Rode pluche niet meer als einddoel - Theater Instituut Nederland
Rode pluche niet meer als einddoel - Theater Instituut Nederland
Rode pluche niet meer als einddoel - Theater Instituut Nederland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Ma-thesis - Jenneke den Bol, 0164720<br />
om kunst en volk elkaar te laten vinden. Plasterk heeft aangegeven dat wat hem betreft kunst <strong>niet</strong><br />
dienstbaar is aan welk politiek doel of welke macht dan ook. Kunst zou alleen dienstbaar zijn aan<br />
zichzelf, of hoogstens aan een opdrachtgever en uiteindelijk aan de toeschouwer. Ook zou<br />
vernieuwing volgens hem ook juist buiten de grote organisaties plaats kunnen vinden. Interessant is<br />
dat de beleidsplannen wel degelijk een doel lijken na te streven. Er wordt gekozen voor clustering om<br />
de fragmentering van het toneelbestel tegen te gaan en het publiek terug de theaters in te krijgen. Het<br />
beleid om doorstroming te bevorderen past binnen deze clusterende beweging. In het kader van de<br />
bevindingen uit dit onderzoek is het de vraag of het voorgestelde basisinfrastructuur voldoende ruimte<br />
zal laten voor de nieuwe generatie theatermakers. Door het formuleren van beleid probeert een<br />
overheid bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen te sturen. De huidige regering spreekt van<br />
excellentie en ruimte bieden aan ongekend toptalent waardoor doorstroommogelijkheden naar onder<br />
andere de grote zaal ontstaan, nieuwe inzichten ontwikkeld en toegepast worden en <strong>Nederland</strong><br />
deelneemt aan internationaal debat en reflectie. Van belang is dat minister Plasterk voldoende<br />
mogelijkheden zal bieden aan de nieuwe generatie theatermakers en <strong>niet</strong> teveel zal proberen deze<br />
kunstenaars een structuur op te leggen. De huidige plannen in de basisinfrastructuur zijn<br />
geformuleerd door de huidige gevestigde orde en <strong>niet</strong> door de toekomstige leiders in het toneel. Juist<br />
door in te zien dat iedere beginnende theatermaker in vrijheid een signatuur moet kunnen<br />
ontwikkelen, door de beweging te erkennen waarin gezocht wordt naar een intieme en directe relatie<br />
met het publiek en door vast te stellen dat de nieuwe generatie zich <strong>niet</strong> <strong>meer</strong> ontwikkelt met de grote<br />
schouwburgzaal <strong>als</strong> <strong>einddoel</strong>, kan er de komende jaren een florend <strong>Nederland</strong>s toneelbestel vorm<br />
krijgen. Juist de toneelmakers moeten door artisticiteit de dynamiek van de toneelwereld steeds<br />
opnieuw bepalen. De overheid moet hier in de basisinfrastructuur de mogelijkheden voor scheppen.<br />
5.5 Deelconclusie<br />
In dit hoofdstuk werd duidelijk dat er binnen de gevestigde orde een tweedeling te zien is tussen vooren<br />
tegenstanders van clustering en daarom is het onmogelijk om vast te stellen of er over<br />
doorstroming een verschil in visie is tussen de gevestigde toneelmakers <strong>als</strong> geheel en de nieuwe<br />
theatermakers. De voorstanders van clustering vragen aandacht voor criteria van de<br />
theatervakopleidingen. Ook wordt het voorstel gedaan om de regieopleiding met twee jaar te<br />
verlengen waardoor regisseurs beter voorbereid zouden zijn op het maken van lijsttheater. Na<br />
afronding van de vakopleiding zou er en sterke artistieke selectie plaats moeten vinden.<br />
Afgestudeerden zouden zich moeten ontwikkelen bij de productiehuizen en stadsgezelschappen. De<br />
productiehuizen krijgen de ontwikkelingstaak in de basisinfrastructuur. Eigen groepen van<br />
afgestudeerden dienen zich aan te sluiten bij gevestigde organisaties. Wat betreft de doorstroom naar<br />
de grote zaal zou er een angst zijn bij de nieuwe theatermakers waardoor weinigen het aandurven om<br />
voorstellingen voor deze discpline te maken. Tevens wordt gesteld dat er een kwalitatief probleem zou<br />
bestaan waardoor er te weinig toonaangevende makers klaar zouden staan voor de grote zaal.<br />
Tegenstanders van clustering vragen aandacht voor de autonomie van nieuwe theatermakers.<br />
Afgestudeerden zouden zelf moeten kunnen kiezen waar ze zich willen ontwikkelen. Daarbij zouden<br />
de productiehuizen en de grote gezelschappen <strong>niet</strong> de enige plek moeten zijn. Ook voor eigen<br />
initiatieven en ontwikkeling bij kleine gezelschappen zou ruimte moeten zijn. Niet alleen de grote<br />
gezelschappen zouden de keurmeesters moeten zijn die bepalen wie en op welke plek verder aan het<br />
werk kan. Bij de productiehuizen zou ervaring opgedaan moeten kunnen worden in de grote zaal.<br />
66