De Leuenberger Konkordie - hwba-vriezenveen - Welkom
De Leuenberger Konkordie - hwba-vriezenveen - Welkom
De Leuenberger Konkordie - hwba-vriezenveen - Welkom
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />
gewikt en gewogen<br />
Uitgave vanwege het hoofdbestuur van de<br />
Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk
Ten Geleide<br />
Vanaf het moment, dat de concept-kerkorde voor een Verenigde Protestantse<br />
Kerk in Nederland openbaar werd gemaakt, is in woord en geschrift uitvoerig<br />
aandacht gegeven aan de zogeheten <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, omdat deze in de<br />
grondslag van de verenigde kerk een plaats had gekregen.<br />
Met name in hervormd-gereformeerde kring is afwijzend gereageerd op het<br />
opnemen van deze konkordie in de grondslag. In het laatst uitgegeven geschrift<br />
vanwege het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde<br />
Kerk Voor de goede orde - Om een bijbels en confessioneel verantwoorde<br />
kerkorde, handelt het eerste hoofdstuk ook over de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>.<br />
Nu de concept-kerkorde in tweede lezing behandeld staat te worden op de triosynode<br />
en vervolgens op de hervormde synode, leek het het hoofdbestuur van<br />
de Gereformeerde Bond gewenst nog een keer een afzonderlijk geschrift over<br />
de konkordie uit te brengen.<br />
In het hier volgende wordt in een viertal hoofdstukken uitvoerig ingegaan op de<br />
achtergrond en de inhoud van de konkordie. Een door het hoofdbestuur van de<br />
Gereformeerde Bond ingestelde commissie heeft voor de tekst ervan gezorgd.<br />
Het hoofdbestuur hoopt, dat dit geschrift goede diensten mag verlenen bij de<br />
inhoudelijke bezinning op het artikel over de grondslag van de kerk in de concept-kerkorde,<br />
met name ook in de ambtelijke vergaderingen.<br />
Voor het hoofdbestuur van de<br />
Gereformeerde Bond<br />
in de Nederlandse Hervormde Kerk<br />
dr. ir.J. van der Graaf<br />
algemeen secretaris<br />
- 5 -
<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />
gewikt en gewogen
Ten Geleide<br />
Vanaf het moment, dat de concept-kerkorde voor een Verenigde Protestantse<br />
Kerk in Nederland openbaar werd gemaakt, is in woord en geschrift uitvoerig<br />
aandacht gegeven aan de zogeheten <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, omdat deze in de<br />
grondslag van de verenigde kerk een plaats had gekregen.<br />
Met name in hervormd-gereformeerde kring is afwijzend gereageerd op het<br />
opnemen van deze konkordie in de grondslag. In het laatst uitgegeven geschrift<br />
vanwege het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde<br />
Kerk Voor de goede orde - Om een bijbels en confessioneel verantwoorde<br />
kerkorde, handelt het eerste hoofdstuk ook over de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>.<br />
Nu de concept-kerkorde in tweede lezing behandeld staat te worden op de triosynode<br />
en vervolgens op de hervormde synode, leek het het hoofdbestuur van<br />
de Gereformeerde Bond gewenst nog een keer een afzonderlijk geschrift over<br />
de konkordie uit te brengen.<br />
In het hier volgende wordt in een viertal hoofdstukken uitvoerig ingegaan op de<br />
achtergrond en de inhoud van de konkordie. Een door het hoofdbestuur van de<br />
Gereformeerde Bond ingestelde commissie heeft voor de tekst ervan gezorgd.<br />
Het hoofdbestuur hoopt, dat dit geschrift goede diensten mag verlenen bij de<br />
inhoudelijke bezinning op het artikel over de grondslag van de kerk in de concept-kerkorde,<br />
met name ook in de ambtelijke vergaderingen.<br />
Voor het hoofdbestuur van de<br />
Gereformeerde Bond<br />
in de Nederlandse Hervormde Kerk<br />
dr. ir.J. van der Graaf<br />
algemeen secretaris<br />
- 5 -
<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> -<br />
achtergrond en ontstaan<br />
Inleiding<br />
<strong>De</strong> Reformatie in de zestiende eeuw bracht een breuk met de kerk van Rome.<br />
<strong>De</strong> onderscheiden reformatoren waren één in hun belijdenis van het Sola Scriptura,<br />
alléén de Schrift, Sola Gratia, alléén genade, Sola Fide, alléén door het geloof<br />
en Solus Christus, alléén Christus. Maar bij alle gemeenschappelijkheid in geloof en<br />
belijden waren er ook verschillen. Met name inzake het Heilig Avondmaal waren<br />
er verschillen tussen Luther en Calvijn en als zodanig tussen de lutherse en de<br />
gereformeerde stroming in de Reformatie. Het ging daarin om de tegenwoordigheid<br />
van het lichaam en bloed van Christus tijdens het avondmaal.<br />
* * *<br />
<strong>De</strong> gereformeerde en lutherse stromingen in de Reformatie hebben elk hun<br />
eigen confessionele ontwikkeling gekend. Binnen de lutherse traditie kregen de<br />
Augsburgse Confessie en de Grote en Kleine Catechismus van Luther confessioneel<br />
gezag. Binnen de gereformeerde traditie kregen uiteindelijk de Heidelbergse<br />
Catechismus en de Confessio Belgica, alsook de Catechismus van Genève hun<br />
plaats, met in Nederland ook de Dordtse Leerregels, ofwel de artikelen tegen de<br />
Remonstranten. Het gereformeerd protestantisme en het lutherse protestantisme<br />
ontwikkelden zich vaak ook in verschillende gebieden.Vaak bepaalde de vorst<br />
welke confessie in een bepaald gebied gold: de gereformeerde of de lutherse.<br />
He * *<br />
Een consensus, een overeenstemming inzake het belijden, was in de tijd van de<br />
Reformatie tussen luthersen en gereformeerden niet mogelijk.<br />
In de 20e eeuw werden alsnog verschillende pogingen ondernomen om te<br />
komen tot een consensus tussen lutheranen en gereformeerden.<br />
-7-
In 1956 aanvaardde de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk een consensus<br />
met de Evangelisch Lutherse Kerk inzake het Heilig Avondmaal; £en consensus,<br />
die ook door de Evangelisch Lutherse Kerk werd aanvaard.<br />
In 1957 werden in Duitsland, na tien jaren van gesprekken, de Arnoldshainer Thesen<br />
opgesteld, die bedoeld waren om de avondmaalsgemeenschap tussen de verschillende<br />
lidkerken van de Evangelische Kirche in Duitsland mogelijk te maken.<br />
<strong>De</strong>ze thesen leidden tot de zogeheten Arnoldshainer Gesprekken op Europees<br />
niveau in de jaren 1959 en 1960. Aan deze gesprekken werd ook deelgenomen<br />
door lutherse en gereformeerde theologen uit Nederland.<br />
In de jaren 1964 tot 1967 werd een tweede serie gesprekken gevoerd, de zogeheten<br />
Schauenburger Gesprekken. Daarin werden drie reeksen thesen opgesteld,<br />
namelijk over het Woord Gods, over de wet en over de belijdenis. Door deze<br />
gesprekken moest de weg worden gebaand voor een gemeenschappelijke verklaring<br />
tussen de verschillende kerken in Europa, zonder de confessionele verschillen<br />
op te heffen.<br />
* * *<br />
In de jaren 1969 en 1970 werden er op de Leuenberg bij Bazel gesprekken<br />
gehouden over kerkgemeenschap en kerkscheiding. Die moesten leiden tot een<br />
konkordie, een overeenkomst tussen gereformeerden en lutheranen. Op 19 september<br />
1971 begon een tweede ronde gesprekken in Leuenberg. Daaraan werd<br />
deelgenomen door 23 lutheranen, 18 gereformeerden en 6 geünieerden. In de<br />
opgestelde tekst ging het in het eerste hoofdstuk over de gemeenschappelijke<br />
achtergrond van de kerken van de Reformatie. In het tweede gedeelte wordt het<br />
gemeenschappelijke in de interpretatie van het Evangelie beschreven, namelijk de<br />
rechtvaardiging van de goddeloze, waarbij ook de verkondiging, de doop en het<br />
avondmaal aan de orde worden gesteld. In het derde deel komen de belangrijkste<br />
verschilpunten tussen de kerken van de Reformatie aan de orde, namelijk het<br />
Heilig Avondmaal, de christologie en de predestinatie.<br />
Op 24 september 1971 werd dit ontwerp aangenomen en aan de afzonderlijke<br />
kerken in Europa voorgelegd. Na discussies in de afzonderlijke kerken werd op<br />
15 maart 1973 de definitieve tekst van de konkordie vastgesteld. Op I oktober<br />
1974 hadden 50 kerken in Europa hun instemming met de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />
betuigd.<br />
-8 -
<strong>De</strong> Nederlandse Hervormde Kerk<br />
<strong>De</strong> synode van de Nederlandse Hervormde Kerk heeft zich in de zeventiger<br />
jaren twee maal beziggehouden met de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>. Op de synodevergadering<br />
van februari 1973 werd het eerste ontwerp besproken. Vanuit het<br />
moderamen van de synode werd er toen opgewezen, dat de consensus tussen<br />
de Nederlandse Hervormde Kerk en de Evangelisch Lutherse Kerk in 1956 veel<br />
verder ging dan wat in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> aan de orde is. Door de consensus<br />
van 1956 kregen lutherse predikanten het recht om het Woord te verkondigen<br />
in de Nederlandse Hervormde Kerk, de sacramenten te bedienen en<br />
huwelijken in te zegenen. In de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> was dit niet aan de orde.<br />
<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> zou, zo werd gesteld, geenszins het doel hebben om<br />
kerken samen te voegen en te laten fuseren tot een soort algemene reformatorische<br />
kerk in Europa.<br />
Tijdens het synodeberaad werd gesteld, dat er meer nadruk op de leer aangaande<br />
de Heilige Geest zou moeten worden gelegd. <strong>De</strong> synode betuigde instemming<br />
met het concept, maar vroeg meer aandacht voor het verbond van God met<br />
Israël en Zijn kerk, alsook voor het pneumatologisch aspect. Op de novembervergadering<br />
in 1973 besprak de synode de herziene tekst. Er was inderdaad aandacht<br />
besteed aan de belofte, die aan Israël is gedaan, maar de neerslag van de<br />
discussies in de februarizitting van de hervormde synode was, naar de mening<br />
van de synode, te weinig gehonoreerd.Vanuit het moderamen van de hervormde<br />
synode werd benadrukt, dat de konkordie vooral uitgangspunt zou zijn voor<br />
verdere gesprekken. <strong>De</strong> definitieve tekst van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> werd<br />
intussen met algemene stemmen aanvaard.<br />
Status<br />
Hoewel de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> een consensus wil zijn tussen lutheranen en<br />
gereformeerden in Europa inzake wezenlijke momenten van het belijden, heeft<br />
de konkordie niet de status van een belijdenis of van een belijdend stuk gekregen,<br />
ook niet in de Nederlandse Hervormde Kerk. Behandeling ervan in de<br />
zeventiger jaren vond plaats in het kader van gesprekken en toenaderingen in het<br />
geheel van de oecumene, met name dan inzake de relatie van gereformeerden en<br />
lutheranen. Dat is anders geworden, althans in de Nederlandse situatie, nu de<br />
<strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> een plaats heeft gekregen in het grondslagartikel voor<br />
een Verenigde Protestantse Kerk in Nederland.<br />
In de nu voorliggende ontwerptekst wordt de grondslag als volgt omschreven.<br />
-9 -
Artikel 1,4.<br />
Het belijden van de kerk geschiedt in gemeenschap met de belijdenis van het<br />
voorgeslacht, zoals die is verwoord in de Apostolische geloofsbelijdenis, de<br />
geloofsbelijdenis van Nicea en de geloofsbelijdenis van Athanasius - waardoor<br />
de kerk zich verbonden weet met de algemene christelijke kerk -, in de<br />
Onveranderde Augsburgse Confessie en de Catechismus van Luther - waardoor<br />
de kerk zich verbonden weet met de lutherse traditie in de Catechismus<br />
van Heidelberg, de Catechismus van Genève en de Nederlandse<br />
Geloofsbelijdenis met de Dordtse Leerregels - waardoor de kerk zich verbonden<br />
weet met de gereformeerde traditie.<br />
Artikel ƒ,5.<br />
<strong>De</strong> kerk erkent de betekenis van de theologische verklaring van Barmen voor<br />
het belijden in het heden.<br />
Voorts erkent de kerk de betekenis van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> voor de<br />
voortgaande ontmoeting van de lutherse en gereformeerde tradities.<br />
Ook al heeft in deze ontwerptekst de konkordie, na alle discussies, die zijn<br />
gevoerd, een afgezwakte plaats gekregen, toch blijft deze een plek behouden in<br />
verband met het belijden van de kerk.<br />
<strong>De</strong> lutheraan Mare Lienhard, één van de opstellers van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>,<br />
zegt dat hij van mening is, dat de konkordie 'een zeker belijden' bevat,<br />
ondanks het feit, dat de konkordie geen Interpretatienorm' voor andere belijdenissen<br />
hoeft te zijn. Hij spreekt van 'acte van belijden'eri 'actueel belijdenLetterlijk<br />
zegt hij:'Vindt feitelijk toch niet een interpretatie van de belijdenissen plaats<br />
door de konkordie?' En verder: 'Ik ben van mening, dat met de konkordie een<br />
zeker belijden heeft plaatsgevonden. Zeker, het blijft binnen bepaalde grenzen en<br />
is sterker traditiegebonden dan dat ze is afgezet tegen de eisen in het heden.Toch<br />
voltrekt zich met deze tekst feitelijk en concreet een Akte van Belijden.' 0<br />
Horsthan, ook één van de opstellers van de konkordie, drukt zich nog sterker<br />
uit:'<strong>De</strong> konkordie schuift in de richting van het actueel belijden'.<br />
* * *<br />
Wanneer de konkordie wezenlijke momenten van het gereformeerde belijden<br />
ter discussie stelt of naar achter dringt, komt de vraag op welk gezag Leuenberg<br />
zelf dan in de grondslag zal hebben. Het kan immers niet zo zijn, dat een geschrift,<br />
waarin confessies, die ooit door de kerk zijn aangenomen, worden afgezwakt, nu<br />
zelf opeens gezag zou hebben. Is dat wel het geval, dan wringt er principieel en<br />
fundamenteel iets in het grondslagartikel voor de Verenigde Protestantse Kerk in<br />
Nederland.<br />
- 10-
Het is van tweeën één: Leuenberg heeft een confessionele status. Dan ondergraaft<br />
zij de andere confessies. Of Leuenberg heeft géén confessionele status.<br />
Dan hoort dit geschrift niet in de grondslag thuis.<br />
* * *<br />
In het hiervolgende wordt het confessionele geding tussen Leuenberg en de<br />
gereformeerde confessie nader uitgewerkt.<br />
Tot heden ging het in de discussies vaak met name om de leer van de predestinatie.<br />
Maar er is meer aan de orde.Wat de predestinatie betreft moet in alle eerlijkheid<br />
worden gezegd, dat de hervormde synode al eerder een herderlijk schrijven<br />
aannam inzake de uitverkiezing, waarin ook afstand werd genomen van de<br />
leer aangaande de predestinatie, zoals die in de Dordtse Leerregels naar voren<br />
komt 2) . Uitspraken door de hervormde synode gedaan waren echter geen belijdende<br />
uitspraken, vastgelegd in de kerkorde. Het ging om een herderlijk schrijven.<br />
Nu is de vraag hoe zich, écht confessioneel bezien, Leuenberg verhoudt tot<br />
de gereformeerde belijdenis. <strong>De</strong> uitdrukking'gemeenschap met de belijdenis van<br />
het voorgeslacht' vraagt om een ondubbelzinnige formulering, opdat de kerk<br />
weet, wat ze belijdt.<br />
!) K. Blei, Kerk Onderweg, Zoetermeer, 1997, p. 7 e.v.<br />
2) <strong>De</strong> uitverkiezing, richtlijnen voor de behandeling van de leer der uitverkiezing, aanvaard door<br />
de Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk, <strong>De</strong>n Haag, 1961.<br />
-II-
- 12-
<strong>Konkordie</strong> van Leuenberg<br />
I Inleiding<br />
1. <strong>De</strong> met deze konkordie instemmende lutherse, gereformeerde en de uit<br />
deze voortgekomen geünieerde kerken, alsmede de daarmede verwante<br />
voorreformatorische kerken der Waldenzen en der Boheemse Broeders,<br />
stellen op grond van hun leergesprekken onder elkaar het gemeenschappelijk<br />
verstaan van het Evangelie vast, zoals dit in het navolgende uiteengezet<br />
wordt. Dit maakt het hun mogelijk kerkgemeenschap te betuigen en te<br />
verwerkelijken. In dankbaarheid, dat zij nader tot elkaar gebracht zijn, belijden<br />
zij tegelijkertijd, dat de worsteling om waarheid en eenheid in de kerk<br />
ook met schuld en leed verbonden was en is. Met dankbaarheid erkennen<br />
zij, dat zij tot elkaar gebracht zijn en een konkordie van reformatorische<br />
kerken in Europa kunnen sluiten.<br />
2. <strong>De</strong> kerk is op Jezus Christus alleen gefundeerd, die haar door zijn heilzaam<br />
handelen in de verkondiging en de sacramenten vergadert en uitzendt. Naar<br />
reformatorisch inzicht is daarom voor de ware eenheid der kerk de overeenstemming<br />
in de zuivere leer van het Evangelie en in de rechte bediening<br />
der sacramenten noodzakelijk en voldoende. Uit deze reformatorische criteria<br />
leiden de deelnemende kerken hun begrip van kerkgemeenschap af,<br />
dat in het navolgende uiteengezet wordt.<br />
<strong>De</strong> weg naar de gemeenschap<br />
3. Met het oog op de wezenlijke verschillen in de wijze waarop zij theologische<br />
dachten en kerkelijk handelden, hielden de voorvaderen der Reformatie<br />
het terwille van hun geloof en geweten voor onmogelijk scheidingen te<br />
vermijden, hoewel zij veel gemeenschappelijks hadden. Met deze konkordie<br />
erkennen de deelnemende kerken dat hun verhouding tot elkaar zich sinds<br />
de tijd van de Reformatie gewijzigd heeft.<br />
- 13 -
Gemeenschappelijke inzichten ten tijde van het onstaan van de Reformatie<br />
4. Nadat zoveel tijd verlopen is, kan men thans duidelijker zien wat, ondanks<br />
alle tegenstellingen, de kerken der Reformatie in hun getuigenis gemeenschappelijk<br />
hadden: zij gingen uit van een nieuwe evangelische ervaring, die<br />
bevrijding en zekerheid schonk. Door op te komen voor de waarheid, die<br />
zij hadden leren kennen zijn de reformatoren gezamenlijk in oppositie gekomen<br />
tegen de kerkelijke overleveringen van die tijd. Mét elkaar hebben zij<br />
daarom beleden, dat leven en leer genormeerd moeten worden aan het<br />
oorspronkelijke en zuivere getuigenis afgelegd van de vrije en onvoorwaardelijke<br />
genade Gods in het leven, het sterven en de opstanding van Jezus<br />
Christus voor ieder, die in deze belofte gelooft.<br />
Met elkaar hebben zij beleden, dat het handelen van de kerk en haar gestalte<br />
alleen te bepalen zijn vanuit haar opdracht dit getuigenis de wereld te<br />
doen ingaan en dat het Woord van de Heer meer is dan welke menselijke<br />
vormgeving van de christelijke gemeente ook. Daarbij hebben zij, samen<br />
met de algehele christenheid de belijdenis van de Drie-enige God en de<br />
god-menselijkheid van Jezus Christus, zoals deze in de oud-kerkelijke symbolen<br />
beleden was, aanvaard en opnieuw beleden.<br />
Veranderende vooronderstellingen van de huidige kerkelijke situatie<br />
5. In een geschiedenis van vierhonderd jaar hebben de theologische confrontatie<br />
met de vraagstellingen van de nieuwe tijd, de ontwikkelingen van het<br />
onderzoek der Schrift, de kerkelijke vernieuwingsbewegingen en de opnieuw<br />
ontdekte oecumenische horizon, de kerken van de Reformatie geleid<br />
tot nieuwe vormen van denken en leven, die op elkaar geleken. Uiteraard<br />
brachten zij ook nieuwe tegenstellingen met zich mee, die dwars door de<br />
kerken heenlopen.<br />
Bovendien werd ook telkens weer broederlijke gemeenschap ervaren, met<br />
name in tijden van gemeenschappelijk lijden. Dit alles noodzaakte de kerken<br />
om op nieuwe wijze het getuigenis van de Schrift én de Reformatie, vooral<br />
sedert de opwekkingsbewegingen, voor het heden actueel te maken. Door<br />
dit te doen hebben zij geleerd het fundamentele getuigenis van de belijdenissen<br />
der Reformatie te onderscheiden van hun denkvormen, die historisch<br />
bepaald zijn. Omdat de belijdenissen getuigen van het Evangelie als het<br />
levende Woord van God in Jezus Christus, blokkeren zij de weg om het<br />
(Evangelie) op verplichtende wijze verder te verkondigen niet, maar openen<br />
deze juist en roepen op, deze weg in de vrijheid van geloof te gaan.<br />
- 14-
II Het gemeenschappelijk verstaan van het Evangelie<br />
6. <strong>De</strong> kerken die deelnemen aan de konkordie beschrijven hieronder hun<br />
gemeenschappelijk verstaan van het Evangelie, voorzover dit vereist is om<br />
de kerkelijke gemeenschap te funderen.<br />
<strong>De</strong> boodschap der rechtvaardiging als de boodschap van de vrije genade van God<br />
7. Het Evangelie is de boodschap van Jezus Christus, het Heil der wereld, als<br />
vervulling van de belofte aan het volk van het oude verbond geschonken.<br />
8a. In de leer van de rechtvaardiging hebben de vaderen der Reformatie het<br />
zuivere begrip van het Evangelie tot uitdrukking gebracht.<br />
9b. In deze boodschap wordt Jezus Christus betuigd, als <strong>De</strong>gene Die mensgeworden<br />
is, in Wien God Zich met de mens verbonden heeft, als de<br />
Gekruisigde en de Opgestane, die het gericht Gods op Zich heeft genomen<br />
en daarin de liefde Gods tot de zondaar betoond heeft, en als de Komende,<br />
die als Rechter en Redder de wereld tot de voltooiing leidt.<br />
10c. God roept tot Zijn Woord in de Heilige Geest alle mensen tot bekering en<br />
geloof en belooft de zondaar, die gelooft, Zijn gerechtigheid in Jezus Christus.<br />
Wie op het Evangelie vertrouwt is om Christus' wil gerechtvaardigd<br />
door God en bevrijd van de aanklacht van de wet. Hij leeft in dagelijkse<br />
bekering en vernieuwing samen met de gemeente in lofprijzing van God en<br />
in de dienst aan de ander, in de zekerheid, dat God zijn heerschappij voleinden<br />
zal. Zo bewerkt God nieuw leven en maakt midden in de wereld het<br />
begin van een nieuwe mensheid.<br />
I ld. <strong>De</strong>ze boodschap maakt de christenen vrij tot verantwoordelijke dienst in de<br />
wereld, en maakt hen bereid in deze dienst ook te lijden. Zij erkennen, dat<br />
Gods wil, die geschiedt en schenkt, de gehele wereld omvat. Zij komen op<br />
voor aardse gerechtigheid en vrede tussen de afzonderlijke mensen en onder<br />
de volkeren. Dit maakt noodzakelijk, dat zij met andere mensen zoeken naar<br />
rationele criteria, die afgestemd zijn op de zaak en dat zij zich met hun toepassing<br />
bezighouden. Zij doen dit in vertrouwen daarop, dat God de wereld<br />
in stand houdt en met het oog op de verantwoording voor Zijn gericht.<br />
12e. Met dit verstaan van het Evangelie weten wij ons te staan op de bodem van<br />
de oud-kerkelijke belijdenissen en aanvaarden de gezamenlijke overtuiging<br />
van de reformatorische belijdenissen: dat het enige Heilsmiddelaarschap van<br />
Jezus Christus het centrum der Schrift is en dat de boodschap der rechtvaardiging<br />
als de boodschap van Gods vrije genade, de maatstaf van alle kerkelijke<br />
verkondiging is.<br />
- 15 -
Verkondiging, doop en avondmaal<br />
13. Het Evangelie wordt ons fundamenteel betuigd door het Woord van de<br />
apostelen en de profeten in de Heilige Schrift van het Oude en het Nieuwe<br />
Testament.<br />
<strong>De</strong> kerk heeft de opdracht dit Evangelie door te geven door het mondelinge<br />
woord van de prediking, door de verkondiging aan de enkeling, én<br />
door doop en avondmaal.<br />
In de verkondiging, doop en avondmaal is Jezus Christus door de Heilige<br />
Geest tegenwoordig. Zo krijgen de mensen deel aan de rechtvaardiging in<br />
Christus, en zo vergadert de Heer Zijn gemeente. Hij werkt daarbij in veelvoudige<br />
ambten en diensten en in het getuigenis van alle leden van Zijn<br />
gemeente.<br />
Doop<br />
14. <strong>De</strong> doop wordt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest met<br />
water bediend. In de doop neemt Jezus Christus de mens, die aan zonde en<br />
dood vervallen is, onherroepelijk in de gemeenschap van Zijn heil op, opdat<br />
hij een nieuw schepsel zij. Hij roept hem in de kracht van Zijn Heilige Geest<br />
tot Zijn gemeente én tot een leven uit geloof, tot dagelijkse bekering en<br />
navolging (van Hem).<br />
Avondmaal<br />
15. In het avondmaal schenkt Zich de opgestane Jezus Christus in Zijn voor<br />
allen overgegeven lichaam en bloed door het Woord van Zijn belofte met<br />
brood en wijn. Hij doet ons daardoor vergeving van zonden geworden en<br />
bevrijdt ons tot een nieuw leven uit geloof. Hij laat ons opnieuw ervaren<br />
dat wij leden van Zijn lichaam zijn. Hij sterkt ons tot de dienst aan de mensen.<br />
16. Wanneer wij het avondmaal vieren, verkondigen wij de dood van Christus,<br />
door Wien God de wereld met zichzelf verzoend heeft. Wij belijden de<br />
tegenwoordigheid van de opgestane Heer onder ons. In vreugde daarover<br />
dat de Heer tot ons gekomen is, wachten wij op Zijn toekomst in heerlijkheid.<br />
- 16-
III <strong>De</strong> overeenstemming met betrekking tot de leerveroordelingen<br />
uit de tijd van de Reformatie<br />
17. <strong>De</strong> tegenstellingen die sinds de tijd der Reformatie een kerkelijke gemeenschap<br />
tussen de lutherse en de gereformeerde kerken onmogelijk gemaakt<br />
en tot wederzijdse veroordelingen geleid hebben, hadden betrekking op de<br />
avondmaalsleer, de christologie en de leer der uitverkiezing. Wij nemen de<br />
beslissingen van de vaderen serieus, maar kunnen thans echter het volgende<br />
zeggen:<br />
Avondmaal<br />
18. In het avondmaal schenkt Jezus Christus, de Opgestane Zichzelf in Zijn<br />
voor allen in de dood gegeven lichaam en bloed door het Woord van Zijn<br />
belofte met brood en wijn. Zo geeft Hij Zichzelf zonder reserve aan allen<br />
die brood en wijn ontvangen; het geloof ontvangt het avondmaal ten heil,<br />
het ongeloof ten gerichte.<br />
19. <strong>De</strong> gemeenschap met Jezus Christus in Zijn lichaam en bloed kunnen wij<br />
niet scheiden van de handeling van het eten en het drinken. Een geïnteresseerd<br />
zijn in de wijze van tegenwoordigheid van Christus in het avondmaal<br />
dat afziet van deze handeling loopt het gevaar de zin van het avondmaal te<br />
verduisteren.<br />
20. Waar zodanige overeenstemming tussen kerken bestaat, raken de verwerpingen<br />
in de reformatorische belijdenissen de huidige stand van de leer<br />
dezer kerken niet meer.<br />
Christologie<br />
21. In Jezus Christus, waarachtig mens, heeft de eeuwige Zoon en daarmede<br />
God Zelf, Zich tot heil in de verloren mensheid begeven. In het Woord der<br />
belofte en het sacrament doet de Heilige Geest en daarmede God Zelf, als<br />
de Gekruisigde en Opgestane tegenwoordig worden.<br />
22. In het geloof aan deze zelfovergave Gods in Zijn Zoon zien wij ons, met<br />
betrekking tot de historische bepaaldheid van de traditionele denkvormen<br />
voor de taak gesteld, opnieuw tot gelding te brengen wat de gereformeerde<br />
traditie geleid heeft bij haar bijzondere nadruk op het 'waarachtig God<br />
zijn én waarachtig mens' zijn van Jezus, én wat de lutherse traditie bewogen<br />
heeft in haar accentueren van de volledige eenheid van de persoon.<br />
- 17-
23. Met het oog op deze stand van zaken kunnen wij thans de vroegere 'verwerpingen'<br />
niet meer onderschrijven.<br />
Predestinatie<br />
24. In het Evangelie wordt de onvoorwaardelijke aanneming van de zondige<br />
mens door God beloofd.Wie daarop vertrouwt, mag zeker zijn van zijn heil<br />
en Gods verkiezing prijzen. Over de verkiezing kan daarom alleen gesproken<br />
worden met het oog op de roeping tot het heil in Christus.<br />
25. Het geloof doet weliswaar de ervaring op, dat de heilsboodschap niet door<br />
allen aanvaard wordt, maar het herkent echter hierin het geheimenis van<br />
het handelen Gods. Het getuigt tegelijkertijd van de ernst van menselijke<br />
beslissingen alsook van de realiteit van de ernst van de universele heilswil<br />
van God. Het getuigenis der Schrift aangaande Christus maakt het ons<br />
onmogelijk een eeuwig raadsbesluit Gods tot uiteindelijke verwerping van<br />
bepaalde personen of van een volk te aanvaarden.<br />
26. Waar zodanige overeenstemming tussen kerken bestaat, raken de verwerpingen<br />
in de reformatorische belijdenissen de huidige stand van de leer der<br />
kerken niet meer.<br />
Conclusies<br />
27. Waar deze constateringen erkend worden, houden de Verwerpingen' in de<br />
reformatorische belijdenissen met betrekking tot het avondmaal, de christologie<br />
