau werd aangegeven<br />
welke (bestaande) wegen zouden gaan behoren tot de nieuwe hoofdwegenstructuur. Tevens<br />
werd er een plan opgesteld voor de aanleg van doorgaande fietsroutes en voor wandel-‐ of<br />
recreatieroutes. Daarnaast moest, met name in de grote steden, het OV-‐netwerk worden<br />
verbeterd, als alternatief voor het autogebruik in de oude stad. In Amsterdam, bijvoorbeeld,<br />
waren de voornaamste doelen van het Verkeerscirculatieplan (1978): het uitbreiden van het<br />
tramnetwerk, de aanleg van fietsroutes, harder optreden tegen fout parkeren, meer<br />
parkeerplaatsen scheppen en vermindering van de overlast door het instellen van<br />
buurtcirculatieplannen in woongebieden. 69<br />
De concentratie van het verkeer op hoofdwegen moest ervoor zorgen dat de<br />
verkeersoverlast in de woonwijken werd beperkt. Op buurtniveau betekende dit dat het<br />
verkeer moest worden gestimuleerd zich over de hoofdwegen te bewegen. Daartoe werd een<br />
nieuwe verkeershiërarchie opgesteld, die werd vastgelegd in het wijkcirculatieplan. Grofweg<br />
kwam het erop neer dat er hoofdwegen (ook wel doorgaande verkeersroute of verzamelweg<br />
genoemd), buurtontsluitingswegen en woonstraten kwamen. 70 [blad 15]<br />
Om het doorgaand verkeer uit de woonstraten te weren en naar de verzamelwegen te<br />
leiden, werden diverse maatregelen genomen. In het Verkeerscirculatieplan Rotterdam (1974)<br />
werd het volgende voorgesteld om het doorgaande (sluip)verkeer in de woonstraten te<br />
beperken: oneffenheden in het wegdek, doorgetrokken trottoirs, doodlopende straten,<br />
eenrichtingverkeer en het toelaten van alleen voetgangers (waaronder spelende kinderen). 71<br />
Vooral het instellen van eenrichtingverkeer was een veel toegepaste maatregel, waaraan bijna<br />
geen binnenstedelijke woonstraat is ontkomen. Behalve dat hiermee het doorgaande verkeer<br />
werd beperkt kwam er namelijk ook meer ruimte vrij om te parkeren. Dat was nodig, want<br />
zowel in Amsterdam 72 als in Rotterdam 73 was de parkeernorm verhoogd van 0,4<br />
parkeerplekken per woning naar 0,7.<br />
Nieuwe straatprofielen<br />
Vóór de stadsvernieuwing bestond het profiel van vrijwel elke straat simpelweg uit een<br />
(tweebaans)weg met aan beide kanten een trottoir. Auto’s parkeerden vrij langs de stoeprand.<br />
Dit leverde nauwelijks problemen op in de tijd dat er nog niet zoveel auto’s waren, maar tegen<br />
het eind van de jaren zeventig stonden de stoepranden – en veelal de stoep zelf – vrijwel<br />
permanent vol met geparkeerde auto’s. [blad 16] De bruikbare rijbaan voor het verkeer werd<br />
daardoor smaller, waardoor fietsers nogal eens in de verdrukking kwamen. Dit is mooi<br />
geïllustreerd in Struktuurschets voor de Schilderswijk (ca. 1976) aan de hand van de<br />
straatprofielen van de Hoefkade en de Hobbemastraat in Den Haag. [blad 17] De bovenste<br />
tekening laat zien dat de huidige situatie (in 1976 in dit geval) problematisch is, aangezien<br />
auto’s en vrachtwagens op de stoep parkeren. Zo blijft er op de stoep te weinig ruimte over<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
25
voor voetgangers en op de weg komen fietsers in gevaarlijke situaties terecht als zij zich tussen<br />
de rijdende en geparkeerde auto’s door proberen te manoeuvreren. Om dergelijke gevaarlijke<br />
situaties te voorkomen en de parkeeroverlast te beperken werden nieuwe straatprofielen<br />
voorgesteld. Waar het kon werd bij nieuwbouw de straat verbreed door de rooilijn terug te<br />
leggen. Als dat niet mogelijk was werd er gekozen voor eenrichtingverkeer voor auto’s, waarbij<br />
zij slechts aan de rechter kant van de weg mochten parkeren. Voor fietsers kwam een speciale<br />
fietsstrook in de andere richting, zodat voor hen wel tweerichtingsverkeer mogelijk was.<br />
Tijdens de stadsvernieuwing zijn de meeste straatprofielen in oude wijken gewijzigd. Op welke<br />
manier het straatprofiel werd aangepast hing meestal samen met functie van de straat in de<br />
verkeershiërarchie, zoals deze was vastgelegd in het verkeerscirculatieplan. In Rotterdam werd<br />
voor elk wegtype een straatprofiel voorgeschreven. Hiermee werd bijvoorbeeld vastgelegd<br />
hoe breed de rijbaan moest zijn en of de auto’s langs-‐ of dwars moesten parkeren. [blad 18] In<br />
Verkeer en Woonomgeving Afrikaanderwijk (1986) wordt bijvoorbeeld voorgesteld om<br />
woonstraten van twaalf tot vijftien meter breed in te richten met langsparkeren aan beide<br />
kanten, met een rijbaan van 3,5 meter breed, terwijl wijkontsluitingswegen een totale breedte<br />
moesten hebben van vijventwintig meter, met dwarsparkeren aan beide kanten en een rijbaan<br />
van zeven meter breed. 74 Deze voorschriften zijn vrijwel overal consequent toegepast en de<br />
beschreven straatprofielen zijn, in ieder geval in Rotterdam, nog steeds herkenbaar aanwezig.<br />
[blad 19]<br />
Dwarsparkeren (of haaksparkeren) kwam voor de stadsvernieuwing nauwelijks voor in<br />
de oude delen van de stad. Dit is echt iets dat tijdens de stadsvernieuwing is geïntroduceerd<br />
om het aantal parkeerplaatsen te vergroten. Als de straat te smal was voor haaksparkeren<br />
werden schuine parkeervakken aangelegd. Deze oplossing is vooral veel in Amsterdam<br />
gebruikt. Een andere parkeeroplossing was om auto’s in woonstraten te laten parkeren aan de<br />
schaduwkant van de straat, zodat kinderen konden spelen op het (extra brede) trottoir aan de<br />
zonnige kant van de straat. 75<br />
Een fenomeen dat eveneens in de jaren zeventig werd geïntroduceerd is de<br />
‘straatkop’. Op straathoeken werd het trottoir verbreed waardoor auto’s er niet konden<br />
parkeren en voetgangers de ruimte kregen om over te steken. Tevens markeerde het verbrede<br />
trottoir waar de parkeervakken begonnen. In de loop van de jaren tachtig wordt de<br />
functiescheiding op straat steeds verder doorgevoerd. Er komt dan ook onderscheid in<br />
straatmaterialen, zoals de bekende grijze dertig bij dertig tegels voor de stoep, klinkers voor<br />
parkeerplaatsen en asfalt voor de (doorgaande) weg. 76<br />
Straatinrichting en verwoonerving<br />
De parkeerplekken waren niet het enige dat aan het straatprofiel werd toegevoegd tijdens de<br />
stadsvernieuwing. Ten eerste werden veel straten voorzien van bomen. Er moest meer groen<br />
in de binnensteden komen, en die doelstelling werd serieus aangepakt. Voor veel wijken werd<br />
er een bomenplan opgesteld. In Rotterdam bijvoorbeeld was er zelfs een bomenplan op<br />
stedelijk niveau, namelijk de nota Bomen in Rotterdam. Dit document diende als basis om de<br />
bomenstructuur per wijk te bepalen. Per blok of zelfs per straat werd vervolgens een<br />
nauwkeurig plan gemaakt, waarin de plaatsing van de bomen en parkeerplaatsen en eventueel<br />
een speelplek werd uitgetekend. De plannen werden toegelicht met straatprofielen en soms<br />
ook met impressietekeningen.<br />
Voorbeelden van dergelijke inrichtingsplannen zijn die van de Steinwegstraat en de<br />
Hilledijk, beide straten in de Afrikaanderwijk. [blad 20] De plannen zijn niet precies uitgevoerd<br />
zoals ze zijn getekend, maar ze geven wel een goed beeld van hoe dergelijke ontwerpen eruit<br />
zagen. Vrijwel altijd werd een plattegrond van de straat getekend met daarin aangegeven waar<br />
parkeervakken, bomen, rijbaan en trottoir kwamen. Waar mogelijk werd ook een<br />
speelgelegenheid ingetekend. Ook drempels en doorgetrokken trottoirs werden aangegeven,<br />
zoals op de Hilledijk. De ingang van de straat wordt gemarkeerd door een doorgetrokken<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
26
trottoir met paaltjes, zodat op deze hoek niet geparkeerd kon worden en voetgangers de<br />
ruimte kregen.<br />
De manier waarop de straten, en met name de pleintjes werden ingericht, was sterk<br />
geïnspireerd door de woonerven die overal in Nederland in de uitbreidingswijken werden<br />
gebouwd. Het inrichtingsontwerp voor de Steinwegstraat is hier een voorbeeld van. De straat<br />
loopt dood op een openbaar gebied binnen een soort peperklipvormig bouwblok. Dit<br />
binnenterrein wordt ingericht met drempels om het verkeer af te remmen. Groenstroken<br />
schermen de ‘parkeerkommen’ af van het speelplaatsje in het midden van het terrein.<br />
Officieel was de definitie van een woonerf: “een gebied voor voetgangers, spelende<br />
kinderen en rijverkeer, waar duidelijk is dat het rijverkeer een ondergeschikte positie<br />
inneemt.” 77 De straat werd ‘gered’ door het als woonerf, dus collectief domein, te<br />
transformeren, naar het ideaal van dorpen of kleine stadjes. In de smalle straten van de oude<br />
stadswijken bleek dit concept niet altijd even praktisch, dus werd tijdens de stadsvernieuwing<br />
de straat geherinterpreteerd naar voorbeeld van het woonerf: de woonstraat, zoals deze<br />
voorkwam in de nieuwe verkeershiërarchie, met enkele verkeer afremmende maatregelen en<br />
andere ‘woonerfachtige’ kenmerken. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in de plaatsing van<br />
plantenbakken, een zigzaggend straatprofiel, afsluiting van een deel van de weg ten behoeve<br />
van een speeltuintje en soms zelfs de algehele afsluiting van de straat voor autoverkeer. Soms<br />
werd, om doorgaand verkeer te beperken, een ‘stop’ aangelegd midden in een straat, zodat<br />
auto’s werden verplicht om te rijden. Ook werd menig straat ingericht met paaltjes om te<br />
voorkomen dat auto’s niet alsnog op de stoep zouden parkeren. Dit plaatsen van paaltjes is in<br />
menig stadsvernieuwingswijk haast een plaag, de stoepen staan er vol mee.<br />
Groen en spelen<br />
Behalve dat de straten van groen werden voorzien door bomen te plaatsen, moesten er ook<br />
meer parkjes komen in de oude buurten. Met name in de negentiende-‐eeuwse wijken was er<br />
oorspronkelijk heel weinig groen. Soms werden er tijdens de stadsvernieuwing zelfs complete<br />
bouwblokken gesloopt om plaatst te maken voor een groenvoorziening. Dit gebeurde<br />
bijvoorbeeld in de Indische Buurt, zoals eerder in dit hoofdstuk aan bod kwam, maar het is<br />
vooral veel toegepast in de Haagse Schilderswijk. In de Structuurschets Schilderswijk (ca. 1976)<br />
was een tekening opgenomen met de groenstructuur van zowel de oude als de voorgestelde<br />
situatie. [blad 21] Op het planvoorstel is te zien hoe diverse bouwblokken opgeofferd worden<br />
voor diverse soorten groenvoorzieningen, zoals ‘buurtpark’, ‘speelplaats’ en ‘trapveld’. Het<br />
plan is overigens een goed voorbeeld van het ‘tekstballonnenplan’, dat zo typerend was voor<br />
de stadsvernieuwing. 78<br />
Ruimte voor spelende kinderen was heel belangrijk tijdens de stadsvernieuwing. De<br />
auto had de stoep en de straat als speelplek overgenomen en er moesten nieuwe, veilige<br />
speelplekken komen voor kinderen. Natuurlijk zorgden de nieuwe groenvoorzieningen voor<br />
extra speelruimte, maar ook op veel andere plaatsen werden speelplekken gecreëerd. Zoals<br />
hierboven beschreven werden er speelplekken aangelegd in woonstraten, bijvoorbeeld op<br />
brede stoepen of op een ‘stop’, maar daar bleef het niet bij. Zo werd er ook dikwijls een<br />
speelplek gecreëerd op verkeerspleinen, door de doorgaande weg om te leiden. Dat gebeurde<br />
bijvoorbeeld op het Krugerplein in Amsterdam. Het spelende kind kreeg overal voorrang.<br />
Kenmerken<br />
Tijdens de stadsvernieuwing is, zoals uit het voorgaande blijkt, veel veranderd in de inrichting<br />
van de openbare ruimte. Deze veranderingen zijn voornamelijk toe te schrijven aan de<br />
toename van het autoverkeer en de grote waarde die vanaf die tijd werd gehecht aan<br />
openbaar groen. Veel veranderingen waren noodzakelijk en veel ingrepen kwamen ten goede<br />
aan de buurt. Zo valt het niet te ontkennen dat het noodzakelijk was het parkeerprobleem aan<br />
te pakken, of dat het aanplanten van bomen menig straat veel goeds heeft gedaan. Toch komt<br />
de straatinrichting op sommige plekken niet helemaal tot zijn recht. De plannen werden<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
27
namelijk vaak apart van de bouwplannen gemaakt, meestal zelfs achteraf, toen de nieuwbouw<br />
of renovatie reeds was voltooid. Bovendien werden de meeste inrichtingsplannen niet<br />
gemaakt met oog op het grote geheel, maar per straat of zelfs per straatdeel, waardoor de<br />
openbare ruimte tussen de verschillende straten en buurten niet op elkaar was afgestemd. Zo<br />
kwam het voor dat de straatbreedte binnen één straat kon variëren. Daarnaast werden overal<br />
standaardmaterialen en -‐meubilair gebruikt, wat ertoe heeft geleid dat vrijwel elke straat, in<br />
elke stad, er uiteindelijk ongeveer hetzelfde uitziet.<br />
Kenmerkend voor de stadsvernieuwing is de hang naar variatie, die tegelijkertijd een<br />
zekere eentonigheid met zich meebrengt. De variatie is gekunsteld en bestaat uit<br />
standaardvormen-‐ en materialen. Bovendien is er absoluut geen rekening gehouden met de<br />
wijk, of zelfs de straat, als geheel. Zo kon het bijvoorbeeld gebeuren dat één straat, namelijk<br />
de Jan van Gojenstraat in de Schilderswijk, negen verschillende straatbreedtes had, en dat<br />
over een lengte van slechts 350 meter. [blad 22] Langs deze straat stonden namelijk twee<br />
‘enclaves’ die stedenbouwkundig niet op elkaar, noch op de oorspronkelijke<br />
stedenbouwkundige structuur, waren afgestemd. Een wandeling door deze straat vat vrijwel<br />
alle kenmerken van de stadsvernieuwing samen: het onoverzichtelijk straatbeeld door de<br />
toepassing van verschillende rooilijnen, de wirwar aan paaltjes, de veranderende<br />
parkeerrichtingen, de verkeersdrempels en doorlopende stoepen, de verspringende<br />
geveldelen, trespa geveldelen, enkele donkere portieken, de verschillende dakvormen, het<br />
kleur-‐ en materiaalgebruik en de rommelige balkons. Renovatie komt in deze straat ‘helaas’<br />
niet voor, maar gelukkig zijn enkele straten verderop ook de dakdozen, gestucte gevels,<br />
samengevoegde trappenhuizen met trespa bellenblok en aangeplakte stalen balkons te<br />
bewonderen.<br />
Halverwege de jaren tachtig begonnen de gebreken van de stadsvernieuwing door te dringen<br />
tot bestuurders en architecten. De stadsvernieuwingsplannen boden blijkbaar te weinig<br />
houvast voor de vormgeving en inrichting van de stad. Vanaf die tijd is er dan ook een tweede<br />
omslag op handen, wat het einde van de stadsvernieuwing zou betekenen. Sindsdien komt er<br />
steeds meer aandacht voor de fysieke aspecten van de stadsvernieuwing: er komen weer<br />
ruimtelijke, stedenbouwkundige en architectonische doelstellingen. Desondanks heeft de<br />
stadsvernieuwing, in de zeer korte periode dat zij van kracht was, zonder twijfel haar stempel<br />
gedrukt op menig stadswijk en het straatbeeld onmiskenbaar beïnvloed.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
28
EEN ROEP OM KWALITEIT<br />
KRITIEK OP <strong>DE</strong> STADS<strong>VERNIEUWING</strong><br />
“Hoe laag het bewustzijnsniveau van de ontwerper tegenwoordig is, wordt niet<br />
alleen voelbaar in het ontbreken van het architectuurdebat, ook de huidige<br />
ontwerpproductie laat dit zien. (…) De beelddifferentiatie is geringer dan ooit.<br />
Bij deze nieuwe stijl, de Truttigheid, wordt de kleinschaligheid gepresenteerd<br />
door structurele onduidelijkheid, onruimtelijke objectmatigheid, formele<br />
willekeur, ongenuanceerde springerigheid en kappen in alle mogelijke<br />
richtingen, natuurlijke aardse kleuren en materialen – een en ander gedekt door<br />
inspraak.”<br />
Carel Weeber (1979) 79<br />
Inmiddels is de stadsvernieuwing een afgesloten periode in de stedenbouw-‐ en<br />
architectuurgeschiedenis. Naast een afgesloten periode is het tevens een zeer weinig<br />
gewaardeerde periode. De jaren zeventig worden min of meer beschouwd als een zwarte<br />
bladzijde in de architectuur-‐ en stedenbouwgeschiedenis; er zou nauwelijks iets van<br />
architectonische waarde zijn gebouwd en niet alleen de architectuur, maar ook de<br />
stedenbouw was behoorlijk in het slop geraakt. In de inleidende citaten van zowel de inleiding<br />
als het eerste hoofdstuk van deze scriptie werd dit reeds onder woorden gebracht: “Als<br />
architectonisch product zijn de jaren zeventig mislukt”, zei Adri Duivesteijn, 80 en “geen enkele<br />
andere periode in de Nederlandse (architectuur-‐) geschiedenis roept zoveel emotie, weerstand<br />
en weerzin op”, schreef Martien de Vletter. 81 Architectuurhistoricus Cor Wagenaar beweert<br />
zelfs dat in het geval van de stadsvernieuwing niet eens gesproken mag worden van<br />
architectuur, omdat de stadsvernieuwingswijken elke vorm van ordening en compositie<br />
ontberen. 82 De stadsvernieuwing is het predicaat ‘architectuur’ blijkbaar niet waard.<br />
Om een visie te kunnen formuleren op hoe de stadsvernieuwingswijken van toen in de<br />
toekomst verbeterd kunnen worden, kan het van pas komen kennis te hebben van de kritiek<br />
die is geuit op de stadsvernieuwing. Immers, van gemaakte fouten kan men leren. En kritiek is<br />
er is veel geweest, zowel op de architectuur van de jaren zeventig in het algemeen als op die<br />
van de stadsvernieuwing in het bijzonder. Een deel van deze kritiek is in de voorgaande<br />
