Gramsbergerstraat, Coevorden - Gemeente Coevorden
Gramsbergerstraat, Coevorden - Gemeente Coevorden
Gramsbergerstraat, Coevorden - Gemeente Coevorden
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>
Inhoudsopgave<br />
Toelichting 5<br />
Hoofdstuk 1 Inleiding 7<br />
1.1 Algemeen 7<br />
1.2 Vigerend plan 7<br />
1.3 De bij het plan behorende stukken 7<br />
1.4 Situering van het plangebied 7<br />
Hoofdstuk 2 Beleidskader 9<br />
2.1 Europees- en Rijksbeleid 9<br />
2.2 Provinciaal beleid 11<br />
2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid 12<br />
Hoofdstuk 3 Onderzoeken 17<br />
3.1 Algemeen 17<br />
3.2 Geluid 17<br />
3.3 Bodem 18<br />
3.4 Luchtkwaliteit 20<br />
3.5 Externe veiligheid 24<br />
3.6 Ecologie 26<br />
3.7 Cultuurhistorie en archeologie 30<br />
3.8 Waterhuishouding 33<br />
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving 37<br />
4.1 Huidige situatie 37<br />
4.2 Toekomstige situatie 37<br />
Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid 39<br />
Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg 41<br />
6.1 Inspraak 41<br />
6.2 Overleg 41<br />
Bijlagen bij toelichting 43<br />
Bijlage 1 Situering plangebied 45<br />
Bijlage 2 RBMII-berekening 51<br />
Bijlage 3 Werkprotocol Ecologie 63<br />
Bijlage 4 Inspraakverslag 97<br />
Regels 103<br />
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 105<br />
Artikel 1 Begrippen 105<br />
Artikel 2 Wijze van meten 108<br />
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 109<br />
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening 109<br />
Artikel 4 Groen 110<br />
Artikel 5 Tuin 111<br />
Artikel 6 Verkeer 112<br />
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied 113<br />
Artikel 8 Wonen 114<br />
Artikel 9 Wonen - Woongebouw 116<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
2
Hoofdstuk 3 Algemene regels 117<br />
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel 117<br />
Artikel 11 Algemene gebruiksregels 118<br />
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels 119<br />
Artikel 13 Overige regels 120<br />
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 121<br />
Artikel 14 Overgangsrecht 121<br />
Artikel 15 Slotregel 122<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
3
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
4
Toelichting<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
5
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
6
Hoofdstuk 1 Inleiding<br />
1.1 Algemeen<br />
Het bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong> <strong>Coevorden</strong>" is de juridisch-planologische<br />
regeling ten behoeve van de bouw van circa 28 grondgebonden woningen op het<br />
voormalige fabrieksterrein en circa 32 appartementen in de voormalige<br />
aardappelmeelfabriek. De fabriek is al ruim 30 jaar niet meer in gebruik en het<br />
naastliggende terrein ligt momenteel braak. Het perceel heeft een grootte van 1,48<br />
hectare. Het plangebied ligt in een gebied dat in de visie van de gemeente als<br />
woongebied mag worden ontwikkeld.<br />
Al enkele jaren bestaan er plannen om het terrein van de aardappelmeelfabriek te gaan<br />
gebruiken door middel van het realiseren van vervangende nieuwbouw in de vorm van<br />
appartementen met dezelfde sfeer en uitstraling als de bestaande bebouwing. Koenen<br />
Bouw heeft het initiatief genomen de plannen voor deze appartementen te gaan<br />
realiseren en tegelijkertijd op de grond rondom fabriek grondgebonden woningen te<br />
realiseren. In het verleden heeft de gemeente zich middels een "werkgroep" bezig<br />
gehouden met de woningbouwplannen en zijn goedkeuring uitgesproken.<br />
1.2 Vigerend plan<br />
Het plangebied is tot op heden nog niet in een bestemmingsplan opgenomen.<br />
1.3 De bij het plan behorende stukken<br />
Het bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" bestaat uit de volgende<br />
stukken:<br />
plankaart, schaal 1:1.000 (NL.IMRO.0109.BP00004-0003);<br />
regels.<br />
Op de plankaart zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden en<br />
opstallen weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen over de inhoud van de<br />
bestemmingen en het gebruik van de gronden. Het bestemmingsplan gaat vergezeld<br />
van deze toelichting. Hierin wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het<br />
plan ten grondslag liggende gedachten vermeld, alsmede de resultaten van<br />
inventarisatie en onderzoek. Te zijner tijd worden de resultaten van inspraak en het<br />
overleg weergegeven.<br />
1.4 Situering van het plangebied<br />
Op Bijlage 1 is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.<br />
De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door het Coevorder Kanaal aan de<br />
noordwestzijde, terwijl de overige grenzen bepaald worden door de kadastrale<br />
begrenzing van het perceel van de voormalige aardappelmeelfabriek. Aan de<br />
zuidoostzijde vormt een bestaande bomenrij ook een zekere begrenzing.<br />
De locatie is gesitueerd aan de zuidrand van de stad. Zuidwestelijk van de locatie is<br />
een terrein voor kleinschalige bedrijvigheid in gebruik (hoek Coevorder<br />
Kanaal/Euregioweg). Aan de noordwestkant ligt het bedrijf SmurfitKappa. Aan de<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
7
noordoostzijde van het plangebied staan een aantal voormalige arbeiderswoningen, de<br />
voormalige directeurswoning en woningbouw (van later datum) aan de Batavierstraat.<br />
Aan de zuid en westkant van het plangebied ligt de woningbouwlocatie Vosmaten, waar<br />
momenteel woningen worden ontwikkeld. Het plan zal daarom een onderdeel vormen<br />
van een groter woongebied.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
8
Hoofdstuk 2 Beleidskader<br />
2.1 Europees- en Rijksbeleid<br />
2.1.1 Nota Ruimte<br />
De Nota Ruimte is een nota van het rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke<br />
ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In deze nota gaat het om<br />
inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In<br />
de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke<br />
hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen.<br />
Op achtereenvolgens 17 mei 2005 en 17 januari 2006 hebben de Tweede en Eerste<br />
Kamer der Staten-Generaal ingestemd met de Nota Ruimte "Ruimte voor ontwikkeling".<br />
Met de nota komt het accent te liggen op de ruimtelijke ontwikkeling en de dynamiek<br />
en minder op de restricties. Het nieuwe beleid vraagt om initiatief van overheden,<br />
bedrijven en burgers, maar ook om waarborgen voor bijvoorbeeld natuur, landschap en<br />
cultuurhistorie.<br />
2.1.2 Wet ruimtelijke ordening<br />
De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is op 1 juli 2008 in werking getreden. De<br />
bijbehorende verplichting tot digitalisering van ruimtelijke plannen geldt per 1 juli 2009.<br />
Met de nieuwe wet wordt gestreefd naar een samenhangend pakket van regels voor de<br />
ruimtelijke ordening. De wet biedt een nieuw stelsel om beleid voor een duurzame<br />
leefomgeving mogelijk te maken en te normeren. De nieuwe Wro draagt bij aan<br />
vereenvoudiging en versnelling van procedures en beroepsprocedures. Het wetsvoorstel<br />
bevat een coördinatieregeling voor rijk, provincie en gemeente voor<br />
bestemmingswijziging, vergunningen, en dergelijke. Hierdoor vindt er een efficiënte<br />
projectbesluitvorming plaats: door de gelijktijdige voorbereiding en bekendmaking van<br />
besluiten, door bundeling van rechtsbescherming (besluiten worden bij beroep als één<br />
besluit aangemerkt) en door beroep in één instantie. Ook zal er scherpere handhaving<br />
zijn door betere toezicht- en handhavingsmogelijkheden, uitbreiding van het<br />
instrumentarium, koppeling aan het strafrecht en door de mogelijkheid tot ingrijpen als<br />
gemeenten hun taak onvoldoende uitoefenen.<br />
Cultuurhistorie en Archeologie<br />
De wettelijke bescherming van onroerende rijksmonumenten en door het rijk<br />
aangewezen stads- en dorpsgezichten is geregeld in de Monumentenwet 1988. Deze<br />
wet heeft niet alleen betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stads- en<br />
dorpsgezichten en archeologische monumenten boven en onder water. Er is in<br />
geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als wettelijk beschermd<br />
monument. Daarnaast geeft de wet voorschriften voor het "wijzigen, verstoren, afbreken<br />
of verplaatsen" van een beschermd monument. Die voorschriften houden in dat er niets<br />
aan het monument mag worden veranderd zonder voorafgaande vergunning.<br />
In 1998 is het Europees Verdrag betreffende de bescherming van het archeologisch<br />
erfgoed (het verdrag van Malta) aanvaard. Het verdrag bepaalt dat archeologische<br />
waarden als onvervangbaar onderdeel van het lokale, regionale en (inter)nationale<br />
culturele erfgoed bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen expliciet dienen te<br />
worden meegewogen en waar mogelijk ontzien.<br />
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
9
2.1.3 Ecologie<br />
getreden. De nieuwe wet bestaat uit een herziening en aanvulling van de hierboven<br />
genoemde Monumentenwet 1988. Ook is in de wet een aantal wijzigingen aangegeven<br />
in de Ontgrondingenwet, de Woningwet en de Wet Milieubeheer. De Wet op de<br />
archeologische monumentenzorg is een wijzigingswet en de Monumentenwet uit 1988<br />
is, voor zover het de ongewijzigde delen betreft, nog steeds van kracht.<br />
De essentie van de Wet op de archeologische monumentenzorg is dat waardevolle<br />
archeologische resten in de bodem behouden blijven. Voor werkzaamheden die<br />
gepaard gaan met verstoring van de bodem is een archeologisch vooronderzoek<br />
verplicht. Dat moet uitwijzen of er mogelijk behoudenswaardige archeologische sporen<br />
in het geding zijn.<br />
De oude fabriek is geen rijksmonument en maakt ook geen deel uit van een beschermd<br />
dorpsgezicht. Voor een beschrijving van de aanwezige en te verwachten<br />
cultuurhistorische en archeologische waarden in het plangebied wordt verwezen naar<br />
paragraaf 3.6.<br />
In Nederland is het rijksbeleid voor natuur vormgegeven via de Ecologische<br />
Hoofdstructuur. Het beleid van de Europese Unie (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn),<br />
heeft echter grote invloed op dit nationale natuurbeleid. Veel Natura 2000-gebieden<br />
(vogel- en habitatrichtlijngebieden, ook wel aangeduid als speciale beschermingszones)<br />
liggen dan ook binnen de Ecologische Hoofdstructuur.<br />
Natura 2000-gebieden<br />
Vanuit de Europese Unie is beleid geformuleerd ten aanzien van de bescherming en<br />
ontwikkeling van natuur en soorten in het kader van de totstandbrenging van de<br />
samenhangende Europese Ecologische Hoofdstructuur. Als uitvloeisel daarvan dienen<br />
ruimtelijke plannen getoetst te worden aan de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De<br />
doelstelling van de Vogelrichtlijn is bescherming van in het wild levende zeldzame en<br />
bedreigde vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt<br />
plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszones. Dit geldt ook<br />
voor de Habitatrichtlijn, die is gericht op het in stand houden van de natuurlijke habitat<br />
en de bescherming van wilde flora en fauna.<br />
In de buurt van het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig.<br />
Natuurbeschermingswet<br />
Uitgangspunt van de gewijzigde natuurbeschermingswet is een integrale bescherming<br />
van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat de kwaliteit van<br />
de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast. Het<br />
plangebied ligt niet binnen een speciale beschermingszone.<br />
Flora- en faunawet<br />
Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild<br />
voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel het in stand houden<br />
van de planten- en diersoorten die in het wild voorkomen. In de wet is onder meer<br />
bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en<br />
planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient<br />
iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren.<br />
Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en<br />
holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
10
Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan<br />
om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er<br />
mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel<br />
is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk.<br />
In paragraaf 3.5 wordt in het kader van de onderzoeksaspecten eveneens aandacht<br />
besteed aan het aspect ecologie.<br />
2.2 Provinciaal beleid<br />
2.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Drenthe<br />
De Omgevingsvisie van de provincie Drenthe beschrijft de ruimtelijk-economische<br />
ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een<br />
doorkijk naar de periode daarna. <strong>Coevorden</strong> is hierin aangewezen als<br />
substreekcentrum.<br />
De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van<br />
de provincie in het ruimtelijke domein.<br />
In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen<br />
samengenomen:<br />
de provinciale structuurvisie op grond van de Wro;<br />
het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);<br />
het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;<br />
het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en<br />
vervoer.<br />
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor<br />
de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna.<br />
Het koesteren en verder ontwikkelen van de Drentse kernkwaliteiten is de<br />
hoofddoelstelling van de provinciale Omgevingsvisie Drenthe. Met de Drentse<br />
kernkwaliteiten wordt bedoeld de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en<br />
aantrekkelijkheid van Drenthe. Dit betreft de volgende kwaliteiten:<br />
rust, ruimte, natuur en landschap;<br />
oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);<br />
naoberschap;<br />
menselijke maat;<br />
veiligheid;<br />
kleinschaligheid (Drentse schaal).<br />
In de strategie die ten grondslag ligt aan het verwezenlijken van de hoofddoelstelling is<br />
een verdeling gemaakt tussen een viertal robuuste (monofunctionele)<br />
systemen/gebieden en multifunctionele gebieden. Daarnaast zijn er voor bepaalde<br />
gebieden meer specifieke gebiedsopgaven benoemd en uitgewerkt. Geen van de<br />
specifieke gebiedsopgaven ligt in de gemeente <strong>Coevorden</strong>. De precieze begrenzing van<br />
deze gebieden dient nader te worden bepaald in de gemeentelijke<br />
bestemmingsplannen.<br />
Bij de woonopgave is de provincie gericht op een goede regionale samenwerking en<br />
afstemming. Om onderlinge concurrentie te voorkomen en de diversiteit in het regionale<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
11
aanbod te vergroten, worden regionale afspraken gemaakt. Voor de onderbouwing van<br />
deze afspraken moeten de regio’s een regionale woonvisie opstellen, waarin kwantiteit<br />
en kwaliteit van bouwprogramma’s op elkaar zijn afgestemd. <strong>Gemeente</strong>lijke<br />
woonplannen vormen een belangrijke basis voor regionale woonvisies.<br />
De ambitie is om tweederde van de bouwopgave in de planperiode 2010-2019 op te<br />
vangen in (sub)-streekcentra en één derde in de overige kernen. Daarbij hebben de<br />
streekcentra (Assen, Emmen, Hoogeveen en Meppel) een regionale functie om te<br />
bouwen voor de opvang van migratie. De substreekcentra (Beilen, <strong>Coevorden</strong> en Roden)<br />
hebben een bovenlokale functie.<br />
De streekcentra zullen aantrekkelijke woon- en werkmilieus (verder) moeten<br />
ontwikkelen en daarnaast werken aan het ontwikkelen van innovatieve en<br />
klimaatneutrale strategieën. Om zich te kunnen onderscheiden ten opzichte van elkaar<br />
en andere steden, hebben de Drentse streekcentra elk een 'identiteitslabel' gekregen.<br />
Stedelijke activiteiten en ontwikkelingen die passen bij het label komen in aanmerking<br />
voor provinciale stimulering. Voor <strong>Coevorden</strong> geldt het label : <strong>Coevorden</strong> ‘vesting’. Doel<br />
is het stimuleren van ontwikkelingen die het historische karakter van de stad<br />
versterken.<br />
Voor wat betreft wonen, moeten streekcentra voldoen aan zowel de lokale als de<br />
regionale vraag. Ook het oplossen van knelpunten in de woningmarkt is een speerpunt.<br />
Hiervoor is afstemming op regionaal niveau nodig. <strong>Coevorden</strong> maakt deel uit van de<br />
regio Zuidoost-Drenthe (gemeenten Borger-Odoorn, <strong>Coevorden</strong> en Emmen). Voor de<br />
periode 2010-2019 gaat het om een netto toename van 5.100 woningen in deze regio.<br />
De uitwerking van het woonbeleid ligt bij gemeenten, die hiervoor woonplannen hebben<br />
opgesteld. Bij uitwerking van het woonbeleid van de gemeente toetst de provincie vooral<br />
op:<br />
Regionale afstemming van woningbouwplannen;<br />
Het stimuleren van herstructurering;<br />
Het stimuleren van de ontwikkeling van specifieke, kleinschalige woonmilieus.<br />
Het tweede punt is van toepassing op het onderhavige bouwplan. Daarnaast sluit het<br />
plan aan op de aanbeveling van de provincie waarin de mogelijkheden tot het realiseren<br />
van specifieke, unieke woonmilieus, geënt op de gebiedskarakteristieken wordt<br />
benoemd. Met het onderhavige bouwplan wordt eveneens invulling gegeven aan het<br />
streven tot zorgvuldig ruimtegebruik ter voorkoming van stedelijke uitbreidingen aan de<br />
randen van de kernen.<br />
2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />
2.3.1 Woonplan II (2005-2015)<br />
In het Woonplan II van de gemeente <strong>Coevorden</strong> wordt het toekomstige woonbeleid en<br />
de ambities op het gebied van wonen, zorg en welzijn van de gemeente <strong>Coevorden</strong><br />
verwoord. Het Woonplan richt zich op de periode tot 2010 maar besteedt tevens<br />
aandacht aan de periode tot 2015. In dit plan wordt invulling gegeven aan doelstellingen<br />
die geformuleerd zijn in het POP II van de provincie Drenthe. De gemeente is immers,<br />
samen met woningbouwcorporaties, zorginstellingen en marktpartijen verantwoordelijk<br />
voor de uitvoering van dit beleid.<br />
De gemeente heeft, binnen de door de provincie aangegeven getalsmatige kaders, het<br />
voortouw bij het formuleren van het woonbeleid en voert de regie hierop. De stad<br />
<strong>Coevorden</strong> wordt gerekend tot een substreekcentrum. Het substreekcentrum<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
12
<strong>Coevorden</strong> mag tot 2015 groeien tot ongeveer 6.900 woningen. Op 1 januari 2005 telde<br />
de stad 6.239 woningen waardoor er een verwachte opgave ligt voor ongeveer 660<br />
woningen. Als de ontwikkeling van de woningmarkt of van de werkgelegenheid daartoe<br />
aanleiding geeft, zijn volgens het Woonplan grotere aantallen mogelijk.<br />
Doelgroepenbeleid<br />
De gemeente voert een doelgroepenbeleid voor wat betreft woningbouw. Hierin wordt<br />
voor <strong>Coevorden</strong> en andere (grote en kleine) kernen aangegeven voor welke doelgroepen<br />
toekomstige woningbouw bedoeld is. Als mogelijkheden in de grotere kernen worden<br />
vooral seniorenwoningen en woningen in de huursector genoemd. In de stad wordt de<br />
nadruk gelegd op woningbouw voor alleenstaanden en de kleinere huishoudens. Het<br />
langer zelfstandig blijven wonen of zelfstandig gaan wonen van met name ouderen maar<br />
ook gehandicapten en ex-psychiatrische patiënten is een van de speerpunten van de<br />
gemeente.<br />
Duurzame ontwikkeling / duurzame woonkwaliteit<br />
Bij bouw en verbouw van woningen is duurzaamheid een belangrijk aandachtspunt. In<br />
de stedenbouwkundige invulling van plannen wordt gestreefd naar een optimale wijze<br />
van integreren van milieudoelstellingen. Duurzaam bouwen wordt gedaan door de<br />
keuzen die in het bestemmingsplan worden gemaakt ten aanzien van de inrichting van<br />
het plangebied. Maar ook door verantwoord materiaalgebruik, een lagere Energie<br />
Prestatie Coëfficiënt (EPC), het benutten van bezonning en spaarzaam<br />
drinkwatergebruik.<br />
Op basis van het klimaatbeleidsplan wordt gestreefd naar een EPC van de woningen<br />
die 5-10% lager ligt dan de op het moment van omgevingsvergunning-aanvraag<br />
geldende wettelijke norm. Tevens zal op deze locatie een inspanningsverplichting<br />
gelden voor het onderzoeken van de mogelijkheden van toepassingen van lage<br />
temperatuur-verwarming (LTV), gebruikmaking van warmtepompen<br />
(warmte/koude-opslag) of het aansluiten op een eventueel nog te realiseren warmtenet<br />
tussen het Europark en het centrum van <strong>Coevorden</strong>.<br />
Kwalitatieve woningbehoefte<br />
Vanwege de verwachte groei van het aantal ouderen is het bouwen van<br />
seniorenwoningen en zorgwoningen prioriteit in <strong>Coevorden</strong>. Met levensloopbestendig<br />
bouwen kan worden voldaan aan de vraag naar seniorenwoningen, maar eventueel ook<br />
andere bevolkingsgroepen. Dit moet tevens de doorstroming op de woningmarkt<br />
bevorderen. De vraag naar seniorenwoningen zal grotendeels in de grote kernen als<br />
<strong>Coevorden</strong> worden opgevangen. Daarnaast zal hier worden geprobeerd nieuwbouw in<br />
zowel koop- als huursector te realiseren. Met de realisatie van onderhavig plan worden<br />
woningen als deze mogelijk gemaakt. Het plan voorziet daarom aan de bestaande<br />
behoefte in <strong>Coevorden</strong>.<br />
Kwantitatieve woningbehoefte<br />
Op grond van POP II is voor de gemeente <strong>Coevorden</strong> voor de periode van 2005 tot 2015<br />
een woningbehoefte van ongeveer 1.375 woningen geraamd, waarvan 660 woningen<br />
voor het substreekcentrum <strong>Coevorden</strong>, 525 woningen verdeeld over de 5 hoofdkernen en<br />