en de predestinatie geen verband met de huidige stand van de leer.<br />
Daarmede worden Verwerpingen' die de vaderen hebben uitgesproken,<br />
niet als onzakelijk aangeduid; zij zijn echter geen belemmering meer voor<br />
de kerkelijke gemeenschap.<br />
28. Tussen onze kerken zijn er aanzienlijke verschillen in de vormgeving van de<br />
eredienst, in de gestalten van de vroomheid en in kerkorde. <strong>De</strong>ze verschillen<br />
worden in de gemeenten vaak sterker ervaren dan de traditionele leerverschillen.Toch<br />
kunnen wij in aansluiting aan het Nieuwe Testament én de<br />
reformatorische criteria inzake kerkelijke gemeenschap in deze verschillen<br />
geen factoren van kerkscheidende aard zien.<br />
- 18-
IV Afkondiging en verwerkelijking van kerkelijke gemeenschap<br />
Afkondiging van kerkelijke gemeenschap<br />
29. Kerkgemeenschap in de zin van deze konkordie betekent, dat de kerken van<br />
verschillend belijdenisbestand op grond van de verkregen overeenstemming<br />
in het verstaan van het Evangelie, elkaar gemeenschap in Woord en sacrament<br />
toezeggen en een zo groot mogelijke gemeenschappelijkheid in getuigenis<br />
en dienst aan de wereld nastreven.<br />
30. Met de instemming met de konkordie verklaren de kerken met inachtneming<br />
van de binding aan de belijdenissen die bij hen gelden, of met inachtneming<br />
van hun (eigen) tradities:<br />
31a. Zij stemmen overeen in het verstaan van het Evangelie zoals dat uitdrukking<br />
gevonden heeft in de delen II en III;<br />
32b. <strong>De</strong> veroordelingen inzake de leer zoals deze in de belijdenisgeschriften zijn<br />
uitgesproken, raken, naar is vastgelegd in deel III, niet meer de huidige stand<br />
van de leer in de kerken, die instemmen met de konkordie;<br />
33c. Zij verlenen elkaar kansel- en avondmaalsgemeenschap. Dit sluit wederzijdse<br />
erkening van de ordinatie in en maakt intercelebratie mogelijk.<br />
34. Met deze constateringen is kerkelijke gemeenschap vastgesteld. <strong>De</strong> scheidingen<br />
die deze kerkelijke gemeenschap sinds de 16e eeuw onmogelijk<br />
maakten, zijn opgeheven. <strong>De</strong> deelnemende kerken hebben de overtuiging<br />
dat zij samen deel hebben aan de ene kerk van Jezus Christus en dat de<br />
Heer hen bevrijdt tot de gemeenschappelijke diensten en hen daartoe verplicht.<br />
Realisering van de kerkelijke gemeenschap<br />
35. <strong>De</strong> kerkelijke gemeenschap realiseert zich in het leven van de kerken en de<br />
gemeenten. In het geloof aan de kracht van de Heilige Geest die hen vereent,<br />
getuigen zij tezamen en verrichten zij gezamenlijk hun dienst en spannen<br />
zij zich in ter versterking en verdieping van de verkregen gemeenschap.<br />
Getuigenis en dienst<br />
36. <strong>De</strong> verkondiging van de kerken wordt in de wereld geloofwaardiger, wanneer<br />
zij het Evangelie eenstemmig betuigen. Het Evangelie bevrijdt en verbindt<br />
de kerken tot gemeenschappelijke dienst. <strong>De</strong> dienst der liefde gaat om<br />
de mens met zijn noden, en tracht de oorzaken hiervan weg te nemen. <strong>De</strong><br />
- 19-
inspanning voor gerechtigheid en vrede in de wereld vereist van de kerken<br />
in toenemende mate, dat zij gemeenschappelijke verantwoordelijkheid op<br />
zich nemen.<br />
Toekomstige theologische arbeid<br />
37. <strong>De</strong> konkordie laat de verbindende kracht van de belijdenissen in de deelnemende<br />
kerken bestaan. Zij wil niet verstaan worden als een nieuwe belijdenis.<br />
Zij is een overeenstemming met betrekking tot het centrale, die kerkelijke<br />
gemeenschap tussen kerken van verschillende confessie mogelijk<br />
maakt. <strong>De</strong> deelnemende kerken laten zich bij het gemeenschappelijk verrichten<br />
van getuigenis en dienst door deze overeenstemming leiden en verplichten<br />
zich tot verdere onderlinge gesprekken over de leer.<br />
38. Het gemeenschappelijk verstaan van het Evangelie, waarop de kerkelijke<br />
gemeenschap berust, moet verder verdiept, aan het getuigenis van de Heilige<br />
Schrift getoetst en voortdurend geactualiseerd worden.<br />
39. Het is de taak der kerken zich te blijven bezinnen op verschillen in de leer,<br />
die in en tussen de deelnemende kerken bestaan, zonder dat deze als kerkscheidend<br />
gelden.<br />
Daartoe behoren:<br />
- Hermeuneutische vraagstellingen ten aanzien van het verstaan der Schrift<br />
en kerk;<br />
- Verhouding van wet en Evangelie;<br />
- Dooppraktijk;<br />
- Ambt en ordinatie;<br />
- Twee-rijken-leer en de leer van het koningschap van Jezus Christus;<br />
- Kerk en maatschappij.<br />
Tevens moeten ook die problemen aangevat worden, die zich voordoen<br />
met betrekking tot getuigenis en dienst, kerkorde en praktijk.<br />
40. Op grond van hun gemeenschappelijke erfenis moeten de reformatorische<br />
kerken stelling nemen tegenover de tendenzen van theologische polarisering<br />
die tegenwoordig aan de dag treden. <strong>De</strong> problemen die daarmede verbonden<br />
zijn grijpen ten dele dieper in dan de verschillen inzake de leer, die<br />
vroeger de tegenstelling luthers-gereformeerd in het leven geroepen hebben.<br />
41. Het zal de taak van de gemeenschappelijke theologische arbeid zijn, de<br />
waarheid van het Evangelie te betuigen én af te grenzen tegenover misvormingen<br />
ervan.<br />
-20 -
Organisatorische consequenties<br />
42. Door de verklaring van kerkelijke gemeenschap wordt niet geprejudiceerd<br />
op kerkordelijke regelingen van afzonderlijke vraagpunten tussen de kerken<br />
en binnen de kerken. <strong>De</strong> kerken moeten echter bij deze regelingen de konkordie<br />
in acht nemen.<br />
43. Algemeen geldt, dat de verklaring van kansel- en avondmaalsgemeenschap<br />
en de wederzijdse erkenning van de ordinatie, de bepalingen die in de kerken<br />
gelden t.a.v. de bevestiging in het ambt van predikant, de uitoefening van<br />
de dienst van de predikant en de bepalingen voor het gemeenschappelijke<br />
leven niet buiten werking stellen.<br />
44. Het vraagstuk van een organisatorische samenvoeging van afzonderlijke bij<br />
de konkordantie betrokken kerken, kan slechts opgelost worden in de concrete<br />
situatie waarin deze kerken leven. Bij het onderzoek van dit vraagstuk<br />
dienen de volgende gezichtspunten in acht genomen te worden:<br />
45. Een unificatie die afbreuk doet aan de levende veelvormigheid der verkondiging,<br />
de veelvormigheid van het godsdienstige leven, van de kerkelijke orde<br />
en van de diaconale en maatschappelijke activiteiten, zou het wezen van de<br />
kerkelijke gemeenschap, die met deze verklaring wordt aangegaan, weerspreken.Anderzijds<br />
kan de dienst der kerk in bepaalde situaties terwille van<br />
de fundamentele relatie van getuigenis en dienst juridische samenvoegingen<br />
vereisen.<br />
Wanneer organisatorische consequenties getrokken worden uit de verklaring<br />
van kerkelijke gemeenschap, dan mag geen afbreuk gedaan worden aan<br />
de vrijheid tot beslissing van minderheidskerken.<br />
Oecumenische aspecten<br />
46. Door kerkelijke gemeenschap onder elkaar aan te gaan en te realiseren,<br />
handelen de deelnemende kerken vanuit de verplichting de oecumenische<br />
gemeenschap van alle christelijke kerken te dienen.<br />
47. Een zodanige kerkelijke gemeenschap in Europa zien zij als bijdrage tot dit<br />
doel. Zij verwachten dat de overwinning van de tot nu toe bestaande scheiding<br />
van invloed zal zijn op de kerken die confessioneel gezien met hen verwant<br />
zijn in Europa en in andere werelddelen; zij zijn bereid met hen samen<br />
de mogelijkheid van kerkelijke gemeenschap te onderzoeken.<br />
48. <strong>De</strong>ze verwachting geldt eveneens voor de verhouding van de Lutherse<br />
Wereldbond en de Gereformeerde Wereldbond tot elkaar.<br />
49. Evenzo hopen zij, dat de kerkelijke gemeenschap nieuwe stimulansen geven<br />
- 21 -
zal tot de ontmoeting en de samenwerking met kerken van andere belijdenissen.<br />
Zij verklaren zich bereid gesprekken over de leer in deze bredere<br />
context te voeren.<br />
16 maart 1973.<br />
-22 -
Waarmee de kerk staat of valt<br />
1. Inleiding<br />
In 1531 geeft Luther voor de derde keer in zijn loopbaan college over de Galatenbrief,<br />
een bijbelboek waaraan hij bijzonder verknocht is. Een student maakt er<br />
uitgebreide en nauwkeurige aantekeningen van, die hij vervolgens uitgeeft. Luther<br />
is daarmee ingenomen en schrijft dan ook een voorwoord in deze uitgave.<br />
Daarin zegt hij o.a.:1n mijn hart regeert dit ene artikel: het geloof in Christus, uit<br />
Wie, door Wie en in Wie al mijn theologische gedachten dag en nacht heen- en<br />
weerstromen. En toch is het mijn ervaring dat wat ik van de hoogte en breedte<br />
en diepte van zulk een wijsheid begrepen heb niet meer is dan wat zwakke en<br />
armelijke beginselen en brokstukken. Daarom zou ik mij eigenlijk moeten schamen<br />
dat mijn zwakke en vlakke kanttekeningen op zo'n grote apostel uitkomen.<br />
Ware het niet dat we geroepen zijn onze schaamte af te leggen en uiterst moedig<br />
te zijn.Waarom?Vanwege de oneindige en verschrikkelijke ontwijding en afschuw,<br />
die in Gods kerk altijd al gewoed heeft en ook nu niet ophoudt te woeden tegen<br />
de enige en vaste rots, die wij "rechtvaardiging" noemen'.<br />
Vanuit dezelfde houding willen wij enkele kanttekeningen maken bij het leerstuk<br />
van de rechtvaardiging van de goddeloze. Enerzijds beseffen we dat niemand in<br />
staat is de kracht van deze rots door te meten; zeker niet wanneer dat gebeuren<br />
moet binnen het bestek van enkele bladzijden. Anderzijds is de vraag naar<br />
Gods gerechtigheid in kerk en wereld de allesbeslissende vraag, al lijken wellicht<br />
andere vragen brandenden<br />
2. Route<br />
Het is met name de reformatorische traditie, waarnaar we willen luisteren, wanneer<br />
het in dit hoofdstuk gaat over de rechtvaardiging van de goddeloze en Gods<br />
gerechtigheid.<br />
We kiezen de volgende route: eerst komt ter sprake wat Luther heeft gezegd<br />
over de rechtvaardiging (par. 3). Dat gebeurt tamelijk uitgebreid; hij heeft immers<br />
- 23 -
de basis gelegd. Daarna geven we - vrij summier - weer wat in de lutherse confessie<br />
staat (par. 4). Vervolgens is het woord aan Calvijn (par. 5) en de gereformeerde<br />
belijdenissen (par. 6). Voorts vermelden we wat de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />
zegt, stellen enkele vragen en geven een beoordeling (pag. 7).We eindigen<br />
met enkele slotopmerkingen (par. 8).<br />
3. Luther<br />
We hoorden het Luther al zeggen: de rechtvaardiging is de enige en vaste rots,<br />
waarop heel de kerk rust. In dat spoor is later het gezegde gesmeed dat de rechtvaardiging<br />
het artikel is,'waarmee de kerk staat of valt'. Het is dan ook niet verwonderlijk<br />
dat een groot gedeelte van Luthers theologie hieraan gewijd is.<br />
Op een indringende en persoonlijke manier spreekt hij erover in zijn geschrift<br />
Uitleg van de zeven boetepsalmen. Dat ziet het licht in 1517, hetzelfde jaar als waarin<br />
hij de 95 stellingen aanslaat. Het is zijn eerste grotere werk in het Duits en<br />
beleeft druk op druk. <strong>De</strong>ze keer schrijft hij namelijk niet voor de geleerden (hun<br />
vaktaal was destijds het Latijn), maar voor het volk: dat wil hij leren hoe God Zijn<br />
genade vermaakt aan doodarme zondaren.<br />
We volgen nu - beknopt en enigszins vrij - Luther in de vertaling en de uitleg<br />
van één van deze psalmen, de 32e, om zo een beeld te krijgen van wat hij verstaat<br />
onder de gerechtigheid van het geloof.<br />
Liever dan enkele losse, kenmerkende zinsneden bij elkaar te plaatsen, kiezen we<br />
voor deze werkwijze, omdat we dan a) als vanzelf een zekere concentratie bereiken,<br />
en b) Luther op een existentiële wijze de Schrift zien uitleggen.<br />
3.1 Niet toegerekend<br />
'Zalig zijn zij, wier ongerechtigheden vergeven zijn. Zalig is de mens, wien God de zonde<br />
niet toerekent! <strong>De</strong> bidder van deze psalm wil met deze woorden allereerst aangeven<br />
dat iedereen in Gods ogen onrechtvaardig is. Dat geldt ook degenen, die<br />
zich oefenen in werken der gerechtigheid en alles er aan doen om de ongerechtigheid<br />
achter zich te laten. Maar dat lukt niemand.<br />
Wie zien hoe Luther een accolade om de totale mensheid slaat. Immers, wie is<br />
er niet onrechtvaardig? Of wie is er niet bezig zichzelf te rechtvaardigen, voor<br />
welk front dan ook? Maar dat is tot mislukken gedoemd.<br />
Wie zijn er dan zalig? Niet zij, die geen zonden hebben en zichzelf bevallen en<br />
onschuldig vinden; maar juist zij, die ze wél hebben en zien en kennen. Hun rekent<br />
God de zonden niet toe, maar Hij bedekt ze en wil ze uit louter genade vergeven.<br />
Meer nog: Hij wil er niets meer van weten.<br />
- 24-
3.2 Vrome zelfzucht<br />
'En in wiens geest geen bedrog is! Dat wil zeggen dat iemands hart hem niet zal<br />
bedriegen. Want men kan aan de buitenkant vroom en godsdienstig lijken en<br />
goede werken doen, terwijl de innerlijke gezindheid verkeerd is, omdat God niet<br />
omwille van God Zelf gediend wordt, maar omdat de mens Hem nodig heeft, als<br />
middel voor zijn doel: dat van vrede, rust, en geluk. Dat is geestelijk egoïsme,<br />
vrome zelfzucht. Geen mens, die daar geen last van heeft. Integendeel. Nooit is<br />
iemand gevaarlijker, dan wanneer hij denkt God te dienen. Want juist deze (volgens<br />
Luther aangeboren) houding kan men o zo goed bemantelen. Het is moeilijk<br />
haar te onderkennen, nog moeilijker ervan los te komen. Dat kan slechts gebeuren<br />
door de Heilige Geest, Die dit 'bedrog' ontmaskert.<br />
3.3 Gericht<br />
'Moor ik wilde het verzwijgen; mijn beenderen verouderden, als ik de ganse dag<br />
schreeuwde! Aanvankelijk wilde ik van deze zonden niet weten. Maar toen werd<br />
wat in mijn ogen krachtig was en jong en sterk, in Uw ogen zwak en oud en<br />
ondeugdelijk. Want niets verhullend scheen het licht van de Geest in mijn vermetele<br />
ziel, om mij tot deemoed en zelfkennis te brengen.<br />
Daarbij kwam nog dat ik met Uw goddelijk gericht geconfronteerd werd. Als een<br />
doorn (dat woord leest Luther aan het slot van vers 4) stak Uw oordeel in mijn<br />
geweten. Ik was ontzettend angstig. Ik dacht voor eeuwig te gronde te gaan.<br />
Daarom schreewde ik. O, wat drukte Uw hand zwaar op mij, dag en nacht.<br />
3.4 Belijdenis<br />
'Mijn zonde heb ik U beleden, en dat ik niet rechtvaardig ben, heb ik niet verborgen. Ik<br />
heb gezegd: ik wil God tegen mijzelf in mijn ongerechtigheid belijden! Nu heb ik het<br />
roemen in mijzelf opgegeven, en beleden dat ik niets goeds gedaan heb, ook daar<br />
waar ik goed handelde. En terwijl anderen zichzelf rechtvaardigen en hun eigen<br />
onschuld betuigen (maar juist zo schuldig worden en hun slechtheid verbergen!),<br />
verbergen zij die waarlijk rechtvaardig zijn, hun slechtheid niet. En omdat zij hun<br />
zonden niet bedekken of verbergen, worden die bedekt en verborgen door<br />
God.<br />
Zodra een zondaar schuld belijdt, is hij rechtvaardig voor God. Daarom beschimp<br />
ik mijzelf, want dan looft mij God. Ik smaad mijzelf, dan eert mij God. Ik klaag mijzelf<br />
aan, dan spreekt God mij vrij. Ik getuig tegen mijzelf, dan getuigt God voor<br />
mij.<br />
- 25-
3.5 Een rots in de aanvechting<br />
7n een zondvloed met haar wateren zullen die hem niet bereiken.Want Gij zijt mijn Toevlucht*<br />
We ontmoeten hier een heilige, die zichzelf tegenover God aanklaagt en<br />
Hem om genade smeekt. Meer nog: die staat op de rots van Gods gerechtigheid,<br />
dat is Christus. Is op Hem niet iedereen gegrond, die zijn eigen aanklager, beschuldiger<br />
en rechter is?!<br />
Juist op zulke heiligen dringt de zondvloed aan, met een niets ontziend geweld.<br />
En toch, in deze aanvechtigen gaan zij niet ten onder, d.w.z. zij lijden geen schade<br />
aan hun ziel, ook al raken wellicht lichaam en leven verloren. Een geweten, dat<br />
vrolijk rust in Gods barmhartigheid, overwint alle aanvechtingen.<br />
3.6 Boven uw verstand<br />
Nu komt Gods antwoord: 7/c zal u verstand geven en u onderwijzen aangaande de<br />
weg, waarop u wandelen moet'. Ja, dat zal Ik doen. En dan kan het best zijn dat u<br />
een weg gaat, waarvan u denkt:'Dit gaat verkeerd!' Maar het moet niet gaan volgens<br />
uw verstand, maar boven uw verstand. Niet weten waarheen u gaat, dat is<br />
pas recht weten waarheen u gaat. Verging het zo niet Abraham? Hij gaf zich over<br />
aan Mijn weten en liet zijn weten varen. Dat nu is de weg van het kruis, die u niet<br />
kunt vinden, maar waarlangs Ik u voer als een blinde. U mag niet uw eigen weg<br />
gaan, uw eigen werken uitkiezen, uw eigen lijden uitdenken. Nee, het gaat tegen<br />
uw kiezen en denken en begeren in.<br />
3.7 Overgave<br />
'Mijn ogen zullen steeds op u zijn! Daarom moeten üw ogen gesloten zijn. Is dat<br />
niet onverantwoord? Nee, want hierin komt tot uiting dat God van ons een kinderlijk<br />
geloof en een vast vertrouwen vraagt. Alles dienen we aan Hem over te<br />
laten.Wie dat niet doet, is als een paard of een muildier: die dieren gaan niet verder<br />
dan hun zintuigen aangeven. Ja, zo iemand is een goddeloze. Want hij regeert<br />
zichzelf en is van Gods regering niet gediend. Al lijkt hij misschien de gehoorzaamste,<br />
de vroomste, de rechtvaardigste. Maar God wederstaat hem en zendt<br />
hem plagen (vers 10), die hem echter niet tot inkeer brengen.<br />
3.8 Perspectief<br />
'W/e op God hoopt, dien zal de barmhartigheid omringen. Verheugt u in God!' Dat is<br />
-26 -
het perspectief voor allen, die aan zichzelf vertwijfelen en hopen op God. Zij<br />
worden opgeroepen zich in God te verheugen. Want hun hart staat recht tegenover<br />
God (zoals Luther de laatste regel vertaalt). Daarom is er voor hen alle<br />
reden om te roemen, te pronken en te pralen. Immers,'Die roemt, roeme in de<br />
Heere!'<br />
3.9 <strong>De</strong> hele Luther<br />
We komen in de uitleg van deze psalm bijna de 'hele Luther' tegen. We treffen<br />
namelijk tal van elementen aan, die wezenlijk zijn voor zijn denken over de<br />
gerechtigheid van het geloof. We wijzen er op enkele, daaraan enkele citaten van<br />
elders toevoegend:<br />
a. <strong>De</strong> mens wordt opgeroepen zichzelf ongelijk te geven en God gelijk. 'God<br />
rechtvaardigen' noemt Luther dat ergens. Daarmee geeft de mens zichzelf uit<br />
handen; net zoals een zieke, die de ernst van zijn ziekte onderkent, zichzelf in<br />
de hand van de arts geeft.<br />
b. In Christus, de rots der gerechtigheid, vindt de mens wat hij elders tevergeefs<br />
zoekt: heil, leven, vrede en vergeving. 'Het geloof ziet niets anders en grijpt<br />
niets anders dan Christus, de Verlosser.... Het geloof omklemt Christus zoals<br />
een ring een edelsteen.' Dus: extra nos, buiten onszelf, id est in Christo, dat is in<br />
Christus.<br />
c. <strong>De</strong> zonde wordt de mens niet toegerekend. In plaats daarvan ontvangt hij<br />
Christus' gerechtigheid. Elders spreekt Luther over de 'wonderlijke ruil'. Het<br />
geloof zegt dan: 'Ik ben Uw zonde, dood en vloek; Gij echter zijt Mijn gerechtigheid,<br />
leven en zaligheid'. Daarachter ligt het geheim van de verzoening.'Met<br />
één druppeltje bloed had Hij voor de zonden der wereld genoeg kunnen<br />
doen. Nu Hij echter al Zijn bloed vergoten heeft, heeft Hij een zeer rijke<br />
genoegdoening teweeggebracht.'<br />
d. Het geloof is het 'kale, naakte' geloof, dat geen prestatie, geen roem, geen offer<br />
enz. meeneemt, en dat slechts één ding kan: ontvangen.Vandaar dat onze ogen<br />
gesloten en Gods ogen open moeten zijn.Vandaar ook dat Luther het woord<br />
'alleen' toevoegt in de vertaling van Romeinen 3 : 28:'Zo houden wij het er<br />
nu voor dat de mens gerechtvaardigd wordt zonder de werken der wet, alleen<br />
door het geloof'.<br />
e. Wie in dit geloof leeft, is vrij om in God te roemen en goede werken te doen.<br />
'Het geloof is zoiets levends, bezigs, krachtigs en machtigs, dat het onmogelijk<br />
is dat het niet voortdurend goede dingen zou doen. Het vraagt er ook niet<br />
naar of er goede werken te doen zijn, maar voor men ernaar vraagt, heeft ze<br />
die al gedaan. Het is altijd bezig.'<br />
- 27-
f. <strong>De</strong> mens is en blijft in zichzelf zondaar, maar in Christus is hij een nieuwe<br />
schepping. Dit gegeven, dat boven alle psychologie uitgaat, gaf Luther meer<br />
dan eens de uitdrukking in de pen: simul iustus ac peccator, tegelijk (!) zondaar<br />
én rechtvaardige, tegelijk - om met de uitleg van Psalm 32 te spreken -<br />
iemand die vertwijfelt én zich verheugt.<br />
g. Luther heeft uit eigen ervaring geweten wat aanvechting was, en een verschrikt<br />
geweten. Dat klinkt volop door in de uitleg van deze psalm. Er is aanvechting<br />
van buiten, van de kant van de zogenaamde rechtvaardigen, maar niet<br />
minder van binnen, waar de vrome zelfzucht zich laat gelden.<br />
h. Het is Gods wet, die de mens aan het eind van zijn eigen kennen en kunnen<br />
brengt. Gods Evangelie zet de mens vervolgens in de ruimte. Nu komen we<br />
het begrippenpaar 'wet-evangelie' in Luthers uitleg niet direct tegen; pas later<br />
zal hij het meer gaan hanteren. <strong>De</strong> zaak is echter al wel volop aanwezig; dat<br />
blijkt vooral in de uitleg van vers 3 en 4.<br />
i. <strong>De</strong> rechtvaardigingsleer moet in ene adem genoemd worden met de theologia<br />
crucis, de theologie van het kruis.Vandaaruit heeft Luther gedacht, geloofd<br />
en geleefd. Niet voor niets zegt hij met een zekere hartstocht bij een andere<br />
psalm:'Alleen het kruis is onze theologie!' Kort gezegd houdt dat in dat wij<br />
alleen vanuit Christus' kruis toegang hebben tot de Schrift en tot de werkelijkheid,<br />
waarin wij leven. Daarbij is God dikwijls verborgen en moeten we<br />
Hem zoeken, waar Hij voor ons idee niet kan zijn. In Luthers uitleg van Psalm<br />
32 klinkt dit vooral door, wanneer hij bij vers 8 aantekent:'Het moet niet gaan<br />
naar uw verstand, maar boven uw verstand'. Geloof zonder kruis gaat niet. Het<br />
kruis is de 'hofkleur' van de christen.<br />
4. <strong>De</strong> Augsburgse Confessie<br />
In 1530 wordt Luthers allernaaste medewerker Philippus Melanchthon geroepen<br />
om in Augsburg ten overstaan van de keizer te verantwoorden, waarom het in<br />
het reformatorische geloof gaat. Zo is de Augsburgse Confessie ontstaan. Dit tot<br />
kerkelijke belijdenis uitgegroeide geschrift bevat 28 artikelen. Het vierde handelt<br />
over de rechtvaardiging. Dat luidt als volgt:<br />
'Ook wordt geleerd dat de mensen zich tegenover God niet kunnen rechtvaardigen<br />
door hun eigen krachten, verdiensten of werken, maar dat ze door genade<br />
gerechtvaardigd worden vanwege Christus, door het geloof, omdat ze geloven<br />
dat ze uit genade aangenomen worden en dat de zonden vanwege Christus vergeven<br />
worden, Die door Zijn dood genoegdoening verschafte voor onze zonden.<br />
Dit geloof ziet God aan als gerechtigheid tegenover Hem (Romeinen 3 en 4).'<br />
We zien hoe Melanchthon in enkele regels de kern van de rechtvaardiging weer-<br />
-28 -
geeft. <strong>De</strong> verdiensten van de mens dragen niets bij aan de rechte verhouding<br />
tegenover God. Het zijn de genade en de vergeving, die - gegrond op Christus'<br />
verzoenend sterven - de dienst uitmaken. En de mens? Hij gelooft en dit geloof<br />
rekent God tot gerechtigheid. <strong>De</strong> verwijzing naar Romeinen 3 en 4 maakt duidelijk<br />
dat dit geloof geen prestatie is van de mens, maar gratie van God.<br />
5. Calvijn<br />
Niet minder dan Luther was Calvijn bezig met de rechtvaardiging. Hij wist zich<br />
in dit leerstuk een leerling van de Wittenbergse reformator en beschouwde hem<br />
als 'de uitnemende apostel van Christus, door wiens dienst weer het licht van het<br />
Evangelie werd ontstoken'. In zijn Institutie noemt hij de rechtvaardiging'de voornaamste<br />
pijler, waarop de godsdienst rust' (Inst. III, II, I). Dat doet denken aan<br />
Luthers 'rots'.<br />
We gaan Calvijns gedachtengang na aan de hand van zijn beroemde brief aan<br />
Sadoletus uit 1539. <strong>De</strong>ze kardinaal had een vleiend en verleidend schrijven aan<br />
Genève gezonden met als doel de kerk daar weer voor Rome te winnen. In<br />
Genève voelde men: slechts één kan naar behoren onze zaak verdedigen: Calvijn.<br />
In eigen, samenvattende verwoording geven we zonder verder commentaar Calvijns<br />
antwoord weer.<br />
5.1 Een felle strijd<br />
Het klopt, eerwaarde, dat wij met u de felste strijd voeren over de rechtvaardiging<br />
door het geloof. Maar dat is geen onnut vraagstuk. Want als deze belijdenis<br />
wordt weggenomen, is de heerlijkheid van Christus vernietigd, de religie verworpen,<br />
de kerk verwoest en de hoop der zaligheid vergaan. Daarom laat ik hier<br />
in het kort volgen, hoe ik daarover denk.<br />
5.2 Kennis van zichzelf en van Christus<br />
Het begint met zelfkennis: de mens moet zijn geweten voor Gods rechterstoel<br />
brengen om zo overtuigd te raken van zijn zondige toestand en van het vonnis,<br />
dat over alle zondaren geveld is. Wanneer hij in ootmoed voor God is neergevallen,<br />
wijzen wij hem op de enige grond van ons behoud: Gods barmhartigheid,<br />
ons in Christus, onze Gerechtigheid, geopenbaard. Want Hij heeft met Zijn<br />
gehoorzaamheid onze overtredingen uitgedelgd, door Zijn offerande Gods toorn<br />
verzoend, met Zijn bloed onze smetten uitgewist, door Zijn kruis onze vloek<br />
opgeheven, door Zijn dood voor ons genoeg gedaan. Zo voltrekt zich de ver-<br />
- 29-
zoening, niet door enige verdienste van de mens, maar uit vrije genade. Waar wij<br />
nu Christus in het geloof omhelzen en zo in gemeenschap met Hem treden, noemen<br />
wij dat naar de wijze der Schrift: de rechtvaardiging door het geloof.<br />
<strong>De</strong>ze rechtvaardiging wortelt enkel en alleen in de goedheid Gods, Die de zondaar<br />
- onverdiend! - Zijn gerechtigheid schenkt, en wel daardoor dat Hij hem<br />
zijn ongerechtigheid niet toerekent. Door het geloof wordt hij deze weldaad<br />
deelachtig, waarbij elke gedachte aan werk verre is.<br />
5.3 Goede werken<br />
Worden nu de goede werken veronachtzaamd? Nee, want Christus is gekomen<br />
om de mens voor God aangenaam te maken, d.w.z.: ijverig in goede werken. Zij<br />
brengen niets bij tot de rechtvaardiging van de mens, maar zij hebben in zijn leven<br />
wèl betekenis. Dat kan ook niet anders. Want waar Christus is, daar is ook de<br />
Geest der heiligmaking, Die de harten wederbaart tot nieuw leven.<br />
Dit is dus de inhoud van onze prediking: Christus vernieuwt hem, die Hij rechtvaardigt,<br />
tot een zalig leven, rukt hem uit de overmacht der zonde, herschept<br />
hem naar het beeld Gods en brengt hem door Zijn Geest tot gehoorzaamheid.<br />
En ons heil kan nergens anders in rusten dan in onze aanneming tot kinderen<br />
Gods.<br />
6. <strong>De</strong> Heidelbergse Catechismus<br />
Ook in de gereformeerde belijdenisgeschriften wordt uitdrukkelijk de rechtvaardiging<br />
door het geloof beleden: in de Catechismus van Genève (vragen en<br />
antwoorden 111-127) de Nederlandse Geloofsbelijdenis (artikel 22 en 23) en de<br />
Heidelbergse Catechismus. In de Dordtse Leerregels komt zij meer terloops aan<br />
de orde (bijv. hoofdstuk 2, artikel 8).<br />
We volstaan met een citaat uit de Heidelberger: Zondag 23, vraag en antwoord<br />
60: 'Vraag. Hoe zijt gij rechtvaardig voor God? Antwoord. Alleen door een waar<br />
geloof in Jezus Christus; alzo dat, al is het dat mij mijn geweten aanklaagt dat ik<br />
tegen al de geboden van God zwaar gezondigd heb, en geen daarvan gehouden<br />
heb, en ik nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder enige<br />
verdienste mijnerzijds, uit louter genade mij de volkomen genoegdoening, gerechtigheid<br />
en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals had ik nooit<br />
zonde gehad of gedaan, ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die<br />
Christus voor mij volbracht heeft, in zoverre ik zulk een weldaad met een gelovig<br />
hart aanneem.'<br />
