korstmossen Vlaams-Brabant rapport studie 2007 - Natuurpunt
korstmossen Vlaams-Brabant rapport studie 2007 - Natuurpunt
korstmossen Vlaams-Brabant rapport studie 2007 - Natuurpunt
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2.5.2 De ammoniakbelasting<br />
De ammoniakbelasting wordt berekend door middel van de nitrofiele indicatiewaarde (NIW)<br />
en de acidofiele indicatiewaarde (AIW). Beide worden dus als graadmeters voor ammoniak<br />
gebruikt. In deze twee graadmeters worden per opnamepunt de totale hoeveelheden ammoniakminnende<br />
(nitrofyten) respectievelijk ammoniakmijdende (acidofyten) <strong>korstmossen</strong> tot<br />
uitdrukking gebracht. Voor de berekening van de NIW en de AIW wordt een reeks kensoorten<br />
gebruikt (tabel 6 en 7, figuur 8 en12).<br />
De NIW wordt bekomen door het voorkomen van de in tabel 6 weergegeven nitrofyten per<br />
opnamepunt bij elkaar op te tellen. De per boom gescoorde aanwezigheid wordt hierbij gesommeerd,<br />
waarna het gemiddelde aantal soorten per boom uitgerekend wordt. Soorten die<br />
in ruime hoeveelheden aanwezig zijn (talrijkheidscode ‘4’ of ‘6’ op de streeplijst), worden<br />
dubbel geteld.<br />
Een voorbeeld. Op een rij van 10 bomen komt Heksenvingermos op acht van de 10 bomen<br />
voor, telkens met één of enkele exemplaren, Groot dooiermos zit op elke boom met meer<br />
dan 1 dm² per boom. Heksenvingermos krijgt voor elke boom waarop het voorkomt 1 punt,<br />
Groot dooiermos 2 punten. Als we deze scores optellen, komen we aan 8 + 20 = 28. Deze<br />
score delen we door het aantal onderzochte bomen. Dit geeft een NIW van 2,8.<br />
De NIW heeft vooral betekenis in agrarische brongebieden, waar soorten met een positieve<br />
reactie op ammoniak dikwijls rijkelijk aanwezig zijn (van Herk, 2004a).<br />
Bleek vingermos (Physcia dubia)<br />
Donkerbruine schotelkorst (Rinodina gennarii)<br />
Fijne geelkorst (Candelariella xanthostigma)<br />
Gewone citroenkorst (Caloplaca citrina)<br />
Groot dooiermos (Xanthoria parietina)<br />
Groot vingermos (Physcia stellaris)<br />
Grove geelkorst (Candelariella vitellina)<br />
Heksenvingermos (Physcia tenella)<br />
Kapjesvingermos (Physcia adscendens)<br />
Klein dooiermos (Xanthoria polycarpa)<br />
Klein schaduwmos (Phaeophyscia nigricans)<br />
Kleine geelkorst (Candelariella aurella)<br />
Kleine schotelkorst (Lecanora hagenii)<br />
Kroezig dooiermos (Xanthoria candelaria)<br />
Muurschotelkorst (Lecanora muralis)<br />
Muurzonnetje (Caloplaca holocarpa)<br />
Oranje dooiermos (Xanthoria calcicola)<br />
Poedergeelkorst (Candelariella reflexa)<br />
Rond schaduwmos (Phaeophyscia orbicularis)<br />
Stoeprandvingermos (Physcia caesia)<br />
Valse citroenkorst (Caloplaca flavocitrina)<br />
Verborgen schotelkorst (Lecanora dispersa)<br />
Tabel 6. Stikstofminnende kensoorten (nitrofyten) gebruikt bij het berekenen van de nitrofiele indicatiewaarde<br />
(NIW) (zie figuur 8 voor afbeeldingen).<br />
Korstmossen <strong>Vlaams</strong>-<strong>Brabant</strong> 28