LICHTMASTEN - SWOV
LICHTMASTEN - SWOV
LICHTMASTEN - SWOV
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
1. Opzet en uitvoering proevenprogramma<br />
Er zijn drie series proeven uitgevoerd. De pro~venseries B en C vonden plaats onder<br />
deze Ifde condities. De verschillen van deze proevenseries ten opzichte van de<br />
proevenserie A zijn in de betreffende paragrafen weergegeven en in hoofdstuk 3<br />
samengevat waarbij tevens een discussie is gegeven.<br />
1. 1. lichtmasten<br />
1.1.1. ProevenserÎe A (LI tlm L 10)<br />
De proevenserie A, die de <strong>SWOV</strong> in 1971 heeft uitgevoerd voor de Rijkswaterstaatswerkgroep<br />
Lichtmasten, had tot doel op korte termijn een )ndruk te verkrijgen<br />
over de grootte van de weerstand van lichtmasten die toen op de markt waren.<br />
Beproefd zijn stalen lichtmasten met een lichtpunthoogte van 10 m , nl. een normale<br />
mast (LI), een mast met schuifconstructie (L4) en een mast van lichte constructie<br />
(L8). Door een technische storing was de grondweerstand b lj de proef met de<br />
normale stalen mast (LI) kleiner dan bij de daarop volgende proeven. Daarom is<br />
een dergelijke mast nogmaals beproefd (L5).<br />
Ook zijn botsproeven uitgevoerd met aluminium lichtmasten met een lichtpunt <br />
hoogte van 10 m (L2, L7, L9 en LlO) en met aluminium ~ chtmasten met een<br />
lichtpunthoogte van 12 m (L3 en L6).<br />
Alle aluminium lichtmasten waren berekend op 3°,{, topuitwijking biJ' een winddruk<br />
van 100 kgf/m 2 • De stalen masten hadden 2°,{, topuitwijking, met uitzondering van<br />
de stalen mast van lichte constructie (L8), die evenals de aluminium masten een<br />
topuitwijking van 3°,{, had (zie Werkgroep Lichtmasten, 1972).<br />
De beproefde masten waren niet voorzien van een voorschakelapparaat en een<br />
grondkabel.<br />
Een overzicht van de afmetingen en overige bijzonderheden van deze masten is<br />
gegeven in Tabel A (zie blz. ~2) ', voor een volledige beschrijv'Jng van de proeven<br />
wordt verwezen naar <strong>SWOV</strong> (1976).<br />
1.1.2. ProevenserÎe B (LIl t Im L30)<br />
Ten behoeve van deze tweede serie proeven werd van de R likswaterstaat, Provin -<br />
ciale Waters taten en diverse Gemeenten een opgave verkregen van de lengten van<br />
lichtmasten die in de komende jaren geplaatst zouden worden. De ~chtpunthoogte<br />
bleek te variëren van 8 tot 12 m, waarbij het accent bij de Provincies en Gemeenten<br />
op de kortere masten (8, 10 m) lag en bU RiJ'kswaterstaat op de langere (10, 12 m).<br />
Als meest voorkomende lengten van de uitlegger werden 1,50 en 3 meter genoemd.<br />
Op grond van de ervaring opgedaan bij proeven serie A werd geconcludeerd dat als<br />
bij een uitgebreider onderzoek 10 en 12 m masten zouden voldoen, dit zeker het<br />
geval zou ziin biJ' 8 m lichtmasten ·<br />
13