190 woningen verdeeld over de 17 kleine kernen.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
13
2.3.2 Welstandsnota <strong>Coevorden</strong><br />
2.3.3 Beeldkwaliteit<br />
De Welstandsnota van <strong>Coevorden</strong> regelt het welstandsbeleid in de gemeente. In de<br />
nota wordt de welstand grotendeels geregeld met zogenaamde gebiedsgerichte criteria,<br />
wat wil zeggen dat er voor een specifiek (soort) gebied, zoals bijvoorbeeld het<br />
stadscentrum, specifieke eisen zijn. Voor het betreffende plangebied worden geen<br />
eisen gesteld in de nota, omdat de bestaande situatie die van de fabriek betrof. De<br />
welstandstoets ten aanzien van de in het plan geprojecteerde woningen wordt op de<br />
gebruikelijke wijze uitgevoerd. Als middel bij de toets worden de in de volgende<br />
paragraaf vermelde criteria gehanteerd.<br />
Bij de ontwikkeling van het stedenbouwkundig verkavelingsplan is gekozen voor een<br />
planopzet die stedenbouwkundig ruimtelijk aansluit op de omgeving en die zich ook<br />
voegt in en rekening houdt met de kavel en de randen van de kavel.<br />
Zoals eerder in deze toelichting aangegeven wordt één deel van het voormalige<br />
fabriekscomplex "hergebruikt".<br />
Voor wat betreft de architectuur van de te realiseren nieuwbouwoningen is de<br />
"fabrieksarchitectuur" als uitgangspunt genomen.<br />
Dit heeft als resultaat dat op de planlocatie nieuwe woningen met een verschillende<br />
uitstraling zullen worden gerealiseerd, zoals woningen in de geest van de bestaande,<br />
oorspronkelijke fabrieksarbeiderswoningen en woningen die de uitstraling hebben van<br />
een 19e eeuws fabrieksgebouw.<br />
Zowel de stedenbouwkundige verkavelingsopzet alswel de architectuurbenadering is<br />
uitvoerig besproken met de gemeente <strong>Coevorden</strong>.<br />
Besloten is om geen afzonderlijk uitvoerig beeldkwaliteitsplan te vervaardigen.<br />
Over de beeldkwaliteit van de te realiseren bebouwing wordt opgemerkt dat er drie<br />
categorieën randvoorwaarden zijn. Er zijn randvoorwaarden die:<br />
als welstandscriteria door de welstandscommissie kunnen worden toegepast;<br />
niet publiekrechtelijk zijn af te dwingen, maar wens of suggesties zijn vanuit het<br />
stedenbouwkundig beeld;<br />
opgenomen worden in de bestemmingsplanregels; dit heeft betrekking op onder<br />
meer de maatvoering van de te realiseren bebouwing.<br />
Hierna wordt ingegaan op de bedoelde welstandscriteria. Deze zullen te zijner tijd<br />
worden opgenomen dan wel worden toegevoegd aan de gemeentelijke welstandscriteria<br />
om het welstandsbeleid duidelijk en overzichtelijk te houden.<br />
Welstandscriteria<br />
Situering<br />
1. De bebouwing dient zich naar de openbare ruimte te richten.<br />
2. De nieuwbouw verstoort het beeld van de bestaande bebouwing niet; het voegt zich<br />
naar de omgeving.<br />
3. De voorgevelrooilijnen van het bestemmingsplan worden gevolgd.<br />
Erfsituatie<br />
1. Bijgebouwen zijn zodanig gesitueerd dat ze ondergeschikt zijn aan het<br />
hoofdgebouw.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
14
2. Bijgebouwen verstoren het straatbeeld niet.<br />
3. Bijgebouwen zijn, zoveel als mogelijk gesitueerd op het achterste deel van het erf.<br />
4. Bijgebouwen zijn van een kap voorzien.<br />
5. Bijgebouwen worden mee-ontworpen met het hoofdgebouw.<br />
6. Erfafscheidingen bij de rijenwoningen worden projectmatig mee-ontworpen.<br />
Vormgeving<br />
1. De bebouwingskarakteristieken van de fabrieksgebouwen en de arbeiderswoningen<br />
komen tot uiting in de vormgeving van de woningen.<br />
2. De kappen zijn vrij steil en hoog.<br />
3. De nokrichting is hoofdzakelijk evenwijdig aan de straat dan wel de openbare<br />
ruimte.<br />
4. Op zorgvuldig gekozen plekken is een andere nokrichting mogelijk.<br />
5. Extra aandacht wordt besteed aan de verbijzondering van de eindwoningen bij de<br />
rijenwoningen.<br />
6. Dakopbouwen worden mee-ontworpen met de woningen.<br />
7. Gevelindeling heeft een verticale karakteristiek.<br />
Detaillering, kleuren, materialen<br />
1. De bebouwing zal hoofdzakelijk uit baksteen bestaan, roodbruin metselwerk<br />
overheerst.<br />
2. Dakbedekking bestaat uit pannen, rood/roodbruin overheerst.<br />
3. Sterk contrasterende witte voegen worden niet toegepast.<br />
4. Lichte kleuren en reflecterende gevelvlakken worden niet toegepast.<br />
5. Gevels die geheel uit witte baksteen bestaan komen niet voor.<br />
6. Materialen en kleuren van aanbouwen en bijgebouwen zijn gelijk dan die van het<br />
hoofdgebouw of harmoniëren met die van het hoofdgebouw. In het algemeen<br />
worden gedekte kleuren voorgestaan.<br />
7. Kunststof (kozijnen) worden niet toegepast.<br />
8. Daar waar tuinen zijn en/of achtererven grenzen aan de openbare weg worden<br />
(projectmatig) erfafscheidingen aangebracht.<br />
9. Erfafscheidingen bestaan uit - minimaal één meter hoge - tuinmuren met daarboven<br />
een schermconstructie.<br />
De beeldkwaliteit heeft ook betrekking op de inrichting van de woonomgeving. De<br />
inrichting kan de uitstraling van de buurt ondersteunen maar ook tenietdoen.<br />
In het voorliggende geval is de inrichting een aspect dat tussen initiatiefnemer en<br />
gemeente in goed overleg overeengekomen zal worden.<br />
Belangrijke onderdelen van de inrichting zijn:<br />
bestrating;<br />
verlichting;<br />
beplanting.<br />
Met betrekking tot de bestrating wordt opgemerkt dat verschillende formaten gebakken<br />
bestratingsmaterialen worden toegepast.<br />
De kleur van de bestrating wordt aangepast aan de beoogde kleur van de gevels. Grijze<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
15
trottoirtegels komen in het gebouwtje niet voor.<br />
In het algemeen wordt een rustig, terughoudend vormgegeven verhardingsoppervlak<br />
voorgestaan.<br />
Hoge trottoirbanden worden niet toegepast.<br />
Ook de bestrating op het (privé)terrein van de woningen kan een rol spelen in de aanblik<br />
van de wijk. Met name is aandacht gewenst voor die bestratingen die aansluiten op de<br />
bestrating van de buren, zoals bij een gemeenschappelijke oprit. Het verdient<br />
aanbeveling een en ander projectmatig uit te voeren.<br />
Met betrekking tot de straatverlichting wordt opgemerkt dat één type armatuur -<br />
zakelijk vormgegeven, niet nostalgisch - wordt toegepast. Verlichting van de<br />
achterpaden krijgt een eigen type.<br />
De beplanting, die in het plan hoofdzakelijk uit bomen bestaat, dient regelmatig<br />
onderhouden te worden.<br />
Bomen die een ronde kruin hebben en die zowel in voor- als najaar kleur vertonen zijn<br />
in dit buurtje noodzakelijk.<br />
Zoals opgemerkt zal een en ander in overleg overeengekomen worden.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
16
Hoofdstuk 3 Onderzoeken<br />
3.1 Algemeen<br />
3.2 Geluid<br />
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een<br />
beschrijving gegeven van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen<br />
belangen. (art. 3.2 Awb). Allereerst wordt inzicht gegeven in de huidige situatie. Verder<br />
wordt ingegaan op de verrichtte onderzoeken.<br />
In de Wet geluidhinder (Wgh) is de verplichting opgenomen om bij de opstelling van een<br />
bestemmingsplan een akoestisch onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting<br />
vanaf de weg op de gevels van geprojecteerde woningen en andere geluidgevoelige<br />
objecten. Deze onderzoeksverplichting geldt in principe voor alle wegen. Afhankelijk van<br />
bepaalde omgevingssituaties zijn daartoe in de Wet geluidhinder zones van een<br />
bepaalde breedte aangegeven waarbinnen - zonder nader akoestisch onderzoek - geen<br />
geluidgevoelige objecten mogen worden gebouwd.<br />
In beginsel heeft iedere weg een geluidszone. Er wordt echter een uitzondering<br />
gemaakt op een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximum<br />
snelheid van 30 kilometer per uur geldt.<br />
In de voorliggende situatie is het volgende van belang. Het plangebied ligt in de zone<br />
die vanwege de huidige situatie op de <strong>Gramsbergerstraat</strong> geldt. De maximumsnelheid<br />
op deze straat is 30 kilometer per uur. In het kader van de Wet geluidhinder vervalt<br />
hiervoor de verplichting tot een akoestisch onderzoek. Ook de weg in het plangebied<br />
zelf wordt als een weg met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur<br />
gerealiseerd.<br />
Industrielawaai<br />
Voor de bedrijven gelegen in de nabijheid van het plangebied is de Wet milieubeheer<br />
(Wm) doorgaans van toepassing. Afhankelijk van de aard van het bedrijf kan er een<br />
vergunningplicht van toepassing zijn. In dat geval zijn in de vergunning grenswaarden<br />
ten aanzien van geluid opgenomen. De grenswaarden zijn opgesteld ter bescherming<br />
van de leefomgeving tegen hinderlijke bedrijfssituaties en geven bedrijven een bepaalde<br />
geluidruimte.<br />
In dit geval is er sprake van een gezoneerd bedrijventerrein (Leeuwerikenveld 1), de<br />
maximale grenswaarde conform de Wet geluidhinder die hiervoor geldt is 50 dB.<br />
Zoals te zien is op onderstaande afbeelding, vallen de woningen die gerealiseerd<br />
worden, binnen de 50 dB(A)-contour en de appartementen in de fabriek vallen zelfs<br />
binnen de 55 dB(A)-contour. Hiermee voldoen de woningen en appartementen niet aan<br />
de normen die gesteld zijn in de Wet geluidhinder.<br />
Ligging plangebied (geel) tov geluidscontour<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
17
3.3 Bodem<br />
In het plan zal voor de appartementen een dove gevel worden gecreeerd. Het<br />
fabrieksgebouw werkt voor een gedeelte van de achterliggende woningen als<br />
geluidsbarriere. Indmiddels is onderzocht hoe groot de geluidsbelasting is op de<br />
woningen op het terrein. De uitkomsten van dit onderzoek hebben ertoe geleid dat de<br />
woningen aan de zuidwestkant iets opgeschoven zijn, zodat ze niet meer in de<br />
geluiscontour liggen.<br />
Door Geofox Lexmond is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in de periode van<br />
februari tot en met mei 2009 om vast te stellen of er zich in de bodem van het<br />
plangebied verontreinigingen bevinden.<br />
3.3.1 Vooronderzoek en opzet onderzoek<br />
Om vast te kunnen stellen of er op het terrein verontreinigingen te verwachten zijn is<br />
allereerst een vooronderzoek opgesteld. Dit vooronderzoek is gebaseerd op een<br />
aanvullend bodemonderzoek uit 2003 dat is uitgevoerd door Geofox. Uit dit onderzoek<br />
is naar voren gekomen dat circa 70 m 3 grond sterk verontreinigd is en dat er sprake is<br />
van ernstige gevallen van bodemverontreiniging.<br />
Op basis van dit onderzoek uit 2003 zijn hypothesen opgesteld voor het plangebied.<br />
Het plangebied is voor onderzoek opgedeeld in 2 deelgebieden: deellocatie 1: het<br />
bedrijfspand/inpandig ter grootte van 5.300 m 2 en deellocatie 2: uitpandig, ter grootte<br />
van 9700 m 2 . Voor het verkennend bodemonderzoek zijn 30 boringen verricht en vier<br />
peilbuizen geplaatst.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
18
3.3.2 Resultaten veldonderzoek<br />
3.3.3 Conclusie<br />
Tijdens het zintuiglijk onderzoek zijn bodemvreemde materialen aangetroffen zoals<br />
puin, kolengruis, hout en baksteen. Bovendien is in één boring asbestverdacht<br />
materiaal aangetroffen. Drie boringen zijn gestaakt vanwege de dikke betonlaag in de<br />
bodem.<br />
Inpandig deelgebied<br />
Ter plaatse van de loods heeft in het verleden geen bodemonderzoek plaatsgevonden.<br />
In de loods bevindt zich een betonnen verharding. Er zijn in de loods 6 boringen verricht<br />
waarvan er 2 zijn gestaakt. Daarnaast is er een peilbuis geplaatst. In boring 201 is<br />
asbestverdacht materiaal aangetroffen en boring 204 bevat een grote mate aan puin. Op<br />
basis van chemische analyses kan worden aangegeven dat er in de grond geen<br />
verontreinigingen zijn aangetoond. In het grondwater zijn verhoogde waarden xylenen en<br />
tetrachlooretheen (ten opzichte van de streefwaarde) aangetroffen. De oorzaak hiervan<br />
is niet bekend.<br />
Ter plaatse van de voormalige fabriekshal is tijdens eerder onderzoek gebleken dat de<br />
bodem sterk verontreinigd is met lood en minerale olie. Tijdens onderhavig onderzoek<br />
zijn nieuwe boringen uitgevoerd waarin geen minerale oliën zijn aangetroffen. Tot<br />
maximaal 1,5 meter is er een lichte menging met deeltjes puin gevonden. Boring 210<br />
bestaat voor de bodemgrond volledig uit puin, hierin zijn MM3 lood en minerale olie<br />
verhoogd aangetroffen ten opzichte van de achtergrondwaarde.<br />
In boring 212 is gedeeltelijk kobalt verhoogd aangetroffen ten opzichte van de<br />
achtergrondwaarde. In de peilbuis 207 zijn geen verhoogde parameters gevonden ten<br />
opzichte van de streefwaarde.<br />
De verontreiniging is voor dit deelterrein gering van omvang.<br />
Uitpandig deelgebied<br />
Ter plaatse van het voormalig atelier zijn 4 boringen verricht. Op diverse plaatsen zijn<br />
deeltjes puin en kolengruis aangetroffen. De grond is hier matig verontreinigd met lood<br />
en licht verontreinigd met zink PCB en PAK 10. In het mengmonster zijn met name<br />
lood en PAK 10 verhoogd aangetroffen ten opzichte van de achtergrondwaarde. Ook is<br />
er een overstijging van de achtergrondwaarde aangetroffen van zink en minerale olie.<br />
Op het voormalige vloeiveld zijn in totaal 6 boringen verricht. In het mengmonster MM9<br />
zijn zintuiglijk geen afwijkingen aangetroffen in MM10 zijn bodemvreemde materialen<br />
aangetroffen zoals lood en PAK die verhoogd zijn aangetroffen ten opzichte van de<br />
achtergrondwaarde. Nabij de kelder is een peilbuis bemonsterd en is tetrachlooretheen<br />
verhoogd aangetroffen ten opzichte van de streefwaarde.<br />
Activiteiten die in het verleden in het plangebied plaatsvonden zijn waarschijnlijk de<br />
oorzaak van de aangetroffen verontreinigingen. De verontreiniging is gering van omvang.<br />
De verontreinigingen voor zowel het inpandige als het uitpandige deelgebied zijn gering<br />
van omvang. Bij ontwikkeling van de locatie moet rekening worden gehouden met de<br />
verontreiniging met zware metalen en minerale olie en moeten saneringsmaatregelen<br />
genomen worden. De grond zal gesaneerd worden in het kader van het traject voor de<br />
Omgevingsvergunning.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
19
Het bodemrapport "Verkennend bodemonderzoek Gramsbergseweg 75-77 te<br />
<strong>Coevorden</strong>" is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.<br />
3.3.4 Verkennend/actualiserend asbestonderzoek<br />
In april 2009 is door Mateboer Milieutechniek een verkennend bodemonderzoek<br />
uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbest. Het onderzoek is een actualisatie van<br />
eerder uitgevoerd onderzoek uit 2001 dat vanwege de beperkte geldigheid herzien<br />
moest worden.<br />
Verkennend bodemonderzoek asbest 2001<br />
Bij het onderzoek dat in 2001 is uitgevoerd door Mateboer zijn inspectiegaten gegraven<br />
en boringen verricht. Hierbij is in het plangebied voor een groot deel puin aangetroffen.<br />
Inpandig is destijds asbesthoudend plaatmateriaal aangetroffen.<br />
Onderzoek 2009<br />
Het asbestonderzoek is uitgevoerd door 28 sleuven te graven en 30 boringen te<br />
verrichten. De bodemopbouw is als volgt samen te vatten: van 0,0 - 2,0 meter onder<br />
maaiveld bestaat de bodem uit zeer fijn tot matig fijn zand, dat zwak tot sterk siltig is.<br />
In de bodem zijn ter plaatse van de inspectiesleuven 1, 13, 18, 27 en 28 stukjes<br />
asbestverdacht materiaal aangetroffen. Ook zijn op het gehele terrein bijmengingen met<br />
puin en stenen waargenomen. Plaatselijk zijn plastic, glas, hout, metaal en slakken<br />
waargenomen. Op verschillende plaatsen zijn de graafwerkzaamheden gestaakt<br />
vanwege verharding in de grond.<br />
De genomen bodemmonsters zijn in het laboratorium geanalyseerd op de<br />
aanwezigheid van fijne asbest. In de sleuven 13 (in het gebouw), 18, 27 en 28 zijn in de<br />
bovengrond gehalten boven de interventiewaarde aangetroffen. In de sleuven 20 en 22<br />
wordt in de ondergrond de interventiewaarde overschreden met een bovengrens van de<br />
95% betrouwbaarheidsinterval. Bij proefsleuf 1 en 27 is in de ondergrond ook asbest<br />
aangetroffen, waarbij het gehalte onder de interventiewaarde blijft. Ter plaatse van de<br />
resterende boringen en inspectiesleuven is visueel geen asbestverdacht materiaal<br />
aangetroffen, voor enkele locaties is tevens analytisch geen verdacht materiaal<br />
aangetoond.<br />
In het rapport wordt geconcludeerd dat er een potentieel risico aanwezig is. De mate en<br />
omvang van verontreiniging, en de daarmee gepaarde milieuhygiënische risico zullen<br />
nader moeten worden onderzocht. De grond zal gesaneerd worden in het kader van het<br />
traject voor de Omgevingsvergunning.<br />
Vervolgstappen dienen in overleg met het bevoegd gezag besproken te worden.<br />
3.4 Luchtkwaliteit<br />
3.4.1 Algemeen<br />
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in<br />
de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende<br />
bijlagen.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
20
3.4.2 Regelgeving<br />
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden<br />
vastgesteld, indien:<br />
a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet<br />
leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer<br />
opgenomen grenswaarde, of<br />
b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt,<br />
leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de<br />
desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de<br />
desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende<br />
maatregel of een optredend effect, of<br />
c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet<br />
in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof<br />
waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of<br />
d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het<br />
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per<br />
01-08-2009).<br />
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de<br />
concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer<br />
een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die<br />
grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden,<br />
ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van<br />
deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige<br />
ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal<br />
Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).<br />
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in<br />
betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van<br />
bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM<br />
(Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip<br />
NIBM.<br />
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor<br />
NO 2 en PM 10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen<br />
(inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende<br />
mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan<br />
de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.<br />
Vooralsnog geldt dat:<br />
voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één<br />
ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een<br />
gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats<br />
te vinden;<br />
voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten<br />
gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer<br />
hoeft plaats te vinden;<br />
voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m 2 brutovloeroppervlak bij 1<br />
ontsluitende weg, of 200.000 m 2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.<br />
In dit bestemmingsplan gaat het om minder woningen en daarom kan geconcludeerd<br />
worden dat door de ontwikkeling, die in het onderhavige bestemmingsplan mogelijk<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
21
wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren.<br />
Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.<br />
3.4.3 Geurhinder papierfabriek<br />
Vanwege de nabijheid van een papierfabriek van Smurfit Kappa is er mogelijke sprake<br />
van een Geurhindersituatie op de planlocatie. De situatie is daarom getoetst aan het<br />
huidige stankbeleid dat verwoord is in:<br />
Herziene Nota Stankbeleid, ministerie van VROM, 1994<br />
Brief rijksbeleid geur, minister van VROM, Kamerstuk 22 715, 15 juli 1995.<br />
Emissies van geurbronnen vormen het uitgangspunt voor de berekening van de ligging<br />
van de geurcontouren. Van belang zijn de geurcontouren van 1 geureenheid per m 3 als<br />
99,5 percentiel en de 10 geureenheden per m 3 als 98 percentiel die na het treffen van<br />
bronmaatregelen resteren. De afstanden waarop deze contouren liggen kunnen worden<br />
gemeten of worden afgeleid uit de afstandsrichtlijnen die voor specifieke doelgroepen of<br />
bronnen bestaan. Vervolgens wordt nagegaan welke extra bronmaatregelen getroffen<br />
kunnen worden en wat hier de consequenties van zijn voor de geurcontouren van het<br />
brongebied.<br />
Wanneer de geurconcentratie lager is dan 1 geureenheid per m 3 als 99,5<br />
percentiel, wordt geen hinder verwacht. Concreet betekent dit dat uitbreiding van de<br />
leef en woonomgeving altijd kan plaatsvinden indien de geurconcentratie lager is<br />
dan deze waarde.<br />
Indien de geurconcentratie hoger is dan 10 geureenheden per m 3 als 98 percentiel<br />
is sprake van een saneringssituatie. Er zullen maatregelen aan de bron moeten<br />
worden gerealiseerd, tevens kan woningbouw in die situatie niet worden<br />
toegestaan.<br />
In het gebied tussen de geurcontouren van 1 geureenheid per m 3 als 99,5<br />
percentiel en 10 geureenheden per m 3 als 98 percentiel (het zogenaamde grijze<br />
gebied) moet, uitgaande van toepassing van het ALARA principe (As Low As<br />
