29.09.2013 Views

AARDRIJKSKUNDE

AARDRIJKSKUNDE

AARDRIJKSKUNDE

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

1 Visie<br />

SO<br />

EERSTE GRAAD<br />

A-stroom<br />

VAK<br />

<strong>AARDRIJKSKUNDE</strong><br />

2 uur/week in het eerste jaar<br />

1 uur/week in het tweede jaar<br />

ww-o<br />

98082<br />

(ex-97038)


De aardrijkskunde in het Secundair Onderwijs is er op gericht dat leerlingen een ruimtelijke visie op de wereld rondom hen<br />

ontwikkelen. De conceptuele visie op de leerplanontwikkeling voor het vak aardrijkskunde in het Secundair Onderwijs van<br />

het Gemeenschapsonderwijs vertoont een structurele opbouw. Het vormen van een eigentijds wereldbeeld vertrekt van het<br />

lokale milieu in de eerste graad. De door observatie geregistreerde gegevens worden in een aantal geografische<br />

basisvaardigheden verwerkt. Deze zullen verder ingeoefend en verfijnd worden in de latere graden van het Secundair<br />

Onderwijs, waarin de themata een toenemende complexiteit en ruimtelijke context bezitten.<br />

2 Beginsituatie<br />

Op het einde van het Basisonderwijs hebben de leerlingen een ruimtelijk bewustzijn ontwikkeld. Wij gaan ervan uit dat de<br />

leerlingen van het secundair onderwijs het gedeelte van het leerplan van het basisonderwijs i.v.m. wereldoriëntatie hebben<br />

verwerkt. Vanuit een elementaire topografische kennis, een geografische basisbegripsvorming en een beperkt inzicht in<br />

ruimtelijke relaties werden een aantal vaardigheden aangeleerd.<br />

In het Basisonderwijs evolueert binnen de Wereldoriëntatie het domein ARuimte@ van de onmiddellijke omgeving via kaarten<br />

beeldmateriaal tot een meer uitgebreid wereldbeeld. Het is dan ook aangewezen dat leraren uit de eerste graad van het<br />

Secundair Onderwijs weet hebben van de krachtlijnen in de leerplannen Basisonderwijs. Via kaartsymbolen, beeldmateriaal<br />

en abstracte denkprocessen hebben de leerlingen geleerd inzichten te verwerven, ook over milieus waarin ze niet<br />

opgegroeid zijn. Ze hebben tevens geleerd hoe ze zich op een aanvaardbare manier kunnen bewegen binnen die ruimte. De<br />

leerlingen hebben reeds een eerste contact gehad met aspecten van het economisch, sociaal en cultureel leven van<br />

mensen in de eigen leefomgeving die uit andere cultuurgebieden afkomstig zijn.<br />

3 Algemene doelstellingen<br />

In essentie streeft de onderwijsgeografie naar een ruimtelijk kunnen benaderen en interpreteren van eigen en vreemde<br />

milieus, zowel natuurkundige als socio-economische. Het betreft een inzichtelijke kennis van de natuurruimten en de zich<br />

daarin ruimtelijk organiserende samenlevingen. De bestaansfuncties van de mens (werken, wonen, zich voeden, zich<br />

verplaatsen, zich ontspannen, enz.) vereisen oppervlakten en geven het ontstaan aan ruimtelijke organisatievormen en<br />

ruimte beïnvloedende processen die in het landschap en de samenleving tot uiting komen. Essentieel is dus de behandeling<br />

van sociale groepen met hun ruimtelijke activiteiten en structuren.<br />

De onderwijsgeografie ontleedt de relaties en structuren van fysische en menselijke krachten die het totaalbeeld " de<br />

maatschappij in haar leefmilieu" opbouwen en waarin alle maatschappelijke groepen betrokken zijn. De specifieke<br />

geografische benaderingswijze zoekt naar het onderkennen van een bepaalde ruimtelijke orde, regelmaat en zelfs<br />

wetmatigheid in de locatie en de evolutie van vormen en processen die de georuimte opbouwen. Deze benaderingswijze<br />

vormt, vooral in de eerste graad, de basis van het leren leren door de leerling. Sociale vaardigheden worden niet alleen<br />

geïnitieerd bij de studie van sociale groepen en via gebruikte werkvormen (groepswerk, ...), maar ook in iedere les<br />

aardrijkskunde. Dat geldt evenzeer voor het domein leren leren. Hierdoor draagt men wezenlijk bij tot de realisatie van<br />

vakoverschrijdende eindtermen. Wordt naar eindtermen burgerzin en milieueducatie weliswaar verwezen via bepaalde<br />

leerplandoelstellingen, dan verdient het toch aanbeveling echt interdisciplinair (bv. via projectwerk) te werk te gaan.<br />

In de eerste graad ligt de klemtoon op de lokale milieus. Men gaat uit van het eigen lokale milieu en vergelijkt met andere<br />

lokale milieus in de wereld. Voorbeelden : de landbouwer in onze eigen omgeving en in een Indisch dorp; een industrieel<br />

landschap in onze eigen omgeving en in het Ruhrgebied.<br />

De aardrijkskunde kan in het secundair onderwijs via een aantal algemene en specifieke doelstellingen bijdragen tot de<br />

persoonsvorming van jonge mensen.<br />

De voornaamste objectieven zijn:<br />

- via diverse observatie- en werktechnieken leren lokaliseren, observeren, vergelijken en beschrijven, dit zijn onmisbare<br />

elementen in het ontdekken van relaties;<br />

- uitgaande van observeren via weten en kennen komen tot kunnen en het gebruik van oplossingsmethoden;<br />

- problemen leren onderkennen en kritisch benaderen, d.w.z. explorerend leren waarbij, dank zij de innerlijke motivering bij<br />

de leerlingen, de zelfcreativiteit gestimuleerd wordt;<br />

- de leerling sensibiliseren voor de ontzaglijke waarde van het leefmilieu; de leerkracht doet derhalve aan milieu-educatie<br />

en maakt de leerlingen attent op de betekenis van de landschapszorg en zijn leefmilieu;<br />

98.aa1/ p.2


- bijbrengen van sociale vaardigheden en een sociaal gedrag door het beoefenen van groepswerk;<br />

- de leerlingen initiëren in die sociale rol door de nadruk te leggen op de verscheidenheid en de tegenstellingen in de<br />

maatschappij en aldus verdraagzaamheid aankweken;<br />

- zoeken naar een harmonisch evenwicht tussen economische groei (welzijn, welvaart) en de ecologische aspecten hieraan<br />

verbonden;<br />

- de samenleving concrete diensten bewijzen daar het geografisch inzicht en het hanteren van desbetreffende kunvormen<br />

maatschappelijk utilitair belang hebben en dus bijdragen tot burgerzin. Voorbeelden : de aardrijkskundige survey als<br />

basis voor stedebouw en ruimtelijke ordening; de jonge mens leiden naar een verantwoorde vrijetijdsbesteding met begrip<br />

voor het in stand houden van zijn leefmilieu; de jonge mens opvoeden tot een bewust en verantwoord weggebruiker.<br />

4 Algemene pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen<br />

Het eerste jaar secundair onderwijs vormt uiteraard een fundament met als hoofdzaak de begripsstichting, zodat achteraf<br />

begripsverruiming en het ontdekken en hanteren van relaties en eenvoudige structuren kunnen volgen. Onder geografische<br />

relatie verstaat men verbanden tussen ruimtelijke verschijnselen.<br />

- Zoals exclusief conceptueel voorbeelden vastgelegd uit België in de en eindtermen Europa; van de eerste graad van het secundair onderwijs, is het eigen leefmilieu het<br />

- uitgangspunt voorbeelden uit voor Vlaanderen de ontwikkeling en wereldzones van een ruimtelijke buiten Europa; visie. Hieruit kan een ruimtelijke leerroute ontwikkeld worden naar<br />

- andere voorbeelden leefmilieus. uit Vlaanderen, Voorbeelden België, van Europa dergelijke en leerroutes: andere wereldzones.<br />

Hierbij dient men er van uit te gaan dat gekozen voorbeelden beantwoorden aan het voor leerlingen bevattelijke schaalniveau<br />

en dus niet mogen leiden tot een regionale systematiek. Anderzijds dienen de voorbeelden in een contextueel verband geplaatst<br />

te worden. De keuze van de leerroute en de daarin verwerkte voorbeelden kan aan verschillende criteria tegemoet komen:<br />

- het ervaringsgericht leren van de leerlingen;<br />

- de belangstelling van leerlingen voor bepaalde leefmilieus;<br />

- de beschikbaarheid van lesmateriaal;<br />

- de verticale integratie in de keuze van leerstof in de tweede en derde graad op basis van vakgroepwerking waarbij rekening<br />

wordt gehouden met de instroom en uitstroom.<br />

- de horizontale integratie met andere leervakken en vakoverschrijdend project- of themaonderwijs.<br />

In ieder geval beantwoordt de gekozen leerroute aan de lokale schoolcultuur, verwoord in het schoolwerkplan. Het leerplan dient<br />

derhalve een half-open karakter te behouden waarin ruimte blijft voor eigen leerstofontwikkeling.<br />

De grote rijkdom aan verschijnselen, feiten, elementen en eenvoudige relaties en structuren zijn een waarborg voor de<br />

ontwikkeling van een degelijk inzicht in landschapseducatie. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de visie die<br />

leerlingen op het lokale leefmilieu bekomen, geschraagd wordt door concrete observatie. De leerling moet in de eerste<br />

plaats een waarnemingsmethode verwerven, zowel op het terrein als in materiaal dat in het vaklokaal ter beschikking is. Een<br />

initiatie-uitstap leert eenvoudige observatietechnieken aan: het zoeken van een geschikt observatiepunt, vastleggen van<br />

verschillende blikrichtingen, het communiceren over richtingen en relatieve plaatsaanduidingen, het globaliseren van een<br />

waarneming, het analyseren van een beeld, het scheiden en rubriceren van waargenomen elementen, ...; de waargenomen<br />

gegevens dienen ook vastgelegd te worden: mondelinge mededeling (cassette-recorder), schriftelijk rapporteren, grafisch<br />

schetsen, fotograferen, op video vastleggen, ...; onzekerheden, vragen en meningsverschillen (afstanden of hellingsgraden<br />

schatten, verklaring voor vegetatieverschillen, aantallen tellen) moeten achteraf kunnen opgehelderd worden door het<br />

raadplegen van goede bronnen (kaarten, registers, verslagen,...). Het actief inschakelen van leerlingen in extramurosactiviteiten<br />

is dan ook een verplichte activiteit.<br />

Omdat voor alle hoofdstukken terreinobservatie aan de basis ligt van de ontwikkeling van ruimtelijke kennis, inzichten en<br />

vaardigheden, dringt zich een groepering op van verschillende observatie-oefeningen; een balling op één excursiedag van<br />

alle oefeningen voor alle landschapstypes is evenwel uitgesloten. In een aantal gevallen kan het vooraf vastleggen van<br />

waarnemingen d.m.v. veldschetsen, dia=s of videobeelden een latere verwerking in het vaklokaal bevorderen. Een overdadig<br />

aanbieden van beeldmateriaal is evenwel niet aangewezen; vooral langdurige videomontages zonder commentaar werken<br />

overcongestionering van beelden in de hand.<br />

98.aa1/ p.3


In het jaar- of graadplan (zie verder) worden excursies (van een dag, halve dag of blokken van twee opeenvolgende<br />

lesuren) opgenomen. Combinaties met andere vakken of leerdomeinen zijn aan te bevelen. Excursies dienen grondig<br />

voorbereid te worden op het terrein, in de literatuur, met cijfer- en kaartmateriaal.<br />

Verwerking van de geregistreerde gegevens gebeurt in het vaklokaal binnen het samenhangend geheel van de leerstof.<br />

Beeldmateriaal is dan dienstig voor het zich levendig voorstellen van de plaats en de waarneming. Beelden worden best als<br />

uitgangspunt gebruikt, dus functioneel (inductief eerder dan deductief). Het waargenomene moet door de leerling ook op<br />

een zelfstandige wijze kunnen weergegeven worden, b.v. tekenen van mentale kaarten, klimatogrammen en doorsneden,<br />

onderzoeken van gesteenten en bodemmateriaal, conclusies trekken uit een rondvraag en andere vormen van explorerend<br />

leren.<br />

Aan de hand van een aantal technieken en werkgewoonten leren leerlingen ruimtelijk leren, waardoor de creativiteit<br />

gestimuleerd wordt. Zo bestaat de kans dat bij hen de spontane behoefte groeit om wat ze inzichtelijk verworven hebben<br />

verder te vergelijken, kritisch te onderzoeken en zelf aan te vullen. Op die manier kan ook de zo noodzakelijke integratie van<br />

kennis en vaardigheden tot stand komen. Hierbij aansluitend kan heel geleidelijk een stap verder worden gezet in het<br />

verwerven en het leren gebruiken van een aantal elementen uit de wetenschappelijke onderzoeksmethoden. Voorbeelden:<br />

oriëntering inzake opzoeken en verzamelen van informatiemateriaal; selecteren en logisch ordenen van gegevens, het<br />

zelfstandig opbouwen van een structuur, het aanwenden van oplossingsmethoden...<br />

Algemeen didactisch blijft vanzelfsprekend de actieve doe-methode aangeprezen, maar een afwisseling in methodes is<br />

eveneens aan te bevelen. Voor het verwerken van de leerstof gebruiken we werkmappen met werkstructuren. Het<br />

aardrijkskundig werkblad is in feite een denkstructuur, opgevuld met informatie in woord en beeld (kaarten, schetsen, foto=s,<br />

cijfertabellen, grafische voorstellingen,...) én met vragen en opdrachten. De bedoeling is de leerlingen aanzetten tot<br />

persoonlijke verwerking. Deze verwerking kan op twee manieren verlopen: primair en secundair.<br />

Bij secundair gebruik wordt het werkblad ingevuld nadat de les of een lesonderdeel afgehandeld werd. Gedurende de les<br />

speelt het werkblad dan geen rol; bij klassikaal dialoogonderwijs horen alleen klassikale leermiddelen, zoals wandkaart,<br />

geprojecteerd beeld- en cijfermateriaal en een bordschema. Het secundair gebruik van het werkblad biedt aan de leraar de<br />

gelegenheid tot reflecteren; verloopt het zelfstandig verwerken vlot, dan is de les of het lesfragment geslaagd; verloopt de<br />

verwerking moeizaam en gebrekkig, dan dient worden nagegaan waar het onderricht is misgelopen. Deze feedback laat toe<br />

het verstrekte onderwijs voortdurend te corrigeren en zodoende te optimaliseren.<br />

Bij primair gebruik van het werkblad wordt er vooraf geen nieuwe leerstof aangereikt. De leerlingen verwerken zelfstandig<br />

hun werkblad met behulp van individuele leermiddelen, zoals de atlas, het handboek of andere documentatie. De<br />

aanbevolen methodologie is drieledig:<br />

1. Een instap<br />

De situering van de leerstof gebeurt klassikaal; leerlingen worden gemotiveerd, eventueel aan te wenden<br />

methoden of technieken worden toegelicht of herhaald en er wordt meegedeeld welke tijd en leermiddelen<br />

beschikbaar zijn.<br />

2. De zelfstandige verwerking<br />

Gedurende de taakverwerking vervult de leraar een begeleidend-remediërende functie; eventuele tussenkomsten<br />

zijn er vooral op gericht om de leerling zelf (de oorzaken van) eventuele fouten te laten ontdekken.<br />

3. Het leergesprek<br />

Eén mededeling van een resultaat is aanleiding voor een discussie of reactie waarin alle leerlingen kunnen<br />

betrokken worden; de leraar fungeert als moderator.<br />

Deze twee, in wezen sterk verschillende werkvormen, kunnen binnen eenzelfde lestijd aan bod komen. Afwisseling van leeren<br />

werkvormen vormt de beste waarborg voor een volgehouden aandacht en inspanning bij de leerlingen. Dat is pas<br />

mogelijk indien in het vaklokaal voldoende leermiddelen voorhanden zijn. Naast de in 5. aangegeven minimale materiële<br />

vereisten zijn voor dit leerplan vooral landschapsbeelden (dia=s, transparanten, foto=s en video) en kaartmateriaal<br />

(topografische kaarten, atlassen, wegenkaarten,...) van belang. Tot de wenselijk geachte uitrusting van het vaklokaal horen<br />

een CD-i-toestel met schijven, een multimedia-computer met internet-aansluiting en een CD-ROM-station met programma=s.<br />

Het is wenselijk dat iedere leerling thuis over een handboek beschikt, maar een atlas is noodzakelijk.<br />

Beginnende leraren of leraren die minder dan vijf jaar vertrouwd zijn met het leervak, worden geacht een lesvoorbereiding<br />

ter beschikking te hebben. Hierin worden de beginsituatie, lesdoelen, een relatie tussen leermiddelen-inhoud-methodeevaluatie<br />

en een bordschema opgenomen; formulering van een eindsynthese staat in rechtstreeks verband met de<br />

98.aa1/ p.4


hoofddoelstelling van de les. Leraren met meer dan vijf jaar leervakervaring beschikken over een lesscenario waarin de<br />

hoofddoelstellingen, de leermiddelen en een fasering zijn opgenomen; er mag verwezen worden naar een ingevuld werkblad<br />

of handboek, maar deze elementen kunnen een functioneel opgestelde lesvoorbereiding of lesscenario niet vervangen.<br />

De volgorde van de hoofdstukken respecteert de volgorde van de hoofdstukken van de eindtermen aardrijkskunde, maar<br />

kan gewijzigd worden. Het is wenselijk dat het inleidend hoofdstuk als eerste wordt aangevat aangezien het als een initiatie<br />

in een aantal werkmethoden en technieken kan opgevat worden. Deze vaardigheden worden immers ingeoefend in de<br />

volgende hoofdstukken. Inschakeling in een onthaalles is op zijn plaats: vanuit een verkenning van de school in zijn<br />

ruimtelijke samenhang, kan de omgeving worden verkend. Het jaar- of graadplan verduidelijkt de volgorde van de lessen.<br />

In de hoofding ervan wordt het leerplannummer, de klas en het eventueel gebruikt handboek vermeld. De structuur van het<br />

document dient overzichtelijk te zijn. Vandaar de aanbeveling voor een tabelmatige opbouw waarin beknopt de met het<br />

leerplan overeenstemmende inhoud (met nummering), de geplande datum van realisatie (minimaal op halve maandbasis),<br />

de daadwerkelijke realisatiedatum en een kolom met opmerkingen zijn weergegeven. Bij de Aopmerkingen@ kunnen allerlei<br />

aanwijzingen worden gegeven die reflecterend leren bevorderen (b.v. excursie, toets). Het plan wordt regelmatig aangevuld<br />

en ingeleverd en kan herzien worden in de loop van het schooljaar.<br />

Ieder thema dient zo concreet mogelijk aangepakt te worden; vandaar de opgave van welbepaalde keuzemilieus waarvan<br />

kan uitgegaan worden om het begrippenkader en de vaardigheden in te oefenen. Handelen lesonderwerpen over een ander<br />

leefmilieu dan dat van de leerlingen, dan dient het algemeen geografisch kader vooraf duidelijk geschetst te worden.<br />

Algemeen kaart-, cijfer- en leesmateriaal dient ter beschikking te zijn om de vreemde leefmilieus te kunnen inpassen in een<br />

groeiend wereldbeeld. De ontwikkeling van een steekkaart, samengesteld volgens vaste criteria, bevordert een<br />

verantwoorde geografische plaatsing van lokale milieus. Ook een aantal landschapsbeïnvloedende processen (v.b.<br />

productieprocessen, teeltplannen, productie- en distributienetwerken) kunnen als uitbreidingsleerstof worden overwogen. In<br />

ieder geval moeten de onder 5.3 weergegeven specifieke wenken beschouwd worden als tips en mag er geenszins<br />

gestreefd worden naar een volledigheid qua aanpak.<br />

98.aa1/ p.5


5 Leerplandoelstellingen, leerinhouden en specifieke wenken (1)<br />

5.1 Leerplandoelstellingen<br />

A1 - op het terrein en op foto=s natuurlijke en<br />

menselijke elementen van het landschap<br />

benoemen en beschrijven.<br />

U - elementen van de intermenselijke ruimte kunnen<br />

identificeren<br />

U - types cultuurlandschappen kunnen herkennen<br />

U - de voornaamste eigenschappen van schuine en<br />

verticale luchtfoto=s onderscheiden<br />

U - oefeningen met verschillende schalen op kaart<br />

kunnen uitvoeren<br />

A2 - kaarten en plattegronden lezen door gebruik<br />

te maken van legende, schaal en oriëntatieA1<br />

- landschapselementen op passende<br />

98.aa1/ p.6<br />

5.2 Leerinhouden<br />

1 Landschap en kaart<br />

1.1 Landschapselementen<br />

- Natuurlijke en menselijke<br />

landschapselementen<br />

- Elementen van de intermenselijke<br />

ruimte<br />

- Natuurlandschap en<br />

cultuurlandschap<br />

1.2 Van landschap naar kaart<br />

- Luchtfoto=s, van luchtfoto=s naar kaart<br />

- De schaal [lijn- en breuk- schaal]<br />

[- soorten kaarten]<br />

5.3 Specifieke wenken<br />

1 Landschap en kaart : aanbevolen: 8 à 12 lestijden<br />

1.1. Landschapselementen : 1 à 2 lestijden<br />

- vanop een observatiepunt in de lokale omgeving landschapselementen herkennen<br />

en catalogeren;<br />

- uitgaande van beeldmateriaal op groot formaat of in het handboek en dia=s: andere<br />

landschappen en landschapselementen bespreken;<br />

- nadat het eigen lokaal milieu werd besproken, kan een vergelijking gemaakt<br />

worden met landschapselementen uit andere landschappen in Vlaanderen, België,<br />

Europa of een andere wereldzone via beeldmateriaal; doelbewust kan al dan niet<br />

gekozen worden voor goed op het eigen milieu lijkende landschappen;<br />

voorbeelden:<br />

- een landelijk landschap in een Vlaamse landbouwregio (b.v. Polders,<br />

Haspengouw, Noorderkempen);<br />

- een stedelijk landschap in Vlaanderen;<br />

- een vallei in de Ardennen;<br />

- een cultuurlandschap in een Franse of Nederlandse landbouwstreek;<br />

- een mediterrane strandzone;<br />

- een landschap in het hooggebergte;<br />

- een dorp in het regenwoud;<br />

- een woestijn met oase in Noord-Afrika.<br />

1.2 Van landschap naar kaart : 2 à 4 lestijden<br />

- terrestrische, oblieke en verticale luchtfoto=s vergelijken met kaartuittreksels van<br />

hetzelfde gebied (lokaal milieu, GWP-gebied, vakantieplaats);<br />

- de schalen van atlaskaarten en topografische kaarten kunnen aan-gewend worden<br />

voor oefeningen;<br />

- de functies van topo-, atlas-, wand-, wegen- en schetskaarten bespreken<br />

uitgaande van eigentijdse concrete voorbeelden;<br />

- inoefening van kaartvaardigheden uittesten door een zoekopdracht op het terrein;


kaarten aanwijzen<br />

U - kaarttypes onderscheiden<br />

U - van de eigen leefomgeving een perceptiekaart<br />

schetsen<br />

AA5 - spontaan de passende kaart raadplegen<br />

A3 - een kaart en landschapselementen in de<br />

schoolatlas vinden en lokaliseren aan de hand<br />

van de inhoudstafel en het namenregister<br />

U - vanuit voorbeelden verschillen zien tussen<br />

kaartconstructies<br />

- zich in het landschap kunnen oriënteren en<br />

lokaliseren<br />

U - spontaan de meest aangewezen<br />

oriënteringsmethode toepassen<br />

- een geografische plaats op kaart lokaliseren en<br />

deze lokalisatie verwoorden<br />

- plaatsen op aarde lokaliseren met behulp van<br />

geografische coördinaten<br />

U - op werkkaarten plaatsen en gebieden lokaliseren<br />

VL5 - inhoudstafel en register van een atlas<br />

gebruiken<br />

U - vaststellen dat de tijd verschilt volgens de<br />

lengteligging<br />

1.3 Plaatsbepaling op aarde<br />

- Oriënteringsmiddelen (zon, poolster,<br />

kompas)<br />

- Meridianen en parallellen, lengte- en<br />

breedteligging<br />

- Lokalisatie van de school<br />

(omgeving)<br />

- Geografische plaatsen lokaliseren<br />

1.4 De wereld in delen<br />

- Situering lokale omgeving binnen<br />

België (eventueel t.o.v. de buurlanden)<br />

- Indeling België, Europa en wereld<br />

(continenten, oceanen, grote staten,...)<br />

[- indeling in tijdzones]<br />

98.aa1/ p.7<br />

- kaartlezen d.m.v. een zoekspel op topografische kaart en/of atlas in de klas en of<br />

op het terrein;<br />

Bij het leren opzoeken op kaart en atlas dienen de leerlingen over aangepast<br />

inoefenmateriaal te beschikken (b.v. schoolatlas thuis, blinde kaartjes, uittreksels<br />

topografische kaarten, ...).<br />

1.3 Plaatsbepaling op aarde : 2 à 3 lestijden<br />

- inzicht verwerven in het ruimtelijk probleem van de plaatsbepaling op aarde kan<br />

vanuit een vlak coördinatenstelsel naar een sferisch stelsel. Een blinde globe is<br />

zinvol voor het lokaliseren van merkwaardige cirkels op aarde. De lokalisatie<br />

van plaatsen, rivieren, staten, streken, ... op aarde maakt gebruik van een<br />

verfijning van de coördinaten.<br />

- oriëntatie op het terrein tijdens een excursie met behulp van een kaart.<br />

Het gedeelte De wereld in delen (aanbevolen: 3 à 4 lestijden) kan rechtstreeks<br />

aansluiten bij het deel plaatsbepaling en heeft vooral oog voor de opbouw van een<br />

wereldbeeld. Binnen dit kader dienen de later aan bod komende concrete milieus<br />

gesitueerd te worden.<br />

- het vervolledigen van werkkaarten van de schoolomgeving, de eigen<br />

gemeente, Vlaanderen, België, Europa en de wereld heeft in de eerste plaats<br />

een topografische betekenis, maar kan door beeldmateriaal verlevendigd<br />

worden;<br />

- de indeling in tijdzones verheldert eventueel de begrippen nulmeridiaan,<br />

zomertijd, wintertijd, datumlijn;<br />

- aflezen van de tijdverschillen op basis van uurgordels.<br />

2 Reliëf, bodem en ondergrond 2 Reliëf, bodem en ondergrond : aanbevolen: 12 à 15 lestijden


A12 - in het lokale landschap het reliëf observeren,<br />

de elementen van het reliëf typeren en aan de<br />

hand hiervan de reliëfvorm bepalen<br />

U - tekenen van een profiel, veldschetsen maken<br />

van reliëfvormen en berekenen van<br />

hellingspercentages<br />

A12 - van minimaal twee andere regio=s in de<br />

wereld vanuit beelden en m.b.v. de atlas de<br />

reliëfvormen bepalen<br />

A14 - op grootschalige kaarten hoogten en<br />

hoogtezones aflezen a.h.v. hoogtepunten,<br />

hoogtelijnen en kleuren<br />

U - zowel op grootschalige als op kleinschalige<br />

kaarten het reliëf beschrijven.<br />

A4 - reliëfgebieden en rivieren op werkkaarten<br />

aanduiden en benoemen<br />

U - stroombekkens afbakenen door<br />

waterscheidingslijnen te construeren<br />

A13 - in de eigen leefomgeving en op beeld de<br />

werking van stromend water (erosie, transport,<br />

afzetting) verwoorden<br />

A15 - de vervuilingsgraad van enkele Vlaamse<br />

rivieren van een kaart aflezen<br />

VM1 - respect opbrengen voor zuiver water<br />

AA16<br />

2.1 Reliëf: elementen en vormen<br />

- Typering van de elementen:<br />

hoogte(verschil),horizon(lijn),<br />

helling(sgraad)<br />

- Vormen in het laagland, middelland<br />

en hoogland: vlakte, plateau en<br />

gebergte op foto en kaart<br />

[- Detailvormen, b.v. vulkaan, heuvel,<br />

talud, ...]<br />

2.2 De waterlopen in het reliëf<br />

- Riviererosie: ontstaan en werking van<br />

een rivier, dalvormen, stroombekkens;<br />

- Vervuiling van rivieren: cartografische<br />

voorstelling [oorzaken,<br />

gevolgen]<br />

[- Kwetsbaarheid van het zeemilieu]<br />

98.aa1/ p.8<br />

2.1 Reliëf: elementen en vormen : 3 à 5 lestijden<br />

- Er wordt uitgegaan van een observatie van het lokale reliëf op het terrein of via<br />

beeldmateriaal en/of kaart; dit leidt tot een eerste beschrijving van wat het reliëf<br />

is. Omdat het kan voorkomen dat een aantal elementen daarbij niet goed<br />

zichtbaar of identificeerbaar zijn, worden andere reliëfregio=s ingeschakeld; ze<br />

dienen vooraf gelokaliseerd worden; enkele voorbeelden:<br />

- een rivierlandschap in de Vlaamse Vlakte;<br />

- getuigeheuvels in de Vlaamse Heuvelstreek;<br />

- een plateau in België of Noord-Amerika;<br />

- een middelgebergte in West-Europa;<br />

- een hooggebergte (b.v. Alpen, Rocky Mountains of Himalaya);<br />

- weergave van de elementen in het bordschema opnemen door een diaprojectie<br />

op het bord;<br />

- de classificatie van reliëfvormen op basis van observatie van foto-, dia- en<br />

kaartmateriaal;<br />

- curve van een reliëfprofiel: elementair voorbeeld op werkblad, eventueel taak<br />

op millimeterpapier;<br />

- reliëfoefeningen op basis van een selectie van topografische kaarten en<br />

atlaskaarten;<br />

- synthesebeeld van het reliëf d.m.v. een blokdiagram;<br />

2.2 De waterlopen in het reliëf : 3 à 4 lestijden<br />

- er wordt uitgegaan van een terreinobservatie naar een lokale beek of rivier,<br />

waarop reeds de nodige registraties worden verricht;<br />

- op beeld- en kaartmateriaal hydrografische kenmerken van rivieren<br />

identificeren (b.v. linker- en rechteroever, meander, waterval, bron,...);<br />

- op een kaart waterscheidingslijnen construeren en het verval berekenen;<br />

- op het terrein debietmetingen verrichten en watermonsters nemen;


A10 - bodem en ondergrond kunnen onderscheiden<br />

in een ontsluiting of op een afbeelding<br />

U - een elementair profiel tekenen van een<br />

ontsluiting<br />

A9 - enkele gesteenten op monsters benoemen op<br />

basis van proefondervindelijke waarnemingen<br />

U - geologische structuren op figuren benoemen<br />

A11 - in de eigen omgeving bouwmaterialen in<br />

verband brengen met gesteenten of de<br />

verwerking ervan<br />

U - van belangrijke groepen delfstoffen<br />

eigenschappen herkennen<br />

VM1 - voorbeelden uit de lokale omgeving VM2<br />

opgeven van bodemverontreiniging, de<br />

oorzaken ervan en voorstellen formuleren om<br />

de bodemkwaliteit te behouden of te<br />

verbeteren<br />

U - een vereenvoudigde bodemkaart in verband<br />

brengen met de ondergrond<br />

U - inzien dat maatregelen kunnen genomen worden<br />

om natuurrampen te vermijden of hun invloed te<br />

beperken<br />

2.3 Bodem en ondergrond<br />

- Onderscheid tussen bodem en<br />

ondergrond<br />

- Samenstelling (soorten gesteenten)<br />

en structuur van de ondergrond<br />

- Economisch nut van de gesteenten<br />

- De bodem en de<br />

landbouwmogelijkheden: verwering,<br />

bodemerosie, bodemstabilisatie en -<br />

verbetering<br />

[2.4 Natuurrampen<br />

- Aardbevingen en vulkanisme: lokale<br />

situatieschetsen, voorkomen op<br />

wereldschaal<br />

- Grondverschuivingen, lawines,<br />

bodemerosie: oorzaken en gevolgen<br />

a.h.v. lokale voorbeelden<br />

- Overstromingen: lokale voorbeelden]<br />

3 Weer en klimaat<br />

3.1 Het weer<br />

98.aa1/ p.9<br />

2.3 Bodem en ondergrond : 3 à 5 lestijden<br />

- er wordt uitgegaan van een ontsluiting of een bodemboring op het terrein;<br />

toetsing van de geregistreerde gegevens: dia van een profiel (ontsluiting);<br />

- een eenvoudige geologische structuur uit een veldwaarneming of een<br />

afbeelding schetsen;<br />

- met simulatiemateriaal, video of een reeks vereenvoudigde ruimtelijke<br />

voorstellingen uit verschillende geologische periodes (geologische profielen<br />

en/of kaarten) het tot stand komen van eenvoudige geologische structuren<br />

simuleren;<br />

- determineren van gesteenten door eenvoudige proeven;<br />

- de waarde van de ondergrond voor de economie aantonen en een<br />

vereenvoudigd productieschema van delfstof tot fabrikaat illustreren, uitgaande<br />

van een concreet voorbeeld;<br />

keuzemogelijkheden<br />

- een zandgroeve in Vlaams-Brabant;<br />

- een kleigroeve in de Boom klei;<br />

- bruinkoolwinning in het Rijnbruinkoolgebied;<br />

- diamantwinning in zuidelijk Afrika;<br />

- ertsdagbouw in Amerika;<br />

- vergelijken van bodemkaarten en geologische kaarten; verbanden met het reliëf<br />

aantonen d.m.v. blokdiagrammen;<br />

2.4 Natuurrampen : facultatief, maximum 3 lestijden<br />

- er wordt uitgegaan van mediaberichtgeving (kranten- of magazineartikel,<br />

videobeelden) om uit registratie van natuurrampen en de evolutie van de<br />

gebeurtenissen, maatregelen ter voorkoming ervan voor stellen<br />

3 Weer en klimaat : aanbevolen: 6 à 10 lestijden<br />

3.1 Het weer : 2 à 4 lestijden


U - uit een weerbericht een typering van de<br />

elementen van het weer halen - u i t<br />

voorgestelde gegevens een eenvoudig<br />

weerbericht opstellen<br />

U - de werkwijze van meettoestellen van<br />

weerelementen afleiden<br />

A18 - voor enkele factoren uitleggen hoe ze het<br />

weer beïnvloeden<br />

U - een vereenvoudigde weerkaart lezen<br />

A19 - met voorbeelden illustreren dat diverse<br />

weertypes de planten-groei en de activiteiten<br />

van mens en dier beïnvloeden<br />

A20 - grafische voorstellingen van weerelementen<br />

lezen en verwoorden<br />

A17 - de overeenkomsten en verschillen tussen<br />

weer en klimaat verwoorden<br />

U - evolutieverschillen tussen weer en klimaat<br />

verwoorden<br />

A20 - grafische voorstellingen van<br />

klimaatelementen lezen en verwoorden<br />

U - grafische voorstellingen van klimaatregistraties<br />

kunnen tekenen<br />

A20 - uit voorgestelde gegevens het klimaat<br />

afleiden<br />

U - passende klimaatstations lokaliseren op een<br />

klimaatkaart<br />

A18 - voor minstens drie factoren uitleggen hoe ze<br />

het klimaat beïnvloeden<br />

U - van lokale leefomstandigheden uitgaan voor de<br />

typering van klimaattypes<br />

A19 - met voorbeelden illustreren dat het klimaat de<br />

planten-groei en de activiteiten van mens en<br />

dier beïnvloeden<br />

- Het weerbericht<br />

- De weerelementen: metingen,<br />

eenheden, apparatuur, weergave<br />

- Factoren<br />

- De vereenvoudigde weerkaart<br />

- Eenvoudige weertypes en hun<br />

gevolgen<br />

- Oorzaken en gevolgen van<br />

uitzonderlijke weersomstandigheden<br />

3.2 Het klimaat<br />

- Onderscheid weer en klimaat<br />

- Temperatuurgemiddelden,<br />

neerslagsommen, grafische<br />

voorstellingen<br />

- Factoren<br />

- Klimaattypes<br />

- Invloed van klimaat op plantengroei<br />

en activiteiten van mens en dier<br />

98.aa1/ p.10<br />

- er wordt uitgegaan van een concrete Ahier-en-nu@-weersituatie of een actuele<br />

meteoramp (eventueel in een andere wereldzone), wat een aansluiting met het<br />

vorige hoofdstuk inhoudt; een weerbericht uit de krant, radio of televisie wordt<br />

geanalyseerd;<br />

- demonstreren van de werking van elementaire registratietoestellen;<br />

- leerlingen registreren gedurende een tijdsperiode en leggen grafieken aan;<br />

- meteo-gegevens worden via Internet opgevraagd;<br />

- uit opeenvolgende weersituaties (weerstrip, weerkaarten) inzicht verwerven in<br />

de algemeen verwachte weerevolutie (b.v. verplaatsing van fronten, evolutie<br />

van temperatuur, neerslagkansen).<br />

- cartografische weergaven van weerelementen lezen (b.v. isothermen,<br />

isohyeten, isobaren);<br />

3.2 Het klimaat : 4 à 6 lestijden<br />

- aflezen of berekenen van: minima, maxima, sommen en gemiddelden;<br />

construeren van curven en strookdiagrammen;<br />

- klimatogrammen (eventueel klimogrammen) opbouwen en lezen;<br />

- ruimtelijke evoluties van de klimaatelementen binnen Vlaanderen, België of<br />

Europa<br />

- van beeld- en kaartmateriaal vertrekken voor de typering van enkele<br />

klimaattypes; voorbeelden van keuzemogelijkheden (met verwijzing naar de<br />

classificatie van Köppen-Geiger ter identificatie voor de leerkracht; het is niet de<br />

bedoeling dat de meeste klimaattypes aan bod komen ):<br />

- het warmgematigd klimaat met natte winter in mediterraan Europa (Csa);<br />

- het warm altijd nat klimaat in Centraal-Afrika, Amazonië of Indonesië (Af);<br />

- het warm klimaat met een nat seizoen in India of Centraal-Afrika (Aw, Am);<br />

- het koelgematigd klimaat met zachte winter in West-Europa (Cfb);<br />

- het koelgematigd klimaat met strenge winter in Oost-Europa (Dfb);<br />

- het koudgematigd klimaat met strenge winter in Noordoost-Europa, Siberië<br />

of Canada (Dw, Df);<br />

- het gematigd of warm (altijd) droog klimaat in b.v. Afrika of Australië (B);<br />

- relaties leggen tussen vegetatie en klimaat d.m.v. beeldmateriaal en<br />

klimatogrammen;


- een natuurlandschap herkennen en<br />

beschrijven<br />

U - een natuurlandschap kunnen tekenen op basis<br />

van veld- of beeldwaarneming<br />

U - van concrete voorbeelden uitgaan om de functies<br />

van een natuurlandschap te verwoorden<br />

- de functies van een natuurlandschap in een<br />

duurzaam verband brengen<br />

VM9 - bereid zijn om mee te ijveren voor<br />

natuurbescherming en behoud van<br />

waardevolle natuurlandschappen<br />

U - natuurterritoria typeren<br />

U - elementaire bevolkingsgegevens opzoeken in<br />

statistieken, op kaarten of bij de bevolkingsdienst<br />

van de (deel)gemeente<br />

- in de gemeente elementaire<br />

bevolkingsgegevens opvragen en kunnen<br />

aflezen van kaarten, tabellen en grafieken<br />

A6 - demografische variabelen op kaart en grafiek<br />

lezen<br />

U - bevolkingsevoluties herkennen in ruimte en tijd<br />

(bv. migraties, loop)<br />

U - van andere populaties elementaire<br />

bevolkingsgegevens in verband brengen met<br />

leefomstandigheden<br />

4 Het natuurlandschap<br />

- Componenten: lucht, water, bodem,<br />

ondergrond, reliëf, fauna en flora<br />

- Functies: intrinsieke waarde, reserve,<br />

bescherming<br />

- Schaal en statuut: natuurreservaten,<br />

natuurparken, oerbossen<br />

5 De mens op aarde<br />

5.1 Bevolking<br />

- Registratie en weergave<br />

- Spreiding en dichtheid<br />

- Bevolkingselementen: bevolkingsloop<br />

(geboorten, sterfte, inwijking,<br />

uitwijking)<br />

- Economische bevolkingsfacetten:<br />

actieve bevolking, werkloosheid,<br />

beroepsstructuur, pendel<br />

5.2 Multiculturele samenleving en<br />

stedelijke landschappen<br />

98.aa1/ p.11<br />

4 Het natuurlandschap : aanbevolen: 3 à 5 lestijden<br />

- uitgaan van een bezoek aan een natuurreservaat, natuurpark, natuurlijk biotoop<br />

of geosite; voorbeelden van keuzemogelijkheden:<br />

- Kalmthoutse Heide, het Zwin, grotten van Hotton, Fondry des Chiens,<br />

Verdronken land van Saaftinge,...;<br />

- Ardennen-Eifelpark, Grensmaas, ...;<br />

- natuurlandschappen evalueren op hun intrinsieke waarde, bescherming en<br />

beheer, uitgaande van beeld- en kaartmateriaal van concrete voorbeelden;<br />

voorbeelden van keuzemogelijkheden:<br />

- Oerbos van Fontainebleau (Frankrijk), Neuenbacher en Hasbrucher Urwald<br />

(Duitsland) of Bialowiecóa (Polen), ...<br />

- Nationale parken in Frankrijk, Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten;<br />

5 De mens op aarde : aanbevolen lestijden: 12 à 18 lestijden<br />

5.1 Bevolking : 2 à 4 lestijden<br />

- uitgaande van de dienstverlening in de eigen gemeente: zicht krijgen op de<br />

registratie van bv. geboorten, sterfte, ... van bewoners;<br />

- raadplegen statistiekenbundels i.v.m. de bevolkingsloop en weergave van de<br />

gegevens op kaart, grafiek en via standaardisering tot samenvattende getallen;<br />

- opbouw van specifieke grafieken: leeftijdshistogrammen, fluxkaarten,<br />

anagrammen;<br />

- lezen van bevolkingskaarten;<br />

- toepassing: specifieke bevolkingsproblemen; voorbeelden van<br />

keuzemogelijkheden:<br />

- migraties binnen Europa;<br />

- Autonome Republieken in Rusland;<br />

- transmigraties van Java;<br />

- indianenreservaten in Amerika;<br />

5.2 Multiculturele samenleving en stedelijke landschappen : 5 à 7 lestijden<br />

- uitgaan van cijfermateriaal voor de kennis van de samenstelling van de lokale


- een stedelijk landschap waarnemen en<br />

beschrijven<br />

AA8 - leren respect opbrengen voor de<br />

VB5 eigenheid en de specifieke leefwijze van<br />

mensen uit andere culturen<br />

U - de samenstelling van de bevolking van enkele<br />

stedelijke gebieden vergelijken<br />

U - stadswijken typeren aan de hand van<br />

bevolkingskenmerken, morfologie en functies<br />

A4 - steden, agglomeraties en eenvoudig<br />

observeerbare verstedelijking aanduiden op<br />

werkkaarten<br />

A7 - elementen van andere culturen in de eigen<br />

omgeving beschrijven<br />

A26 - elementen uit de lokale stedelijke<br />

samenleving vergelijken met deze elders<br />

A27 - stedelijke leefproblemen opnoemen<br />

VM7 - leren aandacht hebben voor en bijdragen tot<br />

de leefkwaliteit van de stedelijke leefomgeving<br />

AA28 - uit eigen observatie of via beeldmateriaal<br />

stedelijke spanningsvelden en<br />

aantrekkingspolen evalueren<br />

U - verrichten van elementaire registratie van<br />

milieuproblemen in de stedelijke samenleving<br />

U - een kritisch oordeel vellen over mogelijke<br />

oplossingen voor stedelijke leefproblemen<br />

A6 - culturele bevolkingskenmerken op kaart en<br />

grafiek lezen<br />

A21 - een landelijk landschap herkennen,<br />

beschrijven naar uitzicht en functies en<br />

eenvoudig observeerbare kenmerken ervan<br />

vergelijken met een landelijk landschap elders<br />

U - landelijke landschappen in verschillende natuuren<br />

cultuurruimten vergelijken<br />

- Samenstelling bevolking: leeftijd,<br />

herkomst, burgerlijke stand<br />

- Binnenstedelijke ruimte:<br />

bevolkingsevolutie, functies en<br />

morfologie, elementen van andere<br />

culturen<br />

- Differentiatie in de stedelijke ruimte:<br />

patronen, geleding, functies en<br />

morfologie<br />

- Voorbeelden van stedelijke<br />

landschappen en verstedelijking<br />

vergelijken: grootstad, agglomeratie,<br />

stad, in verschillende cultuurruimten<br />

en socio-economische contexten<br />

- Stedelijke leefproblemen: b.v.<br />

bevolkingsexplosie, verkeer,<br />

luchtverontreiniging, afval, lawaai,..<br />

5.3 Het landelijk landschap<br />

- Elementen en kenmerken: open<br />

ruimte, cultuurlandschap, dorp,<br />

percelering<br />

- Functies: landbouw, bewoning,<br />

recreatie, verkeer<br />

98.aa1/ p.12<br />

bevolking naar leeftijd, herkomst, burgerlijke stand, ...;<br />

- uitgaan van observatie in de stad of via beeldmateriaal: differentiatie qua<br />

woonwijken;<br />

- werken met stadsplattegronden;<br />

- kengetallen hanteren om een vergelijking tussen stadswijken enerzijds en<br />

onderscheiden steden anderzijds te maken;<br />

- stadspatronen samenstellen, uitgaande van concrete voorbeelden;<br />

keuzemogelijkheden:<br />

- de organisch gegroeide Vlaamse middeleeuwse stad;<br />

- de Oost-Europese stad;<br />

- de Arabische stad;<br />

- de Noord-Amerikaanse grootstad;<br />

- de Derde Wereldstad;<br />

5.3 Het landelijk landschap : 5 à 7 lestijden<br />

- uitgaan van onderzoek door bevraging van bewoners en observatie op het<br />

platteland of via beeld- en kaartmateriaal; voorbeelden van concrete landelijke<br />

structuren die als studie-object kunnen fungeren:<br />

- dorpspatronen in België of Duitsland;<br />

- serrelandschappen in West-Europa;


A4 - op werkkaarten landbouwgebieden<br />

benoemen<br />

VM7 - kenmerken van de relatie mens-milieu A22<br />

op het platteland en in de landbouw<br />

beschrijven<br />

U - vormen van ruimtelijke landbouworganisatie<br />

onderscheiden<br />

AA23 - leren open ruimten als waardevol, duurzaam,<br />

maatschappelijk bezit waarderen<br />

VM8 - milieuproblemen en<br />

landschapsveranderingen in verband met het<br />

lokale ruimtegebruik kritisch onderzoeken<br />

A24 - een industrielandschap waarnemen,<br />

herkennen en beschrijven<br />

A4 - industriegebieden op werkkaarten aanduiden<br />

A24 - eenvoudige observeerbare kenmerken van<br />

een lokaal industrieterrein vergelijken met een<br />

industrieland-schap elders<br />

- sociaal-economische invloed van de industrie<br />

op een lokale omgeving verwoorden<br />

A25 - milieu-effecten opnoemen die in verband<br />

kunnen gebracht worden met industriële<br />

activiteiten<br />

A31 - voor de eigen omgeving de drukke<br />

verkeersknooppunten aanbrengen op kaart of<br />

- Invloed van de natuur op de<br />

ruimtelijke en economische organisatie<br />

van het landelijk landschap<br />

- Aantrekkelijkheid en bedreigingen<br />

van landelijke landschappen:<br />

cultuurhistorische, economische en<br />

ecologische waarden<br />

6 Het industrielandschap<br />

- Ruimtelijke dimensie van een lokaal<br />

industrieterrein of een groot bedrijf op<br />

plan of kaart<br />

- Vestigingsfactoren: b.v. grondstoffen,<br />

energiebronnen, arbeidskrachten,<br />

kapitaal, dienstverlening,<br />

transportmiddelen, afzetmarkt, ...<br />

- Kenmerken van industriële bedrijven<br />

in een andere regio<br />

- Economische en ecologische<br />

gevolgen van industriële vestigingen<br />

op het landschap<br />

7 Het verkeer in het landschap<br />

- Facetkaart van het lokale verkeer:<br />

netwerk, knooppunten,<br />

verkeersdichtheid, knelpunten,<br />

98.aa1/ p.13<br />

- ruilverkaveling of op zee gewonnen landelijke ruimte in België of<br />

Nederland;<br />

- monocultuurlandschap in Noord-Amerika;<br />

- plantages versus traditionele dorpen in West- of Centraal-Afrika<br />

- veeteeltgebieden in berglandschappen;<br />

- vissersdorpen in Moesson-Azië;<br />

- werken met nederzettingspatronen, cijfergegevens, grafisch en cartografisch<br />

materiaal;<br />

6 Het industrielandschap : aanbevolen: 4 à 6 lestijden<br />

- uitgaan van de observatie van de kenmerken van een lokaal industrieterrein<br />

(oppervlakte, inplanting, bezettingsgraad, aantal en aard van de bedrijven,<br />

nutsvoorzieningen en ontsluiting, ...) of een groot bedrijf (historiek, omvang, aard,<br />

binding met de omgeving) met de diverse stappen van het industrieel proces;<br />

- enquête bij de bedrijven van een lokaal industrieterrein: bedrijfsstructuur,<br />

evolutie productie, herkomst grondstoffen, afzet eindproducten, herkomst en<br />

qualificatie personeel, lokalisatiefactoren, hinderende aspecten, invloed op het<br />

leefmilieu en welzijn en welvaart;<br />

- onderzoek van beeld-, kaart- en cijfermateriaal van industriële vestigingen in<br />

andere gebieden; voorbeelden van keuzemogelijkheden:<br />

- een groot staal- of (petro)chemisch complex in Vlaanderen;<br />

- een cementfabriek in Wallonië;<br />

- een papierfabriek in Scandinavië;<br />

- een auto(assemblage)bedrijf in West-Europa of Noord-Amerika; - een<br />

industriepolder in Japan;<br />

7 Het verkeer in het landschap : aanbevolen: 4 à 6 lestijden<br />

- uitgaan van verkeerstellingen in de lokale omgeving: piek- en daluren, aard van<br />

het verkeer;<br />

- lokalisatie van verkeersstromen in de schoolomgeving: netwerk, knooppunten,


stadsplan<br />

A32 - milieu-effecten opnoemen die in verband<br />

kunnen<br />

AA33 gebracht worden met het verkeer en goede<br />

verkeersverbindingen<br />

- ontwikkelen een kritische houding tegenover<br />

de verkeerssituatie in de eigen omgeving<br />

A29 - de landschappelijke en economische invloed<br />

van het verkeer beschrijven<br />

- de economische noodzaak van goede<br />

verkeersverbindingen aantonen<br />

- de bereikbaarheid van een lokale ruimte<br />

beschrijven<br />

A4 transportassen op werkkaarten benoemen<br />

A30 - een havenlandschap herkennen en<br />

beschrijven naar uitzicht en functies<br />

A5 - zeehavens op werkkaarten benoemen<br />

U - havenlandschappen herkennen als knooppunten<br />

van distributie<br />

A34 - een toeristisch en recreatief landschap<br />

herkennen en beschrijven naar uitzicht en<br />

functies<br />

A4 - toeristische centra in toeristische streken<br />

benoemen op werkkaarten<br />

A34 - toeristische en recreatieve landschappen<br />

kunnen vergelijken<br />

AA36 - leren als toerist en recreant respect<br />

opbrengen voor het milieu, het patrimonium en<br />

de bewoners<br />

A35 - effecten van toerisme en recreatie op het<br />

landschap en de economie verwoorden<br />

verkeershinder en andere invloeden<br />

op het leefmilieu<br />

- Ruimtelijke invloed op welzijn en<br />

welvaart van verkeersmiddelen en hun<br />

infrastructuur in het lokale leefmilieu<br />

- Bereikbaarheid: invloed van het<br />

fysisch milieu en economische<br />

elementen op de ontsluiting van een<br />

lokale ruimte<br />

- Een nabije (lucht)haven: b.v.<br />

beschrijving, functies, activiteiten,<br />

invloed op fysisch milieu, bewoning en<br />

economie<br />

- Typering van een haven in een<br />

andere regio: aard, ontwikkeling,<br />

invloed op het lokale milieu en de<br />

wereldhandel<br />

8 Het toeristische en recreatieve<br />

landschap<br />

- Ruimtelijke kenmerken en<br />

aantrekkelijke landschapselementen in<br />

een lokale toeristische of recreatieve<br />

zone of in attractie- en themaparken<br />

- Toeristische en recreatieve<br />

elementen van het fysisch en cultureel<br />

milieu in verschillende regio=s :b.v.<br />

reliëf, geologie, klimaat, vegetatie,<br />

bewoning, kunst en cultuur, typisch<br />

economisch aanbod.<br />

- Effecten: b.v.<br />

landschapsveranderingen, verkeer,<br />

milieubelasting, bewoning,<br />

98.aa1/ p.14<br />

dichtheid, knelpunten, verkeershinder, invloed op het leefmilieu en andere<br />

weggebruikers;<br />

- uitgaan van een lokaal voorbeeld komt de ruimtelijke invloed van<br />

verkeersmiddelen en hun relatie met andere economische activiteiten in het lokale<br />

leefmilieu tot uiting; voorbeelden van keuzemogelijkheden:<br />

- een ringweg omheen een centrum;<br />

- de Chunnel;<br />

- een autoweg door het Braziliaanse regenwoud;<br />

- een nieuwe luchthaven voor Hongkong;<br />

- bereikbaarheid: kilometerafstand, tijdsafstand, kostafstand en comfortafstand<br />

tussen twee plaatsen;<br />

- uitgaan van een bezoek aan een (lucht)haven voor de morfologische en<br />

functionele typering ervan; relatie met andere economische activiteiten;<br />

- dossier aanleggen van zeehavens op basis van persoonlijke bevraging via<br />

post;<br />

- bespreking van de wereldkaart met de zeeroutes of luchtvaartlijnen (met<br />

aandacht voor industrie, grondstoffen, bevolking);<br />

8 Het toeristische en recreatieve landschap : aanbevolen: 4 à 6 lestijden<br />

- lokale toeristische en recreatieve aanbod: natuurgebonden en cultuurhistorische<br />

waardevolle aspecten; analyse van een lokale toeristische of<br />

recreatieve zone;<br />

- uitgaan van terreinverkenning, kaart-, beeld- en/of cijfermateriaal op de<br />

domeinen reliëf, geologie, klimaat, vegetatie, bewoning, kunst en cultuur en lokale<br />

economie voor enkele concrete toeristische of recreatieve zones; voorbeelden van<br />

keuzemogelijkheden:<br />

- Vlaamse kust, AGroen Vlaanderen@ of de Kunststeden;<br />

- een mediterrane costa;<br />

- een ski-oord in de Alpen;<br />

- een vulkanisch gebied of eiland;<br />

- een natuurpark in Afrika of Amerika;<br />

- een wereldmetropool;<br />

- uitgaan van persartikels om de invloed van een toeristische of recreatieve


A37 - de eigen leefruimte herkennen als een<br />

gedifferentieerd geheel van landschappen<br />

VM7 - enkele ruimtelijke effecten van de relatie<br />

mens-milieu in de samenlevingsvormen<br />

beschrijven<br />

VM8 - aantrekkelijke elementen en<br />

VS14 problemen binnen de eigen leefruimte<br />

herkennen<br />

AA16 - respect opbrengen voor natuurschoon en zuiver<br />

water<br />

AA28 - aandacht hebben en bijdragen tot de<br />

leefbaarheid van de eigen omgeving<br />

U - de socio-economische kenmerken van het lokale<br />

leefmilieu illustreren met concrete voorbeelden<br />

A38 - de eigen leefruimte in een regionaal kader<br />

plaatsen en daarvan enkele hoofdkenmerken<br />

verwoorden<br />

- bestudeerde lokale landschappen op een<br />

wereldkaart aanduiden<br />

U - een mentale kaart naar keuze construeren<br />

- landschappen in andere wereldzones in<br />

verband brengen met leefwijzen<br />

- ruimtelijke overeenkomsten en verschillen<br />

herkennen in landschappen in verschillende<br />

economische oriëntatie, tewerkstelling,<br />

welvaart en welzijn<br />

KEUZE-HOOFDSTUK 9:<br />

9A De regio : een mozaïek van<br />

landschappen<br />

9A.1 De eigen streek<br />

- Landschapsynthese: samenvoegen<br />

van elementen uit het lokaal fysisch,<br />

cultureel en socio-economisch milieu<br />

- Attractiviteit en ruimtelijke<br />

spanningen van de eigen streek (bv.<br />

recreatie, ruimtelijke ordening,<br />

leefmilieu)<br />

- Kenmerken van de eigen streek:<br />

fysische en socio-economische<br />

kenmerken: cijfer-, beeld- en<br />

kaartmateriaal<br />

9A.2 Natuur- en cultuurland- schappen<br />

in grotere regio=s<br />

- Wereldkaart van de lokale<br />

verscheidenheid: synthesebeeld van<br />

de bestudeerde landschappen<br />

- Landschappen in overwegend<br />

natuurregio=s: bv. aride zones,<br />

woudzones, [ijswoestijnen,<br />

98.aa1/ p.15<br />

inplanting op de economie en ecologie van een toeristische en recreatieve ruimte<br />

te beoordelen;<br />

er wordt gekozen tussen 9A, 9B en 9C:<br />

9A De leefruimte : aanbevolen: 8 à 12 lestijden<br />

9.1 De eigen streek: 2 à 4 lestijden<br />

- groepswerk: samenstellen van een dossier met een lokale landschapsynthese<br />

(teksten, beelden en cijfermateriaal);<br />

- inpassingen van de lokale leefruimte in de streek toetsing van cijfer-, beeld- en<br />

kaartmateriaal aan andere gegevens;<br />

- regionale perceptie: ontwerpen van een mentale kaart van de streek;<br />

- synthesekaartbeeld van de bestudeerde lokale verscheidenheid: lokaliseren<br />

van foto- en beeldmateriaal;<br />

- synthese-excursie binnen de eigen streek.<br />

9.2 Natuur- en cultuurlandschappen in grotere regio=s : 6 à 8 lestijden<br />

- inpassingen van de bestudeerde landschappen in een regionaal verband:<br />

toetsing van cijfer-, beeld- en kaartmateriaal;<br />

- synthesekaartbeeld van de bestudeerde lokale verscheidenheid qua natuur en<br />

cultuur;<br />

- typering van een (wereld)natuurregio op basis van video- of diabeelden (b.v.<br />

reliëf, vegetatie, ...), teksten (b.v. reisverhalen) en cijfermateriaal of grafische<br />

voorstellingen (b.v. klimatogrammen, doorsneden, ...);


wereldzones moessongebieden, berggebieden]]<br />

- Landelijke, verstedelijkte en<br />

geïndustrialiseerde zones : bv<br />

landbouwgordels, industriegebieden,<br />

megalopolissen<br />

A37 - de eigen leefruimte herkennen als een<br />

gedifferentieerd geheel van landschappen<br />

VM7 - enkele ruimtelijke effecten van de relatie<br />

mens-milieu in de samenlevingsvormen<br />

beschrijven<br />

VM8 - aantrekkelijke elementen en problemen<br />

binnen de eigen leefruimte herkennen<br />

U - de socio-economische kenmerken van het lokale<br />

leefmilieu illustreren met concrete voorbeelden<br />

A38 - de eigen leefruimte in een regionaal kader<br />

plaatsen en daarvan enkele hoofdkenmerken<br />

verwoorden<br />

- bestudeerde lokale landschappen op een<br />

wereldkaart aanduidenU - een mentale kaart<br />

construeren<br />

- landschappen in andere wereldzones in<br />

verband brengen met leefwijzen<br />

- ruimtelijke overeenkomsten en verschillen<br />

herkennen in landschappen in verschillende<br />

wereldzones<br />

9.B De regio : een mozaïek van<br />

landschappen<br />

9B.1 De eigen streek<br />

- Landschapsynthese: samenvoegen<br />

van elementen uit het lokaal fysisch,<br />

cultureel en socio-economisch milieu<br />

- Attractiviteit en ruimtelijke<br />

spanningen van de eigen streek (bv.<br />

recreatie, ruimtelijke ordening,<br />

leefmilieu)<br />

- Regionale kenmerken: fysische en<br />

socio-economische kenmerken: cijfer-,<br />

beeld- en kaartmateriaal<br />

9B.2 Verschillende landschappen in<br />

andere regio=s<br />

- Kaart van de lokale verscheidenheid:<br />

synthesebeeld van de bestudeerde<br />

landschappen<br />

- Landschappen in Europa en/of grote<br />

wereldzones (b.v. De Arabische<br />

Wereld, de Sub-Sahara, Amerika,...).<br />

98.aa1/ p.16<br />

- typering van een verstedelijkte (wereld)regio op basis van video- of diabeelden<br />

(b.v. bewoning, verkeer, handel, milieu, ...), teksten (b.v. reisverhalen,<br />

cultuuragenda=s) en cijfermateriaal of (carto)grafische voorstellingen (b.v.<br />

evolutiediagrammen, patronen en plattegronden...);<br />

- multidisciplinair bezoek aan een wereldmetropool (b.v. Parijs, Londen,<br />

Brussel,...).<br />

9.1 Voor 9B.1 gelden dezelfde pedagogische wenken als voor 9A.1<br />

9.2 Verschillende landschappen in andere regio=s : 6 à 8 lestijden<br />

- typering van een (wereld)zone of Europese regio op basis van video- of<br />

diabeelden (b.v. reliëf, vegetatie, landbouw, industriële activiteiten, ...), teksten (b.v.<br />

reisverhalen) en cijfermateriaal of (carto) grafische voorstellingen (b.v. doorsneden,<br />

klimatogrammen, stadsplattegronden, dorpstructuren, inbreng in de wereldhandel,<br />

...);<br />

9C. Een landschapsproject Projectonderwijs : aanbevolen : 8 à 12 lestijden


VS5 - medewerking verlenen aan een groepstaak op<br />

het terrein<br />

VS15 - onder begeleiding als taakgroep binnen een<br />

project functioneren<br />

VL29- informatiebronnen kritisch selecteren VL31 en<br />

verwerken op het terrein en in de VL33 klas<br />

VL38 - bij een open aanpak zelfstandig activiteiten<br />

plannen<br />

A37 - de eigen leefruimte herkennen als een<br />

gedifferentieerd geheel van landschappen<br />

VM7 - enkele ruimtelijke effecten van de relatie<br />

mens-milieu in de samenlevingsvormen<br />

beschrijven<br />

VM8 - aantrekkelijke elementen en problemen<br />

binnen de eigen leefruimte herkennen<br />

A38 - de eigen leefruimte in een regionaal kader<br />

plaatsen en daarvan enkele hoofdkenmerken<br />

verwoorden<br />

(1) Gebruikte codes in de eerste kolom:<br />

A1 verwijst naar eindterm 1 aardrijkskunde<br />

AA5 verwijst naar attitudinale eindterm aardrijkskunde 5<br />

U verwijst naar een uitbreidingsdoelstelling<br />

VL29 verwijst naar vakoverschrijdende eindterm leren leren 29<br />

VS14 verwijst naar vakoverschrijdende eindterm sociale vaardigheden 14<br />

VM3 verwijst naar vakoverschrijdende eindterm 3 milieueducatie<br />

VB3 verwijst naar vakoverschrijdende eindterm 3 opvoeden tot burgerzin<br />

verwijst naar een basisdoelstelling aardrijkskunde<br />

- interdisciplinaire benadering van<br />

landschappen van de eigen regio of<br />

uitgaande van de eigen regio tot een<br />

andere regio in Vlaanderen, België,<br />

Europa of een andere wereldzone<br />

98.aa1/ p.17<br />

- observatie van landschapskarakteristieken naar uitzicht en leefbaarheid;<br />

- elementair onderzoek van de milieukwaliteit: b.v. zuurtegraad regenwater en<br />

bodemwater; vergelijking andere indicatoren<br />

- contacten met plaatselijke bevolking, beleidsverantwoordelijken, natuur- en<br />

milieueducatieve centra, milieuverenigingen, ... via b.v. enquêtes, interviews, enz.<br />

- elementair onderzoek van tewerkstelling en welzijn;<br />

- analyse persknipsels i.v.m. de leefkwaliteit (b.v. gemiddelde prijs bouwgrond);<br />

- elementair onderzoek van cultuurhistorische aspecten en/of industrieelarcheologische<br />

relicten


6 Minimale uitrusting<br />

Een goed uitgerust vaklokaal aardrijkskunde is onontbeerlijk en alle lessen aardrijkskunde worden daarin gegeven in de<br />

eerste graad van het Secundair Onderwijs. Dit lokaal moet in die mate verduisterbaar zijn dat diaprojectie in alle<br />

weersomstandigheden mogelijk is. Het bord dient gedeeltelijk uit klapborden samengesteld te zijn; kleurkrijt dient steeds<br />

beschikbaar te zijn. Het vaklokaal dient over voldoende muuroppervlakte te beschikken om wandkaarten, een actualiaprikbord<br />

en andere wanddocumenten te bevestigen.<br />

Het vaklokaal dient minimaal over volgende uitrusting te beschikken:<br />

- minimum één kaarthanger;<br />

- een scherm met diaprojector en projectietafel;<br />

- een retro projector;<br />

- een bergruimte voor cartotheek, diatheek, fototheek, atlassen, statistische tabellen, handboeken en naslagwerken;<br />

- atlassen voor klassikaal gebruik;<br />

- geactualiseerde diareeksen of dia=s aan te maken uit de eigen regio en van andere lesonderwerpen;<br />

- transparantenreeksen;<br />

- basisreeks wandkaarten (minimaal België, Europa en wereld);<br />

- luchtfoto=s;<br />

- kompassen;<br />

- een bodemkaart van de eigen regio;<br />

- een minimale gesteentenverzameling en enkele mineralen;<br />

- topografische kaarten op verschillende schalen, waaronder die van de eigen regio;<br />

- het gewestplan van de eigen regio;<br />

- voorbeelden van andere kaarttypes, waaronder een wegenkaart en een stadsplattegrond;<br />

- verschillende reliëfblokken;<br />

- meettoestellen voor weerwaarnemingen;<br />

- een globe;<br />

- blinde wandkaarten of blinde transparanten;<br />

Indien men opteert voor klassikaal gebruik van handboeken dient er één per leerling in het vaklokaal aanwezig te zijn. Indien<br />

lessen van andere vakken ook in dat lokaal doorgaan, mag dat geen invloed hebben op de lessen aardrijkskunde. Dit houdt<br />

o.m. in dat de veiligheid en bruikbaarheid van de leermiddelen gegarandeerd is.<br />

Een aantal materiële elementen dienen beschikbaar te zijn, indien niet in het vaklokaal, dan toch in de onmiddellijke<br />

omgeving:<br />

- een videotoestel met teller (eventueel in een rollende kast);<br />

- bergmogelijkheden voor kaarten, eventueel in een afzonderlijk (tussen)lokaal onder te brengen.<br />

Hierbij wordt uitgegaan van de aanwezigheid van leerlinggerichte geografische literatuur in de mediatheek; indien dit niet het<br />

geval is, hoort deze literatuur in het vaklokaal thuis.<br />

Het is wenselijk dat een aanvang wordt gemaakt met de introductie van moderne informatie- en communicatietechnologie<br />

(ICT) in de lessen aardrijkskunde als didactisch hulpmiddel. Een multimedia-uitrusting met internetaansluiting dient<br />

beschikbaar te zijn voor specifieke opdrachten.<br />

Indien niet alle lessen aardrijkskunde in één vaklokaal kunnen doorgaan, is de uitbouw van een tweede, eventueel derde<br />

vaklokaal noodzakelijk. Ze dienen eveneens te beantwoorden aan de vereisten, qua vaste uitrusting (verduistering, borden,<br />

voldoende muuroppervlakte, kaarthanger, bergruimte). Indien dit lokaal vlakbij het eerste vaklokaal gelegen is, kunnen<br />

toestellen uitwisselbaar opgesteld staan; indien het lokaal zich op een andere verdieping of vleugel van het schoolcomplex<br />

bevindt, dringt zich een vaste opstelling van de hierboven aangegeven projectietoestellen, atlassen, handboeken,<br />

wandkaarten, globe op.<br />

Indien wegens recente expansie of defect een school nog niet over één of meerdere noodzakelijk geachte leermiddelen<br />

beschikt, dient een aanvraag tot aankoop in de begroting opgenomen te zijn.<br />

7 Evaluatie<br />

98.aa1/ p.18


Bij het begin van het schooljaar dient de leraar te peilen naar de beginsituatie, namelijk in welke mate de leerlingen<br />

de leerinhouden wereldoriëntatie, domein ruimte, beheersen. Hierbij worden zowel de parate kennis, het begrippenkader, de<br />

vaardigheden als de attitudes bevraagd.<br />

Inzicht in de vorderingen van de leerling wordt bekomen door middel van de permanente evaluatie. Dat gebeurt<br />

door een gedifferentieerde toetsing van kennis, vaardigheden en attitudes die in verband staat met de doelstellingen van het<br />

leerplan en de pedagogisch-didactische wenken. Deze toetsing kan gebaseerd zijn op verschillende vormen van<br />

leerlingengedrag:<br />

- de klasactiviteit: taakgerichtheid, medewerking in de klas, participatie in groepswerk, tijdig klaar met opdrachten,<br />

kritische instelling, zorg, woord voeren voor de klas, mondelinge taalvaardigheid, precisie bij aanwijzingen op<br />

kaart en in atlas,...;<br />

- de resultaten van zelfstandig te realiseren taken: het hanteren van leermiddelen, het vervolledigen van<br />

werkkaarten en grafische voorstellingen, de in te vullen werkbladen en notities,...;<br />

- de resultaten van elementaire toetsen of mondelinge overhoringen over de in de vorige les aangeleerde leerstof;<br />

- de resultaten van herhalingsbeurten over grotere leerstofonderdelen.<br />

Teneinde de evaluatie zo correct mogelijk te laten verlopen, wordt aan een aantal voorwaarden tegemoet gekomen:<br />

- reeds bij de aanvang van het schooljaar worden leerlingen en ouders in kennis gesteld van de evaluatiewijze(n);<br />

deze zijn in overeenstemming met het schoolreglement en met een eventueel voor de bewuste klas,<br />

studierichting of niveau uitgewerkte deliberatiecriteria;<br />

- belangrijke evaluatiemomenten worden in het jaar- of graadplan opgenomen;<br />

- bij de voorbereiding van de les wordt reeds voorzien op welke wijze men beoogt de leerplan-, lescyclus- of<br />

lesdoelstellingen te halen; hiermee is duidelijk of bepaalde vragen b.v. naar reproductie, naar vaardigheid, naar<br />

implementatie, naar creativiteit of naar kritisch inzicht peilen;<br />

- men geeft er zich rekenschap van welke hulpmiddelen (b.v. toestellen, handboeken, videoband,...) men in de les<br />

of op het terrein gebruikte ; indien de leerlingen bij de inoefening niet over diezelfde soorten hulpmiddelen<br />

beschikten, dient daar in de vraagstelling rekening mee gehouden worden, zelfs als die hulpmiddelen tijdens de<br />

bevraging terug beschikbaar zijn;<br />

- bij de bespreking van de resultaten deelt de leraar de juiste resultaten mee; op de verbeterde kopijen wordt een<br />

foutenanalyse beknopt geformuleerd. Voor eventuele remediëring kan beroep gedaan worden op een takenbank;<br />

- bij de uiteindelijke evaluatie hanteert de leraar een weging van de toetsing (b.v. een herhalingstoets wordt op<br />

een hoger cijfer gequoteerd dan een elementaire toets).<br />

- er dient zowel rekening gehouden worden met de procesevaluatie als met de productevaluatie. Rubricering van<br />

de toetsing in het evaluatieschrift houdt rekening met de aard van de toetsing (b.v. cognitief, vaardigheden,<br />

attitudes) zodat over een langere periode eventuele vorderingen op specifieke leerdomeinen goed tot uiting<br />

komen;<br />

- leerlingen en hun ouders worden op een daartoe voorziene wijze snel geïnformeerd over de vorderingen van de<br />

leerling. Bij ernstige tekorten of onzekerheden wordt een concrete remediëring voorgesteld; hierbij dienen de<br />

nodige hulpmiddelen (b.v. handboek, atlas, videoband,...) ter beschikking te zijn voor het thuis of in de klas<br />

bijwerken van de leerstof.<br />

Bij de opstelling van toetsvragen dient men aan een aantal voorwaarden te voldoen: validiteit (de toets meet wat men<br />

beoogt te meten), objectiviteit (een eerlijke beoordeling op basis van normen en/of correctiesleutels), betrouwbaarheid (geen<br />

fouten in de metingsprocedure) en transparantie (duidelijkheid). Een aantal redactieregels bevorderen deze voorwaarden:<br />

- duidelijke vraagstelling met precieze afbakening van aantallen, te gebruiken juiste hulpmiddelen en<br />

onafhankelijkheid van de items bij deelvragen of opeenvolgende vragen;<br />

- correcte formulering qua taalgebruik: eenvoudig, concreet en zonder overbodigheden, vragen met eenzelfde<br />

vraagvorm gegroepeerd in de toets, vermijden van dubbelzinnige items, vermijden van (dubbele) negaties;<br />

- verzorgde lay-out: BIN-normen, geen vraag over twee pagina=s gespreid, overzichtelijke nummering, goed<br />

leesbare teksten en duidelijke figuren (let op zwart-wit fotokopies van kleurenfoto=s);<br />

Bij open vragen zijn verschillende correcte antwoorden mogelijk, maar de creativiteit van leerlingen moet goed<br />

beoordeeld worden door vooraf vastgelegde correctie- en scoringsvoorschriften en niet d.m.v. een steriel correctiemodel.<br />

Uitsluitend open vragen stellen is veelal onbetrouwbaar en bevordert taalvaardige leerlingen; de correctie van open vragen<br />

is tijdrovend. Modelantwoorden zijn wel vooraf te formuleren bij gesloten vragen. Deze laten geen ruimte voor eigen<br />

formuleringen en informatie ligt besloten in vraagstelling, maar er zijn meerdere varianten (b.v. ja-neevraag, correctievraag,<br />

koppel- of sorteervraag, rangschikkingsvraag, meerkeuzevraag,...).<br />

Vòòr de aanvang van de toets wordt een rustige afname-situatie gecreëerd; de beschikbare toetstijd wordt<br />

aangegeven en richtlijnen omtrent het efficiënt benuttigen ervan en de wijze van beantwoording worden medegedeeld.<br />

98.aa1/ p.19


Vak- of leerdomein overschrijdende evaluatie is van belang voor het vakoverschrijdend leren en het in<br />

overeenstemming brengen van de maatschappelijke functie van het leervak aardrijkskunde. Vakoverschrijdende evaluatie<br />

peilt niet alleen naar de in het leerplan opgenomen vakoverschrijdende eindtermen op zich, maar kan ook in verband staan<br />

met thema- en/of projectonderwijs; opname van deze evaluatie gebeurt in het schoolwerkplan. Verwerking ervan kan<br />

afzonderlijk gerapporteerd worden, maar ook binnen de vakevaluatie een vermelding bekomen.<br />

Vakgroepwerking ligt aan de basis van een verticale afstemming van de evaluatie; kennis van de voornaamste<br />

aandachtspunten in voorafgaand of volgend aardrijkskunde-onderwijs is van belang voor het continue proces qua ruimtelijk<br />

leren. Kennis van de leerplannen van voorafgaande en volgende leerjaren is dan ook een noodzaak.<br />

De examens peilen naar de algemene doelstellingen van het leerplan, geconcretiseerd in de basisdoelstellingen per<br />

hoofdstuk. De leraar kan daaraan uitbreidingsdoelstellingen toevoegen. De examenvragen zijn verschillend van klas tot klas<br />

indien niet op hetzelfde tijdstip wordt ondervraagd. Ze peilen naar kennis, vaardigheden en attitudes die in de loop van het<br />

schooljaar zouden moeten verworven zijn. Er wordt rekening gehouden met een evenwichtige verdeling tussen de<br />

leerstofonderdelen en de aard van de vraagstelling. Er dient overwogen te worden om parate kennis duidelijk af te bakenen<br />

en over de andere vragen voldoende basisinformatie (b.v. leesteksten, cijfer- en kaartmateriaal, ...) mee te leveren. Zowel<br />

open als gesloten vragen werden in de loop van het schooljaar gesteld en kunnen op het examen aan bod komen, zonder<br />

dat men dezelfde vragen stelt. Wat de opstellingsvoorwaarden, de redactieregels en de wijze van vraagstelling betreft,<br />

gelden dezelfde regels als bij de toetsen (cfr. supra).<br />

Bij gesloten vragen is een kopij met modelantwoorden (correctiemodel) beschikbaar; bij open vragen wordt aangegeven op<br />

welke elementen of deelantwoorden gerekend wordt bij de correctie. De puntenverdeling is op de vragenkopij aangegeven.<br />

8 Bibliografie<br />

8.1 Boeken<br />

Denis, J., Geografie van België,<br />

Brussel, Gemeentekrediet, 1992<br />

Depuydt, F. (red.), Fascinerende landschappen van Vlaanderen en Wallonië,<br />

Leuven, Davidsfonds, 1995<br />

Druijven, P.C.J. & van Naerssen, A.L. (red.), Pacifisch Azië<br />

Assen, Van Gorcum, 1997<br />

Gullentops, F. & Wouters, L., Delfstoffen in Vlaanderen,<br />

Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement EWBL, 1996<br />

Gijsels, H., e.a., De landschappen van Vlaanderen en Zuidelijk Nederland, een landschapsecologische studie,<br />

Leuven, Garant, 1993<br />

Iwaskow, L., Classroom Based Fieldwork, Concepts in Geography,<br />

London, Hodder & Stoughton, 1990<br />

Jansen, A. en Pronck H.J.A., Aardrijkskunde & Didactiek,<br />

Groningen, Wolters-Noordhoff, 1988, tweede druk<br />

Kleinpenning, J.M.G. & van Lindert, P.H.C.M., Latijns-Amerika<br />

Assen, Van Gorcum, 1997<br />

Landuyt, L. & Schietecat, G.D., Klimaatgemiddelden en weerextremen in België,<br />

Brussel, KMI, 1992<br />

Nettleship, J., Fieldwork Design, a geographical approach,<br />

Ormskirk, Causeway Press Limited, 1985<br />

98.aa1/ p.20


Neyt, R., Vademecum, technieken - opdrachten - begrippen,<br />

Standaard aardrijkskunde, 1994<br />

Taverne, E. En Visser, I., Stedebouw, De geschiedenis van de stad in de Nederlanden van 1500 tot heden,<br />

Heerlen-Nijmegen, OU-SUN, 1993<br />

van den Berg, G. e.a., Handboek Vakdidactiek Aardrijkskunde,<br />

Amsterdam, Meulenhoff Educatief, 1995<br />

Van der Haegen, Herman e.a., Multicultureel Brussel,<br />

Staatssecretariaat Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1995<br />

Vankan, L., Praktische didactiek voor omgevingsonderwijs,<br />

Bussum, Dick Coutinho, 1995<br />

Verbruggen, A., e.a., Milieu- en natuurraport Vlaanderen, Leren om te keren,<br />

Leuven-Apeldoorn, Vlaamse Milieumaatschappij/Garant, 1996<br />

Wintein, W. (coörd.), De Bergen, Milieu-educatie in de Westvlaamse Heuvels<br />

Brugge, Prov. West-Vlaanderen, 1994<br />

Wouters, L. & Vandenberghe, N., Geologie van de Kempen<br />

Brussel, NIRAS, 1994<br />

8.2 Tijdschriften<br />

Belayew, D., Le territoire urbain,<br />

GEO, Fegepro, n° 35 & 36, 1994/1-2<br />

Benson, Ch. & Macrae, J., Disasters<br />

Oxford, Blackwell, Vol 21, 1997<br />

Christiaens, Ch. & Daels, L., Belgium, a geographical introduction to its regional diversity and its human richness<br />

Bulletin de la Société Géographique de Liège, 24e jg., 1988, N° 24, pp. 3-180.<br />

Meert, H. (red.), Wonen en werken in de schaduw van Brussel<br />

Leuvense Geografische Papers, ISEG, KULeuven, n° 6, 1993, pp. 1-140<br />

Vanderhallen, D., e.a., Verkenning van de eigen leefruimte<br />

De Aardrijkskunde, 19e jaargang, 95/4, pp. 3-61<br />

Heverlee, 1995<br />

Van Hecke, E. (ed.), Navorming Geografie, feestbundel Prof. Dr. Modest Goossens,<br />

Leuvense Geografische Papers, ISEG, KULeuven, n° 5, 1992, pp. 1-206<br />

Vlassenbroeck, W., De Wereldeconomie,<br />

Gent, Cahiers van het DLO, 1996, pp. 1-153<br />

Wintein, W., Landschappen actief bestuderen,<br />

De Aardrijkskunde, 19e jaargang, 95/3, pp. 43-50<br />

Heverlee, 1995.<br />

8.3 Beeldmateriaal<br />

98.aa1/ p.21


Belgisch Luxemburg, CD-ROM 1995,<br />

Neufchâteau, Intermedia Concepts, rue Franklin Roosevelt 10A, 6840 Neufchâteau<br />

Cinescopie (geografische dia=s), de Henninstraat 79, 1050 Brussel, tel 02/647 10 15<br />

Delfstoffen in Vlaanderen, video 1996,<br />

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Economie, Afdeling Natuurlijke Brussel, Rijkdommen en Energie,<br />

Markiesstraat 1, 1000 Brussel<br />

Edudiscs Reliëf, Klimaat, Reis langs de velden, Philips, Brussel<br />

Geografische Streken van België, fotokoppels<br />

Kapellen, Uitg. Pelckmans, 1996<br />

Lillo Port Centre - Antwerp: CD-ROM Havenspel<br />

Oppervlaktevormen van de Aarde, Transparanten<br />

Amsterdam/Brussel, Meulenhoff Educatief/Standaard uitgeverij<br />

Transparancies to Educate, transparanten fysische geografie en atlas<br />

Hengelo, TTE<br />

8.4 Nuttige adressen<br />

Administratie Planning en Statistiek, Departement Algemene Zaken en Financiën, Ministerie van de Vlaamse<br />

Gemeenschap: jaarlijkse uitgave van VRIND (Vlaamse Regionale Indicatoren), Boudewijnlaan 30, 1210 Brussel; tel: 02/507<br />

58 03, fax: 02/507 58 08.<br />

Algemeen Bestuur Ontwikkelingssamenwerking (ABOS), tijdschriften Dimensie 3 en IN-COM, Brederodestraat 6, 1000<br />

Brussel, tel. 02/500 62 11, fax: 02/500 65 44<br />

Belgische Vereniging voor Aardrijkskundige Studies (BEVAS), W. De Croylaan 42, 3001 Heverlee; tel. 016/28 66 11<br />

Diafix, Neerhofstraat 13, 1831 Diegem, tel. 02/720 92 95; fax: 02/725 01 75;<br />

Directie Voorlichting Ontwikkelingssamenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, tijdschrift Internationale<br />

Samenwerking, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag; tel.: (0)70/348 60 73, fax.: (0)70/348 50 10; e-mail: buza24@euronet.nl<br />

Federale Voorlichtingsdienst, Informatiecentrum, 54 Regentlaan, 1000 Brussel<br />

Fégépro, Avenue du Sacré Coeur 67 Bus 1, 1090 Bruxelles<br />

Havencentrum Lillo, Haven 621, Scheldelaan 444, 2040 Antwerpen; tel: 03/569 90 12 fax: 03/569 90 39.<br />

Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, tidschriften Geografie en Geografie Educatief, Postbus 80123, 3508 TC<br />

Utrecht, tel: (0)30/253 4056, fax: (0)30/253 5523<br />

Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, 1000 Brussel; tel. 02/549 02 59, fax: 02/511 52 21.<br />

Nationaal Geografisch Instituut, Ter Kamerenabdij, 13, tel.: 629 82 82, fax: 02/629 82 83<br />

Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), Leuvensestraat 44, 1000 Brussel, tel.: 02/548 62 11; fax: 02/548 63 67<br />

Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest (OVAM), Kan. De Deckerstraat 22-26, 2800 Mechelen; tel:<br />

015/20 83 20, fax: 015/20 32 75.<br />

Provinciaal Natuurcentrum, Provinciaal Begijnhof, Zuivelmarkt 33, 3500 Hasselt; tel.: 011/21 02 66, fax: 011/35 50 90.<br />

98.aa1/ p.22


Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), Jozef II-straat 12-16, 1040 Brussel; tel: 02/217 07 45, fax: 02/217 70<br />

08.<br />

Société Géographique de Liège, Place du 20 Août 7b, 4000 Liège, tel 041/66 53 24;<br />

Toerisme Vlaanderen, tijdschrift Informatieblad, Grasmarkt 61, 1000 Brussel; tel: 02/504 03 00, fax: 02/513 88 03 en 02/504<br />

03 77.<br />

Vereniging Leraars Aardrijkskunde, tijdschriften De Aardrijkskunde en VLA-krant, Postbus 88, 2550 Kontich.<br />

INHOUDSTAFEL<br />

1 Visie .................................................................................................................................................................................. 2<br />

2 Beginsituatie ..................................................................................................................................................................... 2<br />

3 Algemene doelstellingen .................................................................................................................................................. 2<br />

4 Algemene pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen ............................................................................ 3<br />

5 Leerplandoelstellingen, leerinhouden en specifieke wenken ............................................................................................ 6<br />

5.1 Leerplandoelstellingen ................................................................................................................................................ 6<br />

5.2 Leerinhouden .............................................................................................................................................................. 6<br />

5.3 Specifieke wenken ...................................................................................................................................................... 6<br />

6 Minimale uitrusting .......................................................................................................................................................... 18<br />

7 Evaluatie ......................................................................................................................................................................... 18<br />

8 Bibliografie ...................................................................................................................................................................... 20<br />

8.1Boeken ...................................................................................................................................................................... 20<br />

8.2Tijdschriften ............................................................................................................................................................... 22<br />

8.3 Beeldmateriaal .......................................................................................................................................................... 22<br />

8.4 Nuttige adressen ...................................................................................................................................................... 22<br />

98.aa1/ p.23

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!