6 ALLES AFWEGENDE De zaak-Goldfinger Rieke Samsons jacht op de goudmiljoenen Als ze als zaaksofficier eind jaren tachtig met haar Fiod-team aan een draadje begint te trekken, worden de contouren van een megafraude zichtbaar. Dan begint de jacht op goudsmokkelaar Jan L., de “denker” die een kippenboer als katvanger gebruikte in een btw-carrousel. Scheidend PG Rieke Samson-Geerlings over een van haar mooiste zaken. ‘Fraudeur Jan L. was gewiekst hoor. Ik kan me de zittingsdag nog goed herinneren. Zit die bedenker van de btw-carrousel ineens met een groot verband om zijn oor. Bij elke vraag die hem door de rechter wordt gesteld, zegt hij: “Wat zegt u?”. Hij liet zich al weinig ontvallen, en met deze truc wint hij nog meer tijd om na te denken over zijn antwoord. In de raadszaal laat een rechercheur expres een paar muntjes vallen.’ Rieke Samson-Geerlings schiet in de lach als ze eraan terugdenkt. ‘Dát gerinkel hoorde hij wel direct.’ Op 16 december nam procureur-generaal Rieke Samson –misschien wel definitief- afscheid van het OM. Gebruik makend van de levensloopregeling, vertrekt ze naar Frankrijk, waar ze met haar echtgenoot al vaker korte periodes vertoeft. In haar werkkamer blikt ze terug op een zaak die ze als fraudeofficier draaide. Een btw-carrousel met gesmokkelde goudbaren. Het was eind jaren 80, de tijd dat de Berlijnse Muur viel, het OM nog geen Compas-systeem had, en requisitoiren ook bij megazaken alleen in steekwoorden op kladjes werden uitgeschreven. Een tijd ook waarin het strafvonnis nog niet digitaal op rechtspraak.nl werd gezet. ‘Uit het hoofd dan maar!’, had de PG van te voren opgewekt gezegd. En als tijdens het interview de herinnering even is vervaagd, pakt Samson de gsm. ‘Even Gerard Bakker bellen, destijds Fiod-rechercheur in de zaak.’ Het gezag is er nog: tien minuten later belt Bakker terug, de gegevens paraat. ‘Ja, mevrouw Samson, de Goldfinger-zaak, hè…. Het was CIE-informatie waarmee de zaak aan het rollen kwam… Jan L. is inmiddels overleden, wist u dat?’ Even later legt Samson de telefoon neer. Met bij haar zélf een schittering in de ogen, zegt ze: ‘Dit was zo’n zaak waarvan bij terugblikkende rechercheurs de ogen weer gaan schitteren.’ Zoals “denker” Jan L. het heeft uitgedacht, zo gebeurt het ook. Eind jaren tachtig rijden zijn handlangers heen en weer tussen Luxemburg en Amsterdam. Bij een reguliere bank in Luxemburg kopen ze goud, laden de baren in de kofferbak en rijden naar Nederland. Ze smokkelen de staven over de grens, waardoor ze geen btw hoeven af te dragen aan de Nederlandse douane. Voor het goud dat ze in Luxemburg hebben ingeslagen, hebben ze ook geen btw hoeven afdragen: Luxemburg kent dan een nulprocents btw tarief op goud. In Nederland is dat echter zes procent. Dus als de criminelen het goud bij een Amsterdamse bank verkopen, brengen ze wél btw in rekening – en de btw gaat als illegale winst in eigen zak. Samson: ‘Goud was natuurlijk een handige koopwaar: de baartjes zijn veel waard en makkelijk vervoerbaar. Fiod-rechercheurs brachten in kaart dat de winst zo’n 50 miljoen gulden bedroeg, waarvoor dus zo’n 800 miljoen verhandeld moest worden.’ ‘Met deze belastingontduiking plukten deze fraudeurs de hele samenleving. Dat schokte mij toen. Alle mensen die netjes volgens de regels handelen, worden gedupeerd door dit soort lieden. Dat is ontwrichtend voor de maatschappij.’ Bij Fiod-team Goldfinger komt de naam Jan L. op zich vrij snel in beeld. Bij de Criminele inlichtingeneenheid van de recherche zijn signalen binnengekomen over geweld en intimidatie binnen de goudhandel in Zuid-Nederland. En binnen de destijds bestaande NMB-bank vinden registrerende medewerkers het opmerkelijk dat er zoveel dezelfde goudbaren (die genummerd zijn) circuleren. Bovendien zijn er zijn tal van BV’tjes bij betrokken, terwijl het een markt van grote spelers is. Men kaart het aan bij leidinggevenden, maar er gebeurt niets. Ontevreden medewerkers melden zich bij de CIE. ‘Dat was het moment dat je begint met het trekken aan een draadje’, zegt Rieke Samson, pratend in rechercheurstaal. ‘Op het parket Rotterdam was er gelukkig capaciteit: ik was er vrijgesteld als fraudeofficier en officier Lida de Jonge “liep” de zaak mee. De Belastingdienst –waar de FIOD is ondergebracht – had ook belang bij de zaak: er waren aanwijzingen dat het een onderzoek betrof waarin er veel viel na te vorderen.’ In het onderzoek valt de naam Jan L. steeds vaker . Maar in de justitiële documentatie levert zijn naam geen treffers van antecedenten op. ‘Toen we daarnaar zochten konden we niets vinden. Maar de rechercheurs dachten toch te weten dat >
OPPORTUUN · 01 / 2010 ‘We dachten: de rechter móét die kippenboer zien’ Foto: Peter van der Struijs 7