Richtlijn Behandeling hydrocephalus bij 0-2 jarigen - Kwaliteitskoepel
Richtlijn Behandeling hydrocephalus bij 0-2 jarigen - Kwaliteitskoepel
Richtlijn Behandeling hydrocephalus bij 0-2 jarigen - Kwaliteitskoepel
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
5<br />
10<br />
15<br />
lekkage bleek sterk geassocieerd met shuntinfectie (OR 27.0 [95% CI 7.7-94.3]) (Jeelani et al 2009).<br />
Garton et al. onderscheidden vroege en late tekenen van shuntdisfunctie (< 5 maanden na<br />
shuntplaatsing en 9 maanden tot 2 jaar na shuntplaatsing, resp.). Als significante vroege tekenen trof<br />
men: misselijkheid, braken, prikkelbaarheid, verlaagd bewustzijn, erythema, bomberende fontanel. Als<br />
significante late tekenen trof men: achteruitgang van de psychomotore ontwikkeling en verlaagd<br />
bewustzijn (Garton et al 2001). Afwezigheid van een teken of symptoom sluit een shuntdisfunctie<br />
echter niet uit (9-25% kans op shuntdisfunctie). Inventarisatie van individuele klachten en symptomen<br />
volgens een gewogen score systeem kan daarom <strong>bij</strong>dragen aan een verbeterde detectie van<br />
shuntdisfunctie (Garton et al 2001). Bij retrospectief onderzoek bleken lethargie en zwelling ter hoogte<br />
van de shunt onafhankelijke en significante aanwijzingen voor shuntdisfunctie (Kim et al 2006).<br />
Overige tekenen die kunnen wijzen op shuntdisfunctie zijn (o.a. afhankelijk van de leeftijd):<br />
hoofdpijn, braken, versnelde schedelgroei, macrocephalie, wijkende schedelnaden, slecht eten, stupor,<br />
hypertonie met levendige reflexen, encephalopathie en visuele achteruitgang, nervus abducens parese,<br />
Parinaud syndroom, papiloedeem (Vertinsky et al 2007), insulten (Kim et al 2006), ataxie (Kim et al<br />
2006; Browd et al 2006), nekpijn (Kim 2006), gedragsverandering (Kim TY 2006) en het sunset<br />
fenomeen (peri-aqueductaledisfunctie <strong>bij</strong> obstructieve <strong>hydrocephalus</strong>) (Chattha et al 1975).<br />
20<br />
25<br />
30<br />
35<br />
40<br />
45<br />
9.1.2 Shunt pump test<br />
The shunt pump test wordt als afwijkend beschouwd indien de onderzoeker een weerstand <strong>bij</strong><br />
compressie van de pomp ervaart of indien het reservoir zich onvoldoende snel vult (Piatt et al 2008).<br />
Hoewel de specificiteit van de shunt pump test op jonge leeftijd iets gunstiger lijkt dan op oudere<br />
leeftijd [80-86%; leeftijd (mediaan): 5 maanden], is de sensitiviteit van de test te laag om een<br />
betrouwbare eindconclusie te trekken (sensitiviteit 11-17%, voor reservoir impressie en vulling, resp.;<br />
leeftijd (mediaan): 5 maanden) (Garton et al 2001).<br />
9.1.3 Overdrainage<br />
Bij snelle ventrikel drainage kan het hersenweefsel collaberen, waardoor zich rond de hersenen<br />
vochtcollecties en subdurale hematomen vormen. De aan- of afwezigheid van hersencompressie (cq de<br />
evt. omvang en gevolgen (herniatie)) bepalen de beleidskeuze (expectatief of operatief) (Browd<br />
2006B). Slit ventricles ontstaan binnen een langzaam tijdsbeloop van ventrikel overdrainage. De<br />
geassocieerde klachten (hoofdpijn, misselijkheid en braken) differentiëren niet tussen over- en<br />
onderdrainage. Hoewel hoofdpijn (ook <strong>bij</strong> oudere kinderen) een weinig specifieke indicator voor het<br />
type shuntdisfunctie is (Kim et al 2006), kan een chronisch tijdsbeloop met positie afhankelijkheid een<br />
aanwijzing vormen voor overdrainage (Kim et al 2006; Browd 2006B).<br />
9.1.4 Ontsteking en chronische inflammatoire schade<br />
Na meerdere shuntrevisies treft men een verhoogde CSF monocyten concentratie ( Lazareff et al<br />
1998). Neonatale <strong>hydrocephalus</strong> is geassocieerd met verhoogde CSF concentraties van lang werkende<br />
markers voor inflammatie en diffuse witte stof schade (i.e. cytokines IL18, IFNg en IL1b) (Schmitz<br />
2007; Sival 2008). Cytokine activatie treedt voorafgaand aan shunting op en is onafhankelijk van de<br />
druk verhogende oorzaak (i.e. <strong>bij</strong> posthemorrhagische resorptie <strong>hydrocephalus</strong>, aqueduct stenose en<br />
spina bifida (Sival et al 2008)). Bij 70 prematuren (met intraventriculaire bloeding) rapporteert een<br />
randomized controlled clinical trial naar het effect van het “uitwassen van de CSF” (CSF drainage,<br />
irrigatie en fibrinolytische therapie (DRIFT)) een verbeterde neurocognitieve uitkomst (Bayley Scales<br />
of Infant Development 2 nd ed. (BSID) verschil > 18 punten (Whitelaw et al 2010), <strong>bij</strong> onveranderde<br />
shunt afhankelijkheid (Whitelaw A et al 2010; Whitelaw et al 2007)).<br />
<strong>Richtlijn</strong> <strong>Behandeling</strong> <strong>hydrocephalus</strong> <strong>bij</strong> 0-2 <strong>jarigen</strong> 62