korstmossen Vlaams-Brabant rapport studie 2007 - Natuurpunt
korstmossen Vlaams-Brabant rapport studie 2007 - Natuurpunt
korstmossen Vlaams-Brabant rapport studie 2007 - Natuurpunt
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Roestbruin schorssteeltje Witkopschorsmos<br />
(Chaenotheca ferruginea) (Hypogymnia tubulosa)<br />
Figuur 12. Een selectie van de zuurminnende kensoorten die de AIW bepalen.<br />
De AIW wordt op gelijkaardige wijze berekend op basis van de aanwezigheid van zuurminnende<br />
soorten. Bijvoorbeeld: op een rij van zes bomen vinden we één exemplaar van het<br />
Eikenmos (Evernia prunastri) op boom 1 en boom 5. Er zijn geen andere acidofielen aanwezig.<br />
De AIW is dan 0,3 (aantal keren dat de soort op een boom gevonden werd/aantal bomen,<br />
dus 2/6).<br />
Het berekenen van de AIW heeft volgens van Herk voor andere boomsoorten dan eiken<br />
slechts een geringe betekenis. Dit komt omdat acidofyten van nature slechts in geringe mate<br />
aanwezig zijn op populieren, essen en wilgen (van Herk, 1997c). In dit onderzoek werd voor<br />
deze boomsoorten ook de AIW berekend om deze opvatting te toetsen. Het resultaat van<br />
deze berekening wordt besproken in paragraaf 3.2.4.<br />
De AIW heeft vooral praktische betekenis in gebieden met een achtergrondbelasting (van<br />
Herk, 2002b).<br />
Van Eetvelde berekende de graad van NH3-vervuiling via de in paragraaf 1.5.2.3 beschreven<br />
formule van Hoffmann. Ter vergelijking met de resultaten bekomen via NIW en AIW werd in<br />
de huidige <strong>studie</strong> deze berekening ook toegepast. Het resultaat wordt weergegeven in figuur<br />
24.<br />
Daarnaast werden ook correlaties berekend tussen de NIW, de AIW en de formule van<br />
Hoffmann.<br />
2.5.3 De zwaveldioxidebelasting<br />
Voor het bepalen van de zwaveldioxidebelasting werden twee verschillende methodes gebruikt:<br />
de Q-som en de soortenrijkdom.<br />
2.5.3.1 Q-som (van Herk, 1990)<br />
De Q-som is afgeleid van de door Barkman in het leven geroepen Q-soorten, welke in de<br />
jaren ’50 sterk achteruit bleken te gaan onder invloed van de luchtverontreiniging. Barkman<br />
kende aan iedere Q-soort een waarde toe, die een afspiegeling was van de gevoeligheid<br />
voor zwaveldioxide. De toegekende Q-waarden zijn in tabel 8 te vinden. Alleen die soorten<br />
worden vermeld die in en na 1962 gevonden werden in <strong>Vlaams</strong>-<strong>Brabant</strong>. In figuur 13 worden<br />
een aantal van deze Q-soorten weergegeven. De Q-som van een opnamepunt is de som<br />
van de Q-waarden van alle Q-soorten die er voorkomen.<br />
Korstmossen <strong>Vlaams</strong>-<strong>Brabant</strong> 36