extra-parlementair. niet-parlementair - Koninklijke Bibliotheek
extra-parlementair. niet-parlementair - Koninklijke Bibliotheek
extra-parlementair. niet-parlementair - Koninklijke Bibliotheek
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
766<br />
JAARGANG XIII (1912—1913) No. 47 VAN ONZEN TIJD<br />
die, voorbijstappend, met roode en opgebolde kaken ijverig hun schoonste „marche<br />
patriotique" op 't koper bliezen, gluurden allemaal met straffe oogen over hunne<br />
notenboekskens naar boven de tribuun, waarvan uwe epische gestalte over hen<br />
genegen schaduw gaf.<br />
Pastor, Pastor toch, gij, de volksgeest van het Katholieke Vlaanderen, gij, de<br />
„Levenwekker", naast Rodenbach en Gezelle, onzer duistere, verslapen krachten,<br />
hoe hebben we U gevierd!<br />
Hoe hebben we U gevierd als daar op het grazig kouter vóór Streuvels' „Lijsternest",<br />
die duizendtallen van Blauwvoeten kropten rond het verhoog waar Vermeylen<br />
helder en kruimig U de „zegepraal van het vlaamsche woord" verhaalde, te midden<br />
een verward geel-gulden-zwart sperenveld van honderden geleeuwde vlaggen, die<br />
kletsten blijgezind. „De wind ons vane in plooien slaat!"<br />
Pastor, Pastor, hoe hebben we U gevierd als daar twintigtallen vlaamsche jonkheden<br />
als druifgetrossel geestdriftig uwen automobiel aanhingen en hem, onder ontroerlijke<br />
hoezee's, het weiplag afrolden naar die Luilekkerlandsche tent die kortop<br />
ronken begon van klap en lach, boerte en leute, spraak en aanspraak, handgedaver<br />
en gezang.... „En riep hem stem- en schalenklang te midden leutig feestgedrang".<br />
Had het woord van een lid der Amsterdamsche Violieren toen <strong>niet</strong> een verrassend-historische<br />
klank wanneer hij U aansprak: „die vermocht wat zóóveel Vlaamsche<br />
sprekers en schrijvers samen <strong>niet</strong> vermochten: ons, Roomsche Nederlanders in geestdrift<br />
ontsteken voor uw heerlijk land en uw zoet-vloeiende taal!"<br />
Zie, rond dien etenstijd kwam ik ievers in eene groote, oude boerendoenst achter<br />
die nu beroemde wei vóór Streuvels' Lijsternest en heb er Lieva gevonden uit „Open<br />
Lucht", die me vettig boerenbrood en wilde hesp voorsneed en me tusschendoor<br />
openhertig verhaalde hoe goedzielig de Pastor was en, lachenderwijs dan, hoe Streuvels<br />
allemaal, allemaal leugens over haar had verzierd. „Allemaal, allemaal leugens, menheere",<br />
en ze giechelde van hartelijke deugd....<br />
't Was te nanoen dat ik de warme dellingen omtrent den Kluisberg heb afgedoold, tusschen<br />
de oneindig-opglooiende partijen opgeschoofd graan, tusschen tropisch-weelderige<br />
maïs en beet, langs konkel en kant, gestruik en kortwoonst om eindelijk afgesloofd<br />
van de ontroernis en den gang, neer te breken ruggelings tegen een riekenden<br />
graanopper, dat de dalende zon roodroestig over mijn gezicht kwam en beneden<br />
mij, in die Bijbelsche vallei der West-Vlaamsche reuzen, schemeren begon dat speelgoedachtig<br />
Ingoyghem, 'twelk nog zwermde van vlaamsch volk en doezelde van 't<br />
muziek en 't gezang. De groote pastorij stond wijd, bezijden, doezeliger en matwit<br />
als van de bleeke feestvermoeidheid.<br />
Och, Pastor, Pastor toch, hoe heb ik dan levendig gedacht: „Hoe schoon, hoe<br />
gelukzalig moet het zijn hier ievers waar Verriest woont aan die milde glooiing van<br />
Tieghem tegen eene graanschove in de dalende zon te mogen sterven". Paradisi<br />
Pax....<br />
Maar reeds bluste het hemellicht uit in de besmookte verte van Kortrijk en mijn<br />
stap ging terug naar de heirbaan op Ingoyghem. Het krielde en raasde in de dorpsstraat<br />
als een moorelende pot; het lundelsch bier zijpte langs kroes en pint en er<br />
ging daarvan een zuurachtige reuk; in de tenten at men taaie koeken vol verkenskop<br />
en dreumelde blikmuziek; tusschendoor 't opwandelend volk wervelden grijze<br />
buien stof van uit de verdroogde velden....<br />
De deuren van uw kerksken, geliefde Pastor, stonden als zachtmoedig open en<br />
schroomvallig ging ik binnen bij de andere menschen zitten; en ik zag naar het<br />
ongekunsteld autaar waar gij Mis leest, naar den preekstoel waar gij in den naam<br />
van Jezus jarenlang het volk hebt aangesproken en ook naar de klare kerkramen<br />
waaruit zoo dikwijls het licht valt dat de heilige kapitalen van uw Misboek verheldert;<br />
ik heb daarna aan mijn paternoster voor U een tientje gelezen uit ongenoegzame<br />
dankbaarheid....<br />
't Werd valavond geheel en ik zou U voor het laatst zien; met vele rumoerende,<br />
Antwerpsche gilden