Rode pluche niet meer als einddoel - Theater Instituut Nederland
Rode pluche niet meer als einddoel - Theater Instituut Nederland
Rode pluche niet meer als einddoel - Theater Instituut Nederland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Ma-thesis - Jenneke den Bol, 0164720<br />
zich boos wanneer een dramaturge van Toneelgroep Amsterdam zegt dat het altijd fout gaat met<br />
jonge regisseurs in de grote zaal. Ligt dat aan de maker of aan het gezelschap? Ze vindt het goed om<br />
verantwoordelijkheid te nemen voor een publiek en een stad en daarom is ze voor het Toneelhuis<br />
gaan werken.<br />
e. Mee oneens -2 -1 0 1 2 eens<br />
Antwoord: Versnippering is wellicht een reëel probleem binnen het <strong>Nederland</strong>se toneelbestel. Lotte<br />
van den Berg heeft daar persoonlijk geen last van. Volgens haar is het goed dat sommige jonge<br />
theatermakers zich verenigen in eigen gezelschappen. Zij denkt dat theater maken <strong>niet</strong> alleen te<br />
maken heeft met het ensceneren van voorstellingen, maar ook met organiseren. Ze noemt het<br />
aanspreken van publiek, het bepalen of er wel of <strong>niet</strong> op reis gegaan wordt met een voorstelling, het<br />
opbouwen van een netwerk, het verkopen van koffie enzovoort. Nieuwe theatermakers moeten zich<br />
bewust zijn van het achterliggende organisatieproces. Wanneer er een artistieke behoefte is om een<br />
eigen groep op te richten dan is het goed om dat te doen. Zij denkt dat het een groot probleem is dat<br />
er steeds <strong>meer</strong> jonge makers voor kiezen om binnen productiehuizen te produceren en dat ze<br />
daardoor steeds minder inzicht krijgen in organisatorische voorwaarden. Hierdoor worden deze<br />
mensen minder gestimuleerd om zich af te vragen hoe er met bijvoorbeeld publiek en publiciteit<br />
omgegaan wordt en daardoor zullen die mensen steeds minder de mogelijkheid krijgen om een groot<br />
gezelschap te leiden. Op die manier creëer je een generatie die geen organisatorische knowhow<br />
heeft. Daardoor ziet Van den Berg gebeuren, ook nu al, dat een generatie ontstaat die graag met<br />
intendant wil werken zodat ze zich over organisatorische zaken geen zorgen hoeven te maken. Dat<br />
vindt Lotte van den Berg een kwalijke zaak. Dat is voor haar een reden waarom het <strong>niet</strong> goed is om<br />
jonge makers te ontmoedigen een eigen gezelschap te starten, want dan krijg je een generatie<br />
mensen die steeds minder vertrouwen heeft in eigen organisatorische kwaliteiten. Als artistiek leider<br />
kan je altijd zeggen dat een zakelijk leider belangrijk is. Een organisatie moet groeien vanuit artistiek<br />
verlangen, maar tegelijkertijd betrouwbaar zijn en dat is <strong>niet</strong> niks. Toen Guy Cassiers haar vroeg, heeft<br />
ze gezegd dat ze bij zakelijke gesprekken wil zitten en wil zien hoe hij organisatorische keuzes maakt.<br />
Lotte van den Berg vindt dat een jonge maker zelf moeten kunnen bepalen wat hij of zij nodig heeft.<br />
Op het moment dat je gedwongen wordt om onder iemands anders vleugels te werken, word je<br />
maklam. Een theatermaker kan geen goede kunst maken <strong>als</strong> diegene maklam is. Er moeten<br />
mogelijkheden aan de nieuwe maker geboden worden, zonder dat het te bepalend is. Beleid moet het<br />
mogelijk maken dat anderen die mogelijkheden creëren. Er moet nagedacht worden over<br />
gesignaleerde problemen in de verhouding met het publiek, maar <strong>niet</strong> op de voorgestelde wijze.<br />
Diversiteit is juist een kracht van het <strong>Nederland</strong>se toneelbestel. Toch is het goed <strong>als</strong> er <strong>meer</strong> heldere<br />
keuzes gemaakt worden in wie er gesubsidieerd worden. Lotte van den Berg heeft het gevoel dat ze<br />
opgegroeid is in een rijk theaterlandschap. Het theater zou zichzelf in de vingers snijden wanneer men<br />
elkaar onderling gaat afvallen. In de ontstane discussie is het volgens haar jammerlijk dat iedereen<br />
feitelijk de eigen theatertoko afvalt. <strong>Theater</strong>makers moeten in zichzelf geloven, maar ook in het grote<br />
geheel. Op dit moment spreekt de kleine zaal zich uit over de grote zaal en vice versa. Daarmee<br />
creëert men verwarring bij het publiek. Juist de nieuwe theatermakers zouden zich kunnen verenigen.<br />
Zij zijn opgegroeid in een pluriforme samenleving. Mensen groeien op met de wil om alles in je<br />
omgeving een plek te geven, maar de nieuwe generatie theatermakers heeft geleerd dat het geen zin<br />
heeft om te rigide te zijn in veronderstellingen.<br />
2. Speelplekken en grote zaal<br />
98