hoofdstukken ongetwijfeld doorgeschemerd. In dit hoofdstuk zal uitgebreider worden<br />
ingegaan wat deze kritiek precies inhield, welke ontwikkelingen in het vakgebied hierbij een rol<br />
speelden en hoe de onvrede uiteindelijk heeft geleid tot een tweede radicale verandering van<br />
het Ruimtelijke Ordeningsbeleid.<br />
Bouwen voor de stad<br />
Deze tweede radicale verandering van het Ruimtelijke Ordeningsbeleid liet niet lang op zich<br />
wachten. De ‘klassieke’ stadsvernieuwing, zoals deze in 1974 was gestart, heeft niet lang als<br />
zodanig bestaan. Al snel kwam het inzicht dat de kleinschalige, buurtgerichte aanpak niet tot<br />
de gewenste resultaten leidde. In 1985 werd een nieuwe wet ingevoerd, de Wet op Stads-‐ en<br />
Dorpsvernieuwing (WSDV), waarmee onder andere een einde kwam aan de Interim-‐saldo-‐<br />
regeling die de stadsvernieuwing subsidieerde. Dit had ten eerste te maken met economische<br />
motieven; vanwege de economische crisis moest er flink bezuinigd worden. Daarnaast was de<br />
nieuwe wet een reactie op de gebreken van de stadsvernieuwing die inmiddels aan het licht<br />
waren gekomen en werden bekritiseerd.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
29
De oude wijken waren tijdens de stadsvernieuwing voorzien van degelijke woningen,<br />
maar de (sociale) problemen waren hiermee niet opgelost. Daarnaast werd het verwijt<br />
gemaakt dat de stadsvernieuwing teveel gericht was geweest op het verbeteren van<br />
afzonderlijke huizenblokken en te weinig op de verbetering van de stad als geheel. De kritiek<br />
op de stadsvernieuwing is achteraf goed samengevat door Ben Vermeijden: "De 'eenzijdige'<br />
gerichtheid op de volkshuisvesting, met name van lage inkomensgroepen, heeft geleid tot een<br />
sobere, op de gebruikskwaliteit van woningen gerichte aanpak en tot verwaarlozing van<br />
andere functies (zoals groen), de inrichting en belevingswaarde van de openbare ruimte en de<br />
stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit. De naar binnen gerichte wijkaanpak tot de<br />
verwaarlozing en samenhang en de verbindingsfunctie van de openbare ruimte op stedelijk<br />
niveau." 83 Klassieke stadsvernieuwing was volgens Vermeijden primair gericht op handhaving<br />
van bestaande sociale en stedenbouwkundige structuren, dus op de wensen van de huidige<br />
bewoners en op behoud van het stratenpatroon. De prioriteit lag bij volkshuisvesting, terwijl<br />
de aandacht voor de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit op de tweede plaats<br />
kwam.<br />
De invoering van de WSDV betekende echter niet dat de stadsvernieuwing direct werd<br />
stopgezet, immers, de lopende plannen moesten worden afgemaakt. Bovendien vroegen de<br />
problemen met slechte woningen nog steeds om een oplossing. Wel werd het beleid<br />
aangepast; de planvorming werd meer gericht op de stad als geheel in plaats van op<br />
afzonderlijke wijken of buurten. Daarnaast werden er doelen gesteld die meer gericht waren<br />
op kwaliteit, openbare ruimte en op het benadrukken van stedelijkheid. Er kwam meer<br />
aandacht voor de plaatsing van voorzieningen en voor de inrichting van de openbare ruimte<br />
met speelplekken, woonerven en groen, wat overigens in het voorgaande hoofdstuk ook al ter<br />
sprake kwam. Vanaf de invoering van de WSDV wordt de aandacht verschoven van<br />
gebruikswaarde en soberheid naar de belevingswaarde: representativiteit en allure van de<br />
architectonische en stedenbouwkundige vormgeving.<br />
In hetzelfde jaar als de invoering van de WSDV, kwamen zowel Amsterdam, Rotterdam<br />
als Den Haag daarom met plannen waarin ‘bouwen voor de buurt’ werd vervangen door<br />
‘bouwen voor de stad’. Het nieuwe Amsterdamse structuurplan droeg zelfs de titel De stad<br />
centraal. Enkele nieuwe doelstellingen waren het handhaven van het stedelijk karakter en het<br />
bouwen in hoge dichtheden. De overloop naar gemeentes als Almere en Zaandam moest<br />
worden geremd en de woningbehoefte zou weer binnen de gemeente worden opvangen. Er<br />
moest weer gebouwd worden voor de markt, iets dat jarenlang als een taboe was beschouwd.<br />
Met de Nota Vernieuwing van de Stadsvernieuwing, eveneens uit 1985, werd ook het<br />
Rotterdamse beleid meer gericht op kwaliteit en sociale en economische differentiatie van de<br />
woningmarkt. Tevens moest er meer aandacht komen voor de buitenruimte. Zelfs hier, waar<br />
het bouwen voor de buurt was begonnen, kwam er een einde aan de klassieke<br />
stadsvernieuwing. Een jaar later werd het Programma stedelijke ontwikkeling Rotterdam:<br />
bouwen voor de stad gepresenteerd, waarin de nadruk werd gelegd op de attractiviteit van de<br />
stad en aandacht voor een hoogwaardige stedelijke omgeving. Het bouwen voor de markt<br />
werd geherintroduceerd, waarmee het 100% sociale huurbeleid werd afgeschaft. De<br />
wijkaanpak werd losgelaten en vervangen door planvorming op het niveau van de stad. 84<br />
In 1988 kwam de op rijksniveau de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening uit (VINO), ter<br />
vervanging van de Derde Nota uit 1974. Het begrip ‘kwaliteit’ werd hierin aangewezen als een<br />
belangrijk aspect, dat niet voorkwam in de Derde Nota. ‘Kwaliteit’ verwijst hier naar<br />
representativiteit, allure, kenmerkende eigenheid en bovenal verscheidenheid. 85 Deze<br />
aandacht voor kwaliteit was onderdeel van een nieuw beleidselement in de VINO: "het<br />
verhogen van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte". Dit is kenmerkend voor de<br />
omslag van stadsvernieuwing naar stedelijke vernieuwing. 86 Deze roep om kwaliteit kwam in<br />
eerste instantie voort uit economische belangen. Immers, de hoogwaardige kwaliteit van de<br />
openbare ruimte zal hoogwaardige bedrijven aantrekken (vestigingsplaatsfactor). Bovendien<br />
zijn ‘status’ en ‘allure’ onderdeel van de woonvoorkeuren van hogere inkomensgroepen, die<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
30
de gemeente (opnieuw) wilde aantrekken aangezien de vestiging van deze groepen tevens de<br />
vestiging van hoogwaardige economische functies en voorzieningen stimuleert. Kortom,<br />
ruimtelijke kwaliteit zou de toekomstwaarde en dus de marktwaarde van een gebied<br />
verhogen.<br />
Het stedelijk-‐vernieuwingsdenken is dus wederom tegengesteld aan het<br />
stadsvernieuwingsdenken, vooral in haar waardensysteem. Eigenlijk greep men deels terug op<br />
de ideeën van de jaren zestig, maar dan zonder de grootschalige infrastructuren en grote<br />
kantoorgebouwen. 'Klassieke stadsvernieuwing' was primair gericht op handhaving van<br />
bestaande sociale en stedenbouwkundige structuren. Met stedelijke vernieuwing was er weer<br />
plek voor ingrijpende vernieuwingen in bestaand stedelijk gebied, met name met het oog op<br />
nieuw te vestigen bedrijven en het aantrekken van de ‘bovenkant’ van de woningmarkt, maar<br />
deze keer wel met respect voor de bestaande stedelijke structuur en waardering voor de<br />
bestaande bebouwing. Toen stadsvernieuwing werd vervangen door stedelijke vernieuwing,<br />
werd de volkshuisvestingspolitiek van de jaren zeventig aangevuld met schoonheid en<br />
cultuur. 87<br />
Deze radicale beleidsomslag impliceert dat de stadsvernieuwing niet onverdeeld als<br />
een succes werd beschouwd. Blijkbaar was er te weinig aandacht besteed aan de vormgeving<br />
van de stad. Maar wat was er mis gegaan tijdens de stadsvernieuwing? Waarom was er in de<br />
jaren zeventig blijkbaar te weinig aandacht voor schoonheid en cultuur, voor stedelijkheid en<br />
allure, kortom, voor architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit?<br />
Sociologisering van de stedenbouw<br />
Architect Carel Weeber wijt het gebrek aan kwaliteit en vormbesef in de architectuur aan de<br />
afbraak van de stedenbouwkundige discipline. In diens inmiddels bekende artikel in Plan uit<br />
1979, Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van rationele planning,<br />
verwijt hij de architectuur en stedenbouw dat zij zich met van alles bezig houden, behalve met<br />
architectuur. De architectuur en stedenbouw droegen volgens Weeber het ‘masker van andere<br />
disciplines’, waardoor ze het belang van de formele kwaliteit waren vergeten: “De architectuur<br />
is in de hoek gedreven en lijkt zich sindsdien nog slechts te legitimeren via andere disciplines;<br />
zij lijkt gesociologiseerd, geëcologiseerd, gebiologiseerd, gesemiologiseerd,<br />
gepoliticologiseerd, gepsychologiseerd, geantropologiseerd, geëconomiseerd, gehistoriseerd.<br />
[…] Het gevolg is een ontwerpproductie die a-‐architectonisch is. In dit bouwen ontbreekt de<br />
architectonische en stedelijke ruimte en beheersing van het beeld.”<br />
Hoewel Weeber niet specifiek over de stadsvernieuwing sprak, maar over de<br />
architectuur sinds 1970 in het algemeen, zijn bovenstaande woorden zonder meer toepasbaar<br />
op de stadsvernieuwingsarchitectuur. Juist tijdens de stadsvernieuwing voerden niet-‐<br />
architectonische motieven de boventoon. In plaats van architectonische idealen lagen sociale,<br />
economische en politieke doelen ten grondslag aan de stadsvernieuwing.<br />
Van stedenbouw tot ruimtelijke ordening<br />
Deze sociologisering , economisering, politicologisering van de stedenbouw en architectuur,<br />
waar Weeber het over heeft, was niet iets dat rond de jaren zeventig zomaar de kop op stak en<br />
het is zeker niet uitsluitend kenmerkend voor de stadsvernieuwing. Rond die tijd bereikt deze<br />
tendens echter wel haar hoogtepunt. Dit kan deels toegeschreven worden aan de sfeer van de<br />
jaren zeventig zelf, toen, met de opkomst van het postmodernisme, multidisciplinariteit en<br />
maatschappijkritiek de norm werden binnen de kunsten. Echter, binnen de stedenbouw was er<br />
al langer een ontwikkeling gaande die het vakgebied steeds verder deed verwijderen van haar<br />
essentie: de ontwerparbeid.<br />
Volgens Umberto Barbieri en Cees Boekraad is de architectonische ontwerpdiscipline<br />
ingrijpend veranderd sinds zij “dwingend werd geconfronteerd met het vraagstuk van de<br />
huisvesting van de bevolking en de planning van steden, namelijk sinds de invoering van de<br />
Woningwet in 1901. 88 Met deze wet werden voor het eerst eisen vastgesteld waaraan<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
31
woningen minimaal moesten voldoen. Het volk zou niet in krotten hoeven te wonen, en het<br />
werd mogelijk om woningen ‘onbewoonbaar’ te laten verklaren. Bovendien werden onder<br />
invloed van de Woningwet de eerste woningcorporaties opgericht, wat min of meer de start<br />
betekende van de sociale woningbouw.<br />
Zoals in het eerste hoofdstuk ter sprake kwam is de stadsvernieuwing een modernere<br />
en grootschalige uitvoering van de Woningwet uit 1901, ook hier was immers sprake van<br />
krotopruiming. Maar terwijl rond 1900 bij het maken van nieuwbouwplannen stedenbouw en<br />
architectuur nauw met elkaar waren verbonden – toen geloofde men dat een stad van een<br />
bestendige schoonheid de weg naar een meer welvarende toekomst zou kunnen wijzen, ook<br />
(of juist) voor de lagere sociale klassen 89 – was architectuur in de jaren zeventig gedegradeerd<br />
tot slechts één van de vele stappen in het ruimtelijke ordeningsproces. Een belangrijke mijlpaal<br />
in deze ontwikkeling is de wijziging van de Woningwet in 1931. Vanaf toen werd er<br />
onderscheid gemaakt tussen een ‘plan in hoofdzaken’ en een ‘plan in bijzaken’, waardoor het<br />
makkelijker werd de plannen op veranderende (maatschappelijke) omstandigheden aan te<br />
passen. Het stadsbeeld werd hierbij gezien als een resultaat van het planningsproces; het werd<br />
in een later stadium vormgegeven als onderdeel van het ‘plan in bijzaken’. 90<br />
Daarbij kwam dat vormgeving destijds eerder als een bijzaak in het stedenbouwkundig<br />
ontwerpproces werd gezien dan als de kerntaak. Stedenbouwkundigen beschouwden namelijk<br />
sociaal-‐ en demografisch onderzoek als een minstens zo ‘kenmerkend facet’ van hun<br />
vakgebied, “waarmee het mogelijk is stedenbouwkundige – lees: maatschappelijke –<br />
ontwikkelingsprocessen te plannen en te beheersen.” 91 Deze nadruk op onderzoek als<br />
grondslag voor stedenbouwkundig ontwerpen was in 1934 geïntroduceerd met de publicatie<br />
van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) voor Amsterdam. Het programma hiervoor werd<br />
geheel onderbouwd aan de hand van cijfermateriaal uit statistisch onderzoek, zoals<br />
bijvoorbeeld de verwachte bevolkingsgroei en verkeersontwikkeling. De stedenbouwkundig<br />
ontwerper hoefde, aldus C. van Eesteren, die het AUP had ontworpen, nu niet meer op zijn<br />
intuïtie te vertrouwen bij het ontwerpen, maar kon de statistiek als uitgangspunt nemen. 92<br />
Overigens was Van Eesteren niet tegen vormgeving; hij zag het onderzoek meer als instrument<br />
ten dienste van de vormgeving, een modernistische vormgeving welteverstaan. Volgens Rein<br />
Geurtsen wordt stedebouw door velen nog altijd als een pragmatische ingenieurstaak<br />
beschouwd, die pas achteraf om enige verfraaiing vraagt. 93 Deze verfraaiing lag vanaf die tijd<br />
eerder in de handen van de architect dan van de stedenbouwkundige. Bovendien werd het<br />
met deze nieuwe manier van planvorming steeds onmogelijker om het planbeeld te<br />
garanderen. 94<br />
Na de oorlog werden het ‘algemeen bestemmingsplan’ en het principe van ‘bewuste<br />
planmatigheid’ aan de hand van cijfermateriaal, die in het AUP waren geïntroduceerd, als<br />
vaste onderdelen van het stedenbouwkundig vakgebied beschouwd. Sociaal-‐maatschappelijk<br />
onderzoek is dan niet meer los te denken van de stedenbouw. In de jaren vijftig en zestig<br />
houden stedenbouwstudenten zich dan ook “op hogere abstractieniveaus bezig met<br />
modelmatige technieken en met vakgebieden die gelieerd zijn aan de mens-‐ en<br />
maatschappijwetenschappen.” 95 Het is overigens volgens Weeber een ‘bekend geheim’ dat in<br />
de jaren vijftig en zestig door de TH Delft aan zwakke ontwerpers werd aangeraden ‘maar’<br />
stedenbouw te gaan doen. Ontwerpvaardigheid was dus blijkbaar niet zo belangrijk. De<br />
stedenbouwkundige was eerder een begeleider van planningsprocessen en onderzoeker van<br />
sociologische vraagstukken, dan een ontwerper van stedelijke ruimte. Bovendien verdwijnt de<br />
ontwerper als persoonlijkheid en auteur uit het proces. “In de wederopbouwtijd wordt het<br />
bouwen steeds minder een zaak van personen, en steeds meer van procedures, instituties,<br />
normen. De ontwerper – de architect of stedebouwkundige – wordt haast onzichtbaar.” 96<br />
Uiteindelijk werd in 1965 de Wet op Ruimtelijke Ordening ingevoerd. De basis van de<br />
ruimtelijke ordening bevond zich vanaf nu op rijksniveau. Aan de hand van de nationale<br />
beleidslijnen worden provinciale streekplannen gemaakt, en die vormen een kader voor de<br />
gemeentelijke structuur-‐ en bestemmingsplannen. Deze structuur-‐ en bestemmingsplannen,<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
32
die elke gemeente verplicht moest opstellen, bestonden voornamelijk uit functionele en<br />
maatschappelijke doelen. Het ging niet meer om de vormgeving van de ruimte, maar om de<br />
ordening van de ruimte: “Niet te ontkennen valt bij dit alles dat de radicale verruiming van het<br />
arbeidsveld in de richting van de ruimtelijke ordening veler aandacht heeft weggetrokken van<br />
de typische stedebouw in engere zin naar het nieuwe terrein van het grootschalige werk. Een<br />
verschuiving van aandacht die ongetwijfeld ten koste is gegaan van de minutieuze zog voor de<br />
voor de burger zo belangrijke details van het lokale leefmilieu,” 97 aldus stedenbouwkundige S.<br />
van Embden. De architectuur en het stedenbouwkundig ontwerpen schoven dus nog verder<br />
naar de achtergrond, ten gunste van planningsmechanismes: “Na 1970 evolueerde de<br />
ruimtelijke ordening in luttele jaren tot geleiding van ruimtelijke processen met behulp van<br />
flexibele en aanpasbare plannen. Zij maakte zich daarmee definitief los van haar wortels, de<br />
architectuur en stedenbouw, en betrad het terrein van de strategische besluitvorming,” stellen<br />
Hans van der Cammen en Len de Klerk. 98 De stedenbouw was overgenomen door de<br />
ruimtelijke ordening en de architect was slechts een spil in het totale ruimtelijke<br />
ordeningsproces geworden.<br />
Architectuurkritiek<br />
Stedenbouw was dus verworden tot een beleidsvorm, en de architect was slechts een schakel<br />
in de planningsmachine geworden. Het gekke was, dat in de architectuurkritiek ook geen<br />
tegenwicht werd geboden. Namelijk, ook hier had de ‘sociologisering’ toegeslagen. Volgens<br />
Weeber was de architectuurkritiek sinds de democratiseringsgolf eind jaren zestig niet meer<br />
wat het geweest was: “Weinig is sindsdien over architectuur gesproken en geschreven. In<br />
bladen als Plan en Wonen-‐TA/BK staat veel zinnigs, maar weinig meer over architectuur. […]<br />
De architectuurkritiek bestaat niet meer en voor kunsthistorici lijkt architectuur nog steeds na<br />
1880 te zijn opgehouden te bestaan.” 99<br />
Met name in Wonen-‐TA/BK ging het gros van de artikelen betreffende de<br />
