Bijbelse Geschiedenis deel 5 - Welkom bij de John Bunyan Stichting
Bijbelse Geschiedenis deel 5 - Welkom bij de John Bunyan Stichting
Bijbelse Geschiedenis deel 5 - Welkom bij de John Bunyan Stichting
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
13. Jeremia's leven<br />
In <strong>de</strong> tijd dat Jeremia profeteert in<br />
het land, zijn er wel vijf koningen in Juda<br />
geweest: Josia, Joahaz, Jojakim, Jojachin en<br />
Ze<strong>de</strong>kia. Als Ze<strong>de</strong>kia als koning heerst, is<br />
het voor Jeremia een moeilijke tijd. Hij ziet<br />
in gezichten die <strong>de</strong> HEERE hem geeft, dat<br />
het land ten on<strong>de</strong>r zal gaan. Dat moet hij<br />
tegen <strong>de</strong> mensen van zijn land zeggen. Maar<br />
<strong>de</strong> mensen geloven hem niet. En Ze<strong>de</strong>kia<br />
is een god<strong>de</strong>loze koning. Hoor maar wat er<br />
gebeurt.<br />
Er heerst grote drukte in Jeruzalem.<br />
Weet je waarom? Kijk dan maar eens buiten<br />
<strong>de</strong> poort van <strong>de</strong> stad. Daar is een heel<br />
groot leger verschenen. Het zijn <strong>de</strong> soldaten<br />
van Nebukadnezar, <strong>de</strong> machtige koning<br />
van Babel. Deze Nebukadnezar heeft zijn<br />
leger naar Jeruzalem gestuurd om <strong>de</strong> stad<br />
te straffen. Waarom dan toch? vraag je misschien.<br />
Dat komt zo: Jeruzalem is eigenlijk<br />
geen hoofdstad in een vrij land meer, maar<br />
is on<strong>de</strong>rworpen aan <strong>de</strong> koning van Babel.<br />
Ze<strong>de</strong>kia is wel koning, maar hij mag slechts<br />
regeren <strong>bij</strong> <strong>de</strong> gratie van Nebukadnezar.<br />
Dat betekent dat Ze<strong>de</strong>kia niets kan doen<br />
zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> goedkeuring van Nebukadnezar.<br />
Maar Ze<strong>de</strong>kia wil dat eigenlijk helemaal<br />
niet. Hij wil vrij zijn. Daarom heeft hij<br />
plannen gesmeed om tegen Nebukadnezar<br />
op te staan. En dat heeft Nebukadnezar<br />
van iemand gehoord. “Wat?” riep<br />
Nebukadnezar uit, “Wil die Ze<strong>de</strong>kia tegen<br />
mij vechten? Wacht maar, ik zal hem wel<br />
even een lesje leren!”<br />
En daarom is nu het grote leger van<br />
Nebukadnezar <strong>bij</strong> Jeruzalem gekomen.<br />
Duizen<strong>de</strong>n mensen stromen <strong>de</strong> stad in om<br />
veiligheid te zoeken. Buiten <strong>de</strong> muren is het<br />
nu heel gevaarlijk. Die mensen <strong>de</strong>nken dat<br />
ze in <strong>de</strong> stad veilig zijn voor het leger van<br />
Nebukadnezar.<br />
Nu komt er iets heel moeilijks. Koning<br />
Ze<strong>de</strong>kia is een god<strong>de</strong>loze koning. En het<br />
hele volk heeft, samen met <strong>de</strong> koning, <strong>de</strong><br />
dienst van <strong>de</strong> HEERE verlaten. Het volk<br />
<strong>de</strong>nkt niet meer aan <strong>de</strong> HEERE en het<br />
heeft <strong>de</strong> HEERE niet lief. Maar <strong>de</strong> HEERE<br />
zal het volk straffen, zodat <strong>de</strong> mensen<br />
weer naar Hem gaan vragen en zoeken.<br />
Dáárom stuurt <strong>de</strong> HEERE dat leger van<br />
Nebukadnezar naar Jeruzalem. Maar <strong>de</strong><br />
mensen begrijpen het helemaal niet. Ze <strong>de</strong>nken<br />
alleen maar aan <strong>de</strong> aardse vijand, die ze<br />
moeten ontvluchten. Maar <strong>de</strong> HEERE kunnen<br />
ze niet ontvluchten.<br />
In <strong>de</strong> stad Jeruzalem loopt een man.<br />
Het is Jeremia, <strong>de</strong> profeet uit Anatoth.<br />
Hoor eens wat hij zegt: “De stad zal geen<br />
stand kunnen hou<strong>de</strong>n.” En even later zegt<br />
hij: “Verzet u niet tegen Nebukadnezar.<br />
Geef u toch over!” O, hoe durft hij! Jeremia<br />
loopt verdrietig door <strong>de</strong> straten van <strong>de</strong> stad,<br />
die hij zo liefheeft. Hij heeft dit oor<strong><strong>de</strong>el</strong><br />
al jaren aan zien komen. Hij wist dat het<br />
gebeuren zou. Hij heeft het volk en zijn<br />
god<strong>de</strong>loze vorst gesmeekt om te buigen voor<br />
<strong>de</strong> HEERE. “Bekeert u, bekeert u”, heeft hij<br />
geroepen. Zijn stem heeft getrild van me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n,<br />
als hij aan <strong>de</strong> na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> oor<strong>de</strong>len<br />
dacht. Maar zijn stem heeft ook gebul<strong>de</strong>rd<br />
van toorn, omdat het volk en <strong>de</strong> koning weiger<strong>de</strong>n<br />
te luisteren. Baruch, <strong>de</strong> knecht van<br />
Jeremia, heeft al <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n die Jeremia<br />
sprak opgeschreven op een stuk papier. Dat<br />
heet een boekrol. Hij heeft <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
voorgelezen aan het volk. Maar het heeft<br />
allemaal niets gebaat.<br />
En nu <strong>de</strong> oor<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> HEERE<br />
komen, nu is Jeremia hier in Jeruzalem <strong>bij</strong><br />
het volk dat hij zo liefheeft en dat hij zo<br />
graag van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang had willen red<strong>de</strong>n.<br />
Hij is niet lafhartig gevlucht, maar blijft<br />
37