Reasonable Achievable) terughoudendheid worden betracht bij het bouwen van<br />
woningen.<br />
Onderzoek 2008<br />
Door Witteveen+Bos is in juni 2008 in het plangebied een inventariserend onderzoek<br />
uitgevoerd naar de geursituatie. Dit onderzoek bestond uit een snuffelonderzoek en een<br />
klachtenanalyse.<br />
Situatie<br />
In het kader van de ontwikkeling van het Bogasterrein in het zuidelijke deel van de<br />
binnenstad, zijn reeds onderzoeken uitgevoerd naar de geuremissie van de<br />
papierfabriek Smurfit Kappa. Bij dit project zijn de voormalige gas- en melkfabriek<br />
gesloopt en worden 48 woningen en 15 appartementen gebouwd.<br />
Naar aanleiding van het onderzoek zijn in 2005 maatregelen getroffen en opnieuw<br />
beoordeeld. Destijds is geconcludeerd dat de situatie acceptabel is omdat voor het<br />
Bogasterrein voldaan kan worden aan de grens van 11 ge/m 3 als 98 percentiel.<br />
Uitkomsten onderzoek<br />
Uit het geuronderzoek van juni 2008 is gebleken dat de emissie van Smurfit Kappa in<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
22
dezelfde orde van grootte ligt als in 2003 en is daarmee verslechterd. De vergunde<br />
ruimte uit 2005 wordt daarmee overschreden. De provincie Drenthe is bevoegd gezag in<br />
deze.<br />
Het plangebied ligt niet binnen de 11 ge-contour als 98 percentiel. Voor het grootste<br />
gedeelte van het terrein is wel sprake van een beperkt blootstellingsgebied tussen de<br />
11 en 4 geureenheden per kubieke meter als 98 percentiel.<br />
Er kan bij blootstelling zo nu en dan hinder ondervonden worden, maar deze wordt in<br />
het onderzoek van Witteveen+Bos beoordeeld als acceptabel. De geur is volgens het<br />
onderzoek daarnaast niet erg opvallend en er zijn geen klachten over de geur ingediend<br />
bij de provincie.<br />
Volgens de nota stankbeleid moet in dit gebied tussen de geurcontouren van 1<br />
geureenheid per m 3 als 99,5 percentiel en 10 geureenheden per m 3 als 98 percentiel<br />
(het zogenaamde grijze gebied) terughoudendheid worden betracht bij het bouwen van<br />
woningen.<br />
In het licht van bovenstaande is een vergelijking met het nabijgelegen Bogasterrein<br />
goed mogelijk, immers in deze situatie gaat het ook om woningbouw in de buurt van de<br />
papierfabriek. Het voornaamste verschil is dat het bogasterrein aan de oostzijde ligt en<br />
daardoor meer last kan hebben bij zuidwestenwind (meest voorkomende windrichting).<br />
Uitspraak Raad van State<br />
In 2007 is de eigenaar van de papierfabriek in beroep gegaan tegen goedkeuring van het<br />
bestemmingsplan "<strong>Coevorden</strong> centrum Bogasterrein" door het college van<br />
gedeputeerde staten van Drenthe. Dit beroep heeft gediend bij de afdeling<br />
bestuursrechtspraak van Raad van State (zaaknr. 20060606700/1).<br />
Het oordeel van de afdeling bestuursrechtspraak is dat zowel de gemeente <strong>Coevorden</strong><br />
als de provincie Drenthe er vanuit konden gaan dat het plan niet in strijd is met een<br />
goede ruimtelijke ordening. Het beroep is daarom ongegrond verklaard. De volgende<br />
argumenten hebben bijgedragen aan de onderbouwing van dit besluit:<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
23
1. In de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering" wordt ten aanzien van<br />
kartonfabrieken met een productiecapaciteit van 3 tot 15 ton per uur een<br />
richtafstand van 100 meter aanbevolen tussen woningen en een de bestemming<br />
waarbinnen de kartonfabriek. Uit de revisievergunning blijkt dat de papierfabriek 24<br />
uur per etmaal in bedrijf is en jaarlijks 120.000 ton massiefkarton produceert, wat<br />
neerkomt op een productiecapaciteit van 14 ton per uur.<br />
2. Het provinciaal algemeen toetsingskader voor nieuwe situaties, waaronder de<br />
ontwikkeling van het Bogasterrein moet worden begrepen, ligt op een hedonische<br />
waarde van -1, hetgeen overeenkomt met 4 geureenheden per m 3 als 98-percentiel<br />
en een afstand van circa 250 meter van het bedrijf.<br />
3. Binnen de genoemde zone van 250 meter vanaf het bedrijf liggen geplande<br />
woningen in het bestemmingsplan "<strong>Coevorden</strong> centrum Bogasterrein". Ter<br />
onderbouwing van het standpunt dat dit in dit geval toch aanvaardbaar is, is aan het<br />
plan het onder 2.4.5. genoemde rapport "Acceptabel geurhinderniveau Kappa<br />
Triton" van 21 maart 2006 ten grondslag gelegd. In dit rapport is op grond van de<br />
beschikbare hindergegevens vastgesteld dat de geursituatie rondom het bedrijf in<br />
het verleden, voordat geurreducerende maatregelen waren genomen en toen een<br />
groot deel van het centrum van <strong>Coevorden</strong> tussen de 11 en 4 geureenheden per m 3<br />
als 98-percentiel contour lag, geen aanleiding tot klachten heeft gegeven, dat de<br />
geuremissie sinds de doorgevoerde wijzigingen in de bedrijfsvoering met 77% is<br />
gereduceerd en dat sindsdien geen geur meer wordt waargenomen en geen<br />
klachten vanuit de omgeving worden ontvangen.<br />
4. De gemeente kon er vanuit gaan dat nieuwbouw van enkele woningen binnen de<br />
grenswaarde contour van 4 geureenheden per m 3 als 98-percentiel uit oogpunt van<br />
geurhinder acceptabel is en dat van strijd met rijksbeleid geen sprake is. Daarbij<br />
heeft de gemeente er vanuit kunnen gaan dat het een ontwikkeling binnen<br />
bestaand stedelijk gebied betreft, waarbij een bedrijfsverplaatsing niet aan de orde<br />
is en dat met de uitvoering van het bestemmingsplan, dat is gericht op de<br />
versterking van de ruimtelijke kwaliteiten van het centrum van <strong>Coevorden</strong> een groot<br />
belang is gemoeid.<br />
Conclusie<br />
De bouw van woningen op het Bogasterrein wordt op basis van bovenstaande<br />
aanvaardbaar geacht. Omdat voor de <strong>Gramsbergerstraat</strong> sprake is van een vergelijkbare<br />
situatie, kan worden aangenomen dat de situatie ook hier acceptabel is. De<br />
voorgenomen plannen zijn vanuit dit oogpunt naar verwachting goed uitvoerbaar.<br />
3.5 Externe veiligheid<br />
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen<br />
met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader<br />
worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:<br />
inrichtingen;<br />
vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;<br />
vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.<br />
Inrichtingen<br />
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten<br />
met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden<br />
beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
24
gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:<br />
of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten<br />
enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden<br />
risico;<br />
of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle<br />
inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.<br />
In of in de buurt van het plangebied zijn geen inrichtingen (zoals lpg-stations) aanwezig.<br />
Buisleidingen<br />
In of bij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen<br />
worden getransporteerd.<br />
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor<br />
In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke<br />
stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in de loop van 2011 wordt voorzien van een<br />
wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de<br />
Basisnetten Water en Weg, alsmede het conceptontwerp Basisnet Spoor aan de<br />
Tweede Kamer aangeboden.<br />
Daarna is op 17 februari 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg de eindrapportage<br />
"Voorstel Basisnet Weg" gepresenteerd en in oktober 2009 de definitieve<br />
eindrapportage. Op 18 februari 2010 is het ontwerp-Basisnet Spoor naar de Tweede<br />
Kamer gestuurd en dat is inmiddels op 9 juli 2010 als definitief vastgesteld.<br />
In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip<br />
"Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30<br />
meter van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te<br />
worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van<br />
een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt<br />
alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG<br />
hoeven niet te worden gesaneerd.<br />
Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering<br />
Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota<br />
Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is<br />
een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze<br />
beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.<br />
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en<br />
onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als<br />
gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het<br />
plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een<br />
grenswaarde van 10 -6 per jaar.<br />
Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10<br />
of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk)<br />
slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de<br />
aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel<br />
slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de<br />
bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
25
oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten<br />
per kilometer per jaar:<br />
Weg<br />
10 -4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;<br />
10 -6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;<br />
10 -8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers;<br />
enz.<br />
Uit de eindrapportage van het Basisnet Weg blijkt dat de N34 geen 10 -6<br />
plaatsgebonden risicocontour (PR) heeft en dat een dergelijke contour voor deze wegen<br />
ook wel/niet wordt verwacht op basis van het hoogste groeiscenario (Global Economy).<br />
De weg heeft verder een groepsrisico (GR), dat zowel in de huidige als in de<br />
toekomstige situatie beneden de 0,1*orientatiewaarde ligt.<br />
Er hoeft bij de N34 ook geen rekening te worden gehouden met een PAG.<br />
Ook vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Euregioweg. Gezien de<br />
liggibg van de nieuwbouw binnen een afstand van 200 meter van die weg is een externe<br />
veiligheidsberekening gemaakt met behulp van het programma RBMII. Uit de<br />
berekening blijkt dat de 10 -6 plaatsgebonden risicocontour op 0 meter ligt en dat er een<br />
zodanige geringe groepsrisico is dat er zelfs geen curve zichtbaar is. Zie voor het<br />
rapport Bijlage 2 RBMII-berekening.<br />
Water<br />
De dichtstbijzijnde vaarweg is het Coevorderkanaal, die is gelegen op circa 30 m van<br />
het plangebied. Uit het ontwerp-Basisnet Water blijkt dat het kanaal geen<br />
plaatsgebonden risicocontour heeft van 10 -6 en dat <strong>Coevorden</strong> geen (mogelijk)<br />
aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.<br />
Spoor<br />
3.6 Ecologie<br />
De dichtstbijgelegen spoorlijn is het baanvak Zwolle-Emmen.<br />
Het uiteindelijke Basisnet Spoor zal bestaan uit twee kaarten en een tabel. Op de<br />
eerste kaart zal de zone worden aangegeven waarbinnen geen kwetsbare objecten<br />
mogen worden gebouwd en waar terughoudend moet worden omgegaan met het<br />
bouwen van beperkt kwetsbare objecten. Op de tweede kaart zal het PAG komen te<br />
staan. In de tabel zal worden aangegeven hoe groot de zone is voor elk baanvak en met<br />
welke referentiegegevens GR-berekeningen moeten worden gemaakt.<br />
Op dit moment zijn die gegevens er niet en daarom moet terug worden gevallen op het<br />
zogenaamde Anker-rapport. Dit rapport (“Veilig op weg. Bouwstenen voor een wettelijke<br />
verankering van het externe-veiligheidsbeleid inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen”,<br />
november 2005) is opgesteld onder auspiciën van het Ministerie van Verkeer en<br />
Waterstaat, DG Transport en Luchtvaart.<br />
Uit het Anker-rapport blijkt dat dit baanvak geen 10 -6 plaatsgebonden risicocontour<br />
heeft en dat ook in de toekomst geen knelpunt voor het plaatsgebonden risico wordt<br />
verwacht. Daarmee vormt het baanvak geen aanleiding voor een nadere beschouwing.<br />
Voor het groepsrisico wordt <strong>Coevorden</strong> niet vermeld als knelpunt.<br />
Door Ecogroen is een werkprotocol opgesteld in November 2009. Hierin worden<br />
aangetroffen soorten flora en fauna beschreven, welke schade er te verwachten is en<br />
hoe deze schade voorkomen kan worden.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
26
3.6.1 Flora en Fauna<br />
Flora<br />
In het plangebied is tijdens het onderzoek één beschermde plantensoort aangetroffen.<br />
Tongvaren (tabel 2) heeft een groeiplek binnen in het hoofdgebouw, op een locatie met<br />
veel lichtinval/daklekkage.<br />
Fauna<br />
Zoogdieren<br />
Gewone dwergvleermuis<br />
Tijdens alle veldonderzoeken in 2009 zijn vaste verblijfplaatsen van Gewone<br />
dwergvleermuis vastgesteld. Daarnaast fungeert het ruige terrein rondom de<br />
aardappelmeelfabriek als foerageergebied. Aangezien in de omgeving van het<br />
plangebied voldoende alternatieve foerageergebiedenaanwezig zijn, wordt niet verwacht<br />
dat het plangebied een onmisbaar foerageergebied voor Gewone dwergvleermuis vormt.<br />
Gewone grootoorvleermuis<br />
Gewone grootoorvleermuis is aangetroffen tijdens de veldonderzoeken op 19 maart, 25<br />
juni, 9 juli, 4 en 21 augustus 2009. Naar verwachting vormt de fabriek geen<br />
paarverblijfplaats. Ook een kraamverblijfplaats wordt niet verwacht. Vermoedelijk wordt<br />
de aardappelmeelfabriek alleen als zomer- en winterverblijfplaats gebruikt. Daarnaast<br />
vormt het plangebied beperkt foerageergebied voor deze soort.<br />
Meervleermuis<br />
Het <strong>Coevorden</strong>-Vecht kanaal langs de westzijde van het plangebied vormt een<br />
belangrijke vliegroute voor minimaal 20 Meervleermuizen. Daarnaast wordt het kanaal<br />
beperkt als foerageergebied door deze soort gebruikt.<br />
Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger<br />
Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger zijn foeragerend in en in de<br />
nabijheid van het plangebied aangetroffen in lage aantallen. Naar verwachting vormt het<br />
plangebied en directe omgeving geen onmisbaar foerageergebied van Watervleermuis,<br />
Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger.<br />
Steenmarter<br />
Verspreid in de gehele aardappelmeelfabriek zijn (verse) uitwerpselen van Steenmarter<br />
aangetroffen. Met name op de zolder van het hoofdgebouw bevinden zich diverse<br />
latrines met verse uitwerpselen die wijzen op recent gebruik door Steenmarter.<br />
Vermoedelijk wordt deze zolder ook gebruikt als voortplantingsplaats van Steenmarter.<br />
Broedvogels<br />
In het plangebied komen broedvogels met jaarrond beschermde nesten tot broeden.<br />
Wel wordt de zolder van de fabriek incidenteel gebruikt als slaap of roestplaats door<br />
Kerkuil.<br />
In en aan de gebouwen zijn Huiszwaluw (41 nesten), Zwarte roodstaart en Kauw<br />
broedend aangetroffen.Verder vormen de omliggende bosschages broedgebied voor<br />
Tjiftjaf, Vink, Merel, Zanglijster, Roodborst, Winterkoning, Zwartkop en Houtduif.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
27
Overige soorten<br />
Overige fauna is vanwege ontbrekende biotopen niet te verwachten.<br />
Conclusie aanwezige tabel 2/3-soorten<br />
Op basis van voorgaande paragrafen wordt geconcludeerd dat de onderstaande soorten<br />
binnen de invloedssfeer van de plannen aanwezig zijn. Ten aanzien van deze soorten is<br />
een effectbeoordeling uitgevoerd.<br />
Flora: Tongvaren.<br />
Zoogdieren: Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Meervleermuis,<br />
Ruige dwergvleermuis, Watervleermuis, Laatvlieger en Steenmarter.<br />
Broedvogels: Kerkuil.<br />
3.6.2 Effecten en beoordeling<br />
Flora<br />
Tongvaren<br />
Door de sloop van het gebouw zal de groeiplaats van Tongvaren verdwijnen. Op de<br />
lange termijn zijn echter geen negatieve effecten te verwachten op de gunstige staat<br />
van instandhouding van de populatie Tongvarens, mits de planten onder begeleiding van<br />
een ter zake kundige verplaatst worden naar een locatie waar geen werkzaamheden<br />
plaatsvinden.<br />
Zoogdieren<br />
Gewone dwergvleermuis<br />
Door de sloop van het gebouw zullen drie locaties met verblijfplaatsen van Gewone<br />
dwergvleermuis verloren gaan. Verwacht wordt dat op de korte termijn voldoende<br />
uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn in de noordelijk gelegen woonwijk en door<br />
voorafgaand aan de sloop vervangende verblijfplaatsen aan te bieden in de vorm van<br />
vleermuiskasten. Door vleermuiskasten te plaatsen en mitigerende maatregelen te<br />
verrichten kan schade op Gewone dwergvleermuis op de korte termijn voorkomen<br />
worden. Door in de nieuwe bebouwing vervangende verblijfplaatsen aan te bieden voor<br />
Gewone dwergvleermuis blijft de gunstige staat van instandhouding van de lokale<br />
populatie Gewone dwergvleermuis ook op de lange termijn gewaarborgd.<br />
Gewone grootoorvleermuis<br />
Door de sloop van het gebouw gaan zes verblijfplaatsen van Gewone grootoorvleermuis<br />
verloren, waarvan er minimaal drie recent (2009) bewoond zijn. Door het treffen van<br />
mitigerende maatregelen wordt voorkomen dat schade optreedt aan individuele dieren.<br />
Door opportunistisch gedrag van Gewone grootoorvleermuis wordt verwacht dat op de<br />
korte termijn uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn in de directe omgeving van het<br />
plangebied en door voorafgaand aan de sloop vervangende verblijfplaatsen aan te bieden<br />
in de vorm van vleermuiskasten. Door in de nieuwe bebouwing vervangende<br />
verblijfplaatsen aan te bieden voor Gewone grootoorvleermuis blijft de gunstige staat van<br />
instandhouding van de lokale populatie Gewone grootoorvleermuis ook op de lange<br />
termijn gewaarborgd.<br />
Steenmarter<br />
Omdat er voldoende alternatieve schuilmogelijkheden zijn voor Steenmarter in de<br />
omgeving van het onderzoeksgebied – bedrijventerrein en woonwijken – en de landelijke<br />
populatietrend van Steenmarter gunstig is, zal de ingreep geen effect hebben op de<br />
gunstige staat van instandhouding van Steenmarter.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
28
Meervleermuis<br />
Indien in het plangebied verlichting wordt aangebracht die het <strong>Coevorden</strong>-Vecht kanaal<br />
verlicht, kan schade optreden aan de belangrijke vliegroute van Meervleermuis die het<br />
wateroppervlak van het kanaal vormt. Schade is te voorkomen door geen uitstralende<br />
lichtbronnen te situeren in de periode dat Meervleermuizen in hun zomerverblijfplaatsen<br />
aanwezig zijn (1 april tot en met 1 oktober).<br />
Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger<br />
Er is geen sprake van aantasting van onmisbaar foerageergebied te verwachten als<br />
gevolg van de voorgenomen maatregelen. Het treffen van mitigerende maatregelen is<br />
niet aan de orde.<br />
Broedvogels<br />
Als gevolg van de sloop van de fabriek zal de roestplek van Kerkuil verdwijnen. De<br />
incidenteel gebruikte roestplek vormt echter geen onmisbaar onderdeel van het<br />
leefgebied van Kerkuil.<br />
Overige broedvogels<br />
Voor vrijwel alle aangetroffen en te verwachten broedvogels geldt dat deze weinig<br />
kritisch zijn en dermate algemeen voorkomen in Nederland zijn dat er voldoende<br />
uitwijkmogelijkheden zijn in de omgeving van het plangebied. Een uitzondering hierop is<br />
Huiszwaluw. Deze soort is opgenomen op de Rode Lijst van bedreigde broedvogels<br />
(status "gevoelig") en is in vrij hoge aantallen broedend aangetroffen. Voor deze soort is<br />
het wenselijk om maatregelen te nemen, die zorgen dat ook in de toekomst<br />
broedgelegenheid aanwezig blijft voor Huiszwaluw. Verwacht wordt dat voor alle<br />
aangetroffen en te verwachten broedvogels de gunstige staat van instandhouding niet in<br />
gevaar komt.<br />
3.6.3 Mitigerende maatregelen<br />
Voor alle genoemde soorten waarvoor schade te verwachten valt, zijn mitigerende<br />
maatregelen opgesteld, waardoor schade aan deze soorten voorkomen wordt.<br />
Tongvaren<br />
De varens worden in de tuin van het toekomstige appartementencomplex geplaatst;<br />
De varens wordt als geheel geïntegreerd in een lage muur;<br />
Een goede vochtvoorziening wordt gegarandeerd;<br />
De varens zullen op het oosten of noorden zijn georiënteerd;<br />
Steenmarter<br />
Sloop van de gebouwen met verblijfplaatsen van Steenmarter vindt plaats buiten de<br />
voortplantingsperiode (half april-augustus) van Steenmarter of wanneer is<br />
vastgesteld dat geen voortplanting van Steenmarter plaatsvindt.<br />
Gewone dwergvleermuis en Gewone grootoorvleermuis<br />
Voorafgaand aan de werkzaamheden worden voor Gewone dwergvleermuis twee<br />
grote vleermuiskasten opgehangen op vier tot zes meter hoogte aan gevels van<br />
gebouwen in de omgeving van de aardappelmeelfabriek. Voor Gewone<br />
grootoorvleermuis worden drie kleine vleermuiskasten opgehangen aan bomen/<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
29
gevels van gebouwen in de omgeving van de aardappelmeelfabriek. Deze kasten<br />
hebben als doel de vleermuizen tijdens de werkzaamheden een zo groot mogelijk<br />
aanbod te bieden aan verblijfsruimten;<br />
De sloop van de panden wordt tussen half maart en eind april of tussen eind<br />
september en half november uitgevoerd, wanneer de buitentemperatuur ‘s nachts<br />
minimaal 5 graden Celsius bedraagt;<br />
Omdat het praktisch onmogelijk is om het gehele pand ongeschikt te maken voor<br />
vleermuizen, dienen vooral de (oude) locaties met verblijfplaatsen ongeschikt<br />
gemaakt te worden voor vleermuizen. Het gaat dan met name om ruimten tussen<br />
houten en betonnen balken.<br />
De spouwmuren in de nieuwbouw worden geschikt gemaakt als vaste rust- of<br />