stadsvernieuwing over inspraakprocedures, bewonersprotesten, politiek en beleidsvoering,<br />
sociale problematiek, huurprijzen en de toepassing van nieuwe subsidieregelingen.<br />
Stadsvernieuwing werd boven alles beschouwd als een volkshuisvestelijke opgave. Het<br />
voornaamste doel was om goede woningen te bouwen in de vervallen en verafschuwde<br />
negentiende-‐eeuwse woonwijken rond de binnenstad. Wát er precies werd gebouwd kwam<br />
nauwelijks aan de orde, behalve als het om aantallen woningen of vierkante meters ging.<br />
Deze houding gold overigens niet alleen tijdens de stadsvernieuwing, maar is daarna<br />
voortgezet. Het blijkt nog steeds moeilijk inhoudelijke informatie te vinden over wat de<br />
stadsvernieuwing architectonisch en ruimtelijk voor een stad of wijk heeft betekend. Dit heeft<br />
er voor een groot deel mee te maken dat de belangrijkste boeken over stadsvernieuwing zijn<br />
geschreven door sociologen, planologen en politicologen, zoals in de inleiding van deze scriptie<br />
reeds ter sprake kwam. Kunst-‐ en architectuurhistorici nemen nauwelijks het woord, behalve<br />
bij het beschrijven (en verdedigen) van de oorspronkelijke stedelijke structuur en bebouwing<br />
van de gesloopte wijken. 100<br />
In 1981 verwoordt architectuurhistoricus Ed Taverne in Stad als object voor historisch<br />
onderzoek zijn kritiek op dit ‘cultureel onvermogen’ om de ontwerppraktijk, het ruimtelijk<br />
beleid, de geschiedenis en de reflectie hierop met elkaar in verband te brengen. Hij spreekt<br />
van een ‘cultureel vacuüm’, waarin de architectuurtijdschriften, de massamedia en de<br />
kunsthistorische opleidingen niet in staat zijn het architectonisch vakgebied voldoende<br />
tegenwicht en kritiek te bieden. Taverne constateert dat inmiddels ook architecten,<br />
stedenbouwkundigen en critici zich van dit cultureel vacuüm bewust zijn, maar dat het debat<br />
hierover voornamelijk uiting geeft aan hun gevoel van onvermogen om dit te kunnen<br />
oplossen. 101<br />
Als er in 1984 onderzoek wordt gedaan naar de verdiensten na tien jaar<br />
stadsvernieuwing in Rotterdam wordt er geen woord gerept over ruimtelijke problemen. De<br />
onderzoekers – die overigens allen afkomstig zijn van verzets-‐studiegroepen binnen de TH<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
33
Delft, waarover in hoofdstuk één is gesproken – richten zich vooral op de gevoerde<br />
bevolkingspolitiek. De architectonische of stedenbouwkundige verdiensten worden niet<br />
besproken. 102 Dit is opmerkelijk, en tevens tekenend voor de architectonische situatie tijdens<br />
de stadsvernieuwing. Niet alleen verdween de architectuur uit het stedenbouwkundig<br />
vakgebied, ook in de architectuurkritiek en de architectuurhistorie verschoof de aandacht naar<br />
andere disciplines dan de architectuur zelf.<br />
Er waren wel historici en architecten die zich kritisch uitlieten over het bouwen in de<br />
bestaande omgeving en over de weinig vormgevings-‐bewuste houding, zoals Carel Weeber,<br />
Rein Geurtsen, Umberto Barbieri en Cees Boekraad, maar het duurde nog tot ver in de jaren<br />
tachtig voordat hun kritiek daadwerkelijk tot uiting kwam in de ontwerpproductie.<br />
Anti-esthetische jaren zeventig<br />
Niet voor niks typeerde Rein Geurtsen, een van de kritische architect-‐historici uit die tijd, de<br />
zeventiger jaren later als “…een periode waarin een taboe op schoonheid gold, de anti-‐<br />
esthetische jaren zeventig, toen het debat over de stad overal over ging, behalve over vorm en<br />
ruimtelijke samenhang.” 103 En Geurtsen was niet de enige die deze mening droeg. In de loop<br />
van de jaren zeventig en begin jaren tachtig gaan enkele architecten, zoals Geurtsen, zich<br />
verdiepen in architectuurgeschiedenis en stadsmorfologie, waarna zij zich realiseren dat de<br />
samenhang tussen architectuur en stedenbouw ergens tijdens het modernisme zoek is<br />
geraakt. Zo bepleitte H.P. Berlage reeds rond 1900 nog dat de schoonheid van de stedelijke<br />
vorm niet langer een prijzig privilege zou moeten zijn, maar een factor tot ‘Nut van ’t<br />
Algemeen’, een fenomeen met een uitdrukkelijke sociale en functionele betekenis. Dit<br />
gedachtegoed was echter in de loop der jaren in onbruik geraakt, ondanks dat Berlage als<br />
architect onder de modernisten zeer werd gewaardeerd. Geurtsen bemerkt dan ook een<br />
terugval in de stedenbouwkundige discipline, dat volgens hem “…sinds de jaren dertig te<br />
leiden heeft gehad van uitholling, van het afschaffen van vanzelfsprekende kwaliteiten en van<br />
verlies van vakmanschap.” 104 Hij geeft als voorbeeld het in onbruik geraakte woord<br />
‘stadsesthetiek’, dat aan het begin van de twintigste eeuw nog een volkomen normale term<br />
was in het openbaar debat.<br />
Woorden als ‘schoonheid’ en ‘esthetiek’, door Berlage nog vaak aangehaald, zijn<br />
nadien lange tijd uit het architectonische vocabulaire verdwenen geweest. Sinds het<br />
modernisme werd er niet meer gesproken over stadsesthetiek, maar over functionaliteit en<br />
efficiëntie. Hoe gevoelig het gebruik van het woord ‘schoonheid’ ligt wordt geïllustreerd door<br />
een opmerking van de modernistische architect en stedenbouwkundige S.J. van Embden, die in<br />
1985 de Amsterdamse Beurs van H.P. Berlage beschrijft als een “overtuigende demonstratie<br />
van onbetwistbare architectonische vormkwaliteit”. Hij schrijft ‘vormkwaliteit’ want, zo geeft<br />
hij toe: “de term ‘Schoonheid’ wil vandaag niet meer – of nog niet weer – zo vlot uit de<br />
pen”. 105<br />
Overigens betekent deze houding niet dat er in het geheel niet mooi werd gebouwd.<br />
Mooi bouwen had simpelweg niet de hoogste prioriteit, zeker niet bij de sociale woningbouw.<br />
Schoonheid werd beschouwd als een overbodige uiting van luxe, terwijl woningbouw een<br />
bittere noodzaak was. Sociale woningbouw moest er zelfs altijd een beetje armoeiig uitzien,<br />
‘sober en doelmatig’. De woningen moesten vooral goedkoop lijken, zodat het leek of er geen<br />
overbodig geld was gespendeerd. Zelfs na de invoering van de WSDV, toen er meer dan tijdens<br />
de stadsvernieuwing werd gepleit voor kwaliteit, bleef de architectonische kwaliteit van de<br />
woningwetwoningen achter. Ondanks het schijnbare taboe op het woord ‘schoonheid’, wordt<br />
een aantal jaren na de invoering van de WSDV in Den Haag de oproep gedaan om ‘mooi’ te<br />
bouwen, om ‘aan de “Bouwkunst” niet alleen de functionele eis te stellen, maar ook de<br />
esthetische eis van schoonheid’ en bovenal om ‘kwaliteit’ wederom als ‘richtinggevend<br />
beginsel van de volkshuisvesting en stedebouw’ te beschouwen. 106 Deze Oproep, die op 16 mei<br />
1988 werd gepubliceerd door de Werkgroep 5x5 (bestaande uit een wethouder, twee<br />
directeuren van woningcorporaties en twee medewerkers van de Nationale Woningraad)<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
34
esulteerde uiteindelijk in de publicatie Voorbij het Gangbare, waarin het gebrek aan kwaliteit<br />
in de volkshuisvesting en stedenbouw aan de kaak werd gesteld. De Werkgroep was opgericht<br />
uit onvrede over de manier waarop volkshuisvestingsprojecten werden vormgegeven.<br />
In de publicatie wordt onder andere felle kritiek geuit op het feit dat sociale<br />
woningbouw niet mooi mocht zijn. Zo vertelt architecte Francine Houben dat het haar door<br />
ambtenaren van de Rotterdamse dienst voor volkshuisvesting kwalijk werd genomen “…dat we<br />
van sociale woningbouw iets moois wilden maken. Dat mocht niet. Het moest er goedkoop<br />
uitzien, elke verfraaiing was overbodig.” 107 De Werkgroep 5x5 constateert dat in de loop der<br />
jaren de minimumeisen de norm zijn geworden. De minimumeisen waren ooit opgesteld om<br />
een bepaalde minimumkwaliteit van woningen te kunnen waarborgen. Echter, het was<br />
inmiddels een ongeschreven regel geworden dat deze minimumeisen goed genoeg waren voor<br />
sociale woningen, en dus werden ze de (maximum) norm. “Als er dan iemand komt met een<br />
ontwerp dat aan de regels voldoet, binnen het budget blijft, procedureel goed is behandeld,<br />
maar er mooi uitziet, maar de bewoners iets extra’s biedt, dan is dat een overtreding van de<br />
ongeschreven regel.” 108 De Werkgroep 5x5 pleitte er daarom voor dat architecten en<br />
opdrachtgevers, juist bij de sociale woningbouw, zouden streven naar het beste resultaat<br />
binnen de mogelijkheden. Dat zij zouden streven naar een zo hoog mogelijke kwaliteit, in<br />
plaats van tevreden te zijn als de minimumnorm werd behaald: “Een ieder die meewerkt aan<br />
de volkshuisvesting zou dat moeten doen met idealisme, bevlogenheid, betrokkenheid,<br />
inspiratie, verantwoordelijkheidsgevoel, durf, intelligentie, ambachtelijkheid. Zou nooit<br />
tevreden moeten zijn met een 6-‐ als het, met meer inzet, ook een 8 had kunnen zijn.” 109<br />
Onwetende architecten<br />
Naast het gebrek aan betrokkenheid, idealisme en kwaliteitszin van coöperaties en<br />
beleidsmakers, rekende de Werkgroep 5x5 het gebrek aan kwaliteit toe aan een zeker<br />
onvermogen van de architect. Sinds de woningnood had de overheid massaproductie en het<br />
toepassen van standaardplattegronden gestimuleerd. Destijds was het belangrijk dat er zo snel<br />
mogelijk veel woningen werden gebouwd. Volgens de Werkgroep 5x5 is in de zucht naar<br />
aantallen de zorg om kwaliteit verslonsd: “Op de woningplattegronden is niet zoveel aan te<br />
merken, maar verder zijn de meeste flatgebouwen Spartaans ingericht, met tochtige galerijen,<br />
groezelige trappehuizen en een entree met de allure van een barak. De eventuele bemoeienis<br />
van een stedebouwkundige is in de loop van het besluitvormingsproces goed weggewerkt,<br />
voor zover die bemoeienis kostenverhogende aantrekkelijkheden bevatte.” 110 Ten tijde van het<br />
begin van de stadsvernieuwing was deze standaardisatie zo ver doorgevoerd en algemeen<br />
geaccepteerd, dat de invloed van de architect en stedenbouwkundige sterk was afgenomen.<br />
De ontwerpers maakten gebruik van vaste typologieën en bouwmethoden om tot een ontwerp<br />
te komen, waardoor een ontwerp eerder een compositie was van standaardplattegronden en<br />
vormprincipes dan een ruimtelijk, creatief ontwerp. En dat zo goedkoop mogelijk, het was<br />
immers sociale woningbouw.<br />
In de jaren zeventig wordt de grootschalige bouwwijze verworpen als fantasieloos en<br />
bureaucratisch en begon er weer vraag te komen naar architecten en stedenbouwkundigen.<br />
De standaardisatie had er – samen met de hiervoor beschreven anti-‐esthetische houding,<br />
gebrek aan relevante kritiek en de sociologisering, institutionalisering en bureaucratisering van<br />
de stedenbouw – toe geleid dat de architectonische en stedenbouwkundige ontwerpdiscipline<br />
tegen die tijd behoorlijk in het slop waren geraakt. “Door de grootschalige bouwmethoden zijn<br />
in de jaren vijftig en zestig de architecten misschien niet helemaal weggestandaardiseerd,<br />
maar hun positie is wel danig verzwakt. Als er in de jaren zeventig weer vraag is naar (een<br />
andere) architectuur hebben ze weinig om op terug te vallen,” aldus wederom de Werkgroep<br />
5x5. 111<br />
Terwijl de oude garde, hoewel modernistisch in hart en nieren, nog een traditionele<br />
architectonische en stedenbouwkundige educatie had gehad (van Embden was bijvoorbeeld<br />
een leerling geweest van Grandpré Molière) had de jonge generatie nauwelijks kaas gegeten<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
35
van traditionele ontwerpprincipes. Het bouwen in bestaand stedelijk gebied was een compleet<br />
nieuwe opgave voor hen, zij waren immers opgeleid om te ontwerpen in een tabula rasa;<br />
voorheen had de opgave bestaan uit het vormgeven van uitbreidingswijken of gesaneerde<br />
(platgegooide) binnenstedelijke gebieden. Tijdens de stadsvernieuwing moest ineens rekening<br />
worden gehouden met de bestaande stedelijk structuur, waar ze weinig ervaring mee hadden.<br />
Tegelijkertijd werd de architectuur bevrijd van de dogma’s van het modernisme. Ook<br />
hier konden de jonge architecten dus niet uit putten. Volgens de Werkgroep 5x5 vullen zij deze<br />
leemte deels op met: “…voor de hand liggende beelden die afwisseling suggereren zonder dat<br />
de bouwindustrie inhoudelijke afwisseling kan of wil verwerkelijken.” 112 Wat er gebeurde was<br />
dat architecten de woonnormen en typologieën waarmee zij bekend waren probeerden te<br />
combineren met een vormentaal die zij redelijk willekeurig afleidden van de bestaande stad<br />
waarin zij moesten bouwen.<br />
In het eerste hoofdstuk is reeds beschreven dat de structuurschetsen,<br />
bestemmingsplannen, doelstellingennota’s en stadsvernieuwingsplannen grotendeels uit tekst<br />
bestonden, hier en daar voorzien van een cartoon, toegelicht met tekstballonnen. Zelfs<br />
vormgevingsproblematiek komt uitsluitend verbaal aan de orde. Architecten waren relatief vrij<br />
in de invulling van deze plannen, aangezien hierin niks over de inrichting en vormgeving van de<br />
openbare ruimte was vastgelegd, als zij maar binnen de bestaande stedelijke structuur<br />
bleven. 113 Ook hier maakte Carel Weeber zich overigens zorgen over: “De gangbare<br />
stedebouwpraktijk gebruikt bij voorkeur methodieken waarbij in verbale vorm, door middel<br />
van doelstellingen, beoogde beeldkwaliteiten worden omschreven; de materialisering ervan<br />
wordt overgelaten aan de volgende planfase: de architectuur. Deze methode is weinig<br />
operationeel, omdat de door middel van doelstellingen beschreven (belevings)kwaliteiten het<br />
aan dit planproces inherente wisselen van media (van schrijven naar tekenen) niet blijken te<br />
overleven.” 114<br />
Dit alles leidde tot een vreemde willekeur van vormen, tot ongenoegen van de oude<br />
garde, zoals Van Embden. Hij schreef: “Wat, in reactie op de na-‐oorlogse prestaties, ten<br />
genoegen van de insprekende massa’s, overal met meer of minder talent werd nagestreefd,<br />
was vóór alles een zekere knusse ‘mens-‐vriendelijkheid’, gezocht in een opzettelijke<br />
kleinschaligheid en – gewoonlijk ongemotiveerde – wisselvalligheden, en veelal met<br />
(onhandige) reminiscenties aan (slecht begrepen) historische vorm-‐details.” 115 Zo ontstonden<br />
de typische jaren zeventig-‐ontwerpen, met de toepassing van ‘variatie’, schuine daken,<br />
verschillende dakvormen en gevels die verspringen ten opzichte van de rooilijn. Dit alles in<br />
combinatie met de door de woonnormen voorgeschreven balkons in de zon (buitenruimte),<br />
grote ramen (veel licht), standaardplattegronden en bergingen op de begane grond.<br />
Wat er uit voortkwam was een vreemde vorm van pluriformiteit, maar juist door de<br />
wirwar van gebouwde vormen en gehanteerde principes werd de architectuur van deze tijd<br />
echter zeer herkenbaar: “De behoefte aan (en de mogelijkheid tot) een veelheid aan keuzes<br />
leidden er in de architectuur toe dat geen enkele nieuwe stijl of stroming dominant werd in<br />
Nederland, terwijl vreemd genoeg de resultaten wel als typische ‘jaren zeventig architectuur’<br />
herkenbaar zijn”, schrijft Martien Vletter. 116<br />
Truttisme<br />
Naar dergelijke praktijken verwijst Carel Weeber met de term ‘Truttigheid’ in het inleidend<br />
citaat aan het begin van dit hoofdstuk. Hij betichtte de stadsvernieuwers onder andere van het<br />
toepassen van “structurele onduidelijkheid, onruimtelijke objectmatigheid, formele willekeur,<br />
ongenuanceerde springerigheid en kappen in alle mogelijke richtingen, … een en ander gedekt<br />
door inspraak.” 117 Umberto Barbieri probeert in zijn artikel De nieuwe truttigheid is dood, wat<br />
nu? in Plan (1979), uitgekomen in hetzelfde jaar als Weebers tekst, te reconstrueren hoe deze<br />
Truttigheid zich heeft ontwikkeld. Het begon volgens Barbieri toen aan het eind van de jaren<br />
zestig de Stichting Nieuwe Woonvormen werd opgericht. Deze zette zich af tegen de<br />
‘burokratiese ontwerppraktijk’ van de voorgaande jaren, die werd gerepresenteerd door<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
36
overheidsinstanties en grote bouwondernemingen, die volgens o.a. Aldo van Eyck ‘iedere<br />
kreatieve daad verlamde’. Het was de bedoeling dat architectuur weer een kunstvorm werd;<br />
geen massaproductie, maar toegesneden op de toekomstige bewoners en hun wensen. Vooral<br />
de woningbouw had te lijden gehad onder de bureaucratie, die een ‘gemassificeerde,<br />
gesocialiseerde (Wenken en Voorschriften) en kwaliteitsloze (op het nivo van vorm)<br />
architektoniese produktie (de volkshuisvesting)’ tot gevolg had, aldus kriticus J. de Heer, die<br />
door Barbieri wordt geciteerd. 118<br />
Onder invloed van de Stichting Nieuwe Woonvormen werden nieuwe plattegronden<br />
en een nieuwe beeldtaal ontwikkeld, die een alternatief vormden op de fantasieloze<br />
bouwproductie van de voorgaande jaren. Wat er volgens Barbieri gebeurde was dat de<br />
‘woonbeelden’ die toen werden ontwikkeld wederom werden overgezet naar massaproductie<br />
ten behoeve van de volkshuisvesting – geheel tegen de principes in: “kenmerkend voor het<br />
truttisme is en blijft namelijk de overbrenging van ‘woonbeelden’ naar de montageketen van<br />
de huisvestingspraktijk en naar het bouwproces.” Overigens concludeert Umberto Barbieri aan<br />
