Archeologische Kroniek 1990 - Geschiedenis van Zuid-Holland
Archeologische Kroniek 1990 - Geschiedenis van Zuid-Holland
Archeologische Kroniek 1990 - Geschiedenis van Zuid-Holland
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Archeologische</strong> kroniek <strong>Zuid</strong>-<strong>Holland</strong><br />
In het tracégedeelte oostelijk <strong>van</strong> de Zweth (Midden-Delfland) waren vóór de aanleg <strong>van</strong><br />
de gasleiding zeven vindplaatsen bekend (Bult 1983). Op vijf daar<strong>van</strong> werden opnieuw<br />
vondsten verzameld. De verkenning leverde 17 nieuwe vindplaatsen op, daterend uit de Romeinse<br />
Tijd en de Late Middeleeuwen. Bijbehorende grondsporen zijn daarbij maar hoogst<br />
zelden waargenomen. In de zes gevallen dat de vondsten door hun dichtheid woonplaatsen<br />
zullen vertegenwoordigen, gaat het om inheemse nederzettingen uit de Romeinse Tijd (2 x )<br />
en uit de Late Middeleeuwen (4x).<br />
De nederzettingsvondsten uit de Romeinse Tijd kwamen aan het licht in de nabijheid <strong>van</strong><br />
kreekruggen, die indertijd in dit gebied geliefde vestigingsplaatsen vormden. Het materiaal<br />
<strong>van</strong> een vindplaats in de Kralingerpolder (Maasland), enkele tientallen scherven <strong>van</strong> bijna<br />
uitsluitend inheems aardewerk, alsmede een kleine meloenkraal <strong>van</strong> blauwgroen glas, is<br />
voor een deel afkomstig uit een naast de leidingsleuf gelegen bouwput voor een tuinbouwkas.<br />
Hier vond K. F. <strong>van</strong> Dijk uit De Lier eerder al enige scherven, onder meer <strong>van</strong> Romeins<br />
aardewerk uit de 2e eeuw na Chr.<br />
Het vondstmateriaal <strong>van</strong> een lokatie in de Dorppolder (Schipluiden) plaatst de bewoning<br />
in de 2e(-3e) eeuw na Chr. Naast enkele honderden ardewerkscherven, wat botmateriaal,<br />
steen en vermoedelijke tegulafragmenten is (ook) voor deze vindplaats een kleine meloenkraal<br />
<strong>van</strong> blauwgroen glas te noteren.<br />
De nieuw ontdekte woonplaatsen uit de Middeleeuwen liggen in de Woudse Polder<br />
(Schipluiden). Nabij een reeds bekende terp, die tussen ca. 1150 en 1400 bewoond is geweest,<br />
kwamen over een afstand <strong>van</strong> 200 m vier nog onbekende oudere woonplaatsen aan<br />
het licht, te dateren omstreeks de He eeuw. De jongste daar<strong>van</strong> bleek eveneens een ophoging<br />
te hebben, met aardewerk uit het eind <strong>van</strong> de 11e of het begin <strong>van</strong> de 12e eeuw in<br />
het kleïlichaam. In de andere drie gevallen lijkt het om vlaknederzettingen gaan. Zo'n situatie<br />
strookt met de ouderdom <strong>van</strong> deze woonplaatsen. Ze kunnen toegewezen worden<br />
aan vroege ontginners <strong>van</strong> het veengebied, dat sinds de Romeinse Tijd gemeden was (Bult<br />
1986, Bult/Hallewas <strong>1990</strong>). Erfophoging werd pas na de ontginningsfase noodzakelijk, toen<br />
klink en oxydatie <strong>van</strong> het veen tot wateroverlast leidde. De eerste aanleiding zullen echter<br />
de overstromingen uit het tweede kwart <strong>van</strong> de 12e eeuw (Duinkerke Illbl) hebben gevormd.<br />
De vondsten uit de vlaknederzettingen zijn in meerderheid onder het 5 dm dikke kleidek<br />
uit de laatstgenoemde transgressiefase aangetroffen, in een 1-2 dm dikke, donkergrijs gekleurde<br />
kleilaag (Duinkerke I) op het dikke pakket <strong>Holland</strong>veen.<br />
Een bijzonder gegeven is dat de vier vroege woonplaatsen op een rechte lijn liggen NW-ZO).<br />
Waarschijnlijk valt het rechte tracé <strong>van</strong> de gasleidingsleuf toevalligerwijs samen met een lineair<br />
bewoningspatroon, bijvoorbeeld langs een ontginningsas.<br />
De vondsten uit deze vier woonplaatsen bestaan overwegend uit aardewerk. Bij het vroegste<br />
complex (tweede helft lOe-midden 11e eeuw; afb. 10) valt op dat de soortensamenstelling<br />
opvallend beperkt is, ondanks het aantal <strong>van</strong> 264 fragmenten. In drie gevallen komt versiering<br />
met een radstempel voor (nrs. 1-3), met de aantekening dat nr. 1 grijs aardewerk betreft<br />
dat op de schijf gemaakt is; de andere twee zijn handgevormd. Bij de overige 18 scherven<br />
<strong>van</strong> vroege keramiek gaat het om hard gebakken kogelpotten met donkere kern en lichter<br />
gekleurd oppervlak. Karakteristiek voor het complex is verder dat pingsdorf-aardewerk een<br />
bescheiden aandeel heeft (16 x; nr. 4), dat zachtgebakken, soms steengruisgemagerde kogelpotten<br />
(nrs. 5-14) de hardgebakken exemplaren sterk overvleugelen (218 x tegenover 6x),<br />
dat paffrath-aardewerk slechts met een enkele (niet gelaagde) scherf vertegenwoordigd is en<br />
338