Archeologische Kroniek 1990 - Geschiedenis van Zuid-Holland
Archeologische Kroniek 1990 - Geschiedenis van Zuid-Holland
Archeologische Kroniek 1990 - Geschiedenis van Zuid-Holland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Archeologische</strong> kroniek Noord-<strong>Holland</strong><br />
Afb. 12. Schagen: Muggenburg. De bovenste<br />
laag <strong>van</strong> een kuil met aardewerk uit de Romeinse<br />
Tijd. De schaalstok is 50 cm lang. Foto IPP.<br />
de hier gelegen haard bestond uit klei en scherven.<br />
De kuilen hadden een gevarieerde inhoud: sommige waren leeg, andere bevatten zeer specifieke<br />
botelementen, houten voorwerpen en complete potten (afb. 12). Het onderzoek aan<br />
deze kuilen is <strong>van</strong> groot belang geweest voor het testen <strong>van</strong> hypothesen die gebaseerd zijn<br />
op de analyse <strong>van</strong> gegevens uit een eerdere opgraving (met vroegere sporen), ca 400 m ten<br />
noordoosten <strong>van</strong> de hier besproken nederzetting (Therkorn 1984). Het graven <strong>van</strong> groepen<br />
<strong>van</strong> kuilen is onder meer in verband gebracht met seizoensriten (drie kuilen per jaar), maar<br />
ook met andere gewoonten. De resultaten <strong>van</strong> deze opgraving ondersteunen de voornaamste<br />
hypothesen over de rituele aard <strong>van</strong> het graven <strong>van</strong> kuilen. Volgende jaar zal verder onderzoek<br />
in het gebied plaatsvinden.<br />
Veel dank gaat uit naar de AWN en vooral naar de deelnemers aan de opgraving. Financiële<br />
steun is verleend door de provincie Noord-<strong>Holland</strong>.<br />
IPP, Amsterdam L.L. Therkorn<br />
Texel In het kader <strong>van</strong> de in 1989 afgesloten veldkartering op Texel werden 598 boringen<br />
gezet: voornamelijk in tijdens de veldkartering gelokaliseerde vermoedelijke nederzettingsterreinen<br />
(vondstconcentraties) en incidenteel ook daarbuiten. Over de resultaten <strong>van</strong> dit<br />
booronderzoek is in de vorige <strong>Kroniek</strong> (Jager/Woltering <strong>1990</strong>, 308-311) bericht.<br />
Tijdens de uitwerking <strong>van</strong> de boorgegevens bleek het noodzakelijk op een aantal plekken<br />
opnieuw te boren. Aanleiding was in de meeste gevallen de nog niet geheel duidelijke geologische<br />
positie <strong>van</strong> de eerder aangeboorde bewoningssporen. Eén vindplaats bleek tijdens<br />
eerdere boorcampagnes bij vergissing overgeslagen. Er werden 96 boringen gezet. Het onderzoek<br />
concentreerde zich op vindplaatsen in twee gebieden: 1. de omgeving <strong>van</strong> De Westen<br />
en het Holocene gebied ten noordwesten <strong>van</strong> Den Burg en 2. het Holocene gebied tussen<br />
Den Hoorn en Noordhaffel.<br />
ad. 1. De vraagstelling in dit gebied had primair betrekking op de positie <strong>van</strong> de daar<br />
plaatselijk aangeboorde, uit Ijzertijd, Romeinse Tijd, Vroege en Late Middeleeuwen daterende<br />
antropogene lagen ten opzichte <strong>van</strong> de daar eveneens plaatselijk waargenomen mariene<br />
afzettingen en lagen stuif- of duinzand.<br />
Uit het onderzoek werd onder meer duidelijk dat de zee in dit gebied al tijdens de Midden-<br />
Ijzertijd vrijwel tot aan de noordwestrand <strong>van</strong> het nu nog dagzomende Pleistocene dekzand<br />
309