het eind van zijn artikel dat het truttisme toch ook een positieve uitwerking heeft gehad: het<br />
heeft namelijk laten zien hoe het niét moet. 119<br />
Op zoek naar stedenbouwkundige kwaliteit<br />
Hoe het dan wél moest, daar waren de architect-‐onderzoekers en de andere critici nog niet<br />
helemaal uit. In de jaren tachtig spitst het debat zich dan ook voornamelijk toe op de vraag wat<br />
stedenbouwkundige kwaliteit precies is. Een belangrijke bijdrage in dit debat werd geleverd<br />
door de Werkgroep 5x5, die hiervoor reeds aan bod is gekomen. In hun Pleidooi voor kwaliteit<br />
van volkshuisvesting en stedenbouw is het voornamelijk een kwestie van betrokkenheid en<br />
aandacht. Ontwerpen moeten zorgvuldig worden uitgevoerd, met zowel oog voor detail als<br />
voor het grote geheel. Om dit te kunnen doen moeten architecten hun klassieken kennen: “ze<br />
moeten warm kunnen lopen voor de kwaliteiten van de grote voorbeelden uit het verleden,<br />
zonder in de val van klakkeloze imitatie te trappen.” 120 Met deze vakkennis, een duidelijke<br />
architectuuropvatting, durf, fantasie en vakmanschap, zouden zij steviger in hun schoenen<br />
staan zodat zij bewoners en opdrachtgevers beter het hoofd kunnen bieden. Voorheen hebben<br />
architecten maar al te vaak het potlood uit handen gegeven, waardoor hun aanzien nogal is<br />
teruggelopen.<br />
Rond diezelfde tijd begonnen enkele architecten zich inderdaad te verdiepen in de<br />
vormprincipes van de oude stad, waaronder Casper van der Hoeven en Jos Louwe. Zij<br />
ontdekten tijdens een ontwerpopdracht in bestaand stedelijk gebied dat zij worstelden met<br />
het vinden van een acceptabele stedenbouwkundige kwaliteit en besloten een analyse te<br />
maken van specifieke vormaspecten van hun locatie. Uiteindelijk maakten zij een<br />
morfologische studie van de stad Amsterdam, waarbij zij zich richtten op stedenbouwkundige<br />
principes die de architect zou kunnen inzetten in zijn ontwerpproces.<br />
Van der Hoeve en Louwe zijn van mening dat het de taak van ontwerpers is om een<br />
ruimtelijk plan te maken; een schema of procedure voldoet niet als ontwerp. Aangezien het<br />
product dat een architect levert driedimensionaal is, moet een eventuele analyse dit ook zijn,<br />
en daarom dus “primair op de ruimtelijke opbouw van de stad ingaan en niet op de sociale of<br />
ekonomiese processen die zich daar afspelen.” 121 Dat laatste gebeurde tijdens de<br />
stadsvernieuwing maar al te vaak. Daarom ontwikkelden zij een tekenwijze die architecten<br />
kunnen gebruiken bij hun analyse van de stad, zodat zij zich konden richten op vormaspecten,<br />
morfologie en typologie, in plaats van louter op economische en sociale processen.<br />
Overigens verzetten Van der Hoeve en Louwe zich ook tegen een klakkeloze<br />
reproductie van het bestaande, wat ze beschouwen als een ‘kortzichtige en naïeve wijze van<br />
omgaan met de geschiedenis’. 122 De analyse die ze ontwikkelden was een instrument om de<br />
geschiedenis van de stad en de stadsvorm te leren kennen en begrijpen. Op die manier kan bij<br />
een nieuw ontwerp met zorg worden omgesprongen met de oorspronkelijke toestand en kan<br />
deze eventueel worden geherinterpreteerd naar de huidige of toekomstige situatie.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
37
Hun boek Amsterdam als stedelijk bouwwerk (1985) is inmiddels zeer bekend en een<br />
inspiratiebron geweest voor vele architecten. Het markeert een nieuw standpunt in het<br />
denken over architectuur en stedenbouw, althans, zo constateert Prof. Ir. Tj. Dijkstra in het<br />
Voorwoord van het boek: “Het zijn niet meer aan het eigenlijk ontwerpen vreemde, ideologies<br />
bepaalde motiveringen die de legitimatie voor nieuwe vormvoorstellingen moeten opleveren.<br />
Het is de partituur van de kompositie van de stad zelf die bestudeerd wordt om de<br />
karakteristieken te kunnen bepalen van een eigen herkenbare inzet, die blijkbaar ten doel<br />
heeft deel te worden van een groter geheel. Dat is voor de vandaag zo verarmde praktijk van<br />
de stedebouwkundige vormgeving een goede zaak.” 123<br />
Sinds de jaren tachtig zijn diverse architecten zich gaan verdiepen in de vormprincipes<br />
van de bestaande stad. Rein Geurtsen, die reeds eerder is genoemd, behoorde ook tot deze<br />
groep. Rond die tijd worden woorden als stadsesthetiek weer mondjesmaat onderdeel van het<br />
architectonisch vocabulaire, onder andere doordat men zich weer gaat verdiepen in<br />
stedenbouwkundige principes van onder andere Berlage en Sitte. Ook kwam er langzaam aan<br />
een herwaardering voor de negentiende-‐eeuwse architectuur en vormprincipes.<br />
Een goed voorbeeld van de nieuwe houding in de architectuur is de vernieuwing van<br />
de Vaillantlaan in Den Haag door architect Jo Coenen. Het is een van de eerste<br />
stadsvernieuwingsprojecten waarbij stedenbouw weer prominent deel uitmaakte van het<br />
ontwerpproces. Het project maakte deel uit van de actie Stadsvernieuwing als Kulturele<br />
Aktiviteit, die was gestart door de wethouder stadsvernieuwing, Adri Duivesteijn. De actie was<br />
een reactie op het stadsvernieuwingsbeleid van de voorgaande jaren, waarbij soberheid en<br />
‘gezellige’ variatie de norm waren, wat een warrige structuur tot gevolg had gehad. Vanaf nu<br />
was er een grotere aandacht voor architectuur en stedenbouw als ‘kunst’. De vernieuwing van<br />
de Vaillantlaan, een belangrijke verkeersweg die dwars door de Schilderswijk loopt, moest niet<br />
alleen eenheid in het straatbeeld terugbrengen, maar de buurt ook een ruggengraat met allure<br />
bieden. 124<br />
Het was een project waarbij architectuur en stedenbouw nauw met elkaar waren<br />
verbonden. Normaal werden in een stedenbouwkundig plan alleen de rooilijn, bouwhoogte,<br />
volume of materiaalgebruik vastgelegd, maar Coenen ontwierp niet alleen de openbare<br />
ruimte, maar legde ook strikte voorwaarden vast voor de opbouw en het materiaalgebruik van<br />
gevels. De architecten die de invulling van het stedenbouwkundig plan verzorgden kregen een<br />
‘blokkendoos’ met 86 gevelelementen mee en moesten hiermee de gevels opbouwen. Alleen<br />
achter de gevels konden zij vrij ontwerpen. De laan werd op die manier als één geheel<br />
ontworpen, als een stadsinterieur. Het werd een straat met coherente wanden in plaats van<br />
een verkeersroute langs afzonderlijke gebouwen. [blad 23]<br />
Ondanks dat het ontwerp van de Vaillantlaan een redelijk extreem geval is qua invloed<br />
van de stedenbouwer op het architectonisch beeld, zelf in onze tijd, bevestigt het wel dat het<br />
denken over architectuur en stedenbouw volledig was omgeslagen ten opzichte van de<br />
voorgaande jaren. Overigens kwam het vanaf die tijd vaker voor dat architectenbureaus de<br />
opdracht kregen één of meerder straten in een stedenbouwkundige plan te ontwerpen, om<br />
een homogener beeld te verkrijgen. Het project toont aan dat het debat over het doel en de<br />
aard van het stedenbouwkundig ontwerpen weer was geopend. Architecten en beleidsmakers<br />
begonnen zich opnieuw bewust te worden van de waarde van stedelijke kwaliteit. Hiermee<br />
was het ‘architectonisch vacuüm’ van de stadsvernieuwing voorgoed ten einde gekomen.<br />
Althans, voorgoed?<br />
Heden en toekomst<br />
Volgens Kees de Graaf is de oproep van de Werkgroep 5x5 tegenwoordig nog onverminderd<br />
actueel. Hij pleit zelfs voor een herdruk van Voorbij het gangbare. Het zou verplichte stof<br />
moeten zijn voor studenten bouwkunde en moeten worden verspreid onder jonge,<br />
aanstormende projectontwikkelaars en gemeentebestuurders. 125 Hoewel er tegenwoordig<br />
meer aandacht is voor kwaliteit, is er nog steeds sprake van massale volkshuisvestelijke<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
38
praktijken, waarbij eerder wordt ontwikkeld op complexniveau dan gebiedsgewijs. De roep om<br />
meer bevlogenheid en deskundigheid in het opdrachtgeverschap en meer kwaliteit in de<br />
gebouwde omgeving kan daarom niet vaak genoeg worden herhaald.<br />
Adri Duivesteijn, die behalve wethouder Stadsvernieuwing van Den Haag ook één van<br />
de deelnemers van de Werkgroep 5x5 was, merkt twintig jaar na de Oproep op dat de<br />
resultaten van de volkshuisvesting nog steeds niet volledig bevredigend zijn, ondanks het<br />
hogere niveau waarop de woningbouw sindsdien onmiskenbaar terecht is gekomen en dat er<br />
nu meer gewerkt wordt vanuit een ‘gevoel van schoonheid’. Duivesteijn gelooft dat<br />
opdrachtgevers en architecten worden beperkt door de regels van de markt; deze bieden<br />
namelijk te weinig ruimte voor diversiteit. “De ‘kwaliteit’ beperkt zicht tot ‘upgrading’ van een<br />
standaardproduct. […] De met de mond beleden wens om een divers aanbod tot stand te<br />
brengen blijft te vaak beperkt tot ‘variaties op een thema’.” 126 Dit lijkt verrassend veel op het<br />
truttisme zoals Barbieri dit omschreef. Zelfs variatie wordt een vorm van massaproductie.<br />
Hoe krijg je de idealen van 5x5 weer binnen handbereik, vraagt Duivesteijn zich af. Volgens<br />
hem zouden de gemeenten hun verantwoordelijk moeten nemen door de stedenbouw weer<br />
serieus te nemen. Projectontwikkelaars zijn bedrijven, ze kunnen nog zoveel idealen hebben,<br />
maar uiteindelijk moet er winst gemaakt worden. Gemeentes zijn daarentegen in staat ook<br />
andere belangen te dienen dan de economie, zoals maatschappelijke doelen, culturele doelen<br />
en sociale doelen. Daarom is het belangrijk dat juist de gemeenten een duidelijke opvatting<br />
durven te formuleren over complexe opgaven, zoals centrumgebieden en zorginstellingen,<br />
terwijl zij waar het kan woningbouw aan de burgers overlaten. Duivesteijn geeft hierbij<br />
Roombeek in Enschede als voorbeeld, waar grote diversiteit is ontstaan doordat een<br />
‘wethouder met lef’ ruimte creëerde om naast projectontwikkelaars en woningcorporaties ook<br />
particulieren te laten bouwen.<br />
De tijd dat gemeenten inderdaad een dergelijke verantwoordelijkheid kunnen nemen<br />
is bijna aangebroken. De stadsvernieuwingswijken van toen zijn binnenkort wederom toe aan<br />
vernieuwing. Op dit moment worden de na-‐oorlogse wijken massaal aangepakt en het zal niet<br />
lang duren voor de stadsuitbreidingen en binnenstedelijke vernieuwing uit de jaren zeventig<br />
aan de beurt zijn. Het is daarom heel goed dat er nu onderzoek wordt gedaan naar de<br />
stadsvernieuwingswijken, zodat er als zij daadwerkelijk aan de beurt zijn voor vernieuwing een<br />
bevredigend plan klaarligt. Juist hier kan het verleden, in dit geval de stadsvernieuwing, de<br />
resultaten en de kritiek hierop, inspiratie bieden voor de toekomst – zij is immers een diepe<br />
put aan goede en slechte ideeën, briljante ingrepen, verschrikkelijke lelijkheid, domme<br />
blunders en hier en daar een aangename verrassing.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
39
CONCLUSIE<br />
“Stadsvernieuwing is een formule met vele variabelen, een struikeltocht door<br />
onbekend gebied. Dat valt aan elk stadsvernieuwingsgebied af te lezen: zo’n<br />
buurt is een boeiende mengeling van geslaagde renovaties en nieuwbouw, met<br />
daartussen ook een scala aan verkeerd begrepen goede bedoelingen, resolute<br />
veranderingen van inzicht, scherp bevochten slappe compromissen, ten halve<br />
ingeslagen dwaal-‐ of droomwegen, toch gebouwde kinderziekten en tussendoor<br />
enkele juwelen.”<br />
Werkgroep 5x5 (1989) 127<br />
Na het voorgaande zal allereerst met klem moeten worden benadrukt dat de stadsvernieuwing<br />
alles behalve een mislukte operatie en een zwarte bladzijde in de stedenbouwgeschiedenis<br />
was. De stadsvernieuwing heeft namelijk ook veel positieve veranderingen teweeg gebracht.<br />
Om te beginnen zijn tijdens de stadsvernieuwing duizenden mensen die voorheen in een krot<br />
woonden voorzien van een degelijke woning. Daarnaast moet worden opgemerkt dat de<br />
stadsvernieuwing ook bestuurlijk een belangrijke episode was in de Nederlandse geschiedenis.<br />
Meer dan ooit kregen burgers de mogelijkheid hun stem te laten horen in gemeentelijke<br />
planningsprocessen. Bovendien zijn veel subsidieregelingen (zoals huursubsidie), waar een<br />
groot aantal mensen nu nog steeds dankbaar (of minder dankbaar, met een gevoel van<br />
vanzelfsprekendheid) gebruik van maakt, tijdens de stadsvernieuwing gestart. Ten slotte heeft<br />
de hernieuwde interesse voor de historische omgeving, die tijdens de jaren zeventig en tachtig<br />
is begonnen, ertoe geleid dat er sindsdien zorgvuldiger wordt omgesprongen met<br />
oorspronkelijke bebouwing en stedenbouwkundige structuur.<br />
Nooit mag worden vergeten dat de stadsvernieuwingswijken destijds met<br />
verschillende problemen kampten. Naast het probleem van de verkrotte woningen, was er een<br />
verkeers-‐ en parkeerprobleem en hiermee samenhangend een gebrek aan veilige speelruimte<br />
voor kinderen. De stadsvernieuwers hebben getracht, met de beste bedoelingen, beschikbare<br />
middelen en inzichten uit die tijd, een zo goed mogelijke oplossing te vinden voor deze<br />
problemen. Sindsdien zijn er een hoop speelplekken en groenvoorzieningen bijgekomen, is<br />
doorgaand verkeer geweerd uit woonstraten en hebben geparkeerde auto’s een plek<br />
gekregen. De bouwkundige kwaliteit van de destijds nieuw gebouwde<br />
stadsvernieuwingswoningen is nog steeds bovengemiddeld. De woorden ‘krot’ en<br />
‘achterbuurt’ zijn inmiddels historisch geworden; van de bouwvallige troep die vóór 1970 het<br />
straatbeeld bepaalde kan bijna niemand zich meer een voorstelling maken. 128<br />
Het is dan ook te makkelijk om de stadsvernieuwing te bekritiseren vanuit een vals<br />
gevoel van vroeger-‐was-‐alles-‐beter-‐nostalgie. De situatie was wel degelijk in veel gevallen zeer<br />
slecht te noemen en het lag buiten kijf dat er iets aan gedaan moest worden en dat dit vooral<br />
snel moest gebeuren. Het is daarbij ook op zijn minst bewonderenswaardig dat er in de jaren<br />
zeventig en tachtig zo’n hoge bouwproductie is bereikt. Bij een dergelijk grote operatie kan het<br />
bijna niet anders dan dat er concessies moesten worden gedaan, bijvoorbeeld op het gebied<br />
van tijd en geld, zorgvuldigheid en oog voor detail. Het is niet te ontkennen dat er op veel<br />
plekken te weinig aandacht is besteed aan de inrichting van de openbare ruimte, aan de<br />
kwaliteit van de openbare ruimte, aan architecturale waarden, aan diversiteit van<br />
voorzieningen en woningtypes, etc. De belangrijkste reden hiervoor ligt in de aard van de<br />
stadsvernieuwing besloten: het was een volkshuisvestelijk vraagstuk, waarin politieke, sociale,<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
40
functionele en economische belangen zwaarder wogen dan architectonische,<br />
stedenbouwkundige en esthetische argumenten.<br />
Het is daarom ook enigszins een luxeprobleem om nu te gaan klagen over hoe de<br />
stadsvernieuwingsarchitectuur eruit ziet en hoe de openbare ruimte was ingericht. Het<br />
primaire doel was namelijk nooit om de wijken mooi te maken. Het doel van de<br />
stadsvernieuwing was om de bewoners van een goede woning te voorzien, tegen een<br />
betaalbare huurprijs, in een verkeersveilige buurt. Dat de woningen tegenwoordig niet<br />
allemaal aan de huidige woonwensen voldoen, is dan ook deels een hedendaags probleem, dat<br />
voortkomt uit onze wens om steeds ruimer te wonen en uit de steeds hogere eisen die wij<br />
tegenwoordig aan onze woonomgeving stellen. Het gebrek aan kwaliteit in de<br />
stadsvernieuwingswijken dat door de nieuwe woonwensen wordt ervaren, is daarom niet toe<br />
te rekenen aan de stadsvernieuwers. De nieuwe eisen en wensen die tegenwoordig worden<br />
gesteld liggen hoogstens aan de basis van de nieuwe vernieuwingsopgave die nu voor ons ligt:<br />
de vernieuwing van de stadsvernieuwing.<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing<br />
De vernieuwing van de stadsvernieuwing zal binnenkort een steeds belangrijkere opgave<br />
worden. Veel stadsvernieuwingsbuurten kampen (nog steeds) met sociale problemen en ook<br />
het gebrek aan ‘leefbaarheid’ of ‘kwaliteit van de woonomgeving’ is een terugkerend thema.<br />
Een slechte leefbaarheid wordt meestal gekoppeld aan een slecht onderhouden openbare<br />
ruimte, overlast van rondzwervend afval, graffiti en soms ook aan vandalisme of zelfs<br />
criminaliteit. De openbare ruimte van stadsvernieuwingswijken is vaak rommelig en het<br />
onderhoud van de groenvoorzieningen en het straatmeubilair ondermaats. Paaltjes die<br />
parkeren op de stoep moeten voorkomen staan scheef of zijn beschadigd, stoeptegels liggen<br />
los, bloembakken die parkeerplaatsen afscheiden staan leeg of vol onkruid en in de loze<br />
hoeken van de verspringende nieuwbouwgevels verzamelt zich rondslingerend afval. De<br />
plantsoentjes en parkjes die tijdens de stadsvernieuwing zijn aangelegd vergen onderhoud,<br />
terwijl hier het geld en de aandacht voor ontbreekt.<br />
Bovendien is de samenhang tussen architectuur en stedenbouw, die zo kenmerkend is<br />
voor oude stadswijken, tijdens de stadsvernieuwing verloren gegaan. Omdat de<br />