In dit antwoord valt ten eerste de persoonlijke toon op.Verder komen we meer<br />
- 30-
dan één element tegen van het aantal dat we in 3.9 opsomden: de toerekening,<br />
de aanvechting, de wet, het 'in Christus', het geheim van de verzoening, tegelijk<br />
zondaar en rechtvaardige. <strong>De</strong> goede werken, waaraan én Luther én Calvijn alle<br />
belang hechten, worden in antwoord 64 ter sprake gebracht:'Het is onmogelijk,<br />
dat, zo wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen<br />
vruchten der dankbaarheid'.<br />
7. <strong>De</strong> <strong>Konkordie</strong> van Leuenberg<br />
In het tweede hoofdstuk van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> (afgekort als LK)<br />
beschrijven de met haar instemmende kerken hun gemeenschappelijk verstaan<br />
van het Evangelie.'<strong>De</strong> boodschap der rechtvaardiging als de boodschap van Gods<br />
vrije genade' (art. 8-12) is het eerste thema en wordt de maatstaf van alle kerkelijke<br />
verkondiging genoemd.<br />
In deze leer hebben de vaderen der Reformatie het zuivere begrip van het Evangelie<br />
tot uitdrukking gebracht. Dat houdt in dat Jezus Christus betuigd wordt a)<br />
als de Mensgewordene, in Wie God Zich met de mens verbonden heeft, b) als de<br />
Gekruisigde en de Opgestane, Die het gericht Gods op Zich genomen en daarin<br />
Gods liefde tot de zondaar betoond heeft, en c) als de Komende, die als Rechter<br />
en Redder de wereld tot de voltooiing leidt.<br />
Door Zijn Woord in de Heilige Geest roept God alle mensen tot bekering en<br />
geloof.Wie op het Evangelie vertrouwt, is om Christus' wil gerechtvaardigd voor<br />
God en bevrijd van de aanklacht van de wet. Zo kan hij leven tot eer van God<br />
en in dienst aan de naaste en de wereld, en is hij bereid te lijden.<br />
Christenen komen op voor aardse gerechtigheid en vrede. Daarom moeten zij<br />
samen met anderen zoeken naar rationele criteria, die ter zake en toepasbaar<br />
zijn. Zij doen dat in vertrouwen op Gods zorg voor de wereld en met het oog<br />
op de verantwoording voor Zijn gericht.<br />
7.1 Overeenkomst<br />
In wat de LK over de rechtvaardiging zegt, zien we elementen terugkeren, die<br />
ook door de Reformatie genoemd zijn. We wijzen op: de rechtvaardiging als<br />
boodschap van Gods vrije genade en als maatstaf van de verkondiging daarvan,<br />
het geloof dat tot gerechtigheid gerekend wordt, Christus als <strong>De</strong>gene Die uit liefde<br />
tot de zondaar Gods gericht op Zich genomen heeft, de aanklacht van de wet<br />
en de bevrijding daarvan, de goede werken (verwoord als bijv. 'dienst aan de<br />
ander' en 'dienst in de gemeente'), de bereidheid om te lijden.<br />
- 31 -
7.2 Vragen<br />
Niettemin is er ook sprake van verschil, wanneer de LK en Luther c.s. vergeleken<br />
worden.Vragenderwijs stellen we enkele punten aan de orde.<br />
Vooraf zij opgemerkt: a) de LK zegt dat zij niet als een nieuwe belijdenis verstaan<br />
wil worden. Daarmee dienen we bij onze beoordeling rekening te houden, b) <strong>De</strong><br />
LK zegt meer dan eens dat bepaalde veroordelingen in de reformatorische belijdenissen<br />
niet meer de huidige stand van de leer der kerken raken; dergelijke uitspraken<br />
maken alert en roepen een kritische geest wakker, c) Veel hangt af van<br />
de vraag of iemand een welwillende lezer is, of niet; wij proberen kritisch-welwillend<br />
te zijn. d) Uiteindelijk geeft in dezen de Schrift de doorslag. Wij weten<br />
ons onder haar gezag en uitleg gesteld.Wij hebben ons vanuit de Schrift door de<br />
Heilige Geest onderdanig te laten onderwijzen (Calvijn).<br />
a. Belijdt men Christus ondubbelzinnig als waarachtig mens én waarachtig God,<br />
zoals bijv. de Geloofsbelijdenis van Nicea en de Augsburgse Confessie (art. 3)?<br />
Immers, de rechtvaardiging door het geloof heeft alles te maken met de belijdenis<br />
aangaande Christus. Er wordt wél gezegd dat 'in Jezus Christus, waarachtig<br />
mens, de eeuwige Zoon en daarmee God Zelf, Zich tot heil in de verloren<br />
mensheid (heeft) begeven' (art. 21), maar over Zijn waarachtig God- én<br />
waarachtig mens-zijn wordt met een zekere afstandelijkheid gesproken in het<br />
verband van 'traditionele denkvormen' (art. 22).<br />
b. Waarom wordt, juist in het kader van de rechtvaardiging, niet uitdrukkelijk<br />
gesproken over de verzoening? Niet dat de LK daarover zwijgt:'Wanneer wij<br />
het avondmaal vieren, verkondigen wij de dood van Christus, door Wie God<br />
de wereld met Zichzelf verzoend heeft'. Maar wordt daarmee ook de genoegdoening<br />
bedoeld, die Luther en Calvijn juist in dit verband zo sterk hebben<br />
benadrukt? Wordt bij het gericht Gods ook gedacht aan de toorn Gods, die<br />
gestild wordt?<br />
c. Klopt het dat de LK in mildere bewoordingen over de mens spreekt dan de<br />
Reformatie? <strong>De</strong> LK spreekt over hem als over zondaar en aan zonde en dood<br />
vervallen mens. Wanneer Luther en Calvijn in de rechtvaardigingsleer de<br />
mens tekenen, schilderen zij hem met schriller realisme: hij is een goddeloze,<br />
hij wil niet dat God Gód is, hij draagt vervloeking en smetten met zich mee,<br />
hij is des doods schuldig.<br />
d. <strong>De</strong> LK kent een krachtige oproep tot getuigenis en dienst. Christenen moeten<br />
opkomen voor aardse gerechtigheid en vrede tussen mensen en volken.<br />
Is dit in overeenstemming met wat de reformatoren voorstonden? Wordt<br />
hier de boog van hun goede werken niet overspannen? <strong>De</strong>ze vragen worden<br />
vooral ingegeven vanwege het feit dat de LK niet duidelijk spreekt over de<br />
- 32-
aard van het laatste gericht, waarin de laatste rechtvaardiging plaatsvindt en<br />
waaraan - zegt artikel 37 van de NGB - 'de gedachte schrikwekkend en angstaanjagend<br />
is voor de slechte en goddeloze mensen, maar de rechtvaardigen<br />
en uitverkorenen verlangen er vurig naar en putten er rijke troost uit'. <strong>De</strong> LK<br />
heeft het over Christus, Die als Rechter en Redder de wereld tot haar voltooiing<br />
leidt Maar is zo wel voldoende duidelijk dat Gods gerechtigheid een<br />
vreemde en geschonken gerechtigheid is, die binnenwerelds, d.w.z. in deze<br />
geschiedenis, niet gerealiseerd wordt en waar wij met lege handen bij staan?<br />
7.3 Beoordeling<br />
We laten het bij deze vragen. Wanneer we aan de hand daarvan de balans opmaken,<br />
moeten we concluderen dat de LK onhelder en weinig reformatorisch<br />
belijnd de rechtvaardiging aan de orde stelt. Er is sprake van een onduidelijke<br />
christologie, een onduidelijke verzoeningsleer, een onduidelijk mensbeeld, een<br />
onduidelijke eschatologie.<br />
Dit is een teleurstellende slotsom, temeer omdat de LK de bespreking van de<br />
rechtvaardiging eindigt met de verklaring dat men zich met dit verstaan van het<br />
Evangelie weet te staan op de bodem van de oud-kerkelijke belijdenissen en dat<br />
men de gezamenlijke overtuiging van de refomatorische belijdenissen aanvaardt<br />
<strong>De</strong> VPKN-in-wording doet er goed aan om op grond van haar eigen belijdenisgeschriften<br />
afstand te nemen van de LK. Wanneer het leerstuk van de rechtvaardiging<br />
van de goddeloze het artikel is, waarmee de kerk staat of valt (en dat is zij),<br />
doet wat de LK hierover zegt haar geducht wankelen. Als dit besef doorbreekt,<br />
is toch niet geheel onwaar wat in artikel 1.5 van de concept-kerkorde in eerste<br />
lezing over de LK staat: 'Voorts erkent de kerk de betekenis van de <strong>Konkordie</strong><br />
van Leuenberg voor de voortgaande ontmoeting van de lutherse en de gereformeerde<br />
tradities'. Echter, een dergelijke uitkomst in het negatieve kan de bedoeling<br />
van deze zinsnede toch niet zijn.<br />
8. Tenslotte<br />
Wanneer Luther de gerechtigheid door het geloof als de vaste en enige rots van<br />
de kerk belijdt en wij in gemeenschap met deze belijdenis willen staan, kan het<br />
niet anders of dan hangt van de rechtvaardiging het'zijn' van de kerk af. Hier, op<br />
dit punt, wordt beslist of de kerk het Evangelie heeft of slechts een lege naam.<br />
Daarom dienen we ook en juist met elkaar alle mogelijke moeite te doen de<br />
hoogte en breedte en diepte van dit leerstuk met hoofd en hart te begrijpen, ook<br />
al komen we - om met Luther te spreken - vaak niet verder dan wat zwakke en<br />
- 33 -
armelijke beginselen en brokstukken. Wij hebben én als kerk én persoonlijk ons<br />
dit leerstuk toe te eigenen. Anders beroven wij onszelfvan de mogejijkheid om<br />
in alle andere vragen tot een oplossing te geraken. Want hier gaat het om waar<br />
of vals, of men met deze leer verloren gaat of niet.<br />
We eindigen met een m.i. zeer aansprekend Luther-citaat:'Wanneer het hart van<br />
iemand, die in Christus gelooft, hem beschuldigt en aanklaagt, en tegen hem<br />
getuigt dat hij verkeerd heeft gedaan, dan wendt het zich zo snel mogelijk daarvan<br />
af en neemt het zijn toevlucht tot Christus en zegt: Hij heeft genoeg gedaan,<br />
Hij is rechtvaardig, Hij is mijn verdediging, Hij is voor mij gestorven en Hij heeft<br />
Zijn gerechtigheid tot de mijne gemaakt en mijn zonde tot de Zijne... Mijn zonde<br />
kan Hem niet verslinden, maar zij wordt zelf verslonden in de oneindige afgrond<br />
van Zijn gerechtigheid. Want Hij is God, hooggeloofd in eeuwigheid'.<br />
- 34-
Kerkgemeenschap<br />
I. <strong>De</strong> konkordie beoogt gemeenschap<br />
Op basis van een gemeenschappelijk verstaan van het Evangelie beoogt de <strong>Konkordie</strong><br />
van Leuenberg kerkgemeenschap te betuigen en te verwerkelijken tussen<br />
de met deze konkordie instemmende lutherse, gereformeerde en de uit deze<br />
voortgekomen geünieerde kerken, alsmede de daarmede verwante voorreformatorische<br />
kerken der Waldenzen en der Boheemse Broeders. I}<br />
Bij de besprekingen in de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk<br />
in 1973, die geleid hebben tot de aanvaarding van deze konkordie, is duidelijk<br />
gesteld dat de kerkgemeenschap in de zin van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> geenszins<br />
het doel had om kerken samen te voegen en te laten fuseren tot een soort algemene<br />
reformatorische kerk in Europa. 2) <strong>De</strong> konkordie, die het karakter draagt<br />
van een compromis, moest, zoals gesteld werd, vooral gezien worden als een uitgangspunt<br />
voor verdere gesprekken. 3)<br />
Zelf beschrijft de konkordie in haar laatste hoofdstuk haar eigenlijke doel en<br />
geeft zij aan dat kerkgemeenschap in de zin van deze konkordie betekent dat kerken<br />
van verschillende belijdenis op grond van het verstaan van het Evangelie<br />
elkaar gemeenschap in Woord en sacrament verschaffen en een zo groot mogelijke<br />
gemeenschappelijkheid in getuigenis en dienst aan de wereld nastreven. 4)<br />
Daarbij nemen de kerken een binding aan de belijdenissen die bij hen gelden in<br />
acht. 5)<br />
Een unificatie die afbreuk doet aan de levende veelvormigheid van het godsdienstige<br />
leven zou het wezen van de kerkelijke gemeenschap zoals deze hier wordt<br />
bedoeld weerspreken, zo stelt de konkordie zelf. 6)<br />
<strong>De</strong> concept-kerkorde van de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland gaat echter<br />
blijkbaar beduidend verder dan de door de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> eigenlijk<br />
bedoelde kerkgemeenschap, omdat zij de konkordie duidelijk een plaats geeft iri<br />
- 35 -
het kader van de fusie van kerken en haar plaatst in een belijdend kader.<br />
Naar haar eigen zeggen moet de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> niet verstaan worden<br />
als een nieuwe belijdenis en laat zij de verbindende kracht van de belijdenissen in<br />
de deelnemende kerken uitdrukkelijk bestaan. ^ Zo lijkt er dus geen grond te zijn<br />
voor de gedachte dat de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> bepaalde elementen van de<br />
belijdenisgeschriften buiten werking zou stellen. Uitdrukkelijk is bij haar ontwerp<br />
ook gesteld dat men wilde vermijden dat de konkordie een norm tot interpretatie<br />
van de belijdenisgeschriften zou zijn. 8)<br />
Toch moet er gewezen worden op een zekere tweesporigheid, zo niet een innerlijke<br />
tegenstrijdigheid in dit spreken, daar er toch in feite door de konkordie wel<br />
een interpretatie van de belijdenis geschiedt en zich daarmee feitelijk en concreet<br />
een daad van belijden voltrekt. 9) Het gemeenschappelijk verstaan van het<br />
Evangelie spitst zich in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> toe op de boodschap van de<br />
rechtvaardiging als de boodschap van Gods vrije genade, als gemeenschappelijke<br />
overtuiging van de reformatorische belijdenisgeschriften.<br />
Het exclusieve heilsmiddelaarschap van Jezus Christus wordt genoemd 'het centrum<br />
der SchriftDit is dan de maatschaf van alle kerkelijke verkondiging. I0)<br />
Op deze centrale basis zoekt men de gemeenschap der kerken.<br />
2. <strong>De</strong> reformatoren beoogden gemeenschap<br />
Ogenschijnlijkt lijkt de door de <strong>Konkordie</strong> van Leuenberg begeerde gemeenschap<br />
der kerken op basis van het centrum der Heilige Schrift op het verlangen<br />
van de reformatoren zelf tot een kerkelijke eenheid tussen luthersen en gereformeerden<br />
op basis van het hart van de zaak ondanks onderlinge theologische<br />
verschillen.<br />
Woordelijk schrijft Calvijn over de onzalige strijd tussen de verschillende hervormers<br />
het volgende:<br />
'Zij hebben allen uit één mond geleerd welke de rechte en onvervalste godsdienst<br />
was en hebben hun best gedaan om die van de ontelbare bijgelovigheden en afgoderijen<br />
te zuiveren en van de verdichtselen der mensen te ontlasten. Ze hebben<br />
geleerd, nadat ze het vertrouwen op de goede werken onderste boven hadden<br />
gesmeten, waarmee de arme mensen geheel dronken, ja betoverd waren, dat de<br />
gehele zaligheid in de genade van Christus bestond.<br />
Zij hebben de kracht van Christus zeer heerlijk verheven, die óf geheel onder de<br />
voeten vertreden had gelegen, óf verdronken onder het water schuilde; welke<br />
het rechte aanroepen zij; welke de kracht en natuur van de boetvaardigheid zij;<br />
- 36-
waar ze vandaan komt en wat voor vruchten het geloof voortbrengt; welke de<br />
wettige tucht of regering van de kerk zij, wordt van hen allen hetzelfde geleerd.<br />
Alleen in de waartekenen is wat verschil geweest.<br />
En nochtans durf ik dit zonder lichtvaardigheid voor de waarheid te zeggen: zo<br />
hun harten eensdeels niet door al te grote heftigheid van schrijven en disputeren<br />
verbitterd hadden geweest en anderdeels ook niet al te kwaad vermoeden<br />
hadden gehad, daar zou zulk een grote onenigheid niet geweest zijn, of zij zou wel<br />
gemakkelijk verzoend zijn geweest.<br />
Zo nu door die hittige brand van disputeren de tweedracht naar behoren niet<br />
heeft mogen worden geslecht, wat staat er nu nog in de weg, dat ze de eenvoudige<br />
waarheid er minder om horen, daar de oploop als gestild is7<br />
Zelfs ondanks de onderlinge verschillen in de avondmaalsopvatting schrijft Calvijn:<br />
Wij komen zeer wel overeen in het rechte gebruik van de sacramenten. Wij leren<br />
allen zonder onderscheid, dat de sacramenten daartoe ingesteld zijn, opdat ze<br />
Gods beloften in onze harten mochten verzegelen; opdat ze het geloof opbeuren<br />
en getuigenissen zijn van Gods genade. Wij betonen uitdrukkelijk dat het<br />
geen ijdele of blote en dode, dat is krachteloze figuren zijn, omdat niet alleen hun<br />
gebruik krachtig werkt door de verborgen kracht van dezelfde Heilige Geest, al<br />
hetgeen Hij daar vertoont.<br />
Daarom bekennen wij brood en wijn in het Heilig Avondmaal geen ijdele waartekenen<br />
te zijn van de gemeenschap die de gelovigen met Christus, hun Hoofd,<br />
hebben, omdat onze zielen Christus Zelf tot een geestelijk voedsel genieten.<br />
Dit alles wordt overal eender geleerd.<br />
Daarom, wat is het dat die hoogmoedige mensen hierin een zo grote ergernis<br />
vinden, die het Evangelie de weg en de toegang beneemt?<br />
Ja, maar in de manier hoe men Christus deelachtig wordt te beschrijven is men<br />
wel een weinig verschillende.<br />
Ik erken dat ze alleen met een zo goed onderscheid niet spreken als het wel ware<br />
te wensen, dikwijls omdat ze allen geen enerlei gaven hebben ontvangen (I Kor.<br />
12) om in alle klaarheid hiervan te spreken, of omdat ze allen geen enerlei mate<br />
des geloofs hebben gekregen.' H)<br />
Zóver gaat Calvijn daarbij, dat hij zelfs uitdrukkelijk pleit voor een broederlijke<br />
zin en gemeenschap tussen de kerken. I2)<br />
Alhoewel er zeker confessionele verschillen zijn tussen Luther en Calvijn, heeft<br />
de laatste toch van harte de Confessio Augustana onderschreven. In elk geval de<br />
- 37-
Confessio Augustana Variata (= de gewijzigde Augsburgse Geloofsbelijdenis) l3) ,<br />
waarvan Calvijn zegt dat daarin niet één woordje te vinden is dat de. calvinistische<br />
leerwijze weerspreekt en dat hij met de zin ervan volledig overeenstemt l4)<br />
Maar zelfs met de Confessio Augustana Invariata (= de ongewijzigde Augsburgse<br />
Geloofsbelijdenis van 1530) heeft hij zijn instemming betuigd. I5)<br />
<strong>De</strong> instemming van mannen als Guido de Brès,Johannes a Lasco, Petrus Dathenus,<br />
Caspar Olevianus, Frederik de Vrome (de keurvorst van de Paltz die<br />
opdracht gaf tot het opstellen van de Heidelberger Catechismus), Hiëronymus<br />
Zanchius, Petrus Martyr en Andreas Hyperius en anderen is elders aangegeven. I6)<br />
<strong>De</strong> hoge mate van confessionele overeenstemming tussen de lutherse Confessio<br />
Augustana en de gereformeerde Heidelbergse Catechismus is meermalen theologisch<br />
aangetoond. I7)<br />
Wij kunnen dus vaststellen dat de reformatoren - denk aan Luther, Melanchthon<br />
en Calvijn (zelf noemt Calvijn de Zwitsers erbij) - ondanks de erkenning van verschillen,<br />
ten diepste één waren in geloof en belijden. Er was bij hen een oecumene<br />
van het hart<br />
Calvijn achtte Luther dan ook zeer hoog en ondanks zijn heftige natuur die hem<br />
dikwijls parten speelde had Luther toch ook eerbied voor Calvijn. <strong>De</strong> laatste was<br />
al hartelijk verblijd als Luther hem via anderen de groeten liet overbrengen. I8)<br />
Echter nog in de tijd van de reformatoren - Calvijn heeft dit zeer betreurd, denk<br />
aan zijn controverse met de strenge lutheraan Joachim Westphal - werden de<br />
verschillen, vooral rondom het Heilig Avondmaal en de twee naturen van Christus,<br />
op de spits gedreven en gingen lutheranen en calvinisten onverzoenlijk uiteen.<br />
Dit kreeg met name zijn beslag in de lutherse 'Formula Konkordiae' van<br />
1577, waarin uitdrukkelijk de calvinistische visie op het Heilig Avondmaal werd<br />
afgewezen.<br />
Ook werd de Confessio Augustana Invariata van 1530 voor de lutheranen maatgevend,<br />
niet omdat zij op het punt van het Heilig Avondmaal irenischer was<br />
tegenover de rooms-katholieken, maar omdat zij meer dan de Variata geschikt<br />
was om zich af te grenzen tegenover de calvinisten.<br />
Bovendien heeft deze confessie nu een plaats in het gehele lutherse corpus van<br />
belijdenisgeschriften dat in 1580 is afgesloten met de aanvaarding van het zgn.<br />
'<strong>Konkordie</strong>nbuch', waaruit zij door de lutheranen moeilijk is te isoleren. Dit<br />
totaal van belijdenisgeschriften heeft voor de lutheranen namelijk uitdrukkelijk<br />
normatief, verplichtend gezag. I9)<br />
- 38-
Zo ontstonden er twee verschillende kerktypen, de lutherse en de calvinistische,<br />
die niet te verenigen zijn.<br />
Niettemin bleeft zelfs een man alsVoetius positief ten opzichte van het gesprek<br />
met de lutheranen, omdat hij ervan overtuigd was dat de verschillen niet kerkscheidend<br />
waren. 20)<br />
3. Om welke gemeenschap gaat het nu?<br />
<strong>De</strong> vraag rijst of de oecumene die de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> beoogt vanuit 'het<br />
centrum der Schrift', dezelfde is als de geschetste 'oecumene van het hart' die wij<br />
vinden bij de reformatoren.<br />
Kan men van de aanhangers van Leuenberg zeggen wat Calvijn zei van Luther en<br />
van de Zwitserse theologen: dat zij allen met hem in de ganse hoofdsom van de leer<br />
der godzaligheid wonderwel overeenstemden? Dat zij allen uit één mond leerden<br />
welke de rechte en onvervalste godsdienst was? Dat zij overeenstemden in de<br />
leer van Christus, de kracht van Christus, de genade van Christus, in de leer van<br />
het gebed, van de boetvaardigheid, van de vruchten van het geloof, van de kerkelijke<br />
tucht, van het rechte gebruik van de sacramenten en niet in het minst van<br />
het gezag van de Heilige Schrift? 2I)<br />
Vanwaar dan zoveel kritiek, zowel van lutherse als van gereformeerde zijde, op<br />
de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>?<br />
<strong>De</strong> afstand die de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> neemt van de verwerpingen der dwalingen<br />
die in de klassieke belijdenisgeschriften zijn opgenomen als voortvloeiend<br />
uit de kernpunten van de reformatorische leer, kan dan niet zijn in de geest van<br />
de reformatoren.<br />
Ten diepste worden hiermee de reformatorische belijdenissen in het hart aangetast.<br />
Hier moet gewezen worden op de fundamentele kritische reacties vanuit heel de<br />
belijdende beweging ('Bekenntnisbewegung') in Duitsland op de <strong>Leuenberger</strong><br />
<strong>Konkordie</strong>, die verdienen serieus te worden genomen. <strong>De</strong> reformatoren waren<br />
in hun belijdenis van de geloofswaarheden concreet, de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />
daarentegen munt uit in vaagheid.<br />
<strong>De</strong> reformatoren begeerden ondanks verschilpunten een eenheid in het geloof;ten<br />
aanzien van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> is echter wel gesteld dat men een eenheid<br />
zoekt niet in het geloof, maar in hetgeen men samen niet gelooft Het gaat in<br />
de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> niet om tweederangs theologische verschilletjes die<br />
verdoezeld worden, maar om de waarheid van het Evangelie zelf. Om der waarheid<br />
wille moet dan ook de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> worden afgewezen. 22)<br />
- 39-
Heel de zgn. Bekenntnisbewegung in Duitsland heeft zich dan ook uitdrukkelijk<br />
tegen de konkordie verzet, zowel door de talrijke belijdende gemeenschappen<br />
afzonderlijk, als bij monde van het Theologisch Convent van Belijdende Gemeenschappen'<br />
als orgaan van de overkoepelende 'Conferentie van Belijdende Gemeenschappen'<br />
Hiertoe behoren de volgende bewegingen:<br />
• 'Kein Anderes Evangelium' met haar vele regionale afdelingen;<br />
• 'Die Evangelische Sammlung Berlin';<br />
• 'Die Kirchliche Sammlung um Bibel und Bekenntnis' in verschillende landskerken;<br />
• de 'Ludwig-Hofacker-Vereinigung' in Württemberg;<br />
• het 'Gnadauer Verband' en<br />
• de 'Evangelische Notgemeinschaft',<br />
terwijl als gastleden deelnemen de zelfstandige Evangelisch-Lutherse Kerk in<br />
Duitsland,'die Evangelische Sammlung' in Württemberg en die in het Rheinland,<br />
'die Kirchliche Sammlung in Nordelbien' en 'die Sammlung Bekennender Evangelischer<br />
Frauen'.<br />
Dat is dus nogal wat.<br />
Juist uit de lutherse beweging kwam van theologen uit Duitsland, <strong>De</strong>nemarken,<br />
Noorwegen, IJsland, Zweden, Finland en ook uit Amerika en Canada een stroom<br />
van bezwaren tegen de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> los. Zij werden geformuleerd in<br />
de zgn.'Ratzeburger Thesen', die samengevat op het volgende neerkomen:<br />
1. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> brengt niet voluit het Evangelie tot gelding, want:<br />
zij verzwijgt de rechtvaardige toorn van God en dus het wonder van Zijn<br />
barmhartigheid in Christus; zij tekent de mens niet als liggend onder Gods<br />
toorn en om Christus' wil begenadigd; zij miskent de rechtvaardigende daad<br />
Gods; zij kent niet de 'genadige ruiling' (Christus mijn zonden, ik Zijn gerechtigheid)<br />
maar vervlakt dit tot een wereldse (horizontale) gerechtigheidsboodschap.<br />
2. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> mist het beroep op de Heilige Schrift.<br />
3. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> verzwijgt de fundamentele betekenis van de leer<br />
der Drie-eenheid (voor de theologen: het 'magnus consensus' van de christelijke<br />
kerk!), is dus vrijzinnig en neemt afstand van het hart van de christelijke leer.<br />
4. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> bedient zich onkritisch van moderne denkvormen,<br />
een liberale theologie die de denkvormen van de oude belijdenissen achterhaald<br />
acht, en huldigt een wettisch georiënteerd activisme.<br />
5. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> bedient zich van dubbelzinnige formuleringen; zij<br />
- 40-
kan op allerlei manier worden geïnterpreteerd, wat in tegenspraak is met het<br />
wezen van een konkordie (= eenstemmigheid).<br />
6. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> wil feitelijk als een nieuwe belijdenis zijn en stelt<br />
als zodanig de verwerpingen der dwalingen in oude belijdenissen (denk aan de<br />
Dordtse Leerregels) buiten kracht.<br />
7. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> maakt dus de geldigheid van de belijdenisgeschriften<br />
krachteloos, hetgeen betekent dat wie én de belijdenisgeschriften<br />
handhaaft én de konkordie ondertekent, zich schuldig maakt aan een dubbele<br />
waarheid. Dit moet wel weer tot nieuwe scheuringen leiden.<br />
8. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> veroordeelt niet de valse leer, stort zodoende de<br />
gemeenten in verwarring en miskent dus de zielszorgerlijke (pastorale) verantwoordelijkheid<br />
van de kerk.<br />
9. Het dringende van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> tot een snelle overeenstemming<br />
is in strijd met de verantwoordelijkheid ten opzichte van verleden en<br />
toekomst. 23)<br />
Overzien wij de bezwaren die door de verschillende belijdende gemeenschappen<br />
tegen de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> zijn aangevoerd 24) , dan blijkt daarin een<br />
behoorlijke overeenstemming te bestaan.<br />
<strong>De</strong> bezwaren kunnen als volgt worden samengevat:<br />
<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> stelt de belijdenisgeschriften buiten werking (zij<br />
raken zogenaamd de huidige stand van de theologie niet); zij veroordeelt de valse<br />
leer niet; zij munt uit in vaagheid en het verzwijgen van kernbegrippen zoals de<br />
Drie-eenheid, de toorn van God, het gericht van God, de verzoening door voldoening;<br />
zij laat in het duister Wie Jezus is (Vere homo,vere deus' = waarachtig<br />
Mens en waarachtig God); zij ondermijnt het Schriftgezag; zij koestert een horizontale<br />
Koninkrijksverwachting en zij bedient zich bij dit alles van dubbelzinnige<br />
formuleringen. Duidelijk blijkt daaruit dat de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> volkomen<br />
haaks staat op de leer van de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse<br />
Geloofsbelijdenis, de Dordtse Leerregels en bovenal op de Waarheid van de Heilige<br />
Schrift zelf.<br />
Zo is er het gevaar dat in tegenstelling tot de Reformatie de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />
een theologie laat binnensluipen die de Drie-enige God naar de achtergrond<br />
schuift en de kerk vooral antropocentrisch (= met de mens in het middelpunt)<br />
vormt. 25)<br />
Is het dan teveel gezegd dat de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> een bewijs is van het<br />
voortgaand proces van de devaluatie der symbolen (= belijdenissen)? 26)<br />
-41 -
<strong>De</strong> omgang met de klassieke belijdenisgeschriften zoals wij die aantreffen in de<br />
<strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, mag dan weliswaar in overeenstemming ;yjn met de<br />
