16.09.2013 Views

Gramsbergerstraat, Coevorden - Gemeente Coevorden

Gramsbergerstraat, Coevorden - Gemeente Coevorden

Gramsbergerstraat, Coevorden - Gemeente Coevorden

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>


Inhoudsopgave<br />

Toelichting 5<br />

Hoofdstuk 1 Inleiding 7<br />

1.1 Algemeen 7<br />

1.2 Vigerend plan 7<br />

1.3 De bij het plan behorende stukken 7<br />

1.4 Situering van het plangebied 7<br />

Hoofdstuk 2 Beleidskader 9<br />

2.1 Europees- en Rijksbeleid 9<br />

2.2 Provinciaal beleid 11<br />

2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid 12<br />

Hoofdstuk 3 Onderzoeken 17<br />

3.1 Algemeen 17<br />

3.2 Geluid 17<br />

3.3 Bodem 18<br />

3.4 Luchtkwaliteit 20<br />

3.5 Externe veiligheid 24<br />

3.6 Ecologie 26<br />

3.7 Cultuurhistorie en archeologie 30<br />

3.8 Waterhuishouding 33<br />

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving 37<br />

4.1 Huidige situatie 37<br />

4.2 Toekomstige situatie 37<br />

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid 39<br />

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg 41<br />

6.1 Inspraak 41<br />

6.2 Overleg 41<br />

Bijlagen bij toelichting 43<br />

Bijlage 1 Situering plangebied 45<br />

Bijlage 2 RBMII-berekening 51<br />

Bijlage 3 Werkprotocol Ecologie 63<br />

Bijlage 4 Inspraakverslag 97<br />

Regels 103<br />

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 105<br />

Artikel 1 Begrippen 105<br />

Artikel 2 Wijze van meten 108<br />

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 109<br />

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening 109<br />

Artikel 4 Groen 110<br />

Artikel 5 Tuin 111<br />

Artikel 6 Verkeer 112<br />

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied 113<br />

Artikel 8 Wonen 114<br />

Artikel 9 Wonen - Woongebouw 116<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

2


Hoofdstuk 3 Algemene regels 117<br />

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel 117<br />

Artikel 11 Algemene gebruiksregels 118<br />

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels 119<br />

Artikel 13 Overige regels 120<br />

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 121<br />

Artikel 14 Overgangsrecht 121<br />

Artikel 15 Slotregel 122<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

3


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

4


Toelichting<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

5


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

6


Hoofdstuk 1 Inleiding<br />

1.1 Algemeen<br />

Het bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong> <strong>Coevorden</strong>" is de juridisch-planologische<br />

regeling ten behoeve van de bouw van circa 28 grondgebonden woningen op het<br />

voormalige fabrieksterrein en circa 32 appartementen in de voormalige<br />

aardappelmeelfabriek. De fabriek is al ruim 30 jaar niet meer in gebruik en het<br />

naastliggende terrein ligt momenteel braak. Het perceel heeft een grootte van 1,48<br />

hectare. Het plangebied ligt in een gebied dat in de visie van de gemeente als<br />

woongebied mag worden ontwikkeld.<br />

Al enkele jaren bestaan er plannen om het terrein van de aardappelmeelfabriek te gaan<br />

gebruiken door middel van het realiseren van vervangende nieuwbouw in de vorm van<br />

appartementen met dezelfde sfeer en uitstraling als de bestaande bebouwing. Koenen<br />

Bouw heeft het initiatief genomen de plannen voor deze appartementen te gaan<br />

realiseren en tegelijkertijd op de grond rondom fabriek grondgebonden woningen te<br />

realiseren. In het verleden heeft de gemeente zich middels een "werkgroep" bezig<br />

gehouden met de woningbouwplannen en zijn goedkeuring uitgesproken.<br />

1.2 Vigerend plan<br />

Het plangebied is tot op heden nog niet in een bestemmingsplan opgenomen.<br />

1.3 De bij het plan behorende stukken<br />

Het bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" bestaat uit de volgende<br />

stukken:<br />

plankaart, schaal 1:1.000 (NL.IMRO.0109.BP00004-0003);<br />

regels.<br />

Op de plankaart zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden en<br />

opstallen weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen over de inhoud van de<br />

bestemmingen en het gebruik van de gronden. Het bestemmingsplan gaat vergezeld<br />

van deze toelichting. Hierin wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het<br />

plan ten grondslag liggende gedachten vermeld, alsmede de resultaten van<br />

inventarisatie en onderzoek. Te zijner tijd worden de resultaten van inspraak en het<br />

overleg weergegeven.<br />

1.4 Situering van het plangebied<br />

Op Bijlage 1 is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.<br />

De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door het Coevorder Kanaal aan de<br />

noordwestzijde, terwijl de overige grenzen bepaald worden door de kadastrale<br />

begrenzing van het perceel van de voormalige aardappelmeelfabriek. Aan de<br />

zuidoostzijde vormt een bestaande bomenrij ook een zekere begrenzing.<br />

De locatie is gesitueerd aan de zuidrand van de stad. Zuidwestelijk van de locatie is<br />

een terrein voor kleinschalige bedrijvigheid in gebruik (hoek Coevorder<br />

Kanaal/Euregioweg). Aan de noordwestkant ligt het bedrijf SmurfitKappa. Aan de<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

7


noordoostzijde van het plangebied staan een aantal voormalige arbeiderswoningen, de<br />

voormalige directeurswoning en woningbouw (van later datum) aan de Batavierstraat.<br />

Aan de zuid en westkant van het plangebied ligt de woningbouwlocatie Vosmaten, waar<br />

momenteel woningen worden ontwikkeld. Het plan zal daarom een onderdeel vormen<br />

van een groter woongebied.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

8


Hoofdstuk 2 Beleidskader<br />

2.1 Europees- en Rijksbeleid<br />

2.1.1 Nota Ruimte<br />

De Nota Ruimte is een nota van het rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke<br />

ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In deze nota gaat het om<br />

inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In<br />

de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke<br />

hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen.<br />

Op achtereenvolgens 17 mei 2005 en 17 januari 2006 hebben de Tweede en Eerste<br />

Kamer der Staten-Generaal ingestemd met de Nota Ruimte "Ruimte voor ontwikkeling".<br />

Met de nota komt het accent te liggen op de ruimtelijke ontwikkeling en de dynamiek<br />

en minder op de restricties. Het nieuwe beleid vraagt om initiatief van overheden,<br />

bedrijven en burgers, maar ook om waarborgen voor bijvoorbeeld natuur, landschap en<br />

cultuurhistorie.<br />

2.1.2 Wet ruimtelijke ordening<br />

De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is op 1 juli 2008 in werking getreden. De<br />

bijbehorende verplichting tot digitalisering van ruimtelijke plannen geldt per 1 juli 2009.<br />

Met de nieuwe wet wordt gestreefd naar een samenhangend pakket van regels voor de<br />

ruimtelijke ordening. De wet biedt een nieuw stelsel om beleid voor een duurzame<br />

leefomgeving mogelijk te maken en te normeren. De nieuwe Wro draagt bij aan<br />

vereenvoudiging en versnelling van procedures en beroepsprocedures. Het wetsvoorstel<br />

bevat een coördinatieregeling voor rijk, provincie en gemeente voor<br />

bestemmingswijziging, vergunningen, en dergelijke. Hierdoor vindt er een efficiënte<br />

projectbesluitvorming plaats: door de gelijktijdige voorbereiding en bekendmaking van<br />

besluiten, door bundeling van rechtsbescherming (besluiten worden bij beroep als één<br />

besluit aangemerkt) en door beroep in één instantie. Ook zal er scherpere handhaving<br />

zijn door betere toezicht- en handhavingsmogelijkheden, uitbreiding van het<br />

instrumentarium, koppeling aan het strafrecht en door de mogelijkheid tot ingrijpen als<br />

gemeenten hun taak onvoldoende uitoefenen.<br />

Cultuurhistorie en Archeologie<br />

De wettelijke bescherming van onroerende rijksmonumenten en door het rijk<br />

aangewezen stads- en dorpsgezichten is geregeld in de Monumentenwet 1988. Deze<br />

wet heeft niet alleen betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stads- en<br />

dorpsgezichten en archeologische monumenten boven en onder water. Er is in<br />

geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als wettelijk beschermd<br />

monument. Daarnaast geeft de wet voorschriften voor het "wijzigen, verstoren, afbreken<br />

of verplaatsen" van een beschermd monument. Die voorschriften houden in dat er niets<br />

aan het monument mag worden veranderd zonder voorafgaande vergunning.<br />

In 1998 is het Europees Verdrag betreffende de bescherming van het archeologisch<br />

erfgoed (het verdrag van Malta) aanvaard. Het verdrag bepaalt dat archeologische<br />

waarden als onvervangbaar onderdeel van het lokale, regionale en (inter)nationale<br />

culturele erfgoed bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen expliciet dienen te<br />

worden meegewogen en waar mogelijk ontzien.<br />

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

9


2.1.3 Ecologie<br />

getreden. De nieuwe wet bestaat uit een herziening en aanvulling van de hierboven<br />

genoemde Monumentenwet 1988. Ook is in de wet een aantal wijzigingen aangegeven<br />

in de Ontgrondingenwet, de Woningwet en de Wet Milieubeheer. De Wet op de<br />

archeologische monumentenzorg is een wijzigingswet en de Monumentenwet uit 1988<br />

is, voor zover het de ongewijzigde delen betreft, nog steeds van kracht.<br />

De essentie van de Wet op de archeologische monumentenzorg is dat waardevolle<br />

archeologische resten in de bodem behouden blijven. Voor werkzaamheden die<br />

gepaard gaan met verstoring van de bodem is een archeologisch vooronderzoek<br />

verplicht. Dat moet uitwijzen of er mogelijk behoudenswaardige archeologische sporen<br />

in het geding zijn.<br />

De oude fabriek is geen rijksmonument en maakt ook geen deel uit van een beschermd<br />

dorpsgezicht. Voor een beschrijving van de aanwezige en te verwachten<br />

cultuurhistorische en archeologische waarden in het plangebied wordt verwezen naar<br />

paragraaf 3.6.<br />

In Nederland is het rijksbeleid voor natuur vormgegeven via de Ecologische<br />

Hoofdstructuur. Het beleid van de Europese Unie (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn),<br />

heeft echter grote invloed op dit nationale natuurbeleid. Veel Natura 2000-gebieden<br />

(vogel- en habitatrichtlijngebieden, ook wel aangeduid als speciale beschermingszones)<br />

liggen dan ook binnen de Ecologische Hoofdstructuur.<br />

Natura 2000-gebieden<br />

Vanuit de Europese Unie is beleid geformuleerd ten aanzien van de bescherming en<br />

ontwikkeling van natuur en soorten in het kader van de totstandbrenging van de<br />

samenhangende Europese Ecologische Hoofdstructuur. Als uitvloeisel daarvan dienen<br />

ruimtelijke plannen getoetst te worden aan de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De<br />

doelstelling van de Vogelrichtlijn is bescherming van in het wild levende zeldzame en<br />

bedreigde vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt<br />

plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszones. Dit geldt ook<br />

voor de Habitatrichtlijn, die is gericht op het in stand houden van de natuurlijke habitat<br />

en de bescherming van wilde flora en fauna.<br />

In de buurt van het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig.<br />

Natuurbeschermingswet<br />

Uitgangspunt van de gewijzigde natuurbeschermingswet is een integrale bescherming<br />

van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat de kwaliteit van<br />

de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast. Het<br />

plangebied ligt niet binnen een speciale beschermingszone.<br />

Flora- en faunawet<br />

Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild<br />

voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel het in stand houden<br />

van de planten- en diersoorten die in het wild voorkomen. In de wet is onder meer<br />

bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en<br />

planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient<br />

iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren.<br />

Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en<br />

holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

10


Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan<br />

om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er<br />

mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel<br />

is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk.<br />

In paragraaf 3.5 wordt in het kader van de onderzoeksaspecten eveneens aandacht<br />

besteed aan het aspect ecologie.<br />

2.2 Provinciaal beleid<br />

2.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Drenthe<br />

De Omgevingsvisie van de provincie Drenthe beschrijft de ruimtelijk-economische<br />

ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een<br />

doorkijk naar de periode daarna. <strong>Coevorden</strong> is hierin aangewezen als<br />

substreekcentrum.<br />

De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van<br />

de provincie in het ruimtelijke domein.<br />

In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen<br />

samengenomen:<br />

de provinciale structuurvisie op grond van de Wro;<br />

het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);<br />

het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;<br />

het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en<br />

vervoer.<br />

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor<br />

de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna.<br />

Het koesteren en verder ontwikkelen van de Drentse kernkwaliteiten is de<br />

hoofddoelstelling van de provinciale Omgevingsvisie Drenthe. Met de Drentse<br />

kernkwaliteiten wordt bedoeld de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en<br />

aantrekkelijkheid van Drenthe. Dit betreft de volgende kwaliteiten:<br />

rust, ruimte, natuur en landschap;<br />

oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);<br />

naoberschap;<br />

menselijke maat;<br />

veiligheid;<br />

kleinschaligheid (Drentse schaal).<br />

In de strategie die ten grondslag ligt aan het verwezenlijken van de hoofddoelstelling is<br />

een verdeling gemaakt tussen een viertal robuuste (monofunctionele)<br />

systemen/gebieden en multifunctionele gebieden. Daarnaast zijn er voor bepaalde<br />

gebieden meer specifieke gebiedsopgaven benoemd en uitgewerkt. Geen van de<br />

specifieke gebiedsopgaven ligt in de gemeente <strong>Coevorden</strong>. De precieze begrenzing van<br />

deze gebieden dient nader te worden bepaald in de gemeentelijke<br />

bestemmingsplannen.<br />

Bij de woonopgave is de provincie gericht op een goede regionale samenwerking en<br />

afstemming. Om onderlinge concurrentie te voorkomen en de diversiteit in het regionale<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

11


aanbod te vergroten, worden regionale afspraken gemaakt. Voor de onderbouwing van<br />

deze afspraken moeten de regio’s een regionale woonvisie opstellen, waarin kwantiteit<br />

en kwaliteit van bouwprogramma’s op elkaar zijn afgestemd. <strong>Gemeente</strong>lijke<br />

woonplannen vormen een belangrijke basis voor regionale woonvisies.<br />

De ambitie is om tweederde van de bouwopgave in de planperiode 2010-2019 op te<br />

vangen in (sub)-streekcentra en één derde in de overige kernen. Daarbij hebben de<br />

streekcentra (Assen, Emmen, Hoogeveen en Meppel) een regionale functie om te<br />

bouwen voor de opvang van migratie. De substreekcentra (Beilen, <strong>Coevorden</strong> en Roden)<br />

hebben een bovenlokale functie.<br />

De streekcentra zullen aantrekkelijke woon- en werkmilieus (verder) moeten<br />

ontwikkelen en daarnaast werken aan het ontwikkelen van innovatieve en<br />

klimaatneutrale strategieën. Om zich te kunnen onderscheiden ten opzichte van elkaar<br />

en andere steden, hebben de Drentse streekcentra elk een 'identiteitslabel' gekregen.<br />

Stedelijke activiteiten en ontwikkelingen die passen bij het label komen in aanmerking<br />

voor provinciale stimulering. Voor <strong>Coevorden</strong> geldt het label : <strong>Coevorden</strong> ‘vesting’. Doel<br />

is het stimuleren van ontwikkelingen die het historische karakter van de stad<br />

versterken.<br />

Voor wat betreft wonen, moeten streekcentra voldoen aan zowel de lokale als de<br />

regionale vraag. Ook het oplossen van knelpunten in de woningmarkt is een speerpunt.<br />

Hiervoor is afstemming op regionaal niveau nodig. <strong>Coevorden</strong> maakt deel uit van de<br />

regio Zuidoost-Drenthe (gemeenten Borger-Odoorn, <strong>Coevorden</strong> en Emmen). Voor de<br />

periode 2010-2019 gaat het om een netto toename van 5.100 woningen in deze regio.<br />

De uitwerking van het woonbeleid ligt bij gemeenten, die hiervoor woonplannen hebben<br />

opgesteld. Bij uitwerking van het woonbeleid van de gemeente toetst de provincie vooral<br />

op:<br />

Regionale afstemming van woningbouwplannen;<br />

Het stimuleren van herstructurering;<br />

Het stimuleren van de ontwikkeling van specifieke, kleinschalige woonmilieus.<br />

Het tweede punt is van toepassing op het onderhavige bouwplan. Daarnaast sluit het<br />

plan aan op de aanbeveling van de provincie waarin de mogelijkheden tot het realiseren<br />

van specifieke, unieke woonmilieus, geënt op de gebiedskarakteristieken wordt<br />

benoemd. Met het onderhavige bouwplan wordt eveneens invulling gegeven aan het<br />

streven tot zorgvuldig ruimtegebruik ter voorkoming van stedelijke uitbreidingen aan de<br />

randen van de kernen.<br />

2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />

2.3.1 Woonplan II (2005-2015)<br />

In het Woonplan II van de gemeente <strong>Coevorden</strong> wordt het toekomstige woonbeleid en<br />

de ambities op het gebied van wonen, zorg en welzijn van de gemeente <strong>Coevorden</strong><br />

verwoord. Het Woonplan richt zich op de periode tot 2010 maar besteedt tevens<br />

aandacht aan de periode tot 2015. In dit plan wordt invulling gegeven aan doelstellingen<br />

die geformuleerd zijn in het POP II van de provincie Drenthe. De gemeente is immers,<br />

samen met woningbouwcorporaties, zorginstellingen en marktpartijen verantwoordelijk<br />

voor de uitvoering van dit beleid.<br />

De gemeente heeft, binnen de door de provincie aangegeven getalsmatige kaders, het<br />

voortouw bij het formuleren van het woonbeleid en voert de regie hierop. De stad<br />

<strong>Coevorden</strong> wordt gerekend tot een substreekcentrum. Het substreekcentrum<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

12


<strong>Coevorden</strong> mag tot 2015 groeien tot ongeveer 6.900 woningen. Op 1 januari 2005 telde<br />

de stad 6.239 woningen waardoor er een verwachte opgave ligt voor ongeveer 660<br />

woningen. Als de ontwikkeling van de woningmarkt of van de werkgelegenheid daartoe<br />

aanleiding geeft, zijn volgens het Woonplan grotere aantallen mogelijk.<br />

Doelgroepenbeleid<br />

De gemeente voert een doelgroepenbeleid voor wat betreft woningbouw. Hierin wordt<br />

voor <strong>Coevorden</strong> en andere (grote en kleine) kernen aangegeven voor welke doelgroepen<br />

toekomstige woningbouw bedoeld is. Als mogelijkheden in de grotere kernen worden<br />

vooral seniorenwoningen en woningen in de huursector genoemd. In de stad wordt de<br />

nadruk gelegd op woningbouw voor alleenstaanden en de kleinere huishoudens. Het<br />

langer zelfstandig blijven wonen of zelfstandig gaan wonen van met name ouderen maar<br />

ook gehandicapten en ex-psychiatrische patiënten is een van de speerpunten van de<br />

gemeente.<br />

Duurzame ontwikkeling / duurzame woonkwaliteit<br />

Bij bouw en verbouw van woningen is duurzaamheid een belangrijk aandachtspunt. In<br />

de stedenbouwkundige invulling van plannen wordt gestreefd naar een optimale wijze<br />

van integreren van milieudoelstellingen. Duurzaam bouwen wordt gedaan door de<br />

keuzen die in het bestemmingsplan worden gemaakt ten aanzien van de inrichting van<br />

het plangebied. Maar ook door verantwoord materiaalgebruik, een lagere Energie<br />

Prestatie Coëfficiënt (EPC), het benutten van bezonning en spaarzaam<br />

drinkwatergebruik.<br />

Op basis van het klimaatbeleidsplan wordt gestreefd naar een EPC van de woningen<br />

die 5-10% lager ligt dan de op het moment van omgevingsvergunning-aanvraag<br />

geldende wettelijke norm. Tevens zal op deze locatie een inspanningsverplichting<br />

gelden voor het onderzoeken van de mogelijkheden van toepassingen van lage<br />

temperatuur-verwarming (LTV), gebruikmaking van warmtepompen<br />

(warmte/koude-opslag) of het aansluiten op een eventueel nog te realiseren warmtenet<br />

tussen het Europark en het centrum van <strong>Coevorden</strong>.<br />

Kwalitatieve woningbehoefte<br />

Vanwege de verwachte groei van het aantal ouderen is het bouwen van<br />

seniorenwoningen en zorgwoningen prioriteit in <strong>Coevorden</strong>. Met levensloopbestendig<br />

bouwen kan worden voldaan aan de vraag naar seniorenwoningen, maar eventueel ook<br />

andere bevolkingsgroepen. Dit moet tevens de doorstroming op de woningmarkt<br />

bevorderen. De vraag naar seniorenwoningen zal grotendeels in de grote kernen als<br />

<strong>Coevorden</strong> worden opgevangen. Daarnaast zal hier worden geprobeerd nieuwbouw in<br />

zowel koop- als huursector te realiseren. Met de realisatie van onderhavig plan worden<br />

woningen als deze mogelijk gemaakt. Het plan voorziet daarom aan de bestaande<br />

behoefte in <strong>Coevorden</strong>.<br />

Kwantitatieve woningbehoefte<br />

Op grond van POP II is voor de gemeente <strong>Coevorden</strong> voor de periode van 2005 tot 2015<br />

een woningbehoefte van ongeveer 1.375 woningen geraamd, waarvan 660 woningen<br />

voor het substreekcentrum <strong>Coevorden</strong>, 525 woningen verdeeld over de 5 hoofdkernen en<br />

190 woningen verdeeld over de 17 kleine kernen.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

13


2.3.2 Welstandsnota <strong>Coevorden</strong><br />

2.3.3 Beeldkwaliteit<br />

De Welstandsnota van <strong>Coevorden</strong> regelt het welstandsbeleid in de gemeente. In de<br />

nota wordt de welstand grotendeels geregeld met zogenaamde gebiedsgerichte criteria,<br />

wat wil zeggen dat er voor een specifiek (soort) gebied, zoals bijvoorbeeld het<br />

stadscentrum, specifieke eisen zijn. Voor het betreffende plangebied worden geen<br />

eisen gesteld in de nota, omdat de bestaande situatie die van de fabriek betrof. De<br />

welstandstoets ten aanzien van de in het plan geprojecteerde woningen wordt op de<br />

gebruikelijke wijze uitgevoerd. Als middel bij de toets worden de in de volgende<br />

paragraaf vermelde criteria gehanteerd.<br />

Bij de ontwikkeling van het stedenbouwkundig verkavelingsplan is gekozen voor een<br />

planopzet die stedenbouwkundig ruimtelijk aansluit op de omgeving en die zich ook<br />

voegt in en rekening houdt met de kavel en de randen van de kavel.<br />

Zoals eerder in deze toelichting aangegeven wordt één deel van het voormalige<br />

fabriekscomplex "hergebruikt".<br />

Voor wat betreft de architectuur van de te realiseren nieuwbouwoningen is de<br />

"fabrieksarchitectuur" als uitgangspunt genomen.<br />

Dit heeft als resultaat dat op de planlocatie nieuwe woningen met een verschillende<br />

uitstraling zullen worden gerealiseerd, zoals woningen in de geest van de bestaande,<br />

oorspronkelijke fabrieksarbeiderswoningen en woningen die de uitstraling hebben van<br />

een 19e eeuws fabrieksgebouw.<br />

Zowel de stedenbouwkundige verkavelingsopzet alswel de architectuurbenadering is<br />

uitvoerig besproken met de gemeente <strong>Coevorden</strong>.<br />

Besloten is om geen afzonderlijk uitvoerig beeldkwaliteitsplan te vervaardigen.<br />

Over de beeldkwaliteit van de te realiseren bebouwing wordt opgemerkt dat er drie<br />

categorieën randvoorwaarden zijn. Er zijn randvoorwaarden die:<br />

als welstandscriteria door de welstandscommissie kunnen worden toegepast;<br />

niet publiekrechtelijk zijn af te dwingen, maar wens of suggesties zijn vanuit het<br />

stedenbouwkundig beeld;<br />

opgenomen worden in de bestemmingsplanregels; dit heeft betrekking op onder<br />

meer de maatvoering van de te realiseren bebouwing.<br />

Hierna wordt ingegaan op de bedoelde welstandscriteria. Deze zullen te zijner tijd<br />

worden opgenomen dan wel worden toegevoegd aan de gemeentelijke welstandscriteria<br />

om het welstandsbeleid duidelijk en overzichtelijk te houden.<br />

Welstandscriteria<br />

Situering<br />

1. De bebouwing dient zich naar de openbare ruimte te richten.<br />

2. De nieuwbouw verstoort het beeld van de bestaande bebouwing niet; het voegt zich<br />

naar de omgeving.<br />

3. De voorgevelrooilijnen van het bestemmingsplan worden gevolgd.<br />

Erfsituatie<br />

1. Bijgebouwen zijn zodanig gesitueerd dat ze ondergeschikt zijn aan het<br />

hoofdgebouw.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

14


2. Bijgebouwen verstoren het straatbeeld niet.<br />

3. Bijgebouwen zijn, zoveel als mogelijk gesitueerd op het achterste deel van het erf.<br />

4. Bijgebouwen zijn van een kap voorzien.<br />

5. Bijgebouwen worden mee-ontworpen met het hoofdgebouw.<br />

6. Erfafscheidingen bij de rijenwoningen worden projectmatig mee-ontworpen.<br />

Vormgeving<br />

1. De bebouwingskarakteristieken van de fabrieksgebouwen en de arbeiderswoningen<br />

komen tot uiting in de vormgeving van de woningen.<br />

2. De kappen zijn vrij steil en hoog.<br />

3. De nokrichting is hoofdzakelijk evenwijdig aan de straat dan wel de openbare<br />

ruimte.<br />

4. Op zorgvuldig gekozen plekken is een andere nokrichting mogelijk.<br />

5. Extra aandacht wordt besteed aan de verbijzondering van de eindwoningen bij de<br />

rijenwoningen.<br />

6. Dakopbouwen worden mee-ontworpen met de woningen.<br />

7. Gevelindeling heeft een verticale karakteristiek.<br />

Detaillering, kleuren, materialen<br />

1. De bebouwing zal hoofdzakelijk uit baksteen bestaan, roodbruin metselwerk<br />

overheerst.<br />

2. Dakbedekking bestaat uit pannen, rood/roodbruin overheerst.<br />

3. Sterk contrasterende witte voegen worden niet toegepast.<br />

4. Lichte kleuren en reflecterende gevelvlakken worden niet toegepast.<br />

5. Gevels die geheel uit witte baksteen bestaan komen niet voor.<br />

6. Materialen en kleuren van aanbouwen en bijgebouwen zijn gelijk dan die van het<br />

hoofdgebouw of harmoniëren met die van het hoofdgebouw. In het algemeen<br />

worden gedekte kleuren voorgestaan.<br />

7. Kunststof (kozijnen) worden niet toegepast.<br />

8. Daar waar tuinen zijn en/of achtererven grenzen aan de openbare weg worden<br />

(projectmatig) erfafscheidingen aangebracht.<br />

9. Erfafscheidingen bestaan uit - minimaal één meter hoge - tuinmuren met daarboven<br />

een schermconstructie.<br />

De beeldkwaliteit heeft ook betrekking op de inrichting van de woonomgeving. De<br />

inrichting kan de uitstraling van de buurt ondersteunen maar ook tenietdoen.<br />

In het voorliggende geval is de inrichting een aspect dat tussen initiatiefnemer en<br />

gemeente in goed overleg overeengekomen zal worden.<br />

Belangrijke onderdelen van de inrichting zijn:<br />

bestrating;<br />

verlichting;<br />

beplanting.<br />

Met betrekking tot de bestrating wordt opgemerkt dat verschillende formaten gebakken<br />

bestratingsmaterialen worden toegepast.<br />

De kleur van de bestrating wordt aangepast aan de beoogde kleur van de gevels. Grijze<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

15


trottoirtegels komen in het gebouwtje niet voor.<br />

In het algemeen wordt een rustig, terughoudend vormgegeven verhardingsoppervlak<br />

voorgestaan.<br />

Hoge trottoirbanden worden niet toegepast.<br />

Ook de bestrating op het (privé)terrein van de woningen kan een rol spelen in de aanblik<br />

van de wijk. Met name is aandacht gewenst voor die bestratingen die aansluiten op de<br />

bestrating van de buren, zoals bij een gemeenschappelijke oprit. Het verdient<br />

aanbeveling een en ander projectmatig uit te voeren.<br />

Met betrekking tot de straatverlichting wordt opgemerkt dat één type armatuur -<br />

zakelijk vormgegeven, niet nostalgisch - wordt toegepast. Verlichting van de<br />

achterpaden krijgt een eigen type.<br />

De beplanting, die in het plan hoofdzakelijk uit bomen bestaat, dient regelmatig<br />

onderhouden te worden.<br />

Bomen die een ronde kruin hebben en die zowel in voor- als najaar kleur vertonen zijn<br />

in dit buurtje noodzakelijk.<br />

Zoals opgemerkt zal een en ander in overleg overeengekomen worden.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

16


Hoofdstuk 3 Onderzoeken<br />

3.1 Algemeen<br />

3.2 Geluid<br />

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een<br />

beschrijving gegeven van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen<br />

belangen. (art. 3.2 Awb). Allereerst wordt inzicht gegeven in de huidige situatie. Verder<br />

wordt ingegaan op de verrichtte onderzoeken.<br />

In de Wet geluidhinder (Wgh) is de verplichting opgenomen om bij de opstelling van een<br />

bestemmingsplan een akoestisch onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting<br />

vanaf de weg op de gevels van geprojecteerde woningen en andere geluidgevoelige<br />

objecten. Deze onderzoeksverplichting geldt in principe voor alle wegen. Afhankelijk van<br />

bepaalde omgevingssituaties zijn daartoe in de Wet geluidhinder zones van een<br />

bepaalde breedte aangegeven waarbinnen - zonder nader akoestisch onderzoek - geen<br />

geluidgevoelige objecten mogen worden gebouwd.<br />

In beginsel heeft iedere weg een geluidszone. Er wordt echter een uitzondering<br />

gemaakt op een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximum<br />

snelheid van 30 kilometer per uur geldt.<br />

In de voorliggende situatie is het volgende van belang. Het plangebied ligt in de zone<br />

die vanwege de huidige situatie op de <strong>Gramsbergerstraat</strong> geldt. De maximumsnelheid<br />

op deze straat is 30 kilometer per uur. In het kader van de Wet geluidhinder vervalt<br />

hiervoor de verplichting tot een akoestisch onderzoek. Ook de weg in het plangebied<br />

zelf wordt als een weg met een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur<br />

gerealiseerd.<br />

Industrielawaai<br />

Voor de bedrijven gelegen in de nabijheid van het plangebied is de Wet milieubeheer<br />

(Wm) doorgaans van toepassing. Afhankelijk van de aard van het bedrijf kan er een<br />

vergunningplicht van toepassing zijn. In dat geval zijn in de vergunning grenswaarden<br />

ten aanzien van geluid opgenomen. De grenswaarden zijn opgesteld ter bescherming<br />

van de leefomgeving tegen hinderlijke bedrijfssituaties en geven bedrijven een bepaalde<br />

geluidruimte.<br />

In dit geval is er sprake van een gezoneerd bedrijventerrein (Leeuwerikenveld 1), de<br />

maximale grenswaarde conform de Wet geluidhinder die hiervoor geldt is 50 dB.<br />

Zoals te zien is op onderstaande afbeelding, vallen de woningen die gerealiseerd<br />

worden, binnen de 50 dB(A)-contour en de appartementen in de fabriek vallen zelfs<br />

binnen de 55 dB(A)-contour. Hiermee voldoen de woningen en appartementen niet aan<br />

de normen die gesteld zijn in de Wet geluidhinder.<br />

Ligging plangebied (geel) tov geluidscontour<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

17


3.3 Bodem<br />

In het plan zal voor de appartementen een dove gevel worden gecreeerd. Het<br />

fabrieksgebouw werkt voor een gedeelte van de achterliggende woningen als<br />

geluidsbarriere. Indmiddels is onderzocht hoe groot de geluidsbelasting is op de<br />

woningen op het terrein. De uitkomsten van dit onderzoek hebben ertoe geleid dat de<br />

woningen aan de zuidwestkant iets opgeschoven zijn, zodat ze niet meer in de<br />

geluiscontour liggen.<br />

Door Geofox Lexmond is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in de periode van<br />

februari tot en met mei 2009 om vast te stellen of er zich in de bodem van het<br />

plangebied verontreinigingen bevinden.<br />

3.3.1 Vooronderzoek en opzet onderzoek<br />

Om vast te kunnen stellen of er op het terrein verontreinigingen te verwachten zijn is<br />

allereerst een vooronderzoek opgesteld. Dit vooronderzoek is gebaseerd op een<br />

aanvullend bodemonderzoek uit 2003 dat is uitgevoerd door Geofox. Uit dit onderzoek<br />

is naar voren gekomen dat circa 70 m 3 grond sterk verontreinigd is en dat er sprake is<br />

van ernstige gevallen van bodemverontreiniging.<br />

Op basis van dit onderzoek uit 2003 zijn hypothesen opgesteld voor het plangebied.<br />

Het plangebied is voor onderzoek opgedeeld in 2 deelgebieden: deellocatie 1: het<br />

bedrijfspand/inpandig ter grootte van 5.300 m 2 en deellocatie 2: uitpandig, ter grootte<br />

van 9700 m 2 . Voor het verkennend bodemonderzoek zijn 30 boringen verricht en vier<br />

peilbuizen geplaatst.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

18


3.3.2 Resultaten veldonderzoek<br />

3.3.3 Conclusie<br />

Tijdens het zintuiglijk onderzoek zijn bodemvreemde materialen aangetroffen zoals<br />

puin, kolengruis, hout en baksteen. Bovendien is in één boring asbestverdacht<br />

materiaal aangetroffen. Drie boringen zijn gestaakt vanwege de dikke betonlaag in de<br />

bodem.<br />

Inpandig deelgebied<br />

Ter plaatse van de loods heeft in het verleden geen bodemonderzoek plaatsgevonden.<br />

In de loods bevindt zich een betonnen verharding. Er zijn in de loods 6 boringen verricht<br />

waarvan er 2 zijn gestaakt. Daarnaast is er een peilbuis geplaatst. In boring 201 is<br />

asbestverdacht materiaal aangetroffen en boring 204 bevat een grote mate aan puin. Op<br />

basis van chemische analyses kan worden aangegeven dat er in de grond geen<br />

verontreinigingen zijn aangetoond. In het grondwater zijn verhoogde waarden xylenen en<br />

tetrachlooretheen (ten opzichte van de streefwaarde) aangetroffen. De oorzaak hiervan<br />

is niet bekend.<br />

Ter plaatse van de voormalige fabriekshal is tijdens eerder onderzoek gebleken dat de<br />

bodem sterk verontreinigd is met lood en minerale olie. Tijdens onderhavig onderzoek<br />

zijn nieuwe boringen uitgevoerd waarin geen minerale oliën zijn aangetroffen. Tot<br />

maximaal 1,5 meter is er een lichte menging met deeltjes puin gevonden. Boring 210<br />

bestaat voor de bodemgrond volledig uit puin, hierin zijn MM3 lood en minerale olie<br />

verhoogd aangetroffen ten opzichte van de achtergrondwaarde.<br />

In boring 212 is gedeeltelijk kobalt verhoogd aangetroffen ten opzichte van de<br />

achtergrondwaarde. In de peilbuis 207 zijn geen verhoogde parameters gevonden ten<br />

opzichte van de streefwaarde.<br />

De verontreiniging is voor dit deelterrein gering van omvang.<br />

Uitpandig deelgebied<br />

Ter plaatse van het voormalig atelier zijn 4 boringen verricht. Op diverse plaatsen zijn<br />

deeltjes puin en kolengruis aangetroffen. De grond is hier matig verontreinigd met lood<br />

en licht verontreinigd met zink PCB en PAK 10. In het mengmonster zijn met name<br />

lood en PAK 10 verhoogd aangetroffen ten opzichte van de achtergrondwaarde. Ook is<br />

er een overstijging van de achtergrondwaarde aangetroffen van zink en minerale olie.<br />

Op het voormalige vloeiveld zijn in totaal 6 boringen verricht. In het mengmonster MM9<br />

zijn zintuiglijk geen afwijkingen aangetroffen in MM10 zijn bodemvreemde materialen<br />

aangetroffen zoals lood en PAK die verhoogd zijn aangetroffen ten opzichte van de<br />

achtergrondwaarde. Nabij de kelder is een peilbuis bemonsterd en is tetrachlooretheen<br />

verhoogd aangetroffen ten opzichte van de streefwaarde.<br />

Activiteiten die in het verleden in het plangebied plaatsvonden zijn waarschijnlijk de<br />

oorzaak van de aangetroffen verontreinigingen. De verontreiniging is gering van omvang.<br />

De verontreinigingen voor zowel het inpandige als het uitpandige deelgebied zijn gering<br />

van omvang. Bij ontwikkeling van de locatie moet rekening worden gehouden met de<br />

verontreiniging met zware metalen en minerale olie en moeten saneringsmaatregelen<br />

genomen worden. De grond zal gesaneerd worden in het kader van het traject voor de<br />

Omgevingsvergunning.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

19


Het bodemrapport "Verkennend bodemonderzoek Gramsbergseweg 75-77 te<br />

<strong>Coevorden</strong>" is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.<br />

3.3.4 Verkennend/actualiserend asbestonderzoek<br />

In april 2009 is door Mateboer Milieutechniek een verkennend bodemonderzoek<br />

uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbest. Het onderzoek is een actualisatie van<br />

eerder uitgevoerd onderzoek uit 2001 dat vanwege de beperkte geldigheid herzien<br />

moest worden.<br />

Verkennend bodemonderzoek asbest 2001<br />

Bij het onderzoek dat in 2001 is uitgevoerd door Mateboer zijn inspectiegaten gegraven<br />

en boringen verricht. Hierbij is in het plangebied voor een groot deel puin aangetroffen.<br />

Inpandig is destijds asbesthoudend plaatmateriaal aangetroffen.<br />

Onderzoek 2009<br />

Het asbestonderzoek is uitgevoerd door 28 sleuven te graven en 30 boringen te<br />

verrichten. De bodemopbouw is als volgt samen te vatten: van 0,0 - 2,0 meter onder<br />

maaiveld bestaat de bodem uit zeer fijn tot matig fijn zand, dat zwak tot sterk siltig is.<br />

In de bodem zijn ter plaatse van de inspectiesleuven 1, 13, 18, 27 en 28 stukjes<br />

asbestverdacht materiaal aangetroffen. Ook zijn op het gehele terrein bijmengingen met<br />

puin en stenen waargenomen. Plaatselijk zijn plastic, glas, hout, metaal en slakken<br />

waargenomen. Op verschillende plaatsen zijn de graafwerkzaamheden gestaakt<br />

vanwege verharding in de grond.<br />

De genomen bodemmonsters zijn in het laboratorium geanalyseerd op de<br />

aanwezigheid van fijne asbest. In de sleuven 13 (in het gebouw), 18, 27 en 28 zijn in de<br />

bovengrond gehalten boven de interventiewaarde aangetroffen. In de sleuven 20 en 22<br />

wordt in de ondergrond de interventiewaarde overschreden met een bovengrens van de<br />

95% betrouwbaarheidsinterval. Bij proefsleuf 1 en 27 is in de ondergrond ook asbest<br />

aangetroffen, waarbij het gehalte onder de interventiewaarde blijft. Ter plaatse van de<br />

resterende boringen en inspectiesleuven is visueel geen asbestverdacht materiaal<br />

aangetroffen, voor enkele locaties is tevens analytisch geen verdacht materiaal<br />

aangetoond.<br />

In het rapport wordt geconcludeerd dat er een potentieel risico aanwezig is. De mate en<br />

omvang van verontreiniging, en de daarmee gepaarde milieuhygiënische risico zullen<br />

nader moeten worden onderzocht. De grond zal gesaneerd worden in het kader van het<br />

traject voor de Omgevingsvergunning.<br />

Vervolgstappen dienen in overleg met het bevoegd gezag besproken te worden.<br />

3.4 Luchtkwaliteit<br />

3.4.1 Algemeen<br />

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in<br />

de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende<br />

bijlagen.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

20


3.4.2 Regelgeving<br />

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden<br />

vastgesteld, indien:<br />

a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet<br />

leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer<br />

opgenomen grenswaarde, of<br />

b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt,<br />

leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de<br />

desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de<br />

desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende<br />

maatregel of een optredend effect, of<br />

c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet<br />

in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof<br />

waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of<br />

d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het<br />

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per<br />

01-08-2009).<br />

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de<br />

concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer<br />

een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die<br />

grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden,<br />

ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van<br />

deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige<br />

ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal<br />

Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).<br />

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in<br />

betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van<br />

bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM<br />

(Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip<br />

NIBM.<br />

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor<br />

NO 2 en PM 10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen<br />

(inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende<br />

mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan<br />

de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.<br />

Vooralsnog geldt dat:<br />

voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één<br />

ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een<br />

gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats<br />

te vinden;<br />

voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten<br />

gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer<br />

hoeft plaats te vinden;<br />

voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m 2 brutovloeroppervlak bij 1<br />

ontsluitende weg, of 200.000 m 2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.<br />

In dit bestemmingsplan gaat het om minder woningen en daarom kan geconcludeerd<br />

worden dat door de ontwikkeling, die in het onderhavige bestemmingsplan mogelijk<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

21


wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren.<br />

Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.<br />

3.4.3 Geurhinder papierfabriek<br />

Vanwege de nabijheid van een papierfabriek van Smurfit Kappa is er mogelijke sprake<br />

van een Geurhindersituatie op de planlocatie. De situatie is daarom getoetst aan het<br />

huidige stankbeleid dat verwoord is in:<br />

Herziene Nota Stankbeleid, ministerie van VROM, 1994<br />

Brief rijksbeleid geur, minister van VROM, Kamerstuk 22 715, 15 juli 1995.<br />

Emissies van geurbronnen vormen het uitgangspunt voor de berekening van de ligging<br />

van de geurcontouren. Van belang zijn de geurcontouren van 1 geureenheid per m 3 als<br />

99,5 percentiel en de 10 geureenheden per m 3 als 98 percentiel die na het treffen van<br />

bronmaatregelen resteren. De afstanden waarop deze contouren liggen kunnen worden<br />

gemeten of worden afgeleid uit de afstandsrichtlijnen die voor specifieke doelgroepen of<br />

bronnen bestaan. Vervolgens wordt nagegaan welke extra bronmaatregelen getroffen<br />

kunnen worden en wat hier de consequenties van zijn voor de geurcontouren van het<br />

brongebied.<br />

Wanneer de geurconcentratie lager is dan 1 geureenheid per m 3 als 99,5<br />

percentiel, wordt geen hinder verwacht. Concreet betekent dit dat uitbreiding van de<br />

leef en woonomgeving altijd kan plaatsvinden indien de geurconcentratie lager is<br />

dan deze waarde.<br />

Indien de geurconcentratie hoger is dan 10 geureenheden per m 3 als 98 percentiel<br />

is sprake van een saneringssituatie. Er zullen maatregelen aan de bron moeten<br />

worden gerealiseerd, tevens kan woningbouw in die situatie niet worden<br />

toegestaan.<br />

In het gebied tussen de geurcontouren van 1 geureenheid per m 3 als 99,5<br />

percentiel en 10 geureenheden per m 3 als 98 percentiel (het zogenaamde grijze<br />

gebied) moet, uitgaande van toepassing van het ALARA principe (As Low As<br />

Reasonable Achievable) terughoudendheid worden betracht bij het bouwen van<br />

woningen.<br />

Onderzoek 2008<br />

Door Witteveen+Bos is in juni 2008 in het plangebied een inventariserend onderzoek<br />

uitgevoerd naar de geursituatie. Dit onderzoek bestond uit een snuffelonderzoek en een<br />

klachtenanalyse.<br />

Situatie<br />

In het kader van de ontwikkeling van het Bogasterrein in het zuidelijke deel van de<br />

binnenstad, zijn reeds onderzoeken uitgevoerd naar de geuremissie van de<br />

papierfabriek Smurfit Kappa. Bij dit project zijn de voormalige gas- en melkfabriek<br />

gesloopt en worden 48 woningen en 15 appartementen gebouwd.<br />

Naar aanleiding van het onderzoek zijn in 2005 maatregelen getroffen en opnieuw<br />

beoordeeld. Destijds is geconcludeerd dat de situatie acceptabel is omdat voor het<br />

Bogasterrein voldaan kan worden aan de grens van 11 ge/m 3 als 98 percentiel.<br />

Uitkomsten onderzoek<br />

Uit het geuronderzoek van juni 2008 is gebleken dat de emissie van Smurfit Kappa in<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

22


dezelfde orde van grootte ligt als in 2003 en is daarmee verslechterd. De vergunde<br />

ruimte uit 2005 wordt daarmee overschreden. De provincie Drenthe is bevoegd gezag in<br />

deze.<br />

Het plangebied ligt niet binnen de 11 ge-contour als 98 percentiel. Voor het grootste<br />

gedeelte van het terrein is wel sprake van een beperkt blootstellingsgebied tussen de<br />

11 en 4 geureenheden per kubieke meter als 98 percentiel.<br />

Er kan bij blootstelling zo nu en dan hinder ondervonden worden, maar deze wordt in<br />

het onderzoek van Witteveen+Bos beoordeeld als acceptabel. De geur is volgens het<br />

onderzoek daarnaast niet erg opvallend en er zijn geen klachten over de geur ingediend<br />

bij de provincie.<br />

Volgens de nota stankbeleid moet in dit gebied tussen de geurcontouren van 1<br />

geureenheid per m 3 als 99,5 percentiel en 10 geureenheden per m 3 als 98 percentiel<br />

(het zogenaamde grijze gebied) terughoudendheid worden betracht bij het bouwen van<br />

woningen.<br />

In het licht van bovenstaande is een vergelijking met het nabijgelegen Bogasterrein<br />

goed mogelijk, immers in deze situatie gaat het ook om woningbouw in de buurt van de<br />

papierfabriek. Het voornaamste verschil is dat het bogasterrein aan de oostzijde ligt en<br />

daardoor meer last kan hebben bij zuidwestenwind (meest voorkomende windrichting).<br />

Uitspraak Raad van State<br />

In 2007 is de eigenaar van de papierfabriek in beroep gegaan tegen goedkeuring van het<br />

bestemmingsplan "<strong>Coevorden</strong> centrum Bogasterrein" door het college van<br />

gedeputeerde staten van Drenthe. Dit beroep heeft gediend bij de afdeling<br />

bestuursrechtspraak van Raad van State (zaaknr. 20060606700/1).<br />

Het oordeel van de afdeling bestuursrechtspraak is dat zowel de gemeente <strong>Coevorden</strong><br />

als de provincie Drenthe er vanuit konden gaan dat het plan niet in strijd is met een<br />

goede ruimtelijke ordening. Het beroep is daarom ongegrond verklaard. De volgende<br />

argumenten hebben bijgedragen aan de onderbouwing van dit besluit:<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

23


1. In de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering" wordt ten aanzien van<br />

kartonfabrieken met een productiecapaciteit van 3 tot 15 ton per uur een<br />

richtafstand van 100 meter aanbevolen tussen woningen en een de bestemming<br />

waarbinnen de kartonfabriek. Uit de revisievergunning blijkt dat de papierfabriek 24<br />

uur per etmaal in bedrijf is en jaarlijks 120.000 ton massiefkarton produceert, wat<br />

neerkomt op een productiecapaciteit van 14 ton per uur.<br />

2. Het provinciaal algemeen toetsingskader voor nieuwe situaties, waaronder de<br />

ontwikkeling van het Bogasterrein moet worden begrepen, ligt op een hedonische<br />

waarde van -1, hetgeen overeenkomt met 4 geureenheden per m 3 als 98-percentiel<br />

en een afstand van circa 250 meter van het bedrijf.<br />

3. Binnen de genoemde zone van 250 meter vanaf het bedrijf liggen geplande<br />

woningen in het bestemmingsplan "<strong>Coevorden</strong> centrum Bogasterrein". Ter<br />

onderbouwing van het standpunt dat dit in dit geval toch aanvaardbaar is, is aan het<br />

plan het onder 2.4.5. genoemde rapport "Acceptabel geurhinderniveau Kappa<br />

Triton" van 21 maart 2006 ten grondslag gelegd. In dit rapport is op grond van de<br />

beschikbare hindergegevens vastgesteld dat de geursituatie rondom het bedrijf in<br />

het verleden, voordat geurreducerende maatregelen waren genomen en toen een<br />

groot deel van het centrum van <strong>Coevorden</strong> tussen de 11 en 4 geureenheden per m 3<br />

als 98-percentiel contour lag, geen aanleiding tot klachten heeft gegeven, dat de<br />

geuremissie sinds de doorgevoerde wijzigingen in de bedrijfsvoering met 77% is<br />

gereduceerd en dat sindsdien geen geur meer wordt waargenomen en geen<br />

klachten vanuit de omgeving worden ontvangen.<br />

4. De gemeente kon er vanuit gaan dat nieuwbouw van enkele woningen binnen de<br />

grenswaarde contour van 4 geureenheden per m 3 als 98-percentiel uit oogpunt van<br />

geurhinder acceptabel is en dat van strijd met rijksbeleid geen sprake is. Daarbij<br />

heeft de gemeente er vanuit kunnen gaan dat het een ontwikkeling binnen<br />

bestaand stedelijk gebied betreft, waarbij een bedrijfsverplaatsing niet aan de orde<br />

is en dat met de uitvoering van het bestemmingsplan, dat is gericht op de<br />

versterking van de ruimtelijke kwaliteiten van het centrum van <strong>Coevorden</strong> een groot<br />

belang is gemoeid.<br />

Conclusie<br />

De bouw van woningen op het Bogasterrein wordt op basis van bovenstaande<br />

aanvaardbaar geacht. Omdat voor de <strong>Gramsbergerstraat</strong> sprake is van een vergelijkbare<br />

situatie, kan worden aangenomen dat de situatie ook hier acceptabel is. De<br />

voorgenomen plannen zijn vanuit dit oogpunt naar verwachting goed uitvoerbaar.<br />

3.5 Externe veiligheid<br />

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen<br />

met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader<br />

worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:<br />

inrichtingen;<br />

vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;<br />

vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.<br />

Inrichtingen<br />

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten<br />

met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden<br />

beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

24


gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:<br />

of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten<br />

enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden<br />

risico;<br />

of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle<br />

inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.<br />

In of in de buurt van het plangebied zijn geen inrichtingen (zoals lpg-stations) aanwezig.<br />

Buisleidingen<br />

In of bij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen<br />

worden getransporteerd.<br />

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor<br />

In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke<br />

stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in de loop van 2011 wordt voorzien van een<br />

wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de<br />

Basisnetten Water en Weg, alsmede het conceptontwerp Basisnet Spoor aan de<br />

Tweede Kamer aangeboden.<br />

Daarna is op 17 februari 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg de eindrapportage<br />

"Voorstel Basisnet Weg" gepresenteerd en in oktober 2009 de definitieve<br />

eindrapportage. Op 18 februari 2010 is het ontwerp-Basisnet Spoor naar de Tweede<br />

Kamer gestuurd en dat is inmiddels op 9 juli 2010 als definitief vastgesteld.<br />

In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip<br />

"Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30<br />

meter van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te<br />

worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van<br />

een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt<br />

alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG<br />

hoeven niet te worden gesaneerd.<br />

Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering<br />

Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota<br />

Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is<br />

een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze<br />

beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.<br />

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en<br />

onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als<br />

gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het<br />

plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een<br />

grenswaarde van 10 -6 per jaar.<br />

Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10<br />

of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk)<br />

slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de<br />

aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel<br />

slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de<br />

bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

25


oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten<br />

per kilometer per jaar:<br />

Weg<br />

10 -4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;<br />

10 -6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;<br />

10 -8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers;<br />

enz.<br />

Uit de eindrapportage van het Basisnet Weg blijkt dat de N34 geen 10 -6<br />

plaatsgebonden risicocontour (PR) heeft en dat een dergelijke contour voor deze wegen<br />

ook wel/niet wordt verwacht op basis van het hoogste groeiscenario (Global Economy).<br />

De weg heeft verder een groepsrisico (GR), dat zowel in de huidige als in de<br />

toekomstige situatie beneden de 0,1*orientatiewaarde ligt.<br />

Er hoeft bij de N34 ook geen rekening te worden gehouden met een PAG.<br />

Ook vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Euregioweg. Gezien de<br />

liggibg van de nieuwbouw binnen een afstand van 200 meter van die weg is een externe<br />

veiligheidsberekening gemaakt met behulp van het programma RBMII. Uit de<br />

berekening blijkt dat de 10 -6 plaatsgebonden risicocontour op 0 meter ligt en dat er een<br />

zodanige geringe groepsrisico is dat er zelfs geen curve zichtbaar is. Zie voor het<br />

rapport Bijlage 2 RBMII-berekening.<br />

Water<br />

De dichtstbijzijnde vaarweg is het Coevorderkanaal, die is gelegen op circa 30 m van<br />

het plangebied. Uit het ontwerp-Basisnet Water blijkt dat het kanaal geen<br />

plaatsgebonden risicocontour heeft van 10 -6 en dat <strong>Coevorden</strong> geen (mogelijk)<br />

aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.<br />

Spoor<br />

3.6 Ecologie<br />

De dichtstbijgelegen spoorlijn is het baanvak Zwolle-Emmen.<br />

Het uiteindelijke Basisnet Spoor zal bestaan uit twee kaarten en een tabel. Op de<br />

eerste kaart zal de zone worden aangegeven waarbinnen geen kwetsbare objecten<br />

mogen worden gebouwd en waar terughoudend moet worden omgegaan met het<br />

bouwen van beperkt kwetsbare objecten. Op de tweede kaart zal het PAG komen te<br />

staan. In de tabel zal worden aangegeven hoe groot de zone is voor elk baanvak en met<br />

welke referentiegegevens GR-berekeningen moeten worden gemaakt.<br />

Op dit moment zijn die gegevens er niet en daarom moet terug worden gevallen op het<br />

zogenaamde Anker-rapport. Dit rapport (“Veilig op weg. Bouwstenen voor een wettelijke<br />

verankering van het externe-veiligheidsbeleid inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen”,<br />

november 2005) is opgesteld onder auspiciën van het Ministerie van Verkeer en<br />

Waterstaat, DG Transport en Luchtvaart.<br />

Uit het Anker-rapport blijkt dat dit baanvak geen 10 -6 plaatsgebonden risicocontour<br />

heeft en dat ook in de toekomst geen knelpunt voor het plaatsgebonden risico wordt<br />

verwacht. Daarmee vormt het baanvak geen aanleiding voor een nadere beschouwing.<br />

Voor het groepsrisico wordt <strong>Coevorden</strong> niet vermeld als knelpunt.<br />

Door Ecogroen is een werkprotocol opgesteld in November 2009. Hierin worden<br />

aangetroffen soorten flora en fauna beschreven, welke schade er te verwachten is en<br />

hoe deze schade voorkomen kan worden.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

26


3.6.1 Flora en Fauna<br />

Flora<br />

In het plangebied is tijdens het onderzoek één beschermde plantensoort aangetroffen.<br />

Tongvaren (tabel 2) heeft een groeiplek binnen in het hoofdgebouw, op een locatie met<br />

veel lichtinval/daklekkage.<br />

Fauna<br />

Zoogdieren<br />

Gewone dwergvleermuis<br />

Tijdens alle veldonderzoeken in 2009 zijn vaste verblijfplaatsen van Gewone<br />

dwergvleermuis vastgesteld. Daarnaast fungeert het ruige terrein rondom de<br />

aardappelmeelfabriek als foerageergebied. Aangezien in de omgeving van het<br />

plangebied voldoende alternatieve foerageergebiedenaanwezig zijn, wordt niet verwacht<br />

dat het plangebied een onmisbaar foerageergebied voor Gewone dwergvleermuis vormt.<br />

Gewone grootoorvleermuis<br />

Gewone grootoorvleermuis is aangetroffen tijdens de veldonderzoeken op 19 maart, 25<br />

juni, 9 juli, 4 en 21 augustus 2009. Naar verwachting vormt de fabriek geen<br />

paarverblijfplaats. Ook een kraamverblijfplaats wordt niet verwacht. Vermoedelijk wordt<br />

de aardappelmeelfabriek alleen als zomer- en winterverblijfplaats gebruikt. Daarnaast<br />

vormt het plangebied beperkt foerageergebied voor deze soort.<br />

Meervleermuis<br />

Het <strong>Coevorden</strong>-Vecht kanaal langs de westzijde van het plangebied vormt een<br />

belangrijke vliegroute voor minimaal 20 Meervleermuizen. Daarnaast wordt het kanaal<br />

beperkt als foerageergebied door deze soort gebruikt.<br />

Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger<br />

Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger zijn foeragerend in en in de<br />

nabijheid van het plangebied aangetroffen in lage aantallen. Naar verwachting vormt het<br />

plangebied en directe omgeving geen onmisbaar foerageergebied van Watervleermuis,<br />

Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger.<br />

Steenmarter<br />

Verspreid in de gehele aardappelmeelfabriek zijn (verse) uitwerpselen van Steenmarter<br />

aangetroffen. Met name op de zolder van het hoofdgebouw bevinden zich diverse<br />

latrines met verse uitwerpselen die wijzen op recent gebruik door Steenmarter.<br />

Vermoedelijk wordt deze zolder ook gebruikt als voortplantingsplaats van Steenmarter.<br />

Broedvogels<br />

In het plangebied komen broedvogels met jaarrond beschermde nesten tot broeden.<br />

Wel wordt de zolder van de fabriek incidenteel gebruikt als slaap of roestplaats door<br />

Kerkuil.<br />

In en aan de gebouwen zijn Huiszwaluw (41 nesten), Zwarte roodstaart en Kauw<br />

broedend aangetroffen.Verder vormen de omliggende bosschages broedgebied voor<br />

Tjiftjaf, Vink, Merel, Zanglijster, Roodborst, Winterkoning, Zwartkop en Houtduif.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

27


Overige soorten<br />

Overige fauna is vanwege ontbrekende biotopen niet te verwachten.<br />

Conclusie aanwezige tabel 2/3-soorten<br />

Op basis van voorgaande paragrafen wordt geconcludeerd dat de onderstaande soorten<br />

binnen de invloedssfeer van de plannen aanwezig zijn. Ten aanzien van deze soorten is<br />

een effectbeoordeling uitgevoerd.<br />

Flora: Tongvaren.<br />

Zoogdieren: Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Meervleermuis,<br />

Ruige dwergvleermuis, Watervleermuis, Laatvlieger en Steenmarter.<br />

Broedvogels: Kerkuil.<br />

3.6.2 Effecten en beoordeling<br />

Flora<br />

Tongvaren<br />

Door de sloop van het gebouw zal de groeiplaats van Tongvaren verdwijnen. Op de<br />

lange termijn zijn echter geen negatieve effecten te verwachten op de gunstige staat<br />

van instandhouding van de populatie Tongvarens, mits de planten onder begeleiding van<br />

een ter zake kundige verplaatst worden naar een locatie waar geen werkzaamheden<br />

plaatsvinden.<br />

Zoogdieren<br />

Gewone dwergvleermuis<br />

Door de sloop van het gebouw zullen drie locaties met verblijfplaatsen van Gewone<br />

dwergvleermuis verloren gaan. Verwacht wordt dat op de korte termijn voldoende<br />

uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn in de noordelijk gelegen woonwijk en door<br />

voorafgaand aan de sloop vervangende verblijfplaatsen aan te bieden in de vorm van<br />

vleermuiskasten. Door vleermuiskasten te plaatsen en mitigerende maatregelen te<br />

verrichten kan schade op Gewone dwergvleermuis op de korte termijn voorkomen<br />

worden. Door in de nieuwe bebouwing vervangende verblijfplaatsen aan te bieden voor<br />

Gewone dwergvleermuis blijft de gunstige staat van instandhouding van de lokale<br />

populatie Gewone dwergvleermuis ook op de lange termijn gewaarborgd.<br />

Gewone grootoorvleermuis<br />

Door de sloop van het gebouw gaan zes verblijfplaatsen van Gewone grootoorvleermuis<br />

verloren, waarvan er minimaal drie recent (2009) bewoond zijn. Door het treffen van<br />

mitigerende maatregelen wordt voorkomen dat schade optreedt aan individuele dieren.<br />

Door opportunistisch gedrag van Gewone grootoorvleermuis wordt verwacht dat op de<br />

korte termijn uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn in de directe omgeving van het<br />

plangebied en door voorafgaand aan de sloop vervangende verblijfplaatsen aan te bieden<br />

in de vorm van vleermuiskasten. Door in de nieuwe bebouwing vervangende<br />

verblijfplaatsen aan te bieden voor Gewone grootoorvleermuis blijft de gunstige staat van<br />

instandhouding van de lokale populatie Gewone grootoorvleermuis ook op de lange<br />

termijn gewaarborgd.<br />

Steenmarter<br />

Omdat er voldoende alternatieve schuilmogelijkheden zijn voor Steenmarter in de<br />

omgeving van het onderzoeksgebied – bedrijventerrein en woonwijken – en de landelijke<br />

populatietrend van Steenmarter gunstig is, zal de ingreep geen effect hebben op de<br />

gunstige staat van instandhouding van Steenmarter.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

28


Meervleermuis<br />

Indien in het plangebied verlichting wordt aangebracht die het <strong>Coevorden</strong>-Vecht kanaal<br />

verlicht, kan schade optreden aan de belangrijke vliegroute van Meervleermuis die het<br />

wateroppervlak van het kanaal vormt. Schade is te voorkomen door geen uitstralende<br />

lichtbronnen te situeren in de periode dat Meervleermuizen in hun zomerverblijfplaatsen<br />

aanwezig zijn (1 april tot en met 1 oktober).<br />

Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger<br />

Er is geen sprake van aantasting van onmisbaar foerageergebied te verwachten als<br />

gevolg van de voorgenomen maatregelen. Het treffen van mitigerende maatregelen is<br />

niet aan de orde.<br />

Broedvogels<br />

Als gevolg van de sloop van de fabriek zal de roestplek van Kerkuil verdwijnen. De<br />

incidenteel gebruikte roestplek vormt echter geen onmisbaar onderdeel van het<br />

leefgebied van Kerkuil.<br />

Overige broedvogels<br />

Voor vrijwel alle aangetroffen en te verwachten broedvogels geldt dat deze weinig<br />

kritisch zijn en dermate algemeen voorkomen in Nederland zijn dat er voldoende<br />

uitwijkmogelijkheden zijn in de omgeving van het plangebied. Een uitzondering hierop is<br />

Huiszwaluw. Deze soort is opgenomen op de Rode Lijst van bedreigde broedvogels<br />

(status "gevoelig") en is in vrij hoge aantallen broedend aangetroffen. Voor deze soort is<br />

het wenselijk om maatregelen te nemen, die zorgen dat ook in de toekomst<br />

broedgelegenheid aanwezig blijft voor Huiszwaluw. Verwacht wordt dat voor alle<br />

aangetroffen en te verwachten broedvogels de gunstige staat van instandhouding niet in<br />

gevaar komt.<br />

3.6.3 Mitigerende maatregelen<br />

Voor alle genoemde soorten waarvoor schade te verwachten valt, zijn mitigerende<br />

maatregelen opgesteld, waardoor schade aan deze soorten voorkomen wordt.<br />

Tongvaren<br />

De varens worden in de tuin van het toekomstige appartementencomplex geplaatst;<br />

De varens wordt als geheel geïntegreerd in een lage muur;<br />

Een goede vochtvoorziening wordt gegarandeerd;<br />

De varens zullen op het oosten of noorden zijn georiënteerd;<br />

Steenmarter<br />

Sloop van de gebouwen met verblijfplaatsen van Steenmarter vindt plaats buiten de<br />

voortplantingsperiode (half april-augustus) van Steenmarter of wanneer is<br />

vastgesteld dat geen voortplanting van Steenmarter plaatsvindt.<br />

Gewone dwergvleermuis en Gewone grootoorvleermuis<br />

Voorafgaand aan de werkzaamheden worden voor Gewone dwergvleermuis twee<br />

grote vleermuiskasten opgehangen op vier tot zes meter hoogte aan gevels van<br />

gebouwen in de omgeving van de aardappelmeelfabriek. Voor Gewone<br />

grootoorvleermuis worden drie kleine vleermuiskasten opgehangen aan bomen/<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

29


gevels van gebouwen in de omgeving van de aardappelmeelfabriek. Deze kasten<br />

hebben als doel de vleermuizen tijdens de werkzaamheden een zo groot mogelijk<br />

aanbod te bieden aan verblijfsruimten;<br />

De sloop van de panden wordt tussen half maart en eind april of tussen eind<br />

september en half november uitgevoerd, wanneer de buitentemperatuur ‘s nachts<br />

minimaal 5 graden Celsius bedraagt;<br />

Omdat het praktisch onmogelijk is om het gehele pand ongeschikt te maken voor<br />

vleermuizen, dienen vooral de (oude) locaties met verblijfplaatsen ongeschikt<br />

gemaakt te worden voor vleermuizen. Het gaat dan met name om ruimten tussen<br />

houten en betonnen balken.<br />

De spouwmuren in de nieuwbouw worden geschikt gemaakt als vaste rust- of<br />

verblijfplaats voor vleermuizen. Om de zes tot acht meter worden openingen<br />

(bijvoorbeeld stootvoegen) in de muur aangebracht naar een ruimte in de spouw<br />

waar de vleermuizen kunnen verblijven en worden vleermuiskasten aangebracht. De<br />

spouwmuren/stenen vleermuiskasten zullen op termijn de functie van de houten<br />

vleermuiskasten overnemen;<br />

Meervleermuis<br />

De verlichting van het plangebied tijdens en na de werkzaamheden vindt plaats<br />

door middel van objectgerichte verlichting. Verstrooiing van licht op het<br />

<strong>Coevorden</strong>-Vechtkanaal wordt zo veel mogelijk tegengegaan. Bij de keuze van de<br />

soort verlichting in het plangebied wordt rekening gehouden met het effect van licht<br />

op vleermuizen en Meervleermuis in het bijzonder;<br />

Broedvogels<br />

De sloop van de panden wordt uitgevoerd buiten de broedtijd van Huiszwaluw,<br />

Kauw en Zwarte roodstaart (15 maart tot en met 1 oktober) of wanneer vaststaat<br />

dat geen nestbouw, nestbroed en verzorging van jongen plaatsvindt;<br />

Het verwijderen van beplanting en ruigte vindt plaats buiten het broedseizoen (15<br />

februari-15 november) van soorten die op dergelijke plekken broeden (onder andere<br />

de vroeg broedende Merel en de laat broedende Houtduif). Indien in de periode 15<br />

februari-15 november gestart wordt met deze werkzaamheden, dient te worden<br />

nagegaan of in aanbouw zijnde nesten/ bewoonde nesten van broedvogels<br />

aanwezig zijn;<br />

Wenselijk: het is aan te bevelen om de (nieuwe) voorgevel geschikt te maken als<br />

broedplek voor Huiszwaluw door Huiszwaluwvriendelijk te bouwen en/of<br />

nestkommen aan te brengen.<br />

Inmiddels zijn de mitigerende maatregelen tot uitvoering gebracht. In het plangebied<br />

hangen momenteel nestkasten.<br />

Het rapport van Ecogroen is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.<br />

3.7 Cultuurhistorie en archeologie<br />

In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het<br />

kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische<br />

waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader<br />

onderzoek naar te worden verricht. Naast bouwkundige monumenten zijn er ook<br />

aardkundige monumenten, natuurmonumenten en landschapsmonumenten.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

30


In het plangebied komen geen archeologische monumenten voor. Monumenten met de<br />

status rijksmonument vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van<br />

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W) en worden beschermd middels de<br />

Monumentenwet.<br />

Daarnaast zijn er gemeentelijke monumenten in Nederland. Deze groep is omvangrijker<br />

en heeft een duidelijk plaatselijke betekenis. Het betreft hier vaker woonhuizen of<br />

stadsdelen.<br />

Door de voorgenomen nieuwe ontwikkeling en de bodemverstorende activiteiten die<br />

hiermee gepaard gaan, kunnen eventuele archeologische waarden in de bodem verloren<br />

gaan. Om eventuele archeologische waarden op te kunnen sporen, is in opdracht van<br />

afdeling Beleid en Strategie (de heer H. Schrik) gekeken naar potentiële<br />

archeologische waarden die bij de nieuwbouw verstoord zouden kunnen worden. De<br />

noordwestelijke helft van de locatie langs de <strong>Gramsbergerstraat</strong> en het<br />

Coevorderkanaal maakte in het verleden deel uit van de aardappelmeelfabriek. In het<br />

kader van de bestemmingsplanwijziging heeft een korte screening plaatsgevonden op<br />

archeologische waarden. De uitkomst is als volgt.<br />

Een projectie van het plangebied op de historische kaarten uit de 18e eeuw maakt<br />

duidelijk dat het plangebied ligt op een ravelijn dat door Menno van Coehoorn is<br />

ontworpen. Rond 1680 maakte Menno van Coehoorn een ontwerp naar Nieuw<br />

Nederlands voorbeeld, waarbij de bestaande vesting werd uitgebreid met een tweede<br />

gracht, zeven ravelijnen en zeven halve manen. De laatste werden via bedekte wegen<br />

toegankelijk gemaakt. De bastions of bolwerken tussen de wallen kregen<br />

teruggetrokken flanken, zodat zij minder kwetsbaar werden voor aanvallend kanonvuur.<br />

Voor bastion Friesland werd op de Gageldijk een hoornwerk geconstrueerd. Dit ontwerp<br />

is vanaf circa 1702 in uitvoering gekomen en heeft bestaan tot de ontmanteling van de<br />

vesting (1874). Het plangebied beslaat het grootste deel van het ravelijn en de<br />

ravelijnsgracht voor de halve maan tussen het bastion Friesland en het bastion Utrecht.<br />

Een deel van de geplande uitbreiding van de Vosmaten valt hier eveneens onder. Het<br />

plangebied valt in de archeologisch waardevolle zone 4 (RAAP, 2004) met als<br />

aanbeveling: 'behoud van het bodemarchief is geen vereiste'. Wel moet bij<br />

bodemingrepen ruimte geboden worden voor archeologisch onderzoek. Behoud van<br />

contouren en rooilijnen van vestingwerken moeten worden nagestreefd (Molema et al.,<br />

2004, 35).<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

31


Kaart van <strong>Coevorden</strong> uit 1700 met daarop de driehoekige ravelijnen (in rood).<br />

Voor de aanleg van het ravelijn maakte het terrein deel uit van het beekdal van de<br />

Kleine Vecht. Dit beekdal dateert al uit de Prehistorie. Archeologisch onderzoek van<br />

RAAP heeft aangetoond dat er bewoningssporen voorkomen uit de IJzertijd. Recent<br />

archeologisch onderzoek op het bastion Utrecht (Grontmij, 2008 en Synthegra, 2006)<br />

maakt duidelijk dat er bovendien vondsten te verwachten zijn uit de Bronstijd en Vroege<br />

Middeleeuwen. Bovendien blijkt dat men al in de prestedelijke fase van de stad<br />

geprobeerd heeft de waterhuishouding en de bedding van de Kleine Vecht te<br />

beïnvloeden ten behoeve van landwinning (10e/11e eeuw). In het fossiele beekdal van<br />

de Vecht kunnen verder restanten aangetroffen worden van voorden, brugconstructies,<br />

beschoeiingen en rituele dumps.<br />

Beleidskaders<br />

De omgang met het bodemarchief is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 die in<br />

2007 deels is gewijzigd door een toevoeging van de Wet op de Archeologische<br />

Monumentenzorg (WAMZ).<br />

Via een getrapt systeem van onderzoek conform de Cyclus van Archeologische<br />

Monumentenzorg kan de archeologische waarde van een gebied worden bepaald. Fase<br />

1 bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek om de<br />

archeologische verwachting te toetsen. Wanneer archeologische waarden aangetoond<br />

zijn, gaat men in de regel over naar fase 2, waarderend onderzoek door middel van<br />

proefsleuven. Fase 3 tenslotte, bestaat uit een definitief onderzoek, indien aangetoonde<br />

archeologische waarden niet in situ bewaard kunnen blijven.<br />

Omdat een deel van het bodemarchief in het plangebied in het verleden mogelijk al<br />

geroerd is, is het nuttig om - indien een verkennend milieukundig bodemonderzoek<br />

wordt uitgevoerd - een archeoloog mee te laten lopen tijdens het milieukundig<br />

onderzoek - om de hierboven geschetste archeologische verwachting te toetsen.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

32


Indien bodemingrepen plaatsvinden die het aanwezige bodemarchief verstoren, dan<br />

dienen de graafwerkzaamheden conform de archeologische beleidskaart (RAAP, 2004)<br />

archeologisch begeleid te worden. Voorafgaand aan de archeologische begeleiding<br />

dient een Programma van Eisen te worden opgesteld, dat ter toetsing wordt voorgelegd<br />

aan de gemeente <strong>Coevorden</strong>.<br />

Cultuurhistorie<br />

In het plangebied bevinden zich restanten (de voorgevel en schoorsteen) van de<br />

aardappelmeelfabriek van de coöperatieve vereniging "Centrale Coöperatieve<br />

Aardappelmeelfabriek". Deze aardappelmeelfabriek is in 1908 gebouwd en liep tijdens<br />

bombardementen in 1944 zware schade op. De huidige fabriek komt voort uit de in<br />

1944 gestarte herbouw op de bestaande plattegrond. Naast de fabriekshallen staan een<br />

dubbele directeurswoning en een rijtje arbeiderswoningen.<br />

Voormalige fabriek<br />

De fabriek is een aantal jaren geleden geïnventariseerd in het kader van het<br />

Monumenten Inventarisatie Project. Tijdens het vervolg hierop, het Monumenten<br />

Selectie Project (MSP) bleek het gebouw niet te voldoen aan de rijkscriteria om<br />

aangewezen te worden als monument.<br />

Het complex vormde wel een waardevol en grotendeels in oorspronkelijke staat<br />

gebleven voorbeeld van industriële architectuur van rond 1940 en een tastbaar<br />

overblijfsel van de economische geschiedenis te <strong>Coevorden</strong>.<br />

Inmiddels is het pand grotendeels gesloopt en blijft alleen een gedeelte van de<br />

voorgevel behouden. Achter deze voorgevel zal een woongebouw worden teruggebouwd<br />

dat voldoet aan de eisen voor bewoning. De woningen die op het terrein achter de<br />

fabriek worden gebouwd zullen in stijl en materiaalgebruik aansluiten bij de fabriek.<br />

3.8 Waterhuishouding<br />

Op grond van een afspraak uit de startovereenkomst WB21 dienen decentrale<br />

overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In<br />

die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft<br />

voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

33


Beleidskader<br />

Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (vierde Nota waterhuishouding,<br />

WB21, KRW, vijfde Nota over de ruimtelijke ordening en de Beleidslijn ruimte voor de<br />

rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het<br />

gebied van ruimtelijke ordening en water, op basis van WB21.<br />

Vierde Nota waterhuishouding<br />

De vierde Nota waterhuishouding van december 1998 verwoordt het nationale beleid.<br />

Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke<br />

elementen:<br />

WB21<br />

hergebruik van regenwater,<br />

het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering;<br />

het infiltreren van regenwater in de bodem;<br />

het bergen van regenwater in vijvers;<br />

herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe)<br />

woongebieden.<br />

Met WB21 wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen<br />

aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere klimaatverandering,<br />

bodemdaling en zeespiegelstijging. WB21 heeft twee principes voor duurzaam<br />

waterbeheer geïntroduceerd. Deze twee principes zijn de volgende zogenaamde tritsen:<br />

vasthouden, bergen en (vertraagd) afvoeren;<br />

schoonhouden, scheiden en zuiveren.<br />

De trits "vasthouden, bergen en afvoeren" houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk<br />

bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens<br />

wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden<br />

en bergen te weinig opleveren, wordt het water vertraagd afgevoerd.<br />

Bij schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk<br />

wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk<br />

gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt<br />

het zuiveren van verontreinigd water aan bod.<br />

Provinciaal beleid<br />

In het waterhuishoudingsplan van de provincie Overijssel/Drenthe geeft de provincie de<br />

hoofdlijnen aan voor het waterbeleid in de komende jaren:<br />

Water moet zwaarder meewegen bij de keuze van nieuwe en de verbetering van<br />

bestaande woon-, werk-, en recreatiegebieden, bij de inrichting van het<br />

buitengebied en in het milieubeleid.<br />

De veerkracht van watersystemen moet worden hersteld door de opvangcapaciteit<br />

van watergangen te vergroten, de sponswerking van de bodem te bevorderen,<br />

ruimte te geven aan het hoofdwatersysteem, wateropvanggebieden in te richten en<br />

de beleidslijn Ruimte voor de Rivier te volgen.<br />

Er worden drie streefbeelden gehanteerd voor het waterbeheer (basis-, belevings-<br />

en kwaliteitswater), de waterkwaliteit en -kwantiteit wordt gemonitord bij blauwe<br />

knooppunten en er wordt extra aandacht besteed aan de zogenaamde waterparels.<br />

Grondoverlast in steden moet worden opgeheven, rioolstelsels moeten worden<br />

verbeterd, de kwaliteit en de inrichting van stedelijk water moeten beter, de<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

34


waterketen moet duurzaam worden ingericht en er moet worden gezorgd voor een<br />

veilige en betrouwbare drinkwatervoorziening.<br />

Beleid waterschap<br />

In het Waterbeheerplan 2010-2015 staat het beleid van het waterschap Velt en Vecht<br />

verwoord. In het Waterbeheerplan staan de korte- en langetermijndoelstellingen van het<br />

waterschap. Het waterschap kiest daarbij voor ruimtelijke, duurzame oplossingen,<br />

zowel in tijd als in kwaliteit, waarbij het gedachtegoed van het rapport WB21<br />

nadrukkelijk is meegenomen.<br />

Waterparagraaf<br />

In het kader van de ontwikkelingen van dit plan is op 26-08-2009 overleg gevoerd met<br />

het waterschap Velt en Vecht. De afspraken ten aanzien van de waterhuishoudkundige<br />

situatie, voor zover relevant in het kader van het bestemmingsplan, zijn de volgende:<br />

Uitgangspunt is dat het hemelwater dat in het plangebied op de daken en de wegen valt<br />

in het plangebied zelf "vastgehouden" word en "geborgen" word.<br />

a. Vanzelfsprekend zal voor het "vuile" water een rioolstelsel worden gerealiseerd. In<br />

dit kader wordt opgemerkt dat binnen afzienbare tijd de <strong>Gramsbergerstraat</strong> zal<br />

worden heringericht, waarbij tevens zal worden overgegaan tot de aanleg van een<br />

gescheiden stelsel (op dit moment is in deze straat een gemengd stelsel<br />

aanwezig).<br />

b. In verband met het ontbreken van grote "groene" terreinen in het ontwerpplan en het<br />

ontbreken van open water zal onderzocht worden of de aanleg van een stelsel met<br />

een IT-riool in het plangebied mogelijk den wel haalbaar is en voldoende<br />

waterbergend vermogen heeft om te voldoen aan de eisen van het waterschap ( bij<br />

nieuwbouw of bij functiewijzigingen neemt de afvoer uit een gebied niet toe).<br />

c. Verder zal te zijner tijd in het kader van de realisering van de woningen het aspect<br />

"communicatie" met betrekking tot de wateraspecten (hoe om te gaan met water in<br />

het plangebied) een belangrijke rol moeten spelen. Het punt "communicatie" zal<br />

blijvend op de agenda terugkomen.<br />

Samenvattend kan worden opgemerkt dat de voorbereidingen om te komen tot een<br />

voorontwerpbestemmingsplan zullen worden gecontinueerd en dat gedurende deze<br />

periode - voor de eerste tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan - de<br />

technische onderzoeken (is een IT-riool haalbaar en afdoende/voldoende dan wel welke<br />

voorzieningen zullen extra moeten worden gerealiseerd) plaats zullen vinden. Er dient<br />

overeenstemming te worden bereikt inzake de te nemen maatregelen, uit te voeren<br />

werkzaamheden. De gemeente <strong>Coevorden</strong> heeft al ervaring met de berging van<br />

hemelwater in het wegennet.<br />

Uitgangspunt bij de waterhuishoudkundige situatie is zoals gezegd WB21, waarvoor de<br />

hier genoemde principes voor duurzaam waterbeheer zijn geïntroduceerd. Vanuit het<br />

oogpunt van duurzaamheid wordt gestreefd naar een zoveel mogelijk gesloten<br />

waterbalans.<br />

De waterhuishoudkundige criteria die Velt en Vecht hanteert bij de advisering van<br />

nieuwbouwplannen kunnen resulteren in een benodigde ruimte voor water die<br />

overeenkomt met 8 tot 12% van het planoppervlak.<br />

De afvoer van water uit het gehele deelstroomgebied moet waterneutraal zijn. Voor een<br />

toename van de afvoer van water door uitbreiding van verharde oppervlakken dienen<br />

gelijktijdig waterbeheersingsmogelijkheden te worden gecreëerd. Op deze manier<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

35


worden eventuele problemen betreffende waterafvoer niet op omliggende gebieden<br />

afgewenteld. Door voldoende bergingsoppervlakte en een gedoseerde afvoer van het<br />

water op de hoofdwaterlossing zal de afvoer van het deelstroomgebied niet groter zijn<br />

dan in de huidige situatie.<br />

Huidige situatie waterhuishouding<br />

Zoals al is aangegeven, is het betreffende gebied wat betreft waterhuishouding<br />

afgestemd op de woonfunctie.<br />

Toekomstige situatie waterhuishouding<br />

Door de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is er sprake van een<br />

toename van verhard oppervlak waardoor het af te voeren water toeneemt. Om deze<br />

toename niet op naastgelegen deelstroomgebieden af te wentelen, zullen maatregelen<br />

getroffen moeten worden.<br />

Dit betekent dat de uitbreiding vrijwel geen gevolgen heeft voor de<br />

waterhuishoudkundige situatie in het buitengebied.<br />

Waterketen<br />

Door water langer in het gebied vast te houden, worden verdroging en afwenteling van<br />

wateroverlast tegengegaan. Het streven is gericht op het afkoppelen van hemelwater<br />

van dakvlakken en oppervlakteverhardingen. In het kader van WB21 betekent dit dat de<br />

neerslag die op daken en bestrating valt, niet naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />

wordt afgevoerd, maar in de bodem wordt geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater wordt<br />

geloosd. Dit wordt in de onderhavige situatie onderzocht.<br />

Om hemelwater af te koppelen, zijn verschillende oplossingen mogelijk afhankelijk van<br />

het betreffende plan. De gemeente streeft bij nieuwbouw en renovaties naar het<br />

aanleggen van een gescheiden rioolstelsel waardoor het afvalwater en het regenwater<br />

afzonderlijk wordt afgevoerd. Hierdoor wordt tevens een hoger zuiveringsrendement van<br />

rioolwaterzuiveringsinstallaties bereikt en wordt de riooloverstortproblematiek<br />

verminderd. Het verdient de voorkeur om regenwater bovengronds af te voeren. In het<br />

onderhavige plan wordt een gescheiden stelsel aangelegd.<br />

Duurzaam stedelijk waterbeheer<br />

In relatie tot duurzaam stedelijk waterbeheer zal bij de inrichting van het plangebied<br />

rekening worden gehouden met de te gebruiken materialen in de te realiseren<br />

gebouwen of bouwwerken en verhardingen. De nadruk wordt gelegd op het gebruik van<br />

duurzame bouwmaterialen om schoon regenwater in het gebied te conserveren.<br />

Daarmee wordt ondermeer uitvoering gegeven aan de Verklaring duurzaam bouwen<br />

gemeente <strong>Coevorden</strong> 2006-2010.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

36


Hoofdstuk 4 Planbeschrijving<br />

4.1 Huidige situatie<br />

Het plangebied maakte in het verleden onderdeel uit van een voormalige<br />

aardappelmeelfabriek. Direct aansluitend aan de bebouwing ligt het terrein braak. Aan<br />

de zuidoostrand vormt boombeplanting de begrenzing. De <strong>Gramsbergerstraat</strong>, direct<br />

aan het Coevorder Kanaal gelegen, ontsluit het plangebied via de Euregioweg en is<br />

tevens de verbinding met de "oude" stad.<br />

Vlak bij de planlocatie loopt de goederenspoorlijn naar Duitsland die het Coevorder<br />

Kanaal en de Euregioweg kruist. Tussen het plangebied en de Euregioweg zijn enkele<br />

bedrijven gevestigd die bereikbaar zijn via de "omgelegde" <strong>Gramsbergerstraat</strong> welke<br />

niet meer bij het Kanaal aansluit op de Euregioweg, maar circa 150 meter verder in<br />

oostelijke richting.<br />

Direct noordelijk van het voormalige fabriekscomplex staat de voormalige<br />

directeurswoning, alsmede een rij voormalige arbeiderswoningen. Aan de<br />

Batavierstraat, overgaand in de Marshovenlaan is een groot aantal rijwoningen<br />

aanwezig. Achter deze woningen is een vijverpartij gelegen. De Vosmatenweg die in de<br />

nabijheid van de Euregioweg aansluit op de Eendrachtstraat vormt als het ware de<br />

oostelijke begrenzing van dit grote gebied aan de zuidrand van <strong>Coevorden</strong>.<br />

4.2 Toekomstige situatie<br />

In de toekomstige situatie neemt een gebouw met de vorm en uitstraling van de<br />

voormalige fabriek een centrale plek in binnen het plangebied. In het fabrieksgebouw<br />

worden circa 32 appartementen gerealiseerd en eromheen circa 28 grondgebonden<br />

woningen die qua stijl en architectuur aansluiten bij het gebouw. De geplande woningen<br />

zijn rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen en geschakelde dubbele woningen.<br />

Het plangebied zal op twee punten worden ontsloten, vanaf de <strong>Gramsbergerstraat</strong> en<br />

de Batavierenstraat. Daarnaast zal er voor langzaamverkeer een aansluiting komen op<br />

het naastliggende woongebied en de <strong>Gramsbergerstraat</strong>.<br />

In het plangebied zullen 102 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Uitgaande van de<br />

parkeernorm van gemiddeld 1,7 per woning zoals die is opgenomen in de<br />

CROW-publicatie 'parkeerkencijfers', word met dit aantal de norm gehaald.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

37


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

38


Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid<br />

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een<br />

bestemmingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de<br />

uitvoerbaarheid van het plan.<br />

Volgens de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast<br />

voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan<br />

is voorgenomen. Van een dergelijk bouwplan is in dit geval sprake (artikel 6.2.1. Bro).<br />

De gemeenteraad kan, bij de vaststelling van het bestemmingsplan besluiten geen<br />

exploitatieplan vast te stellen als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de<br />

in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. In de onderhavige situatie is dit<br />

het geval.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

39


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

40


Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg<br />

6.1 Inspraak<br />

6.2 Overleg<br />

In het kader van de in de gemeente <strong>Coevorden</strong> gebruikelijke inspraakprocedure is het<br />

voorontwerpplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode is één<br />

mondelinge inspraakreactie binnengekomen. Een verslag van deze reactie is als<br />

Bijlage bij deze toelichting gevoegd. De reactie heeft niet geleid tot aanpassingen van<br />

het plan.<br />

Het voorontwerpbestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>” is in het kader van<br />

het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro niet toegezonden aan de overlegpartners. Het<br />

ontwerpplan zal daarom alsnog naar hen gestuurd worden. De resultaten hiervan zullen<br />

te zijner tijd in deze toelichting worden verwerkt. Eventuele aanpassingen zullen dan<br />

ook worden verwerkt.<br />

juli 2011<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

41


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

42


Bijlagen bij toelichting<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

43


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

44


Bijlage 1 Situering plangebied<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

45


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

46


COEVORDEN<br />

afbeelding 1 SITUERING PLANGEBIED schaal 1 : 5.000<br />

B01035.109965<br />

project nummer: tek.nr. (ID plan): i_NL.IMRO.0109.BP00004-0001_afb_01.dgn<br />

Coevorderkanaal<br />

Robertweg<br />

<strong>Gramsbergerstraat</strong><br />

<strong>Gramsbergerstraat</strong><br />

<strong>Coevorden</strong>-Vecht Kanaal<br />

Goederenspoorweg<br />

Euregioweg<br />

2141<br />

2711<br />

3099<br />

3100<br />

3239<br />

3323<br />

3324<br />

3325<br />

3341<br />

3405<br />

3410<br />

3411<br />

3563<br />

3564<br />

3654<br />

3761<br />

3804<br />

3805<br />

3819<br />

4012<br />

4013<br />

4014<br />

4015<br />

4016<br />

4017<br />

4018<br />

4019<br />

4020<br />

4021<br />

4031<br />

4064<br />

4177<br />

4178<br />

4179<br />

4242<br />

4243<br />

4267<br />

4422<br />

4427<br />

4618<br />

4625<br />

4626<br />

4627<br />

4628<br />

4679<br />

4680<br />

4683<br />

4684<br />

4714<br />

4719<br />

4785<br />

4830<br />

4920<br />

4921<br />

4932<br />

4934<br />

4950<br />

4976<br />

4977<br />

4978<br />

4980<br />

5004<br />

5007<br />

5008<br />

5042<br />

5043<br />

5044<br />

5045<br />

5194<br />

5195<br />

1267<br />

1293<br />

1324<br />

1325<br />

1561<br />

1562<br />

1563<br />

1564<br />

1565<br />

1566<br />

1567<br />

1568<br />

1569<br />

1570<br />

1571<br />

1572<br />

1573<br />

1574<br />

1575<br />

1576<br />

1577<br />

1578<br />

1580<br />

1581<br />

1582<br />

1583<br />

1584<br />

1585<br />

1586<br />

1587<br />

1591<br />

1592<br />

1579<br />

999<br />

1224<br />

1241<br />

1211<br />

1321<br />

1322<br />

1324<br />

1333<br />

1387<br />

1476<br />

1477<br />

1491<br />

1588<br />

1589<br />

1590<br />

1593<br />

1594<br />

1595<br />

1596<br />

1597<br />

1598


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

49


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

50


Bijlage 2 RBMII-berekening<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

51


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

52


Versie: 1.3.0 Build: 247<br />

Releasedatum: 30-10-2008<br />

Datum: 13-1-2011, tijd: 16:19:03<br />

Rapportage<br />

Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>


Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />

1 Projectgegevens<br />

1.1 Samenvatting<br />

Eigenschap Waarde Eenheid<br />

Projectnaam Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />

Omschrijving Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />

Modaliteit Weg<br />

Weerfile Twente<br />

Totale lengte van de route 2300 m<br />

Berekend Plaatsgebonden- en groepsrisico's<br />

Gemiddelde afstand tot de contouren<br />

Contour Afstand<br />

1/j m<br />

10-5 Niet aanwezig<br />

10-6 Niet aanwezig<br />

10-7 Niet aanwezig<br />

10-8 22<br />

Oppervlak onder de contouren<br />

Contour Oppervlak<br />

1/j m²<br />

10-5 Niet aanwezig<br />

10-6 Niet aanwezig<br />

10-7 Niet aanwezig<br />

10-8 101722<br />

1.2 Versies<br />

Onderdeel Versie Datum<br />

RBM_II.exe 1.3.0 Build: 247 30/10/2008<br />

Parameters 1.2.3 30/10/2008<br />

Weer 1.0 20-3-2008<br />

Scenariobestand 1.0 20-3-2008<br />

Stoffenbestand v2.0 20-3-2008<br />

Helpbestand 2.2 20-3-2008<br />

Systeemdatum - 13-1-2011<br />

1.3 Werkgebied<br />

Punt X-waarde Y-Waarde<br />

Linksonder 245000 518500<br />

2


Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />

Rechtsboven 248000 521500<br />

1.4 Algemene gegegevens<br />

Eigenschap Waarde<br />

Projectnaam Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />

Omschrijving EV-berekening<br />

Extra informatie Geen informatie<br />

Projectcode 109965<br />

109965<br />

109965<br />

Datum afronding Niet ingevuld<br />

Uitgevoerd door<br />

Analist PJM van Rossenberg<br />

Telefoon Niet ingevuld<br />

E-mail Niet ingevuld<br />

Bedrijf Witpaard<br />

Postadres Niet ingevuld<br />

Postcode Niet ingevuld<br />

Plaats Niet ingevuld<br />

In opdracht van<br />

Naam <strong>Gemeente</strong> <strong>Coevorden</strong><br />

Telefoon Niet ingevuld<br />

E-mail Niet ingevuld<br />

Organisatie contactpersoon Niet ingevuld<br />

Postadres Niet ingevuld<br />

Postcode Niet ingevuld<br />

Plaats Niet ingevuld<br />

check Niet ingevuld<br />

1.4.1 Weer: Twente<br />

Eigenschap Waarde Eenheid<br />

Weerstation Twente<br />

Specificaties CPR 18E pag. 4.35<br />

Aantal windrichtingen 12<br />

Aantal weersklassen 6<br />

Begin van de dag (hh:mm) 08:00<br />

Begin van de nacht (hh:mm) 18:30<br />

Meteo gegevens<br />

Meteo gegevens<br />

Stabiliteit B D D D E F<br />

Windsnelh. m/s 3,0 1,5 5,0 9,0 5,0 1,5<br />

6:0 o/o 1,800 1,400 1,600 0,700 0,000 0,000<br />

0:1 o/o 2,400 1,400 1,600 0,400 0,000 0,000<br />

1:1 o/o 3,200 1,500 2,100 0,900 0,000 0,000<br />

1:2 o/o 3,400 1,500 1,900 0,800 0,000 0,000<br />

2:2 o/o 2,500 1,400 1,300 0,300 0,000 0,000<br />

2:3 o/o 1,700 1,300 1,100 0,200 0,000 0,000<br />

3:3 o/o 1,800 1,600 2,900 1,300 0,000 0,000<br />

3:4 o/o 2,600 2,700 6,900 5,100 0,000 0,000<br />

4:4 o/o 2,000 2,000 5,500 4,900 0,000 0,000<br />

4:5 o/o 1,400 1,500 3,200 3,300 0,000 0,000<br />

5:5 o/o 1,500 1,400 3,000 2,700 0,000 0,000<br />

5:6 o/o 1,600 1,500 2,300 1,300 0,000 0,000<br />

3


Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />

Meteo gegevens<br />

Stabiliteit B D D D E F<br />

Windsnelh. m/s 3,0 1,5 5,0 9,0 5,0 1,5<br />

6:0 o/o 0,000 1,100 0,700 0,200 0,300 1,500<br />

0:1 o/o 0,000 1,500 1,200 0,100 0,600 2,700<br />

1:1 o/o 0,000 1,800 2,000 0,500 1,700 3,400<br />

1:2 o/o 0,000 1,700 1,900 0,600 1,900 3,200<br />

2:2 o/o 0,000 1,700 1,200 0,200 1,300 2,900<br />

2:3 o/o 0,000 1,600 1,100 0,200 0,600 2,500<br />

3:3 o/o 0,000 2,300 3,200 1,100 1,500 3,000<br />

3:4 o/o 0,000 3,200 6,000 4,300 1,700 3,400<br />

4:4 o/o 0,000 2,200 4,100 3,400 1,000 2,000<br />

4:5 o/o 0,000 1,500 2,100 1,600 0,500 1,500<br />

5:5 o/o 0,000 1,400 1,300 0,800 0,300 1,400<br />

5:6 o/o 0,000 1,100 0,900 0,300 0,200 1,100<br />

2 Situatie plot + PR-contouren<br />

4


Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />

Figuur 1<br />

3 Groepsrisico's<br />

3.1 Groepsrisicocurve<br />

3.1.1 Kenmerken van het berekende groepsrisico<br />

4 Route en transportgegevens<br />

4.1 Wegroute: Euregioweg<br />

Eigenschap Waarde Unit<br />

Omschrijving Niet ingevuld<br />

Type wegtraject Binnen de bebouwde kom<br />

Breedte 8 m<br />

Frequentie (1/vtg.km) 5,900E-007<br />

Beginpunt is eindpunt voorgaand traject Niet waar<br />

Coordinaten<br />

X (rdm) Y (rdm)<br />

m m<br />

247440,00 519040,00<br />

247000,00 518960,00<br />

246600,00 519120,00<br />

246410,00 519340,00<br />

246200,00 519520,00<br />

245700,00 519660,00<br />

245600,00 519980,00<br />

5


Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />

Transport van voorgaand traject Niet waar<br />

Transport<br />

Stof Aantal transp. Transp. middel Transp. overdag Transp. werkweek<br />

GF3 (licht<br />

ontvlambare<br />

gassen)<br />

LF1 (brandbare<br />

vloeistoffen)<br />

LF2 (zeer<br />

brandbare<br />

vloeistoffen)<br />

GT5 (toxische<br />

gassen cat. 5)<br />

5 Standaard bebouwing<br />

5.1 Bevolking<br />

1/jaar o/o o/o<br />

90 Tankwagen<br />

(brandb. gas)<br />

679 Tankwagen<br />

(brandb. vloeistof)<br />

925 Tankwagen<br />

(brandb. vloeistof)<br />

2 Tankwagen (tox.<br />

gas)<br />

70 100<br />

70 100<br />

70 100<br />

70 100<br />

Eigenschap Waarde Eenheid<br />

Naam Bevolking<br />

Omschrijving Nieuw<br />

Type bebouwing Woonbebouwing<br />

Coördinaten<br />

X (rdm) Y (rdm)<br />

m m<br />

246422,89 519580,04<br />

246422,89 519537,61<br />

246380,47 519537,61<br />

246380,47 519580,04<br />

Aantal mensen 1/ha<br />

Dag 17<br />

Nacht 24<br />

Fractie buitenshuis --<br />

Dag 0,07<br />

Nacht 0,01<br />

Oppervlak 1800 m²<br />

5.2 Bevolking<br />

Eigenschap Waarde Eenheid<br />

Naam Bevolking<br />

Omschrijving Bestaand<br />

Type bebouwing Woonbebouwing<br />

Coördinaten<br />

X (rdm) Y (rdm)<br />

m m<br />

246540,53 519454,12<br />

246540,53 519408,30<br />

246494,70 519408,30<br />

6


Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />

246494,70 519454,12<br />

Aantal mensen 1/ha<br />

Dag 12<br />

Nacht 17<br />

Fractie buitenshuis --<br />

Dag 0,07<br />

Nacht 0,01<br />

Oppervlak 2100 m²<br />

6 Bedrijven dagdienst<br />

6.1 Bedrijven dagdienst<br />

Eigenschap Waarde Eenheid<br />

Naam Bedrijven dagdienst<br />

Omschrijving Niet ingevuld<br />

Type bebouwing Bedrijven (dagdienst)<br />

Coördinaten<br />

X (rdm) Y (rdm)<br />

m m<br />

246340,02 519495,22<br />

246340,02 519457,80<br />

246302,60 519457,80<br />

246302,60 519495,22<br />

Aantal mensen 1/ha<br />

Dag 30<br />

Nacht 37260480<br />

Fractie buitenshuis --<br />

Dag 0,05<br />

Nacht 37262560<br />

Oppervlak 1400 m²<br />

6.2 Bedrijven dagdienst<br />

Eigenschap Waarde Eenheid<br />

Naam Bedrijven dagdienst<br />

Omschrijving Niet ingevuld<br />

Type bebouwing Bedrijven (dagdienst)<br />

Coördinaten<br />

X (rdm) Y (rdm)<br />

m m<br />

246420,74 519419,90<br />

246420,74 519392,18<br />

246393,02 519392,18<br />

246393,02 519419,90<br />

Aantal mensen 1/ha<br />

Dag 26<br />

7


Project: Bp <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong><br />

Nacht 38385968<br />

Fractie buitenshuis --<br />

Dag 0,05<br />

Nacht 38384608<br />

Oppervlak 768 m²<br />

6.3 Bedrijven dagdienst<br />

Eigenschap Waarde Eenheid<br />

Naam Bedrijven dagdienst<br />

Omschrijving Niet ingevuld<br />

Type bebouwing Bedrijven (dagdienst)<br />

Coördinaten<br />

X (rdm) Y (rdm)<br />

m m<br />

246429,67 519464,07<br />

246429,67 519438,61<br />

246404,22 519438,61<br />

246404,22 519464,07<br />

Aantal mensen 1/ha<br />

Dag 22<br />

Nacht 38382928<br />

Fractie buitenshuis --<br />

Dag 0,05<br />

Nacht 38384688<br />

Oppervlak 648 m²<br />

8


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

61


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

62


Bijlage 3 Werkprotocol Ecologie<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

63


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

64


‘Ecologisch werkprotocol sloop<br />

voormalige aardappelmeelfabriek<br />

<strong>Coevorden</strong>’


Colofon<br />

Titel: ‘Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong>’<br />

Projectcode: 09-090<br />

Status: Eindrapport<br />

Datum: 9 november 2009<br />

Auteurs: Ing. M. van der Sluis en drs. I. Veeman<br />

Opdrachtgever: Koenen Bouw- en Aannemingsmaatschappij bv<br />

Contactpersoon: Mevr. M. Snijder<br />

......................................................................................<br />

EcoGroen Advies BV<br />

Postbus 625<br />

8000 AP Zwolle<br />

T: 038 423 64 64<br />

F: 038 423 64 65<br />

I: www.ecogroen.nl<br />

© EcoGroen Advies (2009)<br />

Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt mits onder vermelding van de bron:<br />

Sluis, M. van der & I. Veeman (2009). Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong>. Rapport 09-090.<br />

EcoGroen Advies, Zwolle.<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong>


Inhoud<br />

1 Inleiding ................................................................................................................................ 1<br />

1.1 Aanleiding en doel van dit document .......................................................................................................1<br />

1.2 Leeswijzer................................................................................................................................................1<br />

1.3 Status en gebruik.....................................................................................................................................1<br />

2 Plangebied en beoogde plannen.............................................................................................. 3<br />

2.1 Huidige situatie ........................................................................................................................................3<br />

2.2 Geplande werkzaamheden......................................................................................................................3<br />

3 Uitvoering en methodiek .........................................................................................................4<br />

3.1 Uitvoering ................................................................................................................................................4<br />

3.2 Methode van onderzoek ..........................................................................................................................5<br />

4 Flora en fauna ....................................................................................................................... 6<br />

4.1 Flora ........................................................................................................................................................6<br />

4.2 Fauna ......................................................................................................................................................6<br />

4.3 Conclusie aanwezige tabel 2/3-soorten ...................................................................................................8<br />

5 Effecten en beoordeling.......................................................................................................... 9<br />

5.1 Inleiding ...................................................................................................................................................9<br />

5.2 Effectbeschrijving (korte en lange termijn)...............................................................................................9<br />

5.3 Mitigerende maatregelen .......................................................................................................................11<br />

Bijlagen<br />

1 ................................................................................................................................................. Topografische kaart<br />

2 ........................................................................................................................................................Inrichtingschets<br />

3 ................................................................................................................................................................Tongvaren<br />

4 ......................................................................................................................................... Gewone dwergvleermuis<br />

5 ......................................................................................................................................Gewone grootoorvleermuis<br />

6 ......................................................................................................................................................... Meervleermuis<br />

7 ............................................................................................................................................................. Steenmarter<br />

8 .................................................................................................................................................Grote vleermuiskast<br />

9 ................................................................................................................................................Kleine vleermuiskast<br />

10 ................................................................................................................................. Zoekgebied vleermuiskasten<br />

11 ............................................................................................... Vervangende verblijfplaatsen in nieuwe gebouwen<br />

12 ........................................................................................................................................ Huisvesting Huiszwaluw<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong>


Ecologisch werkprotocol<br />

Onderstaand ecologisch werkprotocol beschrijft de wijze waarop schade op aanwezige beschermde soorten voorkomen<br />

kan worden en de sloop vlot kan verlopen. Het werkprotocol vormt een samenvatting van de mitigerende maatregelen die<br />

voor de verschillende soorten genomen dienen te worden en uitgebreid staan beschreven in §5.3. Tijdens de<br />

werkzaamheden dient een logboek bijgehouden te worden waarin de toegepaste mitigerende maatregelen worden<br />

beschreven (onder andere datum, locatie werkzaamheden en verrichte handelingen). Ook dient op de plaats van<br />

uitvoering altijd een exemplaar van het werkprotocol aanwezig te zijn<br />

Verwijderen beplanting/ruigte<br />

• Het verwijderen van beplanting en ruigte vindt plaats buiten het broedseizoen (15 februari-15 november) van soorten<br />

die op dergelijke plekken broeden (onder andere de vroeg broedende Merel en de laat broedende Houtduif). Indien in<br />

de periode 15 februari-15 november gestart wordt met deze werkzaamheden, dient te worden nagegaan of in<br />

aanbouw zijnde nesten/ bewoonde nesten van broedvogels aanwezig zijn.<br />

Sloop gebouwen<br />

• De sloop van de panden wordt uitgevoerd buiten de broedtijd van Huiszwaluw, Kauw en Zwarte roodstaart (15 maart tot en<br />

met 1 oktober) of wanneer vaststaat dat geen nestbouw, nestbroed en verzorging van jongen plaatsvindt. Indien in de<br />

periode 15 maart -1 oktober gestart wordt met deze werkzaamheden, dient te worden nagegaan of in aanbouw zijnde<br />

nesten/ bewoonde nesten van broedvogels aanwezig zijn;<br />

• De sloop van een aantal gebouwen (schuurtje in de zuidoosthoek van het terrein, vrijstaande gebouw aan de zuidzijde<br />

van het terrein en het noordelijke houten gebouw) kan zonder nadere voorwaarden plaatsvinden, mits broedvogels<br />

afwezig zijn;<br />

• Voorafgaand aan de sloop van het hoofdgebouw worden vleermuiskasten voor Gewone dwergvleermuis (2 stuks) en<br />

Gewone grootoorvleermuis (3 stuks) geplaatst in de omgeving van het plangebied;<br />

• De aanwezige Tongvarens worden met ondergrond en al verplaatst naar een locatie in het plangebied waar geen<br />

werkzaamheden plaatsvinden. Hier wordt een speciale muur gemetseld waarin het blok met de Tongvarens wordt<br />

ingemetseld. Het verplaatsen van de Tongvaren vindt plaats in de periode tussen 1 augustus en 1 april (buiten het<br />

groeiseizoen van Tongvaren);<br />

• De sloop van het hoofdgebouw wordt tussen half maart en eind april of tussen eind september en half november<br />

uitgevoerd, wanneer de buitentemperatuur ‘s nachts minimaal 5 graden Celsius bedraagt;<br />

• (Oude) Verblijfplaatsen van vleermuizen tussen houten balken worden – indien vastgesteld is dat vleermuizen afwezig<br />

zijn – ongeschikt gemaakt door middel van het dichtpurren van de ruimte tussen de houten balken of het verwijderen<br />

van de houten balken. De verblijfplaatsen tussen/in de (ruimten boven) de betonnen balken kunnen ongeschikt<br />

gemaakt worden door de gehele opening af te dekken met eenrichtingsafsluiting ('exclusion flap'), zodanig dat de<br />

vleermuizen wel kunnen vertrekken maar niet meer kunnen terugkeren. Deze afsluiting mag niet verhinderen dat<br />

aanwezige vleermuizen de uitvliegopening nog kunnen vinden. Tevens is het van belang dat de afsluiting niet kan<br />

openwaaien. Door het uitvoeren van één of meerdere controlebezoeken - minimaal een week na uitvoering van<br />

bovenstaande mitigerende maatregelen – kan vastgesteld worden of vleermuizen daadwerkelijk de fabriek hebben<br />

verlaten en de sloop van het gebouw gestart kan worden. Indien de sloop van het gebouw gepland is in de maand<br />

april kan tevens gecontroleerd worden of broedende vogels/ voortplantende Steenmarters aanwezig zijn.<br />

• Tijdens de sloop- en bouwfase en na ingebruikname van de nieuwbouw zal geen verlichting in het plangebied<br />

aangebracht worden die het <strong>Coevorden</strong>-Vecht Kanaal verlicht;<br />

• Tijdens de bouw worden nieuwe verblijfplaatsen aangebracht voor Gewone dwergvleermuis en Gewone<br />

grootoorvleermuis in de voorgevel van het gebouw;<br />

• Tijdens de werkzaamheden vindt een intensieve ecologische begeleiding plaats, zodat daar waar nodig kan worden<br />

bijgestuurd.<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong>


1 Inleiding<br />

1.1 Aanleiding en doel van dit document<br />

Koenen Bouw- en Aannemingsmaatschappij bv is voornemens de voormalige aardappelmeelfabriek aan<br />

de <strong>Gramsbergerstraat</strong> in <strong>Coevorden</strong> te slopen. Het gebouw vormt onder andere een verblijfplaats voor<br />

de beschermde Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis en Steenmarter en een groeiplaats<br />

van de beschermde Tongvaren.<br />

Als gevolg van de doorvoering van de ’Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen<br />

Flora- en faunawet 1 ’ is het in veel gevallen niet meer noodzakelijk om ontheffing annex art 75 van de<br />

Flora- en faunawet aan te vragen. Indien beoordeeld wordt dat de functionaliteit van de voortplantings-<br />

en/of vaste rust- en verblijfplaats niet in gevaar komt, is het aanvragen van ontheffing niet noodzakelijk.<br />

Voorliggend ecologisch werkprotocol gaat in op de mitigerende maatregelen die getroffen moeten<br />

worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats van de<br />

verschillende aanwezige tabel 2/3 soorten te bewaren en de aanvraag van ontheffing te voorkomen.<br />

Gebiedsgericht beleid heeft geen uitwerking op de locatie 2 .<br />

1.2 Leeswijzer<br />

De ’Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet’ stelt initiatiefnemers<br />

verplicht om een ecologische werkprotocol op te stellen in situaties waarbij schadelijke effecten op tabel<br />

2 en 3 soorten kunnen optreden, maar waarbij de mogelijkheid bestaat om deze schadelijke effecten te<br />

mitigeren. Het ecologisch werkprotocol bestaat uit een aantal elementen, waarbij het daadwerkelijke<br />

ecologische werkprotocol als samenvatting voorin het rapport is opgenomen.<br />

- in hoofdstuk 2 is ingegaan op de begrenzing van het plangebied en is een beschrijving gegeven<br />

van het plangebied en de directe omgeving. Verder is aangegeven hoe en wanneer de<br />

werkzaamheden uitgevoerd worden, voor zover dit al bekend is;<br />

- in hoofdstuk 3 is beschreven welke personen bij EcoGroen Advies BV betrokken zijn bij de<br />

uitvoering van het ecologisch werkprotocol en is de onderzoeksmethode nader uitgewerkt;<br />

- de binnen de invloedssfeer van de plannen aanwezige tabel 2/3 soorten zijn beschreven in<br />

hoofdstuk 4;<br />

- hoofdstuk 5 bestaat uit een beschrijving en beoordeling van effecten op aanwezige tabel 2/3<br />

soorten. Tevens zijn mitigerende maatregelen opgesomd, die genomen worden om de<br />

functionaliteit van voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen te bewaren;<br />

- in hoofdstuk 6 worden alle geraadpleegde bronnen beschreven.<br />

1.3 Status en gebruik<br />

Voorliggend werkprotocol is met grote zorgvuldigheid opgesteld door specialisten van EcoGroen Advies<br />

BV. Als initiatiefnemer bent u zelf verantwoordelijk om binnen de randvoorwaarden van het werkprotocol<br />

te blijven, dit wordt in principe niet meer getoetst door met Ministerie van LNV (DLG). Overigens is vooraf<br />

wel telefonisch overleg gevoerd met DLG (Ilka Kerssies).<br />

Het protocol met de van toepassing zijnde maatregelen ten aanzien van de voorkomende soorten, moet<br />

1<br />

Dienst Regeling (2009). Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. Ministerie van LNV, 26<br />

augustus 2009.<br />

2<br />

Het plangebied ligt op ruim vier kilometer van (beschermde) natuurgebieden en bevindt zich centraal in de bebouwde kom van<br />

<strong>Coevorden</strong>. Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen wordt ingeschat dat zij geen negatieve effecten hebben<br />

op in de omgeving aanwezige Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde natuurmonumenten, EHS of<br />

belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

1


vóór aanvang van het project zijn vastgelegd. Er dient aantoonbaar te worden gewerkt conform het<br />

werkprotocol. In de praktijk betekent dit dat er een logboek moet worden bijgehouden waarin de<br />

toegepaste mitigerende maatregelen worden beschreven (datum, verrichte handelingen en dergelijke).<br />

Ook dient op de plaats van uitvoering altijd een exemplaar van het werkprotocol aanwezig te zijn.<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

2


2 Plangebied en beoogde plannen<br />

2.1 Huidige situatie<br />

Het plangebied ligt aan de zuidzijde van <strong>Coevorden</strong> (zie Bijlage I). Langs de westkant van het plangebied<br />

loopt het <strong>Coevorden</strong>-Vecht kanaal, waarbij aan de overzijde een bedrijventerrein ligt. Aan de noord- en<br />

oostzijde van het plangebied liggen woonwijken. Direct ten zuiden van het plangebied ligt een<br />

braakliggend terrein.<br />

Het plangebied bestaat uit het terrein van een voormalige aardappelmeelfabriek, bestaand uit een groot<br />

complex met verschillende gebouwen, een ruderale vegetatie rondom de gebouwen en enige beplanting<br />

aan met name de randen van het terrein.<br />

Het complex heeft sinds (enkele) jaren haar functie als aardappelmeelfabriek verloren en is sindsdien in<br />

verval geraakt.<br />

2.2 Geplande werkzaamheden<br />

De geplande werkzaamheden bestaan uit twee fasen:<br />

Sloop<br />

In eerste plaats zullen alle gebouwen op het fabriekscomplex worden gesloopt. Hierbij wordt geprobeerd<br />

om de huidige voorgevel te behouden. Indien dit niet haalbaar blijkt, zal de gevel in de oude stijl opnieuw<br />

opgebouwd worden. Verder zal ook enige beplanting (met name aan de zuidzijde van het terrein) worden<br />

verwijderd. De singel langs de oostzijde van het plangebied en enkele karakteristieke bomen blijven<br />

gehandhaafd. Overigens zal de oude schoorsteen gehandhaafd blijven.<br />

De sloop van de gebouwen is gepland vanaf december 2009, waarbij maatregelen met mogelijke<br />

schadelijke effecten op beschermde soorten alleen worden uitgevoerd in de perioden september-half<br />

november en half maart tot half april. Deze periodes vormen de minst kwetsbare periode voor aanwezige<br />

beschermde soorten. In deze periode vindt ook intensieve ecologische begeleiding plaats.<br />

Nieuwbouw<br />

Op het terrein zal een appartementencomplex gerealiseerd worden, waarbij de huidige voorgevel het<br />

beeld blijft bepalen. Voor de inrichtingschets wordt verwezen naar Bijlage II.<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

3


3 Uitvoering en methodiek<br />

3.1 Uitvoering<br />

Het voorliggende ecologisch werkprotocol is opgesteld door EcoGroen Advies BV is geschreven door<br />

dhr. M. van der Sluis (adviseur ecologie) en dhr. I. Veeman (Teamleider Flora en Fauna). Het<br />

veldonderzoek is door dhr. M. van der Sluis, dhr. M. Wallink, mevr. J. Lindenholz, dhr. D. Tuitert en T.<br />

Douma uitgevoerd. Onderstaand zijn de kwalificaties van betreffende personen weergegeven.<br />

Ing. M. (Marco) van der Sluis<br />

Functie: Adviseur ecologie<br />

Opleiding: Milieutechnologie, Saxion Hogeschool Deventer, afstudeerrichting Natuur, Milieu en Landschap.<br />

Werkervaring:<br />

Ruim 800 inventarisatieopdrachten bij EcoGroen Advies en divers vrijwilligerswerk voor Landschap Overijssel.<br />

Specialiteit: flora en fauna (vleermuizen, broedvogels, dagvlinders, vissen, reptielen en amfibieën).<br />

Drs. I. (Iwan) Veeman<br />

Functie: Teamleider Flora en fauna<br />

Opleiding: Biologie, Rijksuniversiteit Groningen.<br />

Werkervaring:<br />

Sinds 2000 werkzaam als Ecoloog. Ruim 800 inventarisatieopdrachten bij EcoGroen Advies.<br />

Ing. M.B.J.G. (Mike) Wallink<br />

Functie: Adviseur ecologie<br />

Opleiding: Milieutechnologie, Saxion Hogeschool Deventer, afstudeerrichting Natuur, Milieu en Landschap.<br />

Werkervaring:<br />

Circa 500 inventarisatieopdrachten bij EcoGroen Advies en divers vrijwilligerswerk voor Landschap Overijssel.<br />

Specialiteit: fauna (vleermuizen, muizen, vissen, reptielen en amfibieën).<br />

Ing. J.G. (Janneke) Lindenholz<br />

Functie: Adviseur ecologie<br />

Opleiding: Milieutechnologie, Saxion Hogeschool Deventer.<br />

Werkervaring:<br />

Circa 150 inventarisatieopdrachten bij EcoGroen Advies.<br />

Specialiteit: vleermuizen, muizen en reptielen.<br />

Mr. A.H. (Daniel) Tuitert<br />

Functie: Jurist/Adviseur ecologie<br />

Opleiding: Rechten, Radboud Universiteit Nijmegen.<br />

Werkervaring:<br />

Circa 400 inventarisatieopdrachten bij eigen adviesbureau. Ook actief lid van de Zoogdiervereniging en de<br />

Zoogdierwerkgroep Overijssel.<br />

Specialiteit: zoogdieren (vleermuizen en marterachtigen).<br />

M.(Theo) Douma<br />

Functie: Veldmedewerker<br />

Opleiding: Lerarenopleiding Biologie.<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

4


Werkervaring:<br />

Circa 500 inventarisatieopdrachten bij eigen adviesbureau. Ook actief lid van de Zoogdiervereniging en de<br />

Zoogdierwerkgroep Overijssel.<br />

Specialiteit: zoogdieren (vleermuizen en muizen).<br />

EcoGroen Advies is lid van het Netwerk Groene Bureaus (www.netwerkgroenebureaus.nl), de<br />

brancheorganisatie voor groene adviesbureaus en conformeert zich aan de door het netwerk opgestelde<br />

gedragscode. EcoGroen Advies heeft tevens van het ministerie van LNV een volledige ontheffing in<br />

gevolge artikel 75A van de Flora- en faunawet, voor de inventarisatie van beschermde planten en dieren<br />

in Nederland en het bezit en gebruik van diverse vangmiddelen (registratienummer FF/75A/2006/017).<br />

3.2 Methode van onderzoek<br />

Op basis van diverse beschikbare bronnen met verspreidingsgegevens en meerdere veldinventarisaties<br />

door medewerkers van EcoGroen Advies in 2003, 2004 en 2009 is een betrouwbaar beeld verkregen van<br />

de aanwezige soorten. Concreet zijn de volgende bronnen geraadpleegd en acties ondernomen:<br />

1. Sluis, M. van der en E. de Vries (2004). Ecologisch onderzoek <strong>Gramsbergerstraat</strong> <strong>Coevorden</strong>. Inventarisatie en<br />

beoordeling natuurwaarden ten behoeve van de vervangende nieuwbouw <strong>Gramsbergerstraat</strong>. Rapport<br />

FF_Wp(06)_061103. EcoGroen Advies, Zwolle;<br />

2. Inventarisatie van het gebied op 19 maart 2009, door een ecoloog van EcoGroen Advies (dagbezoek). Met<br />

behulp van een zaklamp en infrarood-camera zijn kieren en spleten in het gebouw gecontroleerd op<br />

aanwezigheid van overwinterende vleermuizen. Overige soorten zijn tijdens dit bezoek ook meegenomen;<br />

3. Inventarisatie van het gebied op 27 april 2009, door twee ecologen van EcoGroen Advies (avondbezoek). Met<br />

behulp van een zaklamp en batdetector zijn verblijfplaatsen van vleermuizen in kaart gebracht, waarbij specifieke<br />

aandacht is uitgegaan naar paarverblijfplaatsen van Gewone grootoorvleermuis. Overige soorten zijn tijdens dit<br />

bezoek ook meegenomen;<br />

4. Inventarisatie van het gebied op 13 mei 2009, door twee ecologen van EcoGroen Advies (avondbezoek). Met<br />

behulp van een zaklamp en batdetector zijn verblijfplaatsen van vleermuizen in kaart gebracht, waarbij specifieke<br />

aandacht is uitgegaan naar paarverblijfplaatsen van Gewone grootoorvleermuis. Overige soorten zijn tijdens dit<br />

bezoek ook meegenomen;<br />

5. Inventarisatie van het gebied op 25 juni 2009, door twee ecologen van EcoGroen Advies (vroeg ochtendbezoek).<br />

Met behulp van een zaklamp en batdetector zijn verblijfplaatsen van vleermuizen in kaart gebracht, waarbij<br />

specifieke aandacht is uitgegaan naar kraamverblijfplaatsen van vleermuizen. Overige soorten zijn tijdens dit<br />

bezoek ook meegenomen;<br />

6. Inventarisatie van het gebied op 9 juli 2009, door twee ecologen van EcoGroen Advies (avondbezoek). Met<br />

behulp van een zaklamp en batdetector zijn verblijfplaatsen van vleermuizen in kaart gebracht, waarbij specifieke<br />

aandacht is uitgegaan naar kraamverblijfplaatsen van vleermuizen. Overige soorten zijn tijdens dit bezoek ook<br />

meegenomen;<br />

7. Inventarisatie van het gebied op 4 augustus 2009, door twee ecologen van EcoGroen Advies (ochtendbezoek).<br />

Met behulp van een zaklamp en batdetector zijn verblijfplaatsen van vleermuizen in kaart gebracht, waarbij<br />

specifieke aandacht is uitgegaan naar paarverblijfplaatsen van Gewone en Ruige dwergvleermuis. Overige<br />

soorten zijn tijdens dit bezoek ook meegenomen;<br />

8. Inventarisatie van het gebied op 21 augustus 2009, door twee ecologen van EcoGroen Advies (ochtendbezoek).<br />

Met behulp van een zaklamp en batdetector zijn verblijfplaatsen van vleermuizen in kaart gebracht, waarbij<br />

specifieke aandacht is uitgegaan naar paarverblijfplaatsen van Gewone en Ruige dwergvleermuis. Overige<br />

soorten zijn tijdens dit bezoek ook meegenomen.<br />

Op basis van de geraadpleegde bronnen en het uitgevoerde veldonderzoek in 2009, waarbij het<br />

plangebied jaarrond in verschillende perioden is onderzocht, is het aannemelijk dat een volledig beeld is<br />

verkregen van de verspreiding van beschermde flora en fauna. In de paragrafen 3.2 en 3.3 is per<br />

soortgroep een beschrijving gegeven van het voorkomen van beschermde soorten binnen de<br />

invloedssfeer van de plannen.<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

5


4 Flora en fauna<br />

4.1 Flora<br />

In het plangebied is tijdens het onderzoek één beschermde plantensoort aangetroffen. Tongvaren (tabel<br />

2) heeft een groeiplek binnen in het hoofdgebouw, op een locatie met veel lichtinval/ daklekkage. Het<br />

betreft een nieuwe vestiging, aangezien de soort tijdens eerder uitgevoerd onderzoek in 2003 en 2004<br />

niet is aangetroffen. In bijlage 3 is de groeiplaats van Tongvaren op kaart weergegeven.<br />

4.2 Fauna<br />

Zoogdieren<br />

Gewone dwergvleermuis<br />

Tijdens alle veldonderzoeken in 2009 zijn vaste verblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis<br />

vastgesteld. In totaal gaat het om drie ruimtelijk gescheiden plekken in de centrale hal van de<br />

aardappelmeelfabriek (zie bijlage 4). De soort bewoont hier afwisselend een smalle spleet tussen twee<br />

betonnen balken (2 locaties) en een ruimte tussen twee houten balken. Onder deze balken zijn ook (veel)<br />

uitwerpselen aangetroffen van Gewone dwergvleermuis. De verblijfplaatsen in de fabriek worden<br />

afwisselend en in wisselende aantallen gebruikt gedurende het gehele jaar. Zo zijn tijdens de rondes in<br />

het voorjaar en najaar verblijfplaatsen van 4-10 exemplaren vastgesteld, terwijl in de zomerperiode 15-40<br />

exemplaren in de verblijfplaatsen aanwezig waren. Naar verwachting wordt de aardappelmeelfabriek het<br />

gehele jaar door gebruikt als winter-, kraam- en zomerverblijfplaats door groepen vrouwtjes Gewone<br />

dwergvleermuis. Omdat ook een baltsend mannetje is waargenomen bij de fabriek tijdens de<br />

onderzoeken op 4 en 21 augustus wordt verwacht dat de fabriek ook als winter-, zomer- en<br />

paarverblijfplaats door één of enkele mannetjes wordt gebruikt.<br />

Daarnaast fungeert het ruige terrein rondom de aardappelmeelfabriek als foerageergebied van maximaal<br />

6 Gewone dwergvleermuizen (met name aan het begin van de avond). Aangezien in de omgeving van<br />

het plangebied voldoende alternatieve foerageergebiedenaanwezig zijn (o.a. lanen, parken, en open<br />

water), wordt niet verwacht dat het plangebied onmisbaar foerageergebied voor Gewone dwergvleermuis<br />

vormt.<br />

Gewone grootoorvleermuis<br />

Gewone grootoorvleermuis is aangetroffen tijdens de veldonderzoeken op 19 maart, 25 juni, 9 juli, 4 en<br />

21 augustus. Op drie locaties zijn hangende/invliegende Gewone grootoorvleermuizen waargenomen en<br />

op in totaal 6 plekken zijn uitwerpselen aangetroffen. Maximaal ging het twee dieren (waarschijnlijk<br />

mannetjes). Hangplekken bestaan uit smalle spleet tussen twee betonnen balken en ruimten tussen twee<br />

houten balken in de centrale hal en op enkele plekken wordt verwacht dat de dieren vrij hangen aan de<br />

plafonnering. Specifiek onderzoek naar paarverblijfplaatsen van Gewone grootoorvleermuis heeft geen<br />

resultaten opgeleverd. Naar verwachting vormt de fabriek dan ook geen paarverblijfplaats. Gezien het<br />

lage aantal waargenomen Gewone grootoorvleermuizen worden kraamverblijfplaats ook niet verwacht.<br />

Vermoedelijk wordt de aardappelmeelfabriek alleen als zomer- en winterverblijfplaats door enkele<br />

mannetjes Gewone grootoorvleermuis gebruikt. Daarnaast vormt het plangebied beperkt<br />

foerageergebied voor deze soort. Zo zijn foeragerende dieren waargenomen in de centrale hal en enkele<br />

aangrenzende vertrekken.<br />

Meervleermuis<br />

Het <strong>Coevorden</strong>-Vecht kanaal langs de westzijde van het plangebied vormt een belangrijke vliegroute<br />

voor minimaal 20 Meervleermuizen. Daarnaast wordt het kanaal beperkt als foerageergebied door deze<br />

soort gebruikt.<br />

Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger<br />

Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger zijn foeragerend in en in de nabijheid van het<br />

plangebied aangetroffen in lage aantallen. Ruige dwergvleermuis is kortstondig tijdens het<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

6


ochtendbezoek op 21 augustus aangetroffen op het ruige terrein rondom de aardappelmeelfabriek.<br />

Laatvlieger (één exemplaar) is alleen tijdens het veldbezoek op 13 mei waargenomen. Tijdens vrijwel alle<br />

veldbezoeken zijn foeragerende Watervleermuizen waargenomen (maximaal 3) boven het <strong>Coevorden</strong>-<br />

Vecht kanaal. Naar verwachting vormt het plangebied en directe omgeving geen onmisbaar<br />

foerageergebied van Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger.<br />

Steenmarter<br />

Verspreid in de gehele aardappelmeelfabriek zijn (verse) uitwerpselen van Steenmarter aangetroffen.<br />

Met name op de zolder van het hoofdgebouw bevinden zich diverse latrines met verse uitwerpselen die<br />

wijzen op recent gebruik door Steenmarter. Vermoedelijk wordt deze zolder ook gebruikt als<br />

voortplantingsplaats van Steenmarter.<br />

Overige tabel 2/3- soorten<br />

Op basis van het uitgevoerde onderzoek, bekende verspreidingsgegevens en het ontbreken van geschikt<br />

biotoop kan de aanwezigheid van overige tabel 2/3-soorten als Waterspitsmuis, Veldspitsmuis,<br />

Boommarter en Eekhoorn worden uitgesloten.<br />

Broedvogels<br />

Broedvogels met jaarrond beschermde nestlocaties<br />

In het plangebied komen broedvogels met jaarrond beschermde nesten tot broeden. Wel wordt de zolder<br />

van de fabriek incidenteel gebruikt als roestplek door Kerkuil.<br />

Overige broedvogels<br />

In en aan de gebouwen zijn Huiszwaluw (41 nesten), Zwarte roodstaart en Kauw broedend aangetroffen.<br />

Verder vormen de omliggende bosschages broedgebied voor Tjiftjaf, Vink, Merel, Zanglijster, Roodborst,<br />

Winterkoning, Zwartkop en Houtduif.<br />

Vissen<br />

Binnen het plangebied ontbreekt permanent oppervlaktewater. De aanwezigheid van vissen kan<br />

derhalve worden uitgesloten.<br />

Amfibieën<br />

Vanwege het ontbreken van permanent oppervlaktewater is voortplanting van amfibieën in het<br />

plangebied uitgesloten. Overwintering van beschermde tabel 2/3 amfibieënsoorten is eveneens niet te<br />

verwachten, aangezien deze soorten niet bekend zijn in de omgeving van het plangebied en niet zijn<br />

aangetroffen tijdens de veldonderzoeken.<br />

Reptielen<br />

Vanwege het ontbreken van geschikt biotoop en het ontbreken van bekende verspreidingsgegevens van<br />

reptielen worden geen reptielen verwacht in het plangebied.<br />

Dagvlinders en libellen<br />

Wegens het ontbreken van geschikt biotoop zijn geen geschikte voortplantingslocaties voor beschermde<br />

vlinder- en libellensoorten aanwezig.<br />

Mieren<br />

In het plangebied zijn geen nestkoepels van beschermde mierensoorten aangetroffen. Beschermde<br />

mierensoorten zijn voornamelijk gebonden aan droge, open (naald)bossen en heideterreinen. In het<br />

plangebied zijn echter geen nestkoepels van beschermde mierensoorten aangetroffen.<br />

Kevers<br />

In Nederland komen/ kwamen vijf beschermde keversoorten voor. Juchtleerkever en Heldenbok zijn al<br />

sinds de jaren ‘70 niet meer in Nederland waargenomen. Drie beschermde keversoorten komen nog wel<br />

voor in Nederland (Vliegend hert, Gestreepte waterroofkever en Brede geelgerande waterroofkever).<br />

Binnen het plangebied is echter geen geschikt biotoop aanwezig voor deze soorten.<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

7


4.3 Conclusie aanwezige tabel 2/3-soorten<br />

Op basis van voorgaande paragrafen wordt geconcludeerd dat de in tabel 1 weergegeven tabel 2/3soorten<br />

binnen de invloedssfeer van de plannen aanwezig zijn. Ten aanzien van deze soorten is een<br />

effectbeoordeling uitgevoerd (hoofdstuk 4).<br />

Tabel 1. Tabel 2/3-soorten binnen de invloedssfeer van de plannen<br />

Flora Zoogdieren Broedvogels Reptielen, amfibieën, vissen, dagvlinders,<br />

libellen en overige ongewervelden<br />

Tongvaren Gewone dwergvleermuis<br />

Gewone grootoorvleermuis<br />

Meervleermuis<br />

Ruige dwergvleermuis<br />

Watervleermuis<br />

Laatvlieger<br />

Steenmarter<br />

Kerkuil Geen relevante soorten<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

8


5 Effecten en beoordeling<br />

5.1 Inleiding<br />

In dit hoofdstuk worden te verwachten effecten beschreven op aanwezige tabel 2/3-soorten, waarbij<br />

onderscheid is gemaakt tussen tijdelijke effecten veroorzaakt tijdens of door de aanlegfase en<br />

permanente effecten. Vervolgens is beoordeeld welke mitigerende maatregelen genomen moeten<br />

worden om de gunstige staat van instandhouding van de verschillende soorten te bewaren gedurende<br />

het gehele sloop- en bouwproces.<br />

5.2 Effectbeschrijving (korte en lange termijn)<br />

In hoofdstuk 3 is per soortgroep reeds beschreven welke soorten binnen de invloedssfeer van de<br />

plannen aanwezig zijn. Voor betreffende soorten wordt in dit hoofdstuk nagegaan of effecten te<br />

verwachten zijn. Het betreft hier de soorten die zijn weergegeven in tabel 1 in §4.3).<br />

Flora<br />

Tongvaren<br />

Tongvaren komt voor binnen in het hoofdgebouw van de aardappelfabriek op een locatie die door een<br />

gelukkige samenloop van omstandigheden geschikt is geworden voor Tongvaren (lekkage door het dak).<br />

Door de sloop van het gebouw zal de groeiplaats van Tongvaren verdwijnen. Op de lange termijn zijn<br />

echter geen negatieve effecten te verwachten op de gunstige staat van instandhouding van de populatie<br />

Tongvarens, mits de planten onder begeleiding van een ter zake kundige verplaatst worden naar een<br />

locatie waar geen werkzaamheden plaatsvinden.<br />

Zoogdieren<br />

Gewone dwergvleermuis<br />

De centrale hal in de aardappelmeelfabriek wordt het gehele jaar gebruikt als winter-, kraam- en<br />

zomerverblijfplaats door groepen vrouwtjes en als winter-, zomer- en paarverblijfplaats door één of<br />

enkele mannetjes Gewone dwergvleermuis.<br />

Door de sloop van het gebouw zullen drie locaties met verblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis<br />

verloren gaan. Door het treffen van mitigerende maatregelen wordt voorkomen dat schade optreedt aan<br />

individuele dieren. Voor Habitatrichtlijn Bijlage IV- soort Gewone dwergvleermuis dient de gunstige staat<br />

van instandhouding op lokaal niveau beoordeeld te worden. Doordat wisselende aantallen zijn<br />

aangetroffen tijdens de uitgevoerde veldbezoeken wordt vermoed dat de soort buiten het fabrieksterrein<br />

ook belangrijke verblijfplaatsen heeft en dat de drie vastgestelde verblijfplaatsen onderdeel uitmaken van<br />

een netwerk van verblijfplaatsen. In de noordelijk gelegen woonwijk is een groot aanbod van potentieel<br />

geschikte verblijfplaatsen aanwezig (met name spouwmuren die toegankelijk zijn via ruimten onder<br />

overhangende dakpannen). Dat deze woonwijk ook wordt bewoond door Gewone dwergvleermuis wordt<br />

gesterkt door de aanwezigheid van een paarverblijfplaats van Gewone dwergvleermuis die in de<br />

woonwijk is vastgesteld op 21 augustus 2009 en waarnemingen van Gewone dwergvleermuis tijdens het<br />

vroege ochtendbezoek op 25 juni 2009, die het plangebied met een rechtlijnige vlucht passeerden in de<br />

richting van de noordelijk gelegen woonwijk.<br />

Verwacht wordt dat op de korte termijn voldoende uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn in de noordelijk<br />

gelegen woonwijk en door voorafgaand aan de sloop vervangende verblijfplaatsen aan te bieden in de<br />

vorm van vleermuiskasten. Door vleermuiskasten te plaatsen en mitigerende maatregelen te verrichten<br />

(zie §5.3) kan schade op Gewone dwergvleermuis op de korte termijn voorkomen worden. Door in de<br />

nieuwe bebouwing vervangende verblijfplaatsen aan te bieden voor Gewone dwergvleermuis blijft de<br />

gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie Gewone dwergvleermuis ook op de lange<br />

termijn gewaarborgd.<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

9


Gewone grootoorvleermuis<br />

De centrale hal in de aardappelmeelfabriek wordt met uitzondering van het vroege voorjaar als winter-<br />

en zomerverblijfplaats door één of twee, vermoedelijk mannelijke Gewone grootoorvleermuizen gebruikt.<br />

Door de sloop van het gebouw gaan zes verblijfplaatsen van Gewone grootoorvleermuis verloren,<br />

waarvan er minimaal drie recent (2009) bewoond zijn. Door het treffen van mitigerende maatregelen<br />

wordt voorkomen dat schade optreedt aan individuele dieren. Voor HRL Bijlage IV- soort Gewone<br />

grootoorvleermuis dient de gunstige staat van instandhouding op lokaal niveau beoordeeld te worden.<br />

Gewone grootoorvleermuis gedraagt zich opportunistisch in hun keuze van verblijfplaatsen. Ze worden<br />

zowel op zolders, achter betimmeringen, daklijsten en vensterluiken, in spouwmuren en onder<br />

dakpannen, als in holten en spleten in bomen en in vleermuiskasten gevonden. Een groep Gewone<br />

grootoorvleermuizen leeft in een netwerk van een groot aantal bij elkaar gelegen verblijfplaatsen, waarbij<br />

de dieren vaak verhuizen. Door dit opportunistische gedrag van Gewone grootoorvleermuis wordt<br />

verwacht dat op de korte termijn uitwijkmogelijkheden aanwezig zijn in de directe omgeving van het<br />

plangebied (o.a. in gebouwen en een nieuwe vleermuisbunker op industrieterrein ‘Klinkenvlier’, die in<br />

2003 al door Gewone grootoorvleermuis gebruikt werd) en door voorafgaand aan de sloop vervangende<br />

verblijfplaatsen aan te bieden in de vorm van vleermuiskasten.<br />

Door vleermuiskasten te plaatsen en mitigerende maatregelen te verrichten (zie §5.3) kan schade op<br />

Gewone grootoorvleermuis op de korte termijn voorkomen worden. Door in de nieuwe bebouwing<br />

vervangende verblijfplaatsen aan te bieden voor Gewone grootoorvleermuis blijft de gunstige staat van<br />

instandhouding van de lokale populatie Gewone grootoorvleermuis ook op de lange termijn<br />

gewaarborgd.<br />

Steenmarter<br />

In de gehele fabriek zijn (verse) uitwerpselen aangetroffen van Steenmarter, die wijzen op bewoning van<br />

de soort. Verse uitwerpselen concentreren zich met name op de zolder van het hoofdgebouw.<br />

Vermoedelijk wordt deze zolder ook gebruikt als voortplantingsplaats van Steenmarter.<br />

Door de sloop van de aardappelmeelfabriek gaan verblijfplaatsen van Steenmarter verloren. Door het<br />

treffen van mitigerende maatregelen wordt voorkomen dat schade optreedt aan individuele dieren. Voor<br />

tabel 2-soort Steenmarter dient de gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau beoordeeld te<br />

worden.<br />

Steenmarters kunnen binnen het leefgebied tientallen schuilplaatsen hebben in takkenhopen,<br />

boomholtes, dichte struwelen, op zolders en in kruipruimten; slechts een gering aantal (3-5)<br />

hiervan wordt regelmatig gebruikt 3 . Door de sloop van de fabriek zal één van regelmatig gebruikte<br />

verblijfplaats/ schuilplaats (zolder) van Steenmarter verdwijnen. Aangezien de soort mobiel is en<br />

meerdere verblijfplaatsen gebruikt, is Steenmarter niet afhankelijk van één bepaalde verblijfplaats.<br />

Omdat er voldoende alternatieve schuilmogelijkheden zijn voor Steenmarter in de omgeving<br />

van het onderzoeksgebied – bedrijventerrein en woonwijken – en de landelijke populatietrend van<br />

Steenmarter gunstig is, zal de ingreep geen effect hebben op de gunstige staat van instandhouding van<br />

Steenmarter.<br />

Meervleermuis<br />

Het <strong>Coevorden</strong>-Vecht kanaal langs de westzijde van het plangebied vormt een belangrijke vliegroute van<br />

minimaal 20 Meervleermuizen.<br />

Indien in het plangebied verlichting wordt aangebracht die het <strong>Coevorden</strong>-Vecht kanaal verlicht, kan<br />

schade optreden aan de belangrijke vliegroute van Meervleermuis die het wateroppervlak van het kanaal<br />

vormt. Meervleermuis is namelijk erg gevoelig voor licht op haar vliegroute 4 . Schade aan de vliegroute<br />

van Meervleermuis is eenvoudig te voorkomen door in het plangebied geen uitstralende lichtbronnen te<br />

situeren in de periode dat Meervleermuizen in hun zomerverblijfplaatsen aanwezig zijn (1 april tot en met<br />

1 oktober). Dit geldt tijdens de sloop- en bouwfase, maar ook na ingebruikname van het nieuwe gebouw.<br />

Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger<br />

Watervleermuis, Ruige dwergvleermuis en Laatvlieger zijn foeragerend in en in de nabijheid van het<br />

3 Lange, R., P. Twisk, A. van Winden & A. Diepenbeek (1994). Zoogdieren van West-Europa. Uitgegeven door de KNNV.<br />

4 Limpens, H.J.G.A., P.Twisk & G. Veenbaas (2004). Met vleermuizen overweg. Brochure over vleermuizen en de wijze waarop<br />

bij planning, aanleg, reconstructie en beheer van wegen praktische invulling kan worden gegeven aan de wettelijke zorgplicht<br />

voor vleermuizen. Uitgave Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Dienst Wegen Waterbouwkunde, Delft, en de<br />

Zoogdiervereniging, Arnhem. 24 pp.<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

10


plangebied aangetroffen in lage aantallen. Er is geen sprake van aantasting van onmisbaar<br />

foerageergebied te verwachten als gevolg van de voorgenomen maatregelen. Het treffen van<br />

mitigerende maatregelen is niet aan de orde.<br />

Broedvogels<br />

Broedvogels met jaarrond beschermde nestlocaties<br />

De zolder van de fabriek wordt incidenteel gebruikt als roestplek door Kerkuil.<br />

Als gevolg van de sloop van de fabriek zal deze roestplek verdwijnen. De incidenteel gebruikte roestplek<br />

vormt echter geen onmisbaar onderdeel van het leefgebied van Kerkuil. Door het verlies van de roestplek<br />

zal de gunstige staat van instandhouding van Kerkuil niet in gevaar komen.<br />

Overige broedvogels<br />

In en aan de gebouwen zijn Huiszwaluw (41 nesten), Zwarte roodstaart en Kauw broedend aangetroffen.<br />

Verder vormen de omliggende bosschages broedgebied voor Tjiftjaf, Vink, Merel, Zanglijster, Roodborst,<br />

Winterkoning, Zwartkop en Houtduif.<br />

Voor vrijwel alle aangetroffen en te verwachten broedvogels geldt dat deze weinig kritisch zijn en<br />

dermate algemeen voorkomen in Nederland zijn dat er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn in de<br />

omgeving van het plangebied. Een uitzondering hierop is Huiszwaluw. Deze soort is opgenomen op de<br />

Rode Lijst van bedreigde broedvogels (status ‘gevoelig’) en is in vrij hoge aantallen broedend<br />

aangetroffen. Voor deze soort is het wenselijk om maatregelen te nemen, die zorgen dat ook in de<br />

toekomst broedgelegenheid aanwezig blijft voor Huiszwaluw. Verwacht wordt dat voor alle aangetroffen<br />

en te verwachten broedvogels de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar komt.<br />

Vissen, reptielen, dagvlinders, libellen, mieren en kevers<br />

Aangezien geen beschermde vissen, reptielen, dagvlinders, libellen, mieren en kevers in het plangebied<br />

verwacht worden, is aantasting van beschermde exemplaren van deze soortgroepen niet aan de orde.<br />

Conclusie<br />

Op basis van voorgaande effectbeschrijving wordt geconcludeerd dat ten aanzien van Tongvaren,<br />

Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Meervleermuis en Steenmarter mitigerende<br />

maatregelen moeten worden getroffen, zoals beschreven in §5.3. Maatregelen ten aanzien van<br />

Huiszwaluw hebben een meer vrijblijvend karakter.<br />

5.3 Mitigerende maatregelen<br />

Inleiding<br />

Door de relatief hoge natuurwaarden in en aan het gebouw, waar vooral aanwezige vleermuizen<br />

regelmatig van verblijfplaats wisselen, is het van groot belang dat de sloopwerkzaamheden plaatsvinden<br />

onder begeleiding van een ter zake kundige op het gebied van zoogdieren en flora.<br />

Uit de effectbeoordeling in §5.2 is gebleken dat negatieve effecten alleen te verwachten zijn op<br />

Tongvaren, Steenmarter, Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Meervleermuis en<br />

broedvogels. Onderstaand wordt per soort beschreven welke mitigerende maatregelen worden<br />

genomen. Specifiek voor Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis en Huiszwaluw wordt in<br />

bijlage 8, 9, 11 en 12 beschreven welke positieve ervaringen zijn opgedaan met enkele voorgestelde<br />

mitigerende maatregelen.<br />

Tongvaren<br />

Om de functionaliteit van de groeiplaats van Tongvaren te bewaren worden de onderstaande<br />

mitigerende maatregelen uitgevoerd:<br />

• De varens worden in de tuin van het toekomstige appartementencomplex geplaatst;<br />

• Het blok met de varens wordt als geheel geïntegreerd in een lage muur welke met dat doel zal<br />

worden gemetseld;<br />

• De bodem achter de muur wordt op gelijke hoogte gebracht als de muur zelf, zodat een goede<br />

vochtvoorziening gegarandeerd is;<br />

• De varens zullen op het oosten of noorden zijn georiënteerd;<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

11


• De verplaatsing van het muurblok met de varens vindt plaats tussen 1 augustus en 1 april (aan het<br />

eind van en buiten het groeiseizoen van Tongvaren);<br />

• Met betrekking tot het verwijderen en terugplaatsen van de exemplaren van Tongvaren en<br />

muurdelen wordt advies ingewonnen door een ter zake deskundige op het gebied van planten.<br />

Steenmarter<br />

Om functionaliteit van het leefgebied te bewaren en schade aan individuen te voorkomen worden de<br />

onderstaande mitigerende maatregelen uitgevoerd:<br />

• Sloop van de gebouwen met verblijfplaatsen van Steenmarter vindt plaats buiten de<br />

voortplantingsperiode (half april-augustus) van Steenmarter of wanneer is vastgesteld dat geen<br />

voortplanting van Steenmarter plaatsvindt.<br />

Gewone dwergvleermuis en Gewone grootoorvleermuis<br />

Om functionaliteit van het leefgebied te bewaren en schade aan individuen te voorkomen worden de<br />

onderstaande mitigerende maatregelen uitgevoerd:<br />

• Voorafgaand aan de werkzaamheden worden voor Gewone dwergvleermuis twee grote<br />

vleermuiskasten (zie bijlage 8) opgehangen op vier tot zes meter hoogte aan gevels van gebouwen<br />

in de omgeving van de aardappelmeelfabriek. Voor Gewone grootoorvleermuis worden drie kleine<br />

vleermuiskasten (zie bijlage 9) opgehangen aan bomen/ gevels van gebouwen in de omgeving van<br />

de aardappelmeelfabriek. Voor een kaart met het zoekgebied voor de locaties van de kasten wordt<br />

verwezen naar Bijlage 10. Deze kasten hebben als doel de vleermuizen tijdens de werkzaamheden<br />

een zo groot mogelijk aanbod te bieden aan verblijfsruimten;<br />

• De sloop van de panden wordt tussen half maart en eind april of tussen eind september en half<br />

november uitgevoerd, wanneer de buitentemperatuur ‘s nachts minimaal 5 graden Celsius bedraagt;<br />

• Omdat het praktisch onmogelijk is om het gehele pand ongeschikt te maken voor vleermuizen,<br />

dienen vooral de (oude) locaties met verblijfplaatsen ongeschikt gemaakt te worden voor<br />

vleermuizen. Het gaat dan met name om ruimten tussen houten en betonnen balken. De<br />

verblijfplaatsen tussen de betonnen balken kunnen ongeschikt gemaakt te worden door de opening<br />

af te dekken met een eenrichtingsafsluiting ('exclusion flap'), zodanig dat de vleermuizen wel kunnen<br />

vertrekken maar niet meer kunnen terugkeren. Deze afsluiting mag niet verhinderen dat aanwezige<br />

vleermuizen de uitvliegopening nog kunnen vinden. Tevens is het van belang dat de afsluiting niet<br />

kan openwaaien. Verblijfplaatsen tussen houten balken zijn vrij eenvoudig visueel te controleren op<br />

aanwezigheid van vleermuizen. Bij afwezigheid van vleermuizen kunnen ruimten tussen houten<br />

balken ongeschikt gemaakt worden door middel van dichtpurren of wellicht zelfs het verwijderen van<br />

de houten balken. Door het uitvoeren van één of meerdere controlebezoeken - minimaal een week<br />

na uitvoering van bovenstaande mitigerende maatregelen – kan vastgesteld worden of vleermuizen<br />

daadwerkelijk de fabriek hebben verlaten en of de sloop van het gebouw gestart kan worden;<br />

• De spouwmuren in de nieuwbouw worden geschikt gemaakt als vaste rust- of verblijfplaats voor<br />

vleermuizen. Om de zes tot acht meter worden openingen (bijvoorbeeld stootvoegen) in de muur<br />

aangebracht naar een ruimte in de spouw waar de vleermuizen kunnen verblijven en worden<br />

vleermuiskasten aangebracht. De spouwmuren/stenen vleermuiskasten zullen op termijn de functie<br />

van de houten vleermuiskasten overnemen;<br />

• De bovenstaande maatregelen worden uitgevoerd onder toezicht van een deskundige op het gebied<br />

van vleermuizen.<br />

Meervleermuis<br />

Om functionaliteit van het leefgebied te bewaren en schade aan individuen te voorkomen worden de<br />

onderstaande mitigerende maatregelen uitgevoerd:<br />

• De verlichting van het plangebied tijdens en na de werkzaamheden vindt plaats door middel van<br />

objectgerichte verlichting. Verstrooiing van licht op het <strong>Coevorden</strong>-Vechtkanaal wordt zo veel<br />

mogelijk tegengegaan. Bij de keuze van de soort verlichting in het plangebied wordt rekening<br />

gehouden met het effect van licht op vleermuizen en Meervleermuis in het bijzonder;<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

12


Broedvogels<br />

• De sloop van de panden wordt uitgevoerd buiten de broedtijd van Huiszwaluw, Kauw en Zwarte<br />

roodstaart (15 maart tot en met 1 oktober) of wanneer vaststaat dat geen nestbouw, nestbroed en<br />

verzorging van jongen plaatsvindt;<br />

• Het verwijderen van beplanting en ruigte vindt plaats buiten het broedseizoen (15 februari-15<br />

november) van soorten die op dergelijke plekken broeden (onder andere de vroeg broedende Merel<br />

en de laat broedende Houtduif). Indien in de periode 15 februari-15 november gestart wordt met<br />

deze werkzaamheden, dient te worden nagegaan of in aanbouw zijnde nesten/ bewoonde nesten<br />

van broedvogels aanwezig zijn;<br />

• Wenselijk: het is aan te bevelen om de (nieuwe) voorgevel geschikt te maken als broedplek voor<br />

Huiszwaluw door Huiszwaluwvriendelijk te bouwen en/of nestkommen aan te brengen.<br />

Ecologisch werkprotocol sloop voormalige aardappelmeelfabriek <strong>Coevorden</strong><br />

13


Bijlage 1: Topografische kaart


Bijlage 2: Inrichtingschets


Bijlage 3: Tongvaren


Bijlage 4: Gewone dwergvleermuis


Bijlage 5: Gewone grootoorvleermuis


Bijlage 6: Meervleermuis


Bijlage 7: Steenmarter


Bijlage 8 Grote vleermuiskast<br />

Kraamkolonies van Gewone dwergvleermuizen worden voornamelijk in gebouwen aangetroffen; meestal in kleine aantallen, maar soms in groepen van enkele honderden<br />

exemplaren. Als een bekende verblijfplaats van Gewone dwergvleermuizen verdwijnt, bijvoorbeeld als een gebouw wordt gerenoveerd, wordt vaak als compensatie het<br />

ophangen van een vleermuiskast geadviseerd. Tot voor kort bleek dat echter geen oplossing te bieden. De gebruikte kasten zijn meestal te klein voor kraamkolonies.<br />

Grote vleermuiskasten (1,8 meter bij 1 meter) zijn met succes toegepast bij de mitigatie van verblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis. Hiervan zijn enkele voorbeelden:<br />

Tilburg<br />

In verband met de renovatie van gebouw van Tilburgsche Waterleiding Maatschappij. De kast is in maart 2004 opgehangen. In 2004 is de kast door slechts 2 dieren gebruikt,<br />

maar de daarop volgende jaren werden resp. 84 (2005), 235 (2006) en 261 (2009) dieren waargenomen.<br />

Bron: www.vzz.nl en http://www.batcon.org/pdfs/BATSmag/batsfall06.pdf<br />

Enschede<br />

In verband met de vervangende nieuwbouw in een woonwijk in Twente is in 2008 een grote vleermuiskast opgehangen. In 2009 is de kast al door enkele dieren gebruikt.<br />

Bron: H. Bouman (ingenieurs en adviesbureau Tauw)<br />

Figuur 1: Grote vleermuiskast (Foto: Erik Korsten)


Bijlage 9 Kleine vleermuiskast<br />

Gewone grootoorvleermuizen gebruiken een breed scala aan verblijfplaatsen. Als monitoringsmethode worden voor vleermuizen o.a. vleermuiskasten gebruikt van het Model<br />

Boshamer. Vooral Gewone grootoorvleermuis blijkt dit type kast veelvuldig te gebruiken. Het is dan ook een zeer geschikte mitigerende maatregel. Enkele voorbeelden:<br />

Boswachterij Staphorst (Overijssel)<br />

Verspreid in de Boswachterij zijn sinds 1996 vleermuiskasten opgehangen. Deze worden o.a. gebruikt door kleine groepjes Gewone grootoorvleermuizen.<br />

Bron: mondelinge mededeling Theo Douma<br />

Kop van Noord-Holland<br />

Op verschillende locaties in de Kop van Noord-Holland zijn vleermuiskasten opgehangen. Deze worden, met uitzondering van de winterperiode het gehele jaar door gebruikt<br />

door Gewone grootoorvleermuis.<br />

Bron: www.ivn-eemland.nl en www.knnv.nl/denhelder<br />

Figuur 2: Kleine vleermuiskast (Foto: Marco van der Sluis)


Bijlage 10 Zoekgebied vleermuiskasten


Bijlage 11 Vervangende verblijfplaatsen in nieuwe gebouwen<br />

Om een duurzame oplossing te vinden voor het verlies van de verblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis zullen verschillende voorzieningen aangebracht worden in de<br />

nieuwe voorgevel van het appartementencomplex:<br />

Open stootvoegen op minimaal een halve meter onder de bovenrand van het gebouw (om warmteverlies en tocht te voorkomen);<br />

Plaatvormig isolatiemateriaal, waardoor er een luchtspouw van circa 4 centimeter aanwezig blijft;<br />

Het inmetselen van vleermuiskasten (vleermuiskoker van 2FR Schwegler) op vier locaties;<br />

Het geschikt maken van de spouwruimte rond de vleermuiskasten met betrekking tot de keuze van het isolatiemateriaal (spouwplaat Mupan Ultra, merk Isover. Deze<br />

heeft aan de spouwzijde een aluminiumfoliezijde).<br />

Figuur 3: vleermuiskast 2FR Schwegler (Foto: www.alanaecology.com)


Bijlage 12 Huisvestiging Huiszwaluw<br />

Voor het huisvesten van Huizwaluw zijn meerdere opties:<br />

Toelaten nesten Huiszwaluw aan bestaande woningen<br />

Bebouwing met overhangende, lichtgekleurde overstekken zijn zeer geschikt als broedlocatie voor Huiszwaluw.<br />

Vaak zijn bewoners echter niet gediend van de aanwezigheid van Huiszwaluw, vanwege de vogelpoep op de<br />

ramen. Door het plaatsen van houten planken aan de buitenmuur kan dit voorkomen worden en kan Huiszwaluw<br />

ongestoord broeden. Deze maatregel is echter afhankelijk van de medewerking van de bewoners.<br />

Plaatsen houtbetonnen huiszwaluwnesten nieuwe bebouwing<br />

Het plaatsen van houtbetonnen Huiszwaluwnesten is een eenvoudige maatregel om het verlies aan<br />

broedgelegenheid te compenseren. De van houtbeton vervaardigde Zwaluwnesten bestaan uit 75% uit hout,<br />

hebben een lange levensduur en zijn bovendien weersbestendig en temperatuurregulerend.<br />

Figuur 4 en 5: Modellen Huiszwaluwnesten (het model links kan onder een overstek bevestigd worden, het model rechts kan<br />

ook ‘vrij’ hangen)<br />

Realiseren geschikte nestlocaties Huiszwaluw (optie 1)<br />

Indien de architectuur van de te realiseren bebouwing afgestemd wordt<br />

op de eisen van Huiszwaluw, kan de nieuwe bebouwing ook geschikt<br />

worden als broedlocatie voor Huiszwaluw. Huiszwaluw maakt gebruik<br />

van overstekken in een lichte kleur; donkere overstekken worden<br />

gemeden. Elementen (b.v. gordingen) onder de overstek bieden extra<br />

houvast aan de nesten.<br />

Figuur 6: Woningbouw in Stadshagen (Zwolle) van ca. 10 jaar oud. Deze<br />

gebouwen zijn – waarschijnlijk onbewust – onder ‘Huiszwaluwvriendelijke’<br />

architectuur gebouwd.<br />

Realiseren geschikte nestlocaties Huiszwaluw (optie 2)<br />

In Duitsland zijn goede ervaringen opgedaan met het plaatsen van zogaande<br />

Huiszwaluwtillen als vervangende broedgelegenheid voor Huiszwaluwen bij onder<br />

andere renovaties van woonwijken. Inmiddels zijn er in Nederland ook op diverse<br />

plekken van dergelijke Huiszwaluwtillen geplaatst (o.a. in Biddinghuizen, Soest en<br />

Hindeloopen).<br />

Figuur 7: Huiszwaluwtil in Biddinghuizen.


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

95


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

96


Bijlage 4 Inspraakverslag<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

97


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

98


Mondelinge inspraakreactie Smurfit Kappa<br />

Voorontwerp bestemmingsplan “<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>”<br />

Datum: 9 mei 2011, 9.00 – 9.30<br />

Locatie: gemeentehuis te Dalen<br />

Aanwezig: De heer Deuring, plant facilitator Smurfit Kappa<br />

Mevrouw Sakkers, gemeente <strong>Coevorden</strong><br />

De heer Deuring uit namens het bedrijf Smurfit Kappa zijn zorgen omtrent geluid- en geurhinder voor<br />

de geplande woningen op het terrein van de voormalige aardappelmeelfabriek.<br />

Mevrouw Sakkers licht toe dat er rekening is gehouden met het gezoneerde industrieterrein<br />

Leeuwerikenveld 1 en de vergunde milieuruimte aan omliggende bedrijven, waaronder Smurfit Kappa.<br />

Geluid<br />

De heer Deuring geeft aan dat uit het kaartje in de toelichting van het voorontwerp bestemmingsplan<br />

“<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>” op pagina 18 blijkt dat de geplande woningen binnen de 50 dB(A) en<br />

de appartementen zelfs binnen de 55 dB(A) contour vallen.<br />

Mevrouw Sakkers licht toe dat er daarom voor de appartementen een dove gevel wordt gecreëerd.<br />

Het fabrieksgebouw zal daarmee voor een gedeelte van de achterliggende woningen ook als<br />

geluidsbarrière fungeren. Hiertoe is in maart 2011 nog nader akoestisch onderzoek verricht. Hieruit<br />

blijkt dat ondanks de geluidswerende functie van het fabrieksgebouw voor 2 woningen de maximale<br />

grenswaarde van 55 dB(A) overschreden wordt. Hiervoor moet nog een oplossing worden gevonden.<br />

De heer Deuring geeft aan te begrijpen dat het wettelijk allemaal wel zal kloppen, maar dat neemt niet<br />

weg dat toekomstige bewoners het geluid toch als hinderlijk kunnen gaan ervaren en dat er dus<br />

klachten komen. Dit wil hij graag voorkomen.<br />

Geur<br />

De heer Deuring geeft aan dat de geplande woningen ook vallen binnen de geurcontour van Smurfit<br />

Kappa.<br />

Mevrouw Sakkers licht toe dat het plangebied weliswaar ligt binnen de geurcontour waarvan de nota<br />

Stankbeleid aangeeft dat woningbouw nog wél is toegestaan, maar dat hiermee terughoudend moet<br />

worden omgegaan. De gemeente <strong>Coevorden</strong> heeft echter argumenten om toch op deze locatie<br />

woningen te bouwen:<br />

- de bouw van de woningen op het Bogasterrein is een vergelijkbare situatie (ligt binnen<br />

dezelfde geurcontouren) en is door de Raad van State als aanvaardbaar en niet in strijd met<br />

goede ruimtelijke ordening beoordeeld;<br />

- in 2008 is inventariserend onderzoek uitgevoerd en is de geursituatie als acceptabel<br />

beoordeeld;<br />

- er zijn door gewoners geen klachten over geur ingediend bij de provincie.<br />

Ook hierover geeft de heer Deuring aan toch klachten van toekomstige bewoners te vrezen. Smurfit<br />

Kappa wil graag de verhouding met haar omgeving goed houden.<br />

Verdere procedure<br />

Hierna zal het bestemmingsplan (eventueel aangepast n.a.v. inspraakreacties) als ontwerp ter inzage<br />

worden gelegd. Tijdens deze termijn kan een zienswijze worden ingediend. Het indienen van een<br />

zienswijze is voorwaarde om later een beroep in te stellen tegen het vastgestelde plan bij de afdeling<br />

Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De gemeente <strong>Coevorden</strong> heeft geen hoorcommissie.


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

101


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

102


Regels<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

103


estemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

104


Hoofdstuk 1 Inleidende regels<br />

Artikel 1 Begrippen<br />

1.1 plan<br />

het bestemmingsplan <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong> van de gemeente <strong>Coevorden</strong>;<br />

1.2 bestemmingsplan<br />

1.3 aanbouw<br />

1.4 aanduiding<br />

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand<br />

NL.IMRO.0109.BP00004-0003 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;<br />

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee<br />

het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden<br />

van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het<br />

hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;<br />

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar<br />

ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het<br />

bebouwen van deze gronden;<br />

1.5 aanduidingsgrens<br />

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;<br />

1.6 aaneengebouwde woning<br />

1.7 aanpijling<br />

1.8 bebouwing<br />

een woning die deel uitmaakt van een in een rij aaneengebouwd woningblok;<br />

een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen<br />

aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de<br />

aangepijlde gronden;<br />

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;<br />

1.9 bebouwingspercentage<br />

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale<br />

oppervlakte van nader aangegeven gronden;<br />

1.10 bestemmingsgrens<br />

de grens van een bestemmingsvlak;<br />

1.11 bestemmingsvlak<br />

1.12 bijgebouw<br />

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;<br />

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden<br />

kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is<br />

aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

105


1.13 bouwen<br />

1.14 bouwgrens<br />

1.15 bouwlaag<br />

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het<br />

vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen<br />

of veranderen van een standplaats;<br />

de grens van een bouwvlak;<br />

1.16 bouwperceel<br />

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke<br />

hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane<br />

grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;<br />

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar<br />

behorende bebouwing is toegelaten;<br />

1.17 bouwperceelgrens<br />

1.18 bouwvlak<br />

1.19 bouwwerk<br />

1.20 dak<br />

1.21 gebouw<br />

1.22 hoofdgebouw<br />

1.23 maaiveld<br />

1.24 nadere eis<br />

1.25 onderbouw<br />

1.26 peil<br />

een grens van een bouwperceel;<br />

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de<br />

regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;<br />

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die<br />

hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun<br />

vindt in of op de grond;<br />

iedere bovenbeïndiging van een gebouw;<br />

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk<br />

met wanden omsloten ruimte vormt;<br />

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een<br />

bouwperceel kan worden aangemerkt;<br />

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat<br />

een bouwwerk omgeeft;<br />

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;<br />

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden<br />

peil;<br />

a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:<br />

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;<br />

b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:<br />

de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

106


ouw;<br />

1.27 plankaart<br />

c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot<br />

onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen<br />

peil;<br />

a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan;<br />

b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan;<br />

1.28 twee-aaneenwoning<br />

1.29 uitbouw<br />

1.30 voorgevel<br />

1.31 woning<br />

1.32 woongebouw<br />

1.33 woonhuis<br />

een woning van het type twee-aaneengebouwd;<br />

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een<br />

hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het<br />

hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.<br />

Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;<br />

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere<br />

zijden aan een weg grenst, de als zodanig door of namens burgemeester en<br />

wethouders aan te wijzen gevel;<br />

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk<br />

huishouden;<br />

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar<br />

gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid<br />

beschouwd kan worden;<br />

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

107


Artikel 2 Wijze van meten<br />

2.1 Bouwwerken<br />

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:<br />

2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:<br />

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen<br />

gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals<br />

schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.<br />

2.1.2 De breedte van een gebouw:<br />

2.1.3 De dakhelling:<br />

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.<br />

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.<br />

2.1.4 De goothoogte van een bouwwerk:<br />

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een<br />

daarmee gelijk te stellen constructiedeel.<br />

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:<br />

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het<br />

hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.<br />

2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk:<br />

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,<br />

neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter<br />

plaatse van het bouwwerk.<br />

2.2 Ondergeschikte bouwdelen<br />

2.3 Maatvoering<br />

2.4 Meten<br />

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,<br />

gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels,<br />

balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van<br />

bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.<br />

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:<br />

a. voor lengten in meters (m);<br />

b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);<br />

c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);<br />

d. voor verhoudingen in procenten (%);<br />

e. voor hoeken/hellingen in graden (º).<br />

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

108


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels<br />

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening<br />

3.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. transformatoren en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen en<br />

behoeve van het openbaar nut;<br />

met daarbijbehorende:<br />

b. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;<br />

c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;<br />

d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;<br />

e. erven;<br />

f. terreinen.<br />

3.2 Bouwregels<br />

3.2.1 Gebouwen<br />

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend<br />

bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.<br />

Voor een gebouw gelden de volgende regels:<br />

a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.<br />

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:<br />

a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

109


Artikel 4 Groen<br />

4.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. groenvoorzieningen;<br />

met daarbijbehorende:<br />

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />

c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;<br />

d. paden en verhardingen;<br />

e. speelvoorzieningen;<br />

f. water;<br />

4.2 Bouwregels<br />

g. waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste<br />

van de bestemming worden gebouwd.<br />

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

4.3 Nadere eisen<br />

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:<br />

a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.<br />

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de<br />

afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:<br />

a. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

b. de verkeersveiligheid;<br />

c. de sociale veiligheid.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

110


Artikel 5 Tuin<br />

5.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. tuin, behorende bij woningen;<br />

met daarbijbehorende:<br />

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />

c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;<br />

d. voorzieningen.<br />

5.2 Bouwregels<br />

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.<br />

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:<br />

a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1 m bedragen.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

111


Artikel 6 Verkeer<br />

6.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. wegen, straten en paden;<br />

b. parkeervoorzieningen;<br />

met daarbijbehorende:<br />

c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />

d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;<br />

e. water;<br />

f. waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

g. groenvoorzieningen;<br />

h. parkeervoorzieningen;<br />

6.2 Bouwregels<br />

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van<br />

het doorgaande verkeer.<br />

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen<br />

gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.<br />

6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:<br />

a. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

112


Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied<br />

7.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. wegen, straten en paden;<br />

b. parkeervoorzieningen;<br />

met daarbijbehorende:<br />

c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />

d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;<br />

e. water;<br />

f. waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

g. groenvoorzieningen;<br />

h. parkeervoorzieningen;<br />

7.2 Bouwregels<br />

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op verblijf.<br />

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend<br />

bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.<br />

7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:<br />

a. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

113


Artikel 8 Wonen<br />

8.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. wonen in woonhuizen;<br />

b. de waterhuishouding;<br />

met daarbijbehorende:<br />

c. gebouwen;<br />

d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />

e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;<br />

f. tuinen;<br />

g. erven;<br />

8.2 Bouwregels<br />

met dien verstande dat bij twee-aaneenwoningen moet worden voorzien in een<br />

parkeerplaats op het eigen erf.<br />

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste<br />

van de bestemming worden gebouwd.<br />

8.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:<br />

a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;<br />

b. een hoofdgebouw mag aaneengebouwd worden gebouwd, met dien verstande dat<br />

ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen ' ook twee-aaneenwoningen mogen<br />

worden gebouwd;<br />

c. de breedte van een woonhuis mag niet minder dan 5 m bedragen;<br />

d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij<br />

aaneengebouwde woningen geldt dat de goothoogte van de voorgevel - in verband<br />

met de bouw van bouwkundige accenten - voor niet meer dan de helft van de<br />

gevelbreedte van het woningblok mag worden verhoogd tot 9 m;<br />

e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij<br />

aaneengebouwde woningen geldt dat die bouwhoogte - in verband met de bouw van<br />

bouwkundige accenten - mag worden verhoogd tot 10,5 m;<br />

f. in geval van een aangeduide goothoogte mag de dakhelling niet minder dan 30° en<br />

niet meer dan 60º bedragen, met dien verstande dat dit niet geldt bij de onder d<br />

bedoelde verhoging.<br />

8.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen<br />

Voor een aanbouw, een uitbouw en een bijgebouw gelden de volgende regels:<br />

a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet<br />

minder dan 3 m bedragen;<br />

b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 0,5 m bedragen,<br />

tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;<br />

c. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijgebouwen<br />

mag niet meer bedragen dan 50% van het bij het hoofdgebouw behorende<br />

bouwperceel, met een maximum van 50 m²;<br />

d. de goothoogte van een aanbouw, een uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag<br />

niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

114


verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het<br />

hoofdgebouw;<br />

e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;<br />

f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.<br />

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

8.3 Nadere eisen<br />

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:<br />

a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het<br />

hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet<br />

meer dan 1 m bedragen;<br />

b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.<br />

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de<br />

afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:<br />

a. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

b. een goede woonsituatie;<br />

c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.<br />

8.4 Afwijken van de bouwregels<br />

8.4.1 Omgevingsvergunning<br />

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het<br />

bepaalde:<br />

8.4.2 Afwegingskader<br />

a. 8.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot<br />

tot niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de omgevingsvergunning verleend<br />

kan worden voor niet meer dan de helft van de gevelbreedte;<br />

b. 8.2.2 onder a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de<br />

voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;<br />

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4 vindt een evenredige<br />

belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:<br />

a. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

b. een goede woonsituatie;<br />

c. de verkeersveiligheid;<br />

d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;<br />

e. de sociale veiligheid.<br />

8.5 Specifieke gebruiksregels<br />

8.5.1 Strijdig gebruik<br />

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:<br />

a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;<br />

b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

115


Artikel 9 Wonen - Woongebouw<br />

9.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. wonen in een woongebouw;<br />

b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden ', tevens het behoud,<br />

de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden;<br />

c. de waterhuishouding;<br />

met daarbijbehorende:<br />

d. gebouwen;<br />

e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />

f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;<br />

g. tuinen;<br />

h. erven;<br />

9.2 Bouwregels<br />

Op de voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend<br />

bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.<br />

9.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:<br />

a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;<br />

b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 15 m;<br />

c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 22 m;<br />

d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden ' geldt dat de gevel van<br />

het gebouw zoals die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp<br />

van dit plan, gehandhaafd dient te worden.<br />

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:<br />

a. de bouwhoogte van een schoorsteen mag niet meer dan 30 m bedragen;<br />

b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

116


Hoofdstuk 3 Algemene regels<br />

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel<br />

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan<br />

waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling<br />

van latere bouwplannen buiten beschouwing.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

117


Artikel 11 Algemene gebruiksregels<br />

11.1 Strijdig gebruik<br />

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het<br />

(laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.<br />

11.1.1 Uitzondering strijdig gebruik<br />

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:<br />

a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige,<br />

incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover<br />

daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling<br />

vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;<br />

b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de<br />

drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en<br />

de datacommunicatie, met uitzondering van:<br />

1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk<br />

van meer dan 40 bar;<br />

2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie<br />

met een diameter van meer dan 4";<br />

3. hoogspanningsleidingen;<br />

4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een<br />

doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

118


Artikel 12 Algemene afwijkingsregels<br />

12.1 Afwijkingsbevoegdheid<br />

12.1.1 Omgevingsvergunning<br />

12.1.2 Afwegingskader<br />

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:<br />

a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan<br />

10% van die maten, afmetingen en percentages;<br />

b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de<br />

aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de<br />

verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;<br />

c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke<br />

afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de<br />

belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst<br />

en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;<br />

d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen<br />

gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan<br />

10 m;<br />

e. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de<br />

buitenzijde worden overschreden door:<br />

1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;<br />

2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;<br />

3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels,<br />

balkons en galerijen;<br />

mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden;<br />

f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan<br />

dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke<br />

verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.<br />

Een in 12.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen<br />

onevenredige aantasting plaatsvindt van:<br />

a. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

b. de milieusituatie;<br />

c. de verkeersveiligheid;<br />

d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;<br />

e. de sociale veiligheid;<br />

f. de externe veiligheid.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

119


Artikel 13 Overige regels<br />

13.1 Werking wettelijke regelingen<br />

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden<br />

zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

120


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels<br />

Artikel 14 Overgangsrecht<br />

14.1 Bouwwerken<br />

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan<br />

aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een<br />

omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en<br />

omvang niet wordt vergroot;<br />

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of<br />

veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt<br />

gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.<br />

14.2 Omgevingsvergunning<br />

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een<br />

omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als<br />

bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.<br />

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken<br />

14.4 Gebruik<br />

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar<br />

bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder<br />

vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de<br />

overgangsbepaling van dat plan.<br />

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding<br />

van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens<br />

voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese<br />

Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand<br />

onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats<br />

en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de<br />

inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.<br />

14.5 Strijdig gebruik<br />

a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.4, te<br />

veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij<br />

door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.<br />

b. Indien het gebruik, bedoeld in 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan<br />

voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik<br />

daarna te hervatten of te laten hervatten.<br />

14.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik<br />

Het bepaalde in 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met<br />

het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen<br />

van dat plan.<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

121


Artikel 15 Slotregel<br />

Deze regels worden aangehaald als:<br />

Regels van het bestemmingsplan <strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>.<br />

juli 2011<br />

bestemmingsplan "<strong>Gramsbergerstraat</strong>, <strong>Coevorden</strong>" (ontwerp)<br />

122

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!