vernieuwingsprojecten kleinschalig waren en onvoldoende in verband werden gebracht met<br />
de rest van de wijk, het stadsdeel of zelfs de stad, bestaan de stadsvernieuwingswijken nu uit<br />
allerlei losse elementen, die een versnipperd straatbeeld tot gevolg hebben. Deze<br />
architectonische versnippering wordt versterkt door de (rommelige) balkons aan de<br />
voorgevels, blinde muren op straathoeken, bergingen op de begane grond en de reductie van<br />
het aantal woningingangen aan de straat. Met name dit laatste verbreekt de binding tussen<br />
straat en woning, waardoor de sociale controle minder is geworden. Ook het onlogische<br />
stratenpatronen (veelal ontstaan door het samenvoegen en doorbreken van bouwblokken) en<br />
de onoverzichtelijke inrichting van de openbare ruimte dragen bij aan de vermindering van<br />
stedenbouwkundige kwaliteit.<br />
Stedenbouwkundige of architectonische kwaliteit vallen echter officieel niet onder<br />
‘leefbaarheidsaspecten’ zoals deze gedefinieerd zijn door VROM in hun rapport over de<br />
verdiensten van Stadsvernieuwing. 129 Toch kan wel met enige zekerheid worden gezegd dat de<br />
weinig inspirerende architectuur van de stadsvernieuwing en de in sommige gevallen<br />
afzichtelijke renovaties in ieder geval geen positief effect hebben op de leefbaarheid van een<br />
buurt. De verbetering van de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit -‐ en dus van<br />
het straatbeeld -‐ kan daarom alleen maar gunstig uitpakken. Overigens zullen veel woningen in<br />
stadsvernieuwingsbuurten binnen twintig jaar aan vernieuwing toe zijn. Immers, woningen<br />
worden gebouwd met een beoogde levensduur van gemiddeld vijftig jaar. Dit betekent niet<br />
per se dat de buurten (wederom) gesloopt moeten worden, maar wel dat er op zijn minst<br />
groot onderhoud nodig zal zijn. Een mooie kans dus om de stadsvernieuwingswijken aan te<br />
pakken en de ‘fouten’ uit de jaren zeventig recht te trekken.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
41
Vernieuwen voor de buurt?<br />
Op dit moment is een dergelijk vernieuwingsproces gaande in de uitbreidingswijken van de<br />
jaren vijftig en zestig, waarbij menig galerijflat wordt afgebroken om plaats te maken voor luxe<br />
appartementen. De opbrengst van deze nieuwe luxe woningen kan vervolgens worden<br />
gestoken in het opknappen van de openbare ruimte en de paar sociale woningen die mochten<br />
blijven staan. Een buurt krijgt zo meer aanzien en (zo verwacht men) minder sociale<br />
problemen. Maar waar blijven de gezinnen die moeten vertrekken? Worden de problemen op<br />
deze manier niet verplaatst of verstopt achter mooie gevels en goedverzorgde straten en<br />
plantsoenen? Er wordt op die manier niet meer gebouwd voor de mensen van de buurt, maar<br />
voor het imago van de buurt. Is het niet raar als dit ook zou gebeuren in de<br />
stadsvernieuwingsbuurten, waar veertig jaar geleden werd gestreden om te bouwen voor de<br />
buurt, tegen betaalbare huurprijzen? Wat hier destijds uit voortkwam was weliswaar houtje-‐<br />
touwtje beleid en de oplossingen waren vaak onbeholpen, maar ze werden uitgevoerd met de<br />
beste (sociale) bedoelingen. Zou het niet zonde zijn om deze sociale verdiensten van de<br />
stadsvernieuwing teniet te doen door de buurten bloot te stellen aan grootschalige<br />
gentrification, zoals nu in de wederopbouwwijken gebeurt?<br />
Natuurlijk zijn de tijden veranderd en wordt belang gehecht aan andere zaken dan<br />
veertig jaar geleden, maar dat maakt het niet minder belangrijk om over dit soort<br />
vraagstukken na te denken. Op die manier kan het vernieuwingsproces goed worden<br />
voorbereid. Eén van de kritiekpunten op de stadsvernieuwing was immers dat alles te snel,<br />
ondoordacht en goedkoop was gebouwd. Aangezien we nu al weten dat de<br />
stadsvernieuwingsbuurten vernieuwd zullen moeten worden, is dit tenminste één valkuil die<br />
omzeild kan worden. Met de kennis van nu van de beperkingen van toen is het wellicht<br />
mogelijk deze buurten met enkele (kleine) ingrepen een positieve ‘boost’ te geven.<br />
De lessen van de stadsvernieuwing<br />
Van de fysieke veranderingen die hebben plaatsgevonden tijdens de stadsvernieuwing en de<br />
kritiek die hierop is geuit kunnen we zeker één en ander leren. Het gaat te ver om hier een<br />
oplossing te bieden voor alle problemen waar de stadsvernieuwingswijken mee kampen – met<br />
name de sociale problemen liggen ver buiten ons bereik -‐ maar voor de problemen op het<br />
gebied van openbare ruimte en straatbeeld kunnen wel degelijk enige handvatten worden<br />
geboden op basis van het voorgaande.<br />
Zorgvuldig ontwerpen<br />
Een van de belangrijkste lessen die we kunnen leren van de stadsvernieuwing is het belang van<br />
zorgvuldigheid en betrokkenheid in het ontwerpproces. Door net even wat langer en beter na<br />
te denken over bepaalde ontwerpingrepen kunnen domme fouten en onzorgvuldigheden<br />
worden voorkomen. Hieronder valt onder meer het met zorg ontwerpen van het maaiveld:<br />
portieken, garages en entree partijen zijn nu nog vaak vandalismegevoelig en zien er<br />
bovendien in veel gevallen armoedig uit. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan het<br />
contact tussen de woningen en het maaiveld. De straat moet weer van de bewoners worden.<br />
Bovendien zou er meer eenheid moeten worden aangebracht in de bebouwing. Straatwanden<br />
zouden vaker kunnen worden ontworpen als geheel, zoals bij de Vaillantlaan. Vooral aan<br />
straathoeken zou meer aandacht moeten worden besteed, zodat er geen blinde muren meer<br />
zijn. Mocht er gekozen worden voor balkons aan de voorgevel, dan zou een gesloten balkon<br />
beter zijn, omdat eventuele rotzooi van bewoners dan uit het zicht blijft. Nog beter zijn (deels)<br />
inpandige balkons of Franse balkons. De straten zijn vaak al redelijk smal, wat wordt versterkt<br />
door te ver uitstekende balkons.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
42
Differentiatie<br />
Tijdens de stadsvernieuwing zijn heel veel kleine appartementen gebouwd. De<br />
woningdifferentiatie is hierdoor gering; er is qua woningvoorraad veel van hetzelfde. Op dit<br />
moment is de tendens om in dit soort gevallen panden af te breken en te vervangen door<br />
voornamelijk luxe woningen. Differentiatie is echter meer dan het aantrekken van meer<br />
welgestelde bewoners. Door verschillende woningtypes te bouwen krijgen bewoners eerder<br />
de kans om binnen hun buurt te verhuizen naar een andere, bijvoorbeeld grotere, woning. Nu<br />
gebeurt het vaak dat jonge gezinnen of bewoners bij wie het financieel voor de wind gaat naar<br />
een andere buurt vertrekken. Als zij de kans zouden krijgen binnen hun eigen buurt door te<br />
verhuizen zou er ook meer differentiatie in bewonersgroepen ontstaan, terwijl er tegelijkertijd<br />
meer binding zal ontstaan tussen de bewoners en hun buurt. Als er bij de vernieuwing wordt<br />
gekozen voor het bouwen van nieuwe woningen, hoeven dit dus niet per se dure luxe<br />
appartementen te zijn, maar simpelweg andere woningtypes dan het huidige aanbod in de<br />
buurt.<br />
Onderhoud en beheer publieke ruimte<br />
De straat moet worden beschouwd als een omsloten ruimte, met wanden, een vloer en een<br />
meubilair. Net als in een woning moeten de inrichting en het straatmeubilair zorgvuldig<br />
worden gekozen: het moet functioneel zijn, maar ook mooi. Op dit moment staan op veel<br />
plekken scheve paaltjes, betonblokken en bloembakken. Stoeptegels liggen dikwijls los,<br />
stoepranden zijn beschadigd en parkjes en perkjes zijn vaak armoedig ingericht en ook nog<br />
eens slecht onderhouden. Bij de vernieuwing zou er meer aandacht moeten worden besteed<br />
aan het beeld, maar er moet ook rekening worden gehouden met de manier waarop het kan<br />
worden onderhouden en beheerd. Op dit moment wordt de openbare ruimte in<br />
stadsvernieuwingswijken te vaak verwaarloosd. Belangrijk is dat de openbare ruimte eenduidig<br />
en herkenbaar is. Het moet duidelijk zijn wat openbaar is en wat privé, zodat ook duidelijk is<br />
wie waarvoor verantwoordelijk is. Daarnaast zou niet alleen de openbare ruimte goed moeten<br />
worden onderhouden en beheerd, maar ook de publieke of collectieve ruimte binnen de<br />
gebouwen, zoals portieken, entrees en galerijen. Tevens moet worden nagedacht over betere<br />
oplossingen voor huisafval.<br />
Bouwen voor de buurt én voor de stad<br />
Wat er tijdens de stadsvernieuwing dikwijls fout is gegaan, is dat men het overzicht over het<br />
grotere geheel is kwijtgeraakt. De verdienste van de stadsvernieuwing daarentegen is geweest<br />
dat er weer werd nagedacht over het belang van de buurt en haar bewoners. In de toekomst<br />
zou een combinatie van beide ideaal zijn: niet alleen denken in oplossingen voor de buurt,<br />
maar ook over de positie van de buurt in de stad. Zo kunnen bijvoorbeeld andere<br />
stadsbewoners worden aangetrokken met bepaalde bovenwijkse voorzieningen, zoals<br />
specifieke winkeltypes, een markt of een bioscoop, waardoor de buurt de kans krijgt van het<br />
negatieve imago af te komen.<br />
Sterke punten<br />
Ten slotte is het vooral belangrijk om ook de sterke punten van de stadsvernieuwingswijken te<br />
onderzoeken en om deze bij de vernieuwing te versterken. Stadsvernieuwingsbuurten zijn<br />
dikwijls multicultureel in hun bevolkingssamenstelling. In plaats van hier de negatieve kanten<br />
van te zien, kunnen ook de mogelijkheden worden benut. Zo zou bijvoorbeeld de traditionele<br />
hoekwinkel terug kunnen worden gebracht in het straatbeeld, maar nu met een Turkse bakker,<br />
een Griekse delicatessenzaak of een Indiase toko erin. Dit brengt de levendigheid terug op<br />
straat en geeft de buurt een eigen identiteit.<br />
Wat hiervoor beschreven is zijn nadrukkelijk slechts handvatten; mogelijke denkrichtingen die<br />
kunnen worden ingezet bij de Vernieuwing van de Stadsvernieuwing. Wat vooral erg belangrijk<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
43
is, is dat de vernieuwers van de toekomst weten in welke context de stadsvernieuwing heeft<br />
plaatsgevonden alvorens er een oordeel over te vellen. Weliswaar zijn de wijken niet overal<br />
even mooi en kampen ze met verschillende problemen, maar ze zijn vernieuwd met specifieke<br />
(sociale) bedoelingen. Bij een toekomstige vernieuwing mogen deze doelen absoluut niet uit<br />
het oog worden verloren, want juist de manier waarop de stadsvernieuwingswijken tot stand<br />
zijn gekomen, met inspraak van de bewoners, maakt hen bijzonder. Hiermee wil ik niet zeggen<br />
dat de wijken zo moeten blijven als ze zijn, als monument voor de stadsvernieuwing, maar wel<br />
dat de vernieuwing zorgvuldig moet gebeuren. Juist dat hebben we namelijk van de<br />
stadsvernieuwing geleerd. Wat vooral belangrijk is als er wordt besloten om een wijk aan te<br />
pakken, is dat dit weldoordacht, met zowel oog voor het grote geheel als voor detail, en vooral<br />
met voldoende financiële middelen gebeurt. Pas dan kan een buurt een plek worden waar de<br />
bewoners trots op kunnen zijn.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
44
NOTEN<br />
1<br />
Adri Duivesteijn, geïnterviewd in: Martien de Vletter, De kritiese jaren zeventig. Architectuur en<br />
stedenbouw in Nederland 1968-‐1982 (Rotterdam: NAi, 2004), 137. Publicatie verschenen bij de<br />
tentoonstelling 'Woonerven & Zitkuilen' in het NAi, 18 juni – 4 oktober 2004<br />
2<br />
VROM, "Stadsvernieuwing gemeten. KWR 2000 maakt balans op," (Den Haag: ABF Research (Delft),<br />
september 2002), 6. Met ‘slechte woningen’ worden woningen bedoeld waarvan de herstelkosten 25%<br />
of meer bedragen in verhouding tot de nieuwbouwwaarde. Hoewel de ´traditionele´ stadsvernieuwing<br />
in 1985 was afgelopen, was het pas ver in de jaren ´90 voltooid.<br />
3<br />
Ibid., 8.<br />
4<br />
Veel meer vergeleken met niet-‐stadsvernieuwingsgebieden in ‘bestaand stedelijk gebied’ (gebouwd<br />
vóór 1971)<br />
5<br />
Ondanks dat het woord ‘mooi’ (bijna) verdwenen is uit het vocabulaire van de architect en<br />
architectuurhistoricus.<br />
6<br />
Ben Vermeijden, Stedelijke vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering (Delft: Publicatiebureau<br />
Bouwkunde, TU Delft, 1994), 109. “De aandacht voor kwaliteit van de openbare ruimte [in de Vierde<br />
Nota Ruimtelijke Ordening, 1988] wortelt in een impliciete kritiek op een aantal kenmerken van de<br />
'klassieke' stadsvernieuwing. De 'eenzijdige' gerichtheid op de volkshuisvesting, met name van lage<br />
inkomensgroepen, heeft geleid tot een sobere, op de gebruikskwaliteit van woningen gerichte aanpak<br />
en tot verwaarlozing van andere functies (zoals groen), de inrichting en belevingswaarde van de<br />
openbare ruimte en de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit. De naar binnen gerichte<br />
wijkaanpak tot de verwaarlozing en samenhang en de verbindingsfunctie van de openbare ruimte op<br />
stedelijk niveau." (zie ook hoofdstuk 4 van deze scriptie)<br />
7<br />
Sociale aspecten: Gerard Anderiesen en Arnold Reijndorp, Eigenlijk een geniale wijk. Dagelijks leven in<br />
de Indische Buurt (Amsterdam: Het Spinhuis, 1990); ———, Van volksbuurt tot stadswijk (1990). LISWO<br />
en dS+V, Binnenstebuiten ondersteboven. Vijfentwintig jaar stadsvernieuwing in Rotterdam (Rotterdam:<br />
Dienst Stedebouw en Volkshuisvesting (dS+V), 1999). Culturele context: Cor Wagenaar, Town Planning<br />
in the Netherlands since 1800 (Rotterdam: 010 Publishers, 2011). Vletter, De kritiese jaren zeventig.<br />
Architectuur en stedenbouw in Nederland 1968-‐1982. Beleid en politiek: Herman de Liagre Böhl,<br />
Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing (Amsterdam: Boom, 2010). Victor Freijser,<br />
Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse stedenbouw 1890-‐1990<br />
(Zwolle: Waanders, 1991). Hugo Priemus, Stadsvernieuwing: problemen en perspectieven. Analyse van<br />
de Rotterdamse aanpak (Alphen aan den Rijn: Samson Uitgeverij, 1978). Vermeijden, Stedelijke<br />
vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering.<br />
8<br />
Vletter, De kritiese jaren zeventig. Architectuur en stedenbouw in Nederland 1968-‐1982: 17.<br />
9<br />
Hoewel er een nieuw probleem ontstond door de gezinsverdunning en de toename van het aantal<br />
alleenstaanden en eenoudergezinnen.<br />
10<br />
VPRO NTR, "Woningnood: Volksvijand nr.1," in Andere Tijden (Nederland 1, 26 maart 2011). TV-‐<br />
Documentaire.<br />
11<br />
Hans van der Cammen en Len de Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.<br />
(Utrecht: Het Spectrum, 2003), 248.<br />
12 Ibid., 244-‐249.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
45
13<br />
Michelle Provoost, "De grenzen van de metropool, Den Haag in de jaren 1950-‐1970," in Het<br />
veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse stedenbouw 1890-‐1990., ed.<br />
Victor Freijser (Zwolle: Waanders, 1991), 152.<br />
14<br />
J.G. van der Ploeg, Dit was het begin. Verantwoording van het stadsvernieuwingsbeleid 1974-‐1982<br />
(Rotterdam: Wethouder Stadsvernieuwing, 1982).<br />
15<br />
Priemus, Stadsvernieuwing: problemen en perspectieven. Analyse van de Rotterdamse aanpak: 22-‐23.<br />
16<br />
Ploeg, Dit was het begin. Verantwoording van het stadsvernieuwingsbeleid 1974-‐1982.<br />
17<br />
Hans van Rossum en Jeroen Verhulst, "Tien jaar Nota's. Beleid en realiteit in de Amsterdamse<br />
stadsvernieuwing," Wonen-‐TA/BK 20/21(1979).<br />
18<br />
Liagre Böhl, Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing: 9-‐11.<br />
19<br />
Hong Seng Yap, "Stadsvernieuwing en het verschijnsel van veronachtzaming," Wonen-‐TA/BK 12(1974).<br />
20<br />
Volgens de Wet op Ruimtelijke Ordening en de nota De toekomst van het oude woningbestand: ibid.<br />
21<br />
Liagre Böhl, Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing: 83-‐87.<br />
22<br />
Ibid., 85-‐86.<br />
23<br />
Cammen en Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.: 244.<br />
24<br />
Liagre Böhl, Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing: 9-‐11.<br />
25<br />
Cammen en Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.: 244-‐249.<br />
26<br />
Yap, "Stadsvernieuwing en het verschijnsel van veronachtzaming."<br />
27<br />
Met sociale sanering wordt hier bedoeld dat bij de sanering van de wijken rekening zou worden<br />
gehouden met de huidige bewoners. In een andere context kan sociale sanering ook betekenen dat<br />
sociaal minder wenselijke bewonersgroepen de buurt uit worden gesaneerd door dure woningen te<br />
bouwen. Dit laatste wordt tegenwoordig ook wel gentrification genoemd.<br />
28<br />
Cammen en Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.: 244-‐249.<br />
29<br />
S.J. Embden, "Over vormgevers en vormgeving in de Nederlandse stedebouw van de 20e eeuw," in<br />
Stedebouw in Nederland. 50 jaar bond van Nederlandse stedebouwkundigen, ed. de F. Jong (Zutphen: De<br />
Walburg Pers, 1985), 72.<br />
30<br />
Sinds 1986 TU Delft, in 1985 bepaalde een nieuwe Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs dat de<br />
benaming 'hogeschool' alleen nog gold voor hoger beroepsonderwijs. Zo ontstond op 1 september 1986<br />
de Technische Universiteit Delft.<br />