verblijfplaats voor vleermuizen. Om de zes tot acht meter worden openingen<br />
(bijvoorbeeld stootvoegen) in de muur aangebracht naar een ruimte in de spouw<br />
waar de vleermuizen kunnen verblijven en worden vleermuiskasten aangebracht. De<br />
spouwmuren/stenen vleermuiskasten zullen op termijn de functie van de houten<br />
vleermuiskasten overnemen;<br />
Meervleermuis<br />
De verlichting van het plangebied tijdens en na de werkzaamheden vindt plaats<br />
door middel van objectgerichte verlichting. Verstrooiing van licht op het<br />
<strong>Coevorden</strong>-Vechtkanaal wordt zo veel mogelijk tegengegaan. Bij de keuze van de<br />
soort verlichting in het plangebied wordt rekening gehouden met het effect van licht<br />
op vleermuizen en Meervleermuis in het bijzonder;<br />
Broedvogels<br />
De sloop van de panden wordt uitgevoerd buiten de broedtijd van Huiszwaluw,<br />
Kauw en Zwarte roodstaart (15 maart tot en met 1 oktober) of wanneer vaststaat<br />
dat geen nestbouw, nestbroed en verzorging van jongen plaatsvindt;<br />
Het verwijderen van beplanting en ruigte vindt plaats buiten het broedseizoen (15<br />
februari-15 november) van soorten die op dergelijke plekken broeden (onder andere<br />
de vroeg broedende Merel en de laat broedende Houtduif). Indien in de periode 15<br />
februari-15 november gestart wordt met deze werkzaamheden, dient te worden<br />
nagegaan of in aanbouw zijnde nesten/ bewoonde nesten van broedvogels<br />
aanwezig zijn;<br />
Wenselijk: het is aan te bevelen om de (nieuwe) voorgevel geschikt te maken als<br />
broedplek voor Huiszwaluw door Huiszwaluwvriendelijk te bouwen en/of<br />
nestkommen aan te brengen.<br />
Inmiddels zijn de mitigerende maatregelen tot uitvoering gebracht. In het plangebied<br />
hangen momenteel nestkasten.<br />
Het rapport van Ecogroen is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.<br />
3.7 Cultuurhistorie en archeologie<br />
In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het<br />
kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische<br />
waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader<br />
onderzoek naar te worden verricht. Naast bouwkundige monumenten zijn er ook<br />
aardkundige monumenten, natuurmonumenten en landschapsmonumenten.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
30
In het plangebied komen geen archeologische monumenten voor. Monumenten met de<br />
status rijksmonument vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van<br />
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W) en worden beschermd middels de<br />
Monumentenwet.<br />
Daarnaast zijn er gemeentelijke monumenten in Nederland. Deze groep is omvangrijker<br />
en heeft een duidelijk plaatselijke betekenis. Het betreft hier vaker woonhuizen of<br />
stadsdelen.<br />
Door de voorgenomen nieuwe ontwikkeling en de bodemverstorende activiteiten die<br />
hiermee gepaard gaan, kunnen eventuele archeologische waarden in de bodem verloren<br />
gaan. Om eventuele archeologische waarden op te kunnen sporen, is in opdracht van<br />
afdeling Beleid en Strategie (de heer H. Schrik) gekeken naar potentiële<br />
archeologische waarden die bij de nieuwbouw verstoord zouden kunnen worden. De<br />
noordwestelijke helft van de locatie langs de <strong>Gramsbergerstraat</strong> en het<br />
Coevorderkanaal maakte in het verleden deel uit van de aardappelmeelfabriek. In het<br />
kader van de bestemmingsplanwijziging heeft een korte screening plaatsgevonden op<br />
archeologische waarden. De uitkomst is als volgt.<br />
Een projectie van het plangebied op de historische kaarten uit de 18e eeuw maakt<br />
duidelijk dat het plangebied ligt op een ravelijn dat door Menno van Coehoorn is<br />
ontworpen. Rond 1680 maakte Menno van Coehoorn een ontwerp naar Nieuw<br />
Nederlands voorbeeld, waarbij de bestaande vesting werd uitgebreid met een tweede<br />
gracht, zeven ravelijnen en zeven halve manen. De laatste werden via bedekte wegen<br />
toegankelijk gemaakt. De bastions of bolwerken tussen de wallen kregen<br />
teruggetrokken flanken, zodat zij minder kwetsbaar werden voor aanvallend kanonvuur.<br />
Voor bastion Friesland werd op de Gageldijk een hoornwerk geconstrueerd. Dit ontwerp<br />
is vanaf circa 1702 in uitvoering gekomen en heeft bestaan tot de ontmanteling van de<br />
vesting (1874). Het plangebied beslaat het grootste deel van het ravelijn en de<br />
ravelijnsgracht voor de halve maan tussen het bastion Friesland en het bastion Utrecht.<br />
Een deel van de geplande uitbreiding van de Vosmaten valt hier eveneens onder. Het<br />
plangebied valt in de archeologisch waardevolle zone 4 (RAAP, 2004) met als<br />
aanbeveling: 'behoud van het bodemarchief is geen vereiste'. Wel moet bij<br />
bodemingrepen ruimte geboden worden voor archeologisch onderzoek. Behoud van<br />
contouren en rooilijnen van vestingwerken moeten worden nagestreefd (Molema et al.,<br />
2004, 35).<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
31
Kaart van <strong>Coevorden</strong> uit 1700 met daarop de driehoekige ravelijnen (in rood).<br />
Voor de aanleg van het ravelijn maakte het terrein deel uit van het beekdal van de<br />
Kleine Vecht. Dit beekdal dateert al uit de Prehistorie. Archeologisch onderzoek van<br />
RAAP heeft aangetoond dat er bewoningssporen voorkomen uit de IJzertijd. Recent<br />
archeologisch onderzoek op het bastion Utrecht (Grontmij, 2008 en Synthegra, 2006)<br />
maakt duidelijk dat er bovendien vondsten te verwachten zijn uit de Bronstijd en Vroege<br />
Middeleeuwen. Bovendien blijkt dat men al in de prestedelijke fase van de stad<br />
geprobeerd heeft de waterhuishouding en de bedding van de Kleine Vecht te<br />
beïnvloeden ten behoeve van landwinning (10e/11e eeuw). In het fossiele beekdal van<br />
de Vecht kunnen verder restanten aangetroffen worden van voorden, brugconstructies,<br />
beschoeiingen en rituele dumps.<br />
Beleidskaders<br />
De omgang met het bodemarchief is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 die in<br />
2007 deels is gewijzigd door een toevoeging van de Wet op de Archeologische<br />
Monumentenzorg (WAMZ).<br />
Via een getrapt systeem van onderzoek conform de Cyclus van Archeologische<br />
Monumentenzorg kan de archeologische waarde van een gebied worden bepaald. Fase<br />
1 bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek om de<br />
archeologische verwachting te toetsen. Wanneer archeologische waarden aangetoond<br />
zijn, gaat men in de regel over naar fase 2, waarderend onderzoek door middel van<br />
proefsleuven. Fase 3 tenslotte, bestaat uit een definitief onderzoek, indien aangetoonde<br />
archeologische waarden niet in situ bewaard kunnen blijven.<br />
Omdat een deel van het bodemarchief in het plangebied in het verleden mogelijk al<br />
geroerd is, is het nuttig om - indien een verkennend milieukundig bodemonderzoek<br />
wordt uitgevoerd - een archeoloog mee te laten lopen tijdens het milieukundig<br />
onderzoek - om de hierboven geschetste archeologische verwachting te toetsen.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
32
Indien bodemingrepen plaatsvinden die het aanwezige bodemarchief verstoren, dan<br />
dienen de graafwerkzaamheden conform de archeologische beleidskaart (RAAP, 2004)<br />
archeologisch begeleid te worden. Voorafgaand aan de archeologische begeleiding<br />
dient een Programma van Eisen te worden opgesteld, dat ter toetsing wordt voorgelegd<br />
aan de gemeente <strong>Coevorden</strong>.<br />
Cultuurhistorie<br />
In het plangebied bevinden zich restanten (de voorgevel en schoorsteen) van de<br />
aardappelmeelfabriek van de coöperatieve vereniging "Centrale Coöperatieve<br />
Aardappelmeelfabriek". Deze aardappelmeelfabriek is in 1908 gebouwd en liep tijdens<br />
bombardementen in 1944 zware schade op. De huidige fabriek komt voort uit de in<br />
1944 gestarte herbouw op de bestaande plattegrond. Naast de fabriekshallen staan een<br />
dubbele directeurswoning en een rijtje arbeiderswoningen.<br />
Voormalige fabriek<br />
De fabriek is een aantal jaren geleden geïnventariseerd in het kader van het<br />
Monumenten Inventarisatie Project. Tijdens het vervolg hierop, het Monumenten<br />
Selectie Project (MSP) bleek het gebouw niet te voldoen aan de rijkscriteria om<br />
aangewezen te worden als monument.<br />
Het complex vormde wel een waardevol en grotendeels in oorspronkelijke staat<br />
gebleven voorbeeld van industriële architectuur van rond 1940 en een tastbaar<br />
overblijfsel van de economische geschiedenis te <strong>Coevorden</strong>.<br />
Inmiddels is het pand grotendeels gesloopt en blijft alleen een gedeelte van de<br />
voorgevel behouden. Achter deze voorgevel zal een woongebouw worden teruggebouwd<br />
dat voldoet aan de eisen voor bewoning. De woningen die op het terrein achter de<br />
fabriek worden gebouwd zullen in stijl en materiaalgebruik aansluiten bij de fabriek.<br />
3.8 Waterhuishouding<br />
Op grond van een afspraak uit de startovereenkomst WB21 dienen decentrale<br />
overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In<br />
die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft<br />
voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
33
Beleidskader<br />
Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (vierde Nota waterhuishouding,<br />
WB21, KRW, vijfde Nota over de ruimtelijke ordening en de Beleidslijn ruimte voor de<br />
rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het<br />
gebied van ruimtelijke ordening en water, op basis van WB21.<br />
Vierde Nota waterhuishouding<br />
De vierde Nota waterhuishouding van december 1998 verwoordt het nationale beleid.<br />
Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke<br />
elementen:<br />
WB21<br />
hergebruik van regenwater,<br />
het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering;<br />
het infiltreren van regenwater in de bodem;<br />
het bergen van regenwater in vijvers;<br />
herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe)<br />
woongebieden.<br />
Met WB21 wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen<br />
aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere klimaatverandering,<br />
bodemdaling en zeespiegelstijging. WB21 heeft twee principes voor duurzaam<br />
waterbeheer geïntroduceerd. Deze twee principes zijn de volgende zogenaamde tritsen:<br />
vasthouden, bergen en (vertraagd) afvoeren;<br />
schoonhouden, scheiden en zuiveren.<br />
De trits "vasthouden, bergen en afvoeren" houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk<br />
bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens<br />
wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden<br />
en bergen te weinig opleveren, wordt het water vertraagd afgevoerd.<br />
Bij schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk<br />
wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk<br />
gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt<br />
het zuiveren van verontreinigd water aan bod.<br />
Provinciaal beleid<br />
In het waterhuishoudingsplan van de provincie Overijssel/Drenthe geeft de provincie de<br />
hoofdlijnen aan voor het waterbeleid in de komende jaren:<br />
Water moet zwaarder meewegen bij de keuze van nieuwe en de verbetering van<br />
bestaande woon-, werk-, en recreatiegebieden, bij de inrichting van het<br />
buitengebied en in het milieubeleid.<br />
De veerkracht van watersystemen moet worden hersteld door de opvangcapaciteit<br />
van watergangen te vergroten, de sponswerking van de bodem te bevorderen,<br />
ruimte te geven aan het hoofdwatersysteem, wateropvanggebieden in te richten en<br />
de beleidslijn Ruimte voor de Rivier te volgen.<br />
Er worden drie streefbeelden gehanteerd voor het waterbeheer (basis-, belevings-<br />
en kwaliteitswater), de waterkwaliteit en -kwantiteit wordt gemonitord bij blauwe<br />
knooppunten en er wordt extra aandacht besteed aan de zogenaamde waterparels.<br />
Grondoverlast in steden moet worden opgeheven, rioolstelsels moeten worden<br />
verbeterd, de kwaliteit en de inrichting van stedelijk water moeten beter, de<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
34
waterketen moet duurzaam worden ingericht en er moet worden gezorgd voor een<br />
veilige en betrouwbare drinkwatervoorziening.<br />
Beleid waterschap<br />
In het Waterbeheerplan 2010-2015 staat het beleid van het waterschap Velt en Vecht<br />
verwoord. In het Waterbeheerplan staan de korte- en langetermijndoelstellingen van het<br />
waterschap. Het waterschap kiest daarbij voor ruimtelijke, duurzame oplossingen,<br />
zowel in tijd als in kwaliteit, waarbij het gedachtegoed van het rapport WB21<br />
nadrukkelijk is meegenomen.<br />
Waterparagraaf<br />
In het kader van de ontwikkelingen van dit plan is op 26-08-2009 overleg gevoerd met<br />
het waterschap Velt en Vecht. De afspraken ten aanzien van de waterhuishoudkundige<br />
situatie, voor zover relevant in het kader van het bestemmingsplan, zijn de volgende:<br />
Uitgangspunt is dat het hemelwater dat in het plangebied op de daken en de wegen valt<br />
in het plangebied zelf "vastgehouden" word en "geborgen" word.<br />
a. Vanzelfsprekend zal voor het "vuile" water een rioolstelsel worden gerealiseerd. In<br />
dit kader wordt opgemerkt dat binnen afzienbare tijd de <strong>Gramsbergerstraat</strong> zal<br />
worden heringericht, waarbij tevens zal worden overgegaan tot de aanleg van een<br />
gescheiden stelsel (op dit moment is in deze straat een gemengd stelsel<br />
aanwezig).<br />
b. In verband met het ontbreken van grote "groene" terreinen in het ontwerpplan en het<br />
ontbreken van open water zal onderzocht worden of de aanleg van een stelsel met<br />
een IT-riool in het plangebied mogelijk den wel haalbaar is en voldoende<br />
waterbergend vermogen heeft om te voldoen aan de eisen van het waterschap ( bij<br />
nieuwbouw of bij functiewijzigingen neemt de afvoer uit een gebied niet toe).<br />
c. Verder zal te zijner tijd in het kader van de realisering van de woningen het aspect<br />
"communicatie" met betrekking tot de wateraspecten (hoe om te gaan met water in<br />
het plangebied) een belangrijke rol moeten spelen. Het punt "communicatie" zal<br />
blijvend op de agenda terugkomen.<br />
Samenvattend kan worden opgemerkt dat de voorbereidingen om te komen tot een<br />
voorontwerpbestemmingsplan zullen worden gecontinueerd en dat gedurende deze<br />
periode - voor de eerste tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan - de<br />
technische onderzoeken (is een IT-riool haalbaar en afdoende/voldoende dan wel welke<br />
voorzieningen zullen extra moeten worden gerealiseerd) plaats zullen vinden. Er dient<br />
overeenstemming te worden bereikt inzake de te nemen maatregelen, uit te voeren<br />
werkzaamheden. De gemeente <strong>Coevorden</strong> heeft al ervaring met de berging van<br />
hemelwater in het wegennet.<br />
Uitgangspunt bij de waterhuishoudkundige situatie is zoals gezegd WB21, waarvoor de<br />
hier genoemde principes voor duurzaam waterbeheer zijn geïntroduceerd. Vanuit het<br />
oogpunt van duurzaamheid wordt gestreefd naar een zoveel mogelijk gesloten<br />
waterbalans.<br />
De waterhuishoudkundige criteria die Velt en Vecht hanteert bij de advisering van<br />
nieuwbouwplannen kunnen resulteren in een benodigde ruimte voor water die<br />
overeenkomt met 8 tot 12% van het planoppervlak.<br />
De afvoer van water uit het gehele deelstroomgebied moet waterneutraal zijn. Voor een<br />
toename van de afvoer van water door uitbreiding van verharde oppervlakken dienen<br />
gelijktijdig waterbeheersingsmogelijkheden te worden gecreëerd. Op deze manier<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
35
worden eventuele problemen betreffende waterafvoer niet op omliggende gebieden<br />
afgewenteld. Door voldoende bergingsoppervlakte en een gedoseerde afvoer van het<br />
water op de hoofdwaterlossing zal de afvoer van het deelstroomgebied niet groter zijn<br />
dan in de huidige situatie.<br />
Huidige situatie waterhuishouding<br />
Zoals al is aangegeven, is het betreffende gebied wat betreft waterhuishouding<br />
afgestemd op de woonfunctie.<br />
Toekomstige situatie waterhuishouding<br />
Door de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is er sprake van een<br />
toename van verhard oppervlak waardoor het af te voeren water toeneemt. Om deze<br />
toename niet op naastgelegen deelstroomgebieden af te wentelen, zullen maatregelen<br />
getroffen moeten worden.<br />
Dit betekent dat de uitbreiding vrijwel geen gevolgen heeft voor de<br />
waterhuishoudkundige situatie in het buitengebied.<br />
Waterketen<br />
Door water langer in het gebied vast te houden, worden verdroging en afwenteling van<br />
wateroverlast tegengegaan. Het streven is gericht op het afkoppelen van hemelwater<br />
van dakvlakken en oppervlakteverhardingen. In het kader van WB21 betekent dit dat de<br />
neerslag die op daken en bestrating valt, niet naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />
wordt afgevoerd, maar in de bodem wordt geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater wordt<br />
geloosd. Dit wordt in de onderhavige situatie onderzocht.<br />
Om hemelwater af te koppelen, zijn verschillende oplossingen mogelijk afhankelijk van<br />
het betreffende plan. De gemeente streeft bij nieuwbouw en renovaties naar het<br />
aanleggen van een gescheiden rioolstelsel waardoor het afvalwater en het regenwater<br />
afzonderlijk wordt afgevoerd. Hierdoor wordt tevens een hoger zuiveringsrendement van<br />
rioolwaterzuiveringsinstallaties bereikt en wordt de riooloverstortproblematiek<br />
verminderd. Het verdient de voorkeur om regenwater bovengronds af te voeren. In het<br />
onderhavige plan wordt een gescheiden stelsel aangelegd.<br />
Duurzaam stedelijk waterbeheer<br />
In relatie tot duurzaam stedelijk waterbeheer zal bij de inrichting van het plangebied<br />
rekening worden gehouden met de te gebruiken materialen in de te realiseren<br />
gebouwen of bouwwerken en verhardingen. De nadruk wordt gelegd op het gebruik van<br />
duurzame bouwmaterialen om schoon regenwater in het gebied te conserveren.<br />
Daarmee wordt ondermeer uitvoering gegeven aan de Verklaring duurzaam bouwen<br />
gemeente <strong>Coevorden</strong> 2006-2010.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
36
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving<br />
4.1 Huidige situatie<br />
Het plangebied maakte in het verleden onderdeel uit van een voormalige<br />
aardappelmeelfabriek. Direct aansluitend aan de bebouwing ligt het terrein braak. Aan<br />
de zuidoostrand vormt boombeplanting de begrenzing. De <strong>Gramsbergerstraat</strong>, direct<br />
aan het Coevorder Kanaal gelegen, ontsluit het plangebied via de Euregioweg en is<br />
tevens de verbinding met de "oude" stad.<br />
Vlak bij de planlocatie loopt de goederenspoorlijn naar Duitsland die het Coevorder<br />
Kanaal en de Euregioweg kruist. Tussen het plangebied en de Euregioweg zijn enkele<br />
bedrijven gevestigd die bereikbaar zijn via de "omgelegde" <strong>Gramsbergerstraat</strong> welke<br />
niet meer bij het Kanaal aansluit op de Euregioweg, maar circa 150 meter verder in<br />
oostelijke richting.<br />
Direct noordelijk van het voormalige fabriekscomplex staat de voormalige<br />
directeurswoning, alsmede een rij voormalige arbeiderswoningen. Aan de<br />
Batavierstraat, overgaand in de Marshovenlaan is een groot aantal rijwoningen<br />
aanwezig. Achter deze woningen is een vijverpartij gelegen. De Vosmatenweg die in de<br />
nabijheid van de Euregioweg aansluit op de Eendrachtstraat vormt als het ware de<br />
oostelijke begrenzing van dit grote gebied aan de zuidrand van <strong>Coevorden</strong>.<br />
4.2 Toekomstige situatie<br />
In de toekomstige situatie neemt een gebouw met de vorm en uitstraling van de<br />
voormalige fabriek een centrale plek in binnen het plangebied. In het fabrieksgebouw<br />
worden circa 32 appartementen gerealiseerd en eromheen circa 28 grondgebonden<br />
woningen die qua stijl en architectuur aansluiten bij het gebouw. De geplande woningen<br />
zijn rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen en geschakelde dubbele woningen.<br />
Het plangebied zal op twee punten worden ontsloten, vanaf de <strong>Gramsbergerstraat</strong> en<br />
de Batavierenstraat. Daarnaast zal er voor langzaamverkeer een aansluiting komen op<br />
het naastliggende woongebied en de <strong>Gramsbergerstraat</strong>.<br />
In het plangebied zullen 102 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Uitgaande van de<br />
parkeernorm van gemiddeld 1,7 per woning zoals die is opgenomen in de<br />
CROW-publicatie 'parkeerkencijfers', word met dit aantal de norm gehaald.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
37
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
38
Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid<br />
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een<br />
bestemmingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de<br />
uitvoerbaarheid van het plan.<br />
Volgens de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast<br />
voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan<br />
is voorgenomen. Van een dergelijk bouwplan is in dit geval sprake (artikel 6.2.1. Bro).<br />
De gemeenteraad kan, bij de vaststelling van het bestemmingsplan besluiten geen<br />
exploitatieplan vast te stellen als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de<br />
in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. In de onderhavige situatie is dit<br />
het geval.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
39
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
40
Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg<br />
6.1 Inspraak<br />
6.2 Overleg<br />
In het kader van de in de gemeente <strong>Coevorden</strong> gebruikelijke inspraakprocedure is het<br />
voorontwerpplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode is één<br />
mondelinge inspraakreactie binnengekomen. Een verslag van deze reactie is als<br />
Bijlage bij deze toelichting gevoegd. De reactie heeft niet geleid tot aanpassingen van<br />
het plan.<br />
Het voorontwerpbestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>” is in het kader van<br />
het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro niet toegezonden aan de overlegpartners. Het<br />
ontwerpplan zal daarom alsnog naar hen gestuurd worden. De resultaten hiervan zullen<br />
te zijner tijd in deze toelichting worden verwerkt. Eventuele aanpassingen zullen dan<br />
ook worden verwerkt.<br />
juli 2011<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
41
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
42
Bijlagen bij toelichting<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
43
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
44
Bijlage 1 Situering plangebied<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
45
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
46
COEVORDEN<br />
afbeelding 1 SITUERING PLANGEBIED schaal 1 : 5.000<br />
B01035.109965<br />
project nummer: tek.nr. (ID plan): i_NL.IMRO.0109.BP00004-0001_afb_01.dgn<br />
Coevorderkanaal<br />
Robertweg<br />
<strong>Gramsbergerstraat</strong><br />
<strong>Gramsbergerstraat</strong><br />
<strong>Coevorden</strong>-Vecht Kanaal<br />
Goederenspoorweg<br />
Euregioweg<br />
2141<br />
2711<br />
3099<br />
3100<br />
3239<br />
3323<br />
3324<br />
3325<br />
3341<br />
3405<br />
3410<br />
3411<br />
3563<br />
3564<br />
3654<br />
3761<br />
3804<br />
3805<br />
3819<br />
4012<br />
4013<br />
4014<br />
4015<br />
4016<br />
4017<br />
4018<br />
4019<br />
4020<br />
4021<br />
4031<br />
4064<br />
4177<br />
4178<br />
4179<br />
4242<br />
4243<br />
4267<br />
4422<br />
4427<br />
4618<br />
4625<br />
4626<br />
4627<br />
4628<br />
4679<br />
4680<br />
4683<br />
4684<br />
4714<br />
4719<br />
4785<br />
4830<br />
4920<br />
4921<br />
4932<br />
4934<br />
4950<br />
4976<br />
4977<br />
4978<br />
4980<br />
5004<br />
5007<br />
5008<br />
5042<br />
5043<br />
5044<br />
5045<br />
5194<br />
5195<br />
1267<br />
1293<br />
1324<br />
1325<br />
1561<br />
1562<br />
1563<br />
1564<br />
1565<br />
1566<br />
1567<br />
1568<br />
1569<br />
1570<br />
1571<br />
1572<br />
1573<br />
1574<br />
1575<br />
1576<br />
1577<br />
1578<br />
1580<br />
1581<br />
1582<br />
1583<br />
1584<br />
1585<br />
1586<br />
1587<br />
1591<br />
1592<br />
1579<br />
999<br />
1224<br />
1241<br />
1211<br />
1321<br />
1322<br />
1324<br />
1333<br />
1387<br />
1476<br />
1477<br />
1491<br />
1588<br />
1589<br />
1590<br />
1593<br />
1594<br />
1595<br />
1596<br />
1597<br />
1598
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
49
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
50
Bijlage 2 RBMII-berekening<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
51
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
52
Versie: 1.3.0 Build: 247<br />
Releasedatum: 30-10-2008<br />
Datum: 13-1-2011, tijd: 16:19:03<br />
Rapportage<br />
Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>
Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />
1 Projectgegevens<br />
1.1 Samenvatting<br />
Eigenschap Waarde Eenheid<br />
Projectnaam Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />
Omschrijving Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />
Modaliteit Weg<br />
Weerfile Twente<br />
Totale lengte van de route 2300 m<br />
Berekend Plaatsgebonden- en groepsrisico's<br />
Gemiddelde afstand tot de contouren<br />
Contour Afstand<br />
1/j m<br />
10-5 Niet aanwezig<br />
10-6 Niet aanwezig<br />
10-7 Niet aanwezig<br />
10-8 22<br />
Oppervlak onder de contouren<br />
Contour Oppervlak<br />
1/j m²<br />
10-5 Niet aanwezig<br />
10-6 Niet aanwezig<br />
10-7 Niet aanwezig<br />
10-8 101722<br />
1.2 Versies<br />
Onderdeel Versie Datum<br />
RBM_II.exe 1.3.0 Build: 247 30/10/2008<br />
Parameters 1.2.3 30/10/2008<br />
Weer 1.0 20-3-2008<br />
Scenariobestand 1.0 20-3-2008<br />
Stoffenbestand v2.0 20-3-2008<br />
Helpbestand 2.2 20-3-2008<br />
Systeemdatum - 13-1-2011<br />
1.3 Werkgebied<br />
Punt X-waarde Y-Waarde<br />
Linksonder 245000 518500<br />
2
Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />
Rechtsboven 248000 521500<br />
1.4 Algemene gegegevens<br />
Eigenschap Waarde<br />
Projectnaam Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />
Omschrijving EV-berekening<br />
Extra informatie Geen informatie<br />
Projectcode 109965<br />
109965<br />
109965<br />
Datum afronding Niet ingevuld<br />
Uitgevoerd door<br />
Analist PJM van Rossenberg<br />
Telefoon Niet ingevuld<br />
E-mail Niet ingevuld<br />
Bedrijf Witpaard<br />
Postadres Niet ingevuld<br />
Postcode Niet ingevuld<br />
Plaats Niet ingevuld<br />
In opdracht van<br />
Naam <strong>Gemeente</strong> <strong>Coevorden</strong><br />
Telefoon Niet ingevuld<br />
E-mail Niet ingevuld<br />
Organisatie contactpersoon Niet ingevuld<br />
Postadres Niet ingevuld<br />
Postcode Niet ingevuld<br />
Plaats Niet ingevuld<br />
check Niet ingevuld<br />
1.4.1 Weer: Twente<br />
Eigenschap Waarde Eenheid<br />
Weerstation Twente<br />
Specificaties CPR 18E pag. 4.35<br />
Aantal windrichtingen 12<br />
Aantal weersklassen 6<br />
Begin van de dag (hh:mm) 08:00<br />
Begin van de nacht (hh:mm) 18:30<br />
Meteo gegevens<br />
Meteo gegevens<br />
Stabiliteit B D D D E F<br />
Windsnelh. m/s 3,0 1,5 5,0 9,0 5,0 1,5<br />
6:0 o/o 1,800 1,400 1,600 0,700 0,000 0,000<br />
0:1 o/o 2,400 1,400 1,600 0,400 0,000 0,000<br />
1:1 o/o 3,200 1,500 2,100 0,900 0,000 0,000<br />
1:2 o/o 3,400 1,500 1,900 0,800 0,000 0,000<br />
2:2 o/o 2,500 1,400 1,300 0,300 0,000 0,000<br />
2:3 o/o 1,700 1,300 1,100 0,200 0,000 0,000<br />
3:3 o/o 1,800 1,600 2,900 1,300 0,000 0,000<br />
3:4 o/o 2,600 2,700 6,900 5,100 0,000 0,000<br />
4:4 o/o 2,000 2,000 5,500 4,900 0,000 0,000<br />
4:5 o/o 1,400 1,500 3,200 3,300 0,000 0,000<br />
5:5 o/o 1,500 1,400 3,000 2,700 0,000 0,000<br />
5:6 o/o 1,600 1,500 2,300 1,300 0,000 0,000<br />
3
Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />
Meteo gegevens<br />
Stabiliteit B D D D E F<br />
Windsnelh. m/s 3,0 1,5 5,0 9,0 5,0 1,5<br />
6:0 o/o 0,000 1,100 0,700 0,200 0,300 1,500<br />
0:1 o/o 0,000 1,500 1,200 0,100 0,600 2,700<br />
1:1 o/o 0,000 1,800 2,000 0,500 1,700 3,400<br />
1:2 o/o 0,000 1,700 1,900 0,600 1,900 3,200<br />
2:2 o/o 0,000 1,700 1,200 0,200 1,300 2,900<br />
2:3 o/o 0,000 1,600 1,100 0,200 0,600 2,500<br />
3:3 o/o 0,000 2,300 3,200 1,100 1,500 3,000<br />
3:4 o/o 0,000 3,200 6,000 4,300 1,700 3,400<br />
4:4 o/o 0,000 2,200 4,100 3,400 1,000 2,000<br />
4:5 o/o 0,000 1,500 2,100 1,600 0,500 1,500<br />
5:5 o/o 0,000 1,400 1,300 0,800 0,300 1,400<br />
5:6 o/o 0,000 1,100 0,900 0,300 0,200 1,100<br />
2 Situatie plot + PR-contouren<br />
4
Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />
Figuur 1<br />
3 Groepsrisico's<br />
3.1 Groepsrisicocurve<br />
3.1.1 Kenmerken van het berekende groepsrisico<br />
4 Route en transportgegevens<br />
4.1 Wegroute: Euregioweg<br />
Eigenschap Waarde Unit<br />
Omschrijving Niet ingevuld<br />
Type wegtraject Binnen de bebouwde kom<br />
Breedte 8 m<br />
Frequentie (1/vtg.km) 5,900E-007<br />
Beginpunt is eindpunt voorgaand traject Niet waar<br />
Coordinaten<br />
X (rdm) Y (rdm)<br />
m m<br />
247440,00 519040,00<br />
247000,00 518960,00<br />
246600,00 519120,00<br />
246410,00 519340,00<br />
246200,00 519520,00<br />
245700,00 519660,00<br />
245600,00 519980,00<br />
5
Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />
Transport van voorgaand traject Niet waar<br />
Transport<br />
Stof Aantal transp. Transp. middel Transp. overdag Transp. werkweek<br />
GF3 (licht<br />
ontvlambare<br />
gassen)<br />
LF1 (brandbare<br />
vloeistoffen)<br />
LF2 (zeer<br />
brandbare<br />
vloeistoffen)<br />
GT5 (toxische<br />
gassen cat. 5)<br />
5 Standaard bebouwing<br />
5.1 Bevolking<br />
1/jaar o/o o/o<br />
90 Tankwagen<br />
(brandb. gas)<br />
679 Tankwagen<br />
(brandb. vloeistof)<br />
925 Tankwagen<br />
(brandb. vloeistof)<br />
2 Tankwagen (tox.<br />
gas)<br />
70 100<br />
70 100<br />
70 100<br />
70 100<br />
Eigenschap Waarde Eenheid<br />
Naam Bevolking<br />
Omschrijving Nieuw<br />
Type bebouwing Woonbebouwing<br />
Coördinaten<br />
X (rdm) Y (rdm)<br />
m m<br />
246422,89 519580,04<br />
246422,89 519537,61<br />
246380,47 519537,61<br />
246380,47 519580,04<br />
Aantal mensen 1/ha<br />
Dag 17<br />
Nacht 24<br />
Fractie buitenshuis --<br />
Dag 0,07<br />
Nacht 0,01<br />
Oppervlak 1800 m²<br />
5.2 Bevolking<br />
Eigenschap Waarde Eenheid<br />
Naam Bevolking<br />
Omschrijving Bestaand<br />
Type bebouwing Woonbebouwing<br />
Coördinaten<br />
X (rdm) Y (rdm)<br />
m m<br />
246540,53 519454,12<br />
246540,53 519408,30<br />
246494,70 519408,30<br />
6
Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />
246494,70 519454,12<br />
Aantal mensen 1/ha<br />
Dag 12<br />
Nacht 17<br />
Fractie buitenshuis --<br />
Dag 0,07<br />
Nacht 0,01<br />
Oppervlak 2100 m²<br />
6 Bedrijven dagdienst<br />
6.1 Bedrijven dagdienst<br />
Eigenschap Waarde Eenheid<br />
Naam Bedrijven dagdienst<br />
Omschrijving Niet ingevuld<br />
Type bebouwing Bedrijven (dagdienst)<br />
Coördinaten<br />
X (rdm) Y (rdm)<br />
m m<br />
246340,02 519495,22<br />
246340,02 519457,80<br />
246302,60 519457,80<br />
246302,60 519495,22<br />
Aantal mensen 1/ha<br />
Dag 30<br />
Nacht 37260480<br />
Fractie buitenshuis --<br />
Dag 0,05<br />
Nacht 37262560<br />
Oppervlak 1400 m²<br />
6.2 Bedrijven dagdienst<br />
Eigenschap Waarde Eenheid<br />
Naam Bedrijven dagdienst<br />
Omschrijving Niet ingevuld<br />
Type bebouwing Bedrijven (dagdienst)<br />
Coördinaten<br />
X (rdm) Y (rdm)<br />
m m<br />
246420,74 519419,90<br />
246420,74 519392,18<br />
246393,02 519392,18<br />
246393,02 519419,90<br />
Aantal mensen 1/ha<br />
Dag 26<br />
7
Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />
Nacht 38385968<br />
Fractie buitenshuis --<br />
Dag 0,05<br />
Nacht 38384608<br />
Oppervlak 768 m²<br />
6.3 Bedrijven dagdienst<br />
Eigenschap Waarde Eenheid<br />
Naam Bedrijven dagdienst<br />
Omschrijving Niet ingevuld<br />
Type bebouwing Bedrijven (dagdienst)<br />
Coördinaten<br />
X (rdm) Y (rdm)<br />
m m<br />
246429,67 519464,07<br />
246429,67 519438,61<br />
246404,22 519438,61<br />
246404,22 519464,07<br />
Aantal mensen 1/ha<br />
Dag 22<br />
Nacht 38382928<br />
Fractie buitenshuis --<br />
Dag 0,05<br />
Nacht 38384688<br />
Oppervlak 648 m²<br />
8
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
61
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
62
Bijlage 3 Werkprotocol Ecologie<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
63
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
64
‘Ecologisch werkprotocol sloop<br />
voormalige aardappelmeelfabriek<br />
<strong>Coevorden</strong>’
Colofon<br />
Titel: ‘Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong>’<br />
Projectcode: 09-090<br />
Status: Eindrapport<br />
Datum: 9 november 2009<br />
Auteurs: Ing. M. van der Sluis en drs. I. Veeman<br />
Opdrachtgever: Koenen Bouw- en Aannemingsmaatschappij bv<br />
Contactpersoon: Mevr. M. Snijder<br />
......................................................................................<br />
EcoGroen Advies BV<br />
Postbus 625<br />
8000 AP Zwolle<br />
T: 038 423 64 64<br />
F: 038 423 64 65<br />
I: www.ecogroen.nl<br />
© EcoGroen Advies (2009)<br />
Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt mits onder vermelding van de bron:<br />
Sluis, M. van der & I. Veeman (2009). Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong>. Rapport 09-090.<br />
EcoGroen Advies, Zwolle.<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong>
Inhoud<br />
1 Inleiding ................................................................................................................................ 1<br />
1.1 Aanleiding en doel van dit document .......................................................................................................1<br />
1.2 Leeswijzer................................................................................................................................................1<br />
1.3 Status en gebruik.....................................................................................................................................1<br />
2 Plangebied en beoogde plannen.............................................................................................. 3<br />
2.1 Huidige situatie ........................................................................................................................................3<br />
2.2 Geplande werkzaamheden......................................................................................................................3<br />
3 Uitvoering en methodiek .........................................................................................................4<br />
3.1 Uitvoering ................................................................................................................................................4<br />
3.2 Methode van onderzoek ..........................................................................................................................5<br />
4 Flora en fauna ....................................................................................................................... 6<br />
4.1 Flora ........................................................................................................................................................6<br />
4.2 Fauna ......................................................................................................................................................6<br />
4.3 Conclusie aanwezige tabel 2/3-soorten ...................................................................................................8<br />
5 Effecten en beoordeling.......................................................................................................... 9<br />
5.1 Inleiding ...................................................................................................................................................9<br />
5.2 Effectbeschrijving (korte en lange termijn)...............................................................................................9<br />
5.3 Mitigerende maatregelen .......................................................................................................................11<br />
Bijlagen<br />
1 ................................................................................................................................................. Topografische kaart<br />
2 ........................................................................................................................................................Inrichtingschets<br />
3 ................................................................................................................................................................Tongvaren<br />
4 ......................................................................................................................................... Gewone dwergvleermuis<br />
5 ......................................................................................................................................Gewone grootoorvleermuis<br />
6 ......................................................................................................................................................... Meervleermuis<br />
7 ............................................................................................................................................................. Steenmarter<br />
8 .................................................................................................................................................Grote vleermuiskast<br />
9 ................................................................................................................................................Kleine vleermuiskast<br />
10 ................................................................................................................................. Zoekgebied vleermuiskasten<br />
11 ............................................................................................... Vervangende verblijfplaatsen in nieuwe gebouwen<br />
12 ........................................................................................................................................ Huisvesting Huiszwaluw<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong>
Ecologisch werkprotocol<br />
Onderstaand ecologisch werkprotocol beschrijft de wijze waarop schade op aanwezige beschermde soorten voorkomen<br />
kan worden en de sloop vlot kan verlopen. Het werkprotocol vormt een samenvatting van de mitigerende maatregelen die<br />
voor de verschillende soorten genomen dienen te worden en uitgebreid staan beschreven in §5.3. Tijdens de<br />
werkzaamheden dient een logboek bijgehouden te worden waarin de toegepaste mitigerende maatregelen worden<br />
beschreven (onder andere datum, locatie werkzaamheden en verrichte handelingen). Ook dient op de plaats van<br />
uitvoering altijd een exemplaar van het werkprotocol aanwezig te zijn<br />
Verwijderen beplanting/ruigte<br />
• Het verwijderen van beplanting en ruigte vindt plaats buiten het broedseizoen (15 februari-15 november) van soorten<br />
die op dergelijke plekken broeden (onder andere de vroeg broedende Merel en de laat broedende Houtduif). Indien in<br />
de periode 15 februari-15 november gestart wordt met deze werkzaamheden, dient te worden nagegaan of in<br />
aanbouw zijnde nesten/ bewoonde nesten van broedvogels aanwezig zijn.<br />
Sloop gebouwen<br />
• De sloop van de panden wordt uitgevoerd buiten de broedtijd van Huiszwaluw, Kauw en Zwarte roodstaart (15 maart tot en<br />
met 1 oktober) of wanneer vaststaat dat geen nestbouw, nestbroed en verzorging van jongen plaatsvindt. Indien in de<br />
periode 15 maart -1 oktober gestart wordt met deze werkzaamheden, dient te worden nagegaan of in aanbouw zijnde<br />
nesten/ bewoonde nesten van broedvogels aanwezig zijn;<br />
• De sloop van een aantal gebouwen (schuurtje in de zuidoosthoek van het terrein, vrijstaande gebouw aan de zuidzijde<br />
van het terrein en het noordelijke houten gebouw) kan zonder nadere voorwaarden plaatsvinden, mits broedvogels<br />
afwezig zijn;<br />
• Voorafgaand aan de sloop van het hoofdgebouw worden vleermuiskasten voor Gewone dwergvleermuis (2 stuks) en<br />
Gewone grootoorvleermuis (3 stuks) geplaatst in de omgeving van het plangebied;<br />
• De aanwezige Tongvarens worden met ondergrond en al verplaatst naar een locatie in het plangebied waar geen<br />
werkzaamheden plaatsvinden. Hier wordt een speciale muur gemetseld waarin het blok met de Tongvarens wordt<br />
ingemetseld. Het verplaatsen van de Tongvaren vindt plaats in de periode tussen 1 augustus en 1 april (buiten het<br />
groeiseizoen van Tongvaren);<br />
• De sloop van het hoofdgebouw wordt tussen half maart en eind april of tussen eind september en half november<br />
uitgevoerd, wanneer de buitentemperatuur ‘s nachts minimaal 5 graden Celsius bedraagt;<br />
• (Oude) Verblijfplaatsen van vleermuizen tussen houten balken worden – indien vastgesteld is dat vleermuizen afwezig<br />
zijn – ongeschikt gemaakt door middel van het dichtpurren van de ruimte tussen de houten balken of het verwijderen<br />
van de houten balken. De verblijfplaatsen tussen/in de (ruimten boven) de betonnen balken kunnen ongeschikt<br />
gemaakt worden door de gehele opening af te dekken met eenrichtingsafsluiting ('exclusion flap'), zodanig dat de<br />
vleermuizen wel kunnen vertrekken maar niet meer kunnen terugkeren. Deze afsluiting mag niet verhinderen dat<br />
aanwezige vleermuizen de uitvliegopening nog kunnen vinden. Tevens is het van belang dat de afsluiting niet kan<br />
openwaaien. Door het uitvoeren van één of meerdere controlebezoeken - minimaal een week na uitvoering van<br />
bovenstaande mitigerende maatregelen – kan vastgesteld worden of vleermuizen daadwerkelijk de fabriek hebben<br />
verlaten en de sloop van het gebouw gestart kan worden. Indien de sloop van het gebouw gepland is in de maand<br />
april kan tevens gecontroleerd worden of broedende vogels/ voortplantende Steenmarters aanwezig zijn.<br />
• Tijdens de sloop- en bouwfase en na ingebruikname van de nieuwbouw zal geen verlichting in het plangebied<br />
aangebracht worden die het <strong>Coevorden</strong>-Vecht Kanaal verlicht;<br />
• Tijdens de bouw worden nieuwe verblijfplaatsen aangebracht voor Gewone dwergvleermuis en Gewone<br />
grootoorvleermuis in de voorgevel van het gebouw;<br />
• Tijdens de werkzaamheden vindt een intensieve ecologische begeleiding plaats, zodat daar waar nodig kan worden<br />
bijgestuurd.<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong>
1 Inleiding<br />
1.1 Aanleiding en doel van dit document<br />
Koenen Bouw- en Aannemingsmaatschappij bv is voornemens de voormalige aardappelmeelfabriek aan<br />
de <strong>Gramsbergerstraat</strong> in <strong>Coevorden</strong> te slopen. Het gebouw vormt onder andere een verblijfplaats voor<br />
de beschermde Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis en Steenmarter en een groeiplaats<br />
van de beschermde Tongvaren.<br />
Als gevolg van de doorvoering van de ’Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen<br />
Flora- en faunawet 1 ’ is het in veel gevallen niet meer noodzakelijk om ontheffing annex art 75 van de<br />
Flora- en faunawet aan te vragen. Indien beoordeeld wordt dat de functionaliteit van de voortplantings-<br />
