18.09.2013 Views

De Leuenberger Konkordie - hwba-vriezenveen - Welkom

De Leuenberger Konkordie - hwba-vriezenveen - Welkom

De Leuenberger Konkordie - hwba-vriezenveen - Welkom

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />

gewikt en gewogen<br />

Uitgave vanwege het hoofdbestuur van de<br />

Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk


Ten Geleide<br />

Vanaf het moment, dat de concept-kerkorde voor een Verenigde Protestantse<br />

Kerk in Nederland openbaar werd gemaakt, is in woord en geschrift uitvoerig<br />

aandacht gegeven aan de zogeheten <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, omdat deze in de<br />

grondslag van de verenigde kerk een plaats had gekregen.<br />

Met name in hervormd-gereformeerde kring is afwijzend gereageerd op het<br />

opnemen van deze konkordie in de grondslag. In het laatst uitgegeven geschrift<br />

vanwege het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde<br />

Kerk Voor de goede orde - Om een bijbels en confessioneel verantwoorde<br />

kerkorde, handelt het eerste hoofdstuk ook over de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>.<br />

Nu de concept-kerkorde in tweede lezing behandeld staat te worden op de triosynode<br />

en vervolgens op de hervormde synode, leek het het hoofdbestuur van<br />

de Gereformeerde Bond gewenst nog een keer een afzonderlijk geschrift over<br />

de konkordie uit te brengen.<br />

In het hier volgende wordt in een viertal hoofdstukken uitvoerig ingegaan op de<br />

achtergrond en de inhoud van de konkordie. Een door het hoofdbestuur van de<br />

Gereformeerde Bond ingestelde commissie heeft voor de tekst ervan gezorgd.<br />

Het hoofdbestuur hoopt, dat dit geschrift goede diensten mag verlenen bij de<br />

inhoudelijke bezinning op het artikel over de grondslag van de kerk in de concept-kerkorde,<br />

met name ook in de ambtelijke vergaderingen.<br />

Voor het hoofdbestuur van de<br />

Gereformeerde Bond<br />

in de Nederlandse Hervormde Kerk<br />

dr. ir.J. van der Graaf<br />

algemeen secretaris<br />

- 5 -


<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />

gewikt en gewogen


Ten Geleide<br />

Vanaf het moment, dat de concept-kerkorde voor een Verenigde Protestantse<br />

Kerk in Nederland openbaar werd gemaakt, is in woord en geschrift uitvoerig<br />

aandacht gegeven aan de zogeheten <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, omdat deze in de<br />

grondslag van de verenigde kerk een plaats had gekregen.<br />

Met name in hervormd-gereformeerde kring is afwijzend gereageerd op het<br />

opnemen van deze konkordie in de grondslag. In het laatst uitgegeven geschrift<br />

vanwege het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde<br />

Kerk Voor de goede orde - Om een bijbels en confessioneel verantwoorde<br />

kerkorde, handelt het eerste hoofdstuk ook over de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>.<br />

Nu de concept-kerkorde in tweede lezing behandeld staat te worden op de triosynode<br />

en vervolgens op de hervormde synode, leek het het hoofdbestuur van<br />

de Gereformeerde Bond gewenst nog een keer een afzonderlijk geschrift over<br />

de konkordie uit te brengen.<br />

In het hier volgende wordt in een viertal hoofdstukken uitvoerig ingegaan op de<br />

achtergrond en de inhoud van de konkordie. Een door het hoofdbestuur van de<br />

Gereformeerde Bond ingestelde commissie heeft voor de tekst ervan gezorgd.<br />

Het hoofdbestuur hoopt, dat dit geschrift goede diensten mag verlenen bij de<br />

inhoudelijke bezinning op het artikel over de grondslag van de kerk in de concept-kerkorde,<br />

met name ook in de ambtelijke vergaderingen.<br />

Voor het hoofdbestuur van de<br />

Gereformeerde Bond<br />

in de Nederlandse Hervormde Kerk<br />

dr. ir.J. van der Graaf<br />

algemeen secretaris<br />

- 5 -


<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> -<br />

achtergrond en ontstaan<br />

Inleiding<br />

<strong>De</strong> Reformatie in de zestiende eeuw bracht een breuk met de kerk van Rome.<br />

<strong>De</strong> onderscheiden reformatoren waren één in hun belijdenis van het Sola Scriptura,<br />

alléén de Schrift, Sola Gratia, alléén genade, Sola Fide, alléén door het geloof<br />

en Solus Christus, alléén Christus. Maar bij alle gemeenschappelijkheid in geloof en<br />

belijden waren er ook verschillen. Met name inzake het Heilig Avondmaal waren<br />

er verschillen tussen Luther en Calvijn en als zodanig tussen de lutherse en de<br />

gereformeerde stroming in de Reformatie. Het ging daarin om de tegenwoordigheid<br />

van het lichaam en bloed van Christus tijdens het avondmaal.<br />

* * *<br />

<strong>De</strong> gereformeerde en lutherse stromingen in de Reformatie hebben elk hun<br />

eigen confessionele ontwikkeling gekend. Binnen de lutherse traditie kregen de<br />

Augsburgse Confessie en de Grote en Kleine Catechismus van Luther confessioneel<br />

gezag. Binnen de gereformeerde traditie kregen uiteindelijk de Heidelbergse<br />

Catechismus en de Confessio Belgica, alsook de Catechismus van Genève hun<br />

plaats, met in Nederland ook de Dordtse Leerregels, ofwel de artikelen tegen de<br />

Remonstranten. Het gereformeerd protestantisme en het lutherse protestantisme<br />

ontwikkelden zich vaak ook in verschillende gebieden.Vaak bepaalde de vorst<br />

welke confessie in een bepaald gebied gold: de gereformeerde of de lutherse.<br />

He * *<br />

Een consensus, een overeenstemming inzake het belijden, was in de tijd van de<br />

Reformatie tussen luthersen en gereformeerden niet mogelijk.<br />

In de 20e eeuw werden alsnog verschillende pogingen ondernomen om te<br />

komen tot een consensus tussen lutheranen en gereformeerden.<br />

-7-


In 1956 aanvaardde de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk een consensus<br />

met de Evangelisch Lutherse Kerk inzake het Heilig Avondmaal; £en consensus,<br />

die ook door de Evangelisch Lutherse Kerk werd aanvaard.<br />

In 1957 werden in Duitsland, na tien jaren van gesprekken, de Arnoldshainer Thesen<br />

opgesteld, die bedoeld waren om de avondmaalsgemeenschap tussen de verschillende<br />

lidkerken van de Evangelische Kirche in Duitsland mogelijk te maken.<br />

<strong>De</strong>ze thesen leidden tot de zogeheten Arnoldshainer Gesprekken op Europees<br />

niveau in de jaren 1959 en 1960. Aan deze gesprekken werd ook deelgenomen<br />

door lutherse en gereformeerde theologen uit Nederland.<br />

In de jaren 1964 tot 1967 werd een tweede serie gesprekken gevoerd, de zogeheten<br />

Schauenburger Gesprekken. Daarin werden drie reeksen thesen opgesteld,<br />

namelijk over het Woord Gods, over de wet en over de belijdenis. Door deze<br />

gesprekken moest de weg worden gebaand voor een gemeenschappelijke verklaring<br />

tussen de verschillende kerken in Europa, zonder de confessionele verschillen<br />

op te heffen.<br />

* * *<br />

In de jaren 1969 en 1970 werden er op de Leuenberg bij Bazel gesprekken<br />

gehouden over kerkgemeenschap en kerkscheiding. Die moesten leiden tot een<br />

konkordie, een overeenkomst tussen gereformeerden en lutheranen. Op 19 september<br />

1971 begon een tweede ronde gesprekken in Leuenberg. Daaraan werd<br />

deelgenomen door 23 lutheranen, 18 gereformeerden en 6 geünieerden. In de<br />

opgestelde tekst ging het in het eerste hoofdstuk over de gemeenschappelijke<br />

achtergrond van de kerken van de Reformatie. In het tweede gedeelte wordt het<br />

gemeenschappelijke in de interpretatie van het Evangelie beschreven, namelijk de<br />

rechtvaardiging van de goddeloze, waarbij ook de verkondiging, de doop en het<br />

avondmaal aan de orde worden gesteld. In het derde deel komen de belangrijkste<br />

verschilpunten tussen de kerken van de Reformatie aan de orde, namelijk het<br />

Heilig Avondmaal, de christologie en de predestinatie.<br />

Op 24 september 1971 werd dit ontwerp aangenomen en aan de afzonderlijke<br />

kerken in Europa voorgelegd. Na discussies in de afzonderlijke kerken werd op<br />

15 maart 1973 de definitieve tekst van de konkordie vastgesteld. Op I oktober<br />

1974 hadden 50 kerken in Europa hun instemming met de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />

betuigd.<br />

-8 -


<strong>De</strong> Nederlandse Hervormde Kerk<br />

<strong>De</strong> synode van de Nederlandse Hervormde Kerk heeft zich in de zeventiger<br />

jaren twee maal beziggehouden met de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>. Op de synodevergadering<br />

van februari 1973 werd het eerste ontwerp besproken. Vanuit het<br />

moderamen van de synode werd er toen opgewezen, dat de consensus tussen<br />

de Nederlandse Hervormde Kerk en de Evangelisch Lutherse Kerk in 1956 veel<br />

verder ging dan wat in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> aan de orde is. Door de consensus<br />

van 1956 kregen lutherse predikanten het recht om het Woord te verkondigen<br />

in de Nederlandse Hervormde Kerk, de sacramenten te bedienen en<br />

huwelijken in te zegenen. In de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> was dit niet aan de orde.<br />

<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> zou, zo werd gesteld, geenszins het doel hebben om<br />

kerken samen te voegen en te laten fuseren tot een soort algemene reformatorische<br />

kerk in Europa.<br />

Tijdens het synodeberaad werd gesteld, dat er meer nadruk op de leer aangaande<br />

de Heilige Geest zou moeten worden gelegd. <strong>De</strong> synode betuigde instemming<br />

met het concept, maar vroeg meer aandacht voor het verbond van God met<br />

Israël en Zijn kerk, alsook voor het pneumatologisch aspect. Op de novembervergadering<br />

in 1973 besprak de synode de herziene tekst. Er was inderdaad aandacht<br />

besteed aan de belofte, die aan Israël is gedaan, maar de neerslag van de<br />

discussies in de februarizitting van de hervormde synode was, naar de mening<br />

van de synode, te weinig gehonoreerd.Vanuit het moderamen van de hervormde<br />

synode werd benadrukt, dat de konkordie vooral uitgangspunt zou zijn voor<br />

verdere gesprekken. <strong>De</strong> definitieve tekst van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> werd<br />

intussen met algemene stemmen aanvaard.<br />

Status<br />

Hoewel de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> een consensus wil zijn tussen lutheranen en<br />

gereformeerden in Europa inzake wezenlijke momenten van het belijden, heeft<br />

de konkordie niet de status van een belijdenis of van een belijdend stuk gekregen,<br />

ook niet in de Nederlandse Hervormde Kerk. Behandeling ervan in de<br />

zeventiger jaren vond plaats in het kader van gesprekken en toenaderingen in het<br />

geheel van de oecumene, met name dan inzake de relatie van gereformeerden en<br />

lutheranen. Dat is anders geworden, althans in de Nederlandse situatie, nu de<br />

<strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> een plaats heeft gekregen in het grondslagartikel voor<br />

een Verenigde Protestantse Kerk in Nederland.<br />

In de nu voorliggende ontwerptekst wordt de grondslag als volgt omschreven.<br />

-9 -


Artikel 1,4.<br />

Het belijden van de kerk geschiedt in gemeenschap met de belijdenis van het<br />

voorgeslacht, zoals die is verwoord in de Apostolische geloofsbelijdenis, de<br />

geloofsbelijdenis van Nicea en de geloofsbelijdenis van Athanasius - waardoor<br />

de kerk zich verbonden weet met de algemene christelijke kerk -, in de<br />

Onveranderde Augsburgse Confessie en de Catechismus van Luther - waardoor<br />

de kerk zich verbonden weet met de lutherse traditie in de Catechismus<br />

van Heidelberg, de Catechismus van Genève en de Nederlandse<br />

Geloofsbelijdenis met de Dordtse Leerregels - waardoor de kerk zich verbonden<br />

weet met de gereformeerde traditie.<br />

Artikel ƒ,5.<br />

<strong>De</strong> kerk erkent de betekenis van de theologische verklaring van Barmen voor<br />

het belijden in het heden.<br />

Voorts erkent de kerk de betekenis van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> voor de<br />

voortgaande ontmoeting van de lutherse en gereformeerde tradities.<br />

Ook al heeft in deze ontwerptekst de konkordie, na alle discussies, die zijn<br />

gevoerd, een afgezwakte plaats gekregen, toch blijft deze een plek behouden in<br />

verband met het belijden van de kerk.<br />

<strong>De</strong> lutheraan Mare Lienhard, één van de opstellers van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>,<br />

zegt dat hij van mening is, dat de konkordie 'een zeker belijden' bevat,<br />

ondanks het feit, dat de konkordie geen Interpretatienorm' voor andere belijdenissen<br />

hoeft te zijn. Hij spreekt van 'acte van belijden'eri 'actueel belijdenLetterlijk<br />

zegt hij:'Vindt feitelijk toch niet een interpretatie van de belijdenissen plaats<br />

door de konkordie?' En verder: 'Ik ben van mening, dat met de konkordie een<br />

zeker belijden heeft plaatsgevonden. Zeker, het blijft binnen bepaalde grenzen en<br />

is sterker traditiegebonden dan dat ze is afgezet tegen de eisen in het heden.Toch<br />

voltrekt zich met deze tekst feitelijk en concreet een Akte van Belijden.' 0<br />

Horsthan, ook één van de opstellers van de konkordie, drukt zich nog sterker<br />

uit:'<strong>De</strong> konkordie schuift in de richting van het actueel belijden'.<br />

* * *<br />

Wanneer de konkordie wezenlijke momenten van het gereformeerde belijden<br />

ter discussie stelt of naar achter dringt, komt de vraag op welk gezag Leuenberg<br />

zelf dan in de grondslag zal hebben. Het kan immers niet zo zijn, dat een geschrift,<br />

waarin confessies, die ooit door de kerk zijn aangenomen, worden afgezwakt, nu<br />

zelf opeens gezag zou hebben. Is dat wel het geval, dan wringt er principieel en<br />

fundamenteel iets in het grondslagartikel voor de Verenigde Protestantse Kerk in<br />

Nederland.<br />

- 10-


Het is van tweeën één: Leuenberg heeft een confessionele status. Dan ondergraaft<br />

zij de andere confessies. Of Leuenberg heeft géén confessionele status.<br />

Dan hoort dit geschrift niet in de grondslag thuis.<br />

* * *<br />

In het hiervolgende wordt het confessionele geding tussen Leuenberg en de<br />

gereformeerde confessie nader uitgewerkt.<br />

Tot heden ging het in de discussies vaak met name om de leer van de predestinatie.<br />

Maar er is meer aan de orde.Wat de predestinatie betreft moet in alle eerlijkheid<br />

worden gezegd, dat de hervormde synode al eerder een herderlijk schrijven<br />

aannam inzake de uitverkiezing, waarin ook afstand werd genomen van de<br />

leer aangaande de predestinatie, zoals die in de Dordtse Leerregels naar voren<br />

komt 2) . Uitspraken door de hervormde synode gedaan waren echter geen belijdende<br />

uitspraken, vastgelegd in de kerkorde. Het ging om een herderlijk schrijven.<br />

Nu is de vraag hoe zich, écht confessioneel bezien, Leuenberg verhoudt tot<br />

de gereformeerde belijdenis. <strong>De</strong> uitdrukking'gemeenschap met de belijdenis van<br />

het voorgeslacht' vraagt om een ondubbelzinnige formulering, opdat de kerk<br />

weet, wat ze belijdt.<br />

!) K. Blei, Kerk Onderweg, Zoetermeer, 1997, p. 7 e.v.<br />

2) <strong>De</strong> uitverkiezing, richtlijnen voor de behandeling van de leer der uitverkiezing, aanvaard door<br />

de Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk, <strong>De</strong>n Haag, 1961.<br />

-II-


- 12-


<strong>Konkordie</strong> van Leuenberg<br />

I Inleiding<br />

1. <strong>De</strong> met deze konkordie instemmende lutherse, gereformeerde en de uit<br />

deze voortgekomen geünieerde kerken, alsmede de daarmede verwante<br />

voorreformatorische kerken der Waldenzen en der Boheemse Broeders,<br />

stellen op grond van hun leergesprekken onder elkaar het gemeenschappelijk<br />

verstaan van het Evangelie vast, zoals dit in het navolgende uiteengezet<br />

wordt. Dit maakt het hun mogelijk kerkgemeenschap te betuigen en te<br />

verwerkelijken. In dankbaarheid, dat zij nader tot elkaar gebracht zijn, belijden<br />

zij tegelijkertijd, dat de worsteling om waarheid en eenheid in de kerk<br />

ook met schuld en leed verbonden was en is. Met dankbaarheid erkennen<br />

zij, dat zij tot elkaar gebracht zijn en een konkordie van reformatorische<br />

kerken in Europa kunnen sluiten.<br />

2. <strong>De</strong> kerk is op Jezus Christus alleen gefundeerd, die haar door zijn heilzaam<br />

handelen in de verkondiging en de sacramenten vergadert en uitzendt. Naar<br />

reformatorisch inzicht is daarom voor de ware eenheid der kerk de overeenstemming<br />

in de zuivere leer van het Evangelie en in de rechte bediening<br />

der sacramenten noodzakelijk en voldoende. Uit deze reformatorische criteria<br />

leiden de deelnemende kerken hun begrip van kerkgemeenschap af,<br />

dat in het navolgende uiteengezet wordt.<br />

<strong>De</strong> weg naar de gemeenschap<br />

3. Met het oog op de wezenlijke verschillen in de wijze waarop zij theologische<br />

dachten en kerkelijk handelden, hielden de voorvaderen der Reformatie<br />

het terwille van hun geloof en geweten voor onmogelijk scheidingen te<br />

vermijden, hoewel zij veel gemeenschappelijks hadden. Met deze konkordie<br />

erkennen de deelnemende kerken dat hun verhouding tot elkaar zich sinds<br />

de tijd van de Reformatie gewijzigd heeft.<br />

- 13 -


Gemeenschappelijke inzichten ten tijde van het onstaan van de Reformatie<br />

4. Nadat zoveel tijd verlopen is, kan men thans duidelijker zien wat, ondanks<br />

alle tegenstellingen, de kerken der Reformatie in hun getuigenis gemeenschappelijk<br />

hadden: zij gingen uit van een nieuwe evangelische ervaring, die<br />

bevrijding en zekerheid schonk. Door op te komen voor de waarheid, die<br />

zij hadden leren kennen zijn de reformatoren gezamenlijk in oppositie gekomen<br />

tegen de kerkelijke overleveringen van die tijd. Mét elkaar hebben zij<br />

daarom beleden, dat leven en leer genormeerd moeten worden aan het<br />

oorspronkelijke en zuivere getuigenis afgelegd van de vrije en onvoorwaardelijke<br />

genade Gods in het leven, het sterven en de opstanding van Jezus<br />

Christus voor ieder, die in deze belofte gelooft.<br />

Met elkaar hebben zij beleden, dat het handelen van de kerk en haar gestalte<br />

alleen te bepalen zijn vanuit haar opdracht dit getuigenis de wereld te<br />

doen ingaan en dat het Woord van de Heer meer is dan welke menselijke<br />

vormgeving van de christelijke gemeente ook. Daarbij hebben zij, samen<br />

met de algehele christenheid de belijdenis van de Drie-enige God en de<br />

god-menselijkheid van Jezus Christus, zoals deze in de oud-kerkelijke symbolen<br />

beleden was, aanvaard en opnieuw beleden.<br />

Veranderende vooronderstellingen van de huidige kerkelijke situatie<br />

5. In een geschiedenis van vierhonderd jaar hebben de theologische confrontatie<br />

met de vraagstellingen van de nieuwe tijd, de ontwikkelingen van het<br />

onderzoek der Schrift, de kerkelijke vernieuwingsbewegingen en de opnieuw<br />

ontdekte oecumenische horizon, de kerken van de Reformatie geleid<br />

tot nieuwe vormen van denken en leven, die op elkaar geleken. Uiteraard<br />

brachten zij ook nieuwe tegenstellingen met zich mee, die dwars door de<br />

kerken heenlopen.<br />

Bovendien werd ook telkens weer broederlijke gemeenschap ervaren, met<br />

name in tijden van gemeenschappelijk lijden. Dit alles noodzaakte de kerken<br />

om op nieuwe wijze het getuigenis van de Schrift én de Reformatie, vooral<br />

sedert de opwekkingsbewegingen, voor het heden actueel te maken. Door<br />

dit te doen hebben zij geleerd het fundamentele getuigenis van de belijdenissen<br />

der Reformatie te onderscheiden van hun denkvormen, die historisch<br />

bepaald zijn. Omdat de belijdenissen getuigen van het Evangelie als het<br />

levende Woord van God in Jezus Christus, blokkeren zij de weg om het<br />

(Evangelie) op verplichtende wijze verder te verkondigen niet, maar openen<br />

deze juist en roepen op, deze weg in de vrijheid van geloof te gaan.<br />

- 14-


II Het gemeenschappelijk verstaan van het Evangelie<br />

6. <strong>De</strong> kerken die deelnemen aan de konkordie beschrijven hieronder hun<br />

gemeenschappelijk verstaan van het Evangelie, voorzover dit vereist is om<br />

de kerkelijke gemeenschap te funderen.<br />

<strong>De</strong> boodschap der rechtvaardiging als de boodschap van de vrije genade van God<br />

7. Het Evangelie is de boodschap van Jezus Christus, het Heil der wereld, als<br />

vervulling van de belofte aan het volk van het oude verbond geschonken.<br />

8a. In de leer van de rechtvaardiging hebben de vaderen der Reformatie het<br />

zuivere begrip van het Evangelie tot uitdrukking gebracht.<br />

9b. In deze boodschap wordt Jezus Christus betuigd, als <strong>De</strong>gene Die mensgeworden<br />

is, in Wien God Zich met de mens verbonden heeft, als de<br />

Gekruisigde en de Opgestane, die het gericht Gods op Zich heeft genomen<br />

en daarin de liefde Gods tot de zondaar betoond heeft, en als de Komende,<br />

die als Rechter en Redder de wereld tot de voltooiing leidt.<br />

10c. God roept tot Zijn Woord in de Heilige Geest alle mensen tot bekering en<br />

geloof en belooft de zondaar, die gelooft, Zijn gerechtigheid in Jezus Christus.<br />

Wie op het Evangelie vertrouwt is om Christus' wil gerechtvaardigd<br />

door God en bevrijd van de aanklacht van de wet. Hij leeft in dagelijkse<br />

bekering en vernieuwing samen met de gemeente in lofprijzing van God en<br />

in de dienst aan de ander, in de zekerheid, dat God zijn heerschappij voleinden<br />

zal. Zo bewerkt God nieuw leven en maakt midden in de wereld het<br />

begin van een nieuwe mensheid.<br />

I ld. <strong>De</strong>ze boodschap maakt de christenen vrij tot verantwoordelijke dienst in de<br />

wereld, en maakt hen bereid in deze dienst ook te lijden. Zij erkennen, dat<br />

Gods wil, die geschiedt en schenkt, de gehele wereld omvat. Zij komen op<br />

voor aardse gerechtigheid en vrede tussen de afzonderlijke mensen en onder<br />

de volkeren. Dit maakt noodzakelijk, dat zij met andere mensen zoeken naar<br />

rationele criteria, die afgestemd zijn op de zaak en dat zij zich met hun toepassing<br />

bezighouden. Zij doen dit in vertrouwen daarop, dat God de wereld<br />

in stand houdt en met het oog op de verantwoording voor Zijn gericht.<br />

12e. Met dit verstaan van het Evangelie weten wij ons te staan op de bodem van<br />

de oud-kerkelijke belijdenissen en aanvaarden de gezamenlijke overtuiging<br />

van de reformatorische belijdenissen: dat het enige Heilsmiddelaarschap van<br />

Jezus Christus het centrum der Schrift is en dat de boodschap der rechtvaardiging<br />

als de boodschap van Gods vrije genade, de maatstaf van alle kerkelijke<br />

verkondiging is.<br />

- 15 -


Verkondiging, doop en avondmaal<br />

13. Het Evangelie wordt ons fundamenteel betuigd door het Woord van de<br />

apostelen en de profeten in de Heilige Schrift van het Oude en het Nieuwe<br />

Testament.<br />

<strong>De</strong> kerk heeft de opdracht dit Evangelie door te geven door het mondelinge<br />

woord van de prediking, door de verkondiging aan de enkeling, én<br />

door doop en avondmaal.<br />

In de verkondiging, doop en avondmaal is Jezus Christus door de Heilige<br />

Geest tegenwoordig. Zo krijgen de mensen deel aan de rechtvaardiging in<br />

Christus, en zo vergadert de Heer Zijn gemeente. Hij werkt daarbij in veelvoudige<br />

ambten en diensten en in het getuigenis van alle leden van Zijn<br />

gemeente.<br />

Doop<br />

14. <strong>De</strong> doop wordt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest met<br />

water bediend. In de doop neemt Jezus Christus de mens, die aan zonde en<br />

dood vervallen is, onherroepelijk in de gemeenschap van Zijn heil op, opdat<br />

hij een nieuw schepsel zij. Hij roept hem in de kracht van Zijn Heilige Geest<br />

tot Zijn gemeente én tot een leven uit geloof, tot dagelijkse bekering en<br />

navolging (van Hem).<br />

Avondmaal<br />

15. In het avondmaal schenkt Zich de opgestane Jezus Christus in Zijn voor<br />

allen overgegeven lichaam en bloed door het Woord van Zijn belofte met<br />

brood en wijn. Hij doet ons daardoor vergeving van zonden geworden en<br />

bevrijdt ons tot een nieuw leven uit geloof. Hij laat ons opnieuw ervaren<br />

dat wij leden van Zijn lichaam zijn. Hij sterkt ons tot de dienst aan de mensen.<br />

16. Wanneer wij het avondmaal vieren, verkondigen wij de dood van Christus,<br />

door Wien God de wereld met zichzelf verzoend heeft. Wij belijden de<br />

tegenwoordigheid van de opgestane Heer onder ons. In vreugde daarover<br />

dat de Heer tot ons gekomen is, wachten wij op Zijn toekomst in heerlijkheid.<br />

- 16-


III <strong>De</strong> overeenstemming met betrekking tot de leerveroordelingen<br />

uit de tijd van de Reformatie<br />

17. <strong>De</strong> tegenstellingen die sinds de tijd der Reformatie een kerkelijke gemeenschap<br />

tussen de lutherse en de gereformeerde kerken onmogelijk gemaakt<br />

en tot wederzijdse veroordelingen geleid hebben, hadden betrekking op de<br />

avondmaalsleer, de christologie en de leer der uitverkiezing. Wij nemen de<br />

beslissingen van de vaderen serieus, maar kunnen thans echter het volgende<br />

zeggen:<br />

Avondmaal<br />

18. In het avondmaal schenkt Jezus Christus, de Opgestane Zichzelf in Zijn<br />

voor allen in de dood gegeven lichaam en bloed door het Woord van Zijn<br />

belofte met brood en wijn. Zo geeft Hij Zichzelf zonder reserve aan allen<br />

die brood en wijn ontvangen; het geloof ontvangt het avondmaal ten heil,<br />

het ongeloof ten gerichte.<br />

19. <strong>De</strong> gemeenschap met Jezus Christus in Zijn lichaam en bloed kunnen wij<br />

niet scheiden van de handeling van het eten en het drinken. Een geïnteresseerd<br />

zijn in de wijze van tegenwoordigheid van Christus in het avondmaal<br />

dat afziet van deze handeling loopt het gevaar de zin van het avondmaal te<br />

verduisteren.<br />

20. Waar zodanige overeenstemming tussen kerken bestaat, raken de verwerpingen<br />

in de reformatorische belijdenissen de huidige stand van de leer<br />

dezer kerken niet meer.<br />

Christologie<br />

21. In Jezus Christus, waarachtig mens, heeft de eeuwige Zoon en daarmede<br />

God Zelf, Zich tot heil in de verloren mensheid begeven. In het Woord der<br />

belofte en het sacrament doet de Heilige Geest en daarmede God Zelf, als<br />

de Gekruisigde en Opgestane tegenwoordig worden.<br />

22. In het geloof aan deze zelfovergave Gods in Zijn Zoon zien wij ons, met<br />

betrekking tot de historische bepaaldheid van de traditionele denkvormen<br />

voor de taak gesteld, opnieuw tot gelding te brengen wat de gereformeerde<br />

traditie geleid heeft bij haar bijzondere nadruk op het 'waarachtig God<br />

zijn én waarachtig mens' zijn van Jezus, én wat de lutherse traditie bewogen<br />

heeft in haar accentueren van de volledige eenheid van de persoon.<br />

- 17-


23. Met het oog op deze stand van zaken kunnen wij thans de vroegere 'verwerpingen'<br />

niet meer onderschrijven.<br />

Predestinatie<br />

24. In het Evangelie wordt de onvoorwaardelijke aanneming van de zondige<br />

mens door God beloofd.Wie daarop vertrouwt, mag zeker zijn van zijn heil<br />

en Gods verkiezing prijzen. Over de verkiezing kan daarom alleen gesproken<br />

worden met het oog op de roeping tot het heil in Christus.<br />

25. Het geloof doet weliswaar de ervaring op, dat de heilsboodschap niet door<br />

allen aanvaard wordt, maar het herkent echter hierin het geheimenis van<br />

het handelen Gods. Het getuigt tegelijkertijd van de ernst van menselijke<br />

beslissingen alsook van de realiteit van de ernst van de universele heilswil<br />

van God. Het getuigenis der Schrift aangaande Christus maakt het ons<br />

onmogelijk een eeuwig raadsbesluit Gods tot uiteindelijke verwerping van<br />

bepaalde personen of van een volk te aanvaarden.<br />

26. Waar zodanige overeenstemming tussen kerken bestaat, raken de verwerpingen<br />

in de reformatorische belijdenissen de huidige stand van de leer der<br />

kerken niet meer.<br />

Conclusies<br />

27. Waar deze constateringen erkend worden, houden de Verwerpingen' in de<br />

reformatorische belijdenissen met betrekking tot het avondmaal, de christologie<br />

en de predestinatie geen verband met de huidige stand van de leer.<br />

Daarmede worden Verwerpingen' die de vaderen hebben uitgesproken,<br />

niet als onzakelijk aangeduid; zij zijn echter geen belemmering meer voor<br />

de kerkelijke gemeenschap.<br />

28. Tussen onze kerken zijn er aanzienlijke verschillen in de vormgeving van de<br />

eredienst, in de gestalten van de vroomheid en in kerkorde. <strong>De</strong>ze verschillen<br />

worden in de gemeenten vaak sterker ervaren dan de traditionele leerverschillen.Toch<br />

kunnen wij in aansluiting aan het Nieuwe Testament én de<br />

reformatorische criteria inzake kerkelijke gemeenschap in deze verschillen<br />

geen factoren van kerkscheidende aard zien.<br />

- 18-


IV Afkondiging en verwerkelijking van kerkelijke gemeenschap<br />

Afkondiging van kerkelijke gemeenschap<br />

29. Kerkgemeenschap in de zin van deze konkordie betekent, dat de kerken van<br />

verschillend belijdenisbestand op grond van de verkregen overeenstemming<br />

in het verstaan van het Evangelie, elkaar gemeenschap in Woord en sacrament<br />

toezeggen en een zo groot mogelijke gemeenschappelijkheid in getuigenis<br />

en dienst aan de wereld nastreven.<br />

30. Met de instemming met de konkordie verklaren de kerken met inachtneming<br />

van de binding aan de belijdenissen die bij hen gelden, of met inachtneming<br />

van hun (eigen) tradities:<br />

31a. Zij stemmen overeen in het verstaan van het Evangelie zoals dat uitdrukking<br />

gevonden heeft in de delen II en III;<br />

32b. <strong>De</strong> veroordelingen inzake de leer zoals deze in de belijdenisgeschriften zijn<br />

uitgesproken, raken, naar is vastgelegd in deel III, niet meer de huidige stand<br />

van de leer in de kerken, die instemmen met de konkordie;<br />

33c. Zij verlenen elkaar kansel- en avondmaalsgemeenschap. Dit sluit wederzijdse<br />

erkening van de ordinatie in en maakt intercelebratie mogelijk.<br />

34. Met deze constateringen is kerkelijke gemeenschap vastgesteld. <strong>De</strong> scheidingen<br />

die deze kerkelijke gemeenschap sinds de 16e eeuw onmogelijk<br />

maakten, zijn opgeheven. <strong>De</strong> deelnemende kerken hebben de overtuiging<br />

dat zij samen deel hebben aan de ene kerk van Jezus Christus en dat de<br />

Heer hen bevrijdt tot de gemeenschappelijke diensten en hen daartoe verplicht.<br />

Realisering van de kerkelijke gemeenschap<br />

35. <strong>De</strong> kerkelijke gemeenschap realiseert zich in het leven van de kerken en de<br />

gemeenten. In het geloof aan de kracht van de Heilige Geest die hen vereent,<br />

getuigen zij tezamen en verrichten zij gezamenlijk hun dienst en spannen<br />

zij zich in ter versterking en verdieping van de verkregen gemeenschap.<br />

Getuigenis en dienst<br />

36. <strong>De</strong> verkondiging van de kerken wordt in de wereld geloofwaardiger, wanneer<br />

zij het Evangelie eenstemmig betuigen. Het Evangelie bevrijdt en verbindt<br />

de kerken tot gemeenschappelijke dienst. <strong>De</strong> dienst der liefde gaat om<br />

de mens met zijn noden, en tracht de oorzaken hiervan weg te nemen. <strong>De</strong><br />

- 19-


inspanning voor gerechtigheid en vrede in de wereld vereist van de kerken<br />

in toenemende mate, dat zij gemeenschappelijke verantwoordelijkheid op<br />

zich nemen.<br />

Toekomstige theologische arbeid<br />

37. <strong>De</strong> konkordie laat de verbindende kracht van de belijdenissen in de deelnemende<br />

kerken bestaan. Zij wil niet verstaan worden als een nieuwe belijdenis.<br />

Zij is een overeenstemming met betrekking tot het centrale, die kerkelijke<br />

gemeenschap tussen kerken van verschillende confessie mogelijk<br />

maakt. <strong>De</strong> deelnemende kerken laten zich bij het gemeenschappelijk verrichten<br />

van getuigenis en dienst door deze overeenstemming leiden en verplichten<br />

zich tot verdere onderlinge gesprekken over de leer.<br />

38. Het gemeenschappelijk verstaan van het Evangelie, waarop de kerkelijke<br />

gemeenschap berust, moet verder verdiept, aan het getuigenis van de Heilige<br />

Schrift getoetst en voortdurend geactualiseerd worden.<br />

39. Het is de taak der kerken zich te blijven bezinnen op verschillen in de leer,<br />

die in en tussen de deelnemende kerken bestaan, zonder dat deze als kerkscheidend<br />

gelden.<br />

Daartoe behoren:<br />

- Hermeuneutische vraagstellingen ten aanzien van het verstaan der Schrift<br />

en kerk;<br />

- Verhouding van wet en Evangelie;<br />

- Dooppraktijk;<br />

- Ambt en ordinatie;<br />

- Twee-rijken-leer en de leer van het koningschap van Jezus Christus;<br />

- Kerk en maatschappij.<br />

Tevens moeten ook die problemen aangevat worden, die zich voordoen<br />

met betrekking tot getuigenis en dienst, kerkorde en praktijk.<br />

40. Op grond van hun gemeenschappelijke erfenis moeten de reformatorische<br />

kerken stelling nemen tegenover de tendenzen van theologische polarisering<br />

die tegenwoordig aan de dag treden. <strong>De</strong> problemen die daarmede verbonden<br />

zijn grijpen ten dele dieper in dan de verschillen inzake de leer, die<br />

vroeger de tegenstelling luthers-gereformeerd in het leven geroepen hebben.<br />

41. Het zal de taak van de gemeenschappelijke theologische arbeid zijn, de<br />

waarheid van het Evangelie te betuigen én af te grenzen tegenover misvormingen<br />

ervan.<br />

-20 -


Organisatorische consequenties<br />

42. Door de verklaring van kerkelijke gemeenschap wordt niet geprejudiceerd<br />

op kerkordelijke regelingen van afzonderlijke vraagpunten tussen de kerken<br />

en binnen de kerken. <strong>De</strong> kerken moeten echter bij deze regelingen de konkordie<br />

in acht nemen.<br />

43. Algemeen geldt, dat de verklaring van kansel- en avondmaalsgemeenschap<br />

en de wederzijdse erkenning van de ordinatie, de bepalingen die in de kerken<br />

gelden t.a.v. de bevestiging in het ambt van predikant, de uitoefening van<br />

de dienst van de predikant en de bepalingen voor het gemeenschappelijke<br />

leven niet buiten werking stellen.<br />

44. Het vraagstuk van een organisatorische samenvoeging van afzonderlijke bij<br />

de konkordantie betrokken kerken, kan slechts opgelost worden in de concrete<br />

situatie waarin deze kerken leven. Bij het onderzoek van dit vraagstuk<br />

dienen de volgende gezichtspunten in acht genomen te worden:<br />

45. Een unificatie die afbreuk doet aan de levende veelvormigheid der verkondiging,<br />

de veelvormigheid van het godsdienstige leven, van de kerkelijke orde<br />

en van de diaconale en maatschappelijke activiteiten, zou het wezen van de<br />

kerkelijke gemeenschap, die met deze verklaring wordt aangegaan, weerspreken.Anderzijds<br />

kan de dienst der kerk in bepaalde situaties terwille van<br />

de fundamentele relatie van getuigenis en dienst juridische samenvoegingen<br />

vereisen.<br />

Wanneer organisatorische consequenties getrokken worden uit de verklaring<br />

van kerkelijke gemeenschap, dan mag geen afbreuk gedaan worden aan<br />

de vrijheid tot beslissing van minderheidskerken.<br />

Oecumenische aspecten<br />

46. Door kerkelijke gemeenschap onder elkaar aan te gaan en te realiseren,<br />

handelen de deelnemende kerken vanuit de verplichting de oecumenische<br />

gemeenschap van alle christelijke kerken te dienen.<br />

47. Een zodanige kerkelijke gemeenschap in Europa zien zij als bijdrage tot dit<br />

doel. Zij verwachten dat de overwinning van de tot nu toe bestaande scheiding<br />

van invloed zal zijn op de kerken die confessioneel gezien met hen verwant<br />

zijn in Europa en in andere werelddelen; zij zijn bereid met hen samen<br />

de mogelijkheid van kerkelijke gemeenschap te onderzoeken.<br />

48. <strong>De</strong>ze verwachting geldt eveneens voor de verhouding van de Lutherse<br />

Wereldbond en de Gereformeerde Wereldbond tot elkaar.<br />

49. Evenzo hopen zij, dat de kerkelijke gemeenschap nieuwe stimulansen geven<br />

- 21 -


zal tot de ontmoeting en de samenwerking met kerken van andere belijdenissen.<br />

Zij verklaren zich bereid gesprekken over de leer in deze bredere<br />

context te voeren.<br />

16 maart 1973.<br />

-22 -


Waarmee de kerk staat of valt<br />

1. Inleiding<br />

In 1531 geeft Luther voor de derde keer in zijn loopbaan college over de Galatenbrief,<br />

een bijbelboek waaraan hij bijzonder verknocht is. Een student maakt er<br />

uitgebreide en nauwkeurige aantekeningen van, die hij vervolgens uitgeeft. Luther<br />

is daarmee ingenomen en schrijft dan ook een voorwoord in deze uitgave.<br />

Daarin zegt hij o.a.:1n mijn hart regeert dit ene artikel: het geloof in Christus, uit<br />

Wie, door Wie en in Wie al mijn theologische gedachten dag en nacht heen- en<br />

weerstromen. En toch is het mijn ervaring dat wat ik van de hoogte en breedte<br />

en diepte van zulk een wijsheid begrepen heb niet meer is dan wat zwakke en<br />

armelijke beginselen en brokstukken. Daarom zou ik mij eigenlijk moeten schamen<br />

dat mijn zwakke en vlakke kanttekeningen op zo'n grote apostel uitkomen.<br />

Ware het niet dat we geroepen zijn onze schaamte af te leggen en uiterst moedig<br />

te zijn.Waarom?Vanwege de oneindige en verschrikkelijke ontwijding en afschuw,<br />

die in Gods kerk altijd al gewoed heeft en ook nu niet ophoudt te woeden tegen<br />

de enige en vaste rots, die wij "rechtvaardiging" noemen'.<br />

Vanuit dezelfde houding willen wij enkele kanttekeningen maken bij het leerstuk<br />

van de rechtvaardiging van de goddeloze. Enerzijds beseffen we dat niemand in<br />

staat is de kracht van deze rots door te meten; zeker niet wanneer dat gebeuren<br />

moet binnen het bestek van enkele bladzijden. Anderzijds is de vraag naar<br />

Gods gerechtigheid in kerk en wereld de allesbeslissende vraag, al lijken wellicht<br />

andere vragen brandenden<br />

2. Route<br />

Het is met name de reformatorische traditie, waarnaar we willen luisteren, wanneer<br />

het in dit hoofdstuk gaat over de rechtvaardiging van de goddeloze en Gods<br />

gerechtigheid.<br />

We kiezen de volgende route: eerst komt ter sprake wat Luther heeft gezegd<br />

over de rechtvaardiging (par. 3). Dat gebeurt tamelijk uitgebreid; hij heeft immers<br />

- 23 -


de basis gelegd. Daarna geven we - vrij summier - weer wat in de lutherse confessie<br />

staat (par. 4). Vervolgens is het woord aan Calvijn (par. 5) en de gereformeerde<br />

belijdenissen (par. 6). Voorts vermelden we wat de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />

zegt, stellen enkele vragen en geven een beoordeling (pag. 7).We eindigen<br />

met enkele slotopmerkingen (par. 8).<br />

3. Luther<br />

We hoorden het Luther al zeggen: de rechtvaardiging is de enige en vaste rots,<br />

waarop heel de kerk rust. In dat spoor is later het gezegde gesmeed dat de rechtvaardiging<br />

het artikel is,'waarmee de kerk staat of valt'. Het is dan ook niet verwonderlijk<br />

dat een groot gedeelte van Luthers theologie hieraan gewijd is.<br />

Op een indringende en persoonlijke manier spreekt hij erover in zijn geschrift<br />

Uitleg van de zeven boetepsalmen. Dat ziet het licht in 1517, hetzelfde jaar als waarin<br />

hij de 95 stellingen aanslaat. Het is zijn eerste grotere werk in het Duits en<br />

beleeft druk op druk. <strong>De</strong>ze keer schrijft hij namelijk niet voor de geleerden (hun<br />

vaktaal was destijds het Latijn), maar voor het volk: dat wil hij leren hoe God Zijn<br />

genade vermaakt aan doodarme zondaren.<br />

We volgen nu - beknopt en enigszins vrij - Luther in de vertaling en de uitleg<br />

van één van deze psalmen, de 32e, om zo een beeld te krijgen van wat hij verstaat<br />

onder de gerechtigheid van het geloof.<br />

Liever dan enkele losse, kenmerkende zinsneden bij elkaar te plaatsen, kiezen we<br />

voor deze werkwijze, omdat we dan a) als vanzelf een zekere concentratie bereiken,<br />

en b) Luther op een existentiële wijze de Schrift zien uitleggen.<br />

3.1 Niet toegerekend<br />

'Zalig zijn zij, wier ongerechtigheden vergeven zijn. Zalig is de mens, wien God de zonde<br />

niet toerekent! <strong>De</strong> bidder van deze psalm wil met deze woorden allereerst aangeven<br />

dat iedereen in Gods ogen onrechtvaardig is. Dat geldt ook degenen, die<br />

zich oefenen in werken der gerechtigheid en alles er aan doen om de ongerechtigheid<br />

achter zich te laten. Maar dat lukt niemand.<br />

Wie zien hoe Luther een accolade om de totale mensheid slaat. Immers, wie is<br />

er niet onrechtvaardig? Of wie is er niet bezig zichzelf te rechtvaardigen, voor<br />

welk front dan ook? Maar dat is tot mislukken gedoemd.<br />

Wie zijn er dan zalig? Niet zij, die geen zonden hebben en zichzelf bevallen en<br />

onschuldig vinden; maar juist zij, die ze wél hebben en zien en kennen. Hun rekent<br />

God de zonden niet toe, maar Hij bedekt ze en wil ze uit louter genade vergeven.<br />

Meer nog: Hij wil er niets meer van weten.<br />

- 24-


3.2 Vrome zelfzucht<br />

'En in wiens geest geen bedrog is! Dat wil zeggen dat iemands hart hem niet zal<br />

bedriegen. Want men kan aan de buitenkant vroom en godsdienstig lijken en<br />

goede werken doen, terwijl de innerlijke gezindheid verkeerd is, omdat God niet<br />

omwille van God Zelf gediend wordt, maar omdat de mens Hem nodig heeft, als<br />

middel voor zijn doel: dat van vrede, rust, en geluk. Dat is geestelijk egoïsme,<br />

vrome zelfzucht. Geen mens, die daar geen last van heeft. Integendeel. Nooit is<br />

iemand gevaarlijker, dan wanneer hij denkt God te dienen. Want juist deze (volgens<br />

Luther aangeboren) houding kan men o zo goed bemantelen. Het is moeilijk<br />

haar te onderkennen, nog moeilijker ervan los te komen. Dat kan slechts gebeuren<br />

door de Heilige Geest, Die dit 'bedrog' ontmaskert.<br />

3.3 Gericht<br />

'Moor ik wilde het verzwijgen; mijn beenderen verouderden, als ik de ganse dag<br />

schreeuwde! Aanvankelijk wilde ik van deze zonden niet weten. Maar toen werd<br />

wat in mijn ogen krachtig was en jong en sterk, in Uw ogen zwak en oud en<br />

ondeugdelijk. Want niets verhullend scheen het licht van de Geest in mijn vermetele<br />

ziel, om mij tot deemoed en zelfkennis te brengen.<br />

Daarbij kwam nog dat ik met Uw goddelijk gericht geconfronteerd werd. Als een<br />

doorn (dat woord leest Luther aan het slot van vers 4) stak Uw oordeel in mijn<br />

geweten. Ik was ontzettend angstig. Ik dacht voor eeuwig te gronde te gaan.<br />

Daarom schreewde ik. O, wat drukte Uw hand zwaar op mij, dag en nacht.<br />

3.4 Belijdenis<br />

'Mijn zonde heb ik U beleden, en dat ik niet rechtvaardig ben, heb ik niet verborgen. Ik<br />

heb gezegd: ik wil God tegen mijzelf in mijn ongerechtigheid belijden! Nu heb ik het<br />

roemen in mijzelf opgegeven, en beleden dat ik niets goeds gedaan heb, ook daar<br />

waar ik goed handelde. En terwijl anderen zichzelf rechtvaardigen en hun eigen<br />

onschuld betuigen (maar juist zo schuldig worden en hun slechtheid verbergen!),<br />

verbergen zij die waarlijk rechtvaardig zijn, hun slechtheid niet. En omdat zij hun<br />

zonden niet bedekken of verbergen, worden die bedekt en verborgen door<br />

God.<br />

Zodra een zondaar schuld belijdt, is hij rechtvaardig voor God. Daarom beschimp<br />

ik mijzelf, want dan looft mij God. Ik smaad mijzelf, dan eert mij God. Ik klaag mijzelf<br />

aan, dan spreekt God mij vrij. Ik getuig tegen mijzelf, dan getuigt God voor<br />

mij.<br />

- 25-


3.5 Een rots in de aanvechting<br />

7n een zondvloed met haar wateren zullen die hem niet bereiken.Want Gij zijt mijn Toevlucht*<br />

We ontmoeten hier een heilige, die zichzelf tegenover God aanklaagt en<br />

Hem om genade smeekt. Meer nog: die staat op de rots van Gods gerechtigheid,<br />

dat is Christus. Is op Hem niet iedereen gegrond, die zijn eigen aanklager, beschuldiger<br />

en rechter is?!<br />

Juist op zulke heiligen dringt de zondvloed aan, met een niets ontziend geweld.<br />

En toch, in deze aanvechtigen gaan zij niet ten onder, d.w.z. zij lijden geen schade<br />

aan hun ziel, ook al raken wellicht lichaam en leven verloren. Een geweten, dat<br />

vrolijk rust in Gods barmhartigheid, overwint alle aanvechtingen.<br />

3.6 Boven uw verstand<br />

Nu komt Gods antwoord: 7/c zal u verstand geven en u onderwijzen aangaande de<br />

weg, waarop u wandelen moet'. Ja, dat zal Ik doen. En dan kan het best zijn dat u<br />

een weg gaat, waarvan u denkt:'Dit gaat verkeerd!' Maar het moet niet gaan volgens<br />

uw verstand, maar boven uw verstand. Niet weten waarheen u gaat, dat is<br />

pas recht weten waarheen u gaat. Verging het zo niet Abraham? Hij gaf zich over<br />

aan Mijn weten en liet zijn weten varen. Dat nu is de weg van het kruis, die u niet<br />

kunt vinden, maar waarlangs Ik u voer als een blinde. U mag niet uw eigen weg<br />

gaan, uw eigen werken uitkiezen, uw eigen lijden uitdenken. Nee, het gaat tegen<br />

uw kiezen en denken en begeren in.<br />

3.7 Overgave<br />

'Mijn ogen zullen steeds op u zijn! Daarom moeten üw ogen gesloten zijn. Is dat<br />

niet onverantwoord? Nee, want hierin komt tot uiting dat God van ons een kinderlijk<br />

geloof en een vast vertrouwen vraagt. Alles dienen we aan Hem over te<br />

laten.Wie dat niet doet, is als een paard of een muildier: die dieren gaan niet verder<br />

dan hun zintuigen aangeven. Ja, zo iemand is een goddeloze. Want hij regeert<br />

zichzelf en is van Gods regering niet gediend. Al lijkt hij misschien de gehoorzaamste,<br />

de vroomste, de rechtvaardigste. Maar God wederstaat hem en zendt<br />

hem plagen (vers 10), die hem echter niet tot inkeer brengen.<br />

3.8 Perspectief<br />

'W/e op God hoopt, dien zal de barmhartigheid omringen. Verheugt u in God!' Dat is<br />

-26 -


het perspectief voor allen, die aan zichzelf vertwijfelen en hopen op God. Zij<br />

worden opgeroepen zich in God te verheugen. Want hun hart staat recht tegenover<br />

God (zoals Luther de laatste regel vertaalt). Daarom is er voor hen alle<br />

reden om te roemen, te pronken en te pralen. Immers,'Die roemt, roeme in de<br />

Heere!'<br />

3.9 <strong>De</strong> hele Luther<br />

We komen in de uitleg van deze psalm bijna de 'hele Luther' tegen. We treffen<br />

namelijk tal van elementen aan, die wezenlijk zijn voor zijn denken over de<br />

gerechtigheid van het geloof. We wijzen er op enkele, daaraan enkele citaten van<br />

elders toevoegend:<br />

a. <strong>De</strong> mens wordt opgeroepen zichzelf ongelijk te geven en God gelijk. 'God<br />

rechtvaardigen' noemt Luther dat ergens. Daarmee geeft de mens zichzelf uit<br />

handen; net zoals een zieke, die de ernst van zijn ziekte onderkent, zichzelf in<br />

de hand van de arts geeft.<br />

b. In Christus, de rots der gerechtigheid, vindt de mens wat hij elders tevergeefs<br />

zoekt: heil, leven, vrede en vergeving. 'Het geloof ziet niets anders en grijpt<br />

niets anders dan Christus, de Verlosser.... Het geloof omklemt Christus zoals<br />

een ring een edelsteen.' Dus: extra nos, buiten onszelf, id est in Christo, dat is in<br />

Christus.<br />

c. <strong>De</strong> zonde wordt de mens niet toegerekend. In plaats daarvan ontvangt hij<br />

Christus' gerechtigheid. Elders spreekt Luther over de 'wonderlijke ruil'. Het<br />

geloof zegt dan: 'Ik ben Uw zonde, dood en vloek; Gij echter zijt Mijn gerechtigheid,<br />

leven en zaligheid'. Daarachter ligt het geheim van de verzoening.'Met<br />

één druppeltje bloed had Hij voor de zonden der wereld genoeg kunnen<br />

doen. Nu Hij echter al Zijn bloed vergoten heeft, heeft Hij een zeer rijke<br />

genoegdoening teweeggebracht.'<br />

d. Het geloof is het 'kale, naakte' geloof, dat geen prestatie, geen roem, geen offer<br />

enz. meeneemt, en dat slechts één ding kan: ontvangen.Vandaar dat onze ogen<br />

gesloten en Gods ogen open moeten zijn.Vandaar ook dat Luther het woord<br />

'alleen' toevoegt in de vertaling van Romeinen 3 : 28:'Zo houden wij het er<br />

nu voor dat de mens gerechtvaardigd wordt zonder de werken der wet, alleen<br />

door het geloof'.<br />

e. Wie in dit geloof leeft, is vrij om in God te roemen en goede werken te doen.<br />

'Het geloof is zoiets levends, bezigs, krachtigs en machtigs, dat het onmogelijk<br />

is dat het niet voortdurend goede dingen zou doen. Het vraagt er ook niet<br />

naar of er goede werken te doen zijn, maar voor men ernaar vraagt, heeft ze<br />

die al gedaan. Het is altijd bezig.'<br />

- 27-


f. <strong>De</strong> mens is en blijft in zichzelf zondaar, maar in Christus is hij een nieuwe<br />

schepping. Dit gegeven, dat boven alle psychologie uitgaat, gaf Luther meer<br />

dan eens de uitdrukking in de pen: simul iustus ac peccator, tegelijk (!) zondaar<br />

én rechtvaardige, tegelijk - om met de uitleg van Psalm 32 te spreken -<br />

iemand die vertwijfelt én zich verheugt.<br />

g. Luther heeft uit eigen ervaring geweten wat aanvechting was, en een verschrikt<br />

geweten. Dat klinkt volop door in de uitleg van deze psalm. Er is aanvechting<br />

van buiten, van de kant van de zogenaamde rechtvaardigen, maar niet<br />

minder van binnen, waar de vrome zelfzucht zich laat gelden.<br />

h. Het is Gods wet, die de mens aan het eind van zijn eigen kennen en kunnen<br />

brengt. Gods Evangelie zet de mens vervolgens in de ruimte. Nu komen we<br />

het begrippenpaar 'wet-evangelie' in Luthers uitleg niet direct tegen; pas later<br />

zal hij het meer gaan hanteren. <strong>De</strong> zaak is echter al wel volop aanwezig; dat<br />

blijkt vooral in de uitleg van vers 3 en 4.<br />

i. <strong>De</strong> rechtvaardigingsleer moet in ene adem genoemd worden met de theologia<br />

crucis, de theologie van het kruis.Vandaaruit heeft Luther gedacht, geloofd<br />

en geleefd. Niet voor niets zegt hij met een zekere hartstocht bij een andere<br />

psalm:'Alleen het kruis is onze theologie!' Kort gezegd houdt dat in dat wij<br />

alleen vanuit Christus' kruis toegang hebben tot de Schrift en tot de werkelijkheid,<br />

waarin wij leven. Daarbij is God dikwijls verborgen en moeten we<br />

Hem zoeken, waar Hij voor ons idee niet kan zijn. In Luthers uitleg van Psalm<br />

32 klinkt dit vooral door, wanneer hij bij vers 8 aantekent:'Het moet niet gaan<br />

naar uw verstand, maar boven uw verstand'. Geloof zonder kruis gaat niet. Het<br />

kruis is de 'hofkleur' van de christen.<br />

4. <strong>De</strong> Augsburgse Confessie<br />

In 1530 wordt Luthers allernaaste medewerker Philippus Melanchthon geroepen<br />

om in Augsburg ten overstaan van de keizer te verantwoorden, waarom het in<br />

het reformatorische geloof gaat. Zo is de Augsburgse Confessie ontstaan. Dit tot<br />

kerkelijke belijdenis uitgegroeide geschrift bevat 28 artikelen. Het vierde handelt<br />

over de rechtvaardiging. Dat luidt als volgt:<br />

'Ook wordt geleerd dat de mensen zich tegenover God niet kunnen rechtvaardigen<br />

door hun eigen krachten, verdiensten of werken, maar dat ze door genade<br />

gerechtvaardigd worden vanwege Christus, door het geloof, omdat ze geloven<br />

dat ze uit genade aangenomen worden en dat de zonden vanwege Christus vergeven<br />

worden, Die door Zijn dood genoegdoening verschafte voor onze zonden.<br />

Dit geloof ziet God aan als gerechtigheid tegenover Hem (Romeinen 3 en 4).'<br />

We zien hoe Melanchthon in enkele regels de kern van de rechtvaardiging weer-<br />

-28 -


geeft. <strong>De</strong> verdiensten van de mens dragen niets bij aan de rechte verhouding<br />

tegenover God. Het zijn de genade en de vergeving, die - gegrond op Christus'<br />

verzoenend sterven - de dienst uitmaken. En de mens? Hij gelooft en dit geloof<br />

rekent God tot gerechtigheid. <strong>De</strong> verwijzing naar Romeinen 3 en 4 maakt duidelijk<br />

dat dit geloof geen prestatie is van de mens, maar gratie van God.<br />

5. Calvijn<br />

Niet minder dan Luther was Calvijn bezig met de rechtvaardiging. Hij wist zich<br />

in dit leerstuk een leerling van de Wittenbergse reformator en beschouwde hem<br />

als 'de uitnemende apostel van Christus, door wiens dienst weer het licht van het<br />

Evangelie werd ontstoken'. In zijn Institutie noemt hij de rechtvaardiging'de voornaamste<br />

pijler, waarop de godsdienst rust' (Inst. III, II, I). Dat doet denken aan<br />

Luthers 'rots'.<br />

We gaan Calvijns gedachtengang na aan de hand van zijn beroemde brief aan<br />

Sadoletus uit 1539. <strong>De</strong>ze kardinaal had een vleiend en verleidend schrijven aan<br />

Genève gezonden met als doel de kerk daar weer voor Rome te winnen. In<br />

Genève voelde men: slechts één kan naar behoren onze zaak verdedigen: Calvijn.<br />

In eigen, samenvattende verwoording geven we zonder verder commentaar Calvijns<br />

antwoord weer.<br />

5.1 Een felle strijd<br />

Het klopt, eerwaarde, dat wij met u de felste strijd voeren over de rechtvaardiging<br />

door het geloof. Maar dat is geen onnut vraagstuk. Want als deze belijdenis<br />

wordt weggenomen, is de heerlijkheid van Christus vernietigd, de religie verworpen,<br />

de kerk verwoest en de hoop der zaligheid vergaan. Daarom laat ik hier<br />

in het kort volgen, hoe ik daarover denk.<br />

5.2 Kennis van zichzelf en van Christus<br />

Het begint met zelfkennis: de mens moet zijn geweten voor Gods rechterstoel<br />

brengen om zo overtuigd te raken van zijn zondige toestand en van het vonnis,<br />

dat over alle zondaren geveld is. Wanneer hij in ootmoed voor God is neergevallen,<br />

wijzen wij hem op de enige grond van ons behoud: Gods barmhartigheid,<br />

ons in Christus, onze Gerechtigheid, geopenbaard. Want Hij heeft met Zijn<br />

gehoorzaamheid onze overtredingen uitgedelgd, door Zijn offerande Gods toorn<br />

verzoend, met Zijn bloed onze smetten uitgewist, door Zijn kruis onze vloek<br />

opgeheven, door Zijn dood voor ons genoeg gedaan. Zo voltrekt zich de ver-<br />

- 29-


zoening, niet door enige verdienste van de mens, maar uit vrije genade. Waar wij<br />

nu Christus in het geloof omhelzen en zo in gemeenschap met Hem treden, noemen<br />

wij dat naar de wijze der Schrift: de rechtvaardiging door het geloof.<br />

<strong>De</strong>ze rechtvaardiging wortelt enkel en alleen in de goedheid Gods, Die de zondaar<br />

- onverdiend! - Zijn gerechtigheid schenkt, en wel daardoor dat Hij hem<br />

zijn ongerechtigheid niet toerekent. Door het geloof wordt hij deze weldaad<br />

deelachtig, waarbij elke gedachte aan werk verre is.<br />

5.3 Goede werken<br />

Worden nu de goede werken veronachtzaamd? Nee, want Christus is gekomen<br />

om de mens voor God aangenaam te maken, d.w.z.: ijverig in goede werken. Zij<br />

brengen niets bij tot de rechtvaardiging van de mens, maar zij hebben in zijn leven<br />

wèl betekenis. Dat kan ook niet anders. Want waar Christus is, daar is ook de<br />

Geest der heiligmaking, Die de harten wederbaart tot nieuw leven.<br />

Dit is dus de inhoud van onze prediking: Christus vernieuwt hem, die Hij rechtvaardigt,<br />

tot een zalig leven, rukt hem uit de overmacht der zonde, herschept<br />

hem naar het beeld Gods en brengt hem door Zijn Geest tot gehoorzaamheid.<br />

En ons heil kan nergens anders in rusten dan in onze aanneming tot kinderen<br />

Gods.<br />

6. <strong>De</strong> Heidelbergse Catechismus<br />

Ook in de gereformeerde belijdenisgeschriften wordt uitdrukkelijk de rechtvaardiging<br />

door het geloof beleden: in de Catechismus van Genève (vragen en<br />

antwoorden 111-127) de Nederlandse Geloofsbelijdenis (artikel 22 en 23) en de<br />

Heidelbergse Catechismus. In de Dordtse Leerregels komt zij meer terloops aan<br />

de orde (bijv. hoofdstuk 2, artikel 8).<br />

We volstaan met een citaat uit de Heidelberger: Zondag 23, vraag en antwoord<br />

60: 'Vraag. Hoe zijt gij rechtvaardig voor God? Antwoord. Alleen door een waar<br />

geloof in Jezus Christus; alzo dat, al is het dat mij mijn geweten aanklaagt dat ik<br />

tegen al de geboden van God zwaar gezondigd heb, en geen daarvan gehouden<br />

heb, en ik nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder enige<br />

verdienste mijnerzijds, uit louter genade mij de volkomen genoegdoening, gerechtigheid<br />

en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals had ik nooit<br />

zonde gehad of gedaan, ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die<br />

Christus voor mij volbracht heeft, in zoverre ik zulk een weldaad met een gelovig<br />

hart aanneem.'<br />

In dit antwoord valt ten eerste de persoonlijke toon op.Verder komen we meer<br />

- 30-


dan één element tegen van het aantal dat we in 3.9 opsomden: de toerekening,<br />

de aanvechting, de wet, het 'in Christus', het geheim van de verzoening, tegelijk<br />

zondaar en rechtvaardige. <strong>De</strong> goede werken, waaraan én Luther én Calvijn alle<br />

belang hechten, worden in antwoord 64 ter sprake gebracht:'Het is onmogelijk,<br />

dat, zo wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen<br />

vruchten der dankbaarheid'.<br />

7. <strong>De</strong> <strong>Konkordie</strong> van Leuenberg<br />

In het tweede hoofdstuk van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> (afgekort als LK)<br />

beschrijven de met haar instemmende kerken hun gemeenschappelijk verstaan<br />

van het Evangelie.'<strong>De</strong> boodschap der rechtvaardiging als de boodschap van Gods<br />

vrije genade' (art. 8-12) is het eerste thema en wordt de maatstaf van alle kerkelijke<br />

verkondiging genoemd.<br />

In deze leer hebben de vaderen der Reformatie het zuivere begrip van het Evangelie<br />

tot uitdrukking gebracht. Dat houdt in dat Jezus Christus betuigd wordt a)<br />

als de Mensgewordene, in Wie God Zich met de mens verbonden heeft, b) als de<br />

Gekruisigde en de Opgestane, Die het gericht Gods op Zich genomen en daarin<br />

Gods liefde tot de zondaar betoond heeft, en c) als de Komende, die als Rechter<br />

en Redder de wereld tot de voltooiing leidt.<br />

Door Zijn Woord in de Heilige Geest roept God alle mensen tot bekering en<br />

geloof.Wie op het Evangelie vertrouwt, is om Christus' wil gerechtvaardigd voor<br />

God en bevrijd van de aanklacht van de wet. Zo kan hij leven tot eer van God<br />

en in dienst aan de naaste en de wereld, en is hij bereid te lijden.<br />

Christenen komen op voor aardse gerechtigheid en vrede. Daarom moeten zij<br />

samen met anderen zoeken naar rationele criteria, die ter zake en toepasbaar<br />

zijn. Zij doen dat in vertrouwen op Gods zorg voor de wereld en met het oog<br />

op de verantwoording voor Zijn gericht.<br />

7.1 Overeenkomst<br />

In wat de LK over de rechtvaardiging zegt, zien we elementen terugkeren, die<br />

ook door de Reformatie genoemd zijn. We wijzen op: de rechtvaardiging als<br />

boodschap van Gods vrije genade en als maatstaf van de verkondiging daarvan,<br />

het geloof dat tot gerechtigheid gerekend wordt, Christus als <strong>De</strong>gene Die uit liefde<br />

tot de zondaar Gods gericht op Zich genomen heeft, de aanklacht van de wet<br />

en de bevrijding daarvan, de goede werken (verwoord als bijv. 'dienst aan de<br />

ander' en 'dienst in de gemeente'), de bereidheid om te lijden.<br />

- 31 -


7.2 Vragen<br />

Niettemin is er ook sprake van verschil, wanneer de LK en Luther c.s. vergeleken<br />

worden.Vragenderwijs stellen we enkele punten aan de orde.<br />

Vooraf zij opgemerkt: a) de LK zegt dat zij niet als een nieuwe belijdenis verstaan<br />

wil worden. Daarmee dienen we bij onze beoordeling rekening te houden, b) <strong>De</strong><br />

LK zegt meer dan eens dat bepaalde veroordelingen in de reformatorische belijdenissen<br />

niet meer de huidige stand van de leer der kerken raken; dergelijke uitspraken<br />

maken alert en roepen een kritische geest wakker, c) Veel hangt af van<br />

de vraag of iemand een welwillende lezer is, of niet; wij proberen kritisch-welwillend<br />

te zijn. d) Uiteindelijk geeft in dezen de Schrift de doorslag. Wij weten<br />

ons onder haar gezag en uitleg gesteld.Wij hebben ons vanuit de Schrift door de<br />

Heilige Geest onderdanig te laten onderwijzen (Calvijn).<br />

a. Belijdt men Christus ondubbelzinnig als waarachtig mens én waarachtig God,<br />

zoals bijv. de Geloofsbelijdenis van Nicea en de Augsburgse Confessie (art. 3)?<br />

Immers, de rechtvaardiging door het geloof heeft alles te maken met de belijdenis<br />

aangaande Christus. Er wordt wél gezegd dat 'in Jezus Christus, waarachtig<br />

mens, de eeuwige Zoon en daarmee God Zelf, Zich tot heil in de verloren<br />

mensheid (heeft) begeven' (art. 21), maar over Zijn waarachtig God- én<br />

waarachtig mens-zijn wordt met een zekere afstandelijkheid gesproken in het<br />

verband van 'traditionele denkvormen' (art. 22).<br />

b. Waarom wordt, juist in het kader van de rechtvaardiging, niet uitdrukkelijk<br />

gesproken over de verzoening? Niet dat de LK daarover zwijgt:'Wanneer wij<br />

het avondmaal vieren, verkondigen wij de dood van Christus, door Wie God<br />

de wereld met Zichzelf verzoend heeft'. Maar wordt daarmee ook de genoegdoening<br />

bedoeld, die Luther en Calvijn juist in dit verband zo sterk hebben<br />

benadrukt? Wordt bij het gericht Gods ook gedacht aan de toorn Gods, die<br />

gestild wordt?<br />

c. Klopt het dat de LK in mildere bewoordingen over de mens spreekt dan de<br />

Reformatie? <strong>De</strong> LK spreekt over hem als over zondaar en aan zonde en dood<br />

vervallen mens. Wanneer Luther en Calvijn in de rechtvaardigingsleer de<br />

mens tekenen, schilderen zij hem met schriller realisme: hij is een goddeloze,<br />

hij wil niet dat God Gód is, hij draagt vervloeking en smetten met zich mee,<br />

hij is des doods schuldig.<br />

d. <strong>De</strong> LK kent een krachtige oproep tot getuigenis en dienst. Christenen moeten<br />

opkomen voor aardse gerechtigheid en vrede tussen mensen en volken.<br />

Is dit in overeenstemming met wat de reformatoren voorstonden? Wordt<br />

hier de boog van hun goede werken niet overspannen? <strong>De</strong>ze vragen worden<br />

vooral ingegeven vanwege het feit dat de LK niet duidelijk spreekt over de<br />

- 32-


aard van het laatste gericht, waarin de laatste rechtvaardiging plaatsvindt en<br />

waaraan - zegt artikel 37 van de NGB - 'de gedachte schrikwekkend en angstaanjagend<br />

is voor de slechte en goddeloze mensen, maar de rechtvaardigen<br />

en uitverkorenen verlangen er vurig naar en putten er rijke troost uit'. <strong>De</strong> LK<br />

heeft het over Christus, Die als Rechter en Redder de wereld tot haar voltooiing<br />

leidt Maar is zo wel voldoende duidelijk dat Gods gerechtigheid een<br />

vreemde en geschonken gerechtigheid is, die binnenwerelds, d.w.z. in deze<br />

geschiedenis, niet gerealiseerd wordt en waar wij met lege handen bij staan?<br />

7.3 Beoordeling<br />

We laten het bij deze vragen. Wanneer we aan de hand daarvan de balans opmaken,<br />

moeten we concluderen dat de LK onhelder en weinig reformatorisch<br />

belijnd de rechtvaardiging aan de orde stelt. Er is sprake van een onduidelijke<br />

christologie, een onduidelijke verzoeningsleer, een onduidelijk mensbeeld, een<br />

onduidelijke eschatologie.<br />

Dit is een teleurstellende slotsom, temeer omdat de LK de bespreking van de<br />

rechtvaardiging eindigt met de verklaring dat men zich met dit verstaan van het<br />

Evangelie weet te staan op de bodem van de oud-kerkelijke belijdenissen en dat<br />

men de gezamenlijke overtuiging van de refomatorische belijdenissen aanvaardt<br />

<strong>De</strong> VPKN-in-wording doet er goed aan om op grond van haar eigen belijdenisgeschriften<br />

afstand te nemen van de LK. Wanneer het leerstuk van de rechtvaardiging<br />

van de goddeloze het artikel is, waarmee de kerk staat of valt (en dat is zij),<br />

doet wat de LK hierover zegt haar geducht wankelen. Als dit besef doorbreekt,<br />

is toch niet geheel onwaar wat in artikel 1.5 van de concept-kerkorde in eerste<br />

lezing over de LK staat: 'Voorts erkent de kerk de betekenis van de <strong>Konkordie</strong><br />

van Leuenberg voor de voortgaande ontmoeting van de lutherse en de gereformeerde<br />

tradities'. Echter, een dergelijke uitkomst in het negatieve kan de bedoeling<br />

van deze zinsnede toch niet zijn.<br />

8. Tenslotte<br />

Wanneer Luther de gerechtigheid door het geloof als de vaste en enige rots van<br />

de kerk belijdt en wij in gemeenschap met deze belijdenis willen staan, kan het<br />

niet anders of dan hangt van de rechtvaardiging het'zijn' van de kerk af. Hier, op<br />

dit punt, wordt beslist of de kerk het Evangelie heeft of slechts een lege naam.<br />

Daarom dienen we ook en juist met elkaar alle mogelijke moeite te doen de<br />

hoogte en breedte en diepte van dit leerstuk met hoofd en hart te begrijpen, ook<br />

al komen we - om met Luther te spreken - vaak niet verder dan wat zwakke en<br />

- 33 -


armelijke beginselen en brokstukken. Wij hebben én als kerk én persoonlijk ons<br />

dit leerstuk toe te eigenen. Anders beroven wij onszelfvan de mogejijkheid om<br />

in alle andere vragen tot een oplossing te geraken. Want hier gaat het om waar<br />

of vals, of men met deze leer verloren gaat of niet.<br />

We eindigen met een m.i. zeer aansprekend Luther-citaat:'Wanneer het hart van<br />

iemand, die in Christus gelooft, hem beschuldigt en aanklaagt, en tegen hem<br />

getuigt dat hij verkeerd heeft gedaan, dan wendt het zich zo snel mogelijk daarvan<br />

af en neemt het zijn toevlucht tot Christus en zegt: Hij heeft genoeg gedaan,<br />

Hij is rechtvaardig, Hij is mijn verdediging, Hij is voor mij gestorven en Hij heeft<br />

Zijn gerechtigheid tot de mijne gemaakt en mijn zonde tot de Zijne... Mijn zonde<br />

kan Hem niet verslinden, maar zij wordt zelf verslonden in de oneindige afgrond<br />

van Zijn gerechtigheid. Want Hij is God, hooggeloofd in eeuwigheid'.<br />

- 34-


Kerkgemeenschap<br />

I. <strong>De</strong> konkordie beoogt gemeenschap<br />

Op basis van een gemeenschappelijk verstaan van het Evangelie beoogt de <strong>Konkordie</strong><br />

van Leuenberg kerkgemeenschap te betuigen en te verwerkelijken tussen<br />

de met deze konkordie instemmende lutherse, gereformeerde en de uit deze<br />

voortgekomen geünieerde kerken, alsmede de daarmede verwante voorreformatorische<br />

kerken der Waldenzen en der Boheemse Broeders. I}<br />

Bij de besprekingen in de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk<br />

in 1973, die geleid hebben tot de aanvaarding van deze konkordie, is duidelijk<br />

gesteld dat de kerkgemeenschap in de zin van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> geenszins<br />

het doel had om kerken samen te voegen en te laten fuseren tot een soort algemene<br />

reformatorische kerk in Europa. 2) <strong>De</strong> konkordie, die het karakter draagt<br />

van een compromis, moest, zoals gesteld werd, vooral gezien worden als een uitgangspunt<br />

voor verdere gesprekken. 3)<br />

Zelf beschrijft de konkordie in haar laatste hoofdstuk haar eigenlijke doel en<br />

geeft zij aan dat kerkgemeenschap in de zin van deze konkordie betekent dat kerken<br />

van verschillende belijdenis op grond van het verstaan van het Evangelie<br />

elkaar gemeenschap in Woord en sacrament verschaffen en een zo groot mogelijke<br />

gemeenschappelijkheid in getuigenis en dienst aan de wereld nastreven. 4)<br />

Daarbij nemen de kerken een binding aan de belijdenissen die bij hen gelden in<br />

acht. 5)<br />

Een unificatie die afbreuk doet aan de levende veelvormigheid van het godsdienstige<br />

leven zou het wezen van de kerkelijke gemeenschap zoals deze hier wordt<br />

bedoeld weerspreken, zo stelt de konkordie zelf. 6)<br />

<strong>De</strong> concept-kerkorde van de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland gaat echter<br />

blijkbaar beduidend verder dan de door de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> eigenlijk<br />

bedoelde kerkgemeenschap, omdat zij de konkordie duidelijk een plaats geeft iri<br />

- 35 -


het kader van de fusie van kerken en haar plaatst in een belijdend kader.<br />

Naar haar eigen zeggen moet de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> niet verstaan worden<br />

als een nieuwe belijdenis en laat zij de verbindende kracht van de belijdenissen in<br />

de deelnemende kerken uitdrukkelijk bestaan. ^ Zo lijkt er dus geen grond te zijn<br />

voor de gedachte dat de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> bepaalde elementen van de<br />

belijdenisgeschriften buiten werking zou stellen. Uitdrukkelijk is bij haar ontwerp<br />

ook gesteld dat men wilde vermijden dat de konkordie een norm tot interpretatie<br />

van de belijdenisgeschriften zou zijn. 8)<br />

Toch moet er gewezen worden op een zekere tweesporigheid, zo niet een innerlijke<br />

tegenstrijdigheid in dit spreken, daar er toch in feite door de konkordie wel<br />

een interpretatie van de belijdenis geschiedt en zich daarmee feitelijk en concreet<br />

een daad van belijden voltrekt. 9) Het gemeenschappelijk verstaan van het<br />

Evangelie spitst zich in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> toe op de boodschap van de<br />

rechtvaardiging als de boodschap van Gods vrije genade, als gemeenschappelijke<br />

overtuiging van de reformatorische belijdenisgeschriften.<br />

Het exclusieve heilsmiddelaarschap van Jezus Christus wordt genoemd 'het centrum<br />

der SchriftDit is dan de maatschaf van alle kerkelijke verkondiging. I0)<br />

Op deze centrale basis zoekt men de gemeenschap der kerken.<br />

2. <strong>De</strong> reformatoren beoogden gemeenschap<br />

Ogenschijnlijkt lijkt de door de <strong>Konkordie</strong> van Leuenberg begeerde gemeenschap<br />

der kerken op basis van het centrum der Heilige Schrift op het verlangen<br />

van de reformatoren zelf tot een kerkelijke eenheid tussen luthersen en gereformeerden<br />

op basis van het hart van de zaak ondanks onderlinge theologische<br />

verschillen.<br />

Woordelijk schrijft Calvijn over de onzalige strijd tussen de verschillende hervormers<br />

het volgende:<br />

'Zij hebben allen uit één mond geleerd welke de rechte en onvervalste godsdienst<br />

was en hebben hun best gedaan om die van de ontelbare bijgelovigheden en afgoderijen<br />

te zuiveren en van de verdichtselen der mensen te ontlasten. Ze hebben<br />

geleerd, nadat ze het vertrouwen op de goede werken onderste boven hadden<br />

gesmeten, waarmee de arme mensen geheel dronken, ja betoverd waren, dat de<br />

gehele zaligheid in de genade van Christus bestond.<br />

Zij hebben de kracht van Christus zeer heerlijk verheven, die óf geheel onder de<br />

voeten vertreden had gelegen, óf verdronken onder het water schuilde; welke<br />

het rechte aanroepen zij; welke de kracht en natuur van de boetvaardigheid zij;<br />

- 36-


waar ze vandaan komt en wat voor vruchten het geloof voortbrengt; welke de<br />

wettige tucht of regering van de kerk zij, wordt van hen allen hetzelfde geleerd.<br />

Alleen in de waartekenen is wat verschil geweest.<br />

En nochtans durf ik dit zonder lichtvaardigheid voor de waarheid te zeggen: zo<br />

hun harten eensdeels niet door al te grote heftigheid van schrijven en disputeren<br />

verbitterd hadden geweest en anderdeels ook niet al te kwaad vermoeden<br />

hadden gehad, daar zou zulk een grote onenigheid niet geweest zijn, of zij zou wel<br />

gemakkelijk verzoend zijn geweest.<br />

Zo nu door die hittige brand van disputeren de tweedracht naar behoren niet<br />

heeft mogen worden geslecht, wat staat er nu nog in de weg, dat ze de eenvoudige<br />

waarheid er minder om horen, daar de oploop als gestild is7<br />

Zelfs ondanks de onderlinge verschillen in de avondmaalsopvatting schrijft Calvijn:<br />

Wij komen zeer wel overeen in het rechte gebruik van de sacramenten. Wij leren<br />

allen zonder onderscheid, dat de sacramenten daartoe ingesteld zijn, opdat ze<br />

Gods beloften in onze harten mochten verzegelen; opdat ze het geloof opbeuren<br />

en getuigenissen zijn van Gods genade. Wij betonen uitdrukkelijk dat het<br />

geen ijdele of blote en dode, dat is krachteloze figuren zijn, omdat niet alleen hun<br />

gebruik krachtig werkt door de verborgen kracht van dezelfde Heilige Geest, al<br />

hetgeen Hij daar vertoont.<br />

Daarom bekennen wij brood en wijn in het Heilig Avondmaal geen ijdele waartekenen<br />

te zijn van de gemeenschap die de gelovigen met Christus, hun Hoofd,<br />

hebben, omdat onze zielen Christus Zelf tot een geestelijk voedsel genieten.<br />

Dit alles wordt overal eender geleerd.<br />

Daarom, wat is het dat die hoogmoedige mensen hierin een zo grote ergernis<br />

vinden, die het Evangelie de weg en de toegang beneemt?<br />

Ja, maar in de manier hoe men Christus deelachtig wordt te beschrijven is men<br />

wel een weinig verschillende.<br />

Ik erken dat ze alleen met een zo goed onderscheid niet spreken als het wel ware<br />

te wensen, dikwijls omdat ze allen geen enerlei gaven hebben ontvangen (I Kor.<br />

12) om in alle klaarheid hiervan te spreken, of omdat ze allen geen enerlei mate<br />

des geloofs hebben gekregen.' H)<br />

Zóver gaat Calvijn daarbij, dat hij zelfs uitdrukkelijk pleit voor een broederlijke<br />

zin en gemeenschap tussen de kerken. I2)<br />

Alhoewel er zeker confessionele verschillen zijn tussen Luther en Calvijn, heeft<br />

de laatste toch van harte de Confessio Augustana onderschreven. In elk geval de<br />

- 37-


Confessio Augustana Variata (= de gewijzigde Augsburgse Geloofsbelijdenis) l3) ,<br />

waarvan Calvijn zegt dat daarin niet één woordje te vinden is dat de. calvinistische<br />

leerwijze weerspreekt en dat hij met de zin ervan volledig overeenstemt l4)<br />

Maar zelfs met de Confessio Augustana Invariata (= de ongewijzigde Augsburgse<br />

Geloofsbelijdenis van 1530) heeft hij zijn instemming betuigd. I5)<br />

<strong>De</strong> instemming van mannen als Guido de Brès,Johannes a Lasco, Petrus Dathenus,<br />

Caspar Olevianus, Frederik de Vrome (de keurvorst van de Paltz die<br />

opdracht gaf tot het opstellen van de Heidelberger Catechismus), Hiëronymus<br />

Zanchius, Petrus Martyr en Andreas Hyperius en anderen is elders aangegeven. I6)<br />

<strong>De</strong> hoge mate van confessionele overeenstemming tussen de lutherse Confessio<br />

Augustana en de gereformeerde Heidelbergse Catechismus is meermalen theologisch<br />

aangetoond. I7)<br />

Wij kunnen dus vaststellen dat de reformatoren - denk aan Luther, Melanchthon<br />

en Calvijn (zelf noemt Calvijn de Zwitsers erbij) - ondanks de erkenning van verschillen,<br />

ten diepste één waren in geloof en belijden. Er was bij hen een oecumene<br />

van het hart<br />

Calvijn achtte Luther dan ook zeer hoog en ondanks zijn heftige natuur die hem<br />

dikwijls parten speelde had Luther toch ook eerbied voor Calvijn. <strong>De</strong> laatste was<br />

al hartelijk verblijd als Luther hem via anderen de groeten liet overbrengen. I8)<br />

Echter nog in de tijd van de reformatoren - Calvijn heeft dit zeer betreurd, denk<br />

aan zijn controverse met de strenge lutheraan Joachim Westphal - werden de<br />

verschillen, vooral rondom het Heilig Avondmaal en de twee naturen van Christus,<br />

op de spits gedreven en gingen lutheranen en calvinisten onverzoenlijk uiteen.<br />

Dit kreeg met name zijn beslag in de lutherse 'Formula Konkordiae' van<br />

1577, waarin uitdrukkelijk de calvinistische visie op het Heilig Avondmaal werd<br />

afgewezen.<br />

Ook werd de Confessio Augustana Invariata van 1530 voor de lutheranen maatgevend,<br />

niet omdat zij op het punt van het Heilig Avondmaal irenischer was<br />

tegenover de rooms-katholieken, maar omdat zij meer dan de Variata geschikt<br />

was om zich af te grenzen tegenover de calvinisten.<br />

Bovendien heeft deze confessie nu een plaats in het gehele lutherse corpus van<br />

belijdenisgeschriften dat in 1580 is afgesloten met de aanvaarding van het zgn.<br />

'<strong>Konkordie</strong>nbuch', waaruit zij door de lutheranen moeilijk is te isoleren. Dit<br />

totaal van belijdenisgeschriften heeft voor de lutheranen namelijk uitdrukkelijk<br />

normatief, verplichtend gezag. I9)<br />

- 38-


Zo ontstonden er twee verschillende kerktypen, de lutherse en de calvinistische,<br />

die niet te verenigen zijn.<br />

Niettemin bleeft zelfs een man alsVoetius positief ten opzichte van het gesprek<br />

met de lutheranen, omdat hij ervan overtuigd was dat de verschillen niet kerkscheidend<br />

waren. 20)<br />

3. Om welke gemeenschap gaat het nu?<br />

<strong>De</strong> vraag rijst of de oecumene die de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> beoogt vanuit 'het<br />

centrum der Schrift', dezelfde is als de geschetste 'oecumene van het hart' die wij<br />

vinden bij de reformatoren.<br />

Kan men van de aanhangers van Leuenberg zeggen wat Calvijn zei van Luther en<br />

van de Zwitserse theologen: dat zij allen met hem in de ganse hoofdsom van de leer<br />

der godzaligheid wonderwel overeenstemden? Dat zij allen uit één mond leerden<br />

welke de rechte en onvervalste godsdienst was? Dat zij overeenstemden in de<br />

leer van Christus, de kracht van Christus, de genade van Christus, in de leer van<br />

het gebed, van de boetvaardigheid, van de vruchten van het geloof, van de kerkelijke<br />

tucht, van het rechte gebruik van de sacramenten en niet in het minst van<br />

het gezag van de Heilige Schrift? 2I)<br />

Vanwaar dan zoveel kritiek, zowel van lutherse als van gereformeerde zijde, op<br />

de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>?<br />

<strong>De</strong> afstand die de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> neemt van de verwerpingen der dwalingen<br />

die in de klassieke belijdenisgeschriften zijn opgenomen als voortvloeiend<br />

uit de kernpunten van de reformatorische leer, kan dan niet zijn in de geest van<br />

de reformatoren.<br />

Ten diepste worden hiermee de reformatorische belijdenissen in het hart aangetast.<br />

Hier moet gewezen worden op de fundamentele kritische reacties vanuit heel de<br />

belijdende beweging ('Bekenntnisbewegung') in Duitsland op de <strong>Leuenberger</strong><br />

<strong>Konkordie</strong>, die verdienen serieus te worden genomen. <strong>De</strong> reformatoren waren<br />

in hun belijdenis van de geloofswaarheden concreet, de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />

daarentegen munt uit in vaagheid.<br />

<strong>De</strong> reformatoren begeerden ondanks verschilpunten een eenheid in het geloof;ten<br />

aanzien van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> is echter wel gesteld dat men een eenheid<br />

zoekt niet in het geloof, maar in hetgeen men samen niet gelooft Het gaat in<br />

de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> niet om tweederangs theologische verschilletjes die<br />

verdoezeld worden, maar om de waarheid van het Evangelie zelf. Om der waarheid<br />

wille moet dan ook de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> worden afgewezen. 22)<br />

- 39-


Heel de zgn. Bekenntnisbewegung in Duitsland heeft zich dan ook uitdrukkelijk<br />

tegen de konkordie verzet, zowel door de talrijke belijdende gemeenschappen<br />

afzonderlijk, als bij monde van het Theologisch Convent van Belijdende Gemeenschappen'<br />

als orgaan van de overkoepelende 'Conferentie van Belijdende Gemeenschappen'<br />

Hiertoe behoren de volgende bewegingen:<br />

• 'Kein Anderes Evangelium' met haar vele regionale afdelingen;<br />

• 'Die Evangelische Sammlung Berlin';<br />

• 'Die Kirchliche Sammlung um Bibel und Bekenntnis' in verschillende landskerken;<br />

• de 'Ludwig-Hofacker-Vereinigung' in Württemberg;<br />

• het 'Gnadauer Verband' en<br />

• de 'Evangelische Notgemeinschaft',<br />

terwijl als gastleden deelnemen de zelfstandige Evangelisch-Lutherse Kerk in<br />

Duitsland,'die Evangelische Sammlung' in Württemberg en die in het Rheinland,<br />

'die Kirchliche Sammlung in Nordelbien' en 'die Sammlung Bekennender Evangelischer<br />

Frauen'.<br />

Dat is dus nogal wat.<br />

Juist uit de lutherse beweging kwam van theologen uit Duitsland, <strong>De</strong>nemarken,<br />

Noorwegen, IJsland, Zweden, Finland en ook uit Amerika en Canada een stroom<br />

van bezwaren tegen de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> los. Zij werden geformuleerd in<br />

de zgn.'Ratzeburger Thesen', die samengevat op het volgende neerkomen:<br />

1. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> brengt niet voluit het Evangelie tot gelding, want:<br />

zij verzwijgt de rechtvaardige toorn van God en dus het wonder van Zijn<br />

barmhartigheid in Christus; zij tekent de mens niet als liggend onder Gods<br />

toorn en om Christus' wil begenadigd; zij miskent de rechtvaardigende daad<br />

Gods; zij kent niet de 'genadige ruiling' (Christus mijn zonden, ik Zijn gerechtigheid)<br />

maar vervlakt dit tot een wereldse (horizontale) gerechtigheidsboodschap.<br />

2. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> mist het beroep op de Heilige Schrift.<br />

3. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> verzwijgt de fundamentele betekenis van de leer<br />

der Drie-eenheid (voor de theologen: het 'magnus consensus' van de christelijke<br />

kerk!), is dus vrijzinnig en neemt afstand van het hart van de christelijke leer.<br />

4. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> bedient zich onkritisch van moderne denkvormen,<br />

een liberale theologie die de denkvormen van de oude belijdenissen achterhaald<br />

acht, en huldigt een wettisch georiënteerd activisme.<br />

5. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> bedient zich van dubbelzinnige formuleringen; zij<br />

- 40-


kan op allerlei manier worden geïnterpreteerd, wat in tegenspraak is met het<br />

wezen van een konkordie (= eenstemmigheid).<br />

6. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> wil feitelijk als een nieuwe belijdenis zijn en stelt<br />

als zodanig de verwerpingen der dwalingen in oude belijdenissen (denk aan de<br />

Dordtse Leerregels) buiten kracht.<br />

7. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> maakt dus de geldigheid van de belijdenisgeschriften<br />

krachteloos, hetgeen betekent dat wie én de belijdenisgeschriften<br />

handhaaft én de konkordie ondertekent, zich schuldig maakt aan een dubbele<br />

waarheid. Dit moet wel weer tot nieuwe scheuringen leiden.<br />

8. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> veroordeelt niet de valse leer, stort zodoende de<br />

gemeenten in verwarring en miskent dus de zielszorgerlijke (pastorale) verantwoordelijkheid<br />

van de kerk.<br />

9. Het dringende van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> tot een snelle overeenstemming<br />

is in strijd met de verantwoordelijkheid ten opzichte van verleden en<br />

toekomst. 23)<br />

Overzien wij de bezwaren die door de verschillende belijdende gemeenschappen<br />

tegen de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> zijn aangevoerd 24) , dan blijkt daarin een<br />

behoorlijke overeenstemming te bestaan.<br />

<strong>De</strong> bezwaren kunnen als volgt worden samengevat:<br />

<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> stelt de belijdenisgeschriften buiten werking (zij<br />

raken zogenaamd de huidige stand van de theologie niet); zij veroordeelt de valse<br />

leer niet; zij munt uit in vaagheid en het verzwijgen van kernbegrippen zoals de<br />

Drie-eenheid, de toorn van God, het gericht van God, de verzoening door voldoening;<br />

zij laat in het duister Wie Jezus is (Vere homo,vere deus' = waarachtig<br />

Mens en waarachtig God); zij ondermijnt het Schriftgezag; zij koestert een horizontale<br />

Koninkrijksverwachting en zij bedient zich bij dit alles van dubbelzinnige<br />

formuleringen. Duidelijk blijkt daaruit dat de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> volkomen<br />

haaks staat op de leer van de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse<br />

Geloofsbelijdenis, de Dordtse Leerregels en bovenal op de Waarheid van de Heilige<br />

Schrift zelf.<br />

Zo is er het gevaar dat in tegenstelling tot de Reformatie de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />

een theologie laat binnensluipen die de Drie-enige God naar de achtergrond<br />

schuift en de kerk vooral antropocentrisch (= met de mens in het middelpunt)<br />

vormt. 25)<br />

Is het dan teveel gezegd dat de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> een bewijs is van het<br />

voortgaand proces van de devaluatie der symbolen (= belijdenissen)? 26)<br />

-41 -


<strong>De</strong> omgang met de klassieke belijdenisgeschriften zoals wij die aantreffen in de<br />

<strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, mag dan weliswaar in overeenstemming ;yjn met de<br />

bedoeling van artikel X van de hervormde kerkorde van 1951 (zgn. dynamisch<br />

belijden) 27) , in de geest van de reformatoren is zij niet. <strong>De</strong> gemeenschap die de<br />

<strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> voorstaat, is een andere dan die welke de reformatoren<br />

ondanks alles verbond: een gemeenschap in de kern van de leer der godzaligheid,<br />

een oecumene van het hort, 'in enigheid des waren geloofs' (Heidelberger Catechismus,<br />

Zondag 21), Verspreid en verstrooid door de gehele wereld, nochtans<br />

tezamen gevoegd en verenigd zijnde met hart en wil in éénzelfde Geest, door de<br />

kracht des geloofs' (Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 27).<br />

NOTEN<br />

<strong>Konkordie</strong> van Leuenberg, I, Inleiding, I.<br />

2) Handelingen van de Generale Synode der Ned. Herv. Kerk van 19-21 febr. 1973, blz. 30-34.<br />

3) Dit was ook de opvatting van de lutherse prof. dr. P. Boendermaker. Handelingen Gen. Synode<br />

N.H.K. van 19-21 nov. 1973, blz. 58-62.<br />

4) L.K.29.<br />

5) L.K.30.<br />

6) L.K.45.<br />

L.K.37.<br />

8) K. Blei, in: Kerk Onderweg, over Geest, Kerk en Oecumene, blz. 74.<br />

9) K. Blei, a.w. blz. 176.<br />

10) L.K. II; K. Blei, a.w. blz. 170-171.<br />

1 Calvijn,Tractaat der Ergernissen, par. 29.<br />

Zie ook: A. Zahn, Calvins Urteile über Luther, 1883, passim.<br />

Vanaf de kansel in Genève zegt Calvijn mede met het oog op de lutheranen: 'Wij weten dat<br />

onze Heere de eenheid gewild heeft tussen Zijn leden. Zijn wij van Zijn Kerk? Dan moet er<br />

een geestelijke band zijn met alle gelovigen. Zoals er maar één God is, één Zaligmaker, één ware<br />

leer, één geloof, één doop, zo moeten wij allen één lichaam zijn.Wij moeten derhalve een band<br />

met elkaar hebben. Als één lid lijdt, moeten wij allen medelijden. Nu echter zien wij dat er niet<br />

- 42-


sprake is van één lid. Heel de Kerk is in verstrooiing. Hier een handjevol en daar een handje-<br />

vol. Wij hebben allen eenzelfde Evangelie. Wij zijn omringd van vijanden. Mogen wij ons van<br />

elkaar afscheiden? Mogen wij zeggen: Zij zijn ver weg van ons? Neen! Zij behoren tot de Kerk<br />

en wij zijn hun leden.'<br />

Zie: W. Balke, Omgang met de reformatoren, Kampen, 1992, blz. 34.<br />

12) Calvijn: 'Ik zeg dit omdat er nog geen formulier is uitgegeven, waarin de overeenstemming is<br />

uitgedrukt zoals de zaak verdient. Maar dit zal geschieden als het onze God behagen zal allen<br />

op één plaats te vergaderen die eraan hebben gearbeid. Het moet ons echter voldoende zijn<br />

dat er een broederlijke zin en een gemeenschap tussen de kerken bestaat en dat allen zover over-<br />

eenstemmen als nodig is om het tezamen eens te worden.<br />

Wij belijden dus allen eenparig dat wij, als wij het sacrament volgens de instelling des Heeren<br />

ontvangen, waarlijk deelgenoten geworden zijn van het eigen wezen van het lichaam en van het<br />

bloed des Heeren Jezus Christus. Hóe dit geschiedt, kan de één beter voorstellen en duidelij-<br />

ker verklaren dan de ander.'<br />

Zie: Beknopte verhandeling over het Heilig Avondmaal, laatste hoofdpunt.<br />

13) Calvijn schrijft in 1557 aan Martin Schalling in Regensburg: 'Auch das Augsburgische Bekennt-<br />

nis weise ich nicht ab, das ich langst gern und willig unterschrieben habe, so wie sein Verfrasser<br />

selbst es ausgelegt hat'. R. Schwarz, Johannes Calvins Lebenswerk in seinen Briefen, Tübingen<br />

1909, dl. II, blz. 169.<br />

Eveneens in 1557 schrijft Calvijn aan een aantal Poolse godgeleerden:'Enigen onder u, gelijk we<br />

horen,hebben de Augsburgsche Confessie aangenomen. (...) En wat de Augsburgsche Confes-<br />

sie betreft, zie ik geen reden waarom de dienaars van Christus daarover onder elkander twis-<br />

ten zouden, zo wanneer ze maar over de rechte zin overkomen'. Geciteerd uit: D. Gerdes, Kort<br />

Begrip der voornaamste merkwaardigheden rakende den opstel en overgave der wijdtbe-<br />

roemde Augsburgsche Confessie, A'dam 1731, blz. 98.<br />

14) Calvijn in zijn laatste geschrift tegen de strenge lutheraan Joachim Westphal, van hetwelk hij op<br />

3 aug. 1557 een exemplaar zond aan Melanchthon in Worms. Geciteerd bij dr. L. Keiser, in: Bibli-<br />

sche Zeugnisse, 1930, blz. 212.<br />

Hij schrijft daarin: 'Westphal sagt erstens, dasz wir die Augsburgische Konfession aufzuheben<br />

gedachten und zum anderen, dasz wir mit ihrem trefflichenVerfasser Philipp Melanchton uns in<br />

Zwiespalt befanden. Ich antworte darauf, dasz in jener Bekenntnisschrift, die von allen Frommen<br />

so hoch gehalten wird, nicht eind Wörtlein sich findet (namlich nach der Fassung, die in 1541 in<br />

Regensburg affgestellt worden), das unserer Lehrweise widersprache. Erhebt sich ein Zweifel über<br />

den Sinn des einen oder anderen ihrer Ausdrücke, so gibt es doch offenbar keinen berufene-<br />

ren Schiedsrichter, als den Verfasser selbst, der ohnehin um seiner Frömmigkeit und Gelehr-<br />

samkeit willen in so allgemeinem Ansehen steht.An ihn habe ich mich gewandt und aus seiner<br />

- 43-


Antwort ist aufs klarste hervorgegangen, dasz wir völlig übereinstimmen!<br />

Dat Calvijn de Augsburgse Confessie naar haar inhoud principieel kon accepteren omdat niet<br />

één woord daarin in strijd was met de gereformeerde leerwijze, neemt niet weg dat hij in de<br />

Franse situatie duidelijk aan de Franse 'Confession de Foy' de voorkeur gaf. Op verschillende<br />

punten was deze duidelijker dan de Augsburgse Confessie. Vandaar dat hij ondanks herhaalde<br />

betuigingen van zijn eenheid met de lutheranen toch de invoering van de Augsburgse Confes-<br />

sie in Frankrijk heeft afgeraden. Niet omdat zij inhoudelijk onaanvaardbaar was, maar omdat zij<br />

op sommige punten onbeslist en vaag was en bovendien als Duitse confessie in de Franse si-<br />

tuatie verwarring zou kunnen veroorzaken.<br />

Zie hierover o.a.: W. Nijenhuis, Calvinus Oecumenicus, 's-Gravenhage, 1959, blz. 52-58;<br />

W. Balke, a.w., blz. 34;<br />

R. Schwarz, a.w. II, blz. 379 (Calvijns brief aan graaf Eberhard von Erbach in Heidelberg, 1561).<br />

,5) Dit is af te leiden uit Calvijns in 1543 bij Bourgeois te Genève in het Latijn verschenen boek-<br />

je ter gelegenheid van de a.s. Rijksdag te Spiers (1544) onder de titel 'Smekende vermaning aan<br />

Keizer Karei V, de vorsten en de overige stenden, opdat zij de zorg voor het herstel der Kerk<br />

met ernst op zich nemen, uitgegeven in naam van allen die begeren dat Christus Koning zij'.<br />

Calvijn spreekt hierin namelijk over de Augsburgse Geloofsbelijdenis als 'de belijdenis van ons<br />

geloof, zoals wij die aan Zijne Majesteit, de onoverwinnelijkste Keizer, overgeleverd hebben', wat uit<br />

de aard der zaak alleen maar betrekking kan hebben op de Confessio Augustana Invariata van<br />

F530, die aan de keizer is overhandigd. Het geschrift is te vinden in het Corpus Reformatorum,<br />

Calvini Opera, deel 6, kolom 453-534.<br />

I6) In: L. H. Oosten, Bewaar Uw Kerk, 1996, hfdst. 6.<br />

,7) Zo in 1930 ter gelegenheid van de 400-jarige herdenking van de Augsburgse Confessie door<br />

dr. L. Keiser (geestverwant van dr. H. F. Kohlbrugge) in: Biblische Zeugnisse, jrg. 1930, blz. 193-<br />

212, met Nachtrage blz. 239-256.<br />

Na hem verdedigde Friedrich Winter in 1952 aan de theologische faculteit te Rostock een dis-<br />

sertatie onder de titel 'Confessio Augustana und Heidelberger Katechismus', waarin hij stelt dat<br />

Calvijn de Augustana Invariata erkende, maar dan in de zin van deVariata. Ook Zacharias Ursi-<br />

nus erkende volgens hem de Invariata, maar veroorloofde zich tegenover haar wel een kriti-<br />

sche vrijheid.<br />

Winter, Beilage, hfdst. Illb.<br />

I8) Hierover A. Zahn (geestverwant van dr. H. F. Kohlbrugge), Calvins Urteile über Luther, 1883, blz.<br />

254. Luther schreef in 1539 aan Bucer: 'Groet vol hoogachtig Calvijn, wiens kleine boekje ik<br />

met een bijzonder genoegen gelezen heb'. Calvijn schrijft dit verheugd aan Farel, 20 nov. 1539.<br />

Over de mededeling van Melanchthon dat Calvijn bij Luther zeer in de gunst gekomen is ('Cal-<br />

- 44-


vinus magnam gratiam iniit') was Calvijn zeer opgetogen.<br />

Zie W. Balke, a.w. blz. 29.<br />

19) Zie: Wolfgang Reinhard, Das Augsburger Bekenntnis im politischen Zusammenhang, blz. 50, in: Das<br />

Augsburger Bekenntnis in drei Jahrhunderten, herausgegeben von Horst Jesse, Weiszenhorn, 1980.<br />

Zie ook: K. Blei, a.w. blz. 175.<br />

20) C. W. Mönnich en G. C. van Niftrik, hervormd-luthers gesprek over het avondmaal, Nijkerk<br />

1958,26f.<br />

Zie ook de opmerking van J. Koopmans, <strong>De</strong> Nederlandsche Geloofsbelijdenis, A'dam 1939, blz.<br />

186:'Hoewel wij toch ook niet moeten vergeten dat ondanks ernstige bezwaren het Calvinis-<br />

me van meet af een verzoenende houding ten opzichte van de Lutheranen heeft aangenomen'.<br />

Zelfs B. Smytegelt moet gezegd hebben dat het geoorloofd zou wezen met de lutheranen<br />

samen te gaan, niettegenstaande hun grote zwakheden in het stuk des Avondmaals. Documen-<br />

tatieblad Nadere Reformatie, 18e jrg. 1994, nr. 2, blz. 78.<br />

Vanzelfsprekend echter niet ten koste van de gereformeerde belijdenis; zie zijn catechismus-<br />

verklaring '<strong>De</strong>s Christens eenige troost...' op zondag 18, vr. en antw.47.<br />

Nog onlangs besprak F. van der Pol een vroeg-zeventiende-eeuws model voor kerkhereniging<br />

van gereformeerden en lutheranen, dat het licht zag vlak voor de beroemde synode van Dor-<br />

drecht. Daarnaast noemt hij nog een aantal voorbeelden, alle gebaseerd op gereformeerde<br />

erkenning van de Augsburgse Confessie 'volgens de verklaring die de auteur ervan geeft'.<br />

F. van der Pol, 'Kerkhereniging, een vroeg-zeventiende-eeuws model', bijdrage in de bundel<br />

'Geen kerk zonder bisschopsambt? Over de plaats van het ambt in de orde van de kerk',<br />

publicatie van het Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica, Utrecht, 1997,<br />

uitg. Meinema, Zoetermeer.<br />

Zie over het kerkelijk streven naar eenheid tussen gereformeerden en lutheranen in ons land<br />

ook:J. Reitsma en S. D. van Veen, Acta der Provinciale en Particuliere Synoden, III, Groningen<br />

1894, blz. 253 e.a.<br />

Het verlangen naar een kerkelijke vrede onder de protestanten is ook uitvoerig beschreven in<br />

een in 1728 te Amsterdam verschenen 612 blz. tellend werk van StephanusVitus ('Apologie in<br />

dewelke het Synode van Dordrecht ende het Hervormd Geloove worden verdedigt...'), op<br />

basis van de confessionele overeenstemming tussen de oude lutherse en gereformeerde ortho-<br />

doxie, o.a. ook op het punt van de predestinatieleer en de leer betreffende de vrije wil.<br />

21) Calvijn,Tractaat der Ergernissen, par. 29-30.<br />

22) Aldus de kritiek van de 'Kirchliche Sammlung um Bibel und Bekenntnis' in de Evangelisch-Lu-<br />

therse landskerk van Hannover;<br />

Rudolf Baumer e.a., Weg und Zeugnis, Bekennende Gemeinschaften im gegenwartigen Kir-<br />

chenkampf 1965-1980, Bad Liebenzell 1980, blz. 182.<br />

- 45-


23) R. Baumer e.a., a.w. blz. 187-193.<br />

24) R. Baumer e.a., a.w. passim; beknopte weergave ervan in: L. H. Oosten, Bewaar Uw Kerk, 1996,<br />

hfdst.4.<br />

25) Stelling van de 'Kirchliche Sammlung urn Bibel und Bekenntnis' in Bayern; R. Baumer e.a., a.w.<br />

blz. 183.<br />

26) L. Doekes, Credo, Handboek voor de gereformeerde symboliek, 1975, blz. 401.<br />

27) K. Blei, a.w. blz. 179.<br />

- 46-


<strong>De</strong> predestinatieleer<br />

in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />

I. Inleiding<br />

In de, inmiddels veelbesproken, Concept-kerkorde van de Verenigde Protestantse Kerk<br />

in Nederland wordt in artikel I gesproken over het belijden van de kerk 'in<br />

gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht', zoals die verwoord is in de<br />

klassieke belijdenisgeschriften.<br />

In dit grondslagartikel worden de belijdenisgeschriften van de lutherse en gereformeerde<br />

tradities met name genoemd, te weten de Apostolische Geloofsbelijdenis,<br />

de Geloofsbelijdenis van Nicea, de Geloofsbelijdenis van Athanasius, de<br />

Onveranderde Augsburgse Confessie, de Catechismus van Luther, de Catechismus<br />

van Heidelberg, de Catechismus van Genève en de Nederlandse Geloofsbelijdenis<br />

met de Dordtse Leerregels.<br />

Na deze opsomming van klassieke belijdenisgeschriften uit de vroege kerk en uit<br />

de reformatietijd lezen we, onder andere, dat de kerk de betekenis van de <strong>Konkordie</strong><br />

van Leuenberg erkent voor de voortgaande ontmoeting van de lutherse<br />

en gereformeerde tradities.<br />

<strong>De</strong> <strong>Konkordie</strong> van Leuenberg wordt hier aangehaald en ook opgenomen in het<br />

grondslagartikel om als een soort brug te dienen tussen de lutherse en de gereformeerde<br />

traditie.<br />

Het luthers en het gereformeerd protestantisme, hoewel voortkomend uit<br />

dezelfde Reformatie in de zestiende eeuw, zijn in de loop der tijd beide hun eigen<br />

weg gegaan en dat heeft aan beide zijden ook geleid tot een ontwikkeling van<br />

eigen belijdenissen, ofwel luthers, ofwel gereformeerd. Verschillen die er tussen<br />

de reformatoren te vinden zijn, hebben zo een aanleiding gevormd tot het ontstaan<br />

van twee stromingen binnen het protestantisme, met de daarmee gepaard<br />

gaande kenmerken en verschillen.<br />

En om die verschillen gaat het. Die blijken in de praktijk een grote belemmering<br />

te vormen voor een verdere toenadering tussen het luthers en het gereformeerd<br />

- 47-


protestantisme. Vandaar dat de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> een van de pogingen is<br />

om die twee lijnen weer wat bij elkaar te brengen.<br />

Er zijn dus verschilpunten, en de drie belangrijkste worden in de <strong>Leuenberger</strong><br />

<strong>Konkordie</strong> behandeld. 0<br />

Als eerste wordt de leer van het avondmaal behandeld, en vooral de vragen over<br />

de wijze waarop Christus bij de viering tegenwoordig is (lichamelijk of geestelijk).<br />

Als tweede verschilpunt wordt de christologie genoemd, en dan met name de<br />

verhouding tussen de goddelijke en de menselijke natuur in de Persoon van<br />

Christus.<br />

Het derde punt van behandeling is de predestinatieleer, en dan vooral toegespitst<br />

op de vraag of de Schrift spreekt over een eeuwig raadsbesluit van God tot verwerping.<br />

Op dat laatste punt, de predestinatieleer, willen we wat verder ingaan.<br />

2. <strong>De</strong> predestinatieleer<br />

<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> signaleert dus een verschil tussen de twee hoofdstromen<br />

van het protestantisme als het gaat om de predestinatieleer. Het is goed<br />

om eerst iets meer over de predestinatieleer naar voren te brengen voordat we<br />

verder ingaan op wat de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> er nu eigenlijk over zegt.<br />

Historisch overzicht<br />

Wie wel eens iets gelezen heeft van de geschriften van Luther en Calvijn, weet<br />

dat het niet moeilijk is om daarin de gedachte van de predestinatie of de verkiezing<br />

aan te wijzen. Dit is echter niet iets nieuws van de Reformatie. Nee, reeds<br />

de Schrift gaat uit van de gedachte dat God een God is Die verkiest. (Zie o.a.<br />

Rom. 8 :28ff, Ef. I : 3ff, I Thess. I : 4ff.) Dit getuigenis van de Schrift aangaande de<br />

verkiezing legt er de nadruk op, dat de grond van de verkiezing in God ligt en<br />

niet in de mens. <strong>De</strong>ze bijbelse gedachte staat aan het begin van de predestinatieleer,<br />

zoals deze in de loop der eeuwen ontwikkeld is. 2)<br />

Augustinus is de eerste geweest die het begrip 'predestinatie' theologisch heeft<br />

uitgewerkt. Hij koppelt de predestinatieleer aan de genadeleer. In de strijd met<br />

Pelagius ontkent Augustinus dat de mens in staat is om door goede werken zelf<br />

het heil te verkrijgen. God schenkt Zijn genade, die ook voor honderd procent<br />

genade is. Uit het gevallen menselijk geslacht heeft God sommigen tot de zaligheid<br />

voorbestemd, die Hij ook het geloof schenkt.<br />

<strong>De</strong> predestinatieleer heeft ook alles te maken met het sola gratia van de Reformatie.<br />

God verklaart de zondaar rechtvaardig op grond van het werk van Chris-<br />

- 48-


tus, uit genade alleen. Juist het woord genade (gratia) sluit ten diepste alle menselijke<br />

werkzaamheid om het heil te verkrijgen, uit.<br />

Luther<br />

Luther legt er de nadruk op, dat God alléén het heil werkt. 3) Hij wil duidelijk<br />

maken, dat wij mensen onbekwaam zijn tot het goede en alleen door de genade<br />

van God gered worden.<br />

Wanneer het zo gesteld wordt, komt de vraag op, waarom de ene mens wel de<br />

genade aanneemt en de andere niet. Reeds in de voorrede op de Romeinenbrief<br />

in zijn uitgave van het Nieuwe Testament uit 1522 heeft Luther geschreven, dat<br />

dit voortvloeit uit de eeuwige voorzienigheid van God.<br />

In zijn bekende geschrift tegen Erasmus uit 1525, Over de geknechte wil (<strong>De</strong> servo<br />

arbitrio), gaat Luther hier uitgebreid op in. Luther ziet in het handhaven van een<br />

vrije wil een handhaven van een gerechtigheid uit de werken in plaats van het sola<br />

gratia. Wij kunnen onszelf voor God niet rechtvaardigen, maar God rechtvaardigt<br />

ons als wij in geloof op Christus vertrouwen.<br />

Luther spreekt dan van de verborgen wil van God, die niet verward mag worden<br />

met Zijn geopenbaarde wil. God openbaart Zich in de Schrift in de eerste plaats<br />

als een God Die wil dat alle mensen zalig worden (I Tim. 2 :4). Dat is de God<br />

Die gepredikt moet worden en Die wij kennen. Luther maakt dan een onderscheid<br />

tussen deze geopenbaarde God en de verborgen God.<br />

Alhoewel het bij Luther nergens zo wordt genoemd, kunnen we wel zeggen dat<br />

wat Luther in <strong>De</strong> servo arbitrio naar voren brengt, omschreven zou kunnen worden<br />

als een dubbele predestinatieleer.<br />

<strong>De</strong> eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat Luther in een latere periode van zijn<br />

leven veel terughoudender is in zijn uitspraken rondom de predestinatie, alhoewel<br />

Luther zijn eerdere uitspraken nooit herroepen heeft. 4)<br />

Calvijn<br />

Bij Calvijn horen we voor een groot deel dezelfde tonen als bij Luther. 5) Het heil<br />

is niet uit onszelf, maar uit God. Voor Calvijn is de predestinatie in de eerste<br />

plaats verkiezing in Christus. 6) Christus is de bron en de grond van de verkiezing.<br />

Calvijn is beducht voor een speculatieve predestinatieleer.Vaak is erop gewezen<br />

dat het veelzeggend is dat Calvijn in de laatste uitgave van de Institutie (1559) de<br />

predestinatieleer niet behandeld heeft bij de godsleer, waar het gaat over de<br />

schepping en de zondeval, maar in het derde boek, waarin het gaat over de Heilige<br />

Geest en de toepassing van het heil. 7)<br />

- 49-


Belijdenisgeschriften<br />

Nadat zo, in het kort, wat lijnen bij Luther en Calvijn zijn aangegeven, willen we<br />

nu ingaan op wat in de verschillende belijdenisgeschriften wordt gezegd over de<br />

predestinatie. Juist omdat vaak gewezen wordt op een spanning tussen de belijdenis<br />

en de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, is het zinvol om na te gaan hoe de predestinatieleer<br />

hierin verwoord wordt.<br />

Augsburgse Confessie 8)<br />

In de Augsburgse Confessie vinden we geen afzonderlijk artikel over de predestinatie.<br />

Dit wil niet zeggen, dat de gedachte van de predestinatie er niet in aanwezig<br />

zou zijn. Evenals de gehele reformatorische theologie is ook de Augsburgse<br />

Confessie doortrokken van het sola gratia.<br />

Edmund Schlink heeft in zijn studie over de theologie van de lutherse belijdenisgeschriften<br />

daar duidelijk op gewezen. 9) Een zondaar kan uit zichzelf niet geloven,<br />

maar de Heilige Geest werkt het geloof in het hart door middel van Woord<br />

en sacrament. Ook niet allen, die het Woord horen en de sacramenten ontvangen,<br />

geloven. Daarom ligt het uiteindelijke onderscheid tussen verlorenen en<br />

geredden in Gods daad en daarmee in Zijn raadsbesluit. <strong>De</strong> predestinatieleer is<br />

in de Augsburgse Confessie, maar ook in de andere lutherse belijdenisgeschriften<br />

impliciet aanwezig. I0)<br />

Nederlandse Geloofsbelijdenis<br />

In de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt in artikel 16 ('Vande eeuwighe verkiesinghe<br />

Gods') de verkiezing behandeld. Hier wordt gezegd, dat het menselijk<br />

geslacht door de zonde van Adam verloren ligt, maar dat God in Zijn barmhartigheid<br />

degenen, die Hij in Zijn eeuwige raad uitverkoren heeft in Jezus Christus,<br />

verlost. <strong>De</strong> anderen laat Hij in het verderf, waarin ze zichzelf geworpen hebben;<br />

hierin bewijst God Zijn rechtvaardigheid. Christus is de grond van de verkiezing.<br />

God verkiest niet vanwege de werken of het geloof van de mens; de enige grond<br />

van het behoud is Gods goedheid en barmhartigheid. <strong>De</strong> verkiezing is hier verkiezing<br />

in Christus ('uytvercoren in Jesu Christo onsen Heere'). Omdat de zondaar<br />

wordt gerechtvaardigd op grond van de toerekening van de gerechtigheid<br />

van Christus, kan de verkiezing ook alleen maar een verkiezing in of vanwege<br />

Christus zijn.<br />

- 50-


Heidelbergse Catechismus<br />

<strong>De</strong> Heidelbergse Catechismus bevat (evenals de Augsburgse Confessie) geen<br />

gedeelte waarin de predestinatie afzonderlijk behandeld wordt <strong>De</strong> verkiezing<br />

komt slechts indirect aan de orde in vraag 54, waar het gaat over de heilige, algemene<br />

christelijke kerk. We lezen daar, dat de Zoon van God uit het ganse menselijk<br />

geslacht Zich een tot het eeuwige leven uitverkoren gemeente vergadert<br />

door Zijn Geest en Woord. Hier wordt Christus beschreven als de Verkiezende.<br />

Er is weieens op gewezen, dat in de gereformeerde belijdenisgeschriften twee lijnen<br />

zijn aan de wijzen. M) <strong>De</strong> eerste is, dat Christus de grond van de verkiezing<br />

is, dat God van eeuwigheid in Christus verkiest. Dat is de lijn die we ook in de<br />

Nederlandse Geloofsbelijdenis tegenkomen. <strong>De</strong> tweede lijn is, dat Christus Zelf<br />

de Verkiezende is, zoals we hier in vraag 54 van de Heidelbergse Catechismus<br />

zien. Christus vergadert Zich een uitverkoren gemeente; de gelovige is daar een<br />

lidmaat van en zal dat eeuwig blijven. Hier komt ook de leer van de volharding<br />

der heiligen naar voren. <strong>De</strong> Heilige Geest geeft het geloof en blijft bij de gelovige<br />

tot in eeuwigheid (vraag 53).<br />

Dordtse Leerregels<br />

Nadat op de Dordtse synode in 1619 de leer van de remonstranten was afgewezen,<br />

werd het oordeel van de synode vastgelegd in de Dordtse Leerregels. In<br />

het eerste hoofdstuk wordt gezegd, dat alle mensen onder het oordeel van God<br />

liggen. God heeft Zijn eniggeboren Zoon gegeven opdat een ieder die in Hem<br />

gelooft, niet verloren gaat, maar het eeuwige leven zou hebben. Daarom laat God<br />

het Evangelie prediken, met bevel van geloof en bekering. <strong>De</strong> schuld van het<br />

ongeloof ligt niet in God, maar in de mens (I, 1-5).<br />

Pas na deze inleiding komt het eeuwig besluit van God aan de orde. God schenkt<br />

sommigen wel geloof, anderen niet. Dit komt voort uit Gods besluit (1,6). <strong>De</strong> verkiezing<br />

is een onveranderlijk voornemen van God, waardoor Hij voor de grondlegging<br />

der wereld uit genade mensen tot de zaligheid verkoren heeft in Christus.<br />

Christus is van eeuwigheid de Middelaar en het Hoofd van de uitverkorenen,<br />

die God besloten heeft om aan Hem te geven (1,7). Aan deze uitverkorenen, die<br />

God van eeuwigheid verkoren heeft, geeft Hij in de tijd het ware geloof (lll/IV,<br />

10). <strong>De</strong> verkiezing waarover gesproken wordt, is geen verkiezing uit een vooruitgezien<br />

geloof, maar tot geloof.<br />

Hier geldt: God verwerpt wel vanwege de zonde, maar Hij verkiest niet vanwege<br />

het geloof maar vanwege Zijn barmhartigheid, terwijl de verkiezing niet anders<br />

geschiedt dan door het geloof in Christus. <strong>De</strong> verkiezing is de fontein waaruit het<br />

- 51 -


geloof, de heiligheid en het eeuwige leven als vruchten vloeien (1,9). <strong>De</strong> oorzaak<br />

van de verkiezing is het welbehagen van God (beneplacitum <strong>De</strong>i). <strong>De</strong> verkiezing<br />

kan niet veranderd of herroepen worden (I, 11). <strong>De</strong> leer van de volharding der<br />

heiligen, die in het vijfde hoofdstuk behandeld wordt, hangt hiermee samen.<br />

<strong>De</strong> twee begrippen barmhartigheid en gerechtigheid, die we ook al in de Nederlandse<br />

Geloofsbelijdenis (art. 16) tegenkwamen, komen ook hier naar voren:<br />

God bewijst Zijn barmhartigheid door sommigen het geloof te schenken. Hij<br />

bewijst Zijn rechtvaardigheid door de anderen in het verderf te laten (I, 15).<br />

Beide zijn gegrond in Gods besluit (decretum).<br />

Niet allen zijn verkoren; sommigen zijn niet verkoren, maar ze zijn voorbijgegaan.<br />

God heeft besloten om hen te laten in hun ellende, waarin zij zichzelf door hun<br />

eigen schuld hebben gestort. Zodoende spreken de Dordtse Leerregels in 1,15<br />

van een besluit der verwerping (decretum reprobationis). Op grond hiervan kunnen<br />

we zeggen, dat de Dordtse Leerregels (op bescheiden wijze) de leer van een<br />

dubbele predestinatie bieden. Tegelijk moeten we echter ook zeggen dat de<br />

Dordtse Leerregels duidelijk ontkennen dat verkiezing en verwerping symmetrisch<br />

tegenover elkaar staan. Er is een principieel onderscheid tussen die beide.<br />

Heel duidelijk lezen we dat in het slot van de Dordtse Leerregels, waar met<br />

zoveel woorden wordt gezegd dat we nooit mogen denken dat God, 'zonder<br />

rekening te houden met de zonde, het grootste deel van de wereld tot de eeuwige<br />

verdoemenis voorbeschikt en geschapen heeft, en dat de verwerping op<br />

gelijke wijze de oorzaak van het ongeloof en de goddeloosheid is, zoals de verkiezing<br />

de fontein en de oorzaak van het geloof en de goede werken is*. Met<br />

andere woorden: elke gedachte aan symmetrie wordt met kracht afgewezen.<br />

<strong>De</strong> predestinatie in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong><br />

Omdat de predestinatie tot de verschilpunten tussen de lutherse en gereformeerde<br />

traditie behoort, zijn in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> de paragrafen 24 tot<br />

en met 26 eraan gewijd.<br />

Hier wordt gesteld, dat in het Evangelie de onvoorwaardelijke aanneming van de<br />

zondaar door God wordt beloofd.Wie daarop vertrouwt, mag zeker zijn van het<br />

heil, en Gods verkiezing prijzen. Over de verkiezing kunnen we slechts spreken<br />

met het oog op de roeping tot het heil in Christus.<br />

Het geloof heeft wel de ervaring dat de heilsboodschap niet door allen wordt<br />

aangenomen; het herkent echter toch het geheimenis van Gods handelen. Het<br />

getuigt tegelijkertijd van de ernst van de menselijke beslissing, alsook van de realiteit<br />

van de universele heilswil van God. Het getuigenis van de Schrift aangaande<br />

Christus belet ons om een eeuwig raadsbesluit van God tot definitieve verwer-<br />

- 52-


ping van bepaalde personen of een volk aan te nemen.<br />

Waar een zodanige overeenstemming tussen kerken bestaat, raken de verwerpingen<br />

in de reformatorische belijdenissen de huidige leer van deze kerken niet<br />

meer. I2)<br />

3. Evaluatie<br />

Als we de bewoordingen van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> vergelijken met wat er<br />

in de klassieke belijdenisgeschriften wordt gezegd over de predestinatie, dan<br />

moeten we tot de conclusie komen dat beide een verschillend klimaat ademen.<br />

<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> spreekt van 'het geheimenis van Gods handelen',<br />

waardoor het Evangelie niet door iedereen wordt aanvaard. En dat is het dan.<br />

Een verder spreken over de verkiezing blijft achterwege. <strong>De</strong> nadruk ligt op de<br />

universele heilswil van God. Dit is iets anders dan wat er staat in de Dordtse<br />

Leerregels (II, 5). Daar wordt gesproken over de belofte van het Evangelie, die<br />

aan alle volken en mensen zonder onderscheid moet worden verkondigd en<br />

voorgesteld, met bevel van bekering en geloof. En dat laatste, bekering en geloof,<br />

is toch het beslissende.<br />

Leuenberg spreekt in dit verband wel van de ernst van de menselijke beslissing<br />

inzake de verwerping van het heil. Toch wordt het niet echt duidelijk waar die<br />

ernst nu eigenlijk in bestaat. Rekent de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> nu wel met de<br />

mogelijkheid van verloren gaan, of niet? Het blijft allemaal erg vaag.<br />

In LK 24 lezen we dat wie het Evangelie gelooft, zeker mag zijn van het heil en<br />

zo Gods verkiezing mag prijzen. <strong>De</strong> verkiezing wordt sterk verbonden met de<br />

roeping, zo sterk, dat we ons afvragen wat er in LK 24 overblijft van wat LK 25<br />

omschrijft als 'het geheimenis van Gods handelen'. Worden Woord en Geest wel<br />

voldoende van elkaar onderscheiden? <strong>De</strong> nadruk valt hier zozeer op de roeping<br />

tot het heil, dat de aandacht voor het werk van de Heilige Geest zeer op de achtergrond<br />

treedt, ja, zelfs achterwege blijft. En dat is ernstig te betreuren.<br />

Volgens LK 25 is het op grond van de Schrift onmogelijk om een eeuwig raadsbesluit<br />

tot definitieve verwerping van personen of een volk aan te nemen. <strong>De</strong>ze<br />

uitspraak in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> wordt vaak gezien als een duidelijke<br />

afwijzing van de dubbele predestinatieleer zoals die in de loop van de geschiedenis<br />

en ook op de Dordtse synode tot uitdrukking is gekomen.<br />

<strong>De</strong>ze constatering is juist, vooral ook als we zien dat juist deze passage van verschillende<br />

zijden begroet is als een officiële afschaffing van de klassieke predestinatieleer.<br />

I3) Daarbij rijst ook de vraag of in LK 25 alleen gedoeld wordt op een<br />

extreem symmetrische predestinatieleer (die juist ook door de Dordtse Leerregels<br />

zelf bestreden wordt), of dat de kritiek hier eigenlijk veel verder gaat, name-<br />

- 53 -


lijk dat de gehele reformatorische leer van zonde en genade wordt afgewezen.<br />

Te vrezen valt dat het laatste het geval is. <strong>De</strong> predestinatieleer zoals die in de<br />

<strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> naar voren komt, doet sterk denken aan de theologie<br />

van Karl Barth. I4) Een massieve genade-opvatting, waarbij het beslissende verschil<br />

tussen geloof en ongeloof nauwelijks een rol speelt, zodat er afstand genomen<br />

wordt van de bijbelse twee-wegenleer. Dat betekent dat er een diepe kloof<br />

bestaat tussen de theologie van de belijdenisgeschriften enerzijds en de theologie<br />

van de Leuenburger <strong>Konkordie</strong> anderzijds.<br />

<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> zegt zelf dat de klassieke belijdenissen hun waarde<br />

blijven behouden en dat ze niet worden afgeschaft. Maar er wordt wel duidelijk<br />

afstand van genomen.<br />

Volgens de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> blijven ook de kerken die met haar instemmen,<br />

gebonden aan hun eigen belijdenissen. <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> is niet<br />

bedoeld als een vervanging hiervoor.<br />

Toch zijn hiermee niet alle problemen opgelost. Hoe zit het met het feit dat de<br />

tekst van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> de verschillende belijdenisgeschriften<br />

tegenspreekt? Wat geldt in dat geval: de <strong>Konkordie</strong> of de belijdenis? I5) <strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong><br />

<strong>Konkordie</strong> kan weliswaar benadrukken dat de binding aan de belijdenissen<br />

blijft bestaan, maar welke waarde heeft dat? Feitelijk worden door het<br />

onderschrijven van de <strong>Konkordie</strong> bepaalde passages uit de belijdenisgeschriften<br />

opgeheven of op z'n minst afgezwakt. I6)<br />

NOTEN<br />

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van: Elisabeth Schieffer, Von Schauenburg nach Leuenberg; Ent-<br />

stehung und Bedeutung der <strong>Konkordie</strong> reformatorischer Kirchen in Europa, Konfessionskundliche<br />

und kontroverstheologische Studiën 48, Paderborn 1983.<br />

In deze uitgebreide studie zijn ook de verschillende concepten opgenomen. <strong>De</strong> uiteindelijke<br />

tekst van de, <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> is te vinden op AI32-AI57.<br />

2) Voor wie hier meer over wil lezen, staat een grote hoeveelheid literatuur ter beschikking.<br />

Gebruik gemaakt is van het artikel van P. Jacobs, Pradestination III, in: Evangelisches Kirchenlexikon<br />

III, Göttingen 1959,271-279.<br />

3) Zie voor Luthers predestinatieleer o.a.Th. Harnack, Luthers Theologie, Band I, München 1927,<br />

113-190; K. Exalto, Luthers leer van de predestinatie, in: W. Balke, Luther en het gereformeerd protes-<br />

tantisme, 's-Gravenhage 1982, 157-182.<br />

4) K. Exalto (Luthers leer van de predestinatie, 174f) gaat uit van een terughoudendheid 'uit pasto-<br />

rale motieven' bij de late Luther.<br />

- 54-


5) Over de predestinatieleer van Calvijn is al veel geschreven. Jürgen Moltmann schrijft: 'Kein<br />

Aspekt der Theologie Calvins hat sonst eine so intensieve Beschafigung herausgefordert...'<br />

(Pradestination und Perseveranz; Geschichte und Bedeutung der reformierten Lehre 'de perseverantia<br />

sanctorum', Neukirchen 1961,31). Zie o.a. H. Otten, Pradestination in Calvins theologischer Lehre,<br />

Neukirchen-Vluyn 1968; C. Graafland, Van Calvijn tot Barth; Oorsprong en ontwikkeling van de leer<br />

der verkiezing in het Gereformeerd Protestantisme, 's-Gravenhage 1987,5-46.<br />

6) C. Graafland, Van Calvijn tot Barth, 35-41.<br />

7) 'Wie sehr Calvin bemüht ist, nur im Zusammenhang mit derVerwirklichung des Heils das Pra-<br />

destinationsproblem als deren geheimnisvollen Hintergrund und deren Verankerung zur Spra-<br />

che zu bringen, wird daraus deutlich, daB er es ausdrücklich ablehnt, diese Frage etwa schon<br />

bei der Behandlung des status integritatis oder des peccatum originale zu erörtern' (H. Otten,<br />

Pradestination in Calvins theologischer Lehre, 22).<br />

8) <strong>De</strong> verschillende belijdenisgeschriften zijn naar chronologische volgorde gerangschikt.<br />

9) E. Schlink (Theologie der lutherischen Bekenntnisschrifien, München 1948,389) wijst op enkele 'pre-<br />

destinatianischen Splitter' in de Confessio Augustana, 'die tegen de achtergrond van een onuitge-<br />

sproken predestinatieleer oplichten'.<br />

10) Schlink spreekt zelfs van een dubbele predestinatieleer (Theologie der lutherischen Bekenntnis-<br />

schrifien, 389): 'die Lehre vom unfreien Willen und von der Gnade drangt mit Gewalt zur Lehre<br />

von der doppelten Praedestination'.<br />

1 P.Jacobs, Theologie Reformierter Bekenntnisschrifien in Grundzügen, Neukirchen 1959,95.<br />

I2) LK 24:'lm Evangelium wird die bedingungslose Annahme des sündigen Menschen durch Gott<br />

verheiBen.Wer darauf vertraut, darf des Heils gewiB sein und Gottes Erwahlung preisen. Über<br />

die Erwahlung kann deshalb nur im Bliek auf die Berufung zum Heil in Christus gesprochen<br />

werden.'<br />

LK 25: '<strong>De</strong>r Glaube macht zwar die Erfahrung, daB die Heilsbotschaft nicht von allen ange-<br />

nommen wird, er achtet jedoch das Geheimnis von Gottes Wirken. Er bezeugt zugleich den<br />

Ernst menschlicher Entscheidung wie die Realitat des universalen Heilswillens Gottes. Das<br />

Christuszeugnis der Schrift verwehrt uns, einen ewigen RatschluB Gottes zur definitiven Ver-<br />

werfung gewisser Personen oder eines Volkes anzunehmen.'<br />

LK 26:'Wo solche Übereinstimmung zwischen Kirchen besteht, betreffen dieVerwerfungen der<br />

reformatorischen Bekenntnisse nicht den Stand der Lehre dieser Kirchen.'<br />

- 55 -


13) O.a. A. Kimme, Reformatorisch begründeter Konsensus? Würdigung und Prüfung der <strong>Leuenberger</strong><br />

<strong>Konkordie</strong>, in: U.Asendorf & F. W. Künneth (hrsg.), Leuenberg - <strong>Konkordie</strong> oder diskordie? Ökumeni-<br />

sche Kritik zur <strong>Konkordie</strong> reformatorischer Kirchen in Europa, Berlin 1974,98:'<strong>De</strong>rText van Ziff. 24f<br />

soil ... als ein nahezu unanfechtbarer Konsens in einer fundamentalen Frage des Heilverstand-<br />

nisses dankbar begrüGt werden. Die gemina praedestinatio in der augustinischen Tradition, die<br />

in Luthers <strong>De</strong> servo arbitrio, aber vor allem von Bucer und Calvin her in den Dordrechter<br />

Beschlüssen ihren Niederschlag fand, ist aufgegeben und im Sinne der <strong>Konkordie</strong>nformel durch<br />

die universal angebotene electio in Christo (Eph. 1,4) ersetst.' Zie ook de verschillende beoor-<br />

delingen van LK 24-26 in Schieffer, Von Schauenburg nach Leuenberg, 507-510.<br />

14) Vermeldenswaard is hierbij de kritiek op de formuleringen van LK 25 van lutherse zijde, dat<br />

hier heel duidelijk een groot verschil zichtbaar wordt met de reformatorische leer van Luther:<br />

'<strong>De</strong>n Aussagen von LK 25 fehle eine vorausgehende Gnadenlehre, die ein in der vorangestell-<br />

ten Darstellung der "Rechtfertigung als der Botschaft von der freien Gnade Gottes" nich fin-<br />

den kann.... dem die Rechtfertigung nicht nur als besonderes Glaubensereignis,sondern auch<br />

und vor allem als allgemeine Gnadenbotschaft aufzufassen, erinnert doch wohl zu sehr an eine<br />

quasikerygmatischeTheologie Barth'scher Observanz...' (Schieffer, Von Schauenburg nach Leu-<br />

enberg, 510).<br />

15) Zie voor deze problematiek het artikel van O. Sakrausky (Die <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>; Eine Ana-<br />

lyse, in: Leuenberg - <strong>Konkordie</strong> oder Diskordie?, 289-297), die een zeer kritische bespreking geeft<br />

van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> en de conclusie trekt dat zij wel degelijk het karakter van een<br />

belijdenis heeft: 'die LK ist ein bekenntnisanderndes Dokument, ja mehr noch, sie erhebt An-<br />

spruch auf Bekenntnischarakter und stellt somit ein neues Bekenntnis dar' (ibidem, 289).<br />

16) W. von Krause, <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, Gutachten vom 8. I. 1974, in: Leuenberg - <strong>Konkordie</strong> oder<br />

Diskordie?, 252.<br />

G. Schlichtrng wijst erop, dat het zelfs onder de voorstanders van de <strong>Konkordie</strong> geen uitge-<br />

maakte zaak is of de belijdenissen primair zijn ten opzichte van de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, of<br />

omgekeerd (Leuenberg ein Hindernis der Ökumene; Stellungnahme zur Endfassung der <strong>Leuenberger</strong><br />

<strong>Konkordie</strong>, in: Leuenberg - <strong>Konkordie</strong> oder Diskordie?, 305).<br />

- 56-


Bijlage<br />

<strong>De</strong> Augsburgse Confessie*<br />

* In het Formulier van Eendracht (Formula Concordiae) is gekozen voor de eerste (en<br />

gezien de veranderingen van 1540) onveranderde Augsburgse Confessie van 1530. <strong>De</strong><br />

lutherse gemeente van Antwerpen (1566) en daarna die in de andere gebieden van de<br />

Nederlanden, hebben gekozen voor de oorspronkelijke versie.Vandaar dat op menig<br />

gemeentezegel te lezen is: Conf(essio) Aug(ustana) Inv(ariata), oftewel: toegedaan de<br />

onveranderde Augsburgse Confessie.<br />

I. Voorrede<br />

Onoverwinnelijke vorst, gezegende keizer, zeer genadige heer,<br />

Uwe Keizerlijke Majesteit heeft een Rijksdag te Augsburg uitgeschreven, om daar te<br />

beraadslagen over hulptroepen tegen de wrede Turken, van oudsher vijanden van alles wat<br />

christelijk heet en van de christelijke godsdienst, hoe wij hun razernij en aanvallen door<br />

vasthoudende en voortdurende oorlogsvoorbereiding zouden kunnen weerstaan. Ook is<br />

deze Rijksdag uitgeschreven om te beraadslagen over de meningsverschillen met betrek-<br />

king tot onze heilige godsdienst en ons christelijk geloof, opdat in deze partijstrijd de<br />

opvattingen en overtuigingen onder elkaar in liefde en lankmoedigheid wederzijds<br />

gehoord, begrepen en gewogen worden. Het doel hiervan is dat die dingen, die aan beide<br />

kanten in geschriften verkeerd behandeld zijn, gecorrigeerd worden, en dat die zaken tot<br />

een eenvoudige waarheid en een christelijke overeenstemming geordend en hersteld<br />

worden, opdat voortaan door ons een enige, zuivere en ware godsdienst beoefend en in<br />

stand gehouden wordt, en wij, zoals wij onder één Christus zijn en strijden, ook in één<br />

christelijke kerk, eenheid en overeenstemming kunnen leven.<br />

Omdat wij, de ondergetekenden, evenals andere Keurvorsten,Vorsten en Standen tot de<br />

voornoemde vergadering geroepen zijn, zijn wij, ons gehoorzaam schikkend naar het kei-<br />

zerlijk bevel, tijdig naar Augsburg gegaan, en wij waren (zonder ons erop te willen beroe-<br />

men) onder de eerstaangekomenen.<br />

- 57-


Uwe Keizerlijke Majesteit heeft de Keurvorsten,Vórsten en andere Standen van het Rijk,<br />

ook hier te Augsburg, volgens de principes van deze Rijksdagen, onder andere opgedra-<br />

gen, dat de afzonderlijke Standen van het Rijk, krachtens keizerlijke verordening, hun<br />

opvatting en overtuiging in Duitse en Latijnse taal uiteen moeten zetten en moeten aan-<br />

bieden. Daarom hebben wij ook, na overleg, afgelopen woensdag van onze kant Uwe Kei-<br />

zerlijke Majesteit geantwoord, dat wij komende vrijdag de artikelen van onze belijdenis<br />

zullen aanbieden. Om de wil van Uwe Keizerlijke Majesteit te gehoorzamen, bieden wij in<br />

deze godsdienstkwestie de belijdenis van onze medestanders en onszelf aan, waarin staat<br />

van welke aard de leer uit de Heilige Schrift en het zuivere woord van God is, die bij ons<br />

tot nu toe doorgegeven wordt. Indien nu de overige Keurvorsten,Vorsten en Standen van<br />

het Rijk op dezelfde manier, volgens het eerder genoemde voorstel van Uwe Keizerlijke<br />

Majesteit, hun opvattingen in de godsdienstkwestie naar voren gebracht hebben, verklaren<br />

wij ons bereid, met de verschuldigde gehoorzaamheid jegens Uwe Keizerlijke Majesteit,<br />

onze zeer genadige heer, om met de eerder genoemde Vorsten, onze vrienden, en de Stan-<br />

den op vriendelijke wijze tot een vergelijk te komen over geschikte en acceptabele wegen<br />

om, voorzover dat op eerlijke wijze mogelijk is, tot overeenstemming te komen. En nadat<br />

de zaak onder ons, als partijen, op deze manier van beide kanten door middel van de inge-<br />

diende geschriften behandeld is, op vreedzame wijze, zonder hatelijke strijd, zal, als God<br />

het schenkt, het meningsverschil overbrugd en tot een ware eensgezinde godsdienst her-<br />

steld worden. Zo zullen wij allen onder één Christus moeten zijn en één Christus belij-<br />

den, naar de strekking van het bevel van Uwe Keizerlijke Majesteit, en zo zal alles tot Gods<br />

waarheid herleid worden. Wij vragen God met vurige gebeden dat hij in deze zaak helpt<br />

en vrede geeft. Mocht nu, waar het de overige Keurvorsten,Vorsten en Standen, de ande-<br />

re partij, betreft, de behandeling van de zaak geen voortgang hebben naar de strekking van<br />

het bevel van Uwe Keizerlijke Majesteit, en vruchteloos blijken, wij verklaren in ieder<br />

geval, dat wij ons niet willen onttrekken aan wat op enigerlei wijze tot het tot stand<br />

komen van de christelijke eensgezinsheid, in overeenstemming met God en een goed<br />

geweten, kan leiden. Gelieve Uwe Keizerlijke Majesteit en de overige Keurvorsten en Stan-<br />

den van het Rijk en allen, die zich met liefde en ijver aan de zuivere godsdienst houden,<br />

en die met dezelfde gezindheid naar deze zaak luisteren, dat uit de belijdenis van ons en<br />

de onzen genadig ter kennis te nemen.<br />

Uwe Keizerlijke Majesteit heeft aan de Keurvorsten,Vorsten en Standen van het Rijk niet<br />

eenmaal, maar dikwijls te kennen gegeven, en op de Rijksdag te Spiers in 1526 met de for-<br />

muleringen van de instructie van Uwe Keizerlijke Majesteit publiekelijk laten voorlezen en<br />

bekendmaken, dat Uwe Keizerlijke Majesteit in deze godsdienstaangelegenheid om bepaal-<br />

de redenen, die toen aangevoerd zijn, niet wil beslissen, maar moeite wil doen bij de Paus<br />

om een concilie bijeen te roepen, zoals een jaar geleden ook uitvoerig uiteengezet is op<br />

de laatste bijeenkomst te Spiers. Daar heeft Uwe Keizerlijke Majesteit door onze heer<br />

Ferdinand, koning van Bohemen en Hongarije, onze genadige vriend en heer, en ook door<br />

- 58-


de keizerlijke woordvoerder en gezanten overeenkomstig de instructie onder andere<br />

laten uiteenzetten, dat Uwe Keizerlijke Majesteit de aanbeveling van de Stadhouder van<br />

Uwe Keizerlijke Majesteit in het Rijk en van de voorzitter en de raadgever van de keizer-<br />

lijke regering en van de afgezanten van de Standen, die te Regensburg bijeengekomen<br />

waren, om een algemeen concilie bijeen te roepen, begrepen en overwogen heeft, en dat<br />

Uwe Keizerlijke Majesteit het ook nuttig achtte dat er een concilie bijeengeroepen werd.<br />

En omdat die kwesties, die toen behandeld werden tussen Uwe Keizerlijke Majesteit en<br />

de Paus, bijna tot een eensgezinde en christelijke verzoening gebracht waren, twijfelde<br />

Uwe Keizerlijke Majesteit er niet aan, of de Paus ertoe bewogen zou kunnen worden een<br />

algemeen concilie te houden. In overeenstemming daarmee gaf Uwe Keizerlijke Majesteit<br />

genadig te kennen dat U zich moeite zou getroosten de Paus te doen instemmen met het<br />

uitschrijven van een concilie.<br />

Mocht het nu zo zijn, dat de bestaande meningsverschillen tussen ons en de anderen niet<br />

op vriendelijke wijze bijgelegd worden, dan bieden wij hier ten overvloede en in gehoor-<br />

zaamheid aan Uwe Keizerlijke Majesteit aan, op een dergelijk christelijk en vrij, algemeen<br />

concilie te verschijnen en onze zaak te bepleiten.Tot een dergelijke samenkomst is op alle<br />

keizerlijke Rijksdagen, die in de jaren van de regering van Uwe Keizerlijke Majesteit gehou-<br />

den zijn, door Keurvorsten,Vorsten en Standen van het Rijk na diepgaande beraadslagin-<br />

gen altijd met grote eenstemmigheid besloten. Op dat concilie en op Uwe Keizerlijke<br />

Majesteit hebben wij ons in deze veelomvattende en ernstige zaak ook al eerder beroe-<br />

pen, op de juridisch juiste en voorgeschreven wijze. En bij dat beroep zijn wij tot nu toe<br />

gebleven en wij kunnen of willen daar ook geen afstand van doen in dit of een ander schrij-<br />

ven, tenzij de kwestie op vriendelijke wijze naar de strekking van de keizerlijke uitnodiging<br />

aan de orde is gesteld en tot christelijke eenheid hersteld is.<br />

Daarvan leggen wij ook hier openlijk getuigenis af.<br />

2. <strong>De</strong> voornaamste geloofsartikelen<br />

/. Over God<br />

Bij ons wordt in grote overeenstemming met de kerk geleerd, dat de uitspraak van het<br />

concilie van Nicea°,dat God in wezen één is en dat er drie personen zijn, waar is en zon-<br />

der enige twijfel geloofd moet worden. Die uitspraak houdt in, dat er één goddelijk wezen<br />

is, dat bestaat en genoemd wordt: eeuwige, onlichamelijke, ondeelbare God, onmetelijke<br />

macht, wijsheid, goedheid, schepper en bewaarder van alle dingen, zichtbare en onzicht-<br />

bare. En toch zijn er drie personen, in wezen gelijk, met dezelfde macht en eeuwigheid: de<br />

Vader, de Zoon en de Heilige Geest.<br />

Het woord 'personen' wordt hier gebruikt in die betekenis, waarin de Kerkvaders het in<br />

- 59-


deze kwestie gebruiken. Het betekent niet een deel of een eigenschap van iemand, maar<br />

iets dat op zichzelf bestaat.<br />

Vervloekt worden alle ketterijen, die tegen dit artikel te voorschijn gekomen zijn, zoals de<br />

Manicheeën 2) , die van twee goden uitgaan, een goede en een kwade; hetzelfde geldt voor<br />

deValentinianen 3) , de Arianen 4) , de Eunomianen 5) , de Mohammedanen 6) en alle vergelijkba-<br />

re groepen. Ook worden de Samosaten 7 * vervloekt, de ouden en de nieuwen, die bewe-<br />

ren dat er slechts één persoon is. Zij redeneren over het Woord en de Heilige Geest lis-<br />

tig en goddeloos, dat het geen op zichzelf staande personen zijn, maar dat het 'Woord' het<br />

gesproken woord betekent, en dat de 'Geest' de beweging in de schepping veroorzaakt 8)<br />

II. Over de erfzonde<br />

Er wordt ook geleerd, dat na de zondeval van Adam alle mensen, die volgens de natuur<br />

verwekt zijn, met zonde geboren worden. Dat betekent: zonder ontzag voor God, zonder<br />

vertrouwen op God, en met slechte begeerte. <strong>De</strong>ze ziekte of erfzonde is werkelijk een<br />

zonde, die diegenen, die niet opnieuw geboren worden door de Doop en de Heilige<br />

Geest, tot verderf en de eeuwige dood brengt.<br />

Vervloekt worden de Pelagianen 9) en anderen l0) , die ontkennen dat de erfzonde een zonde<br />

is, zodat zij de eer van de verdienste en de weldaden van Christus verkleinen. Zij bewe-<br />

ren dat de mens zich door eigen krachten van het verstand kan rechtvaardigen tegenover<br />

God.<br />

III. Over de Zoon van God<br />

Er wordt ook geleerd dat het Woord, dat is: Gods Zoon, de menselijke natuur aannam in<br />

de schoot van de gezegende maagd Maria, zodat twee naturen, de goddelijke en de men-<br />

selijke, in de eenheid van één persoon onlosmakelijk verboden zijn. Er is één Christus,<br />

waarlijk God en waarlijk mens, geboren uit de maagd Maria, die waarlijk heeft geleden, die<br />

gekruisigd, gestorven en begraven is, opdat hij de Vader met ons verzoende. Hij was niet<br />

alleen het offer voor de erfzonde, maar ook voor alle daadwerkelijke begane zonden van<br />

de mens. Diezelfde Christus daalde af in de hel en stond waarlijk op, op de derde dag; ver-<br />

volgens steeg hij op naar de hemel, opdat hij aan de rechterzijde van de Vader zou zitten,<br />

en eeuwig zou regeren en heersen over alle schepselen. Hij zal degenen die in hem gelo-<br />

ven heiligen, door in hun hart de Heilige Geest te zenden, die hen regeert, troost en<br />

levend maakt, en hen beschermt tegen de duivel en de kracht van de zonde.<br />

Ook wordt geleerd dat Christus voor ieders ogen zal terugkeren, om de levenden en de<br />

doden te oordelen, etc., zoals de Apostolische geloofsbelijdenis luidt.<br />

-60 -


IV. Over de rechtvaardiging<br />

Ook wordt geleerd, dat de mensen zich tegenover God niet kunnen rechtvaardigen door<br />

hun eigen krachten, verdiensten of werken, maar dat ze door genade gerechtvaardigd<br />

worden vanwege Christus, door het geloof, omdat ze geloven dat ze uit genade geaccep-<br />

teerd worden en dat de zonden vanwege Christus vergeven worden, die door zijn dood<br />

genoegdoening verschafte voor onze zonden. Dit geloof ziet God aan als gerechtigheid<br />

tegenover hem, Rom. 3 en 4. M)<br />

V. Over het kerkelijk ambt<br />

Om dit geloof te bereiken is het ambt ingesteld, dat het evangelie leert en de sacramen-<br />

ten uitreikt. Want door het woord en door de sacramenten wordt, als door werktuigen,<br />

de Heilige Geest gegeven, die, waar en wanneer het God behaagt, geloof bewerkstelligt, in<br />

diegenen, die het evangelie horen. Het evangelie: dat God degenen die geloven dat zij van-<br />

wege Christus uit genade geaccepteerd worden, rechtvaardigt, niet vanwege eigen ver-<br />

diensten, maar wegens Christus. Galaten 3: 'Opdat wij de belofte van de Geest door het<br />

geloof aannemen'.<br />

Vervloekt worden de Anabaptisten en anderen, die menen dat de Heilige Geest de men-<br />

sen bereikt zonder het woord van buitenaf, maar door eigen voorbereidingen en werken.<br />

VI. Over de nieuwe gehoorzaamheid<br />

Ook wordt geleerd, dat dat geloof goede vruchten moet voortbrengen en de goede wer-<br />

ken die door God geboden zijn moet doen, naar Gods wil, maar niet in de overtuiging<br />

door die werken rechtvaardiging tegenover God te verwerven. Want de vergeving van<br />

zonden en de rechtvaardiging worden door het geloof toegeëigend, zoals ook Christus<br />

bewijst: 'Wanneer jullie al deze dingen gedaan hebben, zegt dan: wij zijn nutteloze slaven'.<br />

Zo leren ook de Kerkvaders. Ambrosius zegt immers:'Dit is door God besloten, dat wie<br />

in Christus gelooft, gered wordt zonder werken, alleen door het geloof, door uit genade<br />

de vergeving van zonden te aanvaarden'.<br />

VII. Over de Kerk<br />

Ook wordt geleerd, dat er eeuwig één heilige Kerk moet blijven. Want de Kerk is de<br />

gemeenschap van heiligen, waarin het evangelie zuiver geleerd wordt, en waarin de sacra-<br />

menten op de juiste wijze worden bediend. En voor de echte eenheid van de Kerk is het<br />

voldoende wanneer men het eens is over de leer van het evangelie en over de bediening<br />

van de sacramenten. Het is niet noodzakelijk dat menselijke tradities en riten of ceremo-<br />

-61 -


niën, die door mensen ingesteld zijn, overal gelijk zijn, zoals Paulus zegt: 'Eén geloof, één<br />

Doop, één God en Vader van allen etc'.<br />

VIII. Wat is de Kerk?<br />

Hoewel de Kerk eigenlijk de vergadering van heiligen en echte gelovigen is, is het toch toe-<br />

gestaan, omdat er zich in dit leven veel hypocrieten en slechten onder gemengd hebben,<br />

de sacramenten die door slechte gelovigen bediend zijn te ontvangen. Christus zegt<br />

immers: '<strong>De</strong> Schriftgeleerden en Farizeeën zitten op de stoel van Mozes etc.'. <strong>De</strong> sacra-<br />

menten en het woord zijn werkzaam omdat Christus ze ingesteld en opgedragen heeft,<br />

ook al worden ze door slechten uitgereikt<br />

Vervloekt worden de Donatisten i2) en vergelijkbare groepen, die ontkennen dat het toe-<br />

gestaan is van de sacramentsbediening door slechte mensen gebruik te maken, en die<br />

menen dat die bediening niet werkzaam is.<br />

IX. Over de Doop<br />

Over de Doop wordt geleerd, dat die noodzakelijk is voor het heil, en dat door de Doop<br />

Gods genade aangeboden wordt.<br />

Ook wordt geleerd dat kinderen gedoopt moeten worden, en dat zij door die Doop aan<br />

God gebonden en door Hem in genade ontvangen worden. Vervloekt worden de Ana-<br />

baptisten, die de kinderdoop verwerpen, en ervan overtuigd zijn dat kinderen zonder<br />

Doop gered worden.<br />

X. Over de maaltijd van de Heer<br />

Over de maaltijd van de Heer wordt geleerd, dat lichaam en bloed van Christus waarlijk<br />

aanwezig zijn en uitgereikt worden aan degenen die deelnemen aan het Avondmaal.<br />

Verworpen worden degenen die een andere leer aanhangen.<br />

XI. Over de biecht<br />

Over de biecht wordt geleerd, dat de persoonlijke absolutie in de Kerken gehandhaafd<br />

moet worden, hoewel het bij de biecht niet noodzakelijk is dat alle overtredingen opge-<br />

somd worden. Dat is immers onmogelijk, zoals de Psalm zegt: 'Wie kent de overtredin-<br />

gen?' (Ps. 19: 13).<br />

XII. Over de boete<br />

Over de boete wordt geleerd, dat zij die na de Doop zondigen ten allen tijde vergeving<br />

-62 -


van zonden krijgen, als zij zich bekeren. En er wordt geleerd dat de Kerk aan degenen die<br />

boetvaardig terugkeren vergeving moet schenken.<br />

Het wezen van de boete bestaat uit deze twee delen: het ene is het berouw of de angst<br />

van het geschokte geweten, dat de zonde erkent. Het andere is het geloof, dat door het<br />

evangelie of de absolutie geschonken wordt. Dat geloof vertrouwt erop dat vanwege<br />

Christus de zonden vergeven worden, en het geweten getroost en van angsten bevrijd<br />

wordt. Dan moeten de goede werken volgen, die de vrucht van de boete zijn.<br />

Vervloekt worden de Anabaptisten, die ontkennen dat degenen die eenmaal gerechtvaar-<br />

digd zijn de Heilige Geest kunnen verliezen. Ook worden degenen vervloekt die beweren,<br />

dat de gerechtvaardigden in dit leven een zodanige volmaaktheid bereiken, dat zij niet kun-<br />

nen zondigen.Tevens worden de Novatianen l3) vervloekt, die weigeren om degenen, die na<br />

de Doop gezondigd hebben en boete doen, de absolutie te geven. Ook worden diegenen<br />

verworpen, die niet leren dat de vergeving van zonden door het geloof verkregen wordt,<br />

maar die ons opdragen de genade door onze genoegdoeningen te verdienen.<br />

XIII. Over het gebruik van de sacramenten<br />

Over het gebruik van de sacramenten wordt geleerd, dat de sacramenten niet alleen inge-<br />

steld zijn om een onderling kenteken van de Christenen te zijn, maar veeleer om een<br />

getuigenis te zijn van Gods wil ten opzichte van ons. Ze zijn bedoeld om in diegenen, die<br />

ze ontvangen, geloof op te wekken en te versterken. Daarom moet voor het ware ont-<br />

vangen van de sacramenten het geloof erbij komen, dat vertrouwt op de beloften, die<br />

door de sacramenten aangeboden en getoond worden.<br />

XIV. Over het kerkelijk ambt<br />

Over het kerkelijk ambt wordt geleerd, dat niemand in het openbaar in de Kerk mag leren<br />

of de sacramenten uit mag reiken, tenzij hij op de juiste wijze daartoe geroepen is.<br />

XV! Over de kerkelijke gebruiken<br />

Over de kerkelijke gebruiken wordt geleerd, dat die gebruiken bewaard moeten worden,<br />

die zonder zonde gehandhaafd kunnen blijven, en die bijdragen tot rust en goede orde in<br />

de Kerk, zoals bepaalde vieringen, feesten en dergelijke dingen. Laten de mensen bij zulke<br />

zaken ervoor gewaarschuwd zijn dat zij hun geweten er niet mee belasten, alsof ze nood-<br />

zakelijk zijn voor het heil. Laten zij er ook voor gewaarschuwd zijn dat menselijke tradi-<br />

ties die ingesteld zijn om God met ons te verzoenen, om de genade te verwerven, en om<br />

genoegdoening te verschaffen voor de zonden, tegen het evangelie en de geloofsleer<br />

ingaan. Daarom zijn geloften en regels met betrekking tot voedsel en vastendagen, die<br />

- 63-


ingesteld zijn om de genade te verwerven en om genoegdoening voor de zonden te ver-<br />

schaffen, nutteloos en in tegenspraak met het evangelie.<br />

XVI. Over burgerlijke zaken<br />

Over burgerlijke zaken wordt geleerd, dat wettelijke burgerlijke ordeningen goede instel-<br />

lingen van God zijn, en dat het Christenen toegestaan is een wereldlijk ambt te bekleden,<br />

zaken naar keizerlijk en ander geldend recht te beoordelen, naar het recht doodstraffen<br />

uit te spreken, naar het recht oorlog te voeren, soldaat te zijn, verdragen af te sluiten,<br />

eigendom te hebben, een eed te zweren als dat van overheidswege wordt geëist, zich een<br />

vrouw te nemen, te trouwen.<br />

Vervloekt worden de Anabaptisten, die de Christen deze burgerlijke ambten verbieden.<br />

Ook worden diegenen vervloekt, die de evangelische volmaaktheid niet zoeken in het ont-<br />

zag voor God en in het geloof, maar in het opgeven van de burgerlijke ambten, omdat het<br />

evangelie de innerlijke rechtvaardigheid leert. Maar het evangelie vlakt de wereldlijke rege-<br />

ring en het staatsleven niet uit, maar eist dat die, als instellingen van God, zo goed moge-<br />

lijk in stand gehouden worden, en dat de daarmee verbonden ambten liefdevol uitgeoe-<br />

fend worden. Daarom moeten Christenen het als een noodzaak zien om overheden en<br />

wetten te gehoorzamen, tenzij deze bevelen te zondigen. Dan moeten ze God meer<br />

gehoorzamen dan de mensen (Handelingen 5 :29).<br />

XVII. Over de wederkomst van Christus om te oordelen<br />

Ook wordt geleerd, dat Christus aan het einde der tijden zal verschijnen om te oordelen,<br />

en alle doden zal opwekken. <strong>De</strong> gelovigen en uitverkorenen zal hij het eeuwige leven en<br />

eeuwige vreugde schenken. <strong>De</strong> ongelovigen en de duivels zal hij verdoemen, zij zullen zon-<br />

der einde gepijnigd worden.<br />

Vervloekt wordeh de Anabaptisten, die menen dat er een einde aan de toekomstige straf-<br />

fen voor verdoemde mensen en duivels zal zijn. Vervloekt worden ook anderen, die de<br />

joodse opvatting verbreiden dat vóór de opstanding van de doden de gelovigen de<br />

wereldheerschappij in handen zullen krijgen, en de goddelozen overal verdrukt zullen<br />

worden.<br />

XVIII. Over de vrije wil<br />

Over de vrije wil wordt geleerd, dat de menselijke wil een zekere vrijheid heeft om bur-<br />

gerlijke rechtvaardigheid tot stand te brengen, en om een keuze te maken in zaken die aan<br />

het verstand onderworpen zijn. Maar de wil heeft zonder de Heilige Geest niet de kracht<br />

om de geestelijke rechtvaardigheid tot stand te brengen, omdat de mens van nature niet<br />

- 64-


inziet wat uit Gods Geest is. Dat gebeurt in het hart, wanneer de mens door het Woord<br />

de Heilige Geest ontvangt. Augustinus zegt dat met zoveel worden in boek III van de<br />

Hypognosticon: 'Wij geven toe dat alle mensen een vrije wil hebben, een zeker redelijk<br />

oordeel. Maar daardoor zijn ze nog niet in staat in zaken die op God betrekking hebben,<br />

zonder God iets te beginnen, laat staan te volbrengen. Ze zijn slechts in staat te beslissen<br />

over de zaken van het huidige leven, ten goede en ten kwade. Goed noem ik die dingen,<br />

die uit een goede gezindheid voortkomen zoals: willen werken op de akker, willen eten en<br />

drinken, een vriend willen hebben, een huis willen bouwen, een vrouw willen trouwen, vee<br />

houden, de kunst om de verschillende goede dingen te onderscheiden. Kortom, de wil tot<br />

alle goede dingen die betrekking hebben op het huidige leven. Al die dingen blijven niet<br />

bestaan zonder dat God ze bestuurt, ze zijn immers ontstaan en bestaan uit Hem en door<br />

Hem. Kwade dingen noem ik: een afgod willen dienen, een moord willen plegen etc.' I4)<br />

XIX. Over de oorzaak van de zonde<br />

Over de oorzaak van de zonde wordt geleerd dat, hoewel God de natuur schept en<br />

bewaart, toch de wil van de slechten, zoals de duivel en de goddelozen, de oorzaak van de<br />

zonde is. Die wil keert zich, zonder Gods hulp, van God af, zoals Christus zegt: 'Wanneer<br />

hij een leugen spreekt, spreekt hij zoals hem eigen is' (Joh. 8 :44).<br />

XX. Over het geloof en de goede werken<br />

Ten onrechte worden de onzen ervan beschuldigd, dat zij goede werken verbieden. Want<br />

hun geschriften over de tien geboden en andere vergelijkbare geschriften leveren afdoen-<br />

de bewijs dat zij nuttig onderricht gegeven hebben over alle beroepen en ambten. Zij heb-<br />

ben geleerd welke manieren van leven en welke werken God in de verschillende beroe-<br />

pen welgevallig zijn. Over die zaken leerden de predikers vroeger weinig, maar zij dron-<br />

gen des te sterker aan op kinderachtige en niet noodzakelijke werken, zoals bepaalde<br />

feestdagen en vastenperiodes, broederschappen l5) , pelgrimstochten, heiligenvereringen,<br />

rozenkransen, het kloosterleven en dergelijke. Onze tegenstanders, die daar door ons op<br />

gewezen zijn, hebben er afstand van genomen en propageren deze nutteloze werken niet<br />

meer zozeer als vroeger. Zij beginnen ook het geloof te noemen, waarover vroeger een<br />

verbazend stilzwijgen heerste. Zij leren ons dat wij niet alleen door werken gerechtvaar-<br />

digd worden, maar verbinden geloof en werken, en zeggen dat wij door geloof én werken<br />

gerechtvaardigd worden. En die leer is verdraaglijker dan de vroegere, en kan meer troost<br />

verschaffen dan hun oude leer.<br />

Omdat nu de leer over het geloof, die in de Kerk het voornaamste moet zijn, zo lang onge-<br />

acht is blijven liggen - want iedereen moet toegeven dat er in de preken een volledig stil-<br />

zwijgen heerste over de rechtvaardiging uit het geloof, alleen de leer over de werken cir-<br />

- 65-


culeerde in de Kerk - hebben de onzen de gemeente over het geloof als volgt onderwe-<br />

zen:<br />

Ten eerste, dat onze werken ons niet met God kunnen verzoenen of vergeving van zon-<br />

den en genade kunnen verdienen. Die krijgen we alleen door het geloof, door erop te ver-<br />

trouwen dat we vanwege Christus in genade aangenomen worden.Want Hij alleen is aan-<br />

gesteld als middelaar en zoenoffer, waardoor men met de Vader verzoend wordt. Daarom<br />

wijst diegene, die erop vertrouwt door werken de genade te verdienen, Christus' ver-<br />

dienste en genade af. Hij zoekt zonder Christus door middel van menselijke kracht een<br />

weg naar God, hoewel Christus over zichzelf zei: 'Ik ben de weg, de waarheid en het leven'<br />

(Joh. 14 : 6). <strong>De</strong>ze leer over het geloof wordt overal bij Paulus behandeld:'Door genade<br />

zijn jullie gered, door het geloof, en niet uit werken etc.' (Efeze 2 :8). En laat niemand zich-<br />

zelf wijsmaken dat wij een nieuwe uitleg van Paulus gevonden hebben, deze opvatting<br />

wordt volledig gesteund door de Kerkvaders. I6) Want Augustinus verdedigt in veel boe-<br />

ken de genade en de rechtvaardigheid uit het geloof tegen de verdiensten van de werken.<br />

En iets van gelijke strekking leert Ambrosius l6) in '<strong>De</strong> vocatione gentium'. Zo begint<br />

immers '<strong>De</strong> vocatione gentium': '<strong>De</strong> verlossing door het bloed van Christus zou waarde-<br />

loos zijn, en de voorrang van Gods erbarmen boven de menselijke werken zou vervallen<br />

als de rechtvaardiging, die door de genade bewerkstelligd wordt, door voorafgaande ver-<br />

diensten verworven zou worden. Dan zou de genade geen geschenk zijn van degene die<br />

geeft, maar loon van degene die werkt'.<br />

Hoewel deze leer door degenen die niet door de aanvechting heen zijn gegaan, veracht<br />

wordt, ondervinden mensen met een vroom en angstig geweten hoeveel troost deze leer<br />

kan brengen. Want het geweten kan door geen enkel werk tot rust komen, maar alleen<br />

door het geloof, wanneer het ervan verzekerd is, dat het vanwege Christus Gods beha-<br />

gen heeft, zoals Paulus' Romeinen 5 leert: 'Gerechtvaardigd door het geloof hebben wij<br />

vrede met God' (Rom. 5:1). <strong>De</strong>ze hele leer moet teruggevoerd worden op de strijd van<br />

het hevig verschrikte geweten, en kan zonder die strijd niet begrepen worden. Daarom<br />

oordelen onervaren en goddeloze mensen slecht over deze leer. Zij beelden zich in dat<br />

de christelijke rechtvaardigheid niets anders is dan de burgerlijke of filosofische recht-<br />

vaardigheid.<br />

Vroeger werd het geweten gekweld met de leer van de werken en hoorde het de troost<br />

uit het evangelie niet. Sommigen werden door het geweten in de eenzaamheid gedreven,<br />

in de kloosters, in de hoop daar de genade te verdienen door het kloosterleven. Anderen<br />

verzonnen andere werken om genade en genoegdoening voor de zonden te verwerven.<br />

Daarom was het hoogstnoodzakelijk deze leer over het geloof in Christus te verkondigen<br />

en te vernieuwen, opdat de troost voor het angstige geweten niet zou ontbreken, maar<br />

men zou weten, dat door het geloof in Christus genade en vergeving van zonden gegre-<br />

pen kunnen worden.<br />

<strong>De</strong> mensen worden er ook aan herinnerd, dat dit woord 'geloof' niet alleen 'kennis van<br />

-66-


een gebeuren' betekent, die kennis hebben de ongelovigen en de duivel ook. Maar het<br />

duidt een geloof aan, dat niet alleen een gebeuren voor waar houdt, maar ook op de wer-<br />

king van dat gebeuren vertrouwt. Bij dit geloofsartikel over de vergeving van zonden bete-<br />

kent dat, dat wij door Christus genade, rechtvaardigheid en vergeving van zonden krijgen.<br />

Wie dan weet dat hij door Christus een Vader heeft die hem gunstig gezind is, die kent<br />

God waarlijk, weet dat God zorg voor hem draagt, die roept Hem te hulp, kortom, hij is<br />

niet zonder God zoals de heidenen.Want de duivel en de ongelovigen kunnen niet op dit<br />

geloofsartikel, de vergeving van zonden, vertrouwen. Daarom haten zij God als een vijand,<br />

roepen Hem met te hulp, verwachten niets goeds van Hem.<br />

Ook Augustinus leert op deze manier over het begrip 'geloof'. Hij leert dat in de Heilige<br />

Schrift het woord geloof niet gebruikt wordt in de betekenis van 'kennis', zoals bij de<br />

ongelovigen, maar in de betekenis van 'vertrouwen', het vertrouwen dat troost en hevig<br />

verschrikte zielen opricht.<br />

Verder leren de onzen, dat het noodzakelijk is goede werken te doen, niet in het ver-<br />

trouwen daarmee de genade te verdienen, maar omdat God het wil. Alleen door het<br />

geloof worden vergeving van zonde en genade verkregen. En omdat door het geloof de<br />

Heilige Geest ontvangen wordt, wordt het hart vernieuwd en met een nieuwe genegen-<br />

heid gevuld, zodat het goede werken kan voortbrengen. Zo zei Ambrosius het immers:<br />

'Het geloof is de moeder van de goede wil en van het rechtvaardig handelen'. Want de<br />

menselijke krachten zijn zonder de Heilige Geest vol van goddeloze neigingen, en te zwak<br />

om goede werken, naar Gods wil, te doen. Bovendien zijn ze in de macht van de duivel,<br />

die de mens tot allerlei zonden dwingt; tot goddeloze opvattingen, tot onmiskenbare mis-<br />

daden. Dat is te zien aan de filosofen, die zich inspanden om eerlijk te leven en dat niet<br />

konden bereiken, maar besmet waren met allerlei onmiskenbare gebreken. Zo is de zwak-<br />

heid van de mens die zonder geloof en zonder de Heilige Geest leeft, en zich laat rege-<br />

ren door menselijke krachten.<br />

Hiermee is duidelijk aangetoond dat deze leer er niet van beschuldigd kan worden, dat hij<br />

goede werken verbiedt. Maar hij moet juist geprezen worden, omdat hij aantoont hoe<br />

goede werken gedaan moeten worden. Want zonder geloof kan de menselijke natuur op<br />

geen enkele wijze de werken van het eerste en het tweede gebod doen. Zonder geloof<br />

roept hij God niet te hulp, verwacht hij niets van God, draagt hij in het hart alle begeer-<br />

ten en menselijke inzichten, wanneer er geen geloof en vertrouwen op God is. En daar-<br />

om zegt Christus: 'Zonder Mij kunnen jullie niets doen', Joh. 15. En de Kerk zingt:<br />

Zonder uw naam,<br />

is er niets in de mens,<br />

niets dat onschadelijk is. I7)<br />

-67 -


XXI. Over de heiligenverering<br />

Over de heiligenverering wordt geleerd, dat het gedenken van heiligen ertoe kan dienen<br />

hun geloof na te volgen, en de goede werken die zij in hun beroep deden. Zo kon de Kei-<br />

zer het voorbeeld van David in oorlogvoering volgen, om de Turken uit zijn vaderland te<br />

verdrijven. Want ze waren allebei koning.<br />

Maar de Heilige Schrift leert niet dat heiligen aangeroepen moeten worden, of dat om<br />

hulp van heiligen gesmeekt moet worden, omdat de Heilige Schrift ons alleen Christus als<br />

middelaar, zoenoffer, priester en tussenpersoon voorhoudt. Hij moet te hulp geroepen<br />

worden, en hij heeft beloofd onze gebeden te verhoren. Déze verering beveelt hij zeer<br />

aan: hij wil te hulp geroepen worden in alle verdriet. I Joh. 2: 'Als iemand zondigt, hebben<br />

wij een voorspraak bij God etc.' (I Joh. 2:1).<br />

Dit is zo ongeveer onze hele leer, waarin niets te ontdekken valt dat afwijkt van de leer<br />

van de Heilige Schrift of van de katholieke Kerk l8) of van de roomse kerk, voorzover wij<br />

die kennen uit de geschriften van de theologen. Een aangezien dat een feit is oordelen die-<br />

genen, die eisen dat wij als ketters beschouwd worden, onrechtvaardig. Het hele menings-<br />

verschil betreft een klein aantal misbruiken, die zonder duidelijke toestemming in de ker-<br />

ken binnengeslopen zijn. En als daarover enig verschil van mening zou zijn, dan zouden de<br />

bisschoppen zo mild moeten zijn dat zij de onzen tolereren vanwege de belijdenis, die wij<br />

zojuist uiteengezet hebben. Want de kerkelijke voorschriften zijn nooit zo hard dat zij<br />

overal dezelfde gebruiken eisen, en de gebruiken van alle kerken waren ook nooit iden-<br />

tiek. Bij ons worden overigens zoveel mogelijk de oude gebruiken zorgvuldig bewaard. Het<br />

is dan ook een gemene aantijging dat wij alle ceremoniën, alle oude gewoonten in onze<br />

kerken afgeschaft zouden hebben. Maar de algemene klacht was dat zich bepaalde mis-<br />

bruiken aan de gangbare gewoonten hadden gehecht. Die zijn, omdat ze niet met een goed<br />

geweten aanvaard konden worden, in zekere mate verbeterd.<br />

3. Artikelen waarin de afgeschafte misbruiken behandeld worden<br />

Onze kerken wijken in geen enkel geloofsartikel af van de katholieke kerk, ze verwijder-<br />

den slechts een aantal misbruiken, die nieuw zijn en die in strijd met de bedoeling van de<br />

kerkelijke wetten in de loop der tijden abusievelijk zijn ingevoerd.<br />

Daarom vragen we Uwe Keizerlijke Majesteit genadig aan te horen, wat er veranderd is<br />

en wat de oorzaken daarvan waren, opdat het volk niet gedwongen wordt zich aan die<br />

misbruiken, tegen het geweten in, te houden. Laat Uwe Keizerlijke Majesteit niet diegenen<br />

geloven, die om de haat tegen de onzen aan te wakkeren, verbazende lasterpraat onder<br />

het volk verspreiden. Op die manier raakten goede mensen geïrriteerd, en zo gaven zij<br />

aanleiding tot deze onenigheid. En met hetzelfde kunstje proberen ze nu de tweedracht<br />

-68-


te vergroten. Want Uwe Keizerlijke Majesteit zal zonder twijfel tot de conclusie komen<br />

dat de vorm van de leer en van de ceremoniën bij ons verdraaglijker is dan zoals vijandi-<br />

ge en kwaadwillende mensen deze beschrijven. Men komt de waarheid niet op het spoor<br />

door de gangbare geruchten en verdachtmakingen van onze vijanden. Maar het is een-<br />

voudig in te zien, dat niets méér kan bijdragen tot het bewaren van de waardigheid van de<br />

ceremoniën en tot het bevorderen van eerbied en vroomheid onder het volk dan het op<br />

de juiste wijze vieren van de ceremoniën in de kerken.<br />

XXII. Over de beide gestalten<br />

Aan leken worden beide gestalten van het sacrament gegeven bij de maaltijd des Heren,<br />

omdat deze gewoonte door de Heer bevolen wordt; Mt. 26:'Drinkt allen hier uit' (Mt. 26 :<br />

27). Daar schrijft Christus duidelijk voor, dat allen uit de beker moeten drinken. En laat<br />

niemand zichzelf wijsmaken dat dat alleen betrekking heeft op de priesters. Paulus noemt<br />

de Corinthiërs een voorbeeld waaruit duidelijk blijkt dat de hele Kerk beide gestalten ont-<br />

ving (I Cor. 11 : 20-30). <strong>De</strong>ze gewoonte bleef in de Kerk lang in stand, en het staat niet<br />

vast wanneer of door wie dit veranderd is, ook al noemt de kardinaal van Kues, wanneer<br />

de veranderingen goedgekeurd is. I9) Cyperianus laat op een aantal plaatsen zien dat het<br />

bloed aan het volk uitgereikt werd.Van hetzelfde getuigt Hieronymus, die zegt:'<strong>De</strong> pries-<br />

ters delen de eucharistie uit en verdelen het bloed van Christus onder het volk'. Zelfs<br />

Paus Gelasius beveelt dat er in het sacrament geen scheiding mag zijn (Distinaio 2, over<br />

de consecratie, het hoofdstuk dat begint met Comperimus) 20) . Alleen de gewoonte, die niet<br />

zo oud is, denkt er anders over. Het staat echter vast dat een gewoonte, die tegen Gods<br />

gebod ingevoerd is, niet goedgekeurd mag worden, zoals de kerkelijke wetten bewijzen.<br />

(Distinctio 8, het hoofdstuk dat begint met Veritate, en wat daarop volgt.) <strong>De</strong>ze gewoonte<br />

gaat evenwel niet alleen tegen de Heilige Schrift, maar ook tegen de oude kerkelijke wet-<br />

ten in en is in strijd met het voorbeeld van de Kerk gebruik geworden. Daarom had men<br />

diegenen, die het sacrament in beide gestalten wensten te ontvangen, niet mogen dwin-<br />

gen het anders te doen, in strijd met hun geweten. En omdat de scheiding tussen de ele-<br />

menten van het sacrament niet in overeenstemming is met Christus' opdracht, is het bij<br />

ons gewoonte de processie, die men tot nu toe pleegt te houden, te laten vervallen. 2I)<br />

XXIII. Over het priesterhuwelijk<br />

Er werd algemeen geklaagd over het slechte voorbeeld van priesters die zich niet aan het<br />

celibaat hielden. Daarom, zegt men, heeft Paus Pius verklaard dat er bepaalde redenen zijn<br />

waarom priester het huwelijk ontzegd is. Maar er zijn veel gewichtiger redenen om hun<br />

het recht om te trouwen terug te geven. Zo schrijft Platina immers. Omdat de priesters<br />

bij ons openlijke ergernis willen vermijden, treden zij in het huwelijk, en leren dat het hun<br />

-69 -


toegestaan is te trouwen. Ten eerste omdat Paulus zegt: 'Een ieder heeft zijn vrouw met<br />

het oog op de ontucht' (I Cor. 7 :2). Idem:'Het is beter te trouwen dan door hartstocht<br />

verteerd te worden' (I Cor. 7 : 9). Ten tweede: Christus zegt: 'Niet allen begrijpen deze<br />

uitspraak' (Mt. 19:11). Daar leert Hij dat niet alle mensen geschikt zijn voor het celibaat,<br />

omdat God de mens voor de voortplanting schiep, Gen. I. En de mens heeft niet het ver-<br />

mogen, zonder een bijzondere gave en hulp van God, de schepping te veranderen. Daar-<br />

om moeten zij die niet geschikt zijn voor het celibaat trouwen. Geen enkele menselijke<br />

wet, geen enkele gelofte, kan Gods gebod en zijn ordening opheffen. Om die redenen<br />

leren de priesters dat het hun toegestaan is in het huwelijk te treden.<br />

Het staat vast dat ook in de oude Kerk de priesters gehuwd waren. 22) Paulus zegt ook,<br />

dat iemand die getrouwd is, tot bisschop gekozen moet worden. En in Duitsland werden<br />

de priesters 400 jaar geleden voor het eerst met geweld gedwongen tot het celibaat. Zij<br />

waren daar echter dusdanig tegen gekant, dat de aartsbisschop van Mainz 23) , die van plan<br />

was het bevel van de bisschop van Rome over deze zaak openbaar te maken, bijna door<br />

woedende priesters in een oproer omgebracht werd. <strong>De</strong>ze zaak werd zo onmenselijk<br />

doorgevoerd, dat niet alleen toekomstige huwelijken verboden werden, maar dat ook al<br />

bestaande ontbonden moesten worden, in strijd met ieder goddelijk en menselijk recht,<br />

en in strijd met de kerkelijke voorschriften, die niet alleen door de pausen, maar ook door<br />

de grote concilies opgesteld zijn.<br />

En nu de menselijke natuur in deze wereld, die op z'n einde loopt langzamerhand zwak-<br />

ker wordt, is het nodig voorzorgsmaatregelen te treffen, opdat er niet meer misstanden<br />

binnensluipen in Duitsland. God stelde het huwelijk in, opdat het een redmiddel zou zijn<br />

tegen de menselijke zwakheid. Zelfs de kerkelijke voorschriften menen dat de oude<br />

strengheid in later tijden met het oog op de zwakheid van de mensen verzacht moet wor-<br />

den. Het is te hopen dat dat ook op dit punt zal gebeuren. Het is te voorzien dat er in de<br />

toekomst kerken zonder herder zullen zijn, als het huwelijk nog langer verboden blijft.<br />

Aangezien Gods gebod duidelijk is, en de gewoonte van de oude Kerk bekend is, aange-<br />

zien een onzuiver celibaat veel ergernis veroorzaakt - echtbreuk en andere misstappen,<br />

die de aandacht van een goede overheid verdienen - is het verwonderlijk dat nergens<br />

strenger tegen opgetreden wordt dan tegen het trouwen van priesters. God heeft gebo-<br />

den het huwelijk te eren; de wetten, ook bij de heidenen, geven het huwelijk de hoogste<br />

eer. En nu worden de mensen met enorme straffen belast, vooral de priesters, in strijd met<br />

de kerkelijke voorschriften, om geen andere reden dan het huwelijk. Paulus noemt de leer<br />

die het huwelijk verbiedt demonisch, I Tim. 4. Dat is gemakkelijk te begrijpen, nu het ver-<br />

bod om te trouwen met zulke zware straffen verdedigd wordt.<br />

Zoals geen enkele menselijke wet Gods gebod kon opheffen, zo kan ook geen gelofte<br />

Gods gebod opheffen. Daarom raadt Cyprianus vrouwen die de kuisheidsgelofte niet kun-<br />

nen houden aan te trouwen. Hij zegt het als volgt, in het eerste boek van zijn brieven, brief<br />

XI: 'Als zij de gelofte niet kunnen of willen houden, is het beter dat zij trouwen dan dat<br />

- 70-


zij door hun lusten in het vuur vallen. Maar laten zij vooral hun broeders of zusters geen<br />

aanstoot geven'.<br />

Tenslotte, de kerkelijke voorschriften betrachten terughoudendheid jegens diegenen, die<br />

vóór de daartoe geschikte leeftijd de gelofte hebben afgelegd, hetgeen tot nu toe meest-<br />

al het geval is.<br />

XXIV. <strong>De</strong> mis<br />

Onze kerken worden er ten onrechte van beschuldigd, dat zij de mis afschaffen. <strong>De</strong> mis<br />

wordt echter bij ons in ere gehouden, en met de grootste eerbied gevierd. Bijna alle<br />

gebruikelijke ceremoniën houden wij in stand, alleen worden op bepaalde plaatsen aan de<br />

Latijnse gezangen Duitse toegevoegd, met het doel het volk te onderwijzen.Want de cere-<br />

moniën zijn vooral nodig om diegenen, die niet op de hoogte zijn, te leren. Paulus schrijft<br />

voor dat in de Kerk een taal gebruikt moet worden die het volk begrijpt. Het volk is eraan<br />

gewend geraakt het sacrament gezamenlijk te ontvangen, na een voorbereiding daarop. Dit<br />

draagt bij tot de eerbied en de vrome beleving van de openbare ceremoniën. Want nie-<br />

mand wordt toegelaten, als hij niet van tevoren (in de biecht) onderzocht en gehoord is.<br />

Ten aanzien van het waardige en op de juist wijze ontvangen van het sacrament wordt de<br />

mensen voorgehouden hoeveel troost dat een beangstigd geweten brengt, opdat zij leren<br />

in God te geloven en alle goeds van God te ontvangen en te vragen. Zo'n viering behaagt<br />

God, als het sacrament zo ontvangen wordt, bevordert dat het ontzag voor God. Daar-<br />

om is het duidelijk dat de missen bij onze tegenstanders niet met meer eerbied gevierd<br />

worden dan bij ons.<br />

Het staat vast dat er al sinds lage tijd door alle goedgezinden openlijk en hevig over<br />

geklaagd is, dat de mis op schandelijke wijze ontheiligd wordt, gebruikt om geld te ver-<br />

dienen. Dat is geen verborgen zaak, maar dit misbruik is duidelijk zichtbaar in alle heilig-<br />

dommen, waar alleen voor de opbrengst of vanwege een legaat missen opgedragen wor-<br />

den. Paulus spreekt dreigende taal tot degenen die op onwaardige wijze omgaan met de<br />

eucharistie, wanneer hij zegt: 'Wie dit brood onwaardig eet of de beker van de Heer<br />

onwaardig drinkt, maakt zich schuldig aan het lichaam en bloed van de Heer' (I Cor. 11 :<br />

27). Daarom worden de priesters bij ons gewaarschuwd voor deze zonde en zijn er bij<br />

ons geen privaatmissen, omdat er bijna geen privaatmissen om een andere reden dan om<br />

het geld gehouden worden.Van deze misbruiken waren de bisschoppen wel degelijk op de<br />

hoogte, en als zij die misbruiken op tijd hadden gecorrigeerd was er nu minder verschil<br />

van mening. Zij hebben vroeger de ogen gesloten, en zo hebben zij vele kwalijke zaken de<br />

Kerk binnen laten sluipen. Nu het te laat is beginnen zij te jammeren over rampen in de<br />

Kerk, terwijl deze onrust nergens anders uit voortgekomen is dan uit die misbruiken, die<br />

zo duidelijk waren dat ze nauwelijks meer verdragen konden worden. Er zijn grote<br />

meningsverschillen over de mis en de sacramenten ontstaan, en zo moet misschien de<br />

- 71 -


hele wereld boete doen voor een dergelijke langdurige ontheiliging van de mis, die zij, die<br />

daarin verbetering hadden kunnen en moeten brengen, zoveel eeuwen hebben laten<br />

gebeuren.Want in de tien geboden staat geschreven:'Wie de naam van God misbruikt zal<br />

niet ongestraft blijven' (Ex. 20 :7). En vanaf het begin van de wereld schijnt geen enkele<br />

zaak zo tot een geldkwestie te zijn geworden als de mis.<br />

Daar kwam de opvatting bij, die de privaatmissen tot in het oneindige deed toenemen,<br />

namelijk dat Christus door zijn lijden genoegdoening verschaft heeft voor de erfzonde, en<br />

de mis heeft ingesteld om als offer te dienen voor de dagelijkse overtredingen, zowel voor<br />

doodzonden als voor andere zonden. Daaruit kwam de algemene opvatting voort, dat de<br />

mis een werk is dat de zonden van levenden en doden uitwist, zonder meer door het<br />

bedienen ervan. 24)<br />

Daaruit ontstond de discussie, of een mis die voor velen gelezen werd, evenveel baatte als<br />

een voor iedereen afzonderlijk gelezen mis. <strong>De</strong>ze discussie veroorzaakte die oneindige<br />

hoeveelheid missen.<br />

Over die opvattingen hebben de onzen geleerd, dat ze in strijd zijn met de Heilige Schrift<br />

en de heerlijkheid van het lijden van Christus te kort doen. Want het lijden van Christus<br />

was niet alleen het offer en de genoegdoening voor de erfschuld, maar ook voor alle ande-<br />

re zonden, zoals in Hebreeën geschreven staat:'Wij zijn eens en voor altijd geheiligd door<br />

het offer van het lichaam van Christus' (Heb. 10 : 10). En ook:'Door één offer heeft Hij<br />

voor eeuwig degenen die geheiligd zijn heel gemaakt' (Heb. 10 : 14).<br />

<strong>De</strong> Schrift leert ons ook dat wij tegenover God gerechtvaardigd zijn door het geloof in<br />

Christus. Als het bedienen van de mis zonder meer de zonden van levenden en doden uit-<br />

wist, wordt de rechtvaardigheid ons deel door het houden van de mis, niet door het<br />

geloof, hetgeen de Schrift niet toelaat.<br />

Maar Christus beveelt de mis te houden, om hem te gedenken. <strong>De</strong> mis in ingesteld, opdat<br />

het geloof in hen, die het sacrament ontvangen, weer beseft wat voor weldaden het door<br />

Christus heeft ontvangen, en zo het angstige geweten opricht en troost.Want dit is Chris-<br />

tus gedenken: zijn weldaden gedenken, en voelen dat die werkelijk aan ons bewezen zijn.<br />

Het is immers niet genoeg te gedenken wat er gebeurd is, dat kunnen ook de Joden en<br />

de goddelozen. Maar de mis moet gehouden worden om het sacrament uit te reiken aan<br />

diegenen, die troost nodig hebben, zoals Ambrosius zegt:'Omdat ik altijd zondig, moet ik<br />

altijd een geneesmiddel ontvangen'.<br />

Omdat de mis bestaat uit het deelhebben aan het sacrament, houdt men bij ons vast aan<br />

één gezamenlijke mis, op de verschillende feestdagen en ook op andere dagen, als er men-<br />

sen zijn die het sacrament willen ontvangen. In dat geval wordt het aan degenen die erom<br />

vragen uitgereikt. En deze gewoonte is niet nieuw in de Kerk. <strong>De</strong> kerkvaders voor Gre-<br />

gorius maken immers geen melding van privaatmissen, maar over de gezamenlijke mis<br />

spreken zij vaak. Chrysostomus zegt: 'Dagelijks staat de priester bij het altaar, sommigen<br />

nodigt hij uit ter communie, anderen weert hij af'. En uit de oude kerkelijke verordenin-<br />

-72 -


gen blijkt dat er één de mis celebreerde, van wie de overige priesters en diakenen het<br />

lichaam van de Heer ontvingen. Zo luiden immers de woorden van de bepaling van Nicea:<br />

'Laten de diakenen naar rangorde na de priesters de Heilige Communie van de bisschop<br />

of van de priester ontvangen'. En Paulus beveelt over de communie dat men op elkaar<br />

moet wachten, opdat men gezamenlijk deelneemt (I Cor. 11 :33).<br />

Aangezien de mis bij ons gehouden wordt naar het voorbeeld van de Kerk, gebaseerd op<br />

de Schrift en de kerkvaders, vertrouwen wij erop dat men er geen aanmerkingen op kan<br />

hebben, vooral omdat de ceremoniën voor het grootste deel in stand gehouden worden.<br />

Alleen het aantal missen wijkt af, maar vanwege de zeer grote en overduidelijke misbrui-<br />

ken zou een hervorming hier zeker op zijn plaats zijn.Want vroeger werd zelfs in de druk-<br />

ste kerken niet dagelijks de mis gehouden, zoals de Historia Tripartita, boek 9, bewijst: 'In<br />

Alexandrië daarentegen wordt op woensdag en vrijdag uit de Heilige Schrift gelezen en<br />

geleerden geven daarover uitleg, en dat alles gebeurt zonder de plechtige viering van het<br />

misoffer'. 2S)<br />

XXV. Over de Biecht<br />

<strong>De</strong> Biecht is in onze kerken niet afgeschaft.Want men is gewoon het lichaam van de Heer<br />

alleen uit te reiken aan degenen die van tevoren gebiecht en absolutie ontvangen hebben.<br />

En het volk wordt zorgvuldig onderwezen over het vertrouwen op de absolutie, waarover<br />

in vroeger tijden groot stilzwijgen heerste. <strong>De</strong> mensen wordt geleerd de absolutie zeer<br />

hoog te achten, omdat hier Gods stem en Gods bevel klinkt. <strong>De</strong> sleutelmacht wordt in<br />

ere gehouden, en er wordt aan herinnerd hoeveel troost die een angstig geweten schenkt.<br />

Ook wordt eraan herinnerd dat God geloof vraagt, in die zin dat men op de absolutie ver-<br />

trouwt alsof het Gods stem is die uit de hemel klinkt. Dat geloof bereikt en ontvangt<br />

waarlijk de vergeving der zonden. Vroeger werden de genoegdoeningen mateloos op de<br />

voorgrond gesteld, maar het geloof in Christus, Zijn verdiensten en de rechtvaardigheid<br />

uit het geloof werden niet genoemd. Op dat punt treft onze kerken geen blaam.Want zelfs<br />

onze tegenstanders moeten wel erkennen dat de leer over de boetedoening bij ons zorg-<br />

vuldig behandeld en naar voren gebracht wordt. Maar over de Biecht wordt geleerd dat<br />

een opsomming van overtredingen niet noodzakelijk is. Het geweten hoeft zich er niet<br />

mee te belasten of alle overtredingen opgesomd zijn, omdat het onmogelijk is alle over-<br />

tredingen te noemen, zoals de Psalm bewijst:'Wie kent de overtredingen?' (Ps. 19 : 13).<br />

En Jeremia: 'Het menselijk hart is slecht en ondoorgrondelijk' (jer. 17 :9). Als de zonden<br />

niet vergeven worden, tenzij ze genoemd zijn, kan het geweten nooit tot rust komen,<br />

omdat men zeer velen zonden niet beseft of zich kan herinneren. <strong>De</strong> oude theologen<br />

getuigen er ook van dat een dergelijke opsomming niet noodzakelijk is.Want in de <strong>De</strong>cre-<br />

ten wordt Chrysostomus geciteerd, die zegt:'lk zeg niet, dat je je in de openbaarheid moet<br />

begeven en jezelf in het bijzijn van anderen moet beschuldigen. Maar ik wil dat je de pro-<br />

-73 -


feet gehoorzaamt, die zegt: "Openbaar je doen en laten voor God". Belijd dus je zonden<br />

voor God, de ware rechter, in het gebed. Noem je overtredingen niet met je tong, maar<br />

in je geweten, dat ze zich herinnert'. En de glosse over de boetedoening, Distinctio 5, in het<br />

hoofdstuk Consideret geeft toe dat de biechtpraktijk op menselijk recht gebaseerd is. Maar<br />

de Biecht wordt bij ons in stand gehouden, vanwege de zeer grote zegen van de absolu-<br />

tie, en vanwege alle verdere hulp die het geweten daaruit ontvangt.<br />

XXVI. Over het onderscheid der spijzen<br />

Het was de overtuiging van het volk en van de leraren in de kerken dat het onderscheid<br />

der spijzen en vergelijkbaar menselijke tradities nuttige werken zijn, waarmee genade en<br />

genoegdoening voor zonden verdiend kunnen worden. Dat de wereld het zo opvatte blijkt<br />

uit het feit dat er dagelijks nieuwe ceremoniën, nieuwe regels, nieuwe feestdagen en nieu-<br />

we vastendagen ingesteld werden. <strong>De</strong> geleerde heren in hun heiligdommen hebben uitge-<br />

maakt dat deze werken noodzakelijk waren om de genade te verdienen, en zij hebben het<br />

geweten angst aangejaagd als men er iets van naliet.<br />

Door die overtuiging met betrekking tot de tradities zijn misstanden in de Kerk ontstaan.<br />

Ten eerste is de leer over de genade en de rechtvaardigheid uit het geloof verduisterd, die<br />

de kern van het evangelie is, en die in de Kerk boven alles uit moet steken en op de voor-<br />

grond moet treden. Zo kan Christus' verdienste op de juiste wijze erkend worden en het<br />

geloof, dat erop vertrouwt dat de zonden vanwege Christus vergeven worden, ver boven<br />

de werken en boven alle andere manieren om God te dienen, gesteld worden. Daarom legt<br />

Paulus hier ook de nadruk op, hij ruimt de wet en de menselijke tradities uit de weg, om<br />

aan te tonen dat de christelijke rechtvaardigheid iets anders is dan wat voor werken ook.<br />

Die rechtvaardigheid is namelijk het geloof, dat erop vertrouwt dat wij vanwege Christus<br />

in genade aangenomen worden. Die leer van Paulus is bijna helemaal weggedrukt door de<br />

tradities, die resulteerden in de opvatting dat de genade en de rechtvaardigheid door<br />

onderscheid van spijzen en dergelijke leefregels verdiend moesten worden. Bij de boete-<br />

doening werd niet over het geloof gesproken, maar werden alleen werken ter genoegdoe-<br />

ning opgedragen. Men meende dat de hele boetedoening daaruit bestond.<br />

Ten tweede: <strong>De</strong>ze tradities hebben Gods voorschriften verduisterd, omdat men aan de<br />

tradities verre de voorkeur gaf boven Gods voorschriften. Men meende dat het christen-<br />

zijn geheel bestond uit het in acht nemen van bepaalde feestdagen, rituelen, vastendagen,<br />

en een bepaalde manier van kleden. <strong>De</strong>ze godsdienstige leefregels waren verbonden met<br />

eervolle titels, want zij stonden garant voor een geestelijk en volmaakt leven. Ondertus-<br />

sen stonden Gods geboden ten aanzien van het dagelijks werk totaal niet in aanzien; bij-<br />

voorbeeld dat de vader des huizes zijn kroost opvoedde, dat de moeder kinderen baar-<br />

de, dat de vorst het land regeerde. Dat soort dingen beschouwde men als wereldlijke en<br />

onvolmaakte werken, veel minder waard dan die prachtige godsdienstige leefregels. Die<br />

-74 -


dwaling brak mensen met een vroom geweten bijna op; ze treurden erover dat ze een<br />

onvolmaakt leven moesten lijden, in het huwelijk, in ambten of in andere burgerlijke func-<br />

ties. En ze bewonderden monniken en dergelijken, en meenden abusievelijk dat de leefre-<br />

gels van diegenen God welgevalliger waren.<br />

Ten derde: <strong>De</strong> tradities hebben grote gevaren voor het geweten veroorzaakt, omdat de<br />

mensen zich onmogelijk aan alle tradities konden houden, en toch van mening waren dat<br />

die leefregels noodzakelijk waren om God te dienen. Gerson schrijft dat velen aan ver-<br />

twijfeling ten prooi gevallen waren en enkelen zelfs zelfmoord pleegden, omdat ze meen-<br />

den dat ze niet aan de eisen van de tradities konden voldoen. Ondertussen hoorden ze<br />

niets over de troost van de rechtvaardigheid uit het geloof en over de genade.<br />

Wij zien dat de schrijvers van Summa's 26) en theologen de tradities verzamelen en ver-<br />

zachting 2 ^ van de regels zoeken, om het geweten op te beuren. Maar zij slagen daar niet<br />

voldoende in, en brengen het geweten ondertussen nog meer in het nauw. <strong>De</strong> theologi-<br />

sche scholen en de predikers waren zo druk bezig met het verzamelen van tradities, dat<br />

er geen tijd over was om de Schrift ter hand te nemen en een nuttige leer te zoeken over<br />

het geloof, het kruis, de hoop, de waardigheid van wereldlijke zaken, en de troost voor het<br />

geweten in zware aanvechtingen. Daarom hebben Gerson 28) en andere theologen ernstig<br />

geklaagd dat zij door deze twisten over tradities verhinderd werden om zich met belang-<br />

rijker onderdelen van de leer bezig te houden. Augustinus verbiedt het geweten te bela-<br />

den met dergelijke leefregels, en hij maakt Januarius er wijselijk op attent, dat het in acht<br />

nemen van die leefregels er niet toe doet. Zo zegt hij het.<br />

Daarom moet men niet denken dat de onzen zich zomaar of uit haar jegens de bisschop-<br />

pen met deze zaak bezighouden, waar sommigen ons ten onrechte van verdenken. Het<br />

was dringend noodzakelijk de kerken op die dwaling te wijzen, die ontstaan waren door<br />

een verkeerde opvatting over de tradities. Want het evangelie dwingt ertoe de leer over<br />

de genade en de rechtvaardigheid uit het geloof steeds in de Kerk aan de orde te stellen.<br />

Die leer kan echter niet begrepen worden als de mensen menen dat zij de genade ver-<br />

dienen door zelf gekozen tradities. Daarom leerden de onzen dat we, door ons te hou-<br />

den aan menselijke tradities, de genade niet kunnen verdienen of genoegdoening voor de<br />

zonden kunnen verschaffen. Om die reden mag men niet van mening zijn dat dergelijke<br />

leefregels noodzakelijk zijn om God te dienen. Zij voegen er bewijzen uit de Schrift aan<br />

toe. Christus verontschuldigt in Mt. 15 de apostelen die zich niet aan de gebruikelijke<br />

regels hielden. Die regels behoorden tot de niet essentiële dingen en hadden te maken<br />

met reiningswetten. Hij zegt immers: Tevergeefs eren zij mij met geboden van mensen'<br />

(Mt 15:9). Dus eist hij geen nutteloze eredienst En even later voegt hij eraan toe: 'Alles<br />

wat door de mond naar binnen gaat maakt de mens niet onrein' (Mt 15:11). Hetzelfde<br />

in Rom. 14:'Het koninkrijk Gods bestaat niet in eten of drinken' (Rom. 14 : 17). Col. 2:<br />

'Laat niemand jullie beoordelen op grond van eten, drinken, sabbatviering of vastendagen'<br />

(Col. 2:16). Handelingen 15 zegt Petrus:'Waarom stellen jullie God op de proef door een<br />

-75 -


juk op de hals van de discipelen te leggen, dat noch wij, noch onze vaderen hebben kun-<br />

nen dragen? Maar door de genade van onze Heer Jezus Christus geloven wij behouden te<br />

worden, op dezelfde wijze als zij' (Hand. 15 : 10). Hier verbiedt Petrus het geweten te<br />

belasten met allerlei gebruiken, hetzij van Mozes, hetzij andere. I Tim. 4 noemt spijsver-<br />

boden een duivelse leer, want het is in strijd met het evangelie zulke werken in te voeren<br />

of ze te doen, om daarmee de genade te verdienen, en het zo voor te stellen alsof er geen<br />

christelijke rechtvaardigheid is buiten een dergelijke 'eredienst' (I Tim. 4 : 13). Hier ver-<br />

wijten de tegenstanders de onzen, dat zij de tuchtiging en de versterving van het vlees ver-<br />

bieden, zoals Jovinianus. 29) Maar men zal in de geschriften van de onzen iets heel anders<br />

aantreffen. Zij hebben namelijk altijd over het kruis geleerd, dat de christenen lijden moe-<br />

ten verdragen. Dat is de ware, ernstige, en niet gesimuleerde versterving: door allerlei lij-<br />

den geoefend en met Christus gekruisigd worden. Daar komt nog bij dat zij leren dat ieder<br />

christen zich door lichamelijke discipline of lichamelijke arbeid en oefening zo moet oefe-<br />

nen en in toom houden, dat verzadiging of luiheid hem niet tot zonde prikkelen. Maar niet<br />

om door die oefeningen zondenvergeving te verdienen of genoegdoening voor zonden te<br />

verkrijgen. Op die lichamelijke discipline moet altijd aangedrongen worden, niet alleen bij<br />

weinigen en op vastgestelde dagen, zoals Christus voorschijft: 'Pas op, dat jullie hart niet<br />

bezwaard wordt door een roes' (Lk. 21 : 34). Tevens:'Dit duivelsgeslacht kan door niets<br />

uitgedreven worden, tenzij door vasten en gebed' (Mk. 9 :29). En Paulus zegt:'Ik tuchtig<br />

mijn lichaam en houdt het in bedwang' (I Cor. 9 :27). Daar toont hij duidelijk aan waar-<br />

om hij zijn lichaam tuchtigt. Niet om door die discipline vergeving van zonden te verdie-<br />

nen, maar om een lichaam te kweken dat bruikbaar en geschikt is voor geestelijke zaken,<br />

en dat de plichten van het dagelijks werk kan vervullen. Daarom wordt niet het vasten op<br />

zich vervloekt, maar de tradities die het geweten belasten door bepaalde dagen en<br />

bepaald voedsel voor te schrijven, alsof dergelijke werken noodzakelijk zijn om God te<br />

dienen.<br />

Bij ons worden veel tradities in stand gehouden, zoals de volgorde van de lezingen in de<br />

mis, feestdagen etc., die ertoe bijdragen dat de zaken in de Kerk ordelijk verlopen. Maar<br />

ondertussen wijzen wij de mensen erop, dat een dergelijke leefwijze niet rechtvaardig<br />

maakt tegenover God, en dat men er geen zonde in moet zien als dergelijke zaken zon-<br />

der problemen worden weggelaten. <strong>De</strong>ze vrijheid ten opzichte van menselijke gebruiken<br />

was de kerkvaders niet onbekend.Want in het Oosten werd Pasen op een andere tijd dan<br />

in Rome gevierd. 30) Toen de Romeinen vanwege die ongelijkheid het Oosten van een schis-<br />

ma beschuldigden, werden zij er door anderen op gewezen dat zulke gewoonten niet<br />

overal hetzelfde hoeven te zijn. Irenaeus zegt: 'Een verschil in vasten heft de eenstem-<br />

migheid in het geloof niet op'. En in Distinctio 12 wijst Paus Gregorius erop dat een der-<br />

gelijke verscheidenheid de eenheid van de Kerk geen schade doet. In de Historia Tripartita<br />

zijn veel voorbeelden van verschillende gewoontes verzameld, en staan deze woorden<br />

geschreven: 'Het was niet de bedoeling van de apostelen feestdagen vast te stellen, maar<br />

-76 -


vroomheid en een goede levenswandel te prediken'.<br />

XXVII. Over de kloostergeloften<br />

Men begrijpt beter wat er bij ons over de kloostergeloften geleerd wordt, als men zich<br />

herinnert, in wat voor staat de kloosters verkeerden, hoeveel er dagelijks gebeurde, dat<br />

tegen de kerkelijke voorschriften van de kloosters inging. In de tijd van Augustinus waren<br />

het nog vrije gemeenschappen. Later, toen de discipline overal verslapt was, werden er<br />

geloften aan toegevoegd om, als het ware door het bedenken van een gevangenis, de dis-<br />

cipline te herstellen. Langzamerhand zijn aan die geloften veel andere regels toegevoegd.<br />

In die boeien zijn velen, tegen de voorschriften in, voor de daartoe vastgestelde leeftijd<br />

geketend. Velen kwamen door een vergissing in deze levensstaat terecht, niet omdat zij<br />

niet de juiste leeftijd hadden, maar omdat zij geen goed oordeel over hun eigen krachten<br />

hadden. <strong>De</strong>genen die zo in een valstrik terechtgekomen waren, werden gedwongen te blij-<br />

ven, ook al konden zij door een milde toepassing van de voorschriften bevrijd worden. Dit<br />

gebeurt in vrouwenkloosters nog meer dan in mannenkloosters, hoewel men met het<br />

zwakke geslacht behoedzamer moet omgaan.<br />

<strong>De</strong>ze strengheid beviel veel goedgezinde mensen vroeger al niet. Zij zagen hoe meisjes en<br />

opgroeiende jongens vanwege het levensonderhoud in kloosters weggestopt werden. Zij<br />

zagen ook wat voor ongelukken zo'n besluit met zich meebracht, wat voor ergernis het<br />

tot gevolg had, in wat voor valstrik het geweten terechtkwam. Zij betreurden het dat de<br />

autoriteit van de kerkelijke voorschriften in deze hoogst gevaarlijke zaak totaal verwaar-<br />

loosd en geminacht werd. Bij deze kwalijke zaken voegde zich nog een zo hoge waarde-<br />

ring van de geloften dat monniken uit vroeger tijd er ontstemd over geweest zouden zijn,<br />

althans de verstandigen onder hen. Zij zeiden dat de kloostergelofte gelijk is aan de doop,<br />

en leerden dat men door deze levenswijze vergeving van zonden en rechtvaardiging tegen-<br />

over God verdiende. Zij gingen zelfs nog verder: met het kloosterleven zou niet alleen<br />

rechtvaardigheid tegenover God verdiend worden, maar meer nog, men zou hiermee niet<br />

alleen de geboden vervullen, maar ook wat het evangelie vraagt.<br />

Zo overtuigden zij de mensen ervan dat de kloostergelofte veel meer waard was dat de<br />

Doop, en dat het kloosterleven verdienstelijker was dan het leven van regeerders, gees-<br />

telijken en anderen, die zonder zelf verzonnen verplichtingen in overeenstemming met<br />

Gods geboden in hun beroep leven.<br />

Zij kunnen hier niets van ontkennen, het staat immers in hun boeken.<br />

Wat gebeurde er vervolgens in de kloosters?<br />

Vroeger waren het scholen waar de Heilige Schrift en andere zaken, die nuttig voor de<br />

Kerk zijn, onderwezen werden, en kwamen priesters en bisschoppen daar vandaan. Nu<br />

gaat het anders toe, maar dat is zo bekend dat het niet verteld hoeft te worden.Vroeger<br />

kwamen ze in het klooster bijeen om te leren, nu verbeelden ze zich dat het een manier<br />

-77 -


van leven is, die ingesteld is om genade en rechtvaardigheid te verwerven. Ze verkondigen<br />

zelfs dat het de volmaakte manier van leven is, en geven daar verre de vooekeur aan boven<br />

alle andere manieren van leven die God ingesteld heeft.<br />

Wij hebben dit opgesomd zonder enige hatelijke overdrijving, alleen voor een beter<br />

begrip van de leer van de onzen in deze zaak.Ten eerste: Zij leren over diegenen, die een<br />

huwelijk sluiten, dat het allen die niet geschikt zijn voor het celibaat toegestaan is te trou-<br />

wen, omdat geloften de ordeningen en geboden van God niet op kunnen heffen. Dit is<br />

immers God gebod:'Met het oog op hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben' (I Cor.<br />

7 : 2). Niet alleen het gebod, maar ook Gods schepping en de ordening daarin dwingen<br />

diegenen, die niet door een bijzondere gave van God uitgezonderd zijn, tot het huwelijk.<br />

Zoals er staat'Het is niet goed dat de mens alleen is' (Gen. 2:18). Daarom zondigen dege-<br />

nen die Gods gebod en ordening gehoorzamen, niet<br />

Wat kan men tegen deze opvatting inbrengen? Men kan de verplichting van de gelofte ver-<br />

heerlijken, zoveel men wilt, maar men kan niet bereiken dat de gelofte Gods gebod opheft.<br />

<strong>De</strong> kerkelijke voorschriften leren dat bij elke gelofte een uitzondering wordt gemaakt<br />

voor het recht van een hoger persoon. Hoeveel minder tellen die geloften dan tegenover<br />

Gods geboden.<br />

Als er geen enkele mogelijkheid was geweest om de plichten, verbonden aan de gelofte,<br />

op te heffen, dan hadden de pausen nooit dispensatie kunnen verlenen. Want geen mens<br />

mag een verplichting, die tot het goddelijk recht behoort, ongedaan maken. Maar de pau-<br />

sen hebben, zeer verstandig, geoordeeld dat bij deze verplichting mildheid betracht moet<br />

worden. Daarom wordt dikwijls melding gemaakt van dispensatie. Bekend is immers het<br />

verhaal van de koning van Aragon, die uit het klooster teruggeroepen werd, en er zijn ook<br />

voorbeelden uit onze tijd.<br />

Vervolgens, waarom leggen onze tegenstanders de nadruk op de verplichting en de con-<br />

sequenties van de gelofte, wanneer ze ondertussen zwijgen over de voorwaarden van de<br />

gelofte, namelijk dat deze betrekking moet hebben op iets dat mogelijk is, en vrijwillig<br />

moet zijn, uit eigen motivatie en overwegingen. Het is toch bekend hoe weinig de mens<br />

in staat is tot eeuwig durende kuisheid. En hoe weinigen doen de gelofte uit eigen moti-<br />

vatie en overwegingen. Jonge meisjes en opgroeiende jongens worden, voor ze erover<br />

kunnen oordelen, overgehaald en soms zelfs gedwongen de gelofte af te leggen.<br />

Daarom is het niet billijk zo streng over de verplichting van de gelofte te spreken, want<br />

iedereen moet toegeven dat het tegen de aard van de gelofte ingaat, dat deze niet uit eigen<br />

motivatie en eigen overwegingen afgelegd wordt Zeer veel kerkelijke voorschriften ver-<br />

klaren beloften vóór het 15e jaar gedaan ongeldig, omdat men op die leeftijd niet in staat<br />

is te oordelen hoe men zijn hele leven wil doorbrengen. Een ander voorschrift, dat nog<br />

meer rekening houdt met de menselijke zwakheid, voegt daar een paar jaar aan toe, en<br />

verbiedt een gelofte te doen voor het 18e jaar. Welk voorschrift moeten we volgen? In<br />

ieder geval heeft het grootste deel reden om de kloosters te verlaten, omdat zeer velen<br />

-78 -


voor deze leeftijd de gelofte afgelegd hebben.<br />

Tenslotte, ook al zou er sprake zijn van een afkeurenswaardige schending van een gelofte,<br />

dan zou daar nog niet direkt uit volgen, dat het huwelijk van de betreffende personen ont-<br />

bonden moet worden.Want Augustinus zegt dat het niet ontbonden moet worden (Causa<br />

27, Quaestio I, het hoofdstuk Nuptiarum) en zijn uitspraak is gezaghebbend, ook al hebben<br />

anderen na hem anders geoordeeld.<br />

Hoewel Gods gebod over het huwelijk zeer velen bevrijdt van hun geloften, voeren de<br />

onzen nog een ander argument aan waarom de geloften ongeldig zijn. Alle manieren om<br />

God te dienen, die door de mensen zonder bevel van God ingevoerd en bedacht zijn om<br />

rechtvaardigheid en genade te verwerven, zijn goddeloos, zoals Christus zegt: Tevergeefs<br />

eren zij mij met geboden van mensen' (Mt. 15 :9). En Paulus leert overal dat de recht-<br />

vaardigheid niet gezocht moet worden in onze leerregels en voorschriften om God te die-<br />

nen, die door mensen bedacht zijn. Maar hij leert dat de rechtvaardigheid degenen ten<br />

deel valt, die geloven dat zij vanwege Christus door God in genade geaccepteerd worden.<br />

Het is bekend dat de monniken geleerd hebben dat de verzonnen godsdienstige voor-<br />

schriften genoegdoening verschaffen voor de zonde, en dat men daarmee genade en<br />

rechtvaardigheid verdient Wat is dat anders dan afbreuk doen aan Christus' eer, en de<br />

rechtvaardigheid door het geloof verdonkeremanen en ontkennen? Daaruit volgt dat de<br />

gebruikelijke geloften goddeloze pogingen zijn om God te dienen, en daarom zijn ze ongel-<br />

dig. Want een goddeloze gelofte, tegen Gods gebod in gedaan, heeft geen waarde, en een<br />

gelofte mag nooit tot iets zondigs verplichten, zoals de kerkelijke voorschriften luiden.<br />

Paulus zegt: 'Jullie zijn los van Christus, als jullie door de wet gerechtigheid verwachten;<br />

buiten de genade staan jullie' (Gal. 5 :4). <strong>De</strong>genen die door geloften rechtvaardigheid ver-<br />

wachten zijn dus los van Christus, en staan buiten de genade. Want zij die de rechtvaardi-<br />

ging verbinden aan geloften, verbinden aan hun eigen werken datgene wat alleen Gods eer<br />

toekomt.<br />

Men kan ook niet ontkennen dat de monniken geleerd hebben dat men zich door gelof-<br />

ten en leefregels kan rechtvaardigen en vergeving van zonden kan verdienen. Zij hebben<br />

er zelfs nog iets dwazers aan toegevoegd: zij beroemen zich erop dat zij hun werken aan<br />

anderen kunnen toedelen. Als iemand uit haat zou willen overdrijven zou hij hier heel wat<br />

stof kunnen verzamelen. Zaken waar de monniken zich nu zelf ook voor schamen! Daar<br />

komt nog bij dat zij de mensen ervan overtuigden dat de verzonnen godsdienstige voor-<br />

schriften een volmaakt christelijk leven inhielden. Betekent dat niet de rechtvaardiging<br />

toekennen aan de werken? Het is geen gering schandaal in de Kerk, wanneer men het volk<br />

een bepaalde, door mensen verzonnen levenswijze zonder gebod van God voorschrijft, en<br />

leert dat een dergelijke levenswijze de mensen rechtvaardigt. Want de rechtvaardigheid<br />

door het geloof, die in de Kerk vóór alles verkondigd moet worden, wordt verdonkere-<br />

maand wanneer die wonderbaarlijke, engelachtige godsdienstige voorschriften, het stimu-<br />

leren van armoede en nederigheid, en het celibaat de ogen van de mensen verslinden.<br />

- 79-


Voorts worden de geboden van God en de ware godsdienst verduisterd, wanneer de<br />

mensen horen dat alleen monniken in staat zijn volmaakt te leven.<br />

Want de christelijke volmaaktheid is God werkelijk vrezen, en tegelijk een groot geloof<br />

hebben en er vanwege Christus op vertrouwen dat we een genadige God hebben, deze<br />

God om hulp vragen, en die hulp zeker verwachten in alle zaken waarvoor we in ons<br />

beroep verantwoordelijk zijn, ondertussen naar buiten toe ijverig goede werken doen en<br />

ons beroep goed uitoefenen. Daarin ligt de werkelijke volmaaktheid en de ware Gods-<br />

verering, niet in het celibaat of in het bedelen en het kleed van de armoede. Maar het volk<br />

neemt veel verderfelijke opvattingen over door die valse lofzangen op het kloosterleven.<br />

Men hoort het celibaat mateloos prijzen, daarom leeft men met bezwaard geweten in het<br />

huwelijk. Men hoort dat alleen de bedelaars volmaakt zijn, daarom behoudt men met<br />

bezwaard geweten zijn bezittingen, en gaat men er met bezwaard geweten mee om. Men<br />

hoort dat het een evangelische aanbeveling is geen wraak te nemen. Daarom aarzelen<br />

sommigen in hun privé-leven niet om zich te wreken. Zij horen immers dat het afzien van<br />

wraak slechts een aanbeveling is, geen gebod. Anderen daarentegen dwalen nog meer, zij<br />

menen dat alle burgerlijke ambten en taken een christen onwaardig zijn, en in tegenspraak<br />

zijn met wat het evangelie aanbeveelt. Men leest over mensen die het huwelijk en het<br />

staatsbestuur lieten voor wat het was, en zich in kloosters verborgen. Dit noemden ze: de<br />

wereld ontvluchten en een heilige manier van leven zoeken. Zij zagen niet in dat God<br />

gediend moet worden naar die geboden, die Hij zelf opgedragen heeft, en niet naar de<br />

geboden die mensen verzonnen hebben. Een goede en volmaakte manier van leven is die,<br />

waarbij men Gods gebod eerbiedigt. Het is noodzakelijk de mensen dat duidelijk te maken.<br />

Al voor onze tijd keurde Gerson de dwaling van de monniken ten aanzien van de vol-<br />

maaktheid af, en hij verklaart dat de gedachte dat het monnikenleven de volmaakte levens-<br />

staat zou zijn, toen een nieuwigheid was. Er kleven zoveel goddeloze opvattingen aan de<br />

kloostergeloften: ze zouden rechtvaardig maken, ze zouden de christelijke volmaaktheid<br />

betekenen, de monniken zouden zich aan de geboden en aanbevelingen van het evangelie<br />

houden, zij zouden overtollige goede werken kunnen doen. Al deze dingen zijn verkeerd<br />

en onzinnig, en maken dat de geloften niet gelden.<br />

XXVIII. Over de kerkelijke macht<br />

Vroeger hebben er grote discussies plaatsgevonden over de macht van de bisschoppen,<br />

waarbij velen de kerkelijke macht en de macht van het zwaard vermengden, met alle nade-<br />

lige gevolgen vandien. Uit die vermenging zijn grote oorlogen en onlusten voortgekomen.<br />

Want de bisschoppen hebben, steunend op hun kerkelijke macht, de 'macht der sleutelen',<br />

niet alleen nieuwe manieren van Godsverering ingevoerd, en het geweten bezwaard door<br />

uitzonderingen te maken voor bepaalde gevallen en door gewelddadige excommunicatie.<br />

Maar zij probeerden ook de wereldlijke macht te verlenen en de keizer zijn Rijk te ont-<br />

-80-


nemen. <strong>De</strong>ze fouten zijn al lang geleden afgekeurd door vrome en geleerde mannen in de<br />

Kerk. Daarom wisten de onzen zich gedwongen, terwille van het juiste, het geweten bevrij-<br />

dende onderricht, het verschil tussen kerkelijke macht en de macht van het zwaard aan te<br />

tonen. Zij leerden dat beiden omwille van Gods geboden geëerbiedigd en in ere gehou-<br />

den moeten worden als de beste gaven Gods op aarde. Zij zijn van mening dat de sleu-<br />

telmacht, dat is de macht van de bisschoppen, volgens het evangelie de macht of de<br />

opdracht van God is om het evangelie te verkondigen, zonden wel of niet te vergeven, en<br />

de sacramenten uit te delen. Want met deze opdracht zond Christus de apostelen uit:<br />

'Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie. Ontvangt de Heilige Geest: wie jul-<br />

lie de zonden vergeven, die zijn ze vergeven; wie jullie ze toerekenen, die zijn ze toegere-<br />

kend' ()oh. 20 : 23). En Mk. 16: 'Gaat heen, verkondigt het evangelie aan alle schepselen'<br />

(Mk. 16: 15).<br />

<strong>De</strong>ze macht wordt alleen uitgeoefend door het evangelie te leren en te verkondigen, en<br />

door de sacramenten uit te delen, aan velen of aan weinigen, overeenkomstig de roeping<br />

(tot het ambt). Want daarmee worden geen lichamelijke zaken, maar eeuwige, zoals de<br />

Heilige Geest en het eeuwige leven, geschonken. Daaraan kan men alleen deel hebben<br />

door de dienst van het Woord en de sacramenten, zoals Paulus zegt: 'Het evangelie is een<br />

kracht van God tot behoud voor een ieder die gelooft' (Rom. I : 16). En Psalm 119: 'Uw<br />

belofte maakt mij levend' (Ps. 119:50). Omdat de kerkelijke macht eeuwige zaken schenkt,<br />

en slechts uitgeoefend wordt door de dienst van het Woord, verhindert deze het politie-<br />

ke bestuur niet, net zo min als de zangkunst dat doet. In de politiek gaat het om andere<br />

zaken dan in het evangelie. <strong>De</strong> overheid beschermt niet de ziel, maar het lichaam en aard-<br />

se zaken tegen duidelijk onrecht, en regeert de mensen met het zwaard en met lichame-<br />

lijke straffen. Het evangelie beschermt de ziel tegen goddeloze opvattingen, tegen de dui-<br />

vel en de eeuwige dood.<br />

Daarom moeten de kerkelijke en de wereldlijke macht niet vermengd worden. <strong>De</strong> kerke-<br />

lijke macht heeft de opdracht het evangelie te prediken en de sacramenten uit te delen.<br />

<strong>De</strong>ze macht dient zich niet op een vreemde taak te storten, mag geen wereldlijke macht<br />

verdelen, mag geen wetten van de overheid afschaffen, noch de daaraan verschuldigde<br />

gehoorzaamheid opheffen. <strong>De</strong>ze macht dient geen oordeel te verhinderen over burgerlij-<br />

ke regelingen of contracten, en mag de overheid geen voorschriften geven voor de inrich-<br />

ting van de staat. Christus zegt immers: 'Mijn rijk is niet van deze wereld' (joh. 18 : 36).<br />

Ook:'Wie heeft mij tot rechter of scheidsman tussen jullie aangesteld?' (Lk. 12 : 14). En<br />

Paulus zegt in Phil. 3:'Wij zijn burgers van een rijk in de hemelen' (Phil. 3 :20). 2 Cor. 10:<br />

'Maar de wapens van onze veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God tot het<br />

slechten van bolwerken etc.' (2 Cor. 10:4). Op deze manier onderscheiden de onzen de<br />

taken van beide machten en zij bevelen beiden te eerbiedigen en te erkennen, dat beiden<br />

een geschenk en een weldaad van God zijn.<br />

Voorzover de bisschoppen de macht van het zwaard hebben, hebben zij die niet als bis-<br />

-81 -


schoppen, in opdracht van het evangelie, maar op grond van menselijk recht, gegeven door<br />

de koningen en keizers tot het burgerlijk beheer van hun bezittingen. Dat^is een andere<br />

functie dan de dienst van het evangelie. Wanneer daarom naar de jurisdictie van de bis-<br />

schoppen gevraagd wordt, moet onderscheid gemaakt worden tussen het burgerlijk<br />

bestuur en de kerkelijke jurisdictie.Volgens het evangelie, of, zoals men zegt, naar godde-<br />

lijk recht, komt deze jurisdictie de bisschoppen toe, als diegenen aan wie de dienst van<br />

Woord en sacrament toevertrouwd is. Zij hebben de macht om zonden te vergeven, leer<br />

die afwijkt van het evangelie te verwerpen, goddelozen, van wie de goddeloosheid bekend<br />

is, van de kerkelijke gemeenschap uit te sluiten, niet op grond van menselijk gezag, maar<br />

op gezag van het Woord. In deze zaken zijn de kerken genoodzaakt op grond van godde-<br />

lijk recht de bisschoppen gehoorzaamheid te bewijzen, volgens de uitspraak: 'Wie jullie<br />

hoort, hoort mij' (Lk. 10:16). Maar wanneer zij iets leren of vaststellen dat in strijd is met<br />

het evangelie, hebben de kerken een bevel van God, dat hen verbiedt te gehoorzamen. Mt.<br />

7: 'Hoedt jullie voor valse profeten' (Mt. 7 : 15). Gal. I: 'Als een engel uit de hemel jullie<br />

een ander evangelie zou verkondigen, hij zij vervloekt' (Gal. I : 8). 2 Cor. 13:'Wij vermo-<br />

gen niets tegen de waarheid, maar wel voor de waarheid' (2 Cor. 13 : 8). Een ook. '<strong>De</strong><br />

macht is ons gegeven om te bouwen, niet om te verwoesten' (2 Cor. 13 : 19). Zo schrij-<br />

ven ook de kerkelijke wetten voor. (Causa II, Quaestio VII, de hoofdstukken Sacerdotes en<br />

Oves). En Augustinus zegt in zijn brief tegen Petilianus:'Men hoeft het niet eens te zijn met<br />

de katholieken, wanneer zij zich ergens in bisschoppen vergissen of iets leren dat in strijd<br />

is met de canonieke Schriften'.<br />

Voorzover de bisschoppen een andere macht of jurisdictie hebben om bepaalde zaken te<br />

berechten, bijvoorbeeld huwelijkszaken of de heffing van de tienden, hebben zij die macht<br />

op grond van menselijk recht. En waar geen bisschoppen meer zijn, zijn de vorsten ertoe<br />

verplicht, desnoods tegen wil en dank, over hun onderdanen recht te spreken, om de<br />

openbare vrede in stand te houden.<br />

Daarnaast wordt erover gediscussieerd, of bisschoppen en priesters het recht hebben<br />

ceremoniën in te voeren in de Kerk, en wetten over voedsel, feesten, de rangorde van<br />

geestelijken etc. op te stellen. <strong>De</strong>genen die dit recht toekennen aan de bisschoppen voe-<br />

ren als bewijs deze tekst aan:'Ik heb jullie nog veel te zeggen, maar jullie kunnen het thans<br />

niet dragen; doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot<br />

de volle waarheid' (Joh. 6 :12,13). Zij halen ook het voorbeeld van de apostelen erbij, die<br />

geboden hebben zich te onthouden van 'het verstikte en het bloed' (Hand. 15 :20, 29).<br />

Men wijst ook op de sabbat, die veranderd is in de dag des Heren, wat schijnbaar in strijd<br />

is met de tien geboden. Met geen enkel argument wordt meer geschermd dan met die<br />

wijziging van de sabbat. Men beweert dat de Kerk en zo grote macht heeft, dat ze zelfs<br />

één van de tien geboden kan opheffen.<br />

Maar in deze strijdvraag leren de onzen dat de bisschoppen niet de macht hebben om iets<br />

vast te stellen dat in strijd met het evangelie is, zoals boven aangetoond is. Dat leren ook<br />

-82-


de kerkelijke wetten, Distinctio 9 in zijn geheel. Verder gaat het tegen de Schrift, in voor-<br />

schriften vast te stellen en te verklaren dat men genoegdoening voor de zonden verschaft<br />

of rechtvaardiging verdient, door zich daaraan te houden. Want de eer van Christus' ver-<br />

dienste wordt tekort gedaan, wanneer we menen dat we door dergelijke verplichtingen<br />

gerechtvaardigd worden. Het staat echter vast, dat op grond van deze opvatting de voor-<br />

schriften tot in het oneindige zijn toegenomen, en dat ondertussen de leer over het geloof<br />

en de rechtvaardiging door het geloof onderdrukt zijn. Allengs werden er feestdagen vast-<br />

gesteld, vasten bepaald, nieuwe ceremoniën en nieuwe ordeningen ingesteld, omdat zij die<br />

deze zaken invoerden daarmee de genade dachten te verdienen. Zo groeiden eertijds de<br />

bepalingen over de boete, en daarvan zien we nu nog de sporen in al die werken tot<br />

genoegdoening.<br />

Zij die deze voorschriften invoeren gaan daarmee ook tegen Gods gebod in, wanneer zij<br />

een verband leggen tussen zonde en voedsel, het houden van bepaalde dagen en dergelij-<br />

ke zaken. Zij belasten de Kerk met een wettische slavernij, alsof er onder christenen, ter<br />

verkrijging van de rechtvaardigheid, een levenswijze nodig is, vergelijkbaar met de leviti-<br />

sche, een dienst waarvan God dan het beheer zou hebben opgedragen aan de apostelen<br />

en de bisschoppen. Zo vindt men dat bij sommige theologen, en het schijnt dat ook de<br />

pausen, door zich te spiegelen aan het voorbeeld van de wet van Mozes, voor een deel in<br />

deze val gelopen zijn. Daar komen die dingen vandaan die de mensen zo zwaar belasten:<br />

dat het een doodzonde is, ook wanneer niemand er aanstoot aan neemt, op feestdagen<br />

handarbeid te verrichten; dat bepaald voedsel het geweten bezoedelt; dat vasten, niet<br />

gewoon, maar als boetedoening, een werk is dat God behaagt; dat het een doodzonde is<br />

de gebeden op de vaste tijden te verzuimen; dat zonde in geval van casus reservati alleen<br />

door degene die die reservatie heeft vastgelegd kan worden vergeven - en dat, terwijl het<br />

hier niet om schuld, maar om een kerkelijke straf gaat, zoals de kerkelijke bepalingen zelf<br />

zeggen!<br />

Waar halen de bisschoppen het recht vandaan de Kerk dergelijke voorschriften op te leg-<br />

gen en het geweten in het nauw te brengen, wanneer Petrus zijn discipelen verbiedt een<br />

juk op te leggen, en Paulus zegt dat de macht hun gegeven is om te bouwen, niet om te<br />

verwoesten? Waarom vermeerderen ze dan de zonden met zulke voorschriften?<br />

Toch zijn er duidelijke bewijzen, dat het verboden is verplichtingen op te leggen om God<br />

te behagen of te stellen dat ze noodzakelijk zijn voor het heil. Paulus zegt in Col. 2:'Laat<br />

niemand jullie oordelen op grond van eten, drinken, feestdagen, nieuwe maan of sabbat'<br />

(Col. 2 : 16). En ook:'Als jullie met Christus afgestorven zijn aan de wereldgeesten, waar-<br />

om laten jullie je dan, alsof jullie nog in de wereld leven, geboden opleggen: raak niet aan,<br />

smaak niet, roer niet aan; dat alles zijn dingen, die door het gebruik verloren gaan; het zijn<br />

geboden en leringen van mensen, die een schijn van wijsheid hebben' (Col. 2 :20-23). En<br />

Titus I: 'Leen niet het oor aan Joodse verdichtsels en geboden van mensen, die zich van<br />

de waarheid afkeren' (Tit. I : 14). Christus zegt in Mt. 15 over diegenen, die voorschriften<br />

-83 -


uitvaardigen: 'Laat hen gaan: blinden zijn zij, die blinden leiden'. Hij keurt dergelijke regels<br />

af: 'Elke plant, die mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden' (Mt. 15 :<br />

13,14).<br />

Als de bisschoppen het recht hebben het geweten met dergelijke voorschriften te belas-<br />

ten, waarom verbiedt de Schrift dan zo vaak die voorschriften op te stellen? Waarom<br />

noemt de Schrift ze leerstellingen van demonen? Heeft de Heilige Geest er dan tevergeefs<br />

voor gewaarschuwd?<br />

<strong>De</strong> conclusie moet dus zijn: Omdat voorschriften, die als noodzakelijk beschouwd wor-<br />

den om de rechtvaardigheid te verwerven, in strijd zijn met het evangelie, mogen bis-<br />

schoppen zulke bepalingen niet invoeren of tot noodzakelijke dingen verklaren. <strong>De</strong> leer<br />

van de christelijke vrijheid moet in de Kerk behouden blijven, omdat voor de rechtvaar-<br />

diging niet nodig is een slaaf van de wet te zijn, zoals in Galaten geschreven staat:'Laat jul-<br />

lie niet weer een slavenjuk opleggen' (Gal. 5 : I). <strong>De</strong> kern van het evangelie moet behou-<br />

den blijven, namelijk dat de genade voortkomt uit het geloof in Christus en niet uit bepaal-<br />

de voorschriften of door allerlei bepalingen die mensen vastgesteld hebben.<br />

Hoe moet men dan denken over de zondag en dergelijke gebruiken in de Kerk? Daarop<br />

antwoorden de onzen, dat het bisschoppen of priesters toegestaan is regelingen te ont-<br />

werpen, die ervoor zorgen dat het in de Kerk ordelijk toegaat, maar niet om daarmee<br />

genoegdoening te verschaffen voor de zonden of om het geweten ermee te belasten, door<br />

ze als een noodzakelijke en verplichte manier van Godsverering te beschouwen. Zo<br />

schrijft Paulus voor, dat de vrouwen tijdens bijeenkomsten haar hoofd moeten bedekken,<br />

en dat er in de Kerk in goede orde naar de uitleggers geluisterd moet worden. <strong>De</strong><br />

gemeenten behoren, met het oog op de liefde en rust, dergelijke voorschriften op te vol-<br />

gen en zo in acht te nemen, dat men elkaar geen aanstoot geeft, maar dat alles in de Kerk<br />

ordelijk en zonder onrust verloopt. In geen geval mag de mening post vatten dat ze nodig<br />

zijn voor het heil, want dat zou weer een gewetensbelasting opleveren. Het is ook geen<br />

zonde ze te overtreden, als dat verder geen aanstoot geeft.<br />

Zo is het dus gesteld met het vieren van de zondag, van Pasen, Pinksteren en dergelijke<br />

feesten en gebruiken. Want wie menen dat door de autoriteit van de Kerk het vieren van<br />

de zondag in plaats van de sabbat als een noodzakelijke plicht is ingevoerd, vergissen zich.<br />

<strong>De</strong> Schrift heeft de sabbat afgeschaft, niet de Kerk. Want na de openbaring van het evan-<br />

gelie kunnen alle ceremoniën van Mozes opgeheven worden. Maar omdat het toch nodig<br />

is dat er een bepaalde dag vastgesteld wordt, zodat het volk weet wanneer het samen<br />

moet komen, heeft de Kerk daartoe de zondag aangewezen. Die dag is ook om die reden<br />

uitgekozen, dat de mensen een voorbeeld van christelijke vrijheid zouden hebben en zou-<br />

den weten, dat het houden van de sabbat of van een andere dag niet noodzakelijk is.<br />

Er zijn onmogelijke discussies gevoerd over verandering van de wet, over ceremoniën van<br />

de nieuwe wet, over de wijziging van de sabbat. Al die discussies zijn ontstaan uit de ver-<br />

keerde overtuiging, dat er in de Kerk een geheel van godsdienstige regels moet zijn, ver-<br />

-84 -


gelijkbaar met de levitische, en dat Christus de apostelen en bisschoppen opgedragen<br />

heeft nieuwe ceremoniën in te voeren, die noodzakelijk zijn voor het heil. <strong>De</strong>ze dwalin-<br />

gen zijn binnengeslopen in de Kerk, omdat de rechtvaardigheid door het geloof niet dui-<br />

delijk geleerd werd. Sommigen beweren dat het houden van de zondag weliswaar niet<br />

geheel, maar toch wel bijna een goddelijke verplichting is; zij schrijven voor, hoeveel men<br />

op feestdagen mag werken. Wat zijn zulke discussies anders dan een valstrik voor het<br />

geweten? Hoe ze ook proberen de voorschriften te verzachten, men komt er niet op de<br />

werkelijke goede manier uit, zolang de opvatting blijft dat de voorschriften heils-<br />

noodzakelijk zijn. En die opvatting blijft, als men geen inzicht heeft in de rechtvaardigheid<br />

uit het geloof en in de christelijke vrijheid. <strong>De</strong> apostelen hebben bevolen zich te onthou-<br />

den van bloed etc. Wie houdt zich daar nu nog aan? En toch zondigt men niet, als men<br />

zich er niet aan houdt, omdat de apostelen zelf het geweten niet met een dergelijke sla-<br />

vernij willen belasten, maar, om ergernis te vermijden, in een bepaalde tijd een verbod uit-<br />

vaardigen. Men moet bij dit bevel de eeuwige blijvende wil van het evangelie in het oog<br />

houden. Er zijn bijna geen kerkelijke voorschriften, waar men zich heel nauwgezet aan<br />

houdt, en dagelijks raken vele voorschriften in onbruik, ook bij diegenen die de tradities<br />

verdedigen. Men kan het geweten niet helpen, waar het relativerende inzicht ontbreekt,<br />

dat deze voorschriften niet noodzakelijk zijn, en dat het geweten zich niet bezwaard hoeft<br />

te voelen als zulke menselijke gebruiken veranderen.<br />

<strong>De</strong> bisschoppen zouden zich gemakkelijk van de gehoorzaamheid die hun toekomt, kun-<br />

nen verzekeren, als zij geen tradities verplicht stellen waar men zich niet met een goed<br />

geweten aan kan houden. Nu eisen ze het celibaat en accepteren niemand, die niet zweert<br />

dat hij de zuivere leer van het evangelie niet predikt. Onze gemeenten verlangen niet dat<br />

de bisschoppen de eenheid herstellen door afstand te doen van hun erepositie, hoewel<br />

goede herders dat eigenlijk zouden moeten doen. Zij vragen slechts om afschaffing van<br />

onredelijke plichten, die nieuw zijn en die in strijd met de gewoonte van de Kerk in z'n<br />

geheel zijn ingevoerd.<br />

Misschien waren er in het begin aannemelijke oorzaken voor die gebruiken, maar die<br />

waren in latere tijden niet meer relevant. Het blijkt echter dat een aantal gebruiken door<br />

vergissingen ingevoerd is. Daarom zou de mildheid van de bisschoppen ervoor moeten<br />

zorgen dat die plichten verzacht worden, want een dergelijke verandering brengt de een-<br />

heid van de Kerk niet aan het wankelen. Maar als men het niet gedaan kan krijgen dat ze<br />

die verplichtingen laten vallen, waar men niet zonder zonde aan kan voldoen, dan moeten<br />

we ons aan de apostolische regel houden, die voorschrijft dat we God meer moeten<br />

gehoorzamen dan mensen. Petrus verbiedt de bisschoppen met dwang te heersen in de<br />

kerk (I Pt. 5 : 2). Het gaat er niet om dat de bisschoppen afstand doen van hun heer-<br />

schappij, maar wij vragen alleen dit ene: dat zij toelaten dat het evangelie zuiver gepredikt<br />

wordt, en dat zij een aantal verplichtingen afschaffen, waar men zich niet zonder zonde aan<br />

kan houden. Als zij dat niet doen, zullen zij zelf moeten zien hoe ze voor God verant-<br />

-85 -


woorden dat hun hardnekkigheid een reden tot kerkscheuring vormt<br />

Wij hebben de voornaamste artikelen behandeld, waarover gestreden wordt Hoewel er<br />

nog veel meer misbruiken aan de orde hadden kunnen komen, zijn, om breedsprakigheid<br />

te voorkomen, alleen de belangrijkste punten besproken.<br />

Er waren ernstige klachten over de aflaten, de bedevaarten, en het misbruiken van de<br />

excommunicatie.Veel gemeenten leden dikwijls onder aflaatpredikers. Er waren eindeloze<br />

twisten tussen pastoors en monniken over hun rechten in de gemeente, over het biecht-<br />

horen, over begrafenissen en onnoemelijk veel andere zaken. Aan dergelijke zaken zijn wij<br />

voorbijgegaan, zodat de zaken waar het werkelijk om gaat na een korte uiteenzetting<br />

begrepen kunnen worden. Daarbij werd niets gezegd of opgesomd om iemand te beledi-<br />

gen. Alleen die dingen zijn genoemd, waarvan wij meenden dat ze gezegd moesten wor-<br />

den, opdat men zou begrijpen dat er bij ons in leer en ceremoniën niets is opgenomen<br />

dat in strijd is met de Schrift of met de katholieke kerk. Want het is duidelijk dat wij er<br />

zeer nauwgezet voor gezorgd hebben dat er geen nieuwe en goddeloze leerstellingen in<br />

onze gemeenten binnendrongen.<br />

<strong>De</strong> hierboven behandelde artikelen hebben wij willen aanbieden, overeenkomstig het<br />

bevel van Uwe Keizerlijke Majesteit.<br />

Hierin wordt onze belijdenis uiteengezet, en kan men zich op de hoogte stellen van de<br />

hoofdzaken van de leer van degenen die bij ons prediken.<br />

Mocht men iets in deze belijdenis missen, dan zijn wij bereid, zo God het wil, daarover ver-<br />

dere uitleg te geven, in overeenstemming met de Heilige Schrift.<br />

Aan Uwe Keizerlijke Majesteit,<br />

in trouw en onderworpenheid,<br />

Johannes, Hertog van Saksen, Keurvorst<br />

Georg Markgraaf van Brandenburg<br />

Ernst 30 , met eigenhandige ondertekening<br />

Philip, Landgraaf van Hessen<br />

Johan Frederik, Hertog van Saksen<br />

Frans, Hertog van Lunenburg<br />

Wolfgang,Vorst van Anhalt<br />

Burgemeester en stadsbestuur van Neurenberg<br />

Stadsbestuur van Reutlingen<br />

-86-


NOTEN<br />

1) Eén van de drie oecumenische geloofsbelijdenissen: het Nicaeno-Constantinopolitanum, tot<br />

stand gekomen op de concilies te Nicea (325) en te Constantinopel (381).<br />

2) Secte van Perzische oorsprong, die twee goden onderscheidde, namelijk de god van het licht<br />

en van de duisternis, van goed en kwaad.<br />

3) Aanhangers van de leer van Valentinus (Egypte, 2e eeuw). <strong>De</strong> Valentinianen worden gerekend<br />

tot de Gnostiek. <strong>De</strong>ze stroming leert dat er één goddelijk wezen is, waaruit trapsgewijs alles<br />

voortvloeit: eerst de hogere machten (waaronder Christus, de engelen, de Heilige Geest), dan<br />

de lagere.<br />

4) Aanhangers van Arius (gestorven 336), die leerde dat alleen God ongeboren en ongeschapen<br />

is. Jezus is niet gelijk aan God, maar het hoogste en eerste schepsel.<br />

5) Eunomius (Alexandrië, 4e eeuw), aanhanger van Arius.<br />

6) <strong>De</strong> Islam kent geen Drie-eenheid.<br />

71 Volgens Paulus van Samosata (bisschop in Antiochië, c. 260) was Christus een mens, die door<br />

zijn wil en liefde door God als zoon aangenomen werd.<br />

8) Tegen de anti-trinitarische geestdrijvers.<br />

9) <strong>De</strong> monnik Pelagius (einde 4e, begin 5e eeuw) leerde dat de mens van nature in staat is om<br />

het goede te doen en zonder zonde te leven.<br />

10) Hiermee worden de Scholastici bedoeld, zoals Thomas van Aquino, Duns Scotus en Gabriël<br />

Biel. Zij menen dat de erfzonde de wil om het goede te doen niet heeft aangetast.<br />

1 D e Augsburge Confessie spreekt hier over het toerekenen van het geloof als 'gerechtigheid, die<br />

voor God geldt'. <strong>De</strong> Scholastici spraken alleen over het 'niet-toerekenen van de zonde van de<br />

mens'.<br />

I2) <strong>De</strong> Donatisten waren een groep in de kerk van Noord-Afrika in het begin van de 4e eeuw, die<br />

aan bisschoppen het ambt ontzegde, omdat zij zich onwaardig gedragen hadden in de tijd van<br />

de vervolging onder keizer Diocletianus. Sacramentsbediening door deze bisschoppen hielden<br />

zij voor ongeldig en waardeloos. Voor Luther zijn Woord en Sacrament niet afhankelijk van<br />

menselijke heiligheid, maar van Gods handelen.<br />

-87 -


13) In de 3e eeuw was er strijd over de vraag of mensen die na de Doop zware zonden begaan<br />

hadden weer in de kerkelijke gemeenschap opgenomen mochten worden. Hierbij ging het<br />

vooral om afvalligen tijdens christenvervolgingen. Novatianus en zijn volgelingen weigerden<br />

deze mensen weer op te nemen.<br />

14) Augustinus (354-430, bisschop van Hippo, Noord-Afrika) was de belangrijkste theoloog van de<br />

vroege Kerk.<br />

In de Middeleeuwen was zijn bijnaam 'Doctor gratiae', leraar van de genade.<br />

15) Verenigingen van leken voor bepaalde vroomheidsoefeningen en kerkelijke arbeid.<br />

16) <strong>De</strong> grote theologen van de eerste eeuwen worden 'Kerkvaders' genoemd. Ambrosius (ca. 340-<br />

397) was bisschop in Milaan en wordt tot die groep gerekend. Dat geldt ook voor Cyprianus<br />

(3e eeuw), Hiëronymus (4e/5e eeuw), Chrysostomus (4e eeuw) en Irenaeus (2e eeuw), die ver-<br />

derop geciteerd zullen worden.<br />

,7) Uit het Pinksterlied 'Veni, sancte spiritus' (omstreeks 1200).Vergelijk het Liedboek, gezang 238:<br />

311.<br />

I8) Katholieke kerk duidt hier niet een bepaald kerkgenootschap aan, maar betekent: de kerk in z'n<br />

geheel. Met de Roomse kerk wordt de beleidslijn uit Rome bedoeld.<br />

,9) Dat leken de kelk onthouden werd is in het Westen vanaf de 13e eeuw gewoonte geworden.<br />

Nicolaas van Kues schrijft in 1514 dat daartoe besloten werd op het 4e Lateraans Concilie<br />

(1215).<br />

20) Kort na 1140 schreef Gratianus (12e eeuw) zijn 'Concordantia discordantium canonum',<br />

gewoonlijk'<strong>De</strong>cretum Gratiani' genoemd. Verderop in de Confessio wordt dit werk met'<strong>De</strong><br />

<strong>De</strong>creten' aangeduid. In het <strong>De</strong>cretum Gratiani wordt een samenvatting van het geldende ker-<br />

kelijke recht gegeven. Er worden veel theologen in geciteerd. Het <strong>De</strong>cretum is onderverdeeld<br />

in: onderdelen (Distinctio), hoofdstukken (Caput) en punten (Quaestio).<br />

21) Hier wordt de processie op Sacramentsdag (donderdag na Trinitatis) bedoeld. Op deze feest-<br />

dag, die in de 13e eeuw ingevoerd werd, hield men een processie waarbij men de geconse-<br />

creerde hostie ronddroeg.<br />

22) Het celibaat voor priesters was tot het begin van de 12e eeuw niet verplicht. Wel werd er in<br />

de daaraan voorafgaande eeuwen, onder invloed van het monnikenwezen, steeds meer op aan-<br />

gedrongen dat priesters zich aan het celibaat zouden houden. In Duitsland was in de 12e eeuw<br />

-88-


het grootste deel van de priesters gehuwd.<br />

23) Siegfried van Mainz op de Synoden te Erfurt en Mainz (1075).<br />

24) Dit is een vertaling van het latijnse: ex opere operato. Daarmee wordt aangeduid dat het voor<br />

de mis alleen bepalend is of deze op de juiste wijze, dat wil zeggen volgens de geldende voor-<br />

schriften, gehouden wordt Is dat het geval, dan is de mis inderdaad een offer voor de zonden,<br />

ongeacht het geloof van degene die daaraan deelneemt.<br />

25) <strong>De</strong> Historia Tripartita is een kerkgeschiedenis, in de 6e eeuw in opdracht van Cassiodorus<br />

geschreven.<br />

26) Summa: de naam die men in de Middeleeuwen gaf aan een systematische uiteenzetting van de<br />

geloofsleer. <strong>De</strong> bekendste is die van Thomas van Aquino.<br />

27) Dit is een vertaling van een latijns werkwoord, dat weer teruggaat op het Griekse woord 'epiei-<br />

keia'. Dat betekent, dat men niet moet rekenen naar de strenge letter van de wet, maar naar<br />

de bedoeling van die wet.<br />

28) Johannes Gerson (1363-1429), die aan het hoofd van de universiteit van Parijs stond, streed<br />

voor hervormingen binnen de Kerk.<br />

29) Jovinianus (vanaf ca. 385 in Rome) was een asceet die de verdienstelijkheidsleer van de mon-<br />

niken bestreed.<br />

30) In Klein-Azië werd Pasen gevierd op de datum van het Joodse Paasfeest (de dag na de eerste<br />

Nieuwe Maan na de voorjaars-dag-en-nacht-evening). In Rome vierde men het Paasfeest op de<br />

daaropvolgende zondag.<br />

31) Hertog van Lunenburg.<br />

-89 -


Inhoud:<br />

Ten Geleide 5<br />

<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> - achtergrond en ontstaan 7<br />

<strong>Konkordie</strong> van Leuenberg 13<br />

Waarmee de kerk staat of valt 23<br />

Kerkgemeenschap 35<br />

<strong>De</strong> predestinatieleer in de <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong> 47<br />

Bijlage<br />

<strong>De</strong> Augsburgse Confessie 57<br />

-90 -<br />

^


<strong>De</strong> <strong>Leuenberger</strong> <strong>Konkordie</strong>, in de zeventiger jaren opgesteld<br />

ten behoeve van het gesprek tussen gereformeerden en<br />

lutheranen in Europa, heeft in Nederland de laatste jaren veel<br />

stof doen opwaaien. <strong>De</strong> reden daarvoor is de opname van de<br />

kerkorde in het grondslagartikel van de concept-kerkorde voor<br />

een Verenigde Protestantse Kerk in Nederland. Nu de<br />

behandeling van deze kerkorde in een beslissend stadium is<br />

gekomen wilde het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond<br />

in de Nederlandse Hervormde Kerk nog een keer<br />

verantwoording afleggen inzake de bezwaren tegen de konkordie<br />

vanuit gereformeerd gezichtspunt.<br />

Over de status van de konkordie bestaat geen eenstemmigheid.<br />

In dit geschrift wordt de achtergrond van de konkordie<br />

toegelicht, waarna de thema's, waarover binnen de kerken<br />

geen gemeenschappelijkheid in gevoelen bestaat, worden belicht.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!