31<br />
Wagenaar, Town Planning in the Netherlands since 1800: 483-‐484.<br />
32<br />
Embden, "Over vormgevers en vormgeving in de Nederlandse stedebouw van de 20e eeuw," 73.<br />
33<br />
Een voorbeeld van zo’n scriptie is het boek Kritiek en Ontwerp van Barbieri en Boekraad (1982), waar<br />
elders in dit werk naar wordt verwezen. Zij schreven artikelen in tijdschriften als Plan en Wonen-‐TA/BK<br />
en publiceerden deze boekvorm als afstudeerscriptie.<br />
34<br />
Liagre Böhl, Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing: 197.<br />
35<br />
Ton Heijdra en Max Popma, Stomweg gelukkig in Amsterdam Oost (Alkmaar: René Milliano, 2001).<br />
36<br />
Andere Tijden: Docu over Schaefer<br />
37<br />
Heijdra en Popma, Stomweg gelukkig in Amsterdam Oost.<br />
38<br />
Provoost, "De grenzen van de metropool, Den Haag in de jaren 1950-‐1970," 164-‐166.<br />
39<br />
Ronnie Jongert, "10 Jaar Haagse Stadsvernieuwing. Geschiedenis van luchtkastelen en windeieren.,"<br />
Plan 1(1981): 41-‐42.<br />
40<br />
Richard Kleinegris, "Democratisering van de stedebouw. Den Haag in de jaren 1970-‐1980," in Het<br />
veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse stedenbouw 1890-‐1990, ed.<br />
Victor Freijser (Zwolle: Waanders, 1991).<br />
41<br />
Provoost, "De grenzen van de metropool, Den Haag in de jaren 1950-‐1970," 159-‐160.<br />
42<br />
http://www.parlement.com/9291000/modulesf/gcmg7cx3<br />
43<br />
Willem Nettinga, ed. Een nieuwe stad in oude wijken (Rotterdam: Dienstenstructuur Ruimtelijke<br />
Ordening en Stadsvernieuwing (DROS) gemeente Rotterdam, Projectorganisatie Stadsvernieuwing,<br />
1990), 13.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
46
44<br />
Ploeg, Dit was het begin. Verantwoording van het stadsvernieuwingsbeleid 1974-‐1982.<br />
45<br />
Cammen en Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.: 251.<br />
46<br />
Ploeg, Dit was het begin. Verantwoording van het stadsvernieuwingsbeleid 1974-‐1982.<br />
47<br />
Hoewel niet overal direct, in Amsterdam werden ‘behoud en herstel’ en ‘bouwen voor de buurt’ pas<br />
in 1978 standaard beleid, met de komst van wethouder Jan Schaefer (PvdA).<br />
48<br />
Het regeerakkoord tussen de PvdA, D’66 en PPR. Kabinet-‐Den Uyl bestond naast PvdA, D’66 en PPR<br />
ook uit de KVP en ARP. Het was eigenlijk een extraparlementair kabinet en had daarom officieel geen<br />
regeerakkoord, maar een regeringsprogramma.<br />
49<br />
Vermeijden, Stedelijke vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering: 34.<br />
50<br />
Ibid., 67.<br />
51<br />
Ibid., 68.<br />
52<br />
Menging van functies is hier relatief, het ging wel om menging van functies die bij elkaar passen.<br />
Hinderlijke bedrijvigheid moest wel uit de woongebieden worden verbannen.<br />
53<br />
Met invloedrijke publicaties als Jane Jacobs The Death and Life of Great American Cities, (1961)<br />
54<br />
Crimson, Re-‐Urb. Nieuwe plannen voor oude steden (Rotterdam: Uitgeverij 010, 1997), 10.<br />
55<br />
Projectbureau Hillesluis. Stadsvernieuwingsplan Hillesluis, 1983-‐1993 (Rotterdam, april 1982).<br />
56<br />
M. Bierman en J.R. Verdenius, "Stadsvernieuwingsonderzoek -‐ van facade tot fundament," Plan 1979.<br />
57<br />
Vermeijden, Stedelijke vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering: 68.<br />
58<br />
Jaap Evert Abrahamse, "Stadsvernieuwing in Amsterdam,"<br />
http://www.archined.nl/opinie/stadsvernieuwing-‐amsterdam/.<br />
59<br />
“Dapperbuurt 1981. Aanwijzing tot stadsvernieuwingsgebied en vaststelling van herindelingsplannen<br />
krachtens de beschikking geldelijke steun stadsvernieuwing”. Stadsarchief Amsterdam 15030:88292<br />
60<br />
Gijs Wallis de Vries, "Architectuur in de stadsvernieuwing," O8 (Ontwerp, Onderzoek, Onderwijs)<br />
(1984).<br />
61<br />
F. de Jong, ed. Stedebouw in Nederland. 50 jaar bond van Nederlandse stedebouwkundigen (Zutphen<br />
De Walburg Pers, 1985), 265.<br />
62<br />
Kleinegris, "Democratisering van de stedebouw. Den Haag in de jaren 1970-‐1980," 199-‐201.<br />
63<br />
Freijser, Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse stedenbouw<br />
1890-‐1990: 254-‐255.<br />
64<br />
Trespa is de merknaam voor een type gevelbekleding dat tijdens de stadsvernieuwing veel is<br />
toegepast. Het bestaat uit massieve, compacte platen die zijn opgebouwd uit houtvezels of papier, met<br />
daaraan een op fenolhars gebaseerd bindmiddel toegevoegd. De platen kunnen in vrijwel elke kleur<br />
worden vervaardigd, waar overigens dankbaar gebruik van werd gemaakt.<br />
65<br />
Ambtelijke Werkgroep Transvaalbuurt Amsterdam, "Wat moet er met de Transvaalbuurt gebeuren?<br />
Een verkenning," (Amsterdam1977).<br />
66<br />
Nettinga, Een nieuwe stad in oude wijken, 35.<br />
67<br />
De hier beschreven doelstellingen komen rechtstreeks uit het stadsvernieuwingsplan voor de<br />
Amsterdamse Transvaalbuurt, maar zouden net zo goed voor elke andere stadsvernieuwingsbuurt<br />
opgesteld kunnen zijn. Ambtelijke Werkgroep Transvaalbuurt Amsterdam en Afdeling Coordinatie<br />
Stadsvernieuwing, "Stadsvernieuwing in de Transvaalbuurt," (Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam,<br />
Secretarie; afdeling Coördinatie Stadsvernieuwing, toegangsnummer 5474, inventarisnummer 495,<br />
1985).<br />
68<br />
Nettinga, Een nieuwe stad in oude wijken, 41.<br />
69<br />
Hilde de Haan en Ids Haagsma, Stadsvernieuwingsgids van Amsterdam (Amsterdam: Contact, 1985).<br />
70<br />
In Rotterdam was er een vierde soort: wijkontsluitingsweg (in de hiërarchie tussen ‘verzamelwegen’<br />
en buurtontsluitingswegen)<br />
71 Verkeersdienst Rotterdam, "Verkeerscirculatieplan Rotterdam," (februari 1974).<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
47
72<br />
Gemeente Amsterdam, "Aanwijzing van een gedeelte van de Indische Buurt tot<br />
stadsvernieuwingsgebied en vaststelling van een herindelingsplan voor dat gedeelte krachtens de<br />
beschikking geldelijke steun stadsvernieuwing. Interim-‐saldo-‐regeling," (augustus 1978).<br />
73<br />
Projectgroep SV Afrikaanderwijk, "Ontwerp Bestemmingsplan Afrikaanderwijk (Toelichting),"<br />
(Rotterdam: Dienst Stadsontwikkeling, maart 1986). Nieuwe parkeernorm: 2 plekken voor 3 woningen.<br />
74<br />
DROS, "Verkeer en Woonomgeving," (Rotterdamfebruari 1986).<br />
75<br />
O.a. in: Stadsdeel Zeeburg, "Indische Buurt in de jaren negentig. Stadsvernieuwingsnota Zeeburg.<br />
Concept," (Stadsarchief Amsterdam, bibliotheek 15030: 738339, 1994). en: Dienstenstructuur<br />
Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing, "Bestemmingsplan Hillesluis," (Rotterdam1986).<br />
76<br />
Jan Stigter, "Het beeld van de straat. Amsterdams straatprofiel 1950-‐2000," Plan Amsterdam maart<br />
1999.<br />
77<br />
Instituut voor toegepaste sociologie, Neeskens e.a., 198, geciteerd uit: Ivan Nio, "Mythen van het<br />
Woonerf," Lay-‐out 08 2009.<br />
78<br />
Dienst Stadsontwikkeling, "Voorstel Struktuurschets Schilderswijk, toelichting," (Den Haagca. 1976).<br />
79<br />
Carel Weeber, "Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van rationele<br />
planning," Plan 11(1979).<br />
80<br />
Adri Duivesteijn, geïnterviewd in: Vletter, De kritiese jaren zeventig. Architectuur en stedenbouw in<br />
Nederland 1968-‐1982: 137. Publicatie verschenen bij de tentoonstelling 'Woonerven & Zitkuilen' in het<br />
NAi, 18 juni – 4 oktober 2004<br />
81<br />
Ibid., 17.<br />
82<br />
Abrahamse, "Stadsvernieuwing in Amsterdam".<br />
83<br />
Vermeijden, Stedelijke vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering: 99.<br />
84<br />
LISWO en dS+V, Binnenstebuiten ondersteboven. Vijfentwintig jaar stadsvernieuwing in Rotterdam: 9-‐<br />
10.<br />
85<br />
Vermeijden, Stedelijke vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering: 99.<br />
86<br />
Ibid., 106.<br />
87<br />
Crimson, Re-‐Urb. Nieuwe plannen voor oude steden: 64.<br />
88<br />
Umberto Barbieri en Cees Boekraad, Kritiek en Ontwerp. Proeven van architektuurkritiek (Nijmegen:<br />
SUN, 1982), 13.<br />
89<br />
Rein Geurtsen en Max van Rooy, Een gat in de ruimte. Berlage’s Mercatorplein en de reconstructie van<br />
een toren (Amsterdam: De Balie, 1991), 71. Hier wordt verwezen naar de stadsesthetiek van H.P.<br />
Berlage.<br />
90<br />
Cammen en Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.: 138.<br />
91<br />
R.A.F. Smook, "Het vak stedebouw in de 19de eeuw aan de hand van het beeld van veranderende<br />
Nederlandse (binnen)steden in deze periode," in Stedebouw in Nederland, ed. de F. Jong (Zutphen: De<br />
Walburg Pers, 1985), 207.<br />
92<br />
Barbieri en Boekraad, Kritiek en Ontwerp. Proeven van architektuurkritiek: 24.<br />
93<br />
Geurtsen en Rooy, Een gat in de ruimte. Berlage’s Mercatorplein en de reconstructie van een toren:<br />
71-‐72.<br />
94<br />
Casper van de Hoeven en Jos Louwe, Amsterdam als stedelijk bouwwerk, een morfologiese analyse<br />
(Nijmegen: SUN, 1985), 159.<br />
95<br />
Weeber, "Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van rationele planning."<br />
96<br />
Werkgroep 5x5, Voorbij het gangbare. Een pleidooi voor de kwaliteit van volkshuisvesting en<br />
stedebouw (Amsterdam: De Balie, 1989), 47.<br />
97<br />
Embden, "Over vormgevers en vormgeving in de Nederlandse stedebouw van de 20e eeuw," 67.<br />
98<br />
Cammen en Klerk, Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot vinexwijk.: 240.<br />
99<br />
Weeber, "Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van rationele planning,"<br />
29.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
48
100<br />
Wallis de Vries, "Architectuur in de stadsvernieuwing." Vincent van Rossem, "Een oude wijk als nieuw<br />
ontwerpprobleem. Architectuur en stadsvernieuwing," in De Jordaan gaat nooit verloren, ed. Paul Spies<br />
(Amsterdam: Island Publishers, 1997).<br />
101<br />
Ed Taverne, "Stad als object voor historisch onderzoek," Plan 9(1981).<br />
102<br />
Dion Kooijman, "De schaamte overleeft. 10 jaar stadsvernieuwing rotterdam; onderzoek en politiek,"<br />
O8 (Ontwerp, Onderzoek, Onderwijs) (1984).<br />
103<br />
Geurtsen en Rooy, Een gat in de ruimte. Berlage’s Mercatorplein en de reconstructie van een toren:<br />
72.<br />
104<br />
Ibid.<br />
105<br />
Embden, "Over vormgevers en vormgeving in de Nederlandse stedebouw van de 20e eeuw," 19.<br />
106<br />
Werkgroep 5x5, Voorbij het gangbare. Een pleidooi voor de kwaliteit van volkshuisvesting en<br />
stedebouw: 12-‐22. Cursief en aanhalingstekens in oorspronkelijk citaat.<br />
107<br />
Ibid., 41.<br />
108<br />
Ibid., 17-‐18.<br />
109<br />
Ibid., 14.<br />
110<br />
Ibid., 52.<br />
111<br />
Ibid., 48.<br />
112<br />
Ibid.<br />
113<br />
Jutten, Lofvers, en Van der Leun, "Studie woonerven. Focus op kwaliteiten," Lay-‐out 08<br />
Stimuleringsfonds voor Architectuur(2009).<br />
114<br />
Weeber, "Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van rationele planning."<br />
115<br />
Embden, "Over vormgevers en vormgeving in de Nederlandse stedebouw van de 20e eeuw," 74.<br />
116<br />
Vletter, De kritiese jaren zeventig. Architectuur en stedenbouw in Nederland 1968-‐1982: 23.<br />
117<br />
Weeber, "Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van rationele planning."<br />
118<br />
J. de Heer in Bouwkunde Nieuws (1978), geciteerd in Umberto Barbieri, "De nieuwe truttigheid is<br />
dood, wat nu?," Plan (1979).<br />
119<br />
Ibid.<br />
120<br />
Werkgroep 5x5, Voorbij het gangbare. Een pleidooi voor de kwaliteit van volkshuisvesting en<br />
stedebouw: 98.<br />
121<br />
Hoeven en Louwe, Amsterdam als stedelijk bouwwerk, een morfologiese analyse: 9.<br />
122<br />
Ibid., 155.<br />
123<br />
Tj. Dijkstra in het voorwoord van: ibid., 8.<br />
124<br />
Crimson, Re-‐Urb. Nieuwe plannen voor oude steden: 180-‐191.<br />
125<br />
Kees de Graaf, "Roep om goed opdrachtgeverschap onverminderd actueel," PRO Magazine 10(2006).<br />
126 Adri Duivesteijn, "Nieuw evenwicht kan verschraling tegen gaan," PRO Magazine 10(2006).<br />
127 Werkgroep 5x5, Voorbij het gangbare. Een pleidooi voor de kwaliteit van volkshuisvesting en<br />
stedebouw: 54.<br />
128 Liagre Böhl, Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing: 11-‐12.<br />
129 VROM, "Stadsvernieuwing gemeten. KWR 2000 maakt balans op."<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
49
LITERATUUR<br />
Abrahamse, Jaap Evert. "Stadsvernieuwing in Amsterdam."<br />
http://www.archined.nl/opinie/stadsvernieuwing-‐amsterdam/.<br />
Ambtelijke Werkgroep Transvaalbuurt Amsterdam. "Wat moet er met de Transvaalbuurt<br />
gebeuren? Een verkenning." Amsterdam, 1977.<br />
Ambtelijke Werkgroep Transvaalbuurt Amsterdam, en Afdeling Coordinatie Stadsvernieuwing.<br />
"Stadsvernieuwing in de Transvaalbuurt." Amsterdam: Stadsarchief Amsterdam,<br />
Secretarie; afdeling Coördinatie Stadsvernieuwing, toegangsnummer 5474,<br />
inventarisnummer 495, 1985.<br />
Anderiesen, Gerard, en Arnold Reijndorp. Eigenlijk een geniale wijk. Dagelijks leven in de<br />
Indische Buurt. Amsterdam: Het Spinhuis, 1990.<br />
———. Van volksbuurt tot stadswijk1990.<br />
Barbieri, Umberto. "De nieuwe truttigheid is dood, wat nu?" Plan (1979).<br />
Barbieri, Umberto, en Cees Boekraad. Kritiek en Ontwerp. Proeven van architektuurkritiek.<br />
Nijmegen: SUN, 1982.<br />
Bierman, M., en J.R. Verdenius. "Stadsvernieuwingsonderzoek -‐ van facade tot fundament."<br />
Plan, 1979, 8-‐12.<br />
Cammen, Hans van der, en Len de Klerk. Ruimtelijke Ordening. Van grachtengordel tot<br />
vinexwijk. Utrecht: Het Spectrum, 2003.<br />
Crimson. Re-‐Urb. Nieuwe plannen voor oude steden. Rotterdam: Uitgeverij 010, 1997.<br />
Dienst Stadsontwikkeling. "Voorstel Struktuurschets Schilderswijk, toelichting." Den Haag, ca.<br />
1976.<br />
Dienstenstructuur Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing. "Bestemmingsplan Hillesluis."<br />
Rotterdam, 1986.<br />
DROS. "Verkeer en Woonomgeving." Rotterdam, februari 1986.<br />
Duivesteijn, Adri. "Nieuw evenwicht kan verschraling tegen gaan." PRO Magazine 10 (2006): 3.<br />
Embden, S.J. "Over vormgevers en vormgeving in de Nederlandse stedebouw van de 20e<br />
eeuw." In Stedebouw in Nederland. 50 jaar bond van Nederlandse stedebouwkundigen,<br />
edited by de F. Jong, 14-‐76. Zutphen: De Walburg Pers, 1985.<br />
Freijser, Victor. Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse<br />
stedenbouw 1890-‐1990. Zwolle: Waanders, 1991.<br />
Gemeente Amsterdam. "Aanwijzing van een gedeelte van de Indische Buurt tot<br />
stadsvernieuwingsgebied en vaststelling van een herindelingsplan voor dat gedeelte<br />
krachtens de beschikking geldelijke steun stadsvernieuwing. Interim-‐saldo-‐regeling."<br />
augustus 1978.<br />
Geurtsen, Rein, en Max van Rooy. Een gat in de ruimte. Berlage’s Mercatorplein en de<br />
reconstructie van een toren. Amsterdam: De Balie, 1991.<br />
Graaf, Kees de. "Roep om goed opdrachtgeverschap onverminderd actueel." PRO Magazine 10<br />
(2006): 12-‐13.<br />
Haan, Hilde de, en Ids Haagsma. Stadsvernieuwingsgids van Amsterdam. Amsterdam: Contact,<br />
1985.<br />
Heijdra, Ton, en Max Popma. Stomweg gelukkig in Amsterdam Oost. Alkmaar: René Milliano,<br />
2001.<br />
Hoeven, Casper van de, en Jos Louwe. Amsterdam als stedelijk bouwwerk, een morfologiese<br />
analyse. Nijmegen: SUN, 1985.<br />
Jong, F. de, ed. Stedebouw in Nederland. 50 jaar bond van Nederlandse stedebouwkundigen.<br />
Zutphen De Walburg Pers, 1985.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
50
Jongert, Ronnie. "10 Jaar Haagse Stadsvernieuwing. Geschiedenis van luchtkastelen en<br />
windeieren." Plan 1 (1981): 29-‐53.<br />
Jutten, Lofvers, en Van der Leun. "Studie woonerven. Focus op kwaliteiten." Lay-‐out 08<br />
Stimuleringsfonds voor Architectuur (2009).<br />
Kleinegris, Richard. "Democratisering van de stedebouw. Den Haag in de jaren 1970-‐1980." In<br />
Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse<br />
stedenbouw 1890-‐1990, edited by Victor Freijser. Zwolle: Waanders, 1991.<br />
Kooijman, Dion. "De schaamte overleeft. 10 jaar stadsvernieuwing rotterdam; onderzoek en<br />
politiek." O8 (Ontwerp, Onderzoek, Onderwijs) (1984): 31-‐35.<br />
Liagre Böhl, Herman de. Amsterdam op de helling. De strijd om de stadsvernieuwing.<br />
Amsterdam: Boom, 2010.<br />
LISWO, en dS+V. Binnenstebuiten ondersteboven. Vijfentwintig jaar stadsvernieuwing in<br />
Rotterdam. Rotterdam: Dienst Stedebouw en Volkshuisvesting (dS+V), 1999.<br />
Nettinga, Willem, ed. Een nieuwe stad in oude wijken. Rotterdam: Dienstenstructuur<br />
Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing (DROS) gemeente Rotterdam,<br />
Projectorganisatie Stadsvernieuwing, 1990.<br />
Nio, Ivan. "Mythen van het Woonerf." Lay-‐out 08, 2009.<br />
NTR, VPRO. "Woningnood: Volksvijand nr.1." In Andere Tijden: Nederland 1, 26 maart 2011.<br />
Ploeg, J.G. van der. Dit was het begin. Verantwoording van het stadsvernieuwingsbeleid 1974-‐<br />
1982. Rotterdam: Wethouder Stadsvernieuwing, 1982.<br />
Priemus, Hugo. Stadsvernieuwing: problemen en perspectieven. Analyse van de Rotterdamse<br />
aanpak. Alphen aan den Rijn: Samson Uitgeverij, 1978.<br />
Projectgroep SV Afrikaanderwijk. "Ontwerp Bestemmingsplan Afrikaanderwijk (Toelichting)."<br />