en/of vaste rust- en verblijfplaats niet in gevaar komt, is het aanvragen van ontheffing niet noodzakelijk.<br />
Voorliggend ecologisch werkprotocol gaat in op de mitigerende maatregelen die getroffen moeten<br />
worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de<br />
verschillende aanwezige tabel 2/3 soorten te bewaren en de aanvraag van ontheffing te voorkomen.<br />
Gebiedsgericht beleid heeft geen uitwerking op de locatie 2 .<br />
1.2 Leeswijzer<br />
De ’Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet’ stelt initiatiefnemers<br />
verplicht om een ecologische werkprotocol op te stellen in situaties waarbij schadelijke effecten op tabel<br />
2 en 3 soorten kunnen optreden, maar waarbij de mogelijkheid bestaat om deze schadelijke effecten te<br />
mitigeren. Het ecologisch werkprotocol bestaat uit een aantal elementen, waarbij het daadwerkelijke<br />
ecologische werkprotocol als samenvatting voorin het rapport is opgenomen.<br />
- in hoofdstuk 2 is ingegaan op de begrenzing van het plangebied en is een beschrijving gegeven<br />
van het plangebied en de directe omgeving. Verder is aangegeven hoe en wanneer de<br />
werkzaamheden uitgevoerd worden, voor zover dit al bekend is;<br />
- in hoofdstuk 3 is beschreven welke personen bij EcoGroen Advies BV betrokken zijn bij de<br />
uitvoering van het ecologisch werkprotocol en is de onderzoeksmethode nader uitgewerkt;<br />
- de binnen de invloedssfeer van de plannen aanwezige tabel 2/3 soorten zijn beschreven in<br />
hoofdstuk 4;<br />
- hoofdstuk 5 bestaat uit een beschrijving en beoordeling van effecten op aanwezige tabel 2/3<br />
soorten. Tevens zijn mitigerende maatregelen opgesomd, die genomen worden om de<br />
functionaliteit van voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen te bewaren;<br />
- in hoofdstuk 6 worden alle geraadpleegde bronnen beschreven.<br />
1.3 Status en gebruik<br />
Voorliggend werkprotocol is met grote zorgvuldigheid opgesteld door specialisten van EcoGroen Advies<br />
BV. Als initiatiefnemer bent u zelf verantwoordelijk om binnen de randvoorwaarden van het werkprotocol<br />
te blijven, dit wordt in principe niet meer getoetst door met Ministerie van LNV (DLG). Overigens is vooraf<br />
wel telefonisch overleg gevoerd met DLG (Ilka Kerssies).<br />
Het protocol met de van toepassing zijnde maatregelen ten aanzien van de voorkomende soorten, moet<br />
1<br />
Dienst Regeling (2009). Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. Ministerie van LNV, 26<br />
augustus 2009.<br />
2<br />
Het plangebied ligt op ruim vier kilometer van (beschermde) natuurgebieden en bevindt zich centraal in de bebouwde kom van<br />
<strong>Coevorden</strong>. Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen wordt ingeschat dat zij geen negatieve effecten hebben<br />
op in de omgeving aanwezige Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde natuurmonumenten, EHS of<br />
belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
1
vóór aanvang van het project zijn vastgelegd. Er dient aantoonbaar te worden gewerkt conform het<br />
werkprotocol. In de praktijk betekent dit dat er een logboek moet worden bijgehouden waarin de<br />
toegepaste mitigerende maatregelen worden beschreven (datum, verrichte handelingen en dergelijke).<br />
Ook dient op de plaats van uitvoering altijd een exemplaar van het werkprotocol aanwezig te zijn.<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
2
2 Plangebied en beoogde plannen<br />
2.1 Huidige situatie<br />
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van <strong>Coevorden</strong> (zie Bijlage I). Langs de westkant van het plangebied<br />
loopt het <strong>Coevorden</strong>-Vecht kanaal, waarbij aan de overzijde een bedrijventerrein ligt. Aan de noord- en<br />
oostzijde van het plangebied liggen woonwijken. Direct ten zuiden van het plangebied ligt een<br />
braakliggend terrein.<br />
Het plangebied bestaat uit het terrein van een voormalige aardappelmeelfabriek, bestaand uit een groot<br />
complex met verschillende gebouwen, een ruderale vegetatie rondom de gebouwen en enige beplanting<br />
aan met name de randen van het terrein.<br />
Het complex heeft sinds (enkele) jaren haar functie als aardappelmeelfabriek verloren en is sindsdien in<br />
verval geraakt.<br />
2.2 Geplande werkzaamheden<br />
De geplande werkzaamheden bestaan uit twee fasen:<br />
Sloop<br />
In eerste plaats zullen alle gebouwen op het fabriekscomplex worden gesloopt. Hierbij wordt geprobeerd<br />
om de huidige voorgevel te behouden. Indien dit niet haalbaar blijkt, zal de gevel in de oude stijl opnieuw<br />
opgebouwd worden. Verder zal ook enige beplanting (met name aan de zuidzijde van het terrein) worden<br />
verwijderd. De singel langs de oostzijde van het plangebied en enkele karakteristieke bomen blijven<br />
gehandhaafd. Overigens zal de oude schoorsteen gehandhaafd blijven.<br />
De sloop van de gebouwen is gepland vanaf december 2009, waarbij maatregelen met mogelijke<br />
schadelijke effecten op beschermde soorten alleen worden uitgevoerd in de perioden september-half<br />
november en half maart tot half april. Deze periodes vormen de minst kwetsbare periode voor aanwezige<br />
beschermde soorten. In deze periode vindt ook intensieve ecologische begeleiding plaats.<br />
Nieuwbouw<br />
Op het terrein zal een appartementencomplex gerealiseerd worden, waarbij de huidige voorgevel het<br />
beeld blijft bepalen. Voor de inrichtingschets wordt verwezen naar Bijlage II.<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
3
3 Uitvoering en methodiek<br />
3.1 Uitvoering<br />
Het voorliggende ecologisch werkprotocol is opgesteld door EcoGroen Advies BV is geschreven door<br />
dhr. M. van der Sluis (adviseur ecologie) en dhr. I. Veeman (Teamleider Flora en Fauna). Het<br />
veldonderzoek is door dhr. M. van der Sluis, dhr. M. Wallink, mevr. J. Lindenholz, dhr. D. Tuitert en T.<br />
Douma uitgevoerd. Onderstaand zijn de kwalificaties van betreffende personen weergegeven.<br />
Ing. M. (Marco) van der Sluis<br />
Functie: Adviseur ecologie<br />
Opleiding: Milieutechnologie, Saxion Hogeschool Deventer, afstudeerrichting Natuur, Milieu en Landschap.<br />
Werkervaring:<br />
Ruim 800 inventarisatieopdrachten bij EcoGroen Advies en divers vrijwilligerswerk voor Landschap Overijssel.<br />
Specialiteit: flora en fauna (vleermuizen, broedvogels, dagvlinders, vissen, reptielen en amfibieën).<br />
Drs. I. (Iwan) Veeman<br />
Functie: Teamleider Flora en fauna<br />
Opleiding: Biologie, Rijksuniversiteit Groningen.<br />
Werkervaring:<br />
Sinds 2000 werkzaam als Ecoloog. Ruim 800 inventarisatieopdrachten bij EcoGroen Advies.<br />
Ing. M.B.J.G. (Mike) Wallink<br />
Functie: Adviseur ecologie<br />
Opleiding: Milieutechnologie, Saxion Hogeschool Deventer, afstudeerrichting Natuur, Milieu en Landschap.<br />
Werkervaring:<br />
Circa 500 inventarisatieopdrachten bij EcoGroen Advies en divers vrijwilligerswerk voor Landschap Overijssel.<br />
Specialiteit: fauna (vleermuizen, muizen, vissen, reptielen en amfibieën).<br />
Ing. J.G. (Janneke) Lindenholz<br />
Functie: Adviseur ecologie<br />
Opleiding: Milieutechnologie, Saxion Hogeschool Deventer.<br />
Werkervaring:<br />
Circa 150 inventarisatieopdrachten bij EcoGroen Advies.<br />
Specialiteit: vleermuizen, muizen en reptielen.<br />
Mr. A.H. (Daniel) Tuitert<br />
Functie: Jurist/Adviseur ecologie<br />
Opleiding: Rechten, Radboud Universiteit Nijmegen.<br />
Werkervaring:<br />
Circa 400 inventarisatieopdrachten bij eigen adviesbureau. Ook actief lid van de Zoogdiervereniging en de<br />
Zoogdierwerkgroep Overijssel.<br />
Specialiteit: zoogdieren (vleermuizen en marterachtigen).<br />
M.(Theo) Douma<br />
Functie: Veldmedewerker<br />
Opleiding: Lerarenopleiding Biologie.<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
4
Werkervaring:<br />
Circa 500 inventarisatieopdrachten bij eigen adviesbureau. Ook actief lid van de Zoogdiervereniging en de<br />
Zoogdierwerkgroep Overijssel.<br />
Specialiteit: zoogdieren (vleermuizen en muizen).<br />
EcoGroen Advies is lid van het Netwerk Groene Bureaus (www.netwerkgroenebureaus.nl), de<br />
brancheorganisatie voor groene adviesbureaus en conformeert zich aan de door het netwerk opgestelde<br />
gedragscode. EcoGroen Advies heeft tevens van het ministerie van LNV een volledige ontheffing in<br />
gevolge artikel 75A van de Flora- en faunawet, voor de inventarisatie van beschermde planten en dieren<br />
in Nederland en het bezit en gebruik van diverse vangmiddelen (registratienummer FF/75A/2006/017).<br />
3.2 Methode van onderzoek<br />
Op basis van diverse beschikbare bronnen met verspreidingsgegevens en meerdere veldinventarisaties<br />
door medewerkers van EcoGroen Advies in 2003, 2004 en 2009 is een betrouwbaar beeld verkregen van<br />
de aanwezige soorten. Concreet zijn de volgende bronnen geraadpleegd en acties ondernomen:<br />
1. Sluis, M. van der en E. de Vries (2004). Ecologisch onderzoek <strong>Gramsbergerstraat</strong> <strong>Coevorden</strong>. Inventarisatie en<br />
beoordeling natuurwaarden ten behoeve van de vervangende nieuwbouw <strong>Gramsbergerstraat</strong>. Rapport<br />
FF_Wp(06)_061103. EcoGroen Advies, Zwolle;<br />
2. Inventarisatie van het gebied op 19 maart 2009, door een ecoloog van EcoGroen Advies (dagbezoek). Met<br />
behulp van een zaklamp en infrarood-camera zijn kieren en spleten in het gebouw gecontroleerd op<br />
aanwezigheid van overwinterende vleermuizen. Overige soorten zijn tijdens dit bezoek ook meegenomen;<br />
3. Inventarisatie van het gebied op 27 april 2009, door twee ecologen van EcoGroen Advies (avondbezoek). Met<br />
behulp van een zaklamp en batdetector zijn verblijfplaatsen van vleermuizen in kaart gebracht, waarbij specifieke<br />
aandacht is uitgegaan naar paarverblijfplaatsen van Gewone grootoorvleermuis. Overige soorten zijn tijdens dit<br />
bezoek ook meegenomen;<br />
4. Inventarisatie van het gebied op 13 mei 2009, door twee ecologen van EcoGroen Advies (avondbezoek). Met<br />
behulp van een zaklamp en batdetector zijn verblijfplaatsen van vleermuizen in kaart gebracht, waarbij specifieke<br />
aandacht is uitgegaan naar paarverblijfplaatsen van Gewone grootoorvleermuis. Overige soorten zijn tijdens dit<br />
bezoek ook meegenomen;<br />
5. Inventarisatie van het gebied op 25 juni 2009, door twee ecologen van EcoGroen Advies (vroeg ochtendbezoek).<br />
Met behulp van een zaklamp en batdetector zijn verblijfplaatsen van vleermuizen in kaart gebracht, waarbij<br />
specifieke aandacht is uitgegaan naar kraamverblijfplaatsen van vleermuizen. Overige soorten zijn tijdens dit<br />
bezoek ook meegenomen;<br />
6. Inventarisatie van het gebied op 9 juli 2009, door twee ecologen van EcoGroen Advies (avondbezoek). Met<br />
behulp van een zaklamp en batdetector zijn verblijfplaatsen van vleermuizen in kaart gebracht, waarbij specifieke<br />
aandacht is uitgegaan naar kraamverblijfplaatsen van vleermuizen. Overige soorten zijn tijdens dit bezoek ook<br />
meegenomen;<br />
7. Inventarisatie van het gebied op 4 augustus 2009, door twee ecologen van EcoGroen Advies (ochtendbezoek).<br />
Met behulp van een zaklamp en batdetector zijn verblijfplaatsen van vleermuizen in kaart gebracht, waarbij<br />
specifieke aandacht is uitgegaan naar paarverblijfplaatsen van Gewone en Ruige dwergvleermuis. Overige<br />
soorten zijn tijdens dit bezoek ook meegenomen;<br />
8. Inventarisatie van het gebied op 21 augustus 2009, door twee ecologen van EcoGroen Advies (ochtendbezoek).<br />
Met behulp van een zaklamp en batdetector zijn verblijfplaatsen van vleermuizen in kaart gebracht, waarbij<br />
specifieke aandacht is uitgegaan naar paarverblijfplaatsen van Gewone en Ruige dwergvleermuis. Overige<br />
soorten zijn tijdens dit bezoek ook meegenomen.<br />
Op basis van de geraadpleegde bronnen en het uitgevoerde veldonderzoek in 2009, waarbij het<br />
plangebied jaarrond in verschillende perioden is onderzocht, is het aannemelijk dat een volledig beeld is<br />
verkregen van de verspreiding van beschermde flora en fauna. In de paragrafen 3.2 en 3.3 is per<br />
soortgroep een beschrijving gegeven van het voorkomen van beschermde soorten binnen de<br />
invloedssfeer van de plannen.<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
5
4 Flora en fauna<br />
4.1 Flora<br />
In het plangebied is tijdens het onderzoek één beschermde plantensoort aangetroffen. Tongvaren (tabel<br />
2) heeft een groeiplek binnen in het hoofdgebouw, op een locatie met veel lichtinval/ daklekkage. Het<br />
betreft een nieuwe vestiging, aangezien de soort tijdens eerder uitgevoerd onderzoek in 2003 en 2004<br />
niet is aangetroffen. In bijlage 3 is de groeiplaats van Tongvaren op kaart weergegeven.<br />
4.2 Fauna<br />
Zoogdieren<br />
Gewone dwergvleermuis<br />
Tijdens alle veldonderzoeken in 2009 zijn vaste verblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis<br />
vastgesteld. In totaal gaat het om drie ruimtelijk gescheiden plekken in de centrale hal van de<br />
aardappelmeelfabriek (zie bijlage 4). De soort bewoont hier afwisselend een smalle spleet tussen twee<br />
betonnen balken (2 locaties) en een ruimte tussen twee houten balken. Onder deze balken zijn ook (veel)<br />
uitwerpselen aangetroffen van Gewone dwergvleermuis. De verblijfplaatsen in de fabriek worden<br />
afwisselend en in wisselende aantallen gebruikt gedurende het gehele jaar. Zo zijn tijdens de rondes in<br />
het voorjaar en najaar verblijfplaatsen van 4-10 exemplaren vastgesteld, terwijl in de zomerperiode 15-40<br />
exemplaren in de verblijfplaatsen aanwezig waren. Naar verwachting wordt de aardappelmeelfabriek het<br />
gehele jaar door gebruikt als winter-, kraam- en zomerverblijfplaats door groepen vrouwtjes Gewone<br />
dwergvleermuis. Omdat ook een baltsend mannetje is waargenomen bij de fabriek tijdens de<br />
onderzoeken op 4 en 21 augustus wordt verwacht dat de fabriek ook als winter-, zomer- en<br />
paarverblijfplaats door één of enkele mannetjes wordt gebruikt.<br />
Daarnaast fungeert het ruige terrein rondom de aardappelmeelfabriek als foerageergebied van maximaal<br />
6 Gewone dwergvleermuizen (met name aan het begin van de avond). Aangezien in de omgeving van<br />
het plangebied voldoende alternatieve foerageergebiedenaanwezig zijn (o.a. lanen, parken, en open<br />
water), wordt niet verwacht dat het plangebied onmisbaar foerageergebied voor Gewone dwergvleermuis<br />
vormt.<br />
Gewone grootoorvleermuis<br />
Gewone grootoorvleermuis is aangetroffen tijdens de veldonderzoeken op 19 maart, 25 juni, 9 juli, 4 en<br />
21 augustus. Op drie locaties zijn hangende/invliegende Gewone grootoorvleermuizen waargenomen en<br />
op in totaal 6 plekken zijn uitwerpselen aangetroffen. Maximaal ging het twee dieren (waarschijnlijk<br />
mannetjes). Hangplekken bestaan uit smalle spleet tussen twee betonnen balken en ruimten tussen twee<br />
houten balken in de centrale hal en op enkele plekken wordt verwacht dat de dieren vrij hangen aan de<br />
plafonnering. Specifiek onderzoek naar paarverblijfplaatsen van Gewone grootoorvleermuis heeft geen<br />
resultaten opgeleverd. Naar verwachting vormt de fabriek dan ook geen paarverblijfplaats. Gezien het<br />
lage aantal waargenomen Gewone grootoorvleermuizen worden kraamverblijfplaats ook niet verwacht.<br />
Vermoedelijk wordt de aardappelmeelfabriek alleen als zomer- en winterverblijfplaats door enkele<br />
mannetjes Gewone grootoorvleermuis gebruikt. Daarnaast vormt het plangebied beperkt<br />
foerageergebied voor deze soort. Zo zijn foeragerende dieren waargenomen in de centrale hal en enkele<br />
aangrenzende vertrekken.<br />
Meervleermuis<br />
Het <strong>Coevorden</strong>-Vecht kanaal langs de westzijde van het plangebied vormt een belangrijke vliegroute<br />
voor minimaal 20 Meervleermuizen. Daarnaast wordt het kanaal beperkt als foerageergebied door deze<br />
soort gebruikt.<br />
Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger<br />
Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger zijn foeragerend in en in de nabijheid van het<br />
plangebied aangetroffen in lage aantallen. Ruige dwergvleermuis is kortstondig tijdens het<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
6
ochtendbezoek op 21 augustus aangetroffen op het ruige terrein rondom de aardappelmeelfabriek.<br />
Laatvlieger (één exemplaar) is alleen tijdens het veldbezoek op 13 mei waargenomen. Tijdens vrijwel alle<br />
veldbezoeken zijn foeragerende Watervleermuizen waargenomen (maximaal 3) boven het <strong>Coevorden</strong>-<br />
Vecht kanaal. Naar verwachting vormt het plangebied en directe omgeving geen onmisbaar<br />
foerageergebied van Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger.<br />
Steenmarter<br />
Verspreid in de gehele aardappelmeelfabriek zijn (verse) uitwerpselen van Steenmarter aangetroffen.<br />
Met name op de zolder van het hoofdgebouw bevinden zich diverse latrines met verse uitwerpselen die<br />
wijzen op recent gebruik door Steenmarter. Vermoedelijk wordt deze zolder ook gebruikt als<br />
voortplantingsplaats van Steenmarter.<br />
Overige tabel 2/3- soorten<br />
Op basis van het uitgevoerde onderzoek, bekende verspreidingsgegevens en het ontbreken van geschikt<br />
biotoop kan de aanwezigheid van overige tabel 2/3-soorten als Waterspitsmuis, Veldspitsmuis,<br />
Boommarter en Eekhoorn worden uitgesloten.<br />
Broedvogels<br />
Broedvogels met jaarrond beschermde nestlocaties<br />
In het plangebied komen broedvogels met jaarrond beschermde nesten tot broeden. Wel wordt de zolder<br />
van de fabriek incidenteel gebruikt als roestplek door Kerkuil.<br />
Overige broedvogels<br />
In en aan de gebouwen zijn Huiszwaluw (41 nesten), Zwarte roodstaart en Kauw broedend aangetroffen.<br />
Verder vormen de omliggende bosschages broedgebied voor Tjiftjaf, Vink, Merel, Zanglijster, Roodborst,<br />
Winterkoning, Zwartkop en Houtduif.<br />
Vissen<br />
Binnen het plangebied ontbreekt permanent oppervlaktewater. De aanwezigheid van vissen kan<br />
derhalve worden uitgesloten.<br />
Amfibieën<br />
Vanwege het ontbreken van permanent oppervlaktewater is voortplanting van amfibieën in het<br />
plangebied uitgesloten. Overwintering van beschermde tabel 2/3 amfibieënsoorten is eveneens niet te<br />
verwachten, aangezien deze soorten niet bekend zijn in de omgeving van het plangebied en niet zijn<br />
aangetroffen tijdens de veldonderzoeken.<br />
Reptielen<br />
Vanwege het ontbreken van geschikt biotoop en het ontbreken van bekende verspreidingsgegevens van<br />
reptielen worden geen reptielen verwacht in het plangebied.<br />
Dagvlinders en libellen<br />
Wegens het ontbreken van geschikt biotoop zijn geen geschikte voortplantingslocaties voor beschermde<br />
vlinder- en libellensoorten aanwezig.<br />
Mieren<br />
In het plangebied zijn geen nestkoepels van beschermde mierensoorten aangetroffen. Beschermde<br />
mierensoorten zijn voornamelijk gebonden aan droge, open (naald)bossen en heideterreinen. In het<br />
plangebied zijn echter geen nestkoepels van beschermde mierensoorten aangetroffen.<br />
Kevers<br />
In Nederland komen/ kwamen vijf beschermde keversoorten voor. Juchtleerkever en Heldenbok zijn al<br />
sinds de jaren ‘70 niet meer in Nederland waargenomen. Drie beschermde keversoorten komen nog wel<br />
voor in Nederland (Vliegend hert, Gestreepte waterroofkever en Brede geelgerande waterroofkever).<br />
Binnen het plangebied is echter geen geschikt biotoop aanwezig voor deze soorten.<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
7
4.3 Conclusie aanwezige tabel 2/3-soorten<br />
Op basis van voorgaande paragrafen wordt geconcludeerd dat de in tabel 1 weergegeven tabel 2/3soorten<br />
binnen de invloedssfeer van de plannen aanwezig zijn. Ten aanzien van deze soorten is een<br />
effectbeoordeling uitgevoerd (hoofdstuk 4).<br />
Tabel 1. Tabel 2/3-soorten binnen de invloedssfeer van de plannen<br />
Flora Zoogdieren Broedvogels Reptielen, amfibieën, vissen, dagvlinders,<br />
libellen en overige ongewervelden<br />
Tongvaren Gewone dwergvleermuis<br />
Gewone grootoorvleermuis<br />
Meervleermuis<br />
Ruige dwergvleermuis<br />
Watervleermuis<br />
Laatvlieger<br />
Steenmarter<br />
Kerkuil Geen relevante soorten<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
8
5 Effecten en beoordeling<br />
5.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk worden te verwachten effecten beschreven op aanwezige tabel 2/3-soorten, waarbij<br />
onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke effecten veroorzaakt tijdens of door de aanlegfase en<br />
permanente effecten. Vervolgens is beoordeeld welke mitigerende maatregelen genomen moeten<br />
worden om de gunstige staat van instandhouding van de verschillende soorten te bewaren gedurende<br />
het gehele sloop- en bouwproces.<br />
5.2 Effectbeschrijving (korte en lange termijn)<br />
In hoofdstuk 3 is per soortgroep reeds beschreven welke soorten binnen de invloedssfeer van de<br />
plannen aanwezig zijn. Voor betreffende soorten wordt in dit hoofdstuk nagegaan of effecten te<br />
verwachten zijn. Het betreft hier de soorten die zijn weergegeven in tabel 1 in §4.3).<br />
Flora<br />
Tongvaren<br />
Tongvaren komt voor binnen in het hoofdgebouw van de aardappelfabriek op een locatie die door een<br />
gelukkige samenloop van omstandigheden geschikt is geworden voor Tongvaren (lekkage door het dak).<br />
Door de sloop van het gebouw zal de groeiplaats van Tongvaren verdwijnen. Op de lange termijn zijn<br />
echter geen negatieve effecten te verwachten op de gunstige staat van instandhouding van de populatie<br />
Tongvarens, mits de planten onder begeleiding van een ter zake kundige verplaatst worden naar een<br />
locatie waar geen werkzaamheden plaatsvinden.<br />
Zoogdieren<br />
Gewone dwergvleermuis<br />
De centrale hal in de aardappelmeelfabriek wordt het gehele jaar gebruikt als winter-, kraam- en<br />
zomerverblijfplaats door groepen vrouwtjes en als winter-, zomer- en paarverblijfplaats door één of<br />