bedoeling van artikel X van de hervormde kerkorde van 1951 (zgn. dynamisch<br />
belijden) 27) , in de geest van de reformatoren is zij niet. <strong>De</strong> gemeenschap die de<br />
<strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> voorstaat, is een andere dan die welke de reformatoren<br />
ondanks alles verbond: een gemeenschap in de kern van de leer der godzaligheid,<br />
een oecumene van het hort, 'in enigheid des waren geloofs' (Heidelberger Catechismus,<br />
Zondag 21), Verspreid en verstrooid door de gehele wereld, nochtans<br />
tezamen gevoegd en verenigd zijnde met hart en wil in éénzelfde Geest, door de<br />
kracht des geloofs' (Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 27).<br />
NOTEN<br />
<strong>Konkordie</strong> van Leuenberg, I, Inleiding, I.<br />
2) Handelingen van de Generale Synode der Ned. Herv. Kerk van 19-21 febr. 1973, blz. 30-34.<br />
3) Dit was ook de opvatting van de lutherse prof. dr. P. Boendermaker. Handelingen Gen. Synode<br />
N.H.K. van 19-21 nov. 1973, blz. 58-62.<br />
4) L.K.29.<br />
5) L.K.30.<br />
6) L.K.45.<br />
L.K.37.<br />
8) K. Blei, in: Kerk Onderweg, over Geest, Kerk en Oecumene, blz. 74.<br />
9) K. Blei, a.w. blz. 176.<br />
10) L.K. II; K. Blei, a.w. blz. 170-171.<br />
1 Calvijn,Tractaat der Ergernissen, par. 29.<br />
Zie ook: A. Zahn, Calvins Urteile über Luther, 1883, passim.<br />
Vanaf de kansel in Genève zegt Calvijn mede met het oog op de lutheranen: 'Wij weten dat<br />
onze Heere de eenheid gewild heeft tussen Zijn leden. Zijn wij van Zijn Kerk? Dan moet er<br />
een geestelijke band zijn met alle gelovigen. Zoals er maar één God is, één Zaligmaker, één ware<br />
leer, één geloof, één doop, zo moeten wij allen één lichaam zijn.Wij moeten derhalve een band<br />
met elkaar hebben. Als één lid lijdt, moeten wij allen medelijden. Nu echter zien wij dat er niet<br />
- 42-
sprake is van één lid. Heel de Kerk is in verstrooiing. Hier een handjevol en daar een handje-<br />
vol. Wij hebben allen eenzelfde Evangelie. Wij zijn omringd van vijanden. Mogen wij ons van<br />
elkaar afscheiden? Mogen wij zeggen: Zij zijn ver weg van ons? Neen! Zij behoren tot de Kerk<br />
en wij zijn hun leden.'<br />
Zie: W. Balke, Omgang met de reformatoren, Kampen, 1992, blz. 34.<br />
12) Calvijn: 'Ik zeg dit omdat er nog geen formulier is uitgegeven, waarin de overeenstemming is<br />
uitgedrukt zoals de zaak verdient. Maar dit zal geschieden als het onze God behagen zal allen<br />
op één plaats te vergaderen die eraan hebben gearbeid. Het moet ons echter voldoende zijn<br />
dat er een broederlijke zin en een gemeenschap tussen de kerken bestaat en dat allen zover over-<br />
eenstemmen als nodig is om het tezamen eens te worden.<br />
Wij belijden dus allen eenparig dat wij, als wij het sacrament volgens de instelling des Heeren<br />
ontvangen, waarlijk deelgenoten geworden zijn van het eigen wezen van het lichaam en van het<br />
bloed des Heeren Jezus Christus. Hóe dit geschiedt, kan de één beter voorstellen en duidelij-<br />
ker verklaren dan de ander.'<br />
Zie: Beknopte verhandeling over het Heilig Avondmaal, laatste hoofdpunt.<br />
13) Calvijn schrijft in 1557 aan Martin Schalling in Regensburg: 'Auch das Augsburgische Bekennt-<br />
nis weise ich nicht ab, das ich langst gern und willig unterschrieben habe, so wie sein Verfrasser<br />
selbst es ausgelegt hat'. R. Schwarz, Johannes Calvins Lebenswerk in seinen Briefen, Tübingen<br />
1909, dl. II, blz. 169.<br />
Eveneens in 1557 schrijft Calvijn aan een aantal Poolse godgeleerden:'Enigen onder u, gelijk we<br />
horen,hebben de Augsburgsche Confessie aangenomen. (...) En wat de Augsburgsche Confes-<br />
sie betreft, zie ik geen reden waarom de dienaars van Christus daarover onder elkander twis-<br />
ten zouden, zo wanneer ze maar over de rechte zin overkomen'. Geciteerd uit: D. Gerdes, Kort<br />
Begrip der voornaamste merkwaardigheden rakende den opstel en overgave der wijdtbe-<br />
roemde Augsburgsche Confessie, A'dam 1731, blz. 98.<br />
14) Calvijn in zijn laatste geschrift tegen de strenge lutheraan Joachim Westphal, van hetwelk hij op<br />
3 aug. 1557 een exemplaar zond aan Melanchthon in Worms. Geciteerd bij dr. L. Keiser, in: Bibli-<br />
sche Zeugnisse, 1930, blz. 212.<br />
Hij schrijft daarin: 'Westphal sagt erstens, dasz wir die Augsburgische Konfession aufzuheben<br />
gedachten und zum anderen, dasz wir mit ihrem trefflichenVerfasser Philipp Melanchton uns in<br />
Zwiespalt befanden. Ich antworte darauf, dasz in jener Bekenntnisschrift, die von allen Frommen<br />
so hoch gehalten wird, nicht eind Wörtlein sich findet (namlich nach der Fassung, die in 1541 in<br />
Regensburg affgestellt worden), das unserer Lehrweise widersprache. Erhebt sich ein Zweifel über<br />
den Sinn des einen oder anderen ihrer Ausdrücke, so gibt es doch offenbar keinen berufene-<br />
ren Schiedsrichter, als den Verfasser selbst, der ohnehin um seiner Frömmigkeit und Gelehr-<br />
samkeit willen in so allgemeinem Ansehen steht.An ihn habe ich mich gewandt und aus seiner<br />
- 43-
Antwort ist aufs klarste hervorgegangen, dasz wir völlig übereinstimmen!<br />
Dat Calvijn de Augsburgse Confessie naar haar inhoud principieel kon accepteren omdat niet<br />
één woord daarin in strijd was met de gereformeerde leerwijze, neemt niet weg dat hij in de<br />
Franse situatie duidelijk aan de Franse 'Confession de Foy' de voorkeur gaf. Op verschillende<br />
punten was deze duidelijker dan de Augsburgse Confessie. Vandaar dat hij ondanks herhaalde<br />
betuigingen van zijn eenheid met de lutheranen toch de invoering van de Augsburgse Confes-<br />
sie in Frankrijk heeft afgeraden. Niet omdat zij inhoudelijk onaanvaardbaar was, maar omdat zij<br />
op sommige punten onbeslist en vaag was en bovendien als Duitse confessie in de Franse si-<br />
tuatie verwarring zou kunnen veroorzaken.<br />
Zie hierover o.a.: W. Nijenhuis, Calvinus Oecumenicus, 's-Gravenhage, 1959, blz. 52-58;<br />
W. Balke, a.w., blz. 34;<br />
R. Schwarz, a.w. II, blz. 379 (Calvijns brief aan graaf Eberhard von Erbach in Heidelberg, 1561).<br />
,5) Dit is af te leiden uit Calvijns in 1543 bij Bourgeois te Genève in het Latijn verschenen boek-<br />
je ter gelegenheid van de a.s. Rijksdag te Spiers (1544) onder de titel 'Smekende vermaning aan<br />
Keizer Karei V, de vorsten en de overige stenden, opdat zij de zorg voor het herstel der Kerk<br />
met ernst op zich nemen, uitgegeven in naam van allen die begeren dat Christus Koning zij'.<br />
Calvijn spreekt hierin namelijk over de Augsburgse Geloofsbelijdenis als 'de belijdenis van ons<br />
geloof, zoals wij die aan Zijne Majesteit, de onoverwinnelijkste Keizer, overgeleverd hebben', wat uit<br />
de aard der zaak alleen maar betrekking kan hebben op de Confessio Augustana Invariata van<br />
F530, die aan de keizer is overhandigd. Het geschrift is te vinden in het Corpus Reformatorum,<br />
Calvini Opera, deel 6, kolom 453-534.<br />
I6) In: L. H. Oosten, Bewaar Uw Kerk, 1996, hfdst. 6.<br />
,7) Zo in 1930 ter gelegenheid van de 400-jarige herdenking van de Augsburgse Confessie door<br />
dr. L. Keiser (geestverwant van dr. H. F. Kohlbrugge) in: Biblische Zeugnisse, jrg. 1930, blz. 193-<br />
212, met Nachtrage blz. 239-256.<br />
Na hem verdedigde Friedrich Winter in 1952 aan de theologische faculteit te Rostock een dis-<br />
sertatie onder de titel 'Confessio Augustana und Heidelberger Katechismus', waarin hij stelt dat<br />
Calvijn de Augustana Invariata erkende, maar dan in de zin van deVariata. Ook Zacharias Ursi-<br />
nus erkende volgens hem de Invariata, maar veroorloofde zich tegenover haar wel een kriti-<br />
sche vrijheid.<br />
Winter, Beilage, hfdst. Illb.<br />
I8) Hierover A. Zahn (geestverwant van dr. H. F. Kohlbrugge), Calvins Urteile über Luther, 1883, blz.<br />
254. Luther schreef in 1539 aan Bucer: 'Groet vol hoogachtig Calvijn, wiens kleine boekje ik<br />
met een bijzonder genoegen gelezen heb'. Calvijn schrijft dit verheugd aan Farel, 20 nov. 1539.<br />
Over de mededeling van Melanchthon dat Calvijn bij Luther zeer in de gunst gekomen is ('Cal-<br />
- 44-
vinus magnam gratiam iniit') was Calvijn zeer opgetogen.<br />
Zie W. Balke, a.w. blz. 29.<br />
19) Zie: Wolfgang Reinhard, Das Augsburger Bekenntnis im politischen Zusammenhang, blz. 50, in: Das<br />
Augsburger Bekenntnis in drei Jahrhunderten, herausgegeben von Horst Jesse, Weiszenhorn, 1980.<br />
Zie ook: K. Blei, a.w. blz. 175.<br />
20) C. W. Mönnich en G. C. van Niftrik, hervormd-luthers gesprek over het avondmaal, Nijkerk<br />
1958,26f.<br />
Zie ook de opmerking van J. Koopmans, <strong>De</strong> Nederlandsche Geloofsbelijdenis, A'dam 1939, blz.<br />
186:'Hoewel wij toch ook niet moeten vergeten dat ondanks ernstige bezwaren het Calvinis-<br />
me van meet af een verzoenende houding ten opzichte van de Lutheranen heeft aangenomen'.<br />
Zelfs B. Smytegelt moet gezegd hebben dat het geoorloofd zou wezen met de lutheranen<br />
samen te gaan, niettegenstaande hun grote zwakheden in het stuk des Avondmaals. Documen-<br />
tatieblad Nadere Reformatie, 18e jrg. 1994, nr. 2, blz. 78.<br />
Vanzelfsprekend echter niet ten koste van de gereformeerde belijdenis; zie zijn catechismus-<br />
verklaring '<strong>De</strong>s Christens eenige troost...' op zondag 18, vr. en antw.47.<br />
Nog onlangs besprak F. van der Pol een vroeg-zeventiende-eeuws model voor kerkhereniging<br />
van gereformeerden en lutheranen, dat het licht zag vlak voor de beroemde synode van Dor-<br />
drecht. Daarnaast noemt hij nog een aantal voorbeelden, alle gebaseerd op gereformeerde<br />
erkenning van de Augsburgse Confessie 'volgens de verklaring die de auteur ervan geeft'.<br />
F. van der Pol, 'Kerkhereniging, een vroeg-zeventiende-eeuws model', bijdrage in de bundel<br />
'Geen kerk zonder bisschopsambt? Over de plaats van het ambt in de orde van de kerk',<br />
publicatie van het Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica, Utrecht, 1997,<br />
uitg. Meinema, Zoetermeer.<br />
Zie over het kerkelijk streven naar eenheid tussen gereformeerden en lutheranen in ons land<br />
ook:J. Reitsma en S. D. van Veen, Acta der Provinciale en Particuliere Synoden, III, Groningen<br />
1894, blz. 253 e.a.<br />
Het verlangen naar een kerkelijke vrede onder de protestanten is ook uitvoerig beschreven in<br />
een in 1728 te Amsterdam verschenen 612 blz. tellend werk van StephanusVitus ('Apologie in<br />
dewelke het Synode van Dordrecht ende het Hervormd Geloove worden verdedigt...'), op<br />
basis van de confessionele overeenstemming tussen de oude lutherse en gereformeerde ortho-<br />
doxie, o.a. ook op het punt van de predestinatieleer en de leer betreffende de vrije wil.<br />
21) Calvijn,Tractaat der Ergernissen, par. 29-30.<br />
22) Aldus de kritiek van de 'Kirchliche Sammlung um Bibel und Bekenntnis' in de Evangelisch-Lu-<br />
therse landskerk van Hannover;<br />
Rudolf Baumer e.a., Weg und Zeugnis, Bekennende Gemeinschaften im gegenwartigen Kir-<br />
chenkampf 1965-1980, Bad Liebenzell 1980, blz. 182.<br />
- 45-
23) R. Baumer e.a., a.w. blz. 187-193.<br />
24) R. Baumer e.a., a.w. passim; beknopte weergave ervan in: L. H. Oosten, Bewaar Uw Kerk, 1996,<br />
hfdst.4.<br />
25) Stelling van de 'Kirchliche Sammlung urn Bibel und Bekenntnis' in Bayern; R. Baumer e.a., a.w.<br />
blz. 183.<br />
26) L. Doekes, Credo, Handboek voor de gereformeerde symboliek, 1975, blz. 401.<br />
27) K. Blei, a.w. blz. 179.<br />
- 46-
<strong>De</strong> predestinatieleer<br />
in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />
I. Inleiding<br />
In de, inmiddels veelbesproken, Concept-kerkorde van de Verenigde Protestantse Kerk<br />
in Nederland wordt in artikel I gesproken over het belijden van de kerk 'in<br />
gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht', zoals die verwoord is in de<br />
klassieke belijdenisgeschriften.<br />
In dit grondslagartikel worden de belijdenisgeschriften van de lutherse en gereformeerde<br />
tradities met name genoemd, te weten de Apostolische Geloofsbelijdenis,<br />
de Geloofsbelijdenis van Nicea, de Geloofsbelijdenis van Athanasius, de<br />
Onveranderde Augsburgse Confessie, de Catechismus van Luther, de Catechismus<br />
van Heidelberg, de Catechismus van Genève en de Nederlandse Geloofsbelijdenis<br />
met de Dordtse Leerregels.<br />
Na deze opsomming van klassieke belijdenisgeschriften uit de vroege kerk en uit<br />
de reformatietijd lezen we, onder andere, dat de kerk de betekenis van de <strong>Konkordie</strong><br />
van Leuenberg erkent voor de voortgaande ontmoeting van de lutherse<br />
en gereformeerde tradities.<br />
<strong>De</strong> <strong>Konkordie</strong> van Leuenberg wordt hier aangehaald en ook opgenomen in het<br />
grondslagartikel om als een soort brug te dienen tussen de lutherse en de gereformeerde<br />
traditie.<br />
Het luthers en het gereformeerd protestantisme, hoewel voortkomend uit<br />
dezelfde Reformatie in de zestiende eeuw, zijn in de loop der tijd beide hun eigen<br />
weg gegaan en dat heeft aan beide zijden ook geleid tot een ontwikkeling van<br />
eigen belijdenissen, ofwel luthers, ofwel gereformeerd. Verschillen die er tussen<br />
de reformatoren te vinden zijn, hebben zo een aanleiding gevormd tot het ontstaan<br />
van twee stromingen binnen het protestantisme, met de daarmee gepaard<br />
gaande kenmerken en verschillen.<br />
En om die verschillen gaat het. Die blijken in de praktijk een grote belemmering<br />
te vormen voor een verdere toenadering tussen het luthers en het gereformeerd<br />
- 47-
protestantisme. Vandaar dat de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> een van de pogingen is<br />
om die twee lijnen weer wat bij elkaar te brengen.<br />
Er zijn dus verschilpunten, en de drie belangrijkste worden in de <strong>Leuenberger</strong><br />
<strong>Konkordie</strong> behandeld. 0<br />
Als eerste wordt de leer van het avondmaal behandeld, en vooral de vragen over<br />
de wijze waarop Christus bij de viering tegenwoordig is (lichamelijk of geestelijk).<br />
Als tweede verschilpunt wordt de christologie genoemd, en dan met name de<br />
verhouding tussen de goddelijke en de menselijke natuur in de Persoon van<br />
Christus.<br />
Het derde punt van behandeling is de predestinatieleer, en dan vooral toegespitst<br />
op de vraag of de Schrift spreekt over een eeuwig raadsbesluit van God tot verwerping.<br />
Op dat laatste punt, de predestinatieleer, willen we wat verder ingaan.<br />
2. <strong>De</strong> predestinatieleer<br />
<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> signaleert dus een verschil tussen de twee hoofdstromen<br />
van het protestantisme als het gaat om de predestinatieleer. Het is goed<br />
om eerst iets meer over de predestinatieleer naar voren te brengen voordat we<br />
verder ingaan op wat de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> er nu eigenlijk over zegt.<br />
Historisch overzicht<br />
Wie wel eens iets gelezen heeft van de geschriften van Luther en Calvijn, weet<br />
dat het niet moeilijk is om daarin de gedachte van de predestinatie of de verkiezing<br />
aan te wijzen. Dit is echter niet iets nieuws van de Reformatie. Nee, reeds<br />
de Schrift gaat uit van de gedachte dat God een God is Die verkiest. (Zie o.a.<br />
Rom. 8 :28ff, Ef. I : 3ff, I Thess. I : 4ff.) Dit getuigenis van de Schrift aangaande de<br />
verkiezing legt er de nadruk op, dat de grond van de verkiezing in God ligt en<br />
niet in de mens. <strong>De</strong>ze bijbelse gedachte staat aan het begin van de predestinatieleer,<br />
zoals deze in de loop der eeuwen ontwikkeld is. 2)<br />
Augustinus is de eerste geweest die het begrip 'predestinatie' theologisch heeft<br />
uitgewerkt. Hij koppelt de predestinatieleer aan de genadeleer. In de strijd met<br />
Pelagius ontkent Augustinus dat de mens in staat is om door goede werken zelf<br />
het heil te verkrijgen. God schenkt Zijn genade, die ook voor honderd procent<br />
genade is. Uit het gevallen menselijk geslacht heeft God sommigen tot de zaligheid<br />
voorbestemd, die Hij ook het geloof schenkt.<br />
<strong>De</strong> predestinatieleer heeft ook alles te maken met het sola gratia van de Reformatie.<br />
God verklaart de zondaar rechtvaardig op grond van het werk van Chris-<br />
- 48-
tus, uit genade alleen. Juist het woord genade (gratia) sluit ten diepste alle menselijke<br />
werkzaamheid om het heil te verkrijgen, uit.<br />
Luther<br />
Luther legt er de nadruk op, dat God alléén het heil werkt. 3) Hij wil duidelijk<br />
maken, dat wij mensen onbekwaam zijn tot het goede en alleen door de genade<br />
van God gered worden.<br />
Wanneer het zo gesteld wordt, komt de vraag op, waarom de ene mens wel de<br />
genade aanneemt en de andere niet. Reeds in de voorrede op de Romeinenbrief<br />
in zijn uitgave van het Nieuwe Testament uit 1522 heeft Luther geschreven, dat<br />
dit voortvloeit uit de eeuwige voorzienigheid van God.<br />
In zijn bekende geschrift tegen Erasmus uit 1525, Over de geknechte wil (<strong>De</strong> servo<br />
arbitrio), gaat Luther hier uitgebreid op in. Luther ziet in het handhaven van een<br />
vrije wil een handhaven van een gerechtigheid uit de werken in plaats van het sola<br />
gratia. Wij kunnen onszelf voor God niet rechtvaardigen, maar God rechtvaardigt<br />
ons als wij in geloof op Christus vertrouwen.<br />
Luther spreekt dan van de verborgen wil van God, die niet verward mag worden<br />
met Zijn geopenbaarde wil. God openbaart Zich in de Schrift in de eerste plaats<br />
als een God Die wil dat alle mensen zalig worden (I Tim. 2 :4). Dat is de God<br />
Die gepredikt moet worden en Die wij kennen. Luther maakt dan een onderscheid<br />
tussen deze geopenbaarde God en de verborgen God.<br />
Alhoewel het bij Luther nergens zo wordt genoemd, kunnen we wel zeggen dat<br />
wat Luther in <strong>De</strong> servo arbitrio naar voren brengt, omschreven zou kunnen worden<br />
als een dubbele predestinatieleer.<br />
<strong>De</strong> eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat Luther in een latere periode van zijn<br />
leven veel terughoudender is in zijn uitspraken rondom de predestinatie, alhoewel<br />
Luther zijn eerdere uitspraken nooit herroepen heeft. 4)<br />
Calvijn<br />
Bij Calvijn horen we voor een groot deel dezelfde tonen als bij Luther. 5) Het heil<br />
is niet uit onszelf, maar uit God. Voor Calvijn is de predestinatie in de eerste<br />
plaats verkiezing in Christus. 6) Christus is de bron en de grond van de verkiezing.<br />
Calvijn is beducht voor een speculatieve predestinatieleer.Vaak is erop gewezen<br />
dat het veelzeggend is dat Calvijn in de laatste uitgave van de Institutie (1559) de<br />
predestinatieleer niet behandeld heeft bij de godsleer, waar het gaat over de<br />
schepping en de zondeval, maar in het derde boek, waarin het gaat over de Heilige<br />
Geest en de toepassing van het heil. 7)<br />
- 49-
Belijdenisgeschriften<br />
Nadat zo, in het kort, wat lijnen bij Luther en Calvijn zijn aangegeven, willen we<br />
nu ingaan op wat in de verschillende belijdenisgeschriften wordt gezegd over de<br />
predestinatie. Juist omdat vaak gewezen wordt op een spanning tussen de belijdenis<br />
en de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, is het zinvol om na te gaan hoe de predestinatieleer<br />
hierin verwoord wordt.<br />
Augsburgse Confessie 8)<br />
In de Augsburgse Confessie vinden we geen afzonderlijk artikel over de predestinatie.<br />
Dit wil niet zeggen, dat de gedachte van de predestinatie er niet in aanwezig<br />
zou zijn. Evenals de gehele reformatorische theologie is ook de Augsburgse<br />
Confessie doortrokken van het sola gratia.<br />
Edmund Schlink heeft in zijn studie over de theologie van de lutherse belijdenisgeschriften<br />
daar duidelijk op gewezen. 9) Een zondaar kan uit zichzelf niet geloven,<br />
maar de Heilige Geest werkt het geloof in het hart door middel van Woord<br />
en sacrament. Ook niet allen, die het Woord horen en de sacramenten ontvangen,<br />
geloven. Daarom ligt het uiteindelijke onderscheid tussen verlorenen en<br />
geredden in Gods daad en daarmee in Zijn raadsbesluit. <strong>De</strong> predestinatieleer is<br />
in de Augsburgse Confessie, maar ook in de andere lutherse belijdenisgeschriften<br />
impliciet aanwezig. I0)<br />
Nederlandse Geloofsbelijdenis<br />
In de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt in artikel 16 ('Vande eeuwighe verkiesinghe<br />
Gods') de verkiezing behandeld. Hier wordt gezegd, dat het menselijk<br />
geslacht door de zonde van Adam verloren ligt, maar dat God in Zijn barmhartigheid<br />
degenen, die Hij in Zijn eeuwige raad uitverkoren heeft in Jezus Christus,<br />
verlost. <strong>De</strong> anderen laat Hij in het verderf, waarin ze zichzelf geworpen hebben;<br />
hierin bewijst God Zijn rechtvaardigheid. Christus is de grond van de verkiezing.<br />
God verkiest niet vanwege de werken of het geloof van de mens; de enige grond<br />
van het behoud is Gods goedheid en barmhartigheid. <strong>De</strong> verkiezing is hier verkiezing<br />
in Christus ('uytvercoren in Jesu Christo onsen Heere'). Omdat de zondaar<br />
wordt gerechtvaardigd op grond van de toerekening van de gerechtigheid<br />
van Christus, kan de verkiezing ook alleen maar een verkiezing in of vanwege<br />
Christus zijn.<br />
- 50-
Heidelbergse Catechismus<br />
<strong>De</strong> Heidelbergse Catechismus bevat (evenals de Augsburgse Confessie) geen<br />
gedeelte waarin de predestinatie afzonderlijk behandeld wordt <strong>De</strong> verkiezing<br />
komt slechts indirect aan de orde in vraag 54, waar het gaat over de heilige, algemene<br />
christelijke kerk. We lezen daar, dat de Zoon van God uit het ganse menselijk<br />
geslacht Zich een tot het eeuwige leven uitverkoren gemeente vergadert<br />
door Zijn Geest en Woord. Hier wordt Christus beschreven als de Verkiezende.<br />
Er is weieens op gewezen, dat in de gereformeerde belijdenisgeschriften twee lijnen<br />
zijn aan de wijzen. M) <strong>De</strong> eerste is, dat Christus de grond van de verkiezing<br />
is, dat God van eeuwigheid in Christus verkiest. Dat is de lijn die we ook in de<br />
Nederlandse Geloofsbelijdenis tegenkomen. <strong>De</strong> tweede lijn is, dat Christus Zelf<br />
de Verkiezende is, zoals we hier in vraag 54 van de Heidelbergse Catechismus<br />
zien. Christus vergadert Zich een uitverkoren gemeente; de gelovige is daar een<br />
lidmaat van en zal dat eeuwig blijven. Hier komt ook de leer van de volharding<br />
der heiligen naar voren. <strong>De</strong> Heilige Geest geeft het geloof en blijft bij de gelovige<br />
tot in eeuwigheid (vraag 53).<br />
Dordtse Leerregels<br />
Nadat op de Dordtse synode in 1619 de leer van de remonstranten was afgewezen,<br />
werd het oordeel van de synode vastgelegd in de Dordtse Leerregels. In<br />
het eerste hoofdstuk wordt gezegd, dat alle mensen onder het oordeel van God<br />
liggen. God heeft Zijn eniggeboren Zoon gegeven opdat een ieder die in Hem<br />
gelooft, niet verloren gaat, maar het eeuwige leven zou hebben. Daarom laat God<br />
het Evangelie prediken, met bevel van geloof en bekering. <strong>De</strong> schuld van het<br />
ongeloof ligt niet in God, maar in de mens (I, 1-5).<br />
Pas na deze inleiding komt het eeuwig besluit van God aan de orde. God schenkt<br />
sommigen wel geloof, anderen niet. Dit komt voort uit Gods besluit (1,6). <strong>De</strong> verkiezing<br />
is een onveranderlijk voornemen van God, waardoor Hij voor de grondlegging<br />
der wereld uit genade mensen tot de zaligheid verkoren heeft in Christus.<br />
Christus is van eeuwigheid de Middelaar en het Hoofd van de uitverkorenen,<br />
die God besloten heeft om aan Hem te geven (1,7). Aan deze uitverkorenen, die<br />
God van eeuwigheid verkoren heeft, geeft Hij in de tijd het ware geloof (lll/IV,<br />
10). <strong>De</strong> verkiezing waarover gesproken wordt, is geen verkiezing uit een vooruitgezien<br />
geloof, maar tot geloof.<br />
Hier geldt: God verwerpt wel vanwege de zonde, maar Hij verkiest niet vanwege<br />
het geloof maar vanwege Zijn barmhartigheid, terwijl de verkiezing niet anders<br />
geschiedt dan door het geloof in Christus. <strong>De</strong> verkiezing is de fontein waaruit het<br />
- 51 -
geloof, de heiligheid en het eeuwige leven als vruchten vloeien (1,9). <strong>De</strong> oorzaak<br />
van de verkiezing is het welbehagen van God (beneplacitum <strong>De</strong>i). <strong>De</strong> verkiezing<br />
kan niet veranderd of herroepen worden (I, 11). <strong>De</strong> leer van de volharding der<br />
heiligen, die in het vijfde hoofdstuk behandeld wordt, hangt hiermee samen.<br />
<strong>De</strong> twee begrippen barmhartigheid en gerechtigheid, die we ook al in de Nederlandse<br />
Geloofsbelijdenis (art. 16) tegenkwamen, komen ook hier naar voren:<br />
God bewijst Zijn barmhartigheid door sommigen het geloof te schenken. Hij<br />
bewijst Zijn rechtvaardigheid door de anderen in het verderf te laten (I, 15).<br />
Beide zijn gegrond in Gods besluit (decretum).<br />
Niet allen zijn verkoren; sommigen zijn niet verkoren, maar ze zijn voorbijgegaan.<br />
God heeft besloten om hen te laten in hun ellende, waarin zij zichzelf door hun<br />
eigen schuld hebben gestort. Zodoende spreken de Dordtse Leerregels in 1,15<br />
van een besluit der verwerping (decretum reprobationis). Op grond hiervan kunnen<br />
we zeggen, dat de Dordtse Leerregels (op bescheiden wijze) de leer van een<br />
dubbele predestinatie bieden. Tegelijk moeten we echter ook zeggen dat de<br />
Dordtse Leerregels duidelijk ontkennen dat verkiezing en verwerping symmetrisch<br />
tegenover elkaar staan. Er is een principieel onderscheid tussen die beide.<br />
Heel duidelijk lezen we dat in het slot van de Dordtse Leerregels, waar met<br />
zoveel woorden wordt gezegd dat we nooit mogen denken dat God, 'zonder<br />
rekening te houden met de zonde, het grootste deel van de wereld tot de eeuwige<br />
verdoemenis voorbeschikt en geschapen heeft, en dat de verwerping op<br />
gelijke wijze de oorzaak van het ongeloof en de goddeloosheid is, zoals de verkiezing<br />
de fontein en de oorzaak van het geloof en de goede werken is*. Met<br />
andere woorden: elke gedachte aan symmetrie wordt met kracht afgewezen.<br />
<strong>De</strong> predestinatie in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />
Omdat de predestinatie tot de verschilpunten tussen de lutherse en gereformeerde<br />
traditie behoort, zijn in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> de paragrafen 24 tot<br />
en met 26 eraan gewijd.<br />
Hier wordt gesteld, dat in het Evangelie de onvoorwaardelijke aanneming van de<br />
zondaar door God wordt beloofd.Wie daarop vertrouwt, mag zeker zijn van het<br />
heil, en Gods verkiezing prijzen. Over de verkiezing kunnen we slechts spreken<br />
met het oog op de roeping tot het heil in Christus.<br />
Het geloof heeft wel de ervaring dat de heilsboodschap niet door allen wordt<br />
aangenomen; het herkent echter toch het geheimenis van Gods handelen. Het<br />
getuigt tegelijkertijd van de ernst van de menselijke beslissing, alsook van de realiteit<br />
van de universele heilswil van God. Het getuigenis van de Schrift aangaande<br />
Christus belet ons om een eeuwig raadsbesluit van God tot definitieve verwer-<br />
- 52-
ping van bepaalde personen of een volk aan te nemen.<br />
Waar een zodanige overeenstemming tussen kerken bestaat, raken de verwerpingen<br />
in de reformatorische belijdenissen de huidige leer van deze kerken niet<br />
meer. I2)<br />
3. Evaluatie<br />
Als we de bewoordingen van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> vergelijken met wat er<br />
in de klassieke belijdenisgeschriften wordt gezegd over de predestinatie, dan<br />
moeten we tot de conclusie komen dat beide een verschillend klimaat ademen.<br />
<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> spreekt van 'het geheimenis van Gods handelen',<br />
waardoor het Evangelie niet door iedereen wordt aanvaard. En dat is het dan.<br />
Een verder spreken over de verkiezing blijft achterwege. <strong>De</strong> nadruk ligt op de<br />
universele heilswil van God. Dit is iets anders dan wat er staat in de Dordtse<br />
Leerregels (II, 5). Daar wordt gesproken over de belofte van het Evangelie, die<br />
aan alle volken en mensen zonder onderscheid moet worden verkondigd en<br />
voorgesteld, met bevel van bekering en geloof. En dat laatste, bekering en geloof,<br />
is toch het beslissende.<br />
Leuenberg spreekt in dit verband wel van de ernst van de menselijke beslissing<br />
inzake de verwerping van het heil. Toch wordt het niet echt duidelijk waar die<br />
ernst nu eigenlijk in bestaat. Rekent de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> nu wel met de<br />
mogelijkheid van verloren gaan, of niet? Het blijft allemaal erg vaag.<br />
In LK 24 lezen we dat wie het Evangelie gelooft, zeker mag zijn van het heil en<br />
zo Gods verkiezing mag prijzen. <strong>De</strong> verkiezing wordt sterk verbonden met de<br />
roeping, zo sterk, dat we ons afvragen wat er in LK 24 overblijft van wat LK 25<br />
omschrijft als 'het geheimenis van Gods handelen'. Worden Woord en Geest wel<br />
voldoende van elkaar onderscheiden? <strong>De</strong> nadruk valt hier zozeer op de roeping<br />
tot het heil, dat de aandacht voor het werk van de Heilige Geest zeer op de achtergrond<br />
treedt, ja, zelfs achterwege blijft. En dat is ernstig te betreuren.<br />
Volgens LK 25 is het op grond van de Schrift onmogelijk om een eeuwig raadsbesluit<br />
tot definitieve verwerping van personen of een volk aan te nemen. <strong>De</strong>ze<br />
uitspraak in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> wordt vaak gezien als een duidelijke<br />
afwijzing van de dubbele predestinatieleer zoals die in de loop van de geschiedenis<br />
en ook op de Dordtse synode tot uitdrukking is gekomen.<br />
<strong>De</strong>ze constatering is juist, vooral ook als we zien dat juist deze passage van verschillende<br />
zijden begroet is als een officiële afschaffing van de klassieke predestinatieleer.<br />
I3) Daarbij rijst ook de vraag of in LK 25 alleen gedoeld wordt op een<br />
extreem symmetrische predestinatieleer (die juist ook door de Dordtse Leerregels<br />
zelf bestreden wordt), of dat de kritiek hier eigenlijk veel verder gaat, name-<br />
- 53 -
lijk dat de gehele reformatorische leer van zonde en genade wordt afgewezen.<br />
Te vrezen valt dat het laatste het geval is. <strong>De</strong> predestinatieleer zoals die in de<br />
<strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> naar voren komt, doet sterk denken aan de theologie<br />
van Karl Barth. I4) Een massieve genade-opvatting, waarbij het beslissende verschil<br />
tussen geloof en ongeloof nauwelijks een rol speelt, zodat er afstand genomen<br />
wordt van de bijbelse twee-wegenleer. Dat betekent dat er een diepe kloof<br />
bestaat tussen de theologie van de belijdenisgeschriften enerzijds en de theologie<br />
van de Leuenburger <strong>Konkordie</strong> anderzijds.<br />
<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> zegt zelf dat de klassieke belijdenissen hun waarde<br />
blijven behouden en dat ze niet worden afgeschaft. Maar er wordt wel duidelijk<br />
afstand van genomen.<br />
Volgens de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> blijven ook de kerken die met haar instemmen,<br />
gebonden aan hun eigen belijdenissen. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> is niet<br />
bedoeld als een vervanging hiervoor.<br />
Toch zijn hiermee niet alle problemen opgelost. Hoe zit het met het feit dat de<br />
tekst van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> de verschillende belijdenisgeschriften<br />
tegenspreekt? Wat geldt in dat geval: de <strong>Konkordie</strong> of de belijdenis? I5) <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong><br />
<strong>Konkordie</strong> kan weliswaar benadrukken dat de binding aan de belijdenissen<br />
blijft bestaan, maar welke waarde heeft dat? Feitelijk worden door het<br />
onderschrijven van de <strong>Konkordie</strong> bepaalde passages uit de belijdenisgeschriften<br />
opgeheven of op z'n minst afgezwakt. I6)<br />
NOTEN<br />
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van: Elisabeth Schieffer, Von Schauenburg nach Leuenberg; Ent-<br />
stehung und Bedeutung der <strong>Konkordie</strong> reformatorischer Kirchen in Europa, Konfessionskundliche<br />
und kontroverstheologische Studiën 48, Paderborn 1983.<br />
In deze uitgebreide studie zijn ook de verschillende concepten opgenomen. <strong>De</strong> uiteindelijke<br />
tekst van de, <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> is te vinden op AI32-AI57.<br />
2) Voor wie hier meer over wil lezen, staat een grote hoeveelheid literatuur ter beschikking.<br />
Gebruik gemaakt is van het artikel van P. Jacobs, Pradestination III, in: Evangelisches Kirchenlexikon<br />
III, Göttingen 1959,271-279.<br />
3) Zie voor Luthers predestinatieleer o.a.Th. Harnack, Luthers Theologie, Band I, München 1927,<br />
113-190; K. Exalto, Luthers leer van de predestinatie, in: W. Balke, Luther en het gereformeerd protes-<br />
tantisme, 's-Gravenhage 1982, 157-182.<br />
4) K. Exalto (Luthers leer van de predestinatie, 174f) gaat uit van een terughoudendheid 'uit pasto-<br />
rale motieven' bij de late Luther.<br />
- 54-
5) Over de predestinatieleer van Calvijn is al veel geschreven. Jürgen Moltmann schrijft: 'Kein<br />
Aspekt der Theologie Calvins hat sonst eine so intensieve Beschafigung herausgefordert...'<br />
(Pradestination und Perseveranz; Geschichte und Bedeutung der reformierten Lehre 'de perseverantia<br />
sanctorum', Neukirchen 1961,31). Zie o.a. H. Otten, Pradestination in Calvins theologischer Lehre,<br />
Neukirchen-Vluyn 1968; C. Graafland, Van Calvijn tot Barth; Oorsprong en ontwikkeling van de leer<br />
der verkiezing in het Gereformeerd Protestantisme, 's-Gravenhage 1987,5-46.<br />
6) C. Graafland, Van Calvijn tot Barth, 35-41.<br />
7) 'Wie sehr Calvin bemüht ist, nur im Zusammenhang mit derVerwirklichung des Heils das Pra-<br />
destinationsproblem als deren geheimnisvollen Hintergrund und deren Verankerung zur Spra-<br />
che zu bringen, wird daraus deutlich, daB er es ausdrücklich ablehnt, diese Frage etwa schon<br />
bei der Behandlung des status integritatis oder des peccatum originale zu erörtern' (H. Otten,<br />
Pradestination in Calvins theologischer Lehre, 22).<br />
8) <strong>De</strong> verschillende belijdenisgeschriften zijn naar chronologische volgorde gerangschikt.<br />
9) E. Schlink (Theologie der lutherischen Bekenntnisschrifien, München 1948,389) wijst op enkele 'pre-<br />
destinatianischen Splitter' in de Confessio Augustana, 'die tegen de achtergrond van een onuitge-<br />
sproken predestinatieleer oplichten'.<br />
10) Schlink spreekt zelfs van een dubbele predestinatieleer (Theologie der lutherischen Bekenntnis-<br />
schrifien, 389): 'die Lehre vom unfreien Willen und von der Gnade drangt mit Gewalt zur Lehre<br />
von der doppelten Praedestination'.<br />
1 P.Jacobs, Theologie Reformierter Bekenntnisschrifien in Grundzügen, Neukirchen 1959,95.<br />
I2) LK 24:'lm Evangelium wird die bedingungslose Annahme des sündigen Menschen durch Gott<br />
verheiBen.Wer darauf vertraut, darf des Heils gewiB sein und Gottes Erwahlung preisen. Über<br />
die Erwahlung kann deshalb nur im Bliek auf die Berufung zum Heil in Christus gesprochen<br />
werden.'<br />
LK 25: '<strong>De</strong>r Glaube macht zwar die Erfahrung, daB die Heilsbotschaft nicht von allen ange-<br />
nommen wird, er achtet jedoch das Geheimnis von Gottes Wirken. Er bezeugt zugleich den<br />
Ernst menschlicher Entscheidung wie die Realitat des universalen Heilswillens Gottes. Das<br />
Christuszeugnis der Schrift verwehrt uns, einen ewigen RatschluB Gottes zur definitiven Ver-<br />
werfung gewisser Personen oder eines Volkes anzunehmen.'<br />
LK 26:'Wo solche Übereinstimmung zwischen Kirchen besteht, betreffen dieVerwerfungen der<br />
reformatorischen Bekenntnisse nicht den Stand der Lehre dieser Kirchen.'<br />
- 55 -
13) O.a. A. Kimme, Reformatorisch begründeter Konsensus? Würdigung und Prüfung der <strong>Leuenberger</strong><br />
<strong>Konkordie</strong>, in: U.Asendorf & F. W. Künneth (hrsg.), Leuenberg - <strong>Konkordie</strong> oder diskordie? Ökumeni-<br />
sche Kritik zur <strong>Konkordie</strong> reformatorischer Kirchen in Europa, Berlin 1974,98:'<strong>De</strong>rText van Ziff. 24f<br />
soil ... als ein nahezu unanfechtbarer Konsens in einer fundamentalen Frage des Heilverstand-<br />
nisses dankbar begrüGt werden. Die gemina praedestinatio in der augustinischen Tradition, die<br />
in Luthers <strong>De</strong> servo arbitrio, aber vor allem von Bucer und Calvin her in den Dordrechter<br />
Beschlüssen ihren Niederschlag fand, ist aufgegeben und im Sinne der <strong>Konkordie</strong>nformel durch<br />
die universal angebotene electio in Christo (Eph. 1,4) ersetst.' Zie ook de verschillende beoor-<br />
delingen van LK 24-26 in Schieffer, Von Schauenburg nach Leuenberg, 507-510.<br />
14) Vermeldenswaard is hierbij de kritiek op de formuleringen van LK 25 van lutherse zijde, dat<br />
hier heel duidelijk een groot verschil zichtbaar wordt met de reformatorische leer van Luther:<br />
'<strong>De</strong>n Aussagen von LK 25 fehle eine vorausgehende Gnadenlehre, die ein in der vorangestell-<br />
ten Darstellung der "Rechtfertigung als der Botschaft von der freien Gnade Gottes" nich fin-<br />
den kann.... dem die Rechtfertigung nicht nur als besonderes Glaubensereignis,sondern auch<br />
und vor allem als allgemeine Gnadenbotschaft aufzufassen, erinnert doch wohl zu sehr an eine<br />
quasikerygmatischeTheologie Barth'scher Observanz...' (Schieffer, Von Schauenburg nach Leu-<br />
enberg, 510).<br />
15) Zie voor deze problematiek het artikel van O. Sakrausky (Die <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>; Eine Ana-<br />
lyse, in: Leuenberg - <strong>Konkordie</strong> oder Diskordie?, 289-297), die een zeer kritische bespreking geeft<br />
van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> en de conclusie trekt dat zij wel degelijk het karakter van een<br />
belijdenis heeft: 'die LK ist ein bekenntnisanderndes Dokument, ja mehr noch, sie erhebt An-<br />
spruch auf Bekenntnischarakter und stellt somit ein neues Bekenntnis dar' (ibidem, 289).<br />
16) W. von Krause, <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, Gutachten vom 8. I. 1974, in: Leuenberg - <strong>Konkordie</strong> oder<br />
Diskordie?, 252.<br />
G. Schlichtrng wijst erop, dat het zelfs onder de voorstanders van de <strong>Konkordie</strong> geen uitge-<br />
maakte zaak is of de belijdenissen primair zijn ten opzichte van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, of<br />
omgekeerd (Leuenberg ein Hindernis der Ökumene; Stellungnahme zur Endfassung der <strong>Leuenberger</strong><br />
<strong>Konkordie</strong>, in: Leuenberg - <strong>Konkordie</strong> oder Diskordie?, 305).<br />
- 56-
Bijlage<br />
<strong>De</strong> Augsburgse Confessie*<br />
* In het Formulier van Eendracht (Formula Concordiae) is gekozen voor de eerste (en<br />
gezien de veranderingen van 1540) onveranderde Augsburgse Confessie van 1530. <strong>De</strong><br />
lutherse gemeente van Antwerpen (1566) en daarna die in de andere gebieden van de<br />
Nederlanden, hebben gekozen voor de oorspronkelijke versie.Vandaar dat op menig<br />
gemeentezegel te lezen is: Conf(essio) Aug(ustana) Inv(ariata), oftewel: toegedaan de<br />
onveranderde Augsburgse Confessie.<br />
I. Voorrede<br />
Onoverwinnelijke vorst, gezegende keizer, zeer genadige heer,<br />
Uwe Keizerlijke Majesteit heeft een Rijksdag te Augsburg uitgeschreven, om daar te<br />
beraadslagen over hulptroepen tegen de wrede Turken, van oudsher vijanden van alles wat<br />
christelijk heet en van de christelijke godsdienst, hoe wij hun razernij en aanvallen door<br />
vasthoudende en voortdurende oorlogsvoorbereiding zouden kunnen weerstaan. Ook is<br />
deze Rijksdag uitgeschreven om te beraadslagen over de meningsverschillen met betrek-<br />
king tot onze heilige godsdienst en ons christelijk geloof, opdat in deze partijstrijd de<br />
opvattingen en overtuigingen onder elkaar in liefde en lankmoedigheid wederzijds<br />
gehoord, begrepen en gewogen worden. Het doel hiervan is dat die dingen, die aan beide<br />
kanten in geschriften verkeerd behandeld zijn, gecorrigeerd worden, en dat die zaken tot<br />
een eenvoudige waarheid en een christelijke overeenstemming geordend en hersteld<br />
worden, opdat voortaan door ons een enige, zuivere en ware godsdienst beoefend en in<br />
stand gehouden wordt, en wij, zoals wij onder één Christus zijn en strijden, ook in één<br />
christelijke kerk, eenheid en overeenstemming kunnen leven.<br />
Omdat wij, de ondergetekenden, evenals andere Keurvorsten,Vorsten en Standen tot de<br />
voornoemde vergadering geroepen zijn, zijn wij, ons gehoorzaam schikkend naar het kei-<br />
zerlijk bevel, tijdig naar Augsburg gegaan, en wij waren (zonder ons erop te willen beroe-<br />
men) onder de eerstaangekomenen.<br />
- 57-
Uwe Keizerlijke Majesteit heeft de Keurvorsten,Vórsten en andere Standen van het Rijk,<br />
ook hier te Augsburg, volgens de principes van deze Rijksdagen, onder andere opgedra-<br />
gen, dat de afzonderlijke Standen van het Rijk, krachtens keizerlijke verordening, hun<br />
opvatting en overtuiging in Duitse en Latijnse taal uiteen moeten zetten en moeten aan-<br />
bieden. Daarom hebben wij ook, na overleg, afgelopen woensdag van onze kant Uwe Kei-<br />
zerlijke Majesteit geantwoord, dat wij komende vrijdag de artikelen van onze belijdenis<br />
zullen aanbieden. Om de wil van Uwe Keizerlijke Majesteit te gehoorzamen, bieden wij in<br />
deze godsdienstkwestie de belijdenis van onze medestanders en onszelf aan, waarin staat<br />
van welke aard de leer uit de Heilige Schrift en het zuivere woord van God is, die bij ons<br />
tot nu toe doorgegeven wordt. Indien nu de overige Keurvorsten,Vorsten en Standen van<br />
het Rijk op dezelfde manier, volgens het eerder genoemde voorstel van Uwe Keizerlijke<br />
Majesteit, hun opvattingen in de godsdienstkwestie naar voren gebracht hebben, verklaren<br />
wij ons bereid, met de verschuldigde gehoorzaamheid jegens Uwe Keizerlijke Majesteit,<br />
onze zeer genadige heer, om met de eerder genoemde Vorsten, onze vrienden, en de Stan-<br />
den op vriendelijke wijze tot een vergelijk te komen over geschikte en acceptabele wegen<br />
om, voorzover dat op eerlijke wijze mogelijk is, tot overeenstemming te komen. En nadat<br />
de zaak onder ons, als partijen, op deze manier van beide kanten door middel van de inge-<br />
diende geschriften behandeld is, op vreedzame wijze, zonder hatelijke strijd, zal, als God<br />
het schenkt, het meningsverschil overbrugd en tot een ware eensgezinde godsdienst her-<br />
steld worden. Zo zullen wij allen onder één Christus moeten zijn en één Christus belij-<br />
den, naar de strekking van het bevel van Uwe Keizerlijke Majesteit, en zo zal alles tot Gods<br />
waarheid herleid worden. Wij vragen God met vurige gebeden dat hij in deze zaak helpt<br />
en vrede geeft. Mocht nu, waar het de overige Keurvorsten,Vorsten en Standen, de ande-<br />
re partij, betreft, de behandeling van de zaak geen voortgang hebben naar de strekking van<br />
het bevel van Uwe Keizerlijke Majesteit, en vruchteloos blijken, wij verklaren in ieder<br />
geval, dat wij ons niet willen onttrekken aan wat op enigerlei wijze tot het tot stand<br />
komen van de christelijke eensgezinsheid, in overeenstemming met God en een goed<br />
geweten, kan leiden. Gelieve Uwe Keizerlijke Majesteit en de overige Keurvorsten en Stan-<br />
den van het Rijk en allen, die zich met liefde en ijver aan de zuivere godsdienst houden,<br />
en die met dezelfde gezindheid naar deze zaak luisteren, dat uit de belijdenis van ons en<br />
de onzen genadig ter kennis te nemen.<br />
Uwe Keizerlijke Majesteit heeft aan de Keurvorsten,Vorsten en Standen van het Rijk niet<br />
eenmaal, maar dikwijls te kennen gegeven, en op de Rijksdag te Spiers in 1526 met de for-<br />
muleringen van de instructie van Uwe Keizerlijke Majesteit publiekelijk laten voorlezen en<br />
bekendmaken, dat Uwe Keizerlijke Majesteit in deze godsdienstaangelegenheid om bepaal-<br />
de redenen, die toen aangevoerd zijn, niet wil beslissen, maar moeite wil doen bij de Paus<br />
om een concilie bijeen te roepen, zoals een jaar geleden ook uitvoerig uiteengezet is op<br />
de laatste bijeenkomst te Spiers. Daar heeft Uwe Keizerlijke Majesteit door onze heer<br />
Ferdinand, koning van Bohemen en Hongarije, onze genadige vriend en heer, en ook door<br />
- 58-
de keizerlijke woordvoerder en gezanten overeenkomstig de instructie onder andere<br />
laten uiteenzetten, dat Uwe Keizerlijke Majesteit de aanbeveling van de Stadhouder van<br />
Uwe Keizerlijke Majesteit in het Rijk en van de voorzitter en de raadgever van de keizer-<br />
lijke regering en van de afgezanten van de Standen, die te Regensburg bijeengekomen<br />
waren, om een algemeen concilie bijeen te roepen, begrepen en overwogen heeft, en dat<br />
Uwe Keizerlijke Majesteit het ook nuttig achtte dat er een concilie bijeengeroepen werd.<br />
En omdat die kwesties, die toen behandeld werden tussen Uwe Keizerlijke Majesteit en<br />
de Paus, bijna tot een eensgezinde en christelijke verzoening gebracht waren, twijfelde<br />
Uwe Keizerlijke Majesteit er niet aan, of de Paus ertoe bewogen zou kunnen worden een<br />
algemeen concilie te houden. In overeenstemming daarmee gaf Uwe Keizerlijke Majesteit<br />
genadig te kennen dat U zich moeite zou getroosten de Paus te doen instemmen met het<br />
uitschrijven van een concilie.<br />
Mocht het nu zo zijn, dat de bestaande meningsverschillen tussen ons en de anderen niet<br />
op vriendelijke wijze bijgelegd worden, dan bieden wij hier ten overvloede en in gehoor-<br />
zaamheid aan Uwe Keizerlijke Majesteit aan, op een dergelijk christelijk en vrij, algemeen<br />
concilie te verschijnen en onze zaak te bepleiten.Tot een dergelijke samenkomst is op alle<br />
keizerlijke Rijksdagen, die in de jaren van de regering van Uwe Keizerlijke Majesteit gehou-<br />
den zijn, door Keurvorsten,Vorsten en Standen van het Rijk na diepgaande beraadslagin-<br />
gen altijd met grote eenstemmigheid besloten. Op dat concilie en op Uwe Keizerlijke<br />
Majesteit hebben wij ons in deze veelomvattende en ernstige zaak ook al eerder beroe-<br />
pen, op de juridisch juiste en voorgeschreven wijze. En bij dat beroep zijn wij tot nu toe<br />
gebleven en wij kunnen of willen daar ook geen afstand van doen in dit of een ander schrij-<br />
ven, tenzij de kwestie op vriendelijke wijze naar de strekking van de keizerlijke uitnodiging<br />
aan de orde is gesteld en tot christelijke eenheid hersteld is.<br />
Daarvan leggen wij ook hier openlijk getuigenis af.<br />
2. <strong>De</strong> voornaamste geloofsartikelen<br />
/. Over God<br />
Bij ons wordt in grote overeenstemming met de kerk geleerd, dat de uitspraak van het<br />
concilie van Nicea°,dat God in wezen één is en dat er drie personen zijn, waar is en zon-<br />
der enige twijfel geloofd moet worden. Die uitspraak houdt in, dat er één goddelijk wezen<br />
is, dat bestaat en genoemd wordt: eeuwige, onlichamelijke, ondeelbare God, onmetelijke<br />
macht, wijsheid, goedheid, schepper en bewaarder van alle dingen, zichtbare en onzicht-<br />
bare. En toch zijn er drie personen, in wezen gelijk, met dezelfde macht en eeuwigheid: de<br />
Vader, de Zoon en de Heilige Geest.<br />
Het woord 'personen' wordt hier gebruikt in die betekenis, waarin de Kerkvaders het in<br />
- 59-
deze kwestie gebruiken. Het betekent niet een deel of een eigenschap van iemand, maar<br />
iets dat op zichzelf bestaat.<br />
Vervloekt worden alle ketterijen, die tegen dit artikel te voorschijn gekomen zijn, zoals de<br />
Manicheeën 2) , die van twee goden uitgaan, een goede en een kwade; hetzelfde geldt voor<br />
deValentinianen 3) , de Arianen 4) , de Eunomianen 5) , de Mohammedanen 6) en alle vergelijkba-<br />
re groepen. Ook worden de Samosaten 7 * vervloekt, de ouden en de nieuwen, die bewe-<br />
ren dat er slechts één persoon is. Zij redeneren over het Woord en de Heilige Geest lis-<br />
tig en goddeloos, dat het geen op zichzelf staande personen zijn, maar dat het 'Woord' het<br />
gesproken woord betekent, en dat de 'Geest' de beweging in de schepping veroorzaakt 8)<br />
II. Over de erfzonde<br />
Er wordt ook geleerd, dat na de zondeval van Adam alle mensen, die volgens de natuur<br />
verwekt zijn, met zonde geboren worden. Dat betekent: zonder ontzag voor God, zonder<br />
vertrouwen op God, en met slechte begeerte. <strong>De</strong>ze ziekte of erfzonde is werkelijk een<br />
zonde, die diegenen, die niet opnieuw geboren worden door de Doop en de Heilige<br />
Geest, tot verderf en de eeuwige dood brengt.<br />
Vervloekt worden de Pelagianen 9) en anderen l0) , die ontkennen dat de erfzonde een zonde<br />
is, zodat zij de eer van de verdienste en de weldaden van Christus verkleinen. Zij bewe-<br />
ren dat de mens zich door eigen krachten van het verstand kan rechtvaardigen tegenover<br />
God.<br />
III. Over de Zoon van God<br />
Er wordt ook geleerd dat het Woord, dat is: Gods Zoon, de menselijke natuur aannam in<br />
de schoot van de gezegende maagd Maria, zodat twee naturen, de goddelijke en de men-<br />
selijke, in de eenheid van één persoon onlosmakelijk verboden zijn. Er is één Christus,<br />
waarlijk God en waarlijk mens, geboren uit de maagd Maria, die waarlijk heeft geleden, die<br />
gekruisigd, gestorven en begraven is, opdat hij de Vader met ons verzoende. Hij was niet<br />
alleen het offer voor de erfzonde, maar ook voor alle daadwerkelijke begane zonden van<br />
de mens. Diezelfde Christus daalde af in de hel en stond waarlijk op, op de derde dag; ver-<br />
volgens steeg hij op naar de hemel, opdat hij aan de rechterzijde van de Vader zou zitten,<br />
en eeuwig zou regeren en heersen over alle schepselen. Hij zal degenen die in hem gelo-<br />
ven heiligen, door in hun hart de Heilige Geest te zenden, die hen regeert, troost en<br />
levend maakt, en hen beschermt tegen de duivel en de kracht van de zonde.<br />
Ook wordt geleerd dat Christus voor ieders ogen zal terugkeren, om de levenden en de<br />
doden te oordelen, etc., zoals de Apostolische geloofsbelijdenis luidt.<br />
-60 -
IV. Over de rechtvaardiging<br />
Ook wordt geleerd, dat de mensen zich tegenover God niet kunnen rechtvaardigen door<br />
hun eigen krachten, verdiensten of werken, maar dat ze door genade gerechtvaardigd<br />
worden vanwege Christus, door het geloof, omdat ze geloven dat ze uit genade geaccep-<br />
teerd worden en dat de zonden vanwege Christus vergeven worden, die door zijn dood<br />
genoegdoening verschafte voor onze zonden. Dit geloof ziet God aan als gerechtigheid<br />
tegenover hem, Rom. 3 en 4. M)<br />
V. Over het kerkelijk ambt<br />
Om dit geloof te bereiken is het ambt ingesteld, dat het evangelie leert en de sacramen-<br />
ten uitreikt. Want door het woord en door de sacramenten wordt, als door werktuigen,<br />
de Heilige Geest gegeven, die, waar en wanneer het God behaagt, geloof bewerkstelligt, in<br />
diegenen, die het evangelie horen. Het evangelie: dat God degenen die geloven dat zij van-<br />
wege Christus uit genade geaccepteerd worden, rechtvaardigt, niet vanwege eigen ver-<br />
diensten, maar wegens Christus. Galaten 3: 'Opdat wij de belofte van de Geest door het<br />
geloof aannemen'.<br />
Vervloekt worden de Anabaptisten en anderen, die menen dat de Heilige Geest de men-<br />
sen bereikt zonder het woord van buitenaf, maar door eigen voorbereidingen en werken.<br />
VI. Over de nieuwe gehoorzaamheid<br />
Ook wordt geleerd, dat dat geloof goede vruchten moet voortbrengen en de goede wer-<br />
ken die door God geboden zijn moet doen, naar Gods wil, maar niet in de overtuiging<br />
door die werken rechtvaardiging tegenover God te verwerven. Want de vergeving van<br />
zonden en de rechtvaardiging worden door het geloof toegeëigend, zoals ook Christus<br />
bewijst: 'Wanneer jullie al deze dingen gedaan hebben, zegt dan: wij zijn nutteloze slaven'.<br />
Zo leren ook de Kerkvaders. Ambrosius zegt immers:'Dit is door God besloten, dat wie<br />
in Christus gelooft, gered wordt zonder werken, alleen door het geloof, door uit genade<br />
de vergeving van zonden te aanvaarden'.<br />
VII. Over de Kerk<br />
Ook wordt geleerd, dat er eeuwig één heilige Kerk moet blijven. Want de Kerk is de<br />
gemeenschap van heiligen, waarin het evangelie zuiver geleerd wordt, en waarin de sacra-<br />
menten op de juiste wijze worden bediend. En voor de echte eenheid van de Kerk is het<br />
voldoende wanneer men het eens is over de leer van het evangelie en over de bediening<br />
van de sacramenten. Het is niet noodzakelijk dat menselijke tradities en riten of ceremo-<br />
-61 -
niën, die door mensen ingesteld zijn, overal gelijk zijn, zoals Paulus zegt: 'Eén geloof, één<br />
Doop, één God en Vader van allen etc'.<br />
VIII. Wat is de Kerk?<br />
Hoewel de Kerk eigenlijk de vergadering van heiligen en echte gelovigen is, is het toch toe-<br />
gestaan, omdat er zich in dit leven veel hypocrieten en slechten onder gemengd hebben,<br />
de sacramenten die door slechte gelovigen bediend zijn te ontvangen. Christus zegt<br />
immers: '<strong>De</strong> Schriftgeleerden en Farizeeën zitten op de stoel van Mozes etc.'. <strong>De</strong> sacra-<br />
menten en het woord zijn werkzaam omdat Christus ze ingesteld en opgedragen heeft,<br />
ook al worden ze door slechten uitgereikt<br />
Vervloekt worden de Donatisten i2) en vergelijkbare groepen, die ontkennen dat het toe-<br />
gestaan is van de sacramentsbediening door slechte mensen gebruik te maken, en die<br />
menen dat die bediening niet werkzaam is.<br />
IX. Over de Doop<br />
Over de Doop wordt geleerd, dat die noodzakelijk is voor het heil, en dat door de Doop<br />
Gods genade aangeboden wordt.<br />
Ook wordt geleerd dat kinderen gedoopt moeten worden, en dat zij door die Doop aan<br />
God gebonden en door Hem in genade ontvangen worden. Vervloekt worden de Ana-<br />
baptisten, die de kinderdoop verwerpen, en ervan overtuigd zijn dat kinderen zonder<br />
Doop gered worden.<br />
X. Over de maaltijd van de Heer<br />
Over de maaltijd van de Heer wordt geleerd, dat lichaam en bloed van Christus waarlijk<br />
aanwezig zijn en uitgereikt worden aan degenen die deelnemen aan het Avondmaal.<br />
Verworpen worden degenen die een andere leer aanhangen.<br />
XI. Over de biecht<br />
Over de biecht wordt geleerd, dat de persoonlijke absolutie in de Kerken gehandhaafd<br />
moet worden, hoewel het bij de biecht niet noodzakelijk is dat alle overtredingen opge-<br />
somd worden. Dat is immers onmogelijk, zoals de Psalm zegt: 'Wie kent de overtredin-<br />
gen?' (Ps. 19: 13).<br />
XII. Over de boete<br />
Over de boete wordt geleerd, dat zij die na de Doop zondigen ten allen tijde vergeving<br />
-62 -
van zonden krijgen, als zij zich bekeren. En er wordt geleerd dat de Kerk aan degenen die<br />
boetvaardig terugkeren vergeving moet schenken.<br />
Het wezen van de boete bestaat uit deze twee delen: het ene is het berouw of de angst<br />
van het geschokte geweten, dat de zonde erkent. Het andere is het geloof, dat door het<br />
evangelie of de absolutie geschonken wordt. Dat geloof vertrouwt erop dat vanwege<br />
Christus de zonden vergeven worden, en het geweten getroost en van angsten bevrijd<br />
wordt. Dan moeten de goede werken volgen, die de vrucht van de boete zijn.<br />
Vervloekt worden de Anabaptisten, die ontkennen dat degenen die eenmaal gerechtvaar-<br />
digd zijn de Heilige Geest kunnen verliezen. Ook worden degenen vervloekt die beweren,<br />
dat de gerechtvaardigden in dit leven een zodanige volmaaktheid bereiken, dat zij niet kun-<br />
nen zondigen.Tevens worden de Novatianen l3) vervloekt, die weigeren om degenen, die na<br />
de Doop gezondigd hebben en boete doen, de absolutie te geven. Ook worden diegenen<br />
verworpen, die niet leren dat de vergeving van zonden door het geloof verkregen wordt,<br />
maar die ons opdragen de genade door onze genoegdoeningen te verdienen.<br />
XIII. Over het gebruik van de sacramenten<br />
Over het gebruik van de sacramenten wordt geleerd, dat de sacramenten niet alleen inge-<br />
steld zijn om een onderling kenteken van de Christenen te zijn, maar veeleer om een<br />
getuigenis te zijn van Gods wil ten opzichte van ons. Ze zijn bedoeld om in diegenen, die<br />
ze ontvangen, geloof op te wekken en te versterken. Daarom moet voor het ware ont-<br />
vangen van de sacramenten het geloof erbij komen, dat vertrouwt op de beloften, die<br />
door de sacramenten aangeboden en getoond worden.<br />
XIV. Over het kerkelijk ambt<br />
Over het kerkelijk ambt wordt geleerd, dat niemand in het openbaar in de Kerk mag leren<br />
of de sacramenten uit mag reiken, tenzij hij op de juiste wijze daartoe geroepen is.<br />
XV! Over de kerkelijke gebruiken<br />
Over de kerkelijke gebruiken wordt geleerd, dat die gebruiken bewaard moeten worden,<br />
die zonder zonde gehandhaafd kunnen blijven, en die bijdragen tot rust en goede orde in<br />
de Kerk, zoals bepaalde vieringen, feesten en dergelijke dingen. Laten de mensen bij zulke<br />
zaken ervoor gewaarschuwd zijn dat zij hun geweten er niet mee belasten, alsof ze nood-<br />
zakelijk zijn voor het heil. Laten zij er ook voor gewaarschuwd zijn dat menselijke tradi-<br />
ties die ingesteld zijn om God met ons te verzoenen, om de genade te verwerven, en om<br />
genoegdoening te verschaffen voor de zonden, tegen het evangelie en de geloofsleer<br />
ingaan. Daarom zijn geloften en regels met betrekking tot voedsel en vastendagen, die<br />
- 63-
ingesteld zijn om de genade te verwerven en om genoegdoening voor de zonden te ver-<br />
schaffen, nutteloos en in tegenspraak met het evangelie.<br />
XVI. Over burgerlijke zaken<br />
Over burgerlijke zaken wordt geleerd, dat wettelijke burgerlijke ordeningen goede instel-<br />
lingen van God zijn, en dat het Christenen toegestaan is een wereldlijk ambt te bekleden,<br />
zaken naar keizerlijk en ander geldend recht te beoordelen, naar het recht doodstraffen<br />
uit te spreken, naar het recht oorlog te voeren, soldaat te zijn, verdragen af te sluiten,<br />
eigendom te hebben, een eed te zweren als dat van overheidswege wordt geëist, zich een<br />
vrouw te nemen, te trouwen.<br />
Vervloekt worden de Anabaptisten, die de Christen deze burgerlijke ambten verbieden.<br />
Ook worden diegenen vervloekt, die de evangelische volmaaktheid niet zoeken in het ont-<br />
zag voor God en in het geloof, maar in het opgeven van de burgerlijke ambten, omdat het<br />
evangelie de innerlijke rechtvaardigheid leert. Maar het evangelie vlakt de wereldlijke rege-<br />
ring en het staatsleven niet uit, maar eist dat die, als instellingen van God, zo goed moge-<br />
lijk in stand gehouden worden, en dat de daarmee verbonden ambten liefdevol uitgeoe-<br />
fend worden. Daarom moeten Christenen het als een noodzaak zien om overheden en<br />
wetten te gehoorzamen, tenzij deze bevelen te zondigen. Dan moeten ze God meer<br />
gehoorzamen dan de mensen (Handelingen 5 :29).<br />
XVII. Over de wederkomst van Christus om te oordelen<br />
Ook wordt geleerd, dat Christus aan het einde der tijden zal verschijnen om te oordelen,<br />
en alle doden zal opwekken. <strong>De</strong> gelovigen en uitverkorenen zal hij het eeuwige leven en<br />
eeuwige vreugde schenken. <strong>De</strong> ongelovigen en de duivels zal hij verdoemen, zij zullen zon-<br />
der einde gepijnigd worden.<br />
Vervloekt wordeh de Anabaptisten, die menen dat er een einde aan de toekomstige straf-<br />
fen voor verdoemde mensen en duivels zal zijn. Vervloekt worden ook anderen, die de<br />
joodse opvatting verbreiden dat vóór de opstanding van de doden de gelovigen de<br />
wereldheerschappij in handen zullen krijgen, en de goddelozen overal verdrukt zullen<br />
worden.<br />
XVIII. Over de vrije wil<br />
Over de vrije wil wordt geleerd, dat de menselijke wil een zekere vrijheid heeft om bur-<br />
gerlijke rechtvaardigheid tot stand te brengen, en om een keuze te maken in zaken die aan<br />
het verstand onderworpen zijn. Maar de wil heeft zonder de Heilige Geest niet de kracht<br />
om de geestelijke rechtvaardigheid tot stand te brengen, omdat de mens van nature niet<br />
- 64-
inziet wat uit Gods Geest is. Dat gebeurt in het hart, wanneer de mens door het Woord<br />
de Heilige Geest ontvangt. Augustinus zegt dat met zoveel worden in boek III van de<br />
Hypognosticon: 'Wij geven toe dat alle mensen een vrije wil hebben, een zeker redelijk<br />
oordeel. Maar daardoor zijn ze nog niet in staat in zaken die op God betrekking hebben,<br />
zonder God iets te beginnen, laat staan te volbrengen. Ze zijn slechts in staat te beslissen<br />
over de zaken van het huidige leven, ten goede en ten kwade. Goed noem ik die dingen,<br />
die uit een goede gezindheid voortkomen zoals: willen werken op de akker, willen eten en<br />
drinken, een vriend willen hebben, een huis willen bouwen, een vrouw willen trouwen, vee<br />
houden, de kunst om de verschillende goede dingen te onderscheiden. Kortom, de wil tot<br />
alle goede dingen die betrekking hebben op het huidige leven. Al die dingen blijven niet<br />
bestaan zonder dat God ze bestuurt, ze zijn immers ontstaan en bestaan uit Hem en door<br />
Hem. Kwade dingen noem ik: een afgod willen dienen, een moord willen plegen etc.' I4)<br />
XIX. Over de oorzaak van de zonde<br />
Over de oorzaak van de zonde wordt geleerd dat, hoewel God de natuur schept en<br />
bewaart, toch de wil van de slechten, zoals de duivel en de goddelozen, de oorzaak van de<br />
zonde is. Die wil keert zich, zonder Gods hulp, van God af, zoals Christus zegt: 'Wanneer<br />
hij een leugen spreekt, spreekt hij zoals hem eigen is' (Joh. 8 :44).<br />
XX. Over het geloof en de goede werken<br />
Ten onrechte worden de onzen ervan beschuldigd, dat zij goede werken verbieden. Want<br />
hun geschriften over de tien geboden en andere vergelijkbare geschriften leveren afdoen-<br />
de bewijs dat zij nuttig onderricht gegeven hebben over alle beroepen en ambten. Zij heb-<br />
ben geleerd welke manieren van leven en welke werken God in de verschillende beroe-<br />
pen welgevallig zijn. Over die zaken leerden de predikers vroeger weinig, maar zij dron-<br />
gen des te sterker aan op kinderachtige en niet noodzakelijke werken, zoals bepaalde<br />
feestdagen en vastenperiodes, broederschappen l5) , pelgrimstochten, heiligenvereringen,<br />
rozenkransen, het kloosterleven en dergelijke. Onze tegenstanders, die daar door ons op<br />
gewezen zijn, hebben er afstand van genomen en propageren deze nutteloze werken niet<br />
meer zozeer als vroeger. Zij beginnen ook het geloof te noemen, waarover vroeger een<br />
verbazend stilzwijgen heerste. Zij leren ons dat wij niet alleen door werken gerechtvaar-<br />
digd worden, maar verbinden geloof en werken, en zeggen dat wij door geloof én werken<br />
gerechtvaardigd worden. En die leer is verdraaglijker dan de vroegere, en kan meer troost<br />
verschaffen dan hun oude leer.<br />
Omdat nu de leer over het geloof, die in de Kerk het voornaamste moet zijn, zo lang onge-<br />
acht is blijven liggen - want iedereen moet toegeven dat er in de preken een volledig stil-<br />
zwijgen heerste over de rechtvaardiging uit het geloof, alleen de leer over de werken cir-<br />
- 65-
culeerde in de Kerk - hebben de onzen de gemeente over het geloof als volgt onderwe-<br />
zen:<br />
Ten eerste, dat onze werken ons niet met God kunnen verzoenen of vergeving van zon-<br />
den en genade kunnen verdienen. Die krijgen we alleen door het geloof, door erop te ver-<br />
trouwen dat we vanwege Christus in genade aangenomen worden.Want Hij alleen is aan-<br />
gesteld als middelaar en zoenoffer, waardoor men met de Vader verzoend wordt. Daarom<br />
wijst diegene, die erop vertrouwt door werken de genade te verdienen, Christus' ver-<br />
dienste en genade af. Hij zoekt zonder Christus door middel van menselijke kracht een<br />
weg naar God, hoewel Christus over zichzelf zei: 'Ik ben de weg, de waarheid en het leven'<br />
(Joh. 14 : 6). <strong>De</strong>ze leer over het geloof wordt overal bij Paulus behandeld:'Door genade<br />
zijn jullie gered, door het geloof, en niet uit werken etc.' (Efeze 2 :8). En laat niemand zich-<br />
zelf wijsmaken dat wij een nieuwe uitleg van Paulus gevonden hebben, deze opvatting<br />
wordt volledig gesteund door de Kerkvaders. I6) Want Augustinus verdedigt in veel boe-<br />
ken de genade en de rechtvaardigheid uit het geloof tegen de verdiensten van de werken.<br />
En iets van gelijke strekking leert Ambrosius l6) in '<strong>De</strong> vocatione gentium'. Zo begint<br />
immers '<strong>De</strong> vocatione gentium': '<strong>De</strong> verlossing door het bloed van Christus zou waarde-<br />
loos zijn, en de voorrang van Gods erbarmen boven de menselijke werken zou vervallen<br />
als de rechtvaardiging, die door de genade bewerkstelligd wordt, door voorafgaande ver-<br />
diensten verworven zou worden. Dan zou de genade geen geschenk zijn van degene die<br />
geeft, maar loon van degene die werkt'.<br />
Hoewel deze leer door degenen die niet door de aanvechting heen zijn gegaan, veracht<br />
wordt, ondervinden mensen met een vroom en angstig geweten hoeveel troost deze leer<br />
kan brengen. Want het geweten kan door geen enkel werk tot rust komen, maar alleen<br />
door het geloof, wanneer het ervan verzekerd is, dat het vanwege Christus Gods beha-<br />
gen heeft, zoals Paulus' Romeinen 5 leert: 'Gerechtvaardigd door het geloof hebben wij<br />
vrede met God' (Rom. 5:1). <strong>De</strong>ze hele leer moet teruggevoerd worden op de strijd van<br />
het hevig verschrikte geweten, en kan zonder die strijd niet begrepen worden. Daarom<br />
oordelen onervaren en goddeloze mensen slecht over deze leer. Zij beelden zich in dat<br />
de christelijke rechtvaardigheid niets anders is dan de burgerlijke of filosofische recht-<br />
vaardigheid.<br />
Vroeger werd het geweten gekweld met de leer van de werken en hoorde het de troost<br />
uit het evangelie niet. Sommigen werden door het geweten in de eenzaamheid gedreven,<br />
in de kloosters, in de hoop daar de genade te verdienen door het kloosterleven. Anderen<br />
verzonnen andere werken om genade en genoegdoening voor de zonden te verwerven.<br />
Daarom was het hoogstnoodzakelijk deze leer over het geloof in Christus te verkondigen<br />
en te vernieuwen, opdat de troost voor het angstige geweten niet zou ontbreken, maar<br />
men zou weten, dat door het geloof in Christus genade en vergeving van zonden gegre-<br />
pen kunnen worden.<br />
<strong>De</strong> mensen worden er ook aan herinnerd, dat dit woord 'geloof' niet alleen 'kennis van<br />
-66-
een gebeuren' betekent, die kennis hebben de ongelovigen en de duivel ook. Maar het<br />
duidt een geloof aan, dat niet alleen een gebeuren voor waar houdt, maar ook op de wer-<br />
king van dat gebeuren vertrouwt. Bij dit geloofsartikel over de vergeving van zonden bete-<br />
kent dat, dat wij door Christus genade, rechtvaardigheid en vergeving van zonden krijgen.<br />
Wie dan weet dat hij door Christus een Vader heeft die hem gunstig gezind is, die kent<br />
God waarlijk, weet dat God zorg voor hem draagt, die roept Hem te hulp, kortom, hij is<br />
niet zonder God zoals de heidenen.Want de duivel en de ongelovigen kunnen niet op dit<br />
geloofsartikel, de vergeving van zonden, vertrouwen. Daarom haten zij God als een vijand,<br />
roepen Hem met te hulp, verwachten niets goeds van Hem.<br />
Ook Augustinus leert op deze manier over het begrip 'geloof'. Hij leert dat in de Heilige<br />
Schrift het woord geloof niet gebruikt wordt in de betekenis van 'kennis', zoals bij de<br />
ongelovigen, maar in de betekenis van 'vertrouwen', het vertrouwen dat troost en hevig<br />
verschrikte zielen opricht.<br />
Verder leren de onzen, dat het noodzakelijk is goede werken te doen, niet in het ver-<br />
trouwen daarmee de genade te verdienen, maar omdat God het wil. Alleen door het<br />
geloof worden vergeving van zonde en genade verkregen. En omdat door het geloof de<br />
Heilige Geest ontvangen wordt, wordt het hart vernieuwd en met een nieuwe genegen-<br />
heid gevuld, zodat het goede werken kan voortbrengen. Zo zei Ambrosius het immers:<br />
'Het geloof is de moeder van de goede wil en van het rechtvaardig handelen'. Want de<br />
menselijke krachten zijn zonder de Heilige Geest vol van goddeloze neigingen, en te zwak<br />
om goede werken, naar Gods wil, te doen. Bovendien zijn ze in de macht van de duivel,<br />
die de mens tot allerlei zonden dwingt; tot goddeloze opvattingen, tot onmiskenbare mis-<br />
daden. Dat is te zien aan de filosofen, die zich inspanden om eerlijk te leven en dat niet<br />
konden bereiken, maar besmet waren met allerlei onmiskenbare gebreken. Zo is de zwak-<br />
heid van de mens die zonder geloof en zonder de Heilige Geest leeft, en zich laat rege-<br />
ren door menselijke krachten.<br />
Hiermee is duidelijk aangetoond dat deze leer er niet van beschuldigd kan worden, dat hij<br />
goede werken verbiedt. Maar hij moet juist geprezen worden, omdat hij aantoont hoe<br />
goede werken gedaan moeten worden. Want zonder geloof kan de menselijke natuur op<br />
geen enkele wijze de werken van het eerste en het tweede gebod doen. Zonder geloof<br />
roept hij God niet te hulp, verwacht hij niets van God, draagt hij in het hart alle begeer-<br />
ten en menselijke inzichten, wanneer er geen geloof en vertrouwen op God is. En daar-<br />
om zegt Christus: 'Zonder Mij kunnen jullie niets doen', Joh. 15. En de Kerk zingt:<br />
Zonder uw naam,<br />
is er niets in de mens,<br />
niets dat onschadelijk is. I7)<br />
-67 -
XXI. Over de heiligenverering<br />
Over de heiligenverering wordt geleerd, dat het gedenken van heiligen ertoe kan dienen<br />
hun geloof na te volgen, en de goede werken die zij in hun beroep deden. Zo kon de Kei-<br />
zer het voorbeeld van David in oorlogvoering volgen, om de Turken uit zijn vaderland te<br />
verdrijven. Want ze waren allebei koning.<br />
Maar de Heilige Schrift leert niet dat heiligen aangeroepen moeten worden, of dat om<br />
hulp van heiligen gesmeekt moet worden, omdat de Heilige Schrift ons alleen Christus als<br />
middelaar, zoenoffer, priester en tussenpersoon voorhoudt. Hij moet te hulp geroepen<br />
worden, en hij heeft beloofd onze gebeden te verhoren. Déze verering beveelt hij zeer<br />
aan: hij wil te hulp geroepen worden in alle verdriet. I Joh. 2: 'Als iemand zondigt, hebben<br />
wij een voorspraak bij God etc.' (I Joh. 2:1).<br />
Dit is zo ongeveer onze hele leer, waarin niets te ontdekken valt dat afwijkt van de leer<br />
van de Heilige Schrift of van de katholieke Kerk l8) of van de roomse kerk, voorzover wij<br />
die kennen uit de geschriften van de theologen. Een aangezien dat een feit is oordelen die-<br />
genen, die eisen dat wij als ketters beschouwd worden, onrechtvaardig. Het hele menings-<br />
verschil betreft een klein aantal misbruiken, die zonder duidelijke toestemming in de ker-<br />
ken binnengeslopen zijn. En als daarover enig verschil van mening zou zijn, dan zouden de<br />
bisschoppen zo mild moeten zijn dat zij de onzen tolereren vanwege de belijdenis, die wij<br />
zojuist uiteengezet hebben. Want de kerkelijke voorschriften zijn nooit zo hard dat zij<br />
overal dezelfde gebruiken eisen, en de gebruiken van alle kerken waren ook nooit iden-<br />
tiek. Bij ons worden overigens zoveel mogelijk de oude gebruiken zorgvuldig bewaard. Het<br />
is dan ook een gemene aantijging dat wij alle ceremoniën, alle oude gewoonten in onze<br />
kerken afgeschaft zouden hebben. Maar de algemene klacht was dat zich bepaalde mis-<br />
bruiken aan de gangbare gewoonten hadden gehecht. Die zijn, omdat ze niet met een goed<br />
geweten aanvaard konden worden, in zekere mate verbeterd.<br />
3. Artikelen waarin de afgeschafte misbruiken behandeld worden<br />
Onze kerken wijken in geen enkel geloofsartikel af van de katholieke kerk, ze verwijder-<br />
den slechts een aantal misbruiken, die nieuw zijn en die in strijd met de bedoeling van de<br />
kerkelijke wetten in de loop der tijden abusievelijk zijn ingevoerd.<br />
Daarom vragen we Uwe Keizerlijke Majesteit genadig aan te horen, wat er veranderd is<br />
en wat de oorzaken daarvan waren, opdat het volk niet gedwongen wordt zich aan die<br />
misbruiken, tegen het geweten in, te houden. Laat Uwe Keizerlijke Majesteit niet diegenen<br />
geloven, die om de haat tegen de onzen aan te wakkeren, verbazende lasterpraat onder<br />
het volk verspreiden. Op die manier raakten goede mensen geïrriteerd, en zo gaven zij<br />
aanleiding tot deze onenigheid. En met hetzelfde kunstje proberen ze nu de tweedracht<br />
-68-
te vergroten. Want Uwe Keizerlijke Majesteit zal zonder twijfel tot de conclusie komen<br />
dat de vorm van de leer en van de ceremoniën bij ons verdraaglijker is dan zoals vijandi-<br />
ge en kwaadwillende mensen deze beschrijven. Men komt de waarheid niet op het spoor<br />
door de gangbare geruchten en verdachtmakingen van onze vijanden. Maar het is een-<br />
voudig in te zien, dat niets méér kan bijdragen tot het bewaren van de waardigheid van de<br />
ceremoniën en tot het bevorderen van eerbied en vroomheid onder het volk dan het op<br />
de juiste wijze vieren van de ceremoniën in de kerken.<br />
XXII. Over de beide gestalten<br />
Aan leken worden beide gestalten van het sacrament gegeven bij de maaltijd des Heren,<br />
omdat deze gewoonte door de Heer bevolen wordt; Mt. 26:'Drinkt allen hier uit' (Mt. 26 :<br />
27). Daar schrijft Christus duidelijk voor, dat allen uit de beker moeten drinken. En laat<br />
niemand zichzelf wijsmaken dat dat alleen betrekking heeft op de priesters. Paulus noemt<br />
de Corinthiërs een voorbeeld waaruit duidelijk blijkt dat de hele Kerk beide gestalten ont-<br />
ving (I Cor. 11 : 20-30). <strong>De</strong>ze gewoonte bleef in de Kerk lang in stand, en het staat niet<br />
vast wanneer of door wie dit veranderd is, ook al noemt de kardinaal van Kues, wanneer<br />
de veranderingen goedgekeurd is. I9) Cyperianus laat op een aantal plaatsen zien dat het<br />
bloed aan het volk uitgereikt werd.Van hetzelfde getuigt Hieronymus, die zegt:'<strong>De</strong> pries-<br />
ters delen de eucharistie uit en verdelen het bloed van Christus onder het volk'. Zelfs<br />
Paus Gelasius beveelt dat er in het sacrament geen scheiding mag zijn (Distinaio 2, over<br />
de consecratie, het hoofdstuk dat begint met Comperimus) 20) . Alleen de gewoonte, die niet<br />
zo oud is, denkt er anders over. Het staat echter vast dat een gewoonte, die tegen Gods<br />
gebod ingevoerd is, niet goedgekeurd mag worden, zoals de kerkelijke wetten bewijzen.<br />
(Distinctio 8, het hoofdstuk dat begint met Veritate, en wat daarop volgt.) <strong>De</strong>ze gewoonte<br />
gaat evenwel niet alleen tegen de Heilige Schrift, maar ook tegen de oude kerkelijke wet-<br />
ten in en is in strijd met het voorbeeld van de Kerk gebruik geworden. Daarom had men<br />
diegenen, die het sacrament in beide gestalten wensten te ontvangen, niet mogen dwin-<br />
gen het anders te doen, in strijd met hun geweten. En omdat de scheiding tussen de ele-<br />
menten van het sacrament niet in overeenstemming is met Christus' opdracht, is het bij<br />
ons gewoonte de processie, die men tot nu toe pleegt te houden, te laten vervallen. 2I)<br />
XXIII. Over het priesterhuwelijk<br />
Er werd algemeen geklaagd over het slechte voorbeeld van priesters die zich niet aan het<br />
celibaat hielden. Daarom, zegt men, heeft Paus Pius verklaard dat er bepaalde redenen zijn<br />
waarom priester het huwelijk ontzegd is. Maar er zijn veel gewichtiger redenen om hun<br />
het recht om te trouwen terug te geven. Zo schrijft Platina immers. Omdat de priesters<br />
bij ons openlijke ergernis willen vermijden, treden zij in het huwelijk, en leren dat het hun<br />
-69 -
toegestaan is te trouwen. Ten eerste omdat Paulus zegt: 'Een ieder heeft zijn vrouw met<br />
het oog op de ontucht' (I Cor. 7 :2). Idem:'Het is beter te trouwen dan door hartstocht<br />
verteerd te worden' (I Cor. 7 : 9). Ten tweede: Christus zegt: 'Niet allen begrijpen deze<br />
uitspraak' (Mt. 19:11). Daar leert Hij dat niet alle mensen geschikt zijn voor het celibaat,<br />
omdat God de mens voor de voortplanting schiep, Gen. I. En de mens heeft niet het ver-<br />
mogen, zonder een bijzondere gave en hulp van God, de schepping te veranderen. Daar-<br />
om moeten zij die niet geschikt zijn voor het celibaat trouwen. Geen enkele menselijke<br />
wet, geen enkele gelofte, kan Gods gebod en zijn ordening opheffen. Om die redenen<br />
leren de priesters dat het hun toegestaan is in het huwelijk te treden.<br />
Het staat vast dat ook in de oude Kerk de priesters gehuwd waren. 22) Paulus zegt ook,<br />
dat iemand die getrouwd is, tot bisschop gekozen moet worden. En in Duitsland werden<br />
de priesters 400 jaar geleden voor het eerst met geweld gedwongen tot het celibaat. Zij<br />
waren daar echter dusdanig tegen gekant, dat de aartsbisschop van Mainz 23) , die van plan<br />
was het bevel van de bisschop van Rome over deze zaak openbaar te maken, bijna door<br />
woedende priesters in een oproer omgebracht werd. <strong>De</strong>ze zaak werd zo onmenselijk<br />
doorgevoerd, dat niet alleen toekomstige huwelijken verboden werden, maar dat ook al<br />
bestaande ontbonden moesten worden, in strijd met ieder goddelijk en menselijk recht,<br />
en in strijd met de kerkelijke voorschriften, die niet alleen door de pausen, maar ook door<br />
de grote concilies opgesteld zijn.<br />
En nu de menselijke natuur in deze wereld, die op z'n einde loopt langzamerhand zwak-<br />
ker wordt, is het nodig voorzorgsmaatregelen te treffen, opdat er niet meer misstanden<br />
binnensluipen in Duitsland. God stelde het huwelijk in, opdat het een redmiddel zou zijn<br />
tegen de menselijke zwakheid. Zelfs de kerkelijke voorschriften menen dat de oude<br />
strengheid in later tijden met het oog op de zwakheid van de mensen verzacht moet wor-<br />
den. Het is te hopen dat dat ook op dit punt zal gebeuren. Het is te voorzien dat er in de<br />
toekomst kerken zonder herder zullen zijn, als het huwelijk nog langer verboden blijft.<br />
Aangezien Gods gebod duidelijk is, en de gewoonte van de oude Kerk bekend is, aange-<br />
zien een onzuiver celibaat veel ergernis veroorzaakt - echtbreuk en andere misstappen,<br />
die de aandacht van een goede overheid verdienen - is het verwonderlijk dat nergens<br />
strenger tegen opgetreden wordt dan tegen het trouwen van priesters. God heeft gebo-<br />
den het huwelijk te eren; de wetten, ook bij de heidenen, geven het huwelijk de hoogste<br />
eer. En nu worden de mensen met enorme straffen belast, vooral de priesters, in strijd met<br />
de kerkelijke voorschriften, om geen andere reden dan het huwelijk. Paulus noemt de leer<br />
die het huwelijk verbiedt demonisch, I Tim. 4. Dat is gemakkelijk te begrijpen, nu het ver-<br />
bod om te trouwen met zulke zware straffen verdedigd wordt.<br />
Zoals geen enkele menselijke wet Gods gebod kon opheffen, zo kan ook geen gelofte<br />
Gods gebod opheffen. Daarom raadt Cyprianus vrouwen die de kuisheidsgelofte niet kun-<br />
nen houden aan te trouwen. Hij zegt het als volgt, in het eerste boek van zijn brieven, brief<br />
XI: 'Als zij de gelofte niet kunnen of willen houden, is het beter dat zij trouwen dan dat<br />
- 70-
zij door hun lusten in het vuur vallen. Maar laten zij vooral hun broeders of zusters geen<br />
aanstoot geven'.<br />
Tenslotte, de kerkelijke voorschriften betrachten terughoudendheid jegens diegenen, die<br />
vóór de daartoe geschikte leeftijd de gelofte hebben afgelegd, hetgeen tot nu toe meest-<br />
al het geval is.<br />
XXIV. <strong>De</strong> mis<br />
Onze kerken worden er ten onrechte van beschuldigd, dat zij de mis afschaffen. <strong>De</strong> mis<br />
wordt echter bij ons in ere gehouden, en met de grootste eerbied gevierd. Bijna alle<br />
gebruikelijke ceremoniën houden wij in stand, alleen worden op bepaalde plaatsen aan de<br />
Latijnse gezangen Duitse toegevoegd, met het doel het volk te onderwijzen.Want de cere-<br />
moniën zijn vooral nodig om diegenen, die niet op de hoogte zijn, te leren. Paulus schrijft<br />
voor dat in de Kerk een taal gebruikt moet worden die het volk begrijpt. Het volk is eraan<br />
gewend geraakt het sacrament gezamenlijk te ontvangen, na een voorbereiding daarop. Dit<br />
draagt bij tot de eerbied en de vrome beleving van de openbare ceremoniën. Want nie-<br />
mand wordt toegelaten, als hij niet van tevoren (in de biecht) onderzocht en gehoord is.<br />
Ten aanzien van het waardige en op de juist wijze ontvangen van het sacrament wordt de<br />
mensen voorgehouden hoeveel troost dat een beangstigd geweten brengt, opdat zij leren<br />
in God te geloven en alle goeds van God te ontvangen en te vragen. Zo'n viering behaagt<br />
God, als het sacrament zo ontvangen wordt, bevordert dat het ontzag voor God. Daar-<br />
om is het duidelijk dat de missen bij onze tegenstanders niet met meer eerbied gevierd<br />
worden dan bij ons.<br />
Het staat vast dat er al sinds lage tijd door alle goedgezinden openlijk en hevig over<br />
geklaagd is, dat de mis op schandelijke wijze ontheiligd wordt, gebruikt om geld te ver-<br />
dienen. Dat is geen verborgen zaak, maar dit misbruik is duidelijk zichtbaar in alle heilig-<br />
dommen, waar alleen voor de opbrengst of vanwege een legaat missen opgedragen wor-<br />
den. Paulus spreekt dreigende taal tot degenen die op onwaardige wijze omgaan met de<br />
eucharistie, wanneer hij zegt: 'Wie dit brood onwaardig eet of de beker van de Heer<br />
onwaardig drinkt, maakt zich schuldig aan het lichaam en bloed van de Heer' (I Cor. 11 :<br />
27). Daarom worden de priesters bij ons gewaarschuwd voor deze zonde en zijn er bij<br />
ons geen privaatmissen, omdat er bijna geen privaatmissen om een andere reden dan om<br />
het geld gehouden worden.Van deze misbruiken waren de bisschoppen wel degelijk op de<br />
hoogte, en als zij die misbruiken op tijd hadden gecorrigeerd was er nu minder verschil<br />
van mening. Zij hebben vroeger de ogen gesloten, en zo hebben zij vele kwalijke zaken de<br />
Kerk binnen laten sluipen. Nu het te laat is beginnen zij te jammeren over rampen in de<br />
Kerk, terwijl deze onrust nergens anders uit voortgekomen is dan uit die misbruiken, die<br />
zo duidelijk waren dat ze nauwelijks meer verdragen konden worden. Er zijn grote<br />
meningsverschillen over de mis en de sacramenten ontstaan, en zo moet misschien de<br />
- 71 -
hele wereld boete doen voor een dergelijke langdurige ontheiliging van de mis, die zij, die<br />
daarin verbetering hadden kunnen en moeten brengen, zoveel eeuwen hebben laten<br />
gebeuren.Want in de tien geboden staat geschreven:'Wie de naam van God misbruikt zal<br />
niet ongestraft blijven' (Ex. 20 :7). En vanaf het begin van de wereld schijnt geen enkele<br />
zaak zo tot een geldkwestie te zijn geworden als de mis.<br />
Daar kwam de opvatting bij, die de privaatmissen tot in het oneindige deed toenemen,<br />
namelijk dat Christus door zijn lijden genoegdoening verschaft heeft voor de erfzonde, en<br />
de mis heeft ingesteld om als offer te dienen voor de dagelijkse overtredingen, zowel voor<br />
doodzonden als voor andere zonden. Daaruit kwam de algemene opvatting voort, dat de<br />
mis een werk is dat de zonden van levenden en doden uitwist, zonder meer door het<br />
bedienen ervan. 24)<br />
Daaruit ontstond de discussie, of een mis die voor velen gelezen werd, evenveel baatte als<br />
een voor iedereen afzonderlijk gelezen mis. <strong>De</strong>ze discussie veroorzaakte die oneindige<br />
hoeveelheid missen.<br />
Over die opvattingen hebben de onzen geleerd, dat ze in strijd zijn met de Heilige Schrift<br />
en de heerlijkheid van het lijden van Christus te kort doen. Want het lijden van Christus<br />
was niet alleen het offer en de genoegdoening voor de erfschuld, maar ook voor alle ande-<br />
re zonden, zoals in Hebreeën geschreven staat:'Wij zijn eens en voor altijd geheiligd door<br />
het offer van het lichaam van Christus' (Heb. 10 : 10). En ook:'Door één offer heeft Hij<br />
voor eeuwig degenen die geheiligd zijn heel gemaakt' (Heb. 10 : 14).<br />
<strong>De</strong> Schrift leert ons ook dat wij tegenover God gerechtvaardigd zijn door het geloof in<br />
Christus. Als het bedienen van de mis zonder meer de zonden van levenden en doden uit-<br />
wist, wordt de rechtvaardigheid ons deel door het houden van de mis, niet door het<br />
geloof, hetgeen de Schrift niet toelaat.<br />
Maar Christus beveelt de mis te houden, om hem te gedenken. <strong>De</strong> mis in ingesteld, opdat<br />
het geloof in hen, die het sacrament ontvangen, weer beseft wat voor weldaden het door<br />
Christus heeft ontvangen, en zo het angstige geweten opricht en troost.Want dit is Chris-<br />
tus gedenken: zijn weldaden gedenken, en voelen dat die werkelijk aan ons bewezen zijn.<br />
Het is immers niet genoeg te gedenken wat er gebeurd is, dat kunnen ook de Joden en<br />
de goddelozen. Maar de mis moet gehouden worden om het sacrament uit te reiken aan<br />
diegenen, die troost nodig hebben, zoals Ambrosius zegt:'Omdat ik altijd zondig, moet ik<br />
altijd een geneesmiddel ontvangen'.<br />
Omdat de mis bestaat uit het deelhebben aan het sacrament, houdt men bij ons vast aan<br />
één gezamenlijke mis, op de verschillende feestdagen en ook op andere dagen, als er men-<br />
sen zijn die het sacrament willen ontvangen. In dat geval wordt het aan degenen die erom<br />
vragen uitgereikt. En deze gewoonte is niet nieuw in de Kerk. <strong>De</strong> kerkvaders voor Gre-<br />
gorius maken immers geen melding van privaatmissen, maar over de gezamenlijke mis<br />
spreken zij vaak. Chrysostomus zegt: 'Dagelijks staat de priester bij het altaar, sommigen<br />
nodigt hij uit ter communie, anderen weert hij af'. En uit de oude kerkelijke verordenin-<br />
-72 -
gen blijkt dat er één de mis celebreerde, van wie de overige priesters en diakenen het<br />
lichaam van de Heer ontvingen. Zo luiden immers de woorden van de bepaling van Nicea:<br />
'Laten de diakenen naar rangorde na de priesters de Heilige Communie van de bisschop<br />
of van de priester ontvangen'. En Paulus beveelt over de communie dat men op elkaar<br />
moet wachten, opdat men gezamenlijk deelneemt (I Cor. 11 :33).<br />
Aangezien de mis bij ons gehouden wordt naar het voorbeeld van de Kerk, gebaseerd op<br />
de Schrift en de kerkvaders, vertrouwen wij erop dat men er geen aanmerkingen op kan<br />
hebben, vooral omdat de ceremoniën voor het grootste deel in stand gehouden worden.<br />
Alleen het aantal missen wijkt af, maar vanwege de zeer grote en overduidelijke misbrui-<br />
ken zou een hervorming hier zeker op zijn plaats zijn.Want vroeger werd zelfs in de druk-<br />
ste kerken niet dagelijks de mis gehouden, zoals de Historia Tripartita, boek 9, bewijst: 'In<br />
Alexandrië daarentegen wordt op woensdag en vrijdag uit de Heilige Schrift gelezen en<br />
geleerden geven daarover uitleg, en dat alles gebeurt zonder de plechtige viering van het<br />
misoffer'. 2S)<br />
XXV. Over de Biecht<br />
<strong>De</strong> Biecht is in onze kerken niet afgeschaft.Want men is gewoon het lichaam van de Heer<br />
alleen uit te reiken aan degenen die van tevoren gebiecht en absolutie ontvangen hebben.<br />
En het volk wordt zorgvuldig onderwezen over het vertrouwen op de absolutie, waarover<br />
in vroeger tijden groot stilzwijgen heerste. <strong>De</strong> mensen wordt geleerd de absolutie zeer<br />
hoog te achten, omdat hier Gods stem en Gods bevel klinkt. <strong>De</strong> sleutelmacht wordt in<br />
ere gehouden, en er wordt aan herinnerd hoeveel troost die een angstig geweten schenkt.<br />
Ook wordt eraan herinnerd dat God geloof vraagt, in die zin dat men op de absolutie ver-<br />
trouwt alsof het Gods stem is die uit de hemel klinkt. Dat geloof bereikt en ontvangt<br />
waarlijk de vergeving der zonden. Vroeger werden de genoegdoeningen mateloos op de<br />
voorgrond gesteld, maar het geloof in Christus, Zijn verdiensten en de rechtvaardigheid<br />
uit het geloof werden niet genoemd. Op dat punt treft onze kerken geen blaam.Want zelfs<br />
onze tegenstanders moeten wel erkennen dat de leer over de boetedoening bij ons zorg-<br />
vuldig behandeld en naar voren gebracht wordt. Maar over de Biecht wordt geleerd dat<br />
een opsomming van overtredingen niet noodzakelijk is. Het geweten hoeft zich er niet<br />
mee te belasten of alle overtredingen opgesomd zijn, omdat het onmogelijk is alle over-<br />
tredingen te noemen, zoals de Psalm bewijst:'Wie kent de overtredingen?' (Ps. 19 : 13).<br />
En Jeremia: 'Het menselijk hart is slecht en ondoorgrondelijk' (jer. 17 :9). Als de zonden<br />
niet vergeven worden, tenzij ze genoemd zijn, kan het geweten nooit tot rust komen,<br />
omdat men zeer velen zonden niet beseft of zich kan herinneren. <strong>De</strong> oude theologen<br />
getuigen er ook van dat een dergelijke opsomming niet noodzakelijk is.Want in de <strong>De</strong>cre-<br />
ten wordt Chrysostomus geciteerd, die zegt:'lk zeg niet, dat je je in de openbaarheid moet<br />
begeven en jezelf in het bijzijn van anderen moet beschuldigen. Maar ik wil dat je de pro-<br />
-73 -
feet gehoorzaamt, die zegt: "Openbaar je doen en laten voor God". Belijd dus je zonden<br />
voor God, de ware rechter, in het gebed. Noem je overtredingen niet met je tong, maar<br />
in je geweten, dat ze zich herinnert'. En de glosse over de boetedoening, Distinctio 5, in het<br />
hoofdstuk Consideret geeft toe dat de biechtpraktijk op menselijk recht gebaseerd is. Maar<br />
de Biecht wordt bij ons in stand gehouden, vanwege de zeer grote zegen van de absolu-<br />
tie, en vanwege alle verdere hulp die het geweten daaruit ontvangt.<br />
XXVI. Over het onderscheid der spijzen<br />
Het was de overtuiging van het volk en van de leraren in de kerken dat het onderscheid<br />
der spijzen en vergelijkbaar menselijke tradities nuttige werken zijn, waarmee genade en<br />
genoegdoening voor zonden verdiend kunnen worden. Dat de wereld het zo opvatte blijkt<br />
uit het feit dat er dagelijks nieuwe ceremoniën, nieuwe regels, nieuwe feestdagen en nieu-<br />
we vastendagen ingesteld werden. <strong>De</strong> geleerde heren in hun heiligdommen hebben uitge-<br />
maakt dat deze werken noodzakelijk waren om de genade te verdienen, en zij hebben het<br />
geweten angst aangejaagd als men er iets van naliet.<br />
Door die overtuiging met betrekking tot de tradities zijn misstanden in de Kerk ontstaan.<br />
Ten eerste is de leer over de genade en de rechtvaardigheid uit het geloof verduisterd, die<br />
de kern van het evangelie is, en die in de Kerk boven alles uit moet steken en op de voor-<br />
grond moet treden. Zo kan Christus' verdienste op de juiste wijze erkend worden en het<br />
geloof, dat erop vertrouwt dat de zonden vanwege Christus vergeven worden, ver boven<br />
de werken en boven alle andere manieren om God te dienen, gesteld worden. Daarom legt<br />
Paulus hier ook de nadruk op, hij ruimt de wet en de menselijke tradities uit de weg, om<br />
aan te tonen dat de christelijke rechtvaardigheid iets anders is dan wat voor werken ook.<br />
Die rechtvaardigheid is namelijk het geloof, dat erop vertrouwt dat wij vanwege Christus<br />
in genade aangenomen worden. Die leer van Paulus is bijna helemaal weggedrukt door de<br />
tradities, die resulteerden in de opvatting dat de genade en de rechtvaardigheid door<br />
onderscheid van spijzen en dergelijke leefregels verdiend moesten worden. Bij de boete-<br />
doening werd niet over het geloof gesproken, maar werden alleen werken ter genoegdoe-<br />
ning opgedragen. Men meende dat de hele boetedoening daaruit bestond.<br />
Ten tweede: <strong>De</strong>ze tradities hebben Gods voorschriften verduisterd, omdat men aan de<br />
tradities verre de voorkeur gaf boven Gods voorschriften. Men meende dat het christen-<br />
zijn geheel bestond uit het in acht nemen van bepaalde feestdagen, rituelen, vastendagen,<br />
en een bepaalde manier van kleden. <strong>De</strong>ze godsdienstige leefregels waren verbonden met<br />
eervolle titels, want zij stonden garant voor een geestelijk en volmaakt leven. Ondertus-<br />
sen stonden Gods geboden ten aanzien van het dagelijks werk totaal niet in aanzien; bij-<br />
voorbeeld dat de vader des huizes zijn kroost opvoedde, dat de moeder kinderen baar-<br />
de, dat de vorst het land regeerde. Dat soort dingen beschouwde men als wereldlijke en<br />
onvolmaakte werken, veel minder waard dan die prachtige godsdienstige leefregels. Die<br />
-74 -
dwaling brak mensen met een vroom geweten bijna op; ze treurden erover dat ze een<br />
onvolmaakt leven moesten lijden, in het huwelijk, in ambten of in andere burgerlijke func-<br />
ties. En ze bewonderden monniken en dergelijken, en meenden abusievelijk dat de leefre-<br />
gels van diegenen God welgevalliger waren.<br />
Ten derde: <strong>De</strong> tradities hebben grote gevaren voor het geweten veroorzaakt, omdat de<br />
mensen zich onmogelijk aan alle tradities konden houden, en toch van mening waren dat<br />
die leefregels noodzakelijk waren om God te dienen. Gerson schrijft dat velen aan ver-<br />
twijfeling ten prooi gevallen waren en enkelen zelfs zelfmoord pleegden, omdat ze meen-<br />
den dat ze niet aan de eisen van de tradities konden voldoen. Ondertussen hoorden ze<br />
niets over de troost van de rechtvaardigheid uit het geloof en over de genade.<br />
Wij zien dat de schrijvers van Summa's 26) en theologen de tradities verzamelen en ver-<br />
zachting 2 ^ van de regels zoeken, om het geweten op te beuren. Maar zij slagen daar niet<br />
voldoende in, en brengen het geweten ondertussen nog meer in het nauw. <strong>De</strong> theologi-<br />
sche scholen en de predikers waren zo druk bezig met het verzamelen van tradities, dat<br />
er geen tijd over was om de Schrift ter hand te nemen en een nuttige leer te zoeken over<br />
het geloof, het kruis, de hoop, de waardigheid van wereldlijke zaken, en de troost voor het<br />
geweten in zware aanvechtingen. Daarom hebben Gerson 28) en andere theologen ernstig<br />
geklaagd dat zij door deze twisten over tradities verhinderd werden om zich met belang-<br />
rijker onderdelen van de leer bezig te houden. Augustinus verbiedt het geweten te bela-<br />
den met dergelijke leefregels, en hij maakt Januarius er wijselijk op attent, dat het in acht<br />
nemen van die leefregels er niet toe doet. Zo zegt hij het.<br />
Daarom moet men niet denken dat de onzen zich zomaar of uit haar jegens de bisschop-<br />
pen met deze zaak bezighouden, waar sommigen ons ten onrechte van verdenken. Het<br />
was dringend noodzakelijk de kerken op die dwaling te wijzen, die ontstaan waren door<br />
een verkeerde opvatting over de tradities. Want het evangelie dwingt ertoe de leer over<br />
de genade en de rechtvaardigheid uit het geloof steeds in de Kerk aan de orde te stellen.<br />
Die leer kan echter niet begrepen worden als de mensen menen dat zij de genade ver-<br />
dienen door zelf gekozen tradities. Daarom leerden de onzen dat we, door ons te hou-<br />
den aan menselijke tradities, de genade niet kunnen verdienen of genoegdoening voor de<br />
zonden kunnen verschaffen. Om die reden mag men niet van mening zijn dat dergelijke<br />
leefregels noodzakelijk zijn om God te dienen. Zij voegen er bewijzen uit de Schrift aan<br />
toe. Christus verontschuldigt in Mt. 15 de apostelen die zich niet aan de gebruikelijke<br />
regels hielden. Die regels behoorden tot de niet essentiële dingen en hadden te maken<br />
met reiningswetten. Hij zegt immers: Tevergeefs eren zij mij met geboden van mensen'<br />
(Mt 15:9). Dus eist hij geen nutteloze eredienst En even later voegt hij eraan toe: 'Alles<br />
wat door de mond naar binnen gaat maakt de mens niet onrein' (Mt 15:11). Hetzelfde<br />
in Rom. 14:'Het koninkrijk Gods bestaat niet in eten of drinken' (Rom. 14 : 17). Col. 2:<br />
'Laat niemand jullie beoordelen op grond van eten, drinken, sabbatviering of vastendagen'<br />
(Col. 2:16). Handelingen 15 zegt Petrus:'Waarom stellen jullie God op de proef door een<br />
-75 -
juk op de hals van de discipelen te leggen, dat noch wij, noch onze vaderen hebben kun-<br />
nen dragen? Maar door de genade van onze Heer Jezus Christus geloven wij behouden te<br />
worden, op dezelfde wijze als zij' (Hand. 15 : 10). Hier verbiedt Petrus het geweten te<br />
belasten met allerlei gebruiken, hetzij van Mozes, hetzij andere. I Tim. 4 noemt spijsver-<br />
boden een duivelse leer, want het is in strijd met het evangelie zulke werken in te voeren<br />
of ze te doen, om daarmee de genade te verdienen, en het zo voor te stellen alsof er geen<br />
christelijke rechtvaardigheid is buiten een dergelijke 'eredienst' (I Tim. 4 : 13). Hier ver-<br />
wijten de tegenstanders de onzen, dat zij de tuchtiging en de versterving van het vlees ver-<br />
bieden, zoals Jovinianus. 29) Maar men zal in de geschriften van de onzen iets heel anders<br />
aantreffen. Zij hebben namelijk altijd over het kruis geleerd, dat de christenen lijden moe-<br />
ten verdragen. Dat is de ware, ernstige, en niet gesimuleerde versterving: door allerlei lij-<br />
den geoefend en met Christus gekruisigd worden. Daar komt nog bij dat zij leren dat ieder<br />
christen zich door lichamelijke discipline of lichamelijke arbeid en oefening zo moet oefe-<br />
nen en in toom houden, dat verzadiging of luiheid hem niet tot zonde prikkelen. Maar niet<br />
om door die oefeningen zondenvergeving te verdienen of genoegdoening voor zonden te<br />
verkrijgen. Op die lichamelijke discipline moet altijd aangedrongen worden, niet alleen bij<br />
weinigen en op vastgestelde dagen, zoals Christus voorschijft: 'Pas op, dat jullie hart niet<br />
bezwaard wordt door een roes' (Lk. 21 : 34). Tevens:'Dit duivelsgeslacht kan door niets<br />
uitgedreven worden, tenzij door vasten en gebed' (Mk. 9 :29). En Paulus zegt:'Ik tuchtig<br />
mijn lichaam en houdt het in bedwang' (I Cor. 9 :27). Daar toont hij duidelijk aan waar-<br />
om hij zijn lichaam tuchtigt. Niet om door die discipline vergeving van zonden te verdie-<br />
nen, maar om een lichaam te kweken dat bruikbaar en geschikt is voor geestelijke zaken,<br />
en dat de plichten van het dagelijks werk kan vervullen. Daarom wordt niet het vasten op<br />
zich vervloekt, maar de tradities die het geweten belasten door bepaalde dagen en<br />
bepaald voedsel voor te schrijven, alsof dergelijke werken noodzakelijk zijn om God te<br />
dienen.<br />
Bij ons worden veel tradities in stand gehouden, zoals de volgorde van de lezingen in de<br />
mis, feestdagen etc., die ertoe bijdragen dat de zaken in de Kerk ordelijk verlopen. Maar<br />
ondertussen wijzen wij de mensen erop, dat een dergelijke leefwijze niet rechtvaardig<br />
maakt tegenover God, en dat men er geen zonde in moet zien als dergelijke zaken zon-<br />
der problemen worden weggelaten. <strong>De</strong>ze vrijheid ten opzichte van menselijke gebruiken<br />
was de kerkvaders niet onbekend.Want in het Oosten werd Pasen op een andere tijd dan<br />
in Rome gevierd. 30) Toen de Romeinen vanwege die ongelijkheid het Oosten van een schis-<br />
ma beschuldigden, werden zij er door anderen op gewezen dat zulke gewoonten niet<br />
overal hetzelfde hoeven te zijn. Irenaeus zegt: 'Een verschil in vasten heft de eenstem-<br />
migheid in het geloof niet op'. En in Distinctio 12 wijst Paus Gregorius erop dat een der-<br />
gelijke verscheidenheid de eenheid van de Kerk geen schade doet. In de Historia Tripartita<br />
zijn veel voorbeelden van verschillende gewoontes verzameld, en staan deze woorden<br />
geschreven: 'Het was niet de bedoeling van de apostelen feestdagen vast te stellen, maar<br />
-76 -
vroomheid en een goede levenswandel te prediken'.<br />
XXVII. Over de kloostergeloften<br />
Men begrijpt beter wat er bij ons over de kloostergeloften geleerd wordt, als men zich<br />
herinnert, in wat voor staat de kloosters verkeerden, hoeveel er dagelijks gebeurde, dat<br />
tegen de kerkelijke voorschriften van de kloosters inging. In de tijd van Augustinus waren<br />
het nog vrije gemeenschappen. Later, toen de discipline overal verslapt was, werden er<br />
geloften aan toegevoegd om, als het ware door het bedenken van een gevangenis, de dis-<br />
cipline te herstellen. Langzamerhand zijn aan die geloften veel andere regels toegevoegd.<br />
In die boeien zijn velen, tegen de voorschriften in, voor de daartoe vastgestelde leeftijd<br />
geketend. Velen kwamen door een vergissing in deze levensstaat terecht, niet omdat zij<br />
niet de juiste leeftijd hadden, maar omdat zij geen goed oordeel over hun eigen krachten<br />
hadden. <strong>De</strong>genen die zo in een valstrik terechtgekomen waren, werden gedwongen te blij-<br />
ven, ook al konden zij door een milde toepassing van de voorschriften bevrijd worden. Dit<br />
gebeurt in vrouwenkloosters nog meer dan in mannenkloosters, hoewel men met het<br />
zwakke geslacht behoedzamer moet omgaan.<br />
<strong>De</strong>ze strengheid beviel veel goedgezinde mensen vroeger al niet. Zij zagen hoe meisjes en<br />
opgroeiende jongens vanwege het levensonderhoud in kloosters weggestopt werden. Zij<br />
zagen ook wat voor ongelukken zo'n besluit met zich meebracht, wat voor ergernis het<br />
tot gevolg had, in wat voor valstrik het geweten terechtkwam. Zij betreurden het dat de<br />
autoriteit van de kerkelijke voorschriften in deze hoogst gevaarlijke zaak totaal verwaar-<br />
loosd en geminacht werd. Bij deze kwalijke zaken voegde zich nog een zo hoge waarde-<br />
ring van de geloften dat monniken uit vroeger tijd er ontstemd over geweest zouden zijn,<br />
althans de verstandigen onder hen. Zij zeiden dat de kloostergelofte gelijk is aan de doop,<br />
en leerden dat men door deze levenswijze vergeving van zonden en rechtvaardiging tegen-<br />
over God verdiende. Zij gingen zelfs nog verder: met het kloosterleven zou niet alleen<br />
rechtvaardigheid tegenover God verdiend worden, maar meer nog, men zou hiermee niet<br />
alleen de geboden vervullen, maar ook wat het evangelie vraagt.<br />
Zo overtuigden zij de mensen ervan dat de kloostergelofte veel meer waard was dat de<br />
Doop, en dat het kloosterleven verdienstelijker was dan het leven van regeerders, gees-<br />
telijken en anderen, die zonder zelf verzonnen verplichtingen in overeenstemming met<br />
Gods geboden in hun beroep leven.<br />
Zij kunnen hier niets van ontkennen, het staat immers in hun boeken.<br />
Wat gebeurde er vervolgens in de kloosters?<br />
Vroeger waren het scholen waar de Heilige Schrift en andere zaken, die nuttig voor de<br />
Kerk zijn, onderwezen werden, en kwamen priesters en bisschoppen daar vandaan. Nu<br />
gaat het anders toe, maar dat is zo bekend dat het niet verteld hoeft te worden.Vroeger<br />
kwamen ze in het klooster bijeen om te leren, nu verbeelden ze zich dat het een manier<br />
-77 -
van leven is, die ingesteld is om genade en rechtvaardigheid te verwerven. Ze verkondigen<br />
zelfs dat het de volmaakte manier van leven is, en geven daar verre de vooekeur aan boven<br />
alle andere manieren van leven die God ingesteld heeft.<br />
Wij hebben dit opgesomd zonder enige hatelijke overdrijving, alleen voor een beter<br />
begrip van de leer van de onzen in deze zaak.Ten eerste: Zij leren over diegenen, die een<br />
huwelijk sluiten, dat het allen die niet geschikt zijn voor het celibaat toegestaan is te trou-<br />
wen, omdat geloften de ordeningen en geboden van God niet op kunnen heffen. Dit is<br />
immers God gebod:'Met het oog op hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben' (I Cor.<br />
7 : 2). Niet alleen het gebod, maar ook Gods schepping en de ordening daarin dwingen<br />
diegenen, die niet door een bijzondere gave van God uitgezonderd zijn, tot het huwelijk.<br />
Zoals er staat'Het is niet goed dat de mens alleen is' (Gen. 2:18). Daarom zondigen dege-<br />
nen die Gods gebod en ordening gehoorzamen, niet<br />
Wat kan men tegen deze opvatting inbrengen? Men kan de verplichting van de gelofte ver-<br />
heerlijken, zoveel men wilt, maar men kan niet bereiken dat de gelofte Gods gebod opheft.<br />
<strong>De</strong> kerkelijke voorschriften leren dat bij elke gelofte een uitzondering wordt gemaakt<br />
voor het recht van een hoger persoon. Hoeveel minder tellen die geloften dan tegenover<br />
Gods geboden.<br />
Als er geen enkele mogelijkheid was geweest om de plichten, verbonden aan de gelofte,<br />
op te heffen, dan hadden de pausen nooit dispensatie kunnen verlenen. Want geen mens<br />
mag een verplichting, die tot het goddelijk recht behoort, ongedaan maken. Maar de pau-<br />
sen hebben, zeer verstandig, geoordeeld dat bij deze verplichting mildheid betracht moet<br />
worden. Daarom wordt dikwijls melding gemaakt van dispensatie. Bekend is immers het<br />
verhaal van de koning van Aragon, die uit het klooster teruggeroepen werd, en er zijn ook<br />
voorbeelden uit onze tijd.<br />
Vervolgens, waarom leggen onze tegenstanders de nadruk op de verplichting en de con-<br />
sequenties van de gelofte, wanneer ze ondertussen zwijgen over de voorwaarden van de<br />
gelofte, namelijk dat deze betrekking moet hebben op iets dat mogelijk is, en vrijwillig<br />
moet zijn, uit eigen motivatie en overwegingen. Het is toch bekend hoe weinig de mens<br />
in staat is tot eeuwig durende kuisheid. En hoe weinigen doen de gelofte uit eigen moti-<br />
vatie en overwegingen. Jonge meisjes en opgroeiende jongens worden, voor ze erover<br />
kunnen oordelen, overgehaald en soms zelfs gedwongen de gelofte af te leggen.<br />
Daarom is het niet billijk zo streng over de verplichting van de gelofte te spreken, want<br />
iedereen moet toegeven dat het tegen de aard van de gelofte ingaat, dat deze niet uit eigen<br />
motivatie en eigen overwegingen afgelegd wordt Zeer veel kerkelijke voorschriften ver-<br />
klaren beloften vóór het 15e jaar gedaan ongeldig, omdat men op die leeftijd niet in staat<br />
is te oordelen hoe men zijn hele leven wil doorbrengen. Een ander voorschrift, dat nog<br />
meer rekening houdt met de menselijke zwakheid, voegt daar een paar jaar aan toe, en<br />
verbiedt een gelofte te doen voor het 18e jaar. Welk voorschrift moeten we volgen? In<br />
ieder geval heeft het grootste deel reden om de kloosters te verlaten, omdat zeer velen<br />
-78 -
voor deze leeftijd de gelofte afgelegd hebben.<br />
Tenslotte, ook al zou er sprake zijn van een afkeurenswaardige schending van een gelofte,<br />
dan zou daar nog niet direkt uit volgen, dat het huwelijk van de betreffende personen ont-<br />
bonden moet worden.Want Augustinus zegt dat het niet ontbonden moet worden (Causa<br />
27, Quaestio I, het hoofdstuk Nuptiarum) en zijn uitspraak is gezaghebbend, ook al hebben<br />
anderen na hem anders geoordeeld.<br />
Hoewel Gods gebod over het huwelijk zeer velen bevrijdt van hun geloften, voeren de<br />
onzen nog een ander argument aan waarom de geloften ongeldig zijn. Alle manieren om<br />
God te dienen, die door de mensen zonder bevel van God ingevoerd en bedacht zijn om<br />
rechtvaardigheid en genade te verwerven, zijn goddeloos, zoals Christus zegt: Tevergeefs<br />
eren zij mij met geboden van mensen' (Mt. 15 :9). En Paulus leert overal dat de recht-<br />
vaardigheid niet gezocht moet worden in onze leerregels en voorschriften om God te die-<br />
nen, die door mensen bedacht zijn. Maar hij leert dat de rechtvaardigheid degenen ten<br />
deel valt, die geloven dat zij vanwege Christus door God in genade geaccepteerd worden.<br />
Het is bekend dat de monniken geleerd hebben dat de verzonnen godsdienstige voor-<br />
schriften genoegdoening verschaffen voor de zonde, en dat men daarmee genade en<br />
rechtvaardigheid verdient Wat is dat anders dan afbreuk doen aan Christus' eer, en de<br />
rechtvaardigheid door het geloof verdonkeremanen en ontkennen? Daaruit volgt dat de<br />
gebruikelijke geloften goddeloze pogingen zijn om God te dienen, en daarom zijn ze ongel-<br />
dig. Want een goddeloze gelofte, tegen Gods gebod in gedaan, heeft geen waarde, en een<br />
gelofte mag nooit tot iets zondigs verplichten, zoals de kerkelijke voorschriften luiden.<br />
Paulus zegt: 'Jullie zijn los van Christus, als jullie door de wet gerechtigheid verwachten;<br />
buiten de genade staan jullie' (Gal. 5 :4). <strong>De</strong>genen die door geloften rechtvaardigheid ver-<br />
wachten zijn dus los van Christus, en staan buiten de genade. Want zij die de rechtvaardi-<br />
ging verbinden aan geloften, verbinden aan hun eigen werken datgene wat alleen Gods eer<br />
toekomt.<br />
Men kan ook niet ontkennen dat de monniken geleerd hebben dat men zich door gelof-<br />
ten en leefregels kan rechtvaardigen en vergeving van zonden kan verdienen. Zij hebben<br />
er zelfs nog iets dwazers aan toegevoegd: zij beroemen zich erop dat zij hun werken aan<br />
anderen kunnen toedelen. Als iemand uit haat zou willen overdrijven zou hij hier heel wat<br />
stof kunnen verzamelen. Zaken waar de monniken zich nu zelf ook voor schamen! Daar<br />
komt nog bij dat zij de mensen ervan overtuigden dat de verzonnen godsdienstige voor-<br />
schriften een volmaakt christelijk leven inhielden. Betekent dat niet de rechtvaardiging<br />
toekennen aan de werken? Het is geen gering schandaal in de Kerk, wanneer men het volk<br />
een bepaalde, door mensen verzonnen levenswijze zonder gebod van God voorschrijft, en<br />
leert dat een dergelijke levenswijze de mensen rechtvaardigt. Want de rechtvaardigheid<br />
door het geloof, die in de Kerk vóór alles verkondigd moet worden, wordt verdonkere-<br />
maand wanneer die wonderbaarlijke, engelachtige godsdienstige voorschriften, het stimu-<br />
leren van armoede en nederigheid, en het celibaat de ogen van de mensen verslinden.<br />
- 79-
Voorts worden de geboden van God en de ware godsdienst verduisterd, wanneer de<br />
mensen horen dat alleen monniken in staat zijn volmaakt te leven.<br />
Want de christelijke volmaaktheid is God werkelijk vrezen, en tegelijk een groot geloof<br />
hebben en er vanwege Christus op vertrouwen dat we een genadige God hebben, deze<br />
God om hulp vragen, en die hulp zeker verwachten in alle zaken waarvoor we in ons<br />
beroep verantwoordelijk zijn, ondertussen naar buiten toe ijverig goede werken doen en<br />
ons beroep goed uitoefenen. Daarin ligt de werkelijke volmaaktheid en de ware Gods-<br />
verering, niet in het celibaat of in het bedelen en het kleed van de armoede. Maar het volk<br />
neemt veel verderfelijke opvattingen over door die valse lofzangen op het kloosterleven.<br />
Men hoort het celibaat mateloos prijzen, daarom leeft men met bezwaard geweten in het<br />
huwelijk. Men hoort dat alleen de bedelaars volmaakt zijn, daarom behoudt men met<br />
bezwaard geweten zijn bezittingen, en gaat men er met bezwaard geweten mee om. Men<br />
hoort dat het een evangelische aanbeveling is geen wraak te nemen. Daarom aarzelen<br />
sommigen in hun privé-leven niet om zich te wreken. Zij horen immers dat het afzien van<br />
wraak slechts een aanbeveling is, geen gebod. Anderen daarentegen dwalen nog meer, zij<br />
menen dat alle burgerlijke ambten en taken een christen onwaardig zijn, en in tegenspraak<br />
zijn met wat het evangelie aanbeveelt. Men leest over mensen die het huwelijk en het<br />
staatsbestuur lieten voor wat het was, en zich in kloosters verborgen. Dit noemden ze: de<br />
wereld ontvluchten en een heilige manier van leven zoeken. Zij zagen niet in dat God<br />
gediend moet worden naar die geboden, die Hij zelf opgedragen heeft, en niet naar de<br />
geboden die mensen verzonnen hebben. Een goede en volmaakte manier van leven is die,<br />
waarbij men Gods gebod eerbiedigt. Het is noodzakelijk de mensen dat duidelijk te maken.<br />
Al voor onze tijd keurde Gerson de dwaling van de monniken ten aanzien van de vol-<br />
maaktheid af, en hij verklaart dat de gedachte dat het monnikenleven de volmaakte levens-<br />
staat zou zijn, toen een nieuwigheid was. Er kleven zoveel goddeloze opvattingen aan de<br />
kloostergeloften: ze zouden rechtvaardig maken, ze zouden de christelijke volmaaktheid<br />
betekenen, de monniken zouden zich aan de geboden en aanbevelingen van het evangelie<br />
houden, zij zouden overtollige goede werken kunnen doen. Al deze dingen zijn verkeerd<br />
en onzinnig, en maken dat de geloften niet gelden.<br />
XXVIII. Over de kerkelijke macht<br />
Vroeger hebben er grote discussies plaatsgevonden over de macht van de bisschoppen,<br />
waarbij velen de kerkelijke macht en de macht van het zwaard vermengden, met alle nade-<br />
lige gevolgen vandien. Uit die vermenging zijn grote oorlogen en onlusten voortgekomen.<br />
Want de bisschoppen hebben, steunend op hun kerkelijke macht, de 'macht der sleutelen',<br />
niet alleen nieuwe manieren van Godsverering ingevoerd, en het geweten bezwaard door<br />
uitzonderingen te maken voor bepaalde gevallen en door gewelddadige excommunicatie.<br />
Maar zij probeerden ook de wereldlijke macht te verlenen en de keizer zijn Rijk te ont-<br />
-80-
nemen. <strong>De</strong>ze fouten zijn al lang geleden afgekeurd door vrome en geleerde mannen in de<br />
Kerk. Daarom wisten de onzen zich gedwongen, terwille van het juiste, het geweten bevrij-<br />
dende onderricht, het verschil tussen kerkelijke macht en de macht van het zwaard aan te<br />
tonen. Zij leerden dat beiden omwille van Gods geboden geëerbiedigd en in ere gehou-<br />
den moeten worden als de beste gaven Gods op aarde. Zij zijn van mening dat de sleu-<br />
telmacht, dat is de macht van de bisschoppen, volgens het evangelie de macht of de<br />
opdracht van God is om het evangelie te verkondigen, zonden wel of niet te vergeven, en<br />
de sacramenten uit te delen. Want met deze opdracht zond Christus de apostelen uit:<br />
'Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie. Ontvangt de Heilige Geest: wie jul-<br />
lie de zonden vergeven, die zijn ze vergeven; wie jullie ze toerekenen, die zijn ze toegere-<br />
kend' ()oh. 20 : 23). En Mk. 16: 'Gaat heen, verkondigt het evangelie aan alle schepselen'<br />
(Mk. 16: 15).<br />
<strong>De</strong>ze macht wordt alleen uitgeoefend door het evangelie te leren en te verkondigen, en<br />
door de sacramenten uit te delen, aan velen of aan weinigen, overeenkomstig de roeping<br />
(tot het ambt). Want daarmee worden geen lichamelijke zaken, maar eeuwige, zoals de<br />
Heilige Geest en het eeuwige leven, geschonken. Daaraan kan men alleen deel hebben<br />
door de dienst van het Woord en de sacramenten, zoals Paulus zegt: 'Het evangelie is een<br />
kracht van God tot behoud voor een ieder die gelooft' (Rom. I : 16). En Psalm 119: 'Uw<br />
belofte maakt mij levend' (Ps. 119:50). Omdat de kerkelijke macht eeuwige zaken schenkt,<br />
en slechts uitgeoefend wordt door de dienst van het Woord, verhindert deze het politie-<br />
ke bestuur niet, net zo min als de zangkunst dat doet. In de politiek gaat het om andere<br />
zaken dan in het evangelie. <strong>De</strong> overheid beschermt niet de ziel, maar het lichaam en aard-<br />
se zaken tegen duidelijk onrecht, en regeert de mensen met het zwaard en met lichame-<br />
lijke straffen. Het evangelie beschermt de ziel tegen goddeloze opvattingen, tegen de dui-<br />
vel en de eeuwige dood.<br />
Daarom moeten de kerkelijke en de wereldlijke macht niet vermengd worden. <strong>De</strong> kerke-<br />
lijke macht heeft de opdracht het evangelie te prediken en de sacramenten uit te delen.<br />
<strong>De</strong>ze macht dient zich niet op een vreemde taak te storten, mag geen wereldlijke macht<br />
verdelen, mag geen wetten van de overheid afschaffen, noch de daaraan verschuldigde<br />
gehoorzaamheid opheffen. <strong>De</strong>ze macht dient geen oordeel te verhinderen over burgerlij-<br />
ke regelingen of contracten, en mag de overheid geen voorschriften geven voor de inrich-<br />
ting van de staat. Christus zegt immers: 'Mijn rijk is niet van deze wereld' (joh. 18 : 36).<br />
Ook:'Wie heeft mij tot rechter of scheidsman tussen jullie aangesteld?' (Lk. 12 : 14). En<br />
Paulus zegt in Phil. 3:'Wij zijn burgers van een rijk in de hemelen' (Phil. 3 :20). 2 Cor. 10:<br />
'Maar de wapens van onze veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God tot het<br />
slechten van bolwerken etc.' (2 Cor. 10:4). Op deze manier onderscheiden de onzen de<br />
taken van beide machten en zij bevelen beiden te eerbiedigen en te erkennen, dat beiden<br />
een geschenk en een weldaad van God zijn.<br />
Voorzover de bisschoppen de macht van het zwaard hebben, hebben zij die niet als bis-<br />
-81 -
schoppen, in opdracht van het evangelie, maar op grond van menselijk recht, gegeven door<br />
de koningen en keizers tot het burgerlijk beheer van hun bezittingen. Dat^is een andere<br />
functie dan de dienst van het evangelie. Wanneer daarom naar de jurisdictie van de bis-<br />
schoppen gevraagd wordt, moet onderscheid gemaakt worden tussen het burgerlijk<br />
bestuur en de kerkelijke jurisdictie.Volgens het evangelie, of, zoals men zegt, naar godde-<br />
lijk recht, komt deze jurisdictie de bisschoppen toe, als diegenen aan wie de dienst van<br />
Woord en sacrament toevertrouwd is. Zij hebben de macht om zonden te vergeven, leer<br />
die afwijkt van het evangelie te verwerpen, goddelozen, van wie de goddeloosheid bekend<br />
is, van de kerkelijke gemeenschap uit te sluiten, niet op grond van menselijk gezag, maar<br />
op gezag van het Woord. In deze zaken zijn de kerken genoodzaakt op grond van godde-<br />
lijk recht de bisschoppen gehoorzaamheid te bewijzen, volgens de uitspraak: 'Wie jullie<br />
hoort, hoort mij' (Lk. 10:16). Maar wanneer zij iets leren of vaststellen dat in strijd is met<br />
het evangelie, hebben de kerken een bevel van God, dat hen verbiedt te gehoorzamen. Mt.<br />
7: 'Hoedt jullie voor valse profeten' (Mt. 7 : 15). Gal. I: 'Als een engel uit de hemel jullie<br />
een ander evangelie zou verkondigen, hij zij vervloekt' (Gal. I : 8). 2 Cor. 13:'Wij vermo-<br />
gen niets tegen de waarheid, maar wel voor de waarheid' (2 Cor. 13 : 8). Een ook. '<strong>De</strong><br />
macht is ons gegeven om te bouwen, niet om te verwoesten' (2 Cor. 13 : 19). Zo schrij-<br />
ven ook de kerkelijke wetten voor. (Causa II, Quaestio VII, de hoofdstukken Sacerdotes en<br />
Oves). En Augustinus zegt in zijn brief tegen Petilianus:'Men hoeft het niet eens te zijn met<br />
de katholieken, wanneer zij zich ergens in bisschoppen vergissen of iets leren dat in strijd<br />
is met de canonieke Schriften'.<br />
Voorzover de bisschoppen een andere macht of jurisdictie hebben om bepaalde zaken te<br />
berechten, bijvoorbeeld huwelijkszaken of de heffing van de tienden, hebben zij die macht<br />
op grond van menselijk recht. En waar geen bisschoppen meer zijn, zijn de vorsten ertoe<br />
verplicht, desnoods tegen wil en dank, over hun onderdanen recht te spreken, om de<br />
openbare vrede in stand te houden.<br />
Daarnaast wordt erover gediscussieerd, of bisschoppen en priesters het recht hebben<br />
ceremoniën in te voeren in de Kerk, en wetten over voedsel, feesten, de rangorde van<br />
geestelijken etc. op te stellen. <strong>De</strong>genen die dit recht toekennen aan de bisschoppen voe-<br />
ren als bewijs deze tekst aan:'Ik heb jullie nog veel te zeggen, maar jullie kunnen het thans<br />
niet dragen; doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot<br />
de volle waarheid' (Joh. 6 :12,13). Zij halen ook het voorbeeld van de apostelen erbij, die<br />
geboden hebben zich te onthouden van 'het verstikte en het bloed' (Hand. 15 :20, 29).<br />
Men wijst ook op de sabbat, die veranderd is in de dag des Heren, wat schijnbaar in strijd<br />
is met de tien geboden. Met geen enkel argument wordt meer geschermd dan met die<br />
wijziging van de sabbat. Men beweert dat de Kerk en zo grote macht heeft, dat ze zelfs<br />
één van de tien geboden kan opheffen.<br />
Maar in deze strijdvraag leren de onzen dat de bisschoppen niet de macht hebben om iets<br />
vast te stellen dat in strijd met het evangelie is, zoals boven aangetoond is. Dat leren ook<br />
-82-
de kerkelijke wetten, Distinctio 9 in zijn geheel. Verder gaat het tegen de Schrift, in voor-<br />
schriften vast te stellen en te verklaren dat men genoegdoening voor de zonden verschaft<br />
of rechtvaardiging verdient, door zich daaraan te houden. Want de eer van Christus' ver-<br />
dienste wordt tekort gedaan, wanneer we menen dat we door dergelijke verplichtingen<br />
gerechtvaardigd worden. Het staat echter vast, dat op grond van deze opvatting de voor-<br />
schriften tot in het oneindige zijn toegenomen, en dat ondertussen de leer over het geloof<br />
en de rechtvaardiging door het geloof onderdrukt zijn. Allengs werden er feestdagen vast-<br />
gesteld, vasten bepaald, nieuwe ceremoniën en nieuwe ordeningen ingesteld, omdat zij die<br />
deze zaken invoerden daarmee de genade dachten te verdienen. Zo groeiden eertijds de<br />
bepalingen over de boete, en daarvan zien we nu nog de sporen in al die werken tot<br />
genoegdoening.<br />
Zij die deze voorschriften invoeren gaan daarmee ook tegen Gods gebod in, wanneer zij<br />
een verband leggen tussen zonde en voedsel, het houden van bepaalde dagen en dergelij-<br />
ke zaken. Zij belasten de Kerk met een wettische slavernij, alsof er onder christenen, ter<br />
verkrijging van de rechtvaardigheid, een levenswijze nodig is, vergelijkbaar met de leviti-<br />
sche, een dienst waarvan God dan het beheer zou hebben opgedragen aan de apostelen<br />
en de bisschoppen. Zo vindt men dat bij sommige theologen, en het schijnt dat ook de<br />
pausen, door zich te spiegelen aan het voorbeeld van de wet van Mozes, voor een deel in<br />
deze val gelopen zijn. Daar komen die dingen vandaan die de mensen zo zwaar belasten:<br />
dat het een doodzonde is, ook wanneer niemand er aanstoot aan neemt, op feestdagen<br />
handarbeid te verrichten; dat bepaald voedsel het geweten bezoedelt; dat vasten, niet<br />
gewoon, maar als boetedoening, een werk is dat God behaagt; dat het een doodzonde is<br />
de gebeden op de vaste tijden te verzuimen; dat zonde in geval van casus reservati alleen<br />
door degene die die reservatie heeft vastgelegd kan worden vergeven - en dat, terwijl het<br />
hier niet om schuld, maar om een kerkelijke straf gaat, zoals de kerkelijke bepalingen zelf<br />
zeggen!<br />
Waar halen de bisschoppen het recht vandaan de Kerk dergelijke voorschriften op te leg-<br />
gen en het geweten in het nauw te brengen, wanneer Petrus zijn discipelen verbiedt een<br />
juk op te leggen, en Paulus zegt dat de macht hun gegeven is om te bouwen, niet om te<br />
verwoesten? Waarom vermeerderen ze dan de zonden met zulke voorschriften?<br />
Toch zijn er duidelijke bewijzen, dat het verboden is verplichtingen op te leggen om God<br />
te behagen of te stellen dat ze noodzakelijk zijn voor het heil. Paulus zegt in Col. 2:'Laat<br />
niemand jullie oordelen op grond van eten, drinken, feestdagen, nieuwe maan of sabbat'<br />
(Col. 2 : 16). En ook:'Als jullie met Christus afgestorven zijn aan de wereldgeesten, waar-<br />
om laten jullie je dan, alsof jullie nog in de wereld leven, geboden opleggen: raak niet aan,<br />
smaak niet, roer niet aan; dat alles zijn dingen, die door het gebruik verloren gaan; het zijn<br />
geboden en leringen van mensen, die een schijn van wijsheid hebben' (Col. 2 :20-23). En<br />
Titus I: 'Leen niet het oor aan Joodse verdichtsels en geboden van mensen, die zich van<br />
de waarheid afkeren' (Tit. I : 14). Christus zegt in Mt. 15 over diegenen, die voorschriften<br />
-83 -
uitvaardigen: 'Laat hen gaan: blinden zijn zij, die blinden leiden'. Hij keurt dergelijke regels<br />
af: 'Elke plant, die mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden' (Mt. 15 :<br />
13,14).<br />
Als de bisschoppen het recht hebben het geweten met dergelijke voorschriften te belas-<br />
ten, waarom verbiedt de Schrift dan zo vaak die voorschriften op te stellen? Waarom<br />
noemt de Schrift ze leerstellingen van demonen? Heeft de Heilige Geest er dan tevergeefs<br />
voor gewaarschuwd?<br />
<strong>De</strong> conclusie moet dus zijn: Omdat voorschriften, die als noodzakelijk beschouwd wor-<br />
den om de rechtvaardigheid te verwerven, in strijd zijn met het evangelie, mogen bis-<br />
schoppen zulke bepalingen niet invoeren of tot noodzakelijke dingen verklaren. <strong>De</strong> leer<br />
van de christelijke vrijheid moet in de Kerk behouden blijven, omdat voor de rechtvaar-<br />
diging niet nodig is een slaaf van de wet te zijn, zoals in Galaten geschreven staat:'Laat jul-<br />
lie niet weer een slavenjuk opleggen' (Gal. 5 : I). <strong>De</strong> kern van het evangelie moet behou-<br />
den blijven, namelijk dat de genade voortkomt uit het geloof in Christus en niet uit bepaal-<br />
de voorschriften of door allerlei bepalingen die mensen vastgesteld hebben.<br />
Hoe moet men dan denken over de zondag en dergelijke gebruiken in de Kerk? Daarop<br />
antwoorden de onzen, dat het bisschoppen of priesters toegestaan is regelingen te ont-<br />
werpen, die ervoor zorgen dat het in de Kerk ordelijk toegaat, maar niet om daarmee<br />
genoegdoening te verschaffen voor de zonden of om het geweten ermee te belasten, door<br />
ze als een noodzakelijke en verplichte manier van Godsverering te beschouwen. Zo<br />
schrijft Paulus voor, dat de vrouwen tijdens bijeenkomsten haar hoofd moeten bedekken,<br />
en dat er in de Kerk in goede orde naar de uitleggers geluisterd moet worden. <strong>De</strong><br />
gemeenten behoren, met het oog op de liefde en rust, dergelijke voorschriften op te vol-<br />
gen en zo in acht te nemen, dat men elkaar geen aanstoot geeft, maar dat alles in de Kerk<br />
ordelijk en zonder onrust verloopt. In geen geval mag de mening post vatten dat ze nodig<br />
zijn voor het heil, want dat zou weer een gewetensbelasting opleveren. Het is ook geen<br />
zonde ze te overtreden, als dat verder geen aanstoot geeft.<br />
Zo is het dus gesteld met het vieren van de zondag, van Pasen, Pinksteren en dergelijke<br />
feesten en gebruiken. Want wie menen dat door de autoriteit van de Kerk het vieren van<br />
de zondag in plaats van de sabbat als een noodzakelijke plicht is ingevoerd, vergissen zich.<br />
<strong>De</strong> Schrift heeft de sabbat afgeschaft, niet de Kerk. Want na de openbaring van het evan-<br />
gelie kunnen alle ceremoniën van Mozes opgeheven worden. Maar omdat het toch nodig<br />
is dat er een bepaalde dag vastgesteld wordt, zodat het volk weet wanneer het samen<br />
moet komen, heeft de Kerk daartoe de zondag aangewezen. Die dag is ook om die reden<br />
uitgekozen, dat de mensen een voorbeeld van christelijke vrijheid zouden hebben en zou-<br />
den weten, dat het houden van de sabbat of van een andere dag niet noodzakelijk is.<br />
Er zijn onmogelijke discussies gevoerd over verandering van de wet, over ceremoniën van<br />
de nieuwe wet, over de wijziging van de sabbat. Al die discussies zijn ontstaan uit de ver-<br />
keerde overtuiging, dat er in de Kerk een geheel van godsdienstige regels moet zijn, ver-<br />
-84 -
gelijkbaar met de levitische, en dat Christus de apostelen en bisschoppen opgedragen<br />
heeft nieuwe ceremoniën in te voeren, die noodzakelijk zijn voor het heil. <strong>De</strong>ze dwalin-<br />
gen zijn binnengeslopen in de Kerk, omdat de rechtvaardigheid door het geloof niet dui-<br />
delijk geleerd werd. Sommigen beweren dat het houden van de zondag weliswaar niet<br />
geheel, maar toch wel bijna een goddelijke verplichting is; zij schrijven voor, hoeveel men<br />
op feestdagen mag werken. Wat zijn zulke discussies anders dan een valstrik voor het<br />
geweten? Hoe ze ook proberen de voorschriften te verzachten, men komt er niet op de<br />
werkelijke goede manier uit, zolang de opvatting blijft dat de voorschriften heils-<br />
noodzakelijk zijn. En die opvatting blijft, als men geen inzicht heeft in de rechtvaardigheid<br />
uit het geloof en in de christelijke vrijheid. <strong>De</strong> apostelen hebben bevolen zich te onthou-<br />
den van bloed etc. Wie houdt zich daar nu nog aan? En toch zondigt men niet, als men<br />
zich er niet aan houdt, omdat de apostelen zelf het geweten niet met een dergelijke sla-<br />
vernij willen belasten, maar, om ergernis te vermijden, in een bepaalde tijd een verbod uit-<br />
vaardigen. Men moet bij dit bevel de eeuwige blijvende wil van het evangelie in het oog<br />
houden. Er zijn bijna geen kerkelijke voorschriften, waar men zich heel nauwgezet aan<br />
houdt, en dagelijks raken vele voorschriften in onbruik, ook bij diegenen die de tradities<br />
verdedigen. Men kan het geweten niet helpen, waar het relativerende inzicht ontbreekt,<br />
dat deze voorschriften niet noodzakelijk zijn, en dat het geweten zich niet bezwaard hoeft<br />
te voelen als zulke menselijke gebruiken veranderen.<br />
<strong>De</strong> bisschoppen zouden zich gemakkelijk van de gehoorzaamheid die hun toekomt, kun-<br />
nen verzekeren, als zij geen tradities verplicht stellen waar men zich niet met een goed<br />
geweten aan kan houden. Nu eisen ze het celibaat en accepteren niemand, die niet zweert<br />
dat hij de zuivere leer van het evangelie niet predikt. Onze gemeenten verlangen niet dat<br />
de bisschoppen de eenheid herstellen door afstand te doen van hun erepositie, hoewel<br />
goede herders dat eigenlijk zouden moeten doen. Zij vragen slechts om afschaffing van<br />
onredelijke plichten, die nieuw zijn en die in strijd met de gewoonte van de Kerk in z'n<br />
geheel zijn ingevoerd.<br />
Misschien waren er in het begin aannemelijke oorzaken voor die gebruiken, maar die<br />
waren in latere tijden niet meer relevant. Het blijkt echter dat een aantal gebruiken door<br />
vergissingen ingevoerd is. Daarom zou de mildheid van de bisschoppen ervoor moeten<br />
zorgen dat die plichten verzacht worden, want een dergelijke verandering brengt de een-<br />
heid van de Kerk niet aan het wankelen. Maar als men het niet gedaan kan krijgen dat ze<br />
die verplichtingen laten vallen, waar men niet zonder zonde aan kan voldoen, dan moeten<br />
we ons aan de apostolische regel houden, die voorschrijft dat we God meer moeten<br />
gehoorzamen dan mensen. Petrus verbiedt de bisschoppen met dwang te heersen in de<br />
kerk (I Pt. 5 : 2). Het gaat er niet om dat de bisschoppen afstand doen van hun heer-<br />
schappij, maar wij vragen alleen dit ene: dat zij toelaten dat het evangelie zuiver gepredikt<br />
wordt, en dat zij een aantal verplichtingen afschaffen, waar men zich niet zonder zonde aan<br />
kan houden. Als zij dat niet doen, zullen zij zelf moeten zien hoe ze voor God verant-<br />
-85 -
woorden dat hun hardnekkigheid een reden tot kerkscheuring vormt<br />
Wij hebben de voornaamste artikelen behandeld, waarover gestreden wordt Hoewel er<br />
nog veel meer misbruiken aan de orde hadden kunnen komen, zijn, om breedsprakigheid<br />
te voorkomen, alleen de belangrijkste punten besproken.<br />
Er waren ernstige klachten over de aflaten, de bedevaarten, en het misbruiken van de<br />
excommunicatie.Veel gemeenten leden dikwijls onder aflaatpredikers. Er waren eindeloze<br />
twisten tussen pastoors en monniken over hun rechten in de gemeente, over het biecht-<br />
horen, over begrafenissen en onnoemelijk veel andere zaken. Aan dergelijke zaken zijn wij<br />
voorbijgegaan, zodat de zaken waar het werkelijk om gaat na een korte uiteenzetting<br />
begrepen kunnen worden. Daarbij werd niets gezegd of opgesomd om iemand te beledi-<br />
gen. Alleen die dingen zijn genoemd, waarvan wij meenden dat ze gezegd moesten wor-<br />
den, opdat men zou begrijpen dat er bij ons in leer en ceremoniën niets is opgenomen<br />
dat in strijd is met de Schrift of met de katholieke kerk. Want het is duidelijk dat wij er<br />
zeer nauwgezet voor gezorgd hebben dat er geen nieuwe en goddeloze leerstellingen in<br />
onze gemeenten binnendrongen.<br />
<strong>De</strong> hierboven behandelde artikelen hebben wij willen aanbieden, overeenkomstig het<br />
bevel van Uwe Keizerlijke Majesteit.<br />
Hierin wordt onze belijdenis uiteengezet, en kan men zich op de hoogte stellen van de<br />
hoofdzaken van de leer van degenen die bij ons prediken.<br />
Mocht men iets in deze belijdenis missen, dan zijn wij bereid, zo God het wil, daarover ver-<br />
dere uitleg te geven, in overeenstemming met de Heilige Schrift.<br />
Aan Uwe Keizerlijke Majesteit,<br />
in trouw en onderworpenheid,<br />
Johannes, Hertog van Saksen, Keurvorst<br />
Georg Markgraaf van Brandenburg<br />
Ernst 30 , met eigenhandige ondertekening<br />
Philip, Landgraaf van Hessen<br />
Johan Frederik, Hertog van Saksen<br />
Frans, Hertog van Lunenburg<br />
Wolfgang,Vorst van Anhalt<br />
Burgemeester en stadsbestuur van Neurenberg<br />
Stadsbestuur van Reutlingen<br />
-86-
NOTEN<br />
1) Eén van de drie oecumenische geloofsbelijdenissen: het Nicaeno-Constantinopolitanum, tot<br />
stand gekomen op de concilies te Nicea (325) en te Constantinopel (381).<br />
2) Secte van Perzische oorsprong, die twee goden onderscheidde, namelijk de god van het licht<br />
en van de duisternis, van goed en kwaad.<br />
3) Aanhangers van de leer van Valentinus (Egypte, 2e eeuw). <strong>De</strong> Valentinianen worden gerekend<br />
tot de Gnostiek. <strong>De</strong>ze stroming leert dat er één goddelijk wezen is, waaruit trapsgewijs alles<br />
voortvloeit: eerst de hogere machten (waaronder Christus, de engelen, de Heilige Geest), dan<br />
de lagere.<br />
4) Aanhangers van Arius (gestorven 336), die leerde dat alleen God ongeboren en ongeschapen<br />
is. Jezus is niet gelijk aan God, maar het hoogste en eerste schepsel.<br />
5) Eunomius (Alexandrië, 4e eeuw), aanhanger van Arius.<br />
6) <strong>De</strong> Islam kent geen Drie-eenheid.<br />
71 Volgens Paulus van Samosata (bisschop in Antiochië, c. 260) was Christus een mens, die door<br />
zijn wil en liefde door God als zoon aangenomen werd.<br />
8) Tegen de anti-trinitarische geestdrijvers.<br />
9) <strong>De</strong> monnik Pelagius (einde 4e, begin 5e eeuw) leerde dat de mens van nature in staat is om<br />
het goede te doen en zonder zonde te leven.<br />
10) Hiermee worden de Scholastici bedoeld, zoals Thomas van Aquino, Duns Scotus en Gabriël<br />
Biel. Zij menen dat de erfzonde de wil om het goede te doen niet heeft aangetast.<br />
1 D e Augsburge Confessie spreekt hier over het toerekenen van het geloof als 'gerechtigheid, die<br />
voor God geldt'. <strong>De</strong> Scholastici spraken alleen over het 'niet-toerekenen van de zonde van de<br />
mens'.<br />
I2) <strong>De</strong> Donatisten waren een groep in de kerk van Noord-Afrika in het begin van de 4e eeuw, die<br />
aan bisschoppen het ambt ontzegde, omdat zij zich onwaardig gedragen hadden in de tijd van<br />
de vervolging onder keizer Diocletianus. Sacramentsbediening door deze bisschoppen hielden<br />
zij voor ongeldig en waardeloos. Voor Luther zijn Woord en Sacrament niet afhankelijk van<br />
menselijke heiligheid, maar van Gods handelen.<br />
-87 -
13) In de 3e eeuw was er strijd over de vraag of mensen die na de Doop zware zonden begaan<br />
hadden weer in de kerkelijke gemeenschap opgenomen mochten worden. Hierbij ging het<br />
vooral om afvalligen tijdens christenvervolgingen. Novatianus en zijn volgelingen weigerden<br />
deze mensen weer op te nemen.<br />
14) Augustinus (354-430, bisschop van Hippo, Noord-Afrika) was de belangrijkste theoloog van de<br />
vroege Kerk.<br />
In de Middeleeuwen was zijn bijnaam 'Doctor gratiae', leraar van de genade.<br />
15) Verenigingen van leken voor bepaalde vroomheidsoefeningen en kerkelijke arbeid.<br />
16) <strong>De</strong> grote theologen van de eerste eeuwen worden 'Kerkvaders' genoemd. Ambrosius (ca. 340-<br />
397) was bisschop in Milaan en wordt tot die groep gerekend. Dat geldt ook voor Cyprianus<br />
(3e eeuw), Hiëronymus (4e/5e eeuw), Chrysostomus (4e eeuw) en Irenaeus (2e eeuw), die ver-<br />
derop geciteerd zullen worden.<br />
,7) Uit het Pinksterlied 'Veni, sancte spiritus' (omstreeks 1200).Vergelijk het Liedboek, gezang 238:<br />
311.<br />
I8) Katholieke kerk duidt hier niet een bepaald kerkgenootschap aan, maar betekent: de kerk in z'n<br />
geheel. Met de Roomse kerk wordt de beleidslijn uit Rome bedoeld.<br />
,9) Dat leken de kelk onthouden werd is in het Westen vanaf de 13e eeuw gewoonte geworden.<br />
Nicolaas van Kues schrijft in 1514 dat daartoe besloten werd op het 4e Lateraans Concilie<br />
(1215).<br />
20) Kort na 1140 schreef Gratianus (12e eeuw) zijn 'Concordantia discordantium canonum',<br />
gewoonlijk'<strong>De</strong>cretum Gratiani' genoemd. Verderop in de Confessio wordt dit werk met'<strong>De</strong><br />
<strong>De</strong>creten' aangeduid. In het <strong>De</strong>cretum Gratiani wordt een samenvatting van het geldende ker-<br />
kelijke recht gegeven. Er worden veel theologen in geciteerd. Het <strong>De</strong>cretum is onderverdeeld<br />
in: onderdelen (Distinctio), hoofdstukken (Caput) en punten (Quaestio).<br />
21) Hier wordt de processie op Sacramentsdag (donderdag na Trinitatis) bedoeld. Op deze feest-<br />
dag, die in de 13e eeuw ingevoerd werd, hield men een processie waarbij men de geconse-<br />
creerde hostie ronddroeg.<br />
22) Het celibaat voor priesters was tot het begin van de 12e eeuw niet verplicht. Wel werd er in<br />
de daaraan voorafgaande eeuwen, onder invloed van het monnikenwezen, steeds meer op aan-<br />
gedrongen dat priesters zich aan het celibaat zouden houden. In Duitsland was in de 12e eeuw<br />
-88-
het grootste deel van de priesters gehuwd.<br />
23) Siegfried van Mainz op de Synoden te Erfurt en Mainz (1075).<br />
24) Dit is een vertaling van het latijnse: ex opere operato. Daarmee wordt aangeduid dat het voor<br />
de mis alleen bepalend is of deze op de juiste wijze, dat wil zeggen volgens de geldende voor-<br />
schriften, gehouden wordt Is dat het geval, dan is de mis inderdaad een offer voor de zonden,<br />
ongeacht het geloof van degene die daaraan deelneemt.<br />
25) <strong>De</strong> Historia Tripartita is een kerkgeschiedenis, in de 6e eeuw in opdracht van Cassiodorus<br />
geschreven.<br />
26) Summa: de naam die men in de Middeleeuwen gaf aan een systematische uiteenzetting van de<br />
geloofsleer. <strong>De</strong> bekendste is die van Thomas van Aquino.<br />
27) Dit is een vertaling van een latijns werkwoord, dat weer teruggaat op het Griekse woord 'epiei-<br />
keia'. Dat betekent, dat men niet moet rekenen naar de strenge letter van de wet, maar naar<br />
de bedoeling van die wet.<br />
28) Johannes Gerson (1363-1429), die aan het hoofd van de universiteit van Parijs stond, streed<br />
voor hervormingen binnen de Kerk.<br />
29) Jovinianus (vanaf ca. 385 in Rome) was een asceet die de verdienstelijkheidsleer van de mon-<br />
niken bestreed.<br />
30) In Klein-Azië werd Pasen gevierd op de datum van het Joodse Paasfeest (de dag na de eerste<br />
Nieuwe Maan na de voorjaars-dag-en-nacht-evening). In Rome vierde men het Paasfeest op de<br />
daaropvolgende zondag.<br />
31) Hertog van Lunenburg.<br />
-89 -
Inhoud:<br />
Ten Geleide 5<br />
<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> - achtergrond en ontstaan 7<br />
<strong>Konkordie</strong> van Leuenberg 13<br />
Waarmee de kerk staat of valt 23<br />
Kerkgemeenschap 35<br />
<strong>De</strong> predestinatieleer in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> 47<br />
Bijlage<br />
<strong>De</strong> Augsburgse Confessie 57<br />
-90 -<br />
^
<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, in de zeventiger jaren opgesteld<br />
ten behoeve van het gesprek tussen gereformeerden en<br />
lutheranen in Europa, heeft in Nederland de laatste jaren veel<br />
stof doen opwaaien. <strong>De</strong> reden daarvoor is de opname van de<br />
kerkorde in het grondslagartikel van de concept-kerkorde voor<br />
een Verenigde Protestantse Kerk in Nederland. Nu de<br />
behandeling van deze kerkorde in een beslissend stadium is<br />
gekomen wilde het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond<br />
in de Nederlandse Hervormde Kerk nog een keer<br />
verantwoording afleggen inzake de bezwaren tegen de konkordie<br />
vanuit gereformeerd gezichtspunt.<br />
Over de status van de konkordie bestaat geen eenstemmigheid.<br />
In dit geschrift wordt de achtergrond van de konkordie<br />
toegelicht, waarna de thema's, waarover binnen de kerken<br />
geen gemeenschappelijkheid in gevoelen bestaat, worden belicht.