Rotterdam: Dienst Stadsontwikkeling, maart 1986.<br />
Provoost, Michelle. "De grenzen van de metropool, Den Haag in de jaren 1950-‐1970." In Het<br />
veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen in de Haagse<br />
stedenbouw 1890-‐1990., edited by Victor Freijser, 143-‐188. Zwolle: Waanders, 1991.<br />
Rossem, Vincent van. "Een oude wijk als nieuw ontwerpprobleem. Architectuur en<br />
stadsvernieuwing." In De Jordaan gaat nooit verloren, edited by Paul Spies, 119-‐154.<br />
Amsterdam: Island Publishers, 1997.<br />
Rossum, Hans van, en Jeroen Verhulst. "Tien jaar Nota's. Beleid en realiteit in de Amsterdamse<br />
stadsvernieuwing." Wonen-‐TA/BK 20/21 (1979): 28-‐34.<br />
Smook, R.A.F. "Het vak stedebouw in de 19de eeuw aan de hand van het beeld van<br />
veranderende Nederlandse (binnen)steden in deze periode." In Stedebouw in<br />
Nederland, edited by de F. Jong, 194-‐208. Zutphen: De Walburg Pers, 1985.<br />
Stadsdeel Zeeburg. "Indische Buurt in de jaren negentig. Stadsvernieuwingsnota Zeeburg.<br />
Concept." Stadsarchief Amsterdam, bibliotheek 15030: 738339, 1994.<br />
Stigter, Jan. "Het beeld van de straat. Amsterdams straatprofiel 1950-‐2000." Plan Amsterdam,<br />
maart 1999.<br />
Taverne, Ed. "Stad als object voor historisch onderzoek." Plan 9 (1981): 26-‐29.<br />
Verkeersdienst Rotterdam. "Verkeerscirculatieplan Rotterdam." februari 1974.<br />
Vermeijden, Ben. Stedelijke vernieuwing, Stadsvernieuwing, Sanering. Delft: Publicatiebureau<br />
Bouwkunde, TU Delft, 1994.<br />
Vletter, Martien de. De kritiese jaren zeventig. Architectuur en stedenbouw in Nederland 1968-‐<br />
1982. Rotterdam: NAi, 2004.<br />
VROM. "Stadsvernieuwing gemeten. KWR 2000 maakt balans op." Den Haag: ABF Research<br />
(Delft), september 2002.<br />
Wagenaar, Cor. Town Planning in the Netherlands since 1800. Rotterdam: 010 Publishers,<br />
2011.<br />
Wallis de Vries, Gijs. "Architectuur in de stadsvernieuwing." O8 (Ontwerp, Onderzoek,<br />
Onderwijs) (1984): 6-‐11.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
51
Weeber, Carel. "Formele objectiviteit in stedenbouw en architectuur als onderdeel van<br />
rationele planning." Plan 11 (1979): 26-‐35.<br />
Werkgroep 5x5. Voorbij het gangbare. Een pleidooi voor de kwaliteit van volkshuisvesting en<br />
stedebouw. Amsterdam: De Balie, 1989.<br />
Yap, Hong Seng. "Stadsvernieuwing en het verschijnsel van veronachtzaming." Wonen-‐TA/BK<br />
12 (1974): 11-‐23.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
52
HERKOMST AFBEELDINGEN<br />
Voorblad Aktieprogramma Schilderswijk, maart 1980, Gemeente ‘s Gravenhage. Haags<br />
Gemeentearchief, bibliotheek 719.2 Lw.148<br />
Blad 01 1 Collectie Stadsarchief Amsterdam, 010122035863<br />
2 Nationaal Archief, Collectie Nationaal Fotopersbureau (NFP 142)<br />
3 Nationaal Archief, Collectie Fotopersbureau (NFP 142)<br />
Blad 02 1 Nationaal Archief, Fotocollectie Anefo, toegangsnummer 2.24.01.05<br />
2 http://www.archined.nl/opinie/stadsvernieuwing-‐amsterdam/<br />
3 Amsterdams Stadsarchief, Archief Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting,<br />
5293FO014668<br />
Blad 03 1-‐3 Freijser, Victor. Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen<br />
in de Haagse stedenbouw 1890-‐1990. Zwolle: Waanders, 1991. p. 217-‐218<br />
Blad 04 1-‐6 De Nijl Architecten<br />
Blad 05 1 De Kaart van Amsterdam, sectie K7, 1969 en K8, 1970 (detail) Amsterdams<br />
Stadsarchief, Collectie Stadsarchief Amsterdam: kaarten Dienst der Publieke<br />
Werken en rechtsopvolgers, 10039:987 en 998<br />
2 Begrenzing openbaar gebied rond 20 vernieuwingsgebieden in de Indische Buurt,<br />
maart 1978, Dienst Publieke Werken Amsterdam, Stadsontwikkeling. Schaal<br />
1:1000. Dit is een kaart uit: Interim-‐saldo-‐regeling. Aanwijzing van een gedeelte<br />
van de Indische Buurt tot stadsvernieuwingsgebied en vaststelling van een<br />
herindelingsplan voor dat gedeelte krachtens de beschikking geldelijke steun<br />
stadsvernieuwing. Augustus 1978. Gemeente Amsterdam. Amsterdams<br />
Gemeentearchief 15030:86993<br />
3 Google Earth<br />
Blad 06 1 De Kaart van Amsterdam, sectie J8, 1965 (detail) Amsterdams Stadsarchief,<br />
Collectie Stadsarchief Amsterdam: kaarten Dienst der Publieke Werken en<br />
rechtsopvolgers, 10039:858<br />
2 Begrenzing openbaar gebied rond 20 vernieuwingsgebieden in de Indische Buurt,<br />
maart 1978, Dienst Publieke Werken Amsterdam, Stadsontwikkeling. Schaal<br />
1:1000. Dit is een kaart uit: Interim-‐saldo-‐regeling. Aanwijzing van een gedeelte<br />
van de Indische Buurt tot stadsvernieuwingsgebied en vaststelling van een<br />
herindelingsplan voor dat gedeelte krachtens de beschikking geldelijke steun<br />
stadsvernieuwing. Augustus 1978. Gemeente Amsterdam. Amsterdams<br />
Gemeentearchief 15030:86993<br />
3,5 Google Earth<br />
4 Beeldbank Stadsarchief Amsterdam: 010122036114<br />
Blad 07 1 Basisplattegrond Afrikaanderwijk. 25/5/1973. Schaal 1:1000. Gemeentearchief<br />
Rotterdam: Tekeningenarchief Stadsvernieuwing 491:03 doos 22<br />
2 Verkeer en woonomgeving Afrikaanderwijk, februari 1986, Dienstenstructuur<br />
Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing (DROS): Rotterdam. Gemeente Archief<br />
Rotterdam: Archief Projectgroep Stadsvernieuwing Afrikaanderwijk, 809:94<br />
3 Google Earth<br />
Blad 08 Jong, F. de, ed. Stedebouw in Nederland. 50 jaar bond van Nederlandse<br />
stedebouwkundigen. Zutphen De Walburg Pers, 1985. 262-‐263 (Kleuren van mij)<br />
Blad 09 1-‐3 De Nijl Architecten<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
53
4 Struktuurschets Schilderswijk-‐Huijgenspark (1974) Gemeente ‘s-‐Gravenhage,<br />
Dienst voor de stadsontwikkeling<br />
Blad 10 1-‐3 Google Earth<br />
Blad 11 1 Beeldbank Stadsarchief Amsterdam 010122044318<br />
2 Beeldbank Haags Gemeentearchief 6.16927<br />
3 Beeldbank Stadsarchief Amsterdam B000000218811<br />
4-‐6 Google Earth<br />
Blad 12 1,4 De Nijl Architecten<br />
2-‐3 Google Earth<br />
Blad 13 1 Bothastraat, Rotterdam (1965), Beeldbank Gemeentearchief Rotterdam 1998-‐372<br />
2 Gorontalostraat, Amsterdam (1975), Beeldbank Stadsarchief Amsterdam<br />
10009009458<br />
3 Putselaan, Rotterdam (1925), Beeldbank Gemeentearchief Rotterdam PBK 1993-‐<br />
932<br />
4-‐6 Google Earth<br />
Blad 14 1 Beeldbank Stadsarchief Amsterdam 010122038367 (Valentijnkade)<br />
2 Beeldarchief Stadsarchief Amsterdam 010122038369 (Valentijnkade)<br />
3 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.19537<br />
4 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.64833<br />
5-‐7 Google Earth<br />
Blad 15 1-‐2 Nota van uitgangspunten Indische Buurt, augustus 1981, Gemeente Amsterdam.<br />
Amsterdams Stadsarchief 993:13<br />
3-‐4 Interim-‐saldo-‐regeling. Aanwijzing van een gedeelte van de Indische Buurt tot<br />
stadsvernieuwingsgebied en vaststelling van een herindelingsplan voor dat<br />
gedeelte krachtens de beschikking geldelijke steun stadsvernieuwing. Augustus<br />
1978. Gemeente Amsterdam. Amsterdams Gemeentearchief 15030:86993<br />
Blad 16 1 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.18503<br />
2 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.18524<br />
3 Google Earth<br />
Blad 17 1-‐2 Struktuurschets Schilderswijk (ca. 1976) Dienst Stadsontwikkeling. Bibiotheek<br />
Haags Gemeentearchief: 987.5 18B v 52<br />
3 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.28139<br />
4 Google Earth<br />
Blad 18 1, 3 Verkeer en woonomgeving Afrikaanderwijk, februari 1986, Dienstenstructuur<br />
Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing (DROS): Rotterdam. Gemeentearchief<br />
Rotterdam, Archief Projectgroep Stadsvernieuwing Afrikaanderwijk, 809:94<br />
2 Gemeentearchief Rotterdam: Archief Projectgroep Stadsvernieuwing<br />
Afrikaanderwijk, 809:94<br />
Blad 19 1 Beeldbank Gemeentearchief Rotterdam: PBK 1997-‐21<br />
2 Google Earth<br />
Blad 20 1-‐3 Afrikaander Wijkberichten, 19 november 1979. Gemeente Archief Rotterdam:<br />
Archief Projectgroep Stadsvernieuwing Afrikaanderwijk, 809:94<br />
4 Google Earth<br />
Blad 21 1 Struktuurschets Schilderswijk (ca. 1976) Dienst Stadsontwikkeling Den Haag.<br />
Bibliotheek Haags Gemeentearchief, 987.5 18B v 52<br />
2 Eigen tekening<br />
Blad 22 1 Freijser, Victor. Het veranderend stadsbeeld van Den Haag. Plannen en processen<br />
in de Haagse stedenbouw 1890-‐1990. Zwolle: Waanders, 1991. 255<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
54
1-‐3, 5 Google Earth<br />
4 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.31300<br />
Blad 23 1 Ravestein, Albert. Jo Coenen en de Vaillantlaan. Een nieuwe visie op stedenbouw<br />
en stadsvernieuwing.<br />
2 Beeldbank Haags Gemeentearchief 0.70849<br />
3 http://anderetijdenarchitectuur.wordpress.com/2012/04/17/vaillantlaan/<br />
4 Flickr<br />
Bijlagen De Nijl Architecten<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
55
Beeldkatern
StadSSanering en cityvorming<br />
DichtgetimmerDe woningen en kaalgeslagen plekken<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Amsterdam, Indische Buurt.<br />
Celebesstraat 39-46. De<br />
ramen zijn dichtgetimmerd<br />
i.v.m. sloop en nieuwbouw.<br />
Den Haag, Schilderswijk.<br />
Straat met slooppanden, de<br />
ramen dichtgetimmerd of<br />
dichtgemetseld.<br />
Den Haag, Schilderswijk.<br />
Braakliggend terrein waar<br />
woningen zijn gesloopt in<br />
afwachting van nieuwbouw.<br />
Beeldkatern blad 01
StadSSanering en cityvorming<br />
Dapperbuurt: De sterke arm en roomtuintjes<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Spandoeken in de Dapperbuurt van aktiegroep<br />
De Sterke Arm, 15 november 1972<br />
Rond 1970 werden in diverse steden<br />
en wijken acties gehouden tegen de<br />
saneringsplannen en de grootschalige<br />
nieuwbouw, en voor betaalbare huren. In de<br />
Dapperbuurt was dit Aktiegroep De Sterke<br />
Arm.<br />
De Roomtuintjes in de Amsterdamse Dapperbuurt is een van de weinige grootschalige<br />
vernieuwinsgprojecten uit Plan Duyff die wel is uitgevoerd. Het plan was om het 19deeeuwse<br />
stratenpatroon van de Dapperbuurt te vervangen door wooncomplexen zoals de<br />
Roomtuintjes: hoogbouw in het groen, gebouwd volgens de modernistische principes van<br />
licht, lucht en ruimte. Dit is o.a. door acties van De Sterke Arm voorkomen. De Roomtuintjes<br />
werden wel gebouwd, maar door speciale huurregelingen konden ook de oorspronkelijke<br />
Dapperbuurters er wonen.<br />
Beeldkatern blad 02
StadSSanering en cityvorming<br />
schilDerswijk: in protest tegen Van Grijs naar Groen<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Maquette en tekening uit het<br />
vernieuwingsplan Van Grijs<br />
naar Groen voor de Haagse<br />
Schilderswijk uit 1968.<br />
De Schilderswijk zou worden<br />
afgebroken, om plaats te<br />
maken voor luxe hoogbouw<br />
voor de kantoormedewerkers<br />
in de city.<br />
Ook dit plan is niet<br />
doorgegaan.<br />
Zwarte Vlaggendag in Den<br />
Haag, 1970.<br />
Naar aanleiding van dergelijke<br />
acties werd het plan Van Grijs<br />
naar Groen van tafel geveegd.<br />
Samen met bewoners en leden<br />
van de actiegroepen werd een<br />
nieuw plan opgesteld.<br />
Beeldkatern blad 03
De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />
De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl De / www.denijl.nl<br />
Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />
Le g e nda<br />
oorspronkelijke bebouwingsstructuur<br />
StedenBouwkundige Structuur: Samenvoegen van BouwBlokken<br />
rotterDamse afrikaanDerwijk en amsterDamse inDische buurt<br />
Bebouwingsstructuur voor 1970<br />
Bebouwingsstructuur 2011<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 24 januari 2012<br />
N<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Le g e nda<br />
Le g e nda<br />
Le g e nda<br />
oorspronkelijk en gerenoveerd<br />
nieuwbouw<br />
oorspronkelijk en gerenoveerd<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing O ors pronke lijke be bouwing s s truc tuur<br />
N<br />
schaal 1:10.000<br />
nieuwbouw<br />
/ 24 januari 2012<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing O ors pronke lijke be bouwing s s truc tuur<br />
N<br />
schaal 1:10.000 / 1 februari 2012<br />
Nieuwbouw na 1970<br />
Rotterdam, Afrikaanderwijk<br />
Schaal 1:20000<br />
Le g e nda<br />
De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl De / www.denijl.nl<br />
Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl<br />
De<br />
/<br />
Nijl<br />
www.denijl.nl<br />
Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 1 februari 2012<br />
N<br />
Amsterdam, Indische Buurt<br />
Schaal 1:20000<br />
In zowel de Afrikaanderwijk in Rotterdam als de Indische Buurt in Amsterdam is de<br />
stedenbouwkundige structuur redelijk intact gebleven. In de Indische Buurt beperken de<br />
veranderingen zich tot de samengevoegde bouwblokken. Het noord-westelijk deel van de<br />
buurt is oorspronkelijk negentiende-eeuws, hierin is relatief veel behouden gebleven. De rest<br />
van de wijk dateert uit de Amsterdamse stadsuitbreiding van ‘20-40. De stadsplattegrond<br />
werd toen al ruimer opgezet dan in het negentiende-eeuwse, met meer minder langwerpige<br />
bouwblokken, meer ruimte voor groen en bredere straten.<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 1 februari 2012<br />
N<br />
De Vernieuwing Afrikaanderwijk van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw dateert oorspronkelijk schaal 1:10.000 / 24 januari 2012 uit de negentiende eeuw. Aanvankelijk is hier veel<br />
N<br />
gekozen voor renovatie. Een groot deel van de nieuwbouw dateert hier dan ook van de jaren<br />
‘90 (na de stadsvernieuwing). Dit is helaas niet van de kaartjes af te lezen.<br />
Beeldkatern blad 04
StedenBouwkundige Structuur: Samenvoegen van BouwBlokken<br />
amsterDam, inDische buurt, zuiDwestkwaDrant<br />
1970<br />
1978<br />
2011<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />
In de Indische Buurt zijn<br />
diverse bouwblokken<br />
samengevoegd zodat er één<br />
groot bouwblok ontstond,<br />
met een gemeenschappelijk<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 1 februari 2012<br />
N<br />
binnenterrein (zie oranje<br />
omlijnde blokken).<br />
Delen van de oorspronkelijke<br />
blokken worden ‘opgeofferd’<br />
voor een plantsoen (groene<br />
lijn).<br />
Op de plantekening uit 1978<br />
is te zien dat de nieuwe<br />
woningen dieper zouden<br />
worden dan de oude.<br />
In dit geval werd het<br />
ontwerp van de openbare<br />
ruimte direct in de plannen<br />
vastgelegd (dit was niet<br />
altijd en overal het geval).<br />
In het zwart is aangegeven<br />
waar parkeervakken moesten<br />
komen. Er komen ook diverse<br />
plantsoentjes in het plan voor.<br />
Op deze luchtfoto van de<br />
huidige situatie is goed te zien<br />
dat in de grote bouwblokken<br />
een gemeenschappelijke<br />
binnentuin is aangelegd.<br />
Overigens geldt dat niet alleen<br />
voor de samengevoegde<br />
blokken, maar ook voor de<br />
meeste andere blokken.<br />
Beeldkatern blad 05
StedenBouwkundige Structuur: Samenvoegen van BouwBlokken<br />
amsterDam, inDische buurt, noorDoostkwaDrant<br />
1970<br />
1978<br />
2011<br />
Tussen de twee bouwblokken ligt de Gorontalostraat, hier afgebeeld in 1973 en in 2011. De<br />
straat wordt vanaf de Zeeburgerdijk (noordkant) ontsloten door een poort. Dit gold ook voor<br />
de andere straten in het blok.<br />
Aan de Gorontalostraat is de rechterkant van de straat vervangen door nieuwbouw, het<br />
bruggebouw aan de Zeeburgerdijk is gesloopt. De straat is een typisch voorbeeld van een<br />
stadsvernieuwingsstraat: bloembakken, variaties in parkeerrichtingen en stoepbreedtes, en<br />
balkons aan de straatkant.<br />
Beeldbank Stadsarchief Amsterdam: 010122036114<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />
Bouwblokken werden ook<br />
wel samengevoegd met een<br />
combinatie van nieuwbouw<br />
en renovatie, zoals hier, in<br />
/<br />
N<br />
het noorden van de Indische<br />
Buurt.<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 1 februari 2012<br />
De donkergekleurde vlakken<br />
markeren de nieuwbouw. Er<br />
is een kleine wijziging in het<br />
plan geweest: blok Ar3 en Ar5<br />
zijn uiteindelijk met elkaar<br />
verbonden, waardoor de<br />
u-vorm is ontstaan.<br />
Binnen de bouwblokken<br />
zijn gemeenschappelijke<br />
binnenterreinen gemaakt.<br />
Beeldkatern blad 06
StedenBouwkundige Structuur: Samenvoegen van BouwBlokken<br />
rotterDam, afrikaanDerwijk, transvaalbuurt<br />
1973<br />
1986<br />
2011<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />
Le g e nda<br />
Le g e nda<br />
Situatie in 1973 en heden.<br />
De blokken binnen de oranje<br />
lijn zijn samengevoegd,<br />
met zoveel mogelijk behoud<br />
van de oorspronkelijke<br />
bebouwing. Deze is ingrijpend<br />
gerenoveerd (zie blad 12).<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 24 januari 2012<br />
N<br />
De (geplande) nieuwbouw<br />
is donker gekleurd. In het<br />
plan is ook aangegeven hoe<br />
de openbare ruimte wordt<br />
ingericht met bomen en<br />
parkeerplaatsen.<br />
Het gebouw binnen in het<br />
bouwblok is behouden,<br />
de openbare ruimte<br />
binnen het blok is zelfs<br />
uitgebreid.<br />
De platte daken in<br />
de oude bebouwing<br />
zijn vrijwel allemaal<br />
dakdozen.<br />
oorspronkelijk en gerenoveerd<br />
nieuwbouw<br />
Beeldkatern blad 07
StedenBouwkundige Structuur: doorBreken van BouwBlokken<br />
rotterDam, ouDe westen<br />
Stadsvernieuwing in het Oude Westen in Rotterdam. Links de oude situatie en rechts<br />
de nieuwe situatie, waarin de ‘pijpela’s van straten’ zijn doorbroken met pleintjes en<br />
dwarsverbindingen.<br />
De dwarsverbindingen zijn hoofdzakelijk wandelroutes (zwarte pijlen) en zij verbinden<br />
enkele nieuw aangelegde pleinen (lichtgroen) en een buurtpark (donkergroen) met elkaar.<br />
Aan de pleinen zijn voorzieningen geclusterd, zoals scholen en winkels.<br />
Ook hier zijn enkele bouwblokken samengevoegd om een groter (collectief) binnenterrein<br />
aan te kunnen leggen (oranje) en om de lichttoetreding te bevorderen. In de oude situatie<br />
zijn veel bouwblokken bijna geheel dichtgeslibt. In de nieuwe situatie zijn de meeste<br />
binnenterreinen weer open.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Beeldkatern blad 08
StedenBouwkundige Structuur: verBrokkeling<br />
De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />
De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />
rchitecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />
Den haag, schilDerswijk<br />
Bebouwingsstructuur voor 1970<br />
Bebouwingsstructuur 2011<br />
Nieuwbouw na 1970<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing O ors pronke lijke be bouwing s s truc tuur schaal 1:10.000 / 1 februari 2012<br />
N<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 1 februari 2012<br />
N<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Den Haag, Schilderswijk<br />
Schaal 1:20000<br />
Met name in Den Haag is de<br />
stedenbouwkundige structuur<br />
tijdens de stadsvernieuwing<br />
ingrijpend veranderd,<br />
vooral in het midden van de<br />
Schilderswijk.<br />
In Den Haag werd uitgegaan<br />
van het principe van<br />
‘verbrokkeling’ van de<br />
stedelijke structuur. Dit<br />
wordt in de Struktuurschets<br />
Schilderswijk-Huigenspark<br />
(1974) uitgelegd aan de hand<br />
van het bovenstaand schema.<br />
Er is ook zeer veel nieuwbouw<br />
gepleegd in de Schilderswijk.<br />
Eigenlijk is er weinig van de<br />
oorspronkelijke bebouwing<br />
over. In het westelijk deel<br />
van de Schilderswijk is echter<br />
wel veel nieuwbouw binnen<br />
de oorspronkelijke structuur<br />
gebouwd.<br />
Legenda<br />
Nieuwbouw na 1970<br />
Oorspronkelijke<br />
bebouwing/ renovatie<br />
Beeldkatern blad 09
nieuwBouw: kenmerken<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Den Haag, Oranjeplein<br />
- Combinatie van verschillende<br />
kleuren baksteen<br />
- Kleurgebruik op de kozijnen<br />
- Balkons aan de voorgevel<br />
- Plint met bergingen en kleine<br />
ramen<br />
- Nauwelijks woningingangen<br />
aan de straatkant<br />
Amsterdam, Formosastraat<br />
- Balkons aan de voorgevel<br />
- Plint met bergingen<br />
- Nauwelijks woningingangen<br />
aan de straatkant<br />
- Verspringende rooilijn<br />
- Nissen bij de entrees<br />
Rotterdam, Steinwegstraat<br />
- Plint bestaat uit bergingen en<br />
is geheel gesloten, op enkele<br />
massieve deuren met metalen<br />
stootplaten na<br />
- Gevel van grijze steen en<br />
blauw trespa<br />
- Balkons aan gevel<br />
- Kleurgebruik om het ‘op te<br />
leuken’<br />
NB. Wat je hier ziet is eigenlijk<br />
de achtergevel. Aan de voorkant<br />
is een portiekontsluiting.<br />
Waar normaal de achtertuinen<br />
zouden zijn is nu een soort<br />
woonerf gemaakt met<br />
parkeervoorzieningen en een<br />
speelplaats (zie ook blad 20).<br />
Beeldkatern blad 10
nieuwBouw: kenmerken<br />
vergelijking ouD en nieuw<br />
Amsterdam, Menadostraat, 1973 en heden (zie ook blad 06). De poort en de achterliggende<br />
straat zijn verdwenen om plaats te maken voor een collectieve binnentuin. De nieuwbouw<br />
kenmerkt zich door verschillende dakvormen, verspringende geveldelen, relatief weinig<br />
entrees, die zijn gesitueerd in een nis (vergelijk met de vier voordeuren naast elkaar in de<br />
oude situatie) en de variatie in raamvormen.<br />
Den Haag, Hobbemastraat op de hoek bij Om en Bij, 1976 en heden. De winkels op de<br />
begane grond hebben plaats gemaakt voor woningen en bergingen. De nieuwbouw rechts<br />
kenmerkt zich door balkons aan de voorgevel, verspringende rooilijnen, gele baksteen en<br />
kleurgebruik op kozijnen en balkons. De nieuwbouw links kenmerkt zich door de grijze kleur<br />
baksteen, verdiepte geveldelen (op de hoek) en het gebruik van trespa (de witte geveldelen).<br />
Beide blokken hebben weinig voordeuren (waarschijnlijk een galerijontsluiting aan het<br />
binnenterrein).<br />
Amsterdam, Minahassastraat, 1979 en heden. In het zuidelijk deel van de Indische Buurt<br />
stond oorspronkelijk veel Amsterdamse School-achtige architectuur. Met de nieuwbouw (die<br />
overigens noodzakelijk was wegens verzakte funderingen) zijn de winkels op de begane<br />
grond verdwenen. De nieuwbouw kenmerkt zich door de vele balkons aan de voorgevel,<br />
dieper liggende geveldelen en nissen bij de ingang. Ook hier zijn de voordeuren aan de straat<br />
verdwenen.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Beeldkatern blad 11
enovatie<br />
DakDozen en balkons in rotterDam<br />
Gerenoveerde woningen in de Afrikaanderwijk (zie blad 07). De negentiende-eeuwse gevels<br />
zijn voorzien van balkons, en op enkele plaatsen van stucwerk (voor isolatie). De meeste<br />
kozijnen zijn vervangen door kunststof kozijnen. De woningen zijn uitgebreid met een trespa<br />
dakdoos: deze maakte van de zolderetage een volwaardige woonlaag. De deuren zijn ook<br />
vervangen door de felgekleurde standaarddeuren die typerend zijn voor de stadsvernieuwing.<br />
Een dubbele dakdoos op de hoek Nieuwe<br />
Binnenweg en Pupillenstraat. Bij deze<br />
woningen zijn maar liefst twee etages<br />
toegevoegd door middel van een dakdoos,<br />
waardoor de gevel uit proportie raakt. De<br />
balkons maken het helemaal af.<br />
Trespa kwam in vele kleuren, links in grijs en blauw, rechts in roodbruin. Op de rechter foto is<br />
ook te zien dat er een nieuw trappenhuis is aangebracht bij de renovatie. Waar oorspronkelijk<br />
twee deuren naast elkaar waren, is nu slechts een deur met daarnaast een brievenbussen en<br />
deurbellen unit. Deze ene deur ontsluit nu zeven woningen.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Beeldkatern blad 12
enovatie<br />
kunststof kozijnen, samengevoegDe trappenhuizen en stanDaarDDeuren<br />
Rotterdam, Bothastraat, 1965 en heden. De kozijnen zijn vervangen door kunststof. De<br />
trappenhuizen zijn samengevoegd; een van de twee deuren is vervangen door plaatmateriaal.<br />
Amsterdam, Gorontalostraat, 1975 en heden. De oorspronkelijke kozijnen zijn vervangen door<br />
kunststof, waardoor de diepte uit de gevel is verdwenen. Tevens standaarddeuren geplaatst.<br />
Rotterdam, Putselaan, 1925 en heden. Er is een aantal dakdozen geplaatst met balkon,<br />
deuren in ‘vrolijke’ kleuren en natuurlijk kunststofkozijnen.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Beeldkatern blad 13
enovatie<br />
gestukte en geschilDerDe gevels<br />
Amsterdam, Valentijnkade, 1982 en heden. De gevels zijn voorzien van een stuclaag met<br />
isolatie, op de begane grond is de gevel bekleed met bruine tegels. De oorspronkelijke (rijkgedetailleerde)<br />
deuren zijn vervangen door felgekleurde standaarddeuren. De details in het<br />
metselwerk en boven het deurenblok zijn allemaal bedekt onder de stuclaag.<br />
Den Haag, Frans Halsstraat 1975 en heden. Ook hier zijn de gevels bedekt met isolatie en<br />
stuc, hier in een gelige kleur. Dezelfde standaard-deuren als hierboven.<br />
Den Haag, Smitsstraat 1976 en heden. Behalve dat de bakstenen gevels zijn bedekt met<br />
isolatie en stuc, zijn ze hier ook voorzien van balkons. Op de foto van de huidige situatie is te<br />
zien hoe deuren zijn vervangen door trespa platen bij het samenvoegen van woningen. Ook<br />
zijn alle kozijnen vervangen door kunststof en de deuren door groene standaardmodellen.<br />
De foto links illustreert overigens redelijk goed het parkeerprobleem van die tijd, terwijl<br />
de foto rechts de typische straatinrichting van de stadsvernieuwing toont: parkeervakken,<br />
paaltjes waar parkeren verboden is, drempels om het verkeer te vertragen en bomen voor het<br />
noodzakelijk groen.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Beeldkatern blad 14
verkeerSplannen<br />
amsterDam, inDische buurt<br />
In de Indische Buurt behoorden meer wegen tot de hoofdroutes dan wenselijk was. Links de<br />
situatie in 1981 en rechts een mogelijk toekomstige situatie. Het aantal hoofdwegen moest<br />
worden gereduceerd, zodat diverse woonstraten en winkelstraten als de Borneostraat en het<br />
noordelijk deel van de Molukkenstraat werden ontlast.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
In de woonstraten was<br />
eenrichtingverkeer ingesteld<br />
om het doorgaand verkeer<br />
naar de hoofdroute te leiden.<br />
Toen enkele bouwblokken<br />
in de Indische Buurt-zuid<br />
werden samengevoegd<br />
moest het buurtcirculatieplan<br />
worden aangepast.<br />
Beeldkatern blad 15
woonomgeving en Straatinrichting: parkeeroverlaSt<br />
Den haag, engelenburgstraat<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Ca. 1960. Er waren nog<br />
nauwelijk auto’s op straat<br />
1978. Parkeeroverlast. Auto’s<br />
parkeerden op de stoep en<br />
voetgangers kwamen in de<br />
verdrukking.<br />
2011. Paaltjes voorkomen<br />
dat auto’s fout parkeren<br />
op de stoep. Rechts is een<br />
eenrichtingstraat.<br />
De straat is onherkenbaar<br />
veranderd; alle<br />
oorspronkelijke panden zijn<br />
gesloopt en vervangen door<br />
nieuwbouw.<br />
De nieuwbouw links is<br />
uitgevoerd met de gele<br />
baksteen die tijdens de<br />
stadsvernieuwing veel werd<br />
gebruikt. Rechts wordt<br />
gevarieerd met verschillende<br />
soorten baksteen.<br />
Beeldkatern blad 16
nieuwe Straatprofielen: parkeeroverlaSt en gevaarlijke SituatieS<br />
Den haag, schilDerswijk: hoefkaDe en hobbemastraat<br />
Hobbemastraat.<br />
1982. Parkeren langs de<br />
stoep. De straat staat vol met<br />
geparkeerde auto’s waardoor<br />
de bruikbare rijbaan smaller<br />
is geworden.<br />
2011. Nieuwbouw met arcade<br />
om ruimte te bieden aan<br />
winkelende voetgangers.<br />
Langsparkeren in de vakken<br />
aan beide zijden van de<br />
straat.<br />
Hoefkade.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Door de parkerende auto’s langs de<br />
stoeprand en op de stoep komen fietsers en<br />
voetgangers in de verdrukking.<br />
Voorgesteld alternatief in de bestaande<br />
situatie: eenrichtingverkeer voor auto’s,<br />
langsparkeren aan één kant en een fietspad<br />
in de andere richting.<br />
Voorgesteld alternatief bij nieuwbouw:<br />
het straatprofiel wordt verbreed tot<br />
15 meter. Tweerichtingverkeer, met<br />
langsparkeren aan beide zijden en voldoende<br />
ruimte voor fietsers.<br />
Beeldkatern blad 17
nieuwe Straatprofielen: verkeerShiërarchie en parkeren<br />
rotterDam, afrikaanDerwijk<br />
Het profiel van 25 meter<br />
is een voorbeeld van een<br />
wijkontsluitingsweg, met<br />
dwarsparkeren aan beide<br />
kanten en een rijbaan van<br />
7 meter. Het profiel van 20<br />
meter is een voorbeeld van<br />
een buurtontsluitingsweg,<br />
met éénmaal dwars-, éénmaal<br />
langsparkeren en een rijbaan<br />
van 5 meter. De profielen<br />
van 15 en 12 meter zijn<br />
voorbeelden van woonstraten,<br />
met tweemaal langsparkeren<br />
en een rijbaan van 3,5 meter.<br />
Voor verzamelwegen werden<br />
door een middenberm<br />
gescheiden rijbanen<br />
voorgesteld, met éénzijdig<br />
langsparkeren en een<br />
minumumbreedte van 30 meter<br />
(hier niet afgebeeld).<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Hiërarchie van de<br />
verkeersstructuur,<br />
met verzamelwegen,<br />
wijkontsluitingswegen,<br />
buurtontsluitigswegen en<br />
woonstraten. Bij elk type<br />
weg hoorde een bepaald<br />
straatprofiel.<br />
Buurtcirculatieplan:<br />
om de auto’s over<br />
de ontsluitingsweg<br />
te laten rijden werd<br />
eenrichtingverkeer ingesteld<br />
Beeldkatern blad 18
nieuwe Straatprofielen: Bomenplan en parkeren<br />
rotterDam, westerbeekstraat<br />
Westerbeekstraat in 1946 en 2011. Deze straat heeft het profiel van een typische<br />
Rotterdamse woonstraat, met langsparkeren aan beide kanten en bomen in de straat.<br />
De wonigen zijn gerenoveerd. Aan de blauwe trespa platen in sommige kozijnen is te zien dat<br />
er op die plek een badkamer is gemaakt. Op de straathoeken zijn balkons toegevoegd (omdat<br />
hier aan de achterkant geen plek voor is bij hoekwoningen, de rest van de woningen zal<br />
balkons hebben gekregen aan de achterzijde).<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Beeldkatern blad 19
inrichtingSplannen<br />
rotterDam, afrikaanDerwijk: steinwegstraat en hilleDijk<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
De Nijl Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />
Le g e nda<br />
Le g e nda<br />
oorspronkelijk en gerenoveerd<br />
nieuwbouw<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie uwbouw schaal 1:10.000 / 24 januari 2012<br />
N<br />
Voor elke straat werd<br />
een apart inrichtingsplan<br />
gemaakt, in samenspraak<br />
met de bewoners. Dit zijn de<br />
inrichtingsplannen voor de<br />
Steinwegstraat en de Hilledijk<br />
uit 1979.<br />
Er is ruimte voor spelen,<br />
parkeren en groen. De<br />
gegroepeerde parkeervakken<br />
in combinatie met het<br />
speeltuintje zijn typerend<br />
voor de stadsvernieuwing.<br />
De paaltjes op de Hilledijk<br />
werden neergezet om fout<br />
parkeren te voorkomen.<br />
Overigens wordt er nu<br />
geparkeerd aan één kant<br />
van de weg en het geplande<br />
speelplekje is ook niet<br />
uitgevoerd. Let ook op het<br />
verschil in de bebouwing, er<br />
is ingrijpend gerenoveerd.<br />
De gevel is grijs geschilderd<br />
en voorzien van balkons en<br />
nieuwe deuren en kozijnen.<br />
Beeldkatern blad 20
l Architecten / postbus 29095 / 3001 GB Rotterdam / tlfn 010 2829930 / tlfx 010 2829920 / E-mail mail@denijl.nl / www.denijl.nl<br />
Vernieuwing van de stadsvernieuwing R e nova tie e n nie u<br />
groen en Spelen<br />
Den haag, schilDerswijk<br />
Voorstel voor een toekomstige groenstructuur in de Schilderswijk, ingetekend in de oude<br />
situatie. Er was nauwelijks groen in de wijk en daar moest verandering in komen. Daarom zijn<br />
verschillende bouwblokken afgebroken ten behoeve van een groenvoorziening.<br />
De afbeelding is overigens ook een goed voorbeeld van een tekstballonnenplan. De<br />
tekstballon met vijf armen zegt ‘buurtparken’, net als de twee grootste ballonnen links. De<br />
overige ballonnen zeggen ‘speelplaats’ of ‘trapveld’. Het is niet goed te zien, maar ook staat<br />
aangegeven waar de bomen moesten komen.<br />
Park in Transvaal,<br />
ook hiervoor zijn diverse<br />
bouwblokken<br />
gesloopt.<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
In het schema links is te zien waar<br />
bouwblokken zijn afgebroken voor een<br />
groenvoorziening.<br />
Legenda<br />
Parken en plantsoenen die tijdens de<br />
stadsvernieuwing zijn ontstaan door het<br />
afbreken of doorbreken van bestaande<br />
bebouwing.<br />
Parken en plantsoenen die er voor de<br />
stadsvernieuwing al waren.<br />
Beeldkatern blad 21
typiSch StadSvernieuwing<br />
Den haag, schilDerswijk: jan van gojenstraat<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Balkons aan<br />
de voorgevel,<br />
dwarsparkeren,<br />
paaltjes op de<br />
stoep, verschillende<br />
kleuren baksteen,<br />
variatie in dakvorm<br />
en achterin de foto<br />
een autostop met<br />
doorgang voor<br />
fietsers.<br />
Eén voordeur voor<br />
zes woningen,<br />
balkons,<br />
wisseling van<br />
parkeerrichting,<br />
verkeersdrempel,<br />
variatie in<br />
dakvorm,<br />
nissen in gevel,<br />
kleurgebruik.<br />
Verspringende<br />
rooilijn (links en<br />
rechts), overdaad<br />
aan paaltjes,<br />
doorgetrokken<br />
stoep, weer andere<br />
dakvorm, trespa<br />
platen aan gevel,<br />
en wederom<br />
wisseling van<br />
parkeerrichting.<br />
Jan van<br />
Gojenstraat in<br />
1969. De straat<br />
heeft over zijn<br />
gehele lengte één<br />
profiel: auto’s<br />
parkeren langs de<br />
stoep. De rooilijn is<br />
kaarsrecht.<br />
Zigzag in de weg,<br />
verschillende<br />
parkeer-richtingen,<br />
balkons, trespa<br />
geveldelen (links)<br />
en verschillende<br />
kleuren baksteen.<br />
Beeldkatern blad 22
Stedelijke vernieuwing<br />
Den haag, schilDerswijk: vaillantlaan<br />
De typologische bouwdoos van de Vaillantlaan en het straatbeeld. Architecten kregen de<br />
opdracht de gevels op te bouwen met vaststaande modellen<br />
De Vernieuwing van de Stadsvernieuwing | Renate van Schaik | mei 2012<br />
Vaillantlaan gezien vanaf<br />
het Vaillantplein, ca. 1950<br />
en heden. Hier is de stad<br />
vernieuwd met allure. Het<br />
is een enorm verschil met<br />
de stadsvernieuwingsarchitectuur<br />
in de zijstraten<br />
van de Vaillantlaan<br />
Beeldkatern blad 23