enkele mannetjes Gewone dwergvleermuis.<br />
Door de sloop van het gebouw zullen drie locaties met verblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis<br />
verloren gaan. Door het treffen van mitigerende maatregelen wordt voorkomen dat schade optreedt aan<br />
individuele dieren. Voor Habitatrichtlijn Bijlage IV- soort Gewone dwergvleermuis dient de gunstige staat<br />
van instandhouding op lokaal niveau beoordeeld te worden. Doordat wisselende aantallen zijn<br />
aangetroffen tijdens de uitgevoerde veldbezoeken wordt vermoed dat de soort buiten het fabrieksterrein<br />
ook belangrijke verblijfplaatsen heeft en dat de drie vastgestelde verblijfplaatsen onderdeel uitmaken van<br />
een netwerk van verblijfplaatsen. In de noordelijk gelegen woonwijk is een groot aanbod van potentieel<br />
geschikte verblijfplaatsen aanwezig (met name spouwmuren die toegankelijk zijn via ruimten onder<br />
overhangende dakpannen). Dat deze woonwijk ook wordt bewoond door Gewone dwergvleermuis wordt<br />
gesterkt door de aanwezigheid van een paarverblijfplaats van Gewone dwergvleermuis die in de<br />
woonwijk is vastgesteld op 21 augustus 2009 en waarnemingen van Gewone dwergvleermuis tijdens het<br />
vroege ochtendbezoek op 25 juni 2009, die het plangebied met een rechtlijnige vlucht passeerden in de<br />
richting van de noordelijk gelegen woonwijk.<br />
Verwacht wordt dat op de korte termijn voldoende uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn in de noordelijk<br />
gelegen woonwijk en door voorafgaand aan de sloop vervangende verblijfplaatsen aan te bieden in de<br />
vorm van vleermuiskasten. Door vleermuiskasten te plaatsen en mitigerende maatregelen te verrichten<br />
(zie §5.3) kan schade op Gewone dwergvleermuis op de korte termijn voorkomen worden. Door in de<br />
nieuwe bebouwing vervangende verblijfplaatsen aan te bieden voor Gewone dwergvleermuis blijft de<br />
gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie Gewone dwergvleermuis ook op de lange<br />
termijn gewaarborgd.<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
9
Gewone grootoorvleermuis<br />
De centrale hal in de aardappelmeelfabriek wordt met uitzondering van het vroege voorjaar als winter-<br />
en zomerverblijfplaats door één of twee, vermoedelijk mannelijke Gewone grootoorvleermuizen gebruikt.<br />
Door de sloop van het gebouw gaan zes verblijfplaatsen van Gewone grootoorvleermuis verloren,<br />
waarvan er minimaal drie recent (2009) bewoond zijn. Door het treffen van mitigerende maatregelen<br />
wordt voorkomen dat schade optreedt aan individuele dieren. Voor HRL Bijlage IV- soort Gewone<br />
grootoorvleermuis dient de gunstige staat van instandhouding op lokaal niveau beoordeeld te worden.<br />
Gewone grootoorvleermuis gedraagt zich opportunistisch in hun keuze van verblijfplaatsen. Ze worden<br />
zowel op zolders, achter betimmeringen, daklijsten en vensterluiken, in spouwmuren en onder<br />
dakpannen, als in holten en spleten in bomen en in vleermuiskasten gevonden. Een groep Gewone<br />
grootoorvleermuizen leeft in een netwerk van een groot aantal bij elkaar gelegen verblijfplaatsen, waarbij<br />
de dieren vaak verhuizen. Door dit opportunistische gedrag van Gewone grootoorvleermuis wordt<br />
verwacht dat op de korte termijn uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn in de directe omgeving van het<br />
plangebied (o.a. in gebouwen en een nieuwe vleermuisbunker op industrieterrein ‘Klinkenvlier’, die in<br />
2003 al door Gewone grootoorvleermuis gebruikt werd) en door voorafgaand aan de sloop vervangende<br />
verblijfplaatsen aan te bieden in de vorm van vleermuiskasten.<br />
Door vleermuiskasten te plaatsen en mitigerende maatregelen te verrichten (zie §5.3) kan schade op<br />
Gewone grootoorvleermuis op de korte termijn voorkomen worden. Door in de nieuwe bebouwing<br />
vervangende verblijfplaatsen aan te bieden voor Gewone grootoorvleermuis blijft de gunstige staat van<br />
instandhouding van de lokale populatie Gewone grootoorvleermuis ook op de lange termijn<br />
gewaarborgd.<br />
Steenmarter<br />
In de gehele fabriek zijn (verse) uitwerpselen aangetroffen van Steenmarter, die wijzen op bewoning van<br />
de soort. Verse uitwerpselen concentreren zich met name op de zolder van het hoofdgebouw.<br />
Vermoedelijk wordt deze zolder ook gebruikt als voortplantingsplaats van Steenmarter.<br />
Door de sloop van de aardappelmeelfabriek gaan verblijfplaatsen van Steenmarter verloren. Door het<br />
treffen van mitigerende maatregelen wordt voorkomen dat schade optreedt aan individuele dieren. Voor<br />
tabel 2-soort Steenmarter dient de gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau beoordeeld te<br />
worden.<br />
Steenmarters kunnen binnen het leefgebied tientallen schuilplaatsen hebben in takkenhopen,<br />
boomholtes, dichte struwelen, op zolders en in kruipruimten; slechts een gering aantal (3-5)<br />
hiervan wordt regelmatig gebruikt 3 . Door de sloop van de fabriek zal één van regelmatig gebruikte<br />
verblijfplaats/ schuilplaats (zolder) van Steenmarter verdwijnen. Aangezien de soort mobiel is en<br />
meerdere verblijfplaatsen gebruikt, is Steenmarter niet afhankelijk van één bepaalde verblijfplaats.<br />
Omdat er voldoende alternatieve schuilmogelijkheden zijn voor Steenmarter in de omgeving<br />
van het onderzoeksgebied – bedrijventerrein en woonwijken – en de landelijke populatietrend van<br />
Steenmarter gunstig is, zal de ingreep geen effect hebben op de gunstige staat van instandhouding van<br />
Steenmarter.<br />
Meervleermuis<br />
Het <strong>Coevorden</strong>-Vecht kanaal langs de westzijde van het plangebied vormt een belangrijke vliegroute van<br />
minimaal 20 Meervleermuizen.<br />
Indien in het plangebied verlichting wordt aangebracht die het <strong>Coevorden</strong>-Vecht kanaal verlicht, kan<br />
schade optreden aan de belangrijke vliegroute van Meervleermuis die het wateroppervlak van het kanaal<br />
vormt. Meervleermuis is namelijk erg gevoelig voor licht op haar vliegroute 4 . Schade aan de vliegroute<br />
van Meervleermuis is eenvoudig te voorkomen door in het plangebied geen uitstralende lichtbronnen te<br />
situeren in de periode dat Meervleermuizen in hun zomerverblijfplaatsen aanwezig zijn (1 april tot en met<br />
1 oktober). Dit geldt tijdens de sloop- en bouwfase, maar ook na ingebruikname van het nieuwe gebouw.<br />
Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger<br />
Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger zijn foeragerend in en in de nabijheid van het<br />
3 Lange, R., P. Twisk, A. van Winden & A. Diepenbeek (1994). Zoogdieren van West-Europa. Uitgegeven door de KNNV.<br />
4 Limpens, H.J.G.A., P.Twisk & G. Veenbaas (2004). Met vleermuizen overweg. Brochure over vleermuizen en de wijze waarop<br />
bij planning, aanleg, reconstructie en beheer van wegen praktische invulling kan worden gegeven aan de wettelijke zorgplicht<br />
voor vleermuizen. Uitgave Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Dienst Wegen Waterbouwkunde, Delft, en de<br />
Zoogdiervereniging, Arnhem. 24 pp.<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
10
plangebied aangetroffen in lage aantallen. Er is geen sprake van aantasting van onmisbaar<br />
foerageergebied te verwachten als gevolg van de voorgenomen maatregelen. Het treffen van<br />
mitigerende maatregelen is niet aan de orde.<br />
Broedvogels<br />
Broedvogels met jaarrond beschermde nestlocaties<br />
De zolder van de fabriek wordt incidenteel gebruikt als roestplek door Kerkuil.<br />
Als gevolg van de sloop van de fabriek zal deze roestplek verdwijnen. De incidenteel gebruikte roestplek<br />
vormt echter geen onmisbaar onderdeel van het leefgebied van Kerkuil. Door het verlies van de roestplek<br />
zal de gunstige staat van instandhouding van Kerkuil niet in gevaar komen.<br />
Overige broedvogels<br />
In en aan de gebouwen zijn Huiszwaluw (41 nesten), Zwarte roodstaart en Kauw broedend aangetroffen.<br />
Verder vormen de omliggende bosschages broedgebied voor Tjiftjaf, Vink, Merel, Zanglijster, Roodborst,<br />
Winterkoning, Zwartkop en Houtduif.<br />
Voor vrijwel alle aangetroffen en te verwachten broedvogels geldt dat deze weinig kritisch zijn en<br />
dermate algemeen voorkomen in Nederland zijn dat er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn in de<br />
omgeving van het plangebied. Een uitzondering hierop is Huiszwaluw. Deze soort is opgenomen op de<br />
Rode Lijst van bedreigde broedvogels (status ‘gevoelig’) en is in vrij hoge aantallen broedend<br />
aangetroffen. Voor deze soort is het wenselijk om maatregelen te nemen, die zorgen dat ook in de<br />
toekomst broedgelegenheid aanwezig blijft voor Huiszwaluw. Verwacht wordt dat voor alle aangetroffen<br />
en te verwachten broedvogels de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar komt.<br />
Vissen, reptielen, dagvlinders, libellen, mieren en kevers<br />
Aangezien geen beschermde vissen, reptielen, dagvlinders, libellen, mieren en kevers in het plangebied<br />
verwacht worden, is aantasting van beschermde exemplaren van deze soortgroepen niet aan de orde.<br />
Conclusie<br />
Op basis van voorgaande effectbeschrijving wordt geconcludeerd dat ten aanzien van Tongvaren,<br />
Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Meervleermuis en Steenmarter mitigerende<br />
maatregelen moeten worden getroffen, zoals beschreven in §5.3. Maatregelen ten aanzien van<br />
Huiszwaluw hebben een meer vrijblijvend karakter.<br />
5.3 Mitigerende maatregelen<br />
Inleiding<br />
Door de relatief hoge natuurwaarden in en aan het gebouw, waar vooral aanwezige vleermuizen<br />
regelmatig van verblijfplaats wisselen, is het van groot belang dat de sloopwerkzaamheden plaatsvinden<br />
onder begeleiding van een ter zake kundige op het gebied van zoogdieren en flora.<br />
Uit de effectbeoordeling in §5.2 is gebleken dat negatieve effecten alleen te verwachten zijn op<br />
Tongvaren, Steenmarter, Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Meervleermuis en<br />
broedvogels. Onderstaand wordt per soort beschreven welke mitigerende maatregelen worden<br />
genomen. Specifiek voor Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis en Huiszwaluw wordt in<br />
bijlage 8, 9, 11 en 12 beschreven welke positieve ervaringen zijn opgedaan met enkele voorgestelde<br />
mitigerende maatregelen.<br />
Tongvaren<br />
Om de functionaliteit van de groeiplaats van Tongvaren te bewaren worden de onderstaande<br />
mitigerende maatregelen uitgevoerd:<br />
• De varens worden in de tuin van het toekomstige appartementencomplex geplaatst;<br />
• Het blok met de varens wordt als geheel geïntegreerd in een lage muur welke met dat doel zal<br />
worden gemetseld;<br />
• De bodem achter de muur wordt op gelijke hoogte gebracht als de muur zelf, zodat een goede<br />
vochtvoorziening gegarandeerd is;<br />
• De varens zullen op het oosten of noorden zijn georiënteerd;<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
11
• De verplaatsing van het muurblok met de varens vindt plaats tussen 1 augustus en 1 april (aan het<br />
eind van en buiten het groeiseizoen van Tongvaren);<br />
• Met betrekking tot het verwijderen en terugplaatsen van de exemplaren van Tongvaren en<br />
muurdelen wordt advies ingewonnen door een ter zake deskundige op het gebied van planten.<br />
Steenmarter<br />
Om functionaliteit van het leefgebied te bewaren en schade aan individuen te voorkomen worden de<br />
onderstaande mitigerende maatregelen uitgevoerd:<br />
• Sloop van de gebouwen met verblijfplaatsen van Steenmarter vindt plaats buiten de<br />
voortplantingsperiode (half april-augustus) van Steenmarter of wanneer is vastgesteld dat geen<br />
voortplanting van Steenmarter plaatsvindt.<br />
Gewone dwergvleermuis en Gewone grootoorvleermuis<br />
Om functionaliteit van het leefgebied te bewaren en schade aan individuen te voorkomen worden de<br />
onderstaande mitigerende maatregelen uitgevoerd:<br />
• Voorafgaand aan de werkzaamheden worden voor Gewone dwergvleermuis twee grote<br />
vleermuiskasten (zie bijlage 8) opgehangen op vier tot zes meter hoogte aan gevels van gebouwen<br />
in de omgeving van de aardappelmeelfabriek. Voor Gewone grootoorvleermuis worden drie kleine<br />
vleermuiskasten (zie bijlage 9) opgehangen aan bomen/ gevels van gebouwen in de omgeving van<br />
de aardappelmeelfabriek. Voor een kaart met het zoekgebied voor de locaties van de kasten wordt<br />
verwezen naar Bijlage 10. Deze kasten hebben als doel de vleermuizen tijdens de werkzaamheden<br />
een zo groot mogelijk aanbod te bieden aan verblijfsruimten;<br />
• De sloop van de panden wordt tussen half maart en eind april of tussen eind september en half<br />
november uitgevoerd, wanneer de buitentemperatuur ‘s nachts minimaal 5 graden Celsius bedraagt;<br />
• Omdat het praktisch onmogelijk is om het gehele pand ongeschikt te maken voor vleermuizen,<br />
dienen vooral de (oude) locaties met verblijfplaatsen ongeschikt gemaakt te worden voor<br />
vleermuizen. Het gaat dan met name om ruimten tussen houten en betonnen balken. De<br />
verblijfplaatsen tussen de betonnen balken kunnen ongeschikt gemaakt te worden door de opening<br />
af te dekken met een eenrichtingsafsluiting ('exclusion flap'), zodanig dat de vleermuizen wel kunnen<br />
vertrekken maar niet meer kunnen terugkeren. Deze afsluiting mag niet verhinderen dat aanwezige<br />
vleermuizen de uitvliegopening nog kunnen vinden. Tevens is het van belang dat de afsluiting niet<br />
kan openwaaien. Verblijfplaatsen tussen houten balken zijn vrij eenvoudig visueel te controleren op<br />
aanwezigheid van vleermuizen. Bij afwezigheid van vleermuizen kunnen ruimten tussen houten<br />
balken ongeschikt gemaakt worden door middel van dichtpurren of wellicht zelfs het verwijderen van<br />
de houten balken. Door het uitvoeren van één of meerdere controlebezoeken - minimaal een week<br />
na uitvoering van bovenstaande mitigerende maatregelen – kan vastgesteld worden of vleermuizen<br />
daadwerkelijk de fabriek hebben verlaten en of de sloop van het gebouw gestart kan worden;<br />
• De spouwmuren in de nieuwbouw worden geschikt gemaakt als vaste rust- of verblijfplaats voor<br />
vleermuizen. Om de zes tot acht meter worden openingen (bijvoorbeeld stootvoegen) in de muur<br />
aangebracht naar een ruimte in de spouw waar de vleermuizen kunnen verblijven en worden<br />
vleermuiskasten aangebracht. De spouwmuren/stenen vleermuiskasten zullen op termijn de functie<br />
van de houten vleermuiskasten overnemen;<br />
• De bovenstaande maatregelen worden uitgevoerd onder toezicht van een deskundige op het gebied<br />
van vleermuizen.<br />
Meervleermuis<br />
Om functionaliteit van het leefgebied te bewaren en schade aan individuen te voorkomen worden de<br />
onderstaande mitigerende maatregelen uitgevoerd:<br />
• De verlichting van het plangebied tijdens en na de werkzaamheden vindt plaats door middel van<br />
objectgerichte verlichting. Verstrooiing van licht op het <strong>Coevorden</strong>-Vechtkanaal wordt zo veel<br />
mogelijk tegengegaan. Bij de keuze van de soort verlichting in het plangebied wordt rekening<br />
gehouden met het effect van licht op vleermuizen en Meervleermuis in het bijzonder;<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
12
Broedvogels<br />
• De sloop van de panden wordt uitgevoerd buiten de broedtijd van Huiszwaluw, Kauw en Zwarte<br />
roodstaart (15 maart tot en met 1 oktober) of wanneer vaststaat dat geen nestbouw, nestbroed en<br />
verzorging van jongen plaatsvindt;<br />
• Het verwijderen van beplanting en ruigte vindt plaats buiten het broedseizoen (15 februari-15<br />
november) van soorten die op dergelijke plekken broeden (onder andere de vroeg broedende Merel<br />
en de laat broedende Houtduif). Indien in de periode 15 februari-15 november gestart wordt met<br />
deze werkzaamheden, dient te worden nagegaan of in aanbouw zijnde nesten/ bewoonde nesten<br />
van broedvogels aanwezig zijn;<br />
• Wenselijk: het is aan te bevelen om de (nieuwe) voorgevel geschikt te maken als broedplek voor<br />
Huiszwaluw door Huiszwaluwvriendelijk te bouwen en/of nestkommen aan te brengen.<br />
Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />
13
Bijlage 1: Topografische kaart
Bijlage 2: Inrichtingschets
Bijlage 3: Tongvaren
Bijlage 4: Gewone dwergvleermuis
Bijlage 5: Gewone grootoorvleermuis
Bijlage 6: Meervleermuis
Bijlage 7: Steenmarter
Bijlage 8 Grote vleermuiskast<br />
Kraamkolonies van Gewone dwergvleermuizen worden voornamelijk in gebouwen aangetroffen; meestal in kleine aantallen, maar soms in groepen van enkele honderden<br />
exemplaren. Als een bekende verblijfplaats van Gewone dwergvleermuizen verdwijnt, bijvoorbeeld als een gebouw wordt gerenoveerd, wordt vaak als compensatie het<br />
ophangen van een vleermuiskast geadviseerd. Tot voor kort bleek dat echter geen oplossing te bieden. De gebruikte kasten zijn meestal te klein voor kraamkolonies.<br />
Grote vleermuiskasten (1,8 meter bij 1 meter) zijn met succes toegepast bij de mitigatie van verblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis. Hiervan zijn enkele voorbeelden:<br />
Tilburg<br />
In verband met de renovatie van gebouw van Tilburgsche Waterleiding Maatschappij. De kast is in maart 2004 opgehangen. In 2004 is de kast door slechts 2 dieren gebruikt,<br />
maar de daarop volgende jaren werden resp. 84 (2005), 235 (2006) en 261 (2009) dieren waargenomen.<br />
Bron: www.vzz.nl en http://www.batcon.org/pdfs/BATSmag/batsfall06.pdf<br />
Enschede<br />
In verband met de vervangende nieuwbouw in een woonwijk in Twente is in 2008 een grote vleermuiskast opgehangen. In 2009 is de kast al door enkele dieren gebruikt.<br />
Bron: H. Bouman (ingenieurs en adviesbureau Tauw)<br />
Figuur 1: Grote vleermuiskast (Foto: Erik Korsten)
Bijlage 9 Kleine vleermuiskast<br />
Gewone grootoorvleermuizen gebruiken een breed scala aan verblijfplaatsen. Als monitoringsmethode worden voor vleermuizen o.a. vleermuiskasten gebruikt van het Model<br />
Boshamer. Vooral Gewone grootoorvleermuis blijkt dit type kast veelvuldig te gebruiken. Het is dan ook een zeer geschikte mitigerende maatregel. Enkele voorbeelden:<br />
Boswachterij Staphorst (Overijssel)<br />
Verspreid in de Boswachterij zijn sinds 1996 vleermuiskasten opgehangen. Deze worden o.a. gebruikt door kleine groepjes Gewone grootoorvleermuizen.<br />
Bron: mondelinge mededeling Theo Douma<br />
Kop van Noord-Holland<br />
Op verschillende locaties in de Kop van Noord-Holland zijn vleermuiskasten opgehangen. Deze worden, met uitzondering van de winterperiode het gehele jaar door gebruikt<br />
door Gewone grootoorvleermuis.<br />
Bron: www.ivn-eemland.nl en www.knnv.nl/denhelder<br />
Figuur 2: Kleine vleermuiskast (Foto: Marco van der Sluis)
Bijlage 10 Zoekgebied vleermuiskasten
Bijlage 11 Vervangende verblijfplaatsen in nieuwe gebouwen<br />
Om een duurzame oplossing te vinden voor het verlies van de verblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis zullen verschillende voorzieningen aangebracht worden in de<br />
nieuwe voorgevel van het appartementencomplex:<br />
Open stootvoegen op minimaal een halve meter onder de bovenrand van het gebouw (om warmteverlies en tocht te voorkomen);<br />
Plaatvormig isolatiemateriaal, waardoor er een luchtspouw van circa 4 centimeter aanwezig blijft;<br />
Het inmetselen van vleermuiskasten (vleermuiskoker van 2FR Schwegler) op vier locaties;<br />
Het geschikt maken van de spouwruimte rond de vleermuiskasten met betrekking tot de keuze van het isolatiemateriaal (spouwplaat Mupan Ultra, merk Isover. Deze<br />
heeft aan de spouwzijde een aluminiumfoliezijde).<br />
Figuur 3: vleermuiskast 2FR Schwegler (Foto: www.alanaecology.com)
Bijlage 12 Huisvestiging Huiszwaluw<br />
Voor het huisvesten van Huizwaluw zijn meerdere opties:<br />
Toelaten nesten Huiszwaluw aan bestaande woningen<br />
Bebouwing met overhangende, lichtgekleurde overstekken zijn zeer geschikt als broedlocatie voor Huiszwaluw.<br />
Vaak zijn bewoners echter niet gediend van de aanwezigheid van Huiszwaluw, vanwege de vogelpoep op de<br />
ramen. Door het plaatsen van houten planken aan de buitenmuur kan dit voorkomen worden en kan Huiszwaluw<br />
ongestoord broeden. Deze maatregel is echter afhankelijk van de medewerking van de bewoners.<br />
Plaatsen houtbetonnen huiszwaluwnesten nieuwe bebouwing<br />
Het plaatsen van houtbetonnen Huiszwaluwnesten is een eenvoudige maatregel om het verlies aan<br />
broedgelegenheid te compenseren. De van houtbeton vervaardigde Zwaluwnesten bestaan uit 75% uit hout,<br />
hebben een lange levensduur en zijn bovendien weersbestendig en temperatuurregulerend.<br />
Figuur 4 en 5: Modellen Huiszwaluwnesten (het model links kan onder een overstek bevestigd worden, het model rechts kan<br />
ook ‘vrij’ hangen)<br />
Realiseren geschikte nestlocaties Huiszwaluw (optie 1)<br />
Indien de architectuur van de te realiseren bebouwing afgestemd wordt<br />
op de eisen van Huiszwaluw, kan de nieuwe bebouwing ook geschikt<br />
worden als broedlocatie voor Huiszwaluw. Huiszwaluw maakt gebruik<br />
van overstekken in een lichte kleur; donkere overstekken worden<br />
gemeden. Elementen (b.v. gordingen) onder de overstek bieden extra<br />
houvast aan de nesten.<br />
Figuur 6: Woningbouw in Stadshagen (Zwolle) van ca. 10 jaar oud. Deze<br />
gebouwen zijn – waarschijnlijk onbewust – onder ‘Huiszwaluwvriendelijke’<br />
architectuur gebouwd.<br />
Realiseren geschikte nestlocaties Huiszwaluw (optie 2)<br />
In Duitsland zijn goede ervaringen opgedaan met het plaatsen van zogaande<br />
Huiszwaluwtillen als vervangende broedgelegenheid voor Huiszwaluwen bij onder<br />
andere renovaties van woonwijken. Inmiddels zijn er in Nederland ook op diverse<br />
plekken van dergelijke Huiszwaluwtillen geplaatst (o.a. in Biddinghuizen, Soest en<br />
Hindeloopen).<br />
Figuur 7: Huiszwaluwtil in Biddinghuizen.
