15.09.2013 Views

korstmossen Vlaams-Brabant rapport studie 2007 - Natuurpunt

korstmossen Vlaams-Brabant rapport studie 2007 - Natuurpunt

korstmossen Vlaams-Brabant rapport studie 2007 - Natuurpunt

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Groene schotelkorst (Lecanora conizaeoides) vertoont een onmiskenbare roodverkleuring als reactie<br />

op para-fenyleendiamine.<br />

Groene schotelkorst ondergaat heel wat veranderingen onder invloed van ammoniak (van<br />

een duidelijk opvallend groen thallus met schotelvormige vruchtlichamen naar een weinig<br />

opvallend gelig thallus zonder vruchtlichamen) waardoor een zekere determinatie enkel op<br />

basis van aanstippen met para-fenyleendiamine kan bekomen worden (het thallus wordt dan<br />

rood). Dit aanstippen is in het huidig onderzoek consequent gebeurd indien een dergelijk<br />

geel thallus aangetroffen werd.<br />

Geelkorsten (Candelariella’s) blijken vaak voor verwarring te zorgen (zie ook bij Van Eetvelde).<br />

Bij de bespreking en de analyse van de veranderingen werden deze dan ook allemaal<br />

samengenomen.<br />

Lecanora umbrina en Lecanora hagenii werden door De Sloover & Lambinon (1965) als afzonderlijke<br />

soorten genoteerd. De taxonomische opvattingen die in deze <strong>studie</strong> gevolgd worden<br />

beschouwen deze als synoniemen. Hetzelfde geldt voor Melanelia glabratula subsp.<br />

glabratula en Melanelia glabratula subsp. fuliginosa, althans wat betreft het voorkomen op<br />

bomen. Volgens Diederich & Sérusiaux (2000) is Melanelia glabratula subsp. fuliginosa geen<br />

epifyt maar een epiliet (een op steen voorkomende soort).<br />

Caloplaca phlogina wordt door sommige auteurs afgescheiden van Caloplaca citrina. Dit<br />

werd hier niet gedaan.<br />

Stofglimschoteltje (Lecania erysibe) en Blauwe mosterdkorst (Rinodina pityrea) werden in<br />

het begin van de <strong>studie</strong> niet goed van elkaar onderscheiden. Hierdoor werd de eerste mogelijks<br />

overschat en de tweede onderschat.<br />

2.4 Vergelijking van de gehanteerde methode met vroeger gebruikte<br />

werkwijzen<br />

Zowel door De Sloover & Lambinon (1965) als door Caekebeke (1985) werden enkel de lichenen<br />

genoteerd samen met het voorkomen van één enkel zwam nl. Hysterium angustatum.<br />

Van Eetvelde (2004) inventariseerde daarnaast ook de mossen. De Sloover & Lambinon<br />

bemonsterden op slechts 5 boomsoorten. Caekebeke en Van Eetvelde inventariseerden<br />

meer verschillende boomsoorten. Bij vergelijking van de drie <strong>studie</strong>s blijkt echter dat<br />

populier het meest bemonsterd werd over de ganse Denderstreek heen (tabel 3). Om zeker<br />

te zijn dat dit ook geldt voor het gedeelte van <strong>Vlaams</strong>-<strong>Brabant</strong> in deze <strong>studie</strong> werd dit hieruit<br />

afgesplitst (tabel 4).<br />

Korstmossen <strong>Vlaams</strong>-<strong>Brabant</strong> 24

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!