LEZEN: 1 Koningen 16:29 – 17:6 en Jakobus 5:7-20 VRAGEN: 1. Vertel in je eigen woor<strong>de</strong>n wat Elia tegen koning Achab moest zeggen. 2. Noem nog een geschie<strong>de</strong>nis uit <strong>de</strong> Bijbel, waar <strong>de</strong> HEERE op een won<strong>de</strong>rlijke manier voor brood zorg<strong>de</strong>. 3. Bespreek met elkaar of er ook nu nog won<strong>de</strong>ren gebeuren. 4. Welke bedoeling heeft <strong>de</strong> HEERE met Zijn won<strong>de</strong>ren? 11
Elia zit <strong>bij</strong> <strong>de</strong> beek Krith. Hij wordt door <strong>de</strong> HEERE on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Maar... op een dag raakt ook het water in <strong>de</strong> beek op. Zal Elia nu ook moeten omkomen van dorst? Welnee, dat kan toch niet? De HEERE vergeet Zijn kin<strong>de</strong>ren toch niet? Luister maar. De HEERE zegt tegen Elia: "Maak u op, ga heen naar Zarfath, dat <strong>bij</strong> Sidon is, en woon aldaar; zie, Ik heb daar een weduwvrouw gebo<strong>de</strong>n dat zij u on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>." Elia vraagt niet: "HEERE, hoe kan dat nu, <strong>bij</strong> een weduwvrouw wonen? Die heeft zelf toch ook niets?" Elia gelooft <strong>de</strong> HEERE op Zijn woord. De HEERE heeft immers ook Zijn almachtige voorzienigheid betoond toen Hij <strong>de</strong> profeet voedsel gaf door mid<strong>de</strong>l van <strong>de</strong> raven? Daar gaat Elia. Op weg naar Zarfath. Dat ligt in <strong>de</strong> uiterste hoek van het land, in <strong>de</strong> stam van Aser, maar in die tijd hoor<strong>de</strong> het <strong>bij</strong> <strong>de</strong> stad Sidon. Dicht <strong>bij</strong> <strong>de</strong> poort van <strong>de</strong> stad ziet Elia een vrouw die aan het hout sprokkelen is. Hij gaat recht op zijn doel af. De HEERE zal hem <strong>de</strong> weg wel wijzen. Dat gelooft hij vast. "Haal mij toch een beetje water in dit vat, zodat ik drinken kan", zegt hij tegen <strong>de</strong> vrouw. On<strong>de</strong>r gewone omstandighe<strong>de</strong>n zou dit wel het minste geweest zijn waar een wan<strong>de</strong>laar om kan vragen. Maar in <strong>de</strong>ze droge tijd, waarin alles versmacht van dorst, is het wel een moeilijke vraag. Toch gaat <strong>de</strong> vrouw heen om het kleine beetje wat ze heeft met Elia te <strong>de</strong>len. Het is voor Elia een teken dat dit <strong>de</strong> vrouw is, die <strong>de</strong> HEERE hem aan zou wijzen. Hij ziet dat God haar hart neigt. Terwijl <strong>de</strong> vrouw wegloopt om water te halen, roept Elia daarna: "Haal mij toch ook wat brood in uw hand." 12 4. Elia en <strong>de</strong> weduwe te Zarfath Dit is wel heel brutaal, vind je niet? Zal <strong>de</strong> vrouw nu niet <strong>de</strong>nken: "Ik geef die man één vinger en hij neemt mijn hele hand"? Nee, ze vindt het niet brutaal van Elia. De HEERE heeft haar hart geneigd en daarom wil ze Elia helpen zoveel ze kan. Maar brood... Ze staat stil en zegt: “Ach, zo waarachtig als <strong>de</strong> HEERE, uw God leeft, indien ik een koek heb, dan alleen een hand vol meel in <strong>de</strong> kruik en een weinig olie in <strong>de</strong> fles! En zie, ik heb een paar houten gelezen, en ik ga heen, en zal het voor mij en voor mijn zoon berei<strong>de</strong>n, dat we het eten, en sterven.” “Het is het laatste wat ik heb”, bedoelt ze eigenlijk. “Het is niet eens genoeg voor mij en mijn zoon, om in leven te blijven.” Maar nu zal Elia in <strong>de</strong> naam <strong>de</strong>s HEEREN tonen dat <strong>de</strong> God van Israël een God van won<strong>de</strong>ren is. Hij weet dat <strong>de</strong>ze vrouw <strong>de</strong> weduwe is, die naar Gods voorzienigheid voor hem zal zorgen. "Vrees niet, ga heen," zegt hij rustig, "doe naar hetgeen gij zegt, maar... maak eerst een kleine koek daarvan voor mij en breng die hier, daarna zult u voor uzelf en uw zoon berei<strong>de</strong>n. Want zo zegt <strong>de</strong> HEERE, <strong>de</strong> God van Israël: Het meel van <strong>de</strong> kruik zal niet verteerd wor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> olie van <strong>de</strong> fles zal niet ontbreken, tot op <strong>de</strong> dag dat <strong>de</strong> HEERE regen op <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> geven zal." De vrouw zal wel flink tegensputteren, <strong>de</strong>nk je niet? Wij zou<strong>de</strong>n zeggen: "Ja maar...", maar dat doet <strong>de</strong> vrouw niet. Ze heeft van <strong>de</strong> HEERE het geloof in haar hart gekregen en ze gaat naar huis en doet wat Elia gezegd heeft. En wat <strong>de</strong> HEERE belooft, gebeurt ook. Al <strong>de</strong> tijd dat er in Israël geen regen valt, heeft <strong>de</strong> vrouw genoeg meel en olie om voor zichzelf, haar zoon en