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
95
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
96
Bijlage 4 Inspraakverslag<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
97
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
98
Mondelinge inspraakreactie Smurfit Kappa<br />
Voorontwerp bestemmingsplan “<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>”<br />
Datum: 9 mei 2011, 9.00 – 9.30<br />
Locatie: gemeentehuis te Dalen<br />
Aanwezig: De heer Deuring, plant facilitator Smurfit Kappa<br />
Mevrouw Sakkers, gemeente <strong>Coevorden</strong><br />
De heer Deuring uit namens het bedrijf Smurfit Kappa zijn zorgen omtrent geluid- en geurhinder voor<br />
de geplande woningen op het terrein van de voormalige aardappelmeelfabriek.<br />
Mevrouw Sakkers licht toe dat er rekening is gehouden met het gezoneerde industrieterrein<br />
Leeuwerikenveld 1 en de vergunde milieuruimte aan omliggende bedrijven, waaronder Smurfit Kappa.<br />
Geluid<br />
De heer Deuring geeft aan dat uit het kaartje in de toelichting van het voorontwerp bestemmingsplan<br />
“<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>” op pagina 18 blijkt dat de geplande woningen binnen de 50 dB(A) en<br />
de appartementen zelfs binnen de 55 dB(A) contour vallen.<br />
Mevrouw Sakkers licht toe dat er daarom voor de appartementen een dove gevel wordt gecreëerd.<br />
Het fabrieksgebouw zal daarmee voor een gedeelte van de achterliggende woningen ook als<br />
geluidsbarrière fungeren. Hiertoe is in maart 2011 nog nader akoestisch onderzoek verricht. Hieruit<br />
blijkt dat ondanks de geluidswerende functie van het fabrieksgebouw voor 2 woningen de maximale<br />
grenswaarde van 55 dB(A) overschreden wordt. Hiervoor moet nog een oplossing worden gevonden.<br />
De heer Deuring geeft aan te begrijpen dat het wettelijk allemaal wel zal kloppen, maar dat neemt niet<br />
weg dat toekomstige bewoners het geluid toch als hinderlijk kunnen gaan ervaren en dat er dus<br />
klachten komen. Dit wil hij graag voorkomen.<br />
Geur<br />
De heer Deuring geeft aan dat de geplande woningen ook vallen binnen de geurcontour van Smurfit<br />
Kappa.<br />
Mevrouw Sakkers licht toe dat het plangebied weliswaar ligt binnen de geurcontour waarvan de nota<br />
Stankbeleid aangeeft dat woningbouw nog wél is toegestaan, maar dat hiermee terughoudend moet<br />
worden omgegaan. De gemeente <strong>Coevorden</strong> heeft echter argumenten om toch op deze locatie<br />
woningen te bouwen:<br />
- de bouw van de woningen op het Bogasterrein is een vergelijkbare situatie (ligt binnen<br />
dezelfde geurcontouren) en is door de Raad van State als aanvaardbaar en niet in strijd met<br />
goede ruimtelijke ordening beoordeeld;<br />
- in 2008 is inventariserend onderzoek uitgevoerd en is de geursituatie als acceptabel<br />
beoordeeld;<br />
- er zijn door gewoners geen klachten over geur ingediend bij de provincie.<br />
Ook hierover geeft de heer Deuring aan toch klachten van toekomstige bewoners te vrezen. Smurfit<br />
Kappa wil graag de verhouding met haar omgeving goed houden.<br />
Verdere procedure<br />
Hierna zal het bestemmingsplan (eventueel aangepast n.a.v. inspraakreacties) als ontwerp ter inzage<br />
worden gelegd. Tijdens deze termijn kan een zienswijze worden ingediend. Het indienen van een<br />
zienswijze is voorwaarde om later een beroep in te stellen tegen het vastgestelde plan bij de afdeling<br />
Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De gemeente <strong>Coevorden</strong> heeft geen hoorcommissie.
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
101
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
102
Regels<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
103
estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
104
Hoofdstuk 1 Inleidende regels<br />
Artikel 1 Begrippen<br />
1.1 plan<br />
het bestemmingsplan <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong> van de gemeente <strong>Coevorden</strong>;<br />
1.2 bestemmingsplan<br />
1.3 aanbouw<br />
1.4 aanduiding<br />
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand<br />
NL.IMRO.0109.BP00004-0003 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;<br />
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee<br />
het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden<br />
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het<br />
hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;<br />
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar<br />
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het<br />
bebouwen van deze gronden;<br />
1.5 aanduidingsgrens<br />
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;<br />
1.6 aaneengebouwde woning<br />
1.7 aanpijling<br />
1.8 bebouwing<br />
een woning die deel uitmaakt van een in een rij aaneengebouwd woningblok;<br />
een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen<br />
aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de<br />
aangepijlde gronden;<br />
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;<br />
1.9 bebouwingspercentage<br />
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale<br />
oppervlakte van nader aangegeven gronden;<br />
1.10 bestemmingsgrens<br />
de grens van een bestemmingsvlak;<br />
1.11 bestemmingsvlak<br />
1.12 bijgebouw<br />
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;<br />
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden<br />
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is<br />
aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
105
1.13 bouwen<br />
1.14 bouwgrens<br />
1.15 bouwlaag<br />
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het<br />
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen<br />
of veranderen van een standplaats;<br />
de grens van een bouwvlak;<br />
1.16 bouwperceel<br />
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke<br />
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane<br />
grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;<br />
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar<br />
behorende bebouwing is toegelaten;<br />
1.17 bouwperceelgrens<br />
1.18 bouwvlak<br />
1.19 bouwwerk<br />
1.20 dak<br />
1.21 gebouw<br />
1.22 hoofdgebouw<br />
1.23 maaiveld<br />
1.24 nadere eis<br />
1.25 onderbouw<br />
1.26 peil<br />
een grens van een bouwperceel;<br />
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de<br />
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;<br />
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die<br />
hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun<br />
vindt in of op de grond;<br />
iedere bovenbeïndiging van een gebouw;<br />
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk<br />
met wanden omsloten ruimte vormt;<br />
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een<br />
bouwperceel kan worden aangemerkt;<br />
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat<br />
een bouwwerk omgeeft;<br />
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;<br />
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden<br />
peil;<br />
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:<br />
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;<br />
b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:<br />
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
106
ouw;<br />
1.27 plankaart<br />
c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot<br />
onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen<br />
peil;<br />
a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan;<br />
b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan;<br />
1.28 twee-aaneenwoning<br />
1.29 uitbouw<br />
1.30 voorgevel<br />
1.31 woning<br />
1.32 woongebouw<br />
1.33 woonhuis<br />
een woning van het type twee-aaneengebouwd;<br />
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een<br />
hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het<br />
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.<br />
Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;<br />
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere<br />
zijden aan een weg grenst, de als zodanig door of namens burgemeester en<br />
wethouders aan te wijzen gevel;<br />
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk<br />
huishouden;<br />
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar<br />
gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid<br />
beschouwd kan worden;<br />
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
107
Artikel 2 Wijze van meten<br />
2.1 Bouwwerken<br />
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:<br />
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:<br />
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen<br />
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals<br />
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.<br />
2.1.2 De breedte van een gebouw:<br />
2.1.3 De dakhelling:<br />
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.<br />
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.<br />
2.1.4 De goothoogte van een bouwwerk:<br />
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een<br />
daarmee gelijk te stellen constructiedeel.<br />
2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:<br />
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het<br />
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.<br />
2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk:<br />
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,<br />
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter<br />
plaatse van het bouwwerk.<br />
2.2 Ondergeschikte bouwdelen<br />
2.3 Maatvoering<br />
2.4 Meten<br />
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,<br />
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels,<br />
balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van<br />
bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.<br />
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:<br />
a. voor lengten in meters (m);<br />
b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);<br />
c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);<br />
d. voor verhoudingen in procenten (%);<br />
e. voor hoeken/hellingen in graden (º).<br />
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
108
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels<br />
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening<br />
3.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. transformatoren en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen en<br />
behoeve van het openbaar nut;<br />
met daarbijbehorende:<br />
b. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;<br />
c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;<br />
d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;<br />
e. erven;<br />
f. terreinen.<br />
3.2 Bouwregels<br />
3.2.1 Gebouwen<br />
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend<br />
bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.<br />
Voor een gebouw gelden de volgende regels:<br />
a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;<br />
b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.<br />
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:<br />
a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
109
Artikel 4 Groen<br />
4.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. groenvoorzieningen;<br />
met daarbijbehorende:<br />
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />
c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;<br />
d. paden en verhardingen;<br />
e. speelvoorzieningen;<br />
f. water;<br />
4.2 Bouwregels<br />
g. waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste<br />
van de bestemming worden gebouwd.<br />
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
4.3 Nadere eisen<br />
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:<br />
a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.<br />
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de<br />
afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:<br />
a. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
b. de verkeersveiligheid;<br />
c. de sociale veiligheid.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
110
Artikel 5 Tuin<br />
5.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. tuin, behorende bij woningen;<br />
met daarbijbehorende:<br />
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />
c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;<br />
d. voorzieningen.<br />
5.2 Bouwregels<br />
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.<br />
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:<br />
a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1 m bedragen.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
111
Artikel 6 Verkeer<br />
6.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wegen, straten en paden;<br />
b. parkeervoorzieningen;<br />
met daarbijbehorende:<br />
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />
d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;<br />
e. water;<br />
f. waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />
g. groenvoorzieningen;<br />
h. parkeervoorzieningen;<br />
6.2 Bouwregels<br />
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van<br />
het doorgaande verkeer.<br />
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen<br />
gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.<br />
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:<br />
a. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
112
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied<br />
7.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wegen, straten en paden;<br />
b. parkeervoorzieningen;<br />
met daarbijbehorende:<br />
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />
d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;<br />
e. water;<br />
f. waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />
g. groenvoorzieningen;<br />
h. parkeervoorzieningen;<br />
7.2 Bouwregels<br />
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op verblijf.<br />
Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend<br />
bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.<br />
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:<br />
a. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
113
Artikel 8 Wonen<br />
8.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wonen in woonhuizen;<br />
b. de waterhuishouding;<br />
met daarbijbehorende:<br />
c. gebouwen;<br />
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />
e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;<br />
f. tuinen;<br />
g. erven;<br />
8.2 Bouwregels<br />
met dien verstande dat bij twee-aaneenwoningen moet worden voorzien in een<br />
parkeerplaats op het eigen erf.<br />
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste<br />
van de bestemming worden gebouwd.<br />
8.2.1 Hoofdgebouwen<br />
Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:<br />
a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;<br />
b. een hoofdgebouw mag aaneengebouwd worden gebouwd, met dien verstande dat<br />
ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen ' ook twee-aaneenwoningen mogen<br />
worden gebouwd;<br />
c. de breedte van een woonhuis mag niet minder dan 5 m bedragen;<br />
d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij<br />
aaneengebouwde woningen geldt dat de goothoogte van de voorgevel - in verband<br />
met de bouw van bouwkundige accenten - voor niet meer dan de helft van de<br />
gevelbreedte van het woningblok mag worden verhoogd tot 9 m;<br />
e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij<br />
aaneengebouwde woningen geldt dat die bouwhoogte - in verband met de bouw van<br />
bouwkundige accenten - mag worden verhoogd tot 10,5 m;<br />
f. in geval van een aangeduide goothoogte mag de dakhelling niet minder dan 30° en<br />
niet meer dan 60º bedragen, met dien verstande dat dit niet geldt bij de onder d<br />
bedoelde verhoging.<br />
8.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen<br />
Voor een aanbouw, een uitbouw en een bijgebouw gelden de volgende regels:<br />
a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet<br />
minder dan 3 m bedragen;<br />
b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 0,5 m bedragen,<br />
tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;<br />
c. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijgebouwen<br />
mag niet meer bedragen dan 50% van het bij het hoofdgebouw behorende<br />
bouwperceel, met een maximum van 50 m²;<br />
d. de goothoogte van een aanbouw, een uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag<br />
niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
114
verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het<br />
hoofdgebouw;<br />
e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;<br />
f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.<br />
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
8.3 Nadere eisen<br />
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:<br />
a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het<br />
hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet<br />
meer dan 1 m bedragen;<br />
b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.<br />
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de<br />
afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:<br />
a. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
b. een goede woonsituatie;<br />
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.<br />
8.4 Afwijken van de bouwregels<br />
8.4.1 Omgevingsvergunning<br />
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het<br />
bepaalde:<br />
8.4.2 Afwegingskader<br />
a. 8.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot<br />
tot niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de omgevingsvergunning verleend<br />
kan worden voor niet meer dan de helft van de gevelbreedte;<br />
b. 8.2.2 onder a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de<br />
voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;<br />
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4 vindt een evenredige<br />
belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:<br />
a. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
b. een goede woonsituatie;<br />
c. de verkeersveiligheid;<br />
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;<br />
e. de sociale veiligheid.<br />
8.5 Specifieke gebruiksregels<br />
8.5.1 Strijdig gebruik<br />
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:<br />
a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;<br />
b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
115
Artikel 9 Wonen - Woongebouw<br />
9.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />
a. wonen in een woongebouw;<br />
b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden ', tevens het behoud,<br />
de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden;<br />
c. de waterhuishouding;<br />
met daarbijbehorende:<br />
d. gebouwen;<br />
e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />
f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;<br />
g. tuinen;<br />
h. erven;<br />
9.2 Bouwregels<br />
Op de voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend<br />
bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.<br />
9.2.1 Hoofdgebouwen<br />
Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:<br />
a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;<br />
b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 15 m;<br />
c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 22 m;<br />
d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden ' geldt dat de gevel van<br />
het gebouw zoals die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp<br />
van dit plan, gehandhaafd dient te worden.<br />
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:<br />
a. de bouwhoogte van een schoorsteen mag niet meer dan 30 m bedragen;<br />
b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
116
Hoofdstuk 3 Algemene regels<br />
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel<br />
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan<br />
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling<br />
van latere bouwplannen buiten beschouwing.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
117
Artikel 11 Algemene gebruiksregels<br />
11.1 Strijdig gebruik<br />
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het<br />
(laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.<br />
11.1.1 Uitzondering strijdig gebruik<br />
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:<br />
a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige,<br />
incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover<br />
daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling<br />
vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;<br />
b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de<br />
drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en<br />
de datacommunicatie, met uitzondering van:<br />
1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk<br />
van meer dan 40 bar;<br />
2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie<br />
met een diameter van meer dan 4";<br />
3. hoogspanningsleidingen;<br />
4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een<br />
doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
118
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels<br />
12.1 Afwijkingsbevoegdheid<br />
12.1.1 Omgevingsvergunning<br />
12.1.2 Afwegingskader<br />
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:<br />
a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan<br />
10% van die maten, afmetingen en percentages;<br />
b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de<br />
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de<br />
verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;<br />
c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke<br />
afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de<br />
belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst<br />
en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;<br />
d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen<br />
gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan<br />
10 m;<br />
e. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de<br />
buitenzijde worden overschreden door:<br />
1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;<br />
2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;<br />
3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels,<br />
balkons en galerijen;<br />
mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden;<br />
f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan<br />
dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke<br />
verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.<br />
Een in 12.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen<br />
onevenredige aantasting plaatsvindt van:<br />
a. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />
b. de milieusituatie;<br />
c. de verkeersveiligheid;<br />
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;<br />
e. de sociale veiligheid;<br />
f. de externe veiligheid.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
119
Artikel 13 Overige regels<br />
13.1 Werking wettelijke regelingen<br />
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden<br />
zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
120
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels<br />
Artikel 14 Overgangsrecht<br />
14.1 Bouwwerken<br />
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan<br />
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een<br />
omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en<br />
omvang niet wordt vergroot;<br />
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of<br />
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt<br />
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.<br />
14.2 Omgevingsvergunning<br />
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een<br />
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als<br />
bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.<br />
14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken<br />
14.4 Gebruik<br />
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar<br />
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder<br />
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de<br />
overgangsbepaling van dat plan.<br />
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding<br />
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens<br />
voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese<br />
Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand<br />
onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats<br />
en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de<br />
inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.<br />
14.5 Strijdig gebruik<br />
a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.4, te<br />
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij<br />
door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.<br />
b. Indien het gebruik, bedoeld in 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan<br />
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik<br />
daarna te hervatten of te laten hervatten.<br />
14.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik<br />
Het bepaalde in 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met<br />
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen<br />
van dat plan.<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
121
Artikel 15 Slotregel<br />
Deze regels worden aangehaald als:<br />
Regels van het bestemmingsplan <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>.<br />
juli 2011